EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CA0026
Joined Cases C-26/22 and C-64/22, SCHUFA Holding (Discharge from remaining debts): Judgment of the Court (First Chamber) of 7 December 2023 (requests for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Wiesbaden — Germany) — UF (C-26/22), AB (C-64/22) v Land Hessen (Reference for a preliminary ruling — Protection of natural persons with regard to the processing of personal data — Regulation (EU) 2016/679 — Article 5(1)(a) — Principle of ‘lawfulness’ — Point (f) of the first subparagraph of Article 6(1) — Necessity of processing for the purposes of the legitimate interests pursued by the controller or by a third party — Article 17(1)(d) — Right to erasure where personal data have been unlawfully processed — Article 40 — Codes of conduct — Article 78(1) — Right to an effective judicial remedy against a supervisory authority — Decision taken by the supervisory authority on a complaint — Scope of judicial review of that decision — Credit information agencies — Storage of data from a public register relating to the discharge of remaining debts in favour of a person — Storage period)
Gevoegde zaken C-26/22 en C-64/22, SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden): Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 december 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — UF (C-26/22), AB (C-64/22) / Land Hessen [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 5, lid 1, onder a) – Beginsel van “rechtmatigheid” – Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) – Noodzaak van de verwerking voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde – Artikel 17, lid 1, onder d) – Recht op gegevenswissing wanneer de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt – Artikel 40 – Gedragscodes – Artikel 78, lid 1 – Recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit – Door de toezichthoudende autoriteit vastgesteld besluit op een klacht – Omvang van de rechterlijke toetsing van dit besluit – Kredietinformatiebureaus – Bewaring van gegevens uit een openbaar register die betrekking hebben op de kwijtschelding van restschulden ten gunste van een persoon – Bewaartermijn]
Gevoegde zaken C-26/22 en C-64/22, SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden): Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 december 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — UF (C-26/22), AB (C-64/22) / Land Hessen [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 5, lid 1, onder a) – Beginsel van “rechtmatigheid” – Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) – Noodzaak van de verwerking voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde – Artikel 17, lid 1, onder d) – Recht op gegevenswissing wanneer de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt – Artikel 40 – Gedragscodes – Artikel 78, lid 1 – Recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit – Door de toezichthoudende autoriteit vastgesteld besluit op een klacht – Omvang van de rechterlijke toetsing van dit besluit – Kredietinformatiebureaus – Bewaring van gegevens uit een openbaar register die betrekking hebben op de kwijtschelding van restschulden ten gunste van een persoon – Bewaartermijn]
PB C, C/2024/917, 29.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/917/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/917 |
29.1.2024 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 december 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — UF (C-26/22), AB (C-64/22) / Land Hessen
[Gevoegde zaken C-26/22 en C-64/22 (1), SCHUFA Holding (Kwijtschelding van restschulden)]
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 5, lid 1, onder a) - Beginsel van “rechtmatigheid” - Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) - Noodzaak van de verwerking voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde - Artikel 17, lid 1, onder d) - Recht op gegevenswissing wanneer de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt - Artikel 40 - Gedragscodes - Artikel 78, lid 1 - Recht om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit - Door de toezichthoudende autoriteit vastgesteld besluit op een klacht - Omvang van de rechterlijke toetsing van dit besluit - Kredietinformatiebureaus - Bewaring van gegevens uit een openbaar register die betrekking hebben op de kwijtschelding van restschulden ten gunste van een persoon - Bewaartermijn)
(C/2024/917)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Wiesbaden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: UF (C-26/22), AB (C-64/22)
Verwerende partij: Land Hessen
In tegenwoordigheid van: SCHUFA Holding AG
Dictum
1) |
Artikel 78, lid 1, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat een besluit van een toezichthoudende autoriteit op een klacht onderworpen is aan een volledige rechterlijke toetsing. |
2) |
Artikel 5, lid 1, onder a), van verordening 2016/679, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van deze verordening, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een praktijk van particuliere kredietinformatiebureaus die erin bestaat dat zij informatie uit een openbaar register die betrekking heeft op het verlenen van kwijtschelding van restschulden ten gunste van natuurlijke personen, gedurende een langere periode in hun eigen gegevensbanken bewaren dan die waarin de gegevens in een openbaar register worden bewaard, teneinde inlichtingen over de kredietwaardigheid van deze personen te kunnen verstrekken. |
3) |
Artikel 17, lid 1, onder c), van verordening 2016/679 moet aldus worden uitgelegd dat de betrokkene het recht heeft van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van de hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen wanneer hij overeenkomstig artikel 21, lid 1, van deze verordening bezwaar maakt tegen de verwerking en er geen dwingende gerechtvaardigde gronden bestaan die de betrokken verwerking bij wijze van uitzondering rechtvaardigen. |
4) |
Artikel 17, lid 1, onder d), van verordening 2016/679 moet aldus worden uitgelegd dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is om onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/917/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)