EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62023TN0428

Zaak T-428/23: Beroep ingesteld op 17 juli 2023 — ABN AMRO Bank en ABN AMRO Hypotheken Groep/GAR

PB C, C/2023/142, 16.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/142/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/142/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/142

16.10.2023

Beroep ingesteld op 17 juli 2023 — ABN AMRO Bank en ABN AMRO Hypotheken Groep/GAR

(Zaak T-428/23)

(C/2023/142)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: ABN AMRO Bank NV (Amsterdam, Nederland), ABN AMRO Hypotheken Groep BV (Amersfoort, Nederland) (vertegenwoordigers: R. Raas en T. Barkhuysen, advocaten)

Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de GAR van 2 mei 2023 (SRB/ES/2023/23), inclusief bijlagen, gedeeltelijk nietig te verklaren, namelijk voor zover het strekt tot een onjuiste en onterechte vaststelling van de bijdragen van ABN AMRO Hypotheken Groep (hierna: “AAHG”) voor 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021, 2022 en/of 2023, door de correctiepost op de balans van AAHG bij de berekening van de bijdragen en in het bijzonder bij de “totale passiva” van AAHG te betrekken, en

de GAR te verwijzen in de kosten van ABN AMRO of, subsidiair, in een passend deel van haar kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters drie middelen aan.

1.

Eerste middel: Het bestreden besluit stelt de bijdrage aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (hierna: “GAF”) van AAHG voor de jaren 2016-2023 in strijd met verordening (EU) nr. 806/2014 en gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 (hierna: “CDR”) vast door onjuist en onterecht een boekhoudkundige correctiepost tot de heffingsgrondslag te rekenen en deze niet uit te sluiten van de berekening van GAF-bijdrage als intra-groep passivum op grond van artikel 5, lid 1, van gedelegeerde verordening 2015/63. ABN AMRO draagt vanzelfsprekend graag haar verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het GAF maar wenst echter niet onterecht dubbel te betalen voor in wezen dezelfde verplichting. Daarbij geldt dat de GAR:

onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden die volgen uit de wijze waarop ABN AMRO haar securitisatietransacties heeft vormgegeven;

artikel 70 van verordening nr. 806/2014 in strijd met de tekst, doelstellingen en context van deze verordening uitlegt door niet alleen daadwerkelijke verplichtingen van AAHG tot de heffingsgrondslag te rekenen;

de definitie van “totale passiva” in artikel 3, lid 11, van gedelegeerde verordening 2015/63 onjuist en onterecht toepast voor de bepaling van het vaste deel van de GAF-bijdrage terwijl deze alleen geldt voor de voor risico’s aangepaste bijdrage; en

verordening nr. 806/2014 en gedelegeerde verordening 2015/63 in strijd met de doelstellingen daarvan toepast waardoor een ongerechtvaardigde en niet uit te leggen dubbeltelling ontstaat.

2.

Tweede middel: Het bestreden besluit leidt tot een schending van het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 Handvest), wat mede dient te worden bezien in het licht van het recht op bescherming van eigendom (artikel 17 Handvest).

De GAR trekt in strijd met de wet de facto de eerdere formeel vastgestelde heffingsbesluiten voor de jaren 2016-2022 in ten aanzien van AAHG.

De GAR komt — ook ten aanzien van 2023 — terug op een jarenlange vaste praktijk ten aanzien van de vaststelling van bijdragen van AAHG en door de GAR en De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: “DNB”) jarenlange bij ABN AMRO gewekte verwachtingen, die volgen uit correspondentie met de GAR en DNB en de formele heffingsbesluiten voor de jaren 2016-2022.

ABN AMRO heeft conform het gewekte vertrouwen gehandeld. ABN AMRO is daardoor de mogelijkheid ontnomen om de securitisatietransacties anders in de balans te verwerken, te beëindigen of eerder af te bouwen, waardoor de correctiepost op de balans van AAHG en dus ook de ongerechtvaardigde dubbeltelling zou zijn opgeheven.

3.

Derde middel: Het bestreden besluit van de GAR leidt ook op zichzelf tot een schending van het evenredigheidsbeginsel (artikel 5, lid 4, VWEU en artikel 52, lid 1, Handvest), dat mede wordt beschermd door het recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 Handvest) en het recht op bescherming van eigendom (artikel 17 Handvest).

ABN AMRO heeft nu namens AAHG een fors te hoog vastgesteld bedrag aan het GAF moeten bijdragen.

De negatieve gevolgen van het bestreden besluit staan voor ABN AMRO in geen verhouding tot het daarmee door de GAR te dienen doel.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/142/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top