EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023DC0391

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2022

COM/2023/391 final

Brussel, 28.6.2023

COM(2023) 391 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2022


INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD    

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR    

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN    

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ    

BALANS    

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

KASSTROOMOVERZICHT    

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN    

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN    

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST    

LIJST VAN AFKORTINGEN    

 

VOORWOORD

In 2022 heeft de Europese Unie opnieuw de kracht van haar eenheid getoond om te reageren op ongekende uitdagingen. Europese solidariteit was ons antwoord op de brute Russische aanvalsoorlog. Enerzijds hebben wij onze Oekraïense partners bijgestaan en geprobeerd de gevolgen van deze onwettige en willekeurige oorlog, die het dagelijkse leven van miljoenen Oekraïners ingrijpend heeft veranderd, te verzachten. Anderzijds hebben we de directe en indirecte gevolgen voor onze burgers, bedrijven en lidstaten beperkt. Om deze redenen hebben we alle beschikbare middelen in de EU-begroting en van de Europese Vredesfaciliteit ingezet als aanvulling op de steun die de lidstaten rechtstreeks verlenen.

De huidige geopolitieke situatie heeft benadrukt hoe belangrijk een duurzame en gediversifieerde energievoorziening is. In dit verband bleek ons specifieke herstelinstrument NextGenerationEU een belangrijk middel om de groene en de digitale transitie verder te versnellen. Tegelijkertijd is NextGenerationEU van fundamenteel belang om de EU te laten uitgroeien tot een grote emittent van met staatsobligaties vergelijkbare obligaties. Met de uitvoering van een uniforme EU-leenstrategie heeft de Commissie een zeer belangrijk signaal aan de financiële markten afgegeven, dat blijk gaf van de solidariteit binnen de EU en vertrouwen in de veerkracht van de eurozone kweekte.

Daarnaast bleef het SURE-programma (steun om het risico op werkloosheid te beperken in noodsituaties) de lidstaten helpen om mensen aan het werk te houden en door de pandemie in gevaar gebrachte banen te beschermen. Aan het einde van 2022, het laatste jaar van het programma, hadden de lidstaten leningfaciliteitsovereenkomsten voor 98,4 miljard EUR ondertekend, die allemaal werden uitbetaald om meer dan 30 miljoen mensen en 2,5 miljoen ondernemingen in 19 verschillende lidstaten te ondersteunen.

 



Naast het aanpakken van de crisis door middel van snelle responsen en voortdurende aanpassingen aan de politieke en financiële situatie heeft de Europese Unie haar belofte gestand gedaan en haar
algemene beleidsdoelstellingen verwezenlijkt. In 2022, het tweede jaar van het MFK 2021-2027, maakte zij optimaal gebruik van de begroting voor 2022 met een uitvoering van 357,1 miljard EUR aan vastleggingen.

Dankzij de EU-begroting kon de Europese Unie haar uitdagingen het hoofd bieden. Daarom is het mij een genoegen om de jaarrekening 2022 van de Europese Unie te presenteren, waarin dit in detail wordt toegelicht. De jaarrekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU, inclusief informatie over voorwaardelijke verplichtingen, financiële vastleggingen en andere verplichtingen van de Unie, en van de uitvoering van de EU-begroting in het afgelopen jaar. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van budgettaire transparantie en verantwoordingsplicht.

Johannes Hahn

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR

Het doel van dit onderdeel over markante financiële feiten, dat is opgesteld op basis van de beginselen die zijn uiteengezet in de IPSASB Recommended Practice Guideline (RPG) 2 “Financial Statement Discussion and Analysis”, is de lezer inzicht te verschaffen in de operationele, financiële en beleggingsactiviteiten van de EU en hoe deze tot uiting komen in de verschillende elementen van de geconsolideerde financiële staten van de EU. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

1.    KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR    

2.    HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 EN NextGenerationEU    

2.1.    MFK 2021-27 en NextGenerationEU — kerncijfers    

2.2.    NextGenerationEU — overzicht    

2.3.    De financiële situatie van NGEU per 31 December 2022    

3.    SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING    

3.1.    Ontvangsten    

3.2.    UITGAVEN    

4.    FINANCIERINGSINSTRUMENTEN EN BEGROTINGSGARANTIES    

4.1.    Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd    

4.2.    Begrotingsgaranties: financiële activa aangehouden in waarborgfondsen    

4.3.    Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s    

4.4.    Voorwaardelijke begrotingsverplichtingen voor financiële bijstandsprogramma’s    

5.    JAARREKENINGANALYSE    

5.1.    ONTVANGSTEN    

5.2.    UITGAVEN    

5.3.    ACTIVA    

5.4.    PASSIVA    

6.    POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING    

6.1.    HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER    

6.2.    GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING    



1.KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR

Geconsolideerde financiële staten

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten meer dan vijftig entiteiten (waaronder het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de EU-agentschappen). Zij zijn opgesteld op grond van door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels op transactiebasis, die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS).

Zoals te zien is op de balans hieronder en nader wordt toegelicht in de jaarrekeninganalyse (punt 5), werd de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor 2022 met name gekenmerkt door een toename van de opgenomen leningen als gevolg van de voortgezette uitvoering van NextGenerationEU en de steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) en de aan Oekraïne verleende aanvullende financiële steun:

(in miljard EUR)

2022

2021

ACTIVA

Financiële activa

235,4

188,6

Voorfinanciering

100,5

93,4

Kortlopende vorderingen

48,2

72,4

Geldmiddelen en kasequivalenten

46,5

44,9

Materiële vaste activa en andere activa

15,2

14,7

Totaal

445,9

414,1

PASSIVA

Vergoedingen na uitdiensttreding

80,6

122,5

Financiële verplichtingen

352,3

246,1

Crediteuren

55,3

46,4

Overlopende posten

86,2

78,1

Andere verplichtingen

2,8

3,3

Totaal

577,2

496,4

NETTOACTIVA

Reserves

1,3

1,3

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

(132,6)

(83,6)

Totaal

(131,3)

(82,3)

zie analyse van de financiële staten, punt 5



Voornaamste ontwikkelingen in 2022

Voortzetting van de succesvolle obligatie-uitgiften

 zie punt 4

Verwezenlijking van de NGEU-doeleinden

Toekenning van financiële bijstand aan Oekraïne

 zie punt 2

 zie punt 4

2.HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 EN NextGenerationEU

3.MFK 2021-27 en NextGenerationEU — kerncijfers

De langetermijnbegroting 2021-2027 van de EU bedraagt, samen met het herstelinstrument NextGenerationEU (“NGEU”), 2,018 biljoen EUR in lopende prijzen (1,8 biljoen EUR in prijzen van 2018).

Het pakket omvat de langetermijnbegroting, het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, bestaande uit 1,211 biljoen EUR in lopende prijzen (1,074 biljoen EUR in prijzen van 2018), in combinatie met het tijdelijke herstelinstrument NGEU ten belope van maximaal 806,9 miljard EUR in lopende prijzen (750 miljard EUR in prijzen van 2018).

De begroting is opgezet als in reactie op de prioriteiten en meest urgente behoeften van Europa:

·meer dan 50 % van het totale bedrag van de volgende langetermijnbegroting en NGEU zal worden gebruikt om de modernisering van de Europese Unie te ondersteunen door middel van onderzoek en innovatie, eerlijke klimaat- en digitale transitie, paraatheid, en herstel- en veerkrachtacties;

·30 % van de EU-begroting zal worden besteed aan de bestrijding van klimaatverandering — het grootste aandeel van de grootste EU-begroting ooit;

·20 % van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), die goed is voor 90 % van NGEU, zal worden geïnvesteerd in digitale transformatie;

·in 2026 en 2027 zal 10 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van de langetermijnbegroting ertoe bijdragen de achteruitgang van de biodiversiteit tot staan te brengen en om te buigen; en

·voor de eerste keer in de geschiedenis maken nieuwe en versterkte prioriteiten het grootste deel van de langetermijnbegroting uit, namelijk 32 %.

Na het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne werd de EU-begroting een belangrijk instrument om de crisisrespons van de EU en de opbouw van strategische autonomie te ondersteunen. Meer concreet hadden de EU, haar lidstaten en financiële instellingen in het kader van een “Team Europa”-aanpak tegen eind 2022 samen bijna 50 miljard EUR aan steun voor Oekraïne vrijgemaakt — een duidelijk teken van de voortdurende solidariteit van de EU met de bevolking van Oekraïne.

Dit omvatte onder meer:

·18,9 miljard EUR aan financiële bijstand, begrotingssteun en humanitaire hulp, afkomstig van de EU-begroting en rechtstreeks van de EU-lidstaten in de vorm van subsidies, leningen en garanties;

·een pakket van 18 miljard EUR ter ondersteuning van de Oekraïense economie, uit te betalen in 2023; en

·3,2 miljard EUR aan militaire bijstand in het kader van de Europese Vredesfaciliteit en 7 miljard EUR rechtstreeks van de EU-lidstaten (de Europese Vredesfaciliteit en de rechtstreekse steun van de lidstaten maken geen deel uit van de EU-begroting).

4.NextGenerationEU — overzicht 

Met een budget van 806,9 miljard EUR heeft NGEU tot doel om de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de coronapandemie te helpen herstellen en er op die manier toe bij te dragen dat Europa na COVID-19 groener, digitaler en veerkrachtiger wordt en beter toegerust is om de huidige en komende uitdagingen aan te gaan.

Het grootste deel van de middelen wordt gekanaliseerd via de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF). Een deel van de middelen, tot 338 miljard EUR, wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare steun of subsidies. Het andere deel, tot 385,8 miljard EUR, wordt gebruikt om leningen van de Unie aan individuele lidstaten te verstrekken. Deze leningen zullen door die lidstaten pas na de huidige MFK-periode worden terugbetaald en zullen zich over een lange periode uitstrekken, waarbij de op 31 december 2022 uitstaande leningen pas in 2052 komen te vervallen (zie punt 2.3.3).

Daarnaast versterkt NGEU verschillende bestaande EU-programma’s en -beleidsmaatregelen, en wel als volgt:

·het cohesiebeleid in het kader van de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), om de economische gevolgen van COVID-19 in de eerste jaren van het herstel te helpen aanpakken;

·het Fonds voor een rechtvaardige transitie, om ervoor te zorgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit voor iedereen werkt;

·het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, om landbouwers verder te ondersteunen;

·InvestEU, ter ondersteuning van de investeringsinspanningen van onze bedrijven;

·Horizon Europa, om ervoor te zorgen dat de EU over de capaciteit beschikt om meer uitmuntendheid op het gebied van onderzoek te financieren; en

·RescEU, dat waarborgt dat het EU-mechanisme voor civiele bescherming over de capaciteit beschikt om op grootschalige noodsituaties te reageren.

