EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62023CB0231
Case C-231/23, Eurobank Bulgaria: Order of the Court (Ninth Chamber) of 18 December 2023 (request for a preliminary ruling from the Sofiyski rayonen sad — Bulgaria) — ‘Eurobank Bulgaria’ AD (Reference for a preliminary ruling — Article 99 of the Rules of Procedure of the Court of Justice — Questions the answer to which may be clearly deduced from the Court’s existing case-law — Consumer protection — Unfair terms — Directive 93/13/EEC — Application by a seller or supplier concerning part of a debt based on a contract concluded with a consumer — Judgment upholding the application and confirming the validity of the contract in its entirety — Subsequent proceedings concerning a different part of that debt — Res judicata)
Zaak C-231/23, Eurobank Bulgaria: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — “Eurobank Bulgaria” AD (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Antwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen – Richtlijn 93/13/EEG – Verzoek van een verkoper betreffende een deel van een schuldvordering die berust op een consumentenovereenkomst – Vonnis waarbij het verzoek wordt toegewezen en de geldigheid van de overeenkomst in haar geheel wordt bevestigd – Latere procedure met betrekking tot een ander deel van deze vordering – Gezag van gewijsde)
Zaak C-231/23, Eurobank Bulgaria: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — “Eurobank Bulgaria” AD (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Antwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen – Richtlijn 93/13/EEG – Verzoek van een verkoper betreffende een deel van een schuldvordering die berust op een consumentenovereenkomst – Vonnis waarbij het verzoek wordt toegewezen en de geldigheid van de overeenkomst in haar geheel wordt bevestigd – Latere procedure met betrekking tot een ander deel van deze vordering – Gezag van gewijsde)
PB C, C/2024/1233, 12.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1233/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/1233 |
12.2.2024 |
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — “Eurobank Bulgaria” AD
(Zaak C-231/23 (1), Eurobank Bulgaria)
(Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Antwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid - Bescherming van de consument - Oneerlijke bedingen - Richtlijn 93/13/EEG - Verzoek van een verkoper betreffende een deel van een schuldvordering die berust op een consumentenovereenkomst - Vonnis waarbij het verzoek wordt toegewezen en de geldigheid van de overeenkomst in haar geheel wordt bevestigd - Latere procedure met betrekking tot een ander deel van deze vordering - Gezag van gewijsde)
(C/2024/1233)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Sofiyski rayonen sad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: “Eurobank Bulgaria” AD
Dictum
1) |
Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen nationale rechtspraak die de rechter bij wie een verzoek van een verkoper is ingediend tot veroordeling van een consument tot betaling van het uitstaande saldo van de schuldvordering die voortvloeit uit een met deze verkoper gesloten overeenkomst, verbiedt om ambtshalve het eventueel oneerlijke karakter van de bedingen van deze overeenkomst te onderzoeken, wanneer de geldigheid van deze bedingen in het licht van deze richtlijn reeds het voorwerp is geweest van een eerdere in kracht van gewijsde gegane beslissing die betrekking had op een ander onderdeel van deze vordering. Deze bepalingen verzetten zich er daarentegen wel tegen dat de rechter niet ambtshalve het eventuele oneerlijke karakter van bedingen of delen van de overeenkomst kan toetsen die in het kader van deze eerdere beslissing niet zijn onderzocht. |
2) |
Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen nationale rechtspraak die de rechter bij wie een verzoek van een verkoper is ingediend tot veroordeling van een consument tot betaling van het uitstaande saldo van de schuldvordering die voortvloeit uit een met deze verkoper gesloten overeenkomst, verbiedt om ambtshalve het eventueel oneerlijke karakter van de bedingen van deze overeenkomst te onderzoeken, wanneer de geldigheid van deze bedingen in het licht van deze richtlijn reeds het voorwerp is geweest van een eerdere in kracht van gewijsde gegane beslissing die betrekking had op een ander onderdeel van deze vordering, indien die eerdere beslissing een motivering bevat waaruit de rechter kan afleiden welke bedingen of delen van bedingen in de eerste procedure zijn getoetst, en ook, zelfs indien slechts summier, de redenen waarom de rechter in die procedure de bedingen of delen van bedingen niet oneerlijk heeft geacht. |
(1) Datum van neerlegging: 12.4.2023.
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1233/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)