EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011XG0708(02)

Conclusies van de Raad over kinderimmunisatie: successen en problemen van de Europese kinderimmunisatie en de weg voorwaarts

PB C 202 van 8.7.2011, p. 4–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 202/4


Conclusies van de Raad over kinderimmunisatie: successen en problemen van de Europese kinderimmunisatie en de weg voorwaarts

2011/C 202/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

MEMOREERT dat luidens artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het optreden van de Unie een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op verbetering van de volksgezondheid, en met name de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid omvat; en dat de Unie de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van volksgezondheid moet aanmoedigen, en zo nodig hun optreden moet steunen. Het optreden van de Unie moet tevens de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging eerbiedigen;

2.

MEMOREERT dat luidens artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de lidstaten onderling, in verbinding met de Commissie, hun beleid en programma's moeten coördineren;

3.

MEMOREERT Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Gemeenschap (1), dat vroegtijdig wetenschappelijk onderzoek vereist opdat doeltreffende communautaire actie kan worden ondernomen;

4.

MEMOREERT Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (2), dat bestaande activiteiten ondersteunt, zoals de desbetreffende communautaire actieprogramma's in de sector volksgezondheid, met betrekking tot de preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten, epidemiologische surveillance, opleidingsprogramma's en mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing, en de uitwisseling van beste praktijken en ervaring met betrekking tot vaccinatieprogramma's moet bevorderen;

5.

ERKENT dat, hoewel kinderimmunisatie tot de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten behoort en er in de EU verscheidene vaccinatieregelingen bestaan, met betrekking tot de professionele inhoud, het verplichte of vrijwillige karakter of de financiering daarvan, de aanpak van dit vraagstuk op Europees niveau een toegevoegde waarde inhoudt.

6.

IS ZICH ERVAN BEWUST dat eventuele gezamenlijke inspanningen ter verbetering van de kindervaccinatie ook kunnen profiteren van verbeterde synergieën met andere EU-beleidsterreinen, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, zoals de Roma in bepaalde lidstaten;

7.

IS INGENOMEN MET de resultaten van de conferentie op deskundigenniveau „For a Healthy Future of Our Children — Childhood Immunisation” die op 3-4 maart 2011 in Boedapest is gehouden, waar de deelnemers de successen en de problemen van kinderimmunisatie in de Europese Unie bespraken en benadrukten dat een hoge dekkingsgraad inzake kinderimmunisatie, zowel bij de bevolking als geheel als bij de ondergevaccineerde bevolkingsgroepen, spoedig moet worden verwezenlijkt en gehandhaafd; dat er kwaliteitsgegevens beschikbaar moeten zijn voor het toezicht op de dekkingsgraad en het bewaken van door vaccinatie te voorkomen ziekten op subnationaal, nationaal en EU-niveau; en dat communicatiestrategieën die gericht zijn op ondergevaccineerde bevolkingsgroepen of degenen die sceptisch staan tegenover de baten van vaccinatie, moeten worden gecoördineerd en verfijnd;

8.

NEEMT ER NOTA VAN dat kinderimmunisatieprogramma's weliswaar een belangrijke rol hebben gespeeld bij de bestrijding van infectieziekten in Europa, maar dat er nog veel problemen bestaan;

9.

HERINNERT ERAAN dat vaccinatie, voor zover deze bestaat, de doeltreffendste en goedkoopste manier is om infectieziekten te voorkomen;

10.

NEEMT ER NOTA VAN dat toenemende mobiliteit en migratie een aantal gezondheidsgerelateerde vraagstukken opwerpen, die ook voor de kinderimmunisatie van belang zijn;

11.

ONDERSTREEPT dat vaccins hebben geleid tot de beheersing, lagere incidentie en zelfs uitroeiing van ziekten in Europa die in het verleden voor miljoenen mensen de oorzaak van overlijden en handicap vormden, en dat de wereldwijde uitbanning van pokken en de uitroeiing van poliomyelitis in de meeste landen in de wereld uitstekende voorbeelden zijn van geslaagde vaccinatieprogramma's;

12.

NEEMT ER NOTA VAN dat er in verscheidene Europese landen mazelen- en rodehondepidemieën blijven voorkomen en BENADRUKT dat Europa de doelstelling van het uiterlijk in 2010 uitroeien van mazelen en rode hond niet heeft gehaald, vanwege het feit dat de vaccinatiedekkingsgraad op subnationale niveaus lager was dan vereist, en MEMOREERT derhalve de resolutie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van 16 september 2010 betreffende een hernieuwde verbintenis tot de uitroeiing van mazelen en rode hond en de voorkoming van het congenitaal rubellasyndroom tussen nu en 2015, en blijvende steun voor een poliovrije status in de Europese regio van de WHO.

13.

BENADRUKT het belang van het in kaart brengen en aanspreken van de bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen op door vaccinatie te voorkomen ziekten en NEEMT tevens NOTA van het feit dat de kwetsbare bevolkingsgroepen van land tot land of van regio tot regio verschillen;

14.

VERZOEKT de lidstaten:

de belemmeringen en problemen die gevolgen hebben voor de toegang tot en het bereik van vaccinatiediensten te evalueren en in kaart te brengen, en hun nationale en subnationale strategieën dienovereenkomstig te verfijnen en/of te versterken;

inspanningen te leveren om hun processen en procedures voor het verstrekken van vaccins aan kinderen met een onbekende of onduidelijke vaccinatiegeschiedenis te handhaven en te versterken;

inspanningen te leveren om het vertrouwen van het publiek in kinderimmunisatieprogramma's en de baten van vaccinatie te behouden of zelfs te versterken;

inspanningen te leveren om het bewustzijn van gezondheidswerkers inzake de baten van vaccins te vergroten en hun steun voor immunisatieprogramma's te versterken;

onderwijs en opleiding van gezondheidswerkers en andere deskundigen inzake kinderimmunisatie te versterken;

nauw met de plaatselijke gemeenschappen samen te werken, en daarbij alle relevante partijen en netwerken te betrekken;

ondergevaccineerde groepen op te sporen en hun een billijke toegang tot kindervaccinatie te waarborgen;

te zorgen voor een nauwe samenwerking tussen de betrokken openbare gezondheidsdiensten en pediatrische en eerstelijnsdiensten ten behoeve van een permanente follow-up en evaluatie van de individuele vaccinatiegegevens, inclusief het volgens schema toedienen van de vaccins van geboorte tot volwassenheid;

te zorgen voor meer en betere laboratoriumcapaciteit op het gebied van diagnose en bewaking van door vaccinatie te voorkomen ziekten;

in voorkomend geval het gebruik te overwegen van innovatieve vaccins waarvan de doelmatigheid en de kostenefficiëntie bewezen zijn om leemten bij de openbare gezondheidszorg op te vullen;

na te denken over de invoering of verdere ontwikkeling van informatiesystemen inzake immunisatie, met inbegrip van, waar nodig, betere registratie- en geneesmiddelenbewakingssystemen.

15.

VERZOEKT de lidstaten en de Commissie om:

de samenwerking tussen de immunisatiediensten op nationaal en subnationaal niveau verder te bevorderen, en het toezicht op de vaccinatiedekking en de systemen die hierover rapporteren verder te verfijnen en te coördineren;

in te zetten op meer bewaking van door vaccinatie te voorkomen ziekten; in voorkomend geval de informatiesystemen en de vaccinatieregisters te verfijnen;

te overwegen de toegepaste methoden af te stemmen op het gebruik van gemeenschappelijke vaccinatie-indicatoren, om zo het verzamelen van gegevens over de gehele EU, in samenwerking met de WHO, te vergemakkelijken;

te overwegen welke systemen en procedures van nut kunnen zijn om bij vestiging in een andere lidstaat een ononderbroken immuniteit van de betrokkene te verzekeren;

in te zetten op verdere verbetering van de immunisatieprogramma's;

samen te werken bij het ontwikkelen van een aanpak en van communicatiestrategieën die er speciaal op zijn toegesneden om de mensen te bereiken die de voordelen van vaccinatie betwijfelen;

ervaring en beste praktijken uit te wisselen om de vaccinatiedekking van kinderen met betrekking tot door vaccinatie te voorkomen ziekten te bevorderen, zowel in het algemeen als bij ondergevaccineerde bevolkingsgroepen;

teneinde de uitwisseling van informatie tussen vaccinatiedienstenverleners te bevorderen, met steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) een niet-volledige lijst van elementen op te stellen voor opneming in de nationale en subnationale vaccinatiekaart dan wel het gezondheidsboekje. Dit alles dient het eigen openbaregezondheidszorgbeleid van de lidstaten volledig onverlet te laten en rekening te houden met de elementen voor inentingscertificaten in bijlage 6 van de Internationale Gezondheidsregeling van de WHO. Deze informatie dient binnen de EU gemakkelijk te begrijpen te zijn.

16.

VERZOEKT de Commissie om:

met volledige inachtneming van de nationale bevoegdheden te zorgen voor synergie tussen de bevordering van kindervaccinatie en de uitvoering van de desbetreffende wetgeving en het desbetreffende beleid van de EU;

tezamen met het ECDC en het EMA en in nauwe samenwerking met de WHO en rekening houdend met het tot dusver door laatstgenoemde instelling verrichte werkzaamheden, de mogelijkheden na te gaan om:

gezamenlijk overeengekomen richtsnoeren en methoden vast te stellen om zich te richten tot de bredere bevolking, en het daarbij bijvoorbeeld te hebben over empirisch vastgestelde verbanden tussen vaccinatie en ziekten;

gezamenlijk overeengekomen methoden vast te stellen om de vaccinatiedekking en het echte niveau van bescherming binnen de gemeenschap te bewaken en te evalueren;

methoden vast te stellen voor het toezicht op de overheidssteun voor vaccinatieprogramma's.

te bevorderen dat communicatiestrategieën worden ontwikkeld en uitgevoerd om de mensen die sceptisch zijn ten aanzien van de voordelen van vaccinatie te voorzien van heldere, feitelijke informatie over de voordelen van vaccinatie;

te zorgen voor richtsnoeren en instrumenten om de lidstaten te helpen doeltreffende communicatie te bedrijven;

voor gezondheidszorgwerkers en het publiek meertalige EU-informatiebladen over vaccinatie te ontwikkelen met objectieve, gemakkelijk toegankelijke en empirisch onderbouwde informatie (zowel via internet als op papier) over vaccins en immunisatieschema's, inclusief de in de lidstaten gebruikte vaccins;

regionale en de hele EU omspannende projecten te steunen die beogen transnationale, ondergevaccineerde groepen een betere toegang tot vaccinatie te geven.


(1)  PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.

(2)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.


Top