Daarnaast kwam de Commissie na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energiecrisis met REPowerEU, het plan van de Europese Commissie om Europa ruim voor 2030 onafhankelijk te maken van Russische fossiele brandstoffen. In het kader van REPowerEU voegen de lidstaten een REPowerEU-hoofdstuk toe aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen (RRP’s) — de routekaarten voor financiering in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit — om belangrijke investeringen en hervormingen te financieren voor de diversificatie van de energievoorziening en het verminderen van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. REPowerEU verhoogt de totale middelen aan de herstel- en veerkrachtplannen niet, maar zal de inzet van de huidige leencapaciteit versnellen door lidstaten de mogelijkheid te bieden om extra leningen aan te vragen in het kader van NGEU voor REPowerEU-doelstellingen. REPowerEU wordt aangevuld met subsidies die gefinancierd worden door de veiling van ETS-rechten en overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de brexit.

5.De financiële situatie van NGEU per 31 December 2022

6.Overzicht

Vanaf de start van de NGEU-financieringsoperaties op 15 juni 2021 tot eind 2022 heeft de Commissie 170,8 miljard EUR aan langetermijnfinanciering (nominaal bedrag) aangetrokken, voornamelijk door de uitgifte van obligaties in gesyndiceerde transacties (2021: 71,0 miljard EUR). Daarnaast heeft de Commissie in december 2022 17,0 miljard EUR aan kortlopend EU-schuldpapier uitstaan. Tot eind 2022 had de Commissie in totaal 162,0 miljard EUR aan financiële steun uitbetaald (2021: 71,6 miljard EUR). Het grootste deel van dit bedrag, 138,7 miljard EUR, is uitbetaald in het kader van de RRF, waarvan 93,5 miljard EUR als niet-terugvorderbare steun en 45,2 miljard EUR als financiële steun via leningen). Nog eens 23,3 miljard EUR (exclusief terugvorderingen ten belope van 0,2 miljard EUR) werd uitbetaald als MFK-betalingen in het kader van bestaande programma’s. Daarnaast wordt een liquiditeit van 20,5 miljard EUR aangehouden op de bankrekening van NGEU bij de ECB en op de centrale kasrekening van de Commissie, in afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s.

NGEU — Uitstaande leningen en uitbetalingen per 31 december 2022

*    In afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s werd nog eens 0,6 miljard EUR aan middelen aangehouden op de centrale kasrekening van de Commissie (met inbegrip van 0,2 miljard EUR aan eerder betaalde NGEU-middelen).

7.Opgenomen leningen

Om aan de financieringsbehoeften van NGEU te voldoen, geeft de Commissie effecten uit op de internationale kapitaalmarkten. Op basis van een uniforme financieringsstrategie combineert de Commissie het gebruik van verschillende financieringsinstrumenten en financieringstechnieken met een open en transparante communicatie met marktdeelnemers.

In 2022 kon de Commissie op grond van het jaarlijkse besluit tot het opnemen van leningen een maximumbedrag van 140 miljard EUR aan langetermijnfinanciering en een maximaal uitstaand bedrag van 60 miljard EUR aan kortetermijnfinanciering uitgeven 1 .

Langetermijnfinanciering — Gesyndiceerde transacties en veiling van EU-obligaties

Per 31 december 2022 bedroeg het uitstaande (nominale) bedrag aan lange financiering 170,8 miljard EUR (2021: 71,0 miljard EUR). Van dit bedrag had 36,4 EUR betrekking op groene obligaties (2021: 12 miljard EUR). De leningen vervallen tussen 2025 en 2052 als volgt:

(in miljard EUR)

Looptijd

Uitgegeven/aangetrokken

Totaal terugbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

2025

11,2

0,0

11,2

2026

18,9

0,0

18,9

2027

9,3

0,0

9,3

2028

14,0

0,0

14,0

2029

10,0

0,0

10,0

2031

20,0

0,0

20,0

2032

14,9

0,0

14,9

2033

6,0

0,0

6,0

2037

18,4

0,0

18,4

2041

13,0

0,0

13,0

2042

4,0

0,0

4,0

2043

7,0

0,0

7,0

2048

5,0

0,0

5,0

2051

14,0

0,0

14,0

2052

5,0

0,0

5,0

170,8

0,0

170,8

Kortetermijnfinanciering — Veiling van EU-schuldpapier

De veiling van EU-schuldpapier geeft de Commissie als emittent extra flexibiliteit en ondersteunt de liquiditeit van haar effecten. Per 31 december 2022 bedroeg het uitstaande (nominale) bedrag aan kortetermijnfinanciering, aangetrokken via de veiling van EU-schuldpapier met een looptijd van drie of zes maanden, 17,0 miljard EUR (2021: 20,0 miljard EUR).

8.Uitbetalingen

In 2022 heeft de Commissie de herstel- en veerkrachtplannen van de vijf resterende lidstaten (Bulgarije, Hongarije, Nederland, Polen en Zweden) positief beoordeeld, die vervolgens door de Raad werden goedgekeurd. Bijgevolg waren alle 27 herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten eind 2022 onderschreven. De totale niet-terugvorderbare steun die in het kader van de plannen van de 27 lidstaten werd goedgekeurd, bedroeg 335,1 miljard EUR (2021: 291,2 miljard EUR), wat overeenstemt met bijna de volledige financiële middelen voor niet-terugvorderbare steun van NGEU van 338,0 miljard EUR 2 . Van dit bedrag werd 234,4 miljard EUR gedekt door financieringsovereenkomsten met lidstaten (2021: 195,4 miljard EUR). De totale financiële steun via leningen die in het kader van de plannen was goedgekeurd, bedroeg 165,3 miljard EUR (2021: 153,9 miljard EUR), waarvan 153,9 miljard EUR (2021: 153,2 miljard EUR) aan het einde van het jaar gedekt was door ondertekende leningovereenkomsten.

Niet-terugvorderbare steun

Aan het eind van 2022 had de Commissie in totaal 93,5 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun uitbetaald aan 22 lidstaten (2021: 46,4 miljard EUR aan 20 lidstaten). Van dit bedrag had 36,6 miljard EUR betrekking op voorfinanciering (2021: 36,4 miljard) en 56,9 miljard EUR op betalingen, gemaakt nadat mijlpalen en streefdoelen door de lidstaten waren bereikt (2021: 10,0 miljard EUR):



(in miljard EUR)

 
Lidstaat

Maximale 
niet-terugvorderbare steun*

Ondertekende 
vastleggingen en vastleggingen in de begroting 
31.12.2022

 

Uitbetaald als 
voorfinanciering 
31.12.2022

 

Mijlpaal- 
betalingen 
31.12.2022

Totaal
uitbetaald op
 
31.12.2022

Oostenrijk

3,8

2,2

0,4

-

0,4

België

4,5

3,6

0,8

-

0,8

Bulgarije

5,7

4,6

-

1,4

1,4

Kroatië

5,5

4,6

0,8

1,4

2,2

Cyprus

0,9

0,8

0,1

0,1

0,2

Tsjechië

7,7

3,5

0,9

-

0,9

Denemarken

1,4

1,3

0,2

-

0,2

Estland

0,9

0,8

0,1

-

0,1

Finland

1,8

1,7

0,3

-

0,3

Frankrijk

37,5

24,3

5,1

7,4

12,5

Duitsland

28,0

16,3

2,3

-

2,3

Griekenland

17,4

13,5

2,3

1,7

4,0

Hongarije

5,8

4,6

-

-

-

Ierland

0,9

0,9

-

-

-

Italië

69,0

47,9

9,0

20,0

29,0

Letland

1,8

1,6

0,2

0,2

0,4

Litouwen

2,1

2,1

0,3

-

0,3

Luxemburg

0,1

0,1

0,0

-

0,0

Malta

0,3

0,2

0,0

-

0,0

Nederland

4,7

3,9

-

-

-

Polen

22,5

20,3

-

-

-

Portugal

15,5

9,8

1,8

0,6

2,4

Roemenië

12,1

10,2

1,9

1,8

3,6

Slowakije

6,0

4,6

0,8

0,4

1,2

Slovenië

1,5

1,3

0,2

-

0,2

Spanje

77,2

46,6

9,0

22,0

31,0

Zweden

3,2

2,9

-

-

-

Totaal

338,0

234,4

36,6

56,9

93,5

*    Maximale financiële bijdrage berekend voor elke lidstaat na de actualisering van 30 juni 2022 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 (vóór aftrek van de ondersteunende uitgaven), zie 
https://commission.europa.eu/document/c22c182c-f53e-453f-b45a-dacdcf2d69dd_en .

   Bij de vastleggingen in de begroting wordt rekening gehouden met alle vrijmakingen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op vastleggingen die vóór 2022 zijn gedaan. Van de totale vastleggingen in de begroting is 136,4 miljard EUR vastgelegd in 2022.

In 2022 heeft de Commissie niet-terugvorderbare steun uitgekeerd voor een totaalbedrag van 47,2 miljard EUR. Dit bedrag bestond voornamelijk uit de eerste mijlpaalbetaling aan Frankrijk (7,4 miljard EUR), de eerste en tweede mijlpaalbetaling aan Italië (elk 10,0 miljard EUR) en de tweede mijlpaalbetaling aan Spanje (12,0 miljard EUR).

Verstrekte leningen

Eind 2022 had de Commissie 45,2 miljard EUR aan financiële steun via leningen uitbetaald aan vijf lidstaten (2021: 18,0 miljard EUR aan vier lidstaten). Van dit bedrag had 19,9 miljard EUR betrekking op voorfinanciering (2021: 18,0 miljard EUR) en 25,2 miljard EUR op leningtranches die werden uitgekeerd nadat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen hadden bereikt (2021: nihil):



(in miljard EUR)

 

Lidstaat

Maximale 
financiële steun via leningen

Totaal  
ondertekend op 
31.12.2022

Uitbetaald als 
voorfinanciering 
31.12.2022

Mijlpaal- 
betalingen 31.12.2022

Totaal 
uitstaand bedrag op 31.12.2022

Cyprus

0,2

0,2

0,0

-

0,0

Griekenland

12,7

12,7

1,7

1,8

3,5

Italië

122,6

122,6

15,9

22,0

37,9

Portugal

2,7

2,7

0,4

0,6

1,0

Roemenië

14,9

14,9

1,9

0,8

2,7

Polen

11,5

0,0

-

-

-

Slovenië

0,7

0,7

-

-

-

Goedgekeurd

165,3

153,9

19,9

25,2

45,2

Reserve

220,5

-

-

-

-

385,8

153,9

19,9

25,2

45,2

In 2022 heeft de Commissie financiële steun via leningen uitgekeerd voor een totaalbedrag van 27,2 miljard EUR. Dit bedrag omvatte de voorfinanciering van leningen ten belope van 1,9 miljard EUR aan Roemenië, de betaling van de eerste leningtranches aan Griekenland (1,8 miljard EUR), Italië (11,0 miljard EUR), Portugal (0,6 miljard EUR) en Roemenië (0,8 miljard EUR), evenals de betaling van de tweede leningtranche aan Italië (11,0 miljard EUR).

Volgens de leningsovereenkomsten zullen de lidstaten vanaf tien jaar na de uitbetalingsdatum jaarlijks 5 % van de uitbetaalde bedragen terugbetalen. Cyprus, Griekenland, Italië en Portugal zullen dus vanaf 2032 beginnen met het terugbetalen van de leningen, en Roemenië vanaf 2033. Het terugbetalingsschema voor de uitstaande nominale bedragen per jaareinde is als volgt:

(miljoen EUR)

 
Lidstaat

Terugbetalings- 
periode

Jaarlijkse 
terugbetaling

Totale 
terugbetaling

Cyprus

2032-2051

1

26

Griekenland

2032-2052

175

3 500

Italië

2032-2052

1 897

37 938

Portugal

2032-2052

48

960

Roemenië

2033-2052

137

2 732

2 258

45 156

NGEU-bijdrage aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting

Eind 2022 bedroegen de totale nettobetalingen aan andere programma’s in het kader van het MFK 23,3 miljard EUR (2021: 7,2 miljard EUR). Deze bijdrage, na aftrek van terugvorderingen van 0,2 miljard EUR, had voornamelijk betrekking op React-EU, dat het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF, inclusief FEAD) financiert:

(in miljard EUR)

 
MFK-programma

Totale 
toewijzing

Totale  
nettovastleggingen  
31.12.2022

Totale 
nettobetalingen 
31.12.2022

React-EU

50,6

50,5

18,2

- waarvan EFRO

30,0

29,9

13,6

- waarvan ESF (inclusief FEAD)

20,6

20,6

4,6

Fonds voor een rechtvaardige transitie

10,9

5,0

0,2

Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

8,1

8,1

1,3

InvestEU

6,1

3,6

1,4

Horizon Europa

5,4

3,5

1,9

RescEU

2,0

0,9

0,3

Totaal

83,1

71,6

23,3

In 2022 heeft de Commissie betalingen uitgekeerd aan andere MFK-programma’s voor een totaalbedrag van 16,1 miljard EUR. Dit bedrag omvatte voornamelijk betalingen in verband met React-EU (11,2 miljard EUR, waarvan 8,7 miljard EUR in het kader van het EFRO en 2,5 miljard EUR in het kader van het ESF, inclusief FEAD), Horizon Europa (1,9 miljard EUR), InvestEU (1,2 miljard EUR) en Plattelandsontwikkeling (1,2 miljard EUR).

9.Liquiditeit

De in het kader van NGEU verstrekte leningen volgen niet het strikte back-to-back-beginsel dat in het verleden werd gehanteerd. In plaats daarvan is voor NGEU een gediversifieerde en gebundelde financieringsstrategie ontwikkeld die een efficiënt liquiditeitsbeheer vereist. Het doel van het liquiditeitsbeheer van NGEU is ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. Voor het liquiditeitsbeheer heeft de Commissie een IT-instrument ontwikkeld waarmee de NGEU-rekening dagelijks kan worden gecontroleerd. Eind 2022 bedroeg het tegoed op de extrabudgettaire rekening van NGEU 19,9 miljard EUR. In afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s werd daarnaast 0,6 miljard EUR aan middelen aangehouden op de centrale kasrekening van de Commissie (met inbegrip van 0,2 miljard EUR aan teruggevorderde eerder betaalde NGEU-middelen).

Na het succes van de gediversifieerde financieringsstrategie voor NGEU en het feit dat er steeds vaker leningen worden aangegaan om de financiering van EU-beleidsprioriteiten veilig te stellen, heeft de Commissie in 2022 besloten om vanaf 2023 de uniforme financieringsstratiegie als belangrijkste financieringsmethode te gebruiken. In het kader van deze aanpak zal de Commissie — namens de EU — voortaan alleen nog “EU-obligaties” uitgeven in plaats van obligaties met verschillende nominale waarden voor afzonderlijke programma’s. Het NGEU-herstelprogramma en het nieuwe programma voor macrofinanciële bijstand+ voor Oekraïne van 18 miljard EUR voor 2023 zijn de eerste programma’s die van de nieuwe financieringsstrategie zullen profiteren.

10.SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING 

11.Ontvangsten

Het bedrag van de totale betalingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting werd vastgelegd op 170 603 miljoen EUR, voor 157 701 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast door middel van gewijzigde begrotingen. Wijzigingen in de op het bni gebaseerde eigen middelen garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

In 2022 werden vijf gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2022 kwamen hierdoor uit op 170 038 miljoen EUR en het totaal gefinancierd met eigen middelen op 153 928 miljoen EUR. De bijdragen van de lidstaten in 2022 werden voornamelijk verminderd door het overschot van het vorige jaar (3 227 miljoen EUR). Het niveau van de betalingskredieten bleef min of meer in lijn met de oorspronkelijk goedgekeurde begroting.

De ontvangsten zijn afkomstig uit zes bronnen (titels):

Titel 1: Eigen middelen

De inning van traditionele eigen middelen lag boven de in de begroting geraamde bedragen. Dit komt voornamelijk doordat er in de laatste maanden van het jaar meer werd geïnd dan was verwacht.

De definitieve betalingen van de lidstaten voor btw, bni en kunststof verpakkingsafval lagen dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het moment waarop de lidstaten buiten de eurozone hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Titel 2: Overschotten, saldi en aanpassingen

Het overschot van het voorgaande begrotingsjaar bedroeg 3 227 miljoen EUR. Dit bedrag werd in de begroting 2022 opgenomen door middel van een gewijzigde begroting en de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten werden dienovereenkomstig verlaagd.

Wat de btw- en bni-saldi betreft, zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad). Volgens deze regels wordt het totaalbedrag van de saldi berekend om ervoor te zorgen dat het effect op de EU-begroting nihil is (“salderingssysteem”) en leidt de procedure niet automatisch tot een wijziging van de begroting. Daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af, overeenkomstig de verordening inzake de terbeschikkingstelling.

Titel 3: Administratieve ontvangsten

Deze titel omvat hoofdzakelijk ontvangsten uit belastingen en heffingen op de bezoldiging van het personeel.

Titel 4: Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

Het grootste deel van deze titel heeft betrekking op boeten in verband met de uitvoering van de mededingingsregels.

Titel 5: Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

Deze titel is aanzienlijk toegenomen met de totstandkoming van NextGenerationEU (NGEU). De NGEU-middelen in deze titel zijn bestemmingsontvangsten. Titel 5 betreft de ontvangsten in verband met garanties, rente en terugbetalingen van verstrekte leningen. Deze titel kanaliseert ook middelen (voor de niet-terugvorderbare NGEU-steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en voor de versterking van de MFK-programma’s) uit bestemmingsontvangsten van de lidstaten in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI).

Titel 6: Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

Titel 6 heeft voornamelijk betrekking op ontvangsten uit financiële correcties in verband met de structuur- en landbouwfondsen (ESIF, ELGF en Elfpo). Deze titel omvat ook de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma’s, de goedkeuring van de rekeningen van de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma’s/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.

De totale begrotingsontvangsten voor 2022 bedroegen 245 265 miljoen EUR:

12.UITGAVEN

13.Begrotingsuitvoering

In 2022, het tweede jaar van het nieuwe meerjarig financieel kader 2021-2027, bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 182,2 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 170,0 miljard EUR aan betalingskredieten. Daarnaast was 295,0 miljard EUR aan vastleggingskredieten beschikbaar als bestemmingsontvangsten, waarvan 277,8 miljard EUR betrekking had op NGEU 3 , en was 4,5 miljard EUR aan vastleggingskredieten overgedragen uit 2021. De betalingskredieten met betrekking tot de bestemmingsontvangsten voor 2022 bedroegen 87,0 miljard EUR, waarvan 64,3 miljard EUR betrekking had op NGEU en 4,3 miljard EUR aan betalingskredieten werd overgedragen uit 2021.

De uitvoering van de begroting voor 2022 werd nog gedeeltelijk beïnvloed door de late goedkeuring van de MFK-verordening (december 2020), waardoor de rechtshandelingen van de nieuwe generatie programma’s pas in de loop van 2021 werden goedgekeurd. Bovendien werd de uitvoering van de begroting voor 2022 sterk beïnvloed door de inval van Rusland in Oekraïne en de noodzaak om gedecideerde maatregelen te nemen om complexe humanitaire en financiële steun aan Oekraïne te verlenen, vluchtelingen en landen die hen opvangen te helpen, en te reageren op een crisis die gevolgen had buiten de Oekraïense grenzen.

De uitvoering van de totale vastleggingskredieten bedroeg in 2022 in totaal 357,1 miljard EUR:

·179,4 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

·4,5 miljard EUR uit van 2021 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

·173,2 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

owaarvan 162,7 miljard EUR van NGEU.

De uitvoering van de totale betalingskredieten bedroeg in 2022 in totaal 243,3 miljard EUR:

·167,3 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

·4,2 miljard EUR uit van 2021 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

·71,8 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

owaarvan 63,5 miljard EUR van NGEU.

In gevallen waarin het Financieel Reglement en/of de rechtsgrondslagen daarin voorzien, werden de in 2022 niet-bestede kredieten van de goedgekeurde begroting overgedragen naar 2023: 1,5 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 2,5 miljard EUR aan betalingskredieten.

Evenzo werd 121,5 miljard EUR aan vastleggingskredieten van bestemmingsontvangsten, waarvan 115,1 miljard EUR met betrekking tot NGEU, en 15,2 miljard EUR aan betalingskredieten van bestemmingsontvangsten, waarvan 0,8 miljard EUR met betrekking tot NGEU, overgedragen naar 2023 overeenkomstig het Financieel Reglement.

De totale uitvoering van de vastleggingskredieten in 2022 per EU-beleidsdoelstelling vond zoals hieronder weergegeven plaats:

De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten van vorig jaar en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2022 74 % wat de vastleggingen en 93 % wat de betalingen betreft. De bestedingspercentages inclusief de naar 2023 overgedragen kredieten (overeenkomstig het Financieel Reglement en/of rechtsgrondslagen) bedroeg 99 % voor de vastleggingskredieten en 100 % voor de betalingskredieten van de goedgekeurde begroting voor 2022.

In 2022 bedroeg de jaarlijkse tranche van de vastleggingen in het kader van NGEU 4 144,6 miljard EUR. Daarnaast werd 21,1 miljard EUR aan vastleggingen van 2021 overgedragen; In totaal was er 165,7 miljard EUR beschikbaar voor vastleggingen in 2022, waarvan 162,7 miljard EUR, of 98 %, werd gebruikt. De resterende 114 miljard EUR van de totale middelen van NGEU zijn gepland voor uitvoering in 2023 (en in latere jaren voor administratieve kredieten die tot 2027 kunnen worden uitgevoerd). In overeenstemming met artikel 3, lid 4, van de EURI-Verordening 2020/2094 5 is meer dan 60 % van de juridische verbintenissen voor de relevante programma’s in het kader van NGEU (met uitzondering van InvestEU en leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF)) uiterlijk op 31 december 2022 aangegaan. De uitvoering van de NGEU-betalingskredieten bedroeg 99 %.

14.Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (gewoonlijk “RAL” genoemd) die overeenkomen met vastgelegde maar nog niet betaalde bedragen, bedroegen eind 2022 452,8 miljard EUR. De nog betaalbaar te stellen vastleggingen zijn ten opzichte van 2021 gestegen (met 111,2 miljard EUR).

De belangrijkste oorzaak van de stijging van de RAL in 2022 was de uitvoering van NGEU (niet-terugvorderbaar deel), een bijdrage van 189,1 miljard EUR (42 %) aan de totale RAL eind 2022. Aangezien de NGEU-kredieten tot 31 december 2023 zullen worden vastgelegd en uiterlijk 31 december 2026 zullen worden betaald, overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 9, van de EURI-verordening, zal de trend van de nominaal stijgende RAL in verband met de NGEU in 2023 aanhouden.

15.Begrotingsresultaat

Het begrotingsresultaat (overschot) daalde van 3,2 miljard EUR in 2021 tot 2,5 miljard EUR in 2022. Een belangrijke bijdrage aan het begrotingsresultaat (overschot) 2022 waren de hoger dan verwachte ontvangsten uit douanerechten



16.FINANCIERINGSINSTRUMENTEN EN BEGROTINGSGARANTIES

17.Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten. In het MFK 2021-2027 zal het gebruik van begrotingsgaranties naar verwachting toenemen ten opzichte van financieringsinstrumenten met volledige financiering of voorziening uit de EU-begroting. In het kader van het InvestEU-programma zal met name 26,2 miljard EUR aan EU-garanties worden verstrekt aan de EIB-groep en andere financiële instellingen ter ondersteuning van diverse beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect.

Bij dit type begrotingsuitvoering zijn de middelen hetzij reeds gestort op de fiduciaire rekeningen die worden beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en blijven zij beschikbaar (als geldmiddelen en kasequivalenten, schuldtitels of beleggingen in geldmarktfondsen of gepoolde activaportefeuilles) om toekomstige garantieclaims te dekken, hetzij belegd in aandelen. Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer zijn de jongste jaren toegenomen.

18.Begrotingsgaranties: financiële activa aangehouden in waarborgfondsen

Bij dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU aan tegenpartijen garanties waarvoor slechts gedeeltelijke voorzieningen zijn aangelegd via door de Commissie opgerichte garantiefondsen. Hierdoor komen voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting tot stand wanneer de voorziening ontoereikend is om de beroepen op de garantie te dekken. De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU (het zogenaamde mandaat voor externe leningen (ELM)) en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. De EU heeft eveneens garanties verstrekt aan de EIB-groep en andere financiële instellingen voor verrichtingen die onder de EFDO, de garantie voor extern optreden van het NDICI en InvestEU vallen.

Vanaf 2021 worden de voorzieningen aangehouden in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF). Het GVF is ingesteld bij het Financieel Reglement 6 om de voorzieningen (d.w.z. aangehouden middelen) aan te houden ter dekking van financiële verplichtingen die voortvloeien uit financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en leningen voor financiële bijstand in het kader van het MFK 2021-2027. Het fonds bevat ook een aantal voorzieningen voor financiële verplichtingen die voortvloeien uit voorgaande MFK’s.

Het GVF is opgericht en fungeert als één portefeuille, waarin momenteel voorzieningen voor verschillende EU-begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand worden gecombineerd. De middelen van het GVF worden toegewezen aan compartimenten, zodat de bedragen betreffende de bijdragende begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand traceerbaar zijn.

Per 31 december 2022 houdt de Commissie financiële activa in het GVF aan voor de volgende compartimenten:

·Garantiefonds voor externe acties — 2,5 miljard EUR;

·EFSI — 8,5 miljard EUR

·EFDO — 0,7 miljard EUR

·NDICI EFDO+ — 1,1 miljard EUR

·InvestEU EU-compartiment — 1,7 miljard EUR

·InvestEU lidstaatcompartiment Tsjechië 14 miljoen EUR

·InvestEU lidstaatcompartiment Finland — 18 miljoen EUR

·InvestEU blendingverrichtingen — 18 miljoen EUR.

Daarnaast wordt 342 miljoen EUR op de centrale kasrekening van de Commissie aangehouden als liquiditeitsbuffer ter dekking van onmiddellijke beroepen op garanties.

19.Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s

De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. Met uitzondering van NGEU worden de aangetrokken middelen back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Als gevolg hiervan gebruikt de EU voor de opgenomen leningen het geld dat zij ontvangt uit de verstrekte leningen. Wel blijft de schuldendienst van de opgenomen leningen een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.

De Commissie verstrekt op grond van een besluit van het Europees Parlement en de Raad financiële bijstand aan lidstaten en derde landen in de vorm van bilaterale leningen die op de kapitaalmarkten worden gefinancierd met een garantie van de EU-begroting. In 2022 heeft de Commissie, handelend namens de EU, zes belangrijke programma’s uitgevoerd in het kader waarvan zij leningen kan verstrekken:

·bijstand van SURE;

·bijstand van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM);

·macrofinanciële bijstand (MFB);

·de betalingsbalanssteun (BB);

·Euratom; en

·NGEU — zie voor nadere informatie punt 2 hierboven.



Per 31 december 2022 bedroegen de voor financiële bijstand verstrekte leningen, met uitzondering van NGEU (zie punt 2), nominaal:

(in miljard EUR)

Totaal verstrekt

Totaal uitbetaald per jaareinde

Totaal terugbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

SURE

België

8,2

8,2

-

8,2

Bulgarije

1,0

1,0

-

1,0

Kroatië

1,6

1,6

-

1,6

Cyprus

0,6

0,6

-

0,6

Tsjechië

4,5

4,5

-

4,5

Estland

0,2

0,2

-

0,2

Griekenland

6,2

6,2

-

6,2

Hongarije

0,7

0,7

-

0,7

Ierland

2,5

2,5

-

2,5

Italië

27,4

27,4

-

27,4

Letland

0,5

0,5

-

0,5

Litouwen

1,1

1,1

-

1,1

Malta

0,4

0,4

-

0,4

Polen

11,2

11,2

-

11,2

Portugal

6,2

6,2

-

6,2

Roemenië

3,0

3,0

-

3,0

Slowakije

0,6

0,6

-

0,6

Slovenië

1,1

1,1

-

1,1

Spanje

21,3

21,3

-

21,3

98,4

98,4

-

98,4

EFSM

Ierland

22,5

22,5

-

22,5

Portugal

24,3

24,3

(0,5)

23,8

46,8

46,8

(0,5)

46,3

MFB

Oekraïne

12,2

12,2

(0,6)

11,6

Tunesië

1,4

1,4

-

1,4

Jordanië

1,1

0,9

-

0,9

Overige

1,4

1,3

(0,2)

1,1

16,1

15,8

(0,8)

15,0

BB

Letland

2,9

2,9

(2,7)

0,2

2,9

2,9

(2,7)

0,2

EURATOM

Energoatom en K2R4 — Oekraïne

0,4

0,4

(0,1)

0,3

Overige

0,4

0,4

(0,4)

-

0,8

0,8

(0,5)

0,3

Totaal

165,0

164,7

(4,5)

160,2



Het terugbetalingsschema voor de uitstaande bedragen per jaareinde is als volgt:

(in miljard EUR)

SURE

EFSM

MFB

BB

EURATOM

TOTAAL

2023

-

3,5

0,1

-

-

3,6

2024

-

2,6

0,6

-

-

3,2

2025

8,0

2,4

-

0,2

-

10,6

2026

8,0

6,2

0,1

-

-

14,3

2027

-

3,0

0,2

-

0,1

3,3

2028

10,0

2,3

0,2

-

0,1

12,6

2029

8,2

1,4

0,9

-

-

10,4

2030

10,0

-

0,1

-

0,1

10,2

2031

-

7,3

1,2

-

0,1

8,6

2032

-

3,0

0,7

-

-

3,7

2033

-

2,1

0,5

-

-

2,6

2034

-

-

0,7

-

-

0,7

2035

8,5

2,0

2,0

-

-

12,5

2036

9,0

5,7

1,3

-

-

16,0

2037

8,7

-

0,9

-

-

9,6

2038

-

1,8

-

-

-

1,8

2039

-

-

-

-

-

2040

7,0

-

0,5

-

-

7,5

2041

-

-

-

-

2042

-

3,0

2,0

-

-

5,0

2043

-

-

-

-

-

 

2044

-

-

-

-

-

2045

-

-

-

-

-

2046

5,0

-

-

-

-

5,0

2047

6,0

-

-

-

-

6,0

2048

-

-

-

-

-

 

2049

-

-

-

-

-

2050

10,0

-

-

-

-

10,0

2051

-

-

-

-

-

2052

-

-

0,5

-

-

0,5

2053

-

-

2,5

-

-

2,5

Totaal

98,4

46,3

15,0

0,2

0,3

160,2

SURE

SURE is in 2020 opgericht om financiële bijstand te verlenen aan lidstaten die op hun grondgebied te maken krijgen met, of ernstig worden bedreigd door een grote economische verstoring als gevolg van de COVID-19-pandemie. Het instrument vormt een aanvulling op de nationale maatregelen van de getroffen lidstaten. De financiële bijstand bedraagt maximaal 100 miljard EUR voor alle lidstaten samen.

Eind 2022 hadden de lidstaten leningfaciliteitsovereenkomsten ondertekend voor 98,4 miljard EUR, die eind 2022 volledig waren uitbetaald. In 2022 heeft de Commissie nieuwe leningen uitgekeerd voor een totaalbedrag van 8,7 miljard EUR. De looptijd van de leningen varieert tussen 5 en 30 jaar.

EFSM

Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden. Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van bestaande leningen en het verstrekken van overbruggingsleningen. In 2022 werden leningen aan Portugal ten bedrage van 2,2 miljard EUR, die in april 2022 vervielen, verlengd met 4,5 jaar, terwijl 0,5 miljard EUR werd terugbetaald.

MFB

Het MFB-programma is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een uitkeringsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Oekraïne

In 2022 bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over drie pakketten financiële bijstand aan Oekraïne 7 , voor een totaalbedrag van 7,2 miljard EUR, om de onmiddellijke veerkracht van het land te versterken na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland. Alle leningen zijn aan het eind van 2022 aan Oekraïne uitbetaald. De looptijd van deze nieuwe leningen aan Oekraïne varieert tussen 10 en 30 jaar.

Eind 2022 bedroegen de totale aan Oekraïne uitstaande MFB-leningen 11,6 miljard EUR (nominaal bedrag).

Om de EU-steun aan Oekraïne in 2023 voort te zetten, hebben het Europees Parlement en de Raad op 14 december 2022 een nieuw pakket financiële bijstand van 18 miljard EUR goedgekeurd (Verordening (EU) 2022/2463). De Commissie en Oekraïne hebben begin 2023 een memorandum van overeenstemming en een leningfaciliteitsovereenkomst ondertekend, en op 31 mei 2023 was 7,5 miljard EUR aan leningen uitbetaald. De Commissie is van plan het resterende bedrag voor eind 2023 uit te betalen in maandelijkse tranches van 1,5 miljard EUR.

BB

Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor lidstaten buiten de eurozone die worden geconfronteerd met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. Betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. De betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het IMF en andere internationale instellingen/landen. In 2022 hebben geen nieuwe verrichtingen of terugbetalingen van leningen plaatsgevonden.

Euratom

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties.

20.Voorwaardelijke begrotingsverplichtingen voor financiële bijstandsprogramma’s

Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU, zijn gedekt door het GVF. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken aan het beschikbare kassaldo van de Commissie. Indien dat op dat moment niet mogelijk is, zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014) wettelijk verplicht voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met “back-to-back”-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico’s.

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten ten belope van 25 % van het maximumbedrag van de financiële bijstand. De bijdrage van elke lidstaat aan het totale bedrag van de garantie stemt overeen met zijn relatieve aandeel in het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de Europese Unie op basis van de EU-begroting voor 2020.

De leningen ten belope van 6 miljard EUR die in 2022 in het kader van de buitengewone financiële bijstand van het MFB aan Oekraïne zijn verstrekt, worden voor 61 % van de blootstelling gedekt door een systeem van garanties van de lidstaten, waarbij de eerste 9 % van eventuele verliezen wordt gedekt door de EU-begroting (GVF). Zie toelichting 2.4.1.1 in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket vastgesteld bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Vervolgens moeten de Commissie en het betrokken land overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij financiële EU-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.

21.JAARREKENINGANALYSE

22.ONTVANGSTEN

De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn. De vijfjarige trend van de belangrijkste categorieën ontvangsten uit niet-ruiltransacties (bni-middelen, traditionele eigen middelen, btw-middelen, de nieuwe eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, boetebedragen en terugvordering van uitgaven) is als volgt:

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit de belangrijkste niet-ruiltransacties*

* Cijfers voor 2020 tot en met 2022: exclusief ontvangsten in verband met de terugtrekking van het VK uit de EU

Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten.

Geconsolideerde ontvangsten — belangrijkste ontwikkelingen in 2022

In 2022 bedroegen de geconsolideerde ontvangsten, die alle ontvangstencategorieën omvatten, 171,2 miljard EUR, tegen 178,9 miljard EUR het voorgaande jaar. De belangrijkste ontwikkelingen die de daling van 7,7 miljard EUR of 4,3 % verklaarden, waren:

·de traditionele eigen middelen uit geldboeten stegen van 20,6 miljard EUR in 2021 tot 23,5 miljard EUR in 2022. de stijging van 2,9 miljard EUR of 14,1 % is hoofdzakelijk het gevolg van het recente economische herstel;

·de btw-bijdragen stegen van 18,3 miljard EUR in 2021 naar 19,7 miljard EUR in 2022.

·De ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen), de belangrijkste component van de operationele ontvangsten van de EU, daalden van 116,0 miljard EUR in 2021 tot 103,9 miljard EUR in 2022. De daling met 12,1 miljard EUR of 10,4 % houdt verband met de stijging van de andere ontvangstencategorieën, aangezien met de ontvangsten op basis van het bni het deel van de begroting wordt gefinancierd dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt; en

·de financiële ontvangsten daalden met 2,5 miljard EUR, voornamelijk door een daling van de vertragingsrente voor douanezaken.

23.UITGAVEN

De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door uitgaven onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze middelen maakten in 2022 114,8 miljard EUR of 43,6 % van de totale uitgaven van 263,1 miljard EUR uit (2021: 119,9 miljard EUR, 54,3 % van de totale uitgaven). De uitsplitsing van de uitgaven onder gedeeld beheer en de relatieve gewichten ervan worden hieronder weergegeven:

Belangrijkste uitgaven onder gedeeld beheer voor het begrotingsjaar 2022

De daling van de uitgaven onder gedeeld beheer is voornamelijk toe te schrijven aan lagere uitgaven in verband met het EFRO en het Cohesiefonds (3,8 miljard EUR) en het ESF (2,1 miljard EUR). Dit weerspiegelt de overgang van de vorige programmeringsperiode van het MFK 2014-2020 naar het huidige MFK voor de periode 2021-2027: de gedeclareerde kosten voor de vorige programmeringsperiode nemen af, terwijl de kosten voor de huidige periode laag zijn vanwege de trage start van de uitvoering ervan De uitgaven in verband met het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling en het ELGF stegen met respectievelijk 0,6 miljard EUR en 0,2 miljard EUR.

Na de succesvolle lancering van NGEU (zie punt 2) in 2021, bleven de uitgaven onder direct beheer, die de begrotingsuitvoering door de Commissie, uitvoerende agentschappen en trustfondsen vertegenwoordigen, stijgen, van 63,0 miljard EUR in 2021 tot 94,0 miljard EUR in 2022. De stijging van 31,0 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit van NGEU, die 69,5 miljard EUR bedroeg (2021: 42,9 miljard EUR).

Uitgaven onder indirect beheer vertegenwoordigen de begrotingsuitvoering door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. In 2022 bedroegen de uitgaven onder indirect beheer 13,6 miljard EUR, (2021: 10,9 miljard EUR). De stijging kan voornamelijk worden verklaard door de verhoogde uitgaven op het gebied van extern optreden.



24.ACTIVA

Per 31 december 2022 bedroegen de totale activa 445,9 miljard EUR (2021: 414,1 miljard EUR) — de stijging is toe te schrijven aan de uitbreiding van de leningsactiviteiten van het SURE-instrument en aan de leningen en voorschotten die zijn betaald in het kader van het NGEU-instrument. De belangrijkste posten waren andere financiële activa dan geldmiddelen en kasequivalenten (235,4 miljard EUR), voorfinanciering (100,5 miljard EUR), vorderingen en verhaalbare bedragen (48,2 miljard EUR) en geldmiddelen en kasequivalenten (46,5 miljard EUR). Andere activa, ten belope van 15,2 miljard EUR, omvatten voornamelijk vaste bedrijfsmiddelen en immateriële activa.

Samenstelling van de activa op 31 december 2022

De toename van de totale activa met 31,8 miljard EUR of 7,7 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

·de uitstaande leningen stegen van 163,6 miljard EUR in 2021 tot 204,4 miljard EUR in 2022. De stijging van 40,8 miljard EUR of 24,9 % is voornamelijk het gevolg van de uitgifte van nieuwe leningen voor financiële bijstandsprogramma’s aan lidstaten in het kader van de programma’s van de RRF (27,2 miljard EUR) en SURE (8,7 miljard EUR), en nieuwe leningen in het kader van het MFB-programma voor financiële bijstand (7,5 miljard EUR), waarvan 7,2 miljard EUR aan Oekraïne werd uitbetaald;

·de totale voorfinanciering steeg van 93,4 miljard EUR in 2021 tot 100,5 miljard EUR in 2022. De daling van 7,9 miljard EUR van de niet-terugvorderbare financiële steun die in het kader van de RRF werd verleend, werd meer dan gecompenseerd door de toegenomen voorfinancieringsbetalingen op het gebied van cohesie (EFRO, ESF, CF), waar naast de eerste voorfinanciering die voor de programmeringsperiode 2021-2027 werd uitbetaald (5,4 miljard EUR), nieuwe voorfinancieringsbetalingen werden verricht voor de periode 2014-2020, die voornamelijk betrekking hebben op de aanvankelijke voorfinanciering van React-EU (3,5 miljard EUR);

·geldmiddelen en kasequivalenten stegen van 44,9 miljard EUR in 2021 tot 46,5 miljard EUR in 2022. De stijging van 1,6 miljard EUR of 3,6 % is voornamelijk toe te schrijven aan de liquiditeit in verband met NGEU (19,9 miljard EUR op de NGEU-rekening en 0,6 miljard EUR aan middelen op de centrale kasrekening van de Commissie in afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s); en

·vorderingen en verhaalbare bedragen daalden van 72,4 miljard EUR tot 48,2 miljard EUR. De daling van 24,2 miljard EUR of 33,4 % is voornamelijk te wijten aan de daling van verhaalbare bedragen in verband met het terugtrekkingsakkoord met het VK.

Terugtrekking van het VK uit de EU

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) zich teruggetrokken uit de Europese Unie. De voorwaarden van het vertrek zijn vastgelegd in een akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ook “het terugtrekkingsakkoord” of “TA” genoemd. In het kader van deze overeenkomst stemde het VK ermee in alle financiële verplichtingen na te komen die het was aangegaan toen het lid van de EU was. De overeenkomst is op 31 januari 2020 in werking getreden. Het VK zal blijven bijdragen aan de EU-begroting en gebruik blijven maken van EU-programma’s en -uitgaven van vóór 2021 alsof het een lidstaat was. Het VK zal ook bepaalde welomschreven bedragen terugkrijgen die het aan de EU-begroting heeft betaald of die de EU-begroting heeft ontvangen en die verband houden met de periode waarin het lid was. De EU brengt tweemaal per jaar verslag uit aan het VK over de verschuldigde bedragen en het VK betaalt deze maandelijks. De verslaglegging wordt jaarlijks bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

De verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord leiden voor de EU tot passiva en vorderingen die moeten worden berekend en weergegeven in de jaarrekening van de EU en hebben met name betrekking op de volgende gebieden:

·eigen middelen (artikel 136);

·nog betaalbaar te stellen vastleggingen (artikel 140);

·mededingingsboeten (artikel 141);

·verplichtingen van de Unie (artikel 142);

·voorwaardelijke financiële verplichtingen en financiële instrumenten (artikelen 143 en 144);

·nettoactiva van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (artikel 145);

·investering van de EU in het Europees Investeringsfonds, EIF (artikel 146);

·voorwaardelijke verplichtingen in verband met rechtszaken (artikel 147).

Miljoen EUR

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2022

31.12.2021

Verschuldigd door het VK

17 029

9 587

68

26 683

43 982

Verschuldigd aan het VK

(2 812)

(2 812)

(2 229)

Totaal

17 029

9 587

(2 744)

23 871

41 753

Langlopend

8 465

9 298

(2 953)

14 810

30 839

Kortlopend

8 563

288

209

9 061

10 913

Voorfinanciering

In 2022 bedroeg de voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) 94,1 miljard EUR (2021: 86,2 miljard EUR), welk bedrag nagenoeg volledig betrekking had op activiteiten van de Commissie. De stijging met 7,9 miljard EUR of 9,2 % houdt verband met de stijging van voorfinanciering in verband met gedeeld beheer van 31,8 miljard EUR in 2021 tot 40,6 miljard EUR in 2022:



Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Het niveau van de in het kader van MFK-programma’s toegekende voorfinanciering wordt aanzienlijk beïnvloed door de respectieve MFK-cyclus — zo zullen aan het begin van een MFK-periode naar verwachting grote voorschotten aan de lidstaten worden betaald in het kader van het cohesiebeleid, en deze bedragen blijven voor de lidstaten beschikbaar tot de afsluiting van de programma’s. Daarnaast wordt er jaarlijks een voorfinanciering uitbetaald, die binnen een jaar moet worden gebruikt of het volgende jaar wordt teruggevorderd in het kader van de jaarlijkse cyclus van afsluiting van de rekeningen. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de voorfinanciering op een passend niveau wordt gehandhaafd. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

25.PASSIVA

Per 31 december 2022 bedroegen de totale passiva 577,2 miljard EUR (2021: 496,4 miljard EUR) — de stijging is voornamelijk het gevolg van de leningen die in 2022 zijn opgenomen in het kader van SURE en NGEU. De belangrijkste passiva bestonden uit leningen voor NGEU en financiële bijstand (344,3 miljard EUR), overlopende posten (86,2 miljard EUR), verplichtingen voor pensioenen en andere verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding (80,6 miljard EUR) en crediteuren (55,3 miljard EUR).



Samenstelling van de passiva op 31 december 2022

De stijging van 80,8 miljard EUR of 16,3 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

·de opgenomen leningen stegen van 236,7 miljard EUR in 2021 tot 344,3 miljard EUR in 2022. De stijging van 107,6 miljard EUR of 45,5 % houdt voornamelijk verband met de nieuwe uitgiften, exclusief terugbetalingen, in het kader van NGEU (96,9 miljard EUR) en met het aangaan van nieuwe leningen in het kader van SURE (8,7 miljard EUR) en MFB (7,5 miljard EUR);

·de overlopende posten stegen van 78,1 miljard EUR in 2021 tot 86,2 miljard EUR in 2022. De stijging van 8,1 miljard euro of 10,4 % heeft voornamelijk betrekking op de RRF, aangezien de lidstaten vooruitgang boeken met de uitvoering van hervormingen, en investeringen en mijlpalen naar schatting zijn verwezenlijkt;

·de crediteurenpost is toegenomen van 46,4 miljard EUR in 2021 tot 55,3 miljard EUR in 2022. De stijging van 8,9 miljard EUR of 19,2 % houdt ook vooral verband met de RRF (stijging van 5,5 miljard EUR) en de schulden uit eigen middelen (stijging van 3,7 miljard EUR); en

·de stijging van de bovenstaande passiva werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van 41,9 miljard EUR of 34,2 % in de pensioenverplichtingen en andere verplichtingen na uitdiensttreding, die daalden van 122,5 miljard EUR in 2021 tot 80,6 miljard EUR in 2022. Deze daling is voornamelijk te wijten aan de actuariële winsten uit wijzigingen in de onderliggende financiële aannamen als gevolg van een scherpe stijging van de reële disconteringsvoeten in het jaar.



Totaal ontvangen kostendeclaraties en ontvangen facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren

Nettoactiva

Per 31 december 2022 waren de passiva 131,3 miljard EUR hoger dan de activa (2021: 82,3 miljard EUR). De aanzienlijke stijging van 49,0 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugvorderbare steun die in 2022 zijn opgenomen in het kader van NGEU (die leidden tot directe uitgaven voor beheer van 69,5 miljard EUR, een stijging van 26,6 miljard EUR ten opzichte van het voorgaande jaar). Er zij op gewezen dat het feit dat de passiva de activa overtreffen, niet betekent dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste van toekomstige jaarlijkse begrotingen worden gebracht. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, ofschoon zij effectief in volgende jaren worden betaald en ten laste van toekomstige begrotingen worden gebracht; de overeenkomstige ontvangsten zullen pas in de toekomst worden geboekt. Afgezien van de leningen voor NGEU, die tussen 2028 en 2052 moeten worden terugbetaald, en de verplichting personeelsbeloningen, die gedurende verschillende tientallen jaren moet worden betaald, zijn de meest significante bedragen waarop moet worden gewezen de activiteiten in verband met het ELGF, waarvan het grootste deel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt betaald.



26.POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

27.HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid 8 . Om haar doelstellingen te verwezenlijken

en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, wat de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer omvat.

De EU streeft de in het Verdrag genoemde doelstellingen na met behulp van verschillende instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt uitgevoerd overeenkomstig het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s en instrumenten worden vastgesteld. Deze programma’s en instrumenten vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden

van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het MFK wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen van alle lidstaten vastgesteld, met instemming van het Europees Parlement. Het huidige meerjarig financieel kader 2021-2027 is op 17 december 2020 goedgekeurd. Het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt aangevuld met het tijdelijke herstelinstrument NextGenerationEU (zie punt 2).

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt opgesteld door de Commissie. Het Europees Parlement en de Raad bereiken overeenstemming (gewoonlijk medio december) over de begroting voor het volgende jaar, op basis van de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het beginsel van begrotingsevenwicht moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbronnen van de EU-begroting zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn vier soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten), de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (ingevoerd in 2021) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Andere inkomsten uit de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) vertegenwoordigen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten.

 

Beheersvormen 

De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:

 

·Gedeeld beheer: een groot deel van de begroting (ongeveer drie vierde) wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.

Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties

De traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking wordt aangevuld met het uitgeven van financiële instrumenten in de vorm van garanties, kapitaal en leningen. Bovendien neemt de EU leningen op voor specifieke financiële bijstandsprogramma’s om lidstaten en derde landen te ondersteunen in de vorm van bilaterale

leningen die worden gefinancierd met op de kapitaalmarkten uitgegeven schuld met de garantie van de EU-begroting. In december 2022 stelden het Parlement en de Raad de uniforme financieringsaanpak voor het opnemen van leningen door de EU vast, waarbij de Commissie uitsluitend “EU-obligaties” zal uitgeven in plaats van obligaties met verschillende nominale waarden voor afzonderlijke programma’s.

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR) 9 dat van toepassing is op de algemene begroting, is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. In dit Financieel Reglement worden gedetailleerde financiële regels vastgesteld voor de uitvoering van de EU-begroting en wordt de rol omschreven van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en dat de gestelde doelen worden bereikt. Het bevat ook specifieke bepalingen die van toepassing zijn op

financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand.

28.GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

29.Institutionele structuur

De EU beschikt over een institutioneel kader waarmee zij ernaar streeft haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen te bevorderen, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere EU-organen. Het Financieel Reglement bepaalt samen met de toepasselijke boekhoudregels welke van deze entiteiten worden opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de EU (zie toelichting 9 bij de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).

Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.

De Europese Commissie is het uitvoerend orgaan van de Europese Unie. Zij bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij staat garant voor de toepassing van de Verdragen en ziet toe op de toepassing van het recht van de Unie door de lidstaten onder toezicht van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zij oefent coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit, voert de begroting uit en beheert de programma’s.

De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten 10 . Samen waken zij erover dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden, worden vastgesteld in verordeningen. Daarin wordt voor iedere instelling van de EU, wat betreft haar eigen uitgaven, ook bepaald welke verantwoordelijkheden deze draagt en welke gedetailleerde regels daarvoor gelden.

30.De governancestructuur van de Commissie

De governanceregelingen van de Commissie en de wijze waarop deze ervoor zorgen dat de Commissie functioneert als een moderne, verantwoordelijke en prestatiegerichte instelling, worden beschreven in de mededeling 11 over governance in de Europese Commissie.

De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. Als college werkt de Commissie onder de politieke aansturing van haar voorzitter, die in het kader van zijn of haar aanstelling de door hem of haar nagestreefde doelstellingen aan het Europees Parlement voorstelt in de vorm van de politieke richtsnoeren. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden.

De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan. Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij rekenschap verschuldigd zijn.

Onder het gezag van de voorzitter en in nauwe samenwerking met het lid van de Commissie dat belast is met de begroting, het personeel en de administratie, en met betrokkenheid van de presidentiële en centrale diensten, zorgt de Corporate Management Board (bestuursraad) voor coördinatie, toezicht, advies en strategische richtsnoeren.

De interne regelingen bevatten een samenhangende reeks robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich kan nemen voor de werkzaamheden van de Commissie 12 .

31.Het financieel beheer van de Commissie

Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels 13 ) en dienovereenkomstig uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het bepalen wat er moet worden gedaan om de door de instelling vastgestelde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken tot het beheren van de activiteiten die zijn gestart, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan een of twee directeuren om toezicht te houden op de uitvoering van de internecontrolesystemen.

De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen beste praktijken, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.

Krachtens het Financieel Reglement moet elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) opstellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer tijdens het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat er controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 14 is het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor het financieel beheer van de EU-begroting op zich neemt.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector (IPSAS), valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en daarbij verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.

De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.

Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de diensten van de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde jaarrekening van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.

32.Externe controle en kwijtingsprocedure

Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen op de juiste wijze worden besteed.

Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen — “verlenen van kwijting” genoemd — aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.

Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. Gezien het grote belang van NextGenerationEU, wordt het advies van de Europese Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de traditionele EU-begroting vanaf 2021 aangevuld met een afzonderlijk advies over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het kwijtingsbesluit is tevens gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen in het Europees Parlement en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2022 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

Rosa ALDEA BUSQUETS

Rekenplichtige van de Europese Commissie

19 juni 2023

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2022

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

BALANS    

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

KASSTROOMOVERZICHT    

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN    

1.    BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING    

2.    TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS    

3.    TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

4.    VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA    

5.    VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN    

6.    FINANCIEEL RISICOBEHEER    

7.    INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN    

8.    GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM    

9.    CONSOLIDATIEBEREIK    

 

BALANS

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

Immateriële activa

2,1

900

769

Vaste bedrijfsmiddelen

2,2

12 922

12 669

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2,3

1 313

1 192

Financiële activa

2,4

226 431

181 874

Voorfinanciering

2,5

47 482

60 792

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

18 870

40 642

307 917

297 938

VLOTTENDE ACTIVA

Financiële activa

2,4

8 981

6 744

Voorfinanciering

2,5

53 014

32 656

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

29 329

31 796

Voorraden

2,7

82

84

Geldmiddelen en kasequivalenten

2,8

46 544

44 860

137 950

116 141

TOTAAL ACTIVA

445 867

414 078

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2,9

(80 617)

(122 466)

Voorzieningen

2,10

(2 199)

(2 950)

Financiële verplichtingen

2,11

(323 985)

(214 974)

(406 801)

(340 391)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

Voorzieningen

2,10

(571)

(398)

Financiële verplichtingen

2,11

(28 316)

(31 149)

Crediteuren

2,12

(55 341)

(46 372)

Overlopende posten

2,13

(86 164)

(78 068)

(170 392)

(155 987)

TOTAAL VERPLICHTINGEN

(577 193)

(496 377)

NETTOACTIVA

(131 325)

(82 299)

Reserves

2,14

1 312

1 325

Bij de lidstaten op te vragen bedragen*

2,15

(132 637)

(83 624)

NETTOACTIVA

(131 325)

(82 299)

*    Het Europees Parlement heeft op 23 november 2022 een begroting goedgekeurd die erin voorziet dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in het volgende jaar bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(miljoen EUR)

Toelichting

2022

2021

ONTVANGSTEN

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

Bni-middelen

3,1

103 880

115 955

Traditionele eigen middelen

3,2

23 495

20 590

Btw-middelen

3,3

19 666

18 340

Eigen middelen kunststof

3,4

6 337

5 831

Geldboeten

3,5

915

1 990

Teruggevorderde uitgaven

3,6

1 219

1 794

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

1 122

Overige

3,8

11 395

6 737

166 908

172 357

Ontvangsten uit ruiltransacties

Financiële baten

3,9

2 602

5 092

Overige

3,10

1 669

1 497

4 271

6 589

Totale ontvangsten

171 179

178 946

UITGAVEN

Uitgevoerd door de lidstaten

3.11

Europees Landbouwgarantiefonds

(41 031)

(40 829)

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en

andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(16 073)

(15 451)

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

(43 083)

(46 932)

Europees Sociaal Fonds

(14 649)

(16 727)

Overige

(3 482)

(4 835)

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.12

(94 027)

(63 000)

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.13

(3 615)

(3 154)

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.13

(5 281)

(4 512)

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.13

(4 738)

(3 225)

Personeels- en pensioenkosten

3.14

(14 209)

(12 417)

Financieringskosten

3.15

(7 637)

(4 201)

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

(6 961)

-

Overige uitgaven

3.16

(8 342)

(5 762)

Totale uitgaven

(263 128)

(221 046)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(91 949)

(42 100)

 

KASSTROOMOVERZICHT

 

(miljoen EUR)

2022

2021

Economisch resultaat van het jaar

(91 949)

(42 100)

Operationele activiteiten

Afschrijving

135

116

Waardevermindering

1 284

1 054

(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen

(Toename)/afname leningen

(40 787)

(70 259)

(Toename)/afname voorfinanciering

(7 049)

(30 699)

(Toename)/afname van vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

24 239

2 055

(Toename)/afname voorraden

2

(4)

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

(41 850)

6 447

Toename/(afname) voorzieningen

(578)

(2 057)

Toename/(afname) financiële verplichtingen (anders dan leningen in het kader van NGEU)

14 050

60 075

Toename/(afname) crediteuren

8 969

13 964

Toename/(afname) in overlopende posten

8 096

13 484

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(3 227)

(1 769)

Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)

46 048

(3 257)

Overige non-cash mutaties

102

(1 757)

Investeringsactiviteiten

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(1 803)

(2 307)

(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(121)

(604)

(Toename)/afname niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort*

(5 850)

(4 636)

(Toename)/afname afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(156)

(629)

Financieringsactiviteiten

Toename/(afname) leningen in verband met NGEU

92 128

91 000

NETTOKASSTROOM

1 684

28 118

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

1 684

28 118

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

44 860

16 742

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

46 544

44 860

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)

Overige reserves

Reëlewaardereserve

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2020

(38 480)

4 566

496

(33 418)

Effect van de herziene EAR 11 (zie toelichting 1)

1 719

(3 043)

(496)

(1 820)

SALDO OP 1.1.2021

(36 761)

1 523

(35 238)

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(3 257)

(3 257)

Overige

262

(198)

63

Begrotingsresultaat 2020 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 769)

(1 769)

Economisch resultaat voor het jaar

(42 100)

(42 100)

SALDO OP 31.12.2021

(83 624)

1 325

(82 299)

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

46 048

46 048

Overige

115

(13)

102

Begrotingsresultaat 2021 gecrediteerd aan de lidstaten

(3 227)

(3 227)

Economisch resultaat voor het jaar

(91 949)

(91 949)

SALDO OP 31.12.2022

(132 637)

1 312

(131 325)

 

 

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN

Opgemerkt zij dat in de volgende tabellen de bedragen betreffende het VK met betrekking tot MFK’s tot eind 2020 nog steeds onder de rubriek lidstaten zijn opgenomen, aangezien het VK zich weliswaar op 1 februari 2020 uit de Unie heeft teruggetrokken, overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord, maar financiële betrekkingen met de Unie blijft onderhouden die gelijkwaardig zijn aan die van een lidstaat voor deze perioden.

1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

2.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1), hierna “het Financieel Reglement” (FR) genoemd.

Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op volgens boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast door alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Herziene EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2022 aanvangen

Er zijn geen nieuwe EAR van kracht geworden voor jaarperioden die op of na 1 januari 2022 aanvangen.

Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2022

Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld die nog niet van kracht waren op 31 december 2022.

3.BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.

De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.

4.CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van entiteiten die onder de consolidatie vallen, zijnde momenteel 54 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming (2021: 55 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming), is te vinden in toelichting 9. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die van het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS i.l.) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).

Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als “kleine entiteiten” en worden afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2022 zijn acht entiteiten ingedeeld als dergelijke kleine entiteiten (2021: acht entiteiten).

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Het bestaan van betekenisvolle invloed wordt aangenomen wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

5.OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten worden jaarlijks samengesteld overeenkomstig artikel 243 van het Financieel Reglement. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

6.Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2022

31.12.2021

Valuta

31.12.2022

31.12.2021

BGN

1,9558

1,9558

PLN

4,6808

4,5969

CZK

24,1160

24,8580

RON

4,9495

4,949

DKK

7,4365

7,4364

SEK

11,1218

10,2503

GBP

0,8869

0,8403

CHF

0,9847

1,0331

HRK

7,5345

7,5156

JPY

140,6600

130,3800

HUF

400,8700

369,1900

USD

1,0666

1,1326

7.Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico’s verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting bij de financiële instrumenten zijn opgenomen, de voorziening voor bijzondere waardevermindering van financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en voor verplichtingen inzake financiëlegarantiecontracten, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.

8.BALANS

9.Immateriële activa

Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, verhuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn of afgescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

Aangekochte immateriële activa worden gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern ontwikkelde immateriële activa worden op de balans opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (drie tot elf jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.

10.Vaste bedrijfsmiddelen

Alle materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de verdeling van de kosten minus de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Soort actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 % tot 10 %

Ruimte-objecten

8 % tot 25 %

Materieel en apparatuur

10 % tot 25 %

Meubilair en wagenpark

10 % tot 25 %

Computerhardware

25 % tot 33 %

Overige

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.

Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.

Operationele leases zijn leases waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan de eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als last op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.

11.Waardevermindering van niet-financiële activa

Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

12.Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op (“verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

13.Financiële activa

Classificatie bij eerste opname

De classificatie is afhankelijk van twee criteria:

·Het model voor het beheer van financiële activa. Dit vereist een beoordeling van de wijze waarop de EU de financiële activa beheert om kasstromen te genereren en haar doelstellingen te verwezenlijken, en van de wijze waarop zij de resultaten op financiële activa evalueert.

·De contractuele kasstroomkenmerken van de activa. Dit vereist een beoordeling van de vraag of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op de uitstaande hoofdsom zijn. De rente is de vergoeding voor de tijdswaarde van geld, het kredietrisico en andere met kredietverlening samenhangende basisrisico’s en -kosten.

Na beoordeling op basis van deze criteria, kunnen de financiële activa worden ingedeeld in drie categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen (“FVNA”) of financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Financiële activa met contractuele kasstromen die uitsluitend de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, worden ingedeeld op basis van het beheersmodel van de entiteit. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen, worden de financiële activa geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen, is de classificatie FVNA. Indien het beheersmodel verschilt van deze twee modellen (bv. de financiële activa worden aangehouden voor handelsdoeleinden of in een portefeuille die wordt beheerd en beoordeeld op basis van de reële waarde), worden de financiële activa als FVSD geclassificeerd.

Financiële activa met contractuele kasstromen die niet alleen de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, maar ook leiden tot blootstelling aan andere risico’s en volatiliteit dan bij een basisleningsovereenkomst (bv. veranderingen in aandelenkoersen), worden geclassificeerd als FVSD, ongeacht het beheersmodel.

Bij de eerste opname deelt de EU de financiële activa als volgt in:

(I)Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

De EU deelt in deze categorie in:

·geldmiddelen en kasequivalenten;

·leningen (met inbegrip van termijndeposito’s waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt);

·vorderingen met tegenprestatie, met uitzondering van de vordering in verband met financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort.

Deze niet-afgeleide financiële activa voldoen aan twee voorwaarden: het beheersmodel van de EU bestaat erin deze aan te houden om de contractuele kasstromen te ontvangen. Bovendien zijn er op bepaalde dagen contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen.

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen onder vlottende activa, met uitzondering van de activa met een looptijd van meer dan twaalf maanden na de verslagdatum.

(II)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen

Deze niet-afgeleide financiële activa hebben contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen. Daarnaast bestaat het beheersmodel erin de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen.

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

De EU beschikt op 31 december 2022 niet over dergelijke activa.

(III)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

De EU classificeert de volgende financiële activa als FVSD omdat de contractuele kasstromen niet alleen de hoofdsom en de rente op de hoofdsom vertegenwoordigen:

·derivaten;

·aandelenbeleggingen en beleggingen in geldmarktfondsen of in gepoolde portefeuillefondsen;

·investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen).

Daarnaast classificeert de EU de schuldbewijzen die zij aanhoudt als FVSD omdat de portefeuilles van schuldbewijzen worden beheerd en geëvalueerd op basis van de reële waarde van de portefeuille (bv. gemeenschappelijk voorzieningsfonds overeenkomstig artikel 212 van het Financieel Reglement).

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

Eerste opname en waardering

Aankopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener.

Financiële activa worden de eerste keer gewaardeerd tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname vermeerderd met de transactiekosten. In het geval van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden de transactiekosten opgenomen onder de uitgaven in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is doorgaans de transactieprijs, tenzij de transactie niet zakelijk is, d.w.z. dat die transactie om redenen van overheidsbeleid niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding wordt verstrekt. In een dergelijk geval is het verschil tussen de reële waarde van het financiële instrument en de transactieprijs een niet-ruilcomponent die als uitgave in de staat van de financiële resultaten wordt opgenomen. In deze situatie wordt de reële waarde van een financieel actief afgeleid uit actuele markttransacties voor een gelijkwaardig instrument. Indien er geen actieve markt voor het instrument bestaat, wordt de reële waarde vastgesteld op basis van een waarderingstechniek waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens van waarneembare markten.

Wanneer een langlopende lening renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige kasontvangsten, gedisconteerd tegen de geldende marktrente voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en leningen voor financiële bijstand worden bij eerste opname gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, waarbij de transactieprijs wordt beschouwd als de reële waarde van de lening. De redenen daarvoor worden hieronder vermeld:

·De “marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de “optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de leningsactiviteiten van de EU te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

·Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties te bepalen, de toegepaste rentevoet zijn.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs volgens de effectieverentemethode.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve, met uitzondering van wisselkoersverschillen op monetaire activa, die in de staat van de financiële resultaten worden opgenomen.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde (waaronder die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta en eventuele rentebaten) worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.

Reële waarde bij waardering na eerste opname

De reële waarde van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Waardevermindering van financiële activa

De EU bepaalt en verantwoordt de bijzondere waardevermindering voor verwachte kredietverliezen op financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen.

De te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL) zijn de contante waarde van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de kasstromen die de EU verwacht te ontvangen. De te verwachten kredietverliezen zijn gebaseerd op redelijke en gefundeerde informatie die zonder ongerechtvaardigde kosten of inspanningen op de verslagdatum beschikbaar is.

De te verwachten kredietverliezen worden bepaald met behulp van een model met drie fasen waarbij rekening wordt gehouden met kansgewogen wanbetalingsgebeurtenissen tijdens de levensduur van het financiële actief en met de ontwikkeling van het kredietrisico sinds de creatie van het financiële actief. Bij leningen is de initiëring de datum van de onherroepelijke leningtoezegging.

Indien er sinds de creatie of de initiëring geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), is het waardeverminderingsverlies de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen in de twaalf maanden na de verslagdatum (“binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”). Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico sinds de creatie of de initiëring (“fase 2”), of indien er objectief bewijs voorhanden is van een kredietwaardigheidsvermindering (“fase 3”), is het waardeverminderingsverlies gelijk aan de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen gedurende de gehele levensduur van het financiële actief (“tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”) (zie toelichting 6.5).

In het geval van activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de boekwaarde van het actief verminderd met het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen dat in de staat van de financiële resultaten is opgenomen. In het geval van activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen wordt de voorziening voor verliezen opgenomen in de nettoactiva/het eigen vermogen en vermindert zij niet de boekwaarde van het financiële actief in de balans. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

(a)Leningen aan overheden

De EU beoordeelt de waardevermindering van leningen in de context van de aard van de financiering van de EU en haar unieke institutionele status.

In het geval van waardevermindering van leningen aan niet-lidstaten berekent de EU de verwachte kredietverliezen aan de hand van externe kredietkwaliteitsgegevens, waarbij zij echter rekening houdt met haar status van preferente crediteur, wat het kredietrisico vermindert. Voor de berekening van de contante waarde is de disconteringsvoet de oorspronkelijke effectieve rentevoet van de lening. Indien een lening een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract.

Bij leningen aan lidstaten heeft de EU nooit bijzondere waardeverminderingsverliezen geleden of met wanbetalingen te maken gehad. Bij deze leningen houdt de EU niet alleen rekening met haar status van preferente crediteur, maar ook met de betrekkingen met haar lidstaten. Deze twee elementen garanderen in beginsel de volledige terugbetaling van de leningen aan de lidstaten op de vervaldatum. De EU is daarom van mening dat de te verwachten kredietverliezen op leningen aan lidstaten verwaarloosbaar zijn en dat een statistische benadering voor de berekening van te verwachten kredietverliezen niet geschikt is voor deze leningen. Derhalve worden in de staat van de financiële resultaten voor de leningen aan lidstaten geen te verwachten kredietverliezen opgenomen.

(b)Kortlopende vorderingen

De EU bepaalt het waardeverminderingsverlies op het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen aan de hand van praktische oplossingen (bv. voorzieningenmatrix).

(c)Geldmiddelen en kasequivalenten

De EU houdt geldmiddelen en kasequivalenten aan op lopende bankrekeningen en termijndeposito’s tot drie maanden. De liquide middelen worden aangehouden bij banken met een zeer hoge kredietrating (zie toelichting 6.5), zodat de kans op wanbetaling zeer klein is. Gezien de korte looptijd en de kleine kans op wanbetaling zijn de te verwachten kredietverliezen op geldmiddelen en kasequivalenten verwaarloosbaar. Bijgevolg wordt er geen voorziening voor bijzondere waardevermindering opgenomen voor kasequivalenten.

Niet langer opnemen in de balans

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen. Verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen en in overschot of tekort worden op de transactiedatum ervan opgenomen.

14.Inventaris

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van voorraden van gereed product en onderhanden werk omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of actuele vervangingswaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

15.Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel om de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dat wil zeggen van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer gedurende een periode die in het contract, het besluit, de overeenkomst of de basisrechtshandeling in kwestie is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.

Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans minus subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer deze is verworven volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van “financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De bijdragen aan EU-trustfondsen (zoals opgericht bij artikel 234 van het Financieel Reglement) die niet met de Europese Commissie worden geconsolideerd, of aan andere niet-geconsolideerde entiteiten, worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage minus subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, die door het trustfonds zijn gedaan tijdens de verslagperiode en zijn toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

16.Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken tussen de twee categorieën, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, met uitzondering van bepaalde te ontvangen bedragen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen uit ruiltransacties opgevoerd.

17.Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

18.Personeelsbeloningen

De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijnbeloningen en vergoedingen na uitdiensttreding.

Kortetermijnpersoneelsbeloningen

Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks verlof en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.

Vergoedingen na uitdiensttreding

Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kader van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan — uitgesplitst in twee regelingen — en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.

I.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren (“de pensioenregeling”): de onder deze notioneel gefinancierde regeling 15 toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of hebben gewerkt bij de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.

II.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU dekking van ziektekosten aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan “inactieven” (gepensioneerden, wezen enz.), worden als “personeelsbeloningen na uitdiensttreding” ingedeeld.

De EU biedt ook voordelen na uitdiensttreding aan de leden en voormalige leden van de EU-instellingen via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden onder de rubriek “Andere pensioenstelsels” opgenomen. De desbetreffende regelingen gelden voor de leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.

Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, discontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (“projected unit credit method”). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door discontering van de geraamde toekomstige uitgaande kasstromen op basis van de rentevoet van staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na tien dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.

Om de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten derhalve lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.

Herwaarderingen in de nettoverplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.

De EU neemt de netto rentelasten (-baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post “Personeels- en pensioenkosten”.

Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, rechtstreeks opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.

19.Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen worden geen voorzieningen opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.

20.Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten.

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden (EU-obligaties, EU-deposito’s en kortlopend EU-schuldpapier). Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, zijn niet materieel en worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

De EU neemt een verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten op wanneer zij een contract afsluit op grond waarvan de EU verplicht is bepaalde betalingen te verrichten om de garantiehouder te compenseren voor een door hem geleden verlies omdat een bepaalde debiteur zijn betalingsverplichting uit hoofde van de oorspronkelijke of herziene voorwaarden van een schuldbewijs niet nakomt. Wanneer de EU op grond van het garantiecontract betalingen moet verrichten naar aanleiding van prijsveranderingen in financiële instrumenten of veranderingen in andere onderliggende waarden, is het garantiecontract een derivaat, d.w.z. een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Alle andere garantiecontracten worden geboekt als financiële voorzieningen.

Verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten worden de eerste keer opgenomen tegen reële waarde. Dit is de netto contante waarde van de te ontvangen premie, indien deze marktconform is. Wanneer geen garantieopslag in rekening wordt gebracht of wanneer de vergoeding niet de reële waarde is, wordt de reële waarde bepaald op basis van de genoteerde prijzen op een actieve markt voor financiëlegarantiecontracten die gelijkwaardig zijn aan het contract waarop de financiële garantieverplichting betrekking heeft, indien beschikbaar, of met behulp van een waarderingstechniek. Indien de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald door directe waarneming van een actieve markt of door middel van een andere waarderingstechniek, wordt de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten de eerste keer gewaardeerd tegen het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

De waardering na eerste opname hangt af van de ontwikkeling van de blootstelling aan kredietrisico die voortvloeit uit de financiële garantie. Indien er geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is. Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico (“fase 2”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is (zie toelichting 6.5).

Financiële verplichtingen worden opgenomen onder de niet-vlottende passiva, tenzij de looptijd binnen twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. Financiëlegarantiecontracten worden opgenomen onder de kortlopende verplichtingen, tenzij de EU een onvoorwaardelijk recht heeft om de afwikkeling van de verplichting uit te stellen tot ten minste twaalf maanden na de verslagdatum.

EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie (de trustfondsen Madad en Colombia) worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld onder de financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donoren in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van bestuur van het trustfonds.

Dezelfde waarderingsbeginselen zijn van toepassing op de externe bijdragen aan de EU-programma’s ingeval dergelijke bijdragen worden ontvangen met de voorwaarden om de middelen te gebruiken zoals bepaald in de bijdrageovereenkomsten of deze anders terug te geven aan de contribuant.

21.Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden opgenomen als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten worden de crediteuren gewaardeerd op het subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag, en de overeenkomstige subsidiabele uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

22.Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst wel is verleend of de goederen wel zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Bovendien worden, indien er een factuur is opgesteld maar de diensten nog niet zijn verleend of de goederen nog niet zijn geleverd, aan het einde van het jaar de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer er een vooruitbetaling heeft plaatsgevonden voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.

23.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

24.Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op de volgende niet-ruiltransacties:

Eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het “opgevraagde bedrag”. Omdat de eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval zijn gebaseerd op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate er veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is vastgesteld en officieel ter kennis van de betrokkene is gebracht. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben beboete entiteiten twee maanden de tijd om:

a)hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU; of

b)hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 VWEU). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken staan. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van de Europese Unie zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een garantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven.

De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen en rentebedragen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer een financieel actief of een groep verwante financiële activa als activa met verminderde kredietwaardigheid wordt beschouwd (“fase 3”), worden de rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn gedisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden en soortgelijke uitkeringen worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

Baten en lasten uit financiële activa met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Deze post heeft betrekking op de reëlewaardewinsten (baten) en reëlewaardeverliezen (lasten) uit deze financiële activa, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta. In het geval van rentedragende financiële activa omvat dit ook rente. Zie ook toelichting 3.9.

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

De baten uit financiëlegarantiecontracten (garantieopslag) worden opgenomen gedurende de periode waarin de EU bereid is de houder van het financiëlegarantiecontract te compenseren voor het kredietverlies dat hij kan lijden. Bij het toegepaste amortisatieschema wordt rekening gehouden met het tijdsverloop en de omvang van de gegarandeerde blootstelling. Baten uit financiëlegarantiecontracten omvatten ook de amortisatie van financiëlegarantiecontracten wanneer de garantie niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding is verstrekt.

25.Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: i) rechten, ii) overdrachten bij overeenkomst en subsidies, alsmede iii) bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de prestaties zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

26.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

27.Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

28.Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist is om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

29.KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dit betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de operationele activiteiten, en baten of lasten die verband houden met investeringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta worden gepresenteerd in de rapportagevaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investerings- of financieringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere investeringen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Investeringsactiviteiten omvatten geen leningen die aan begunstigden zijn verstrekt, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarmee van de dagelijkse activiteiten van de EU. Het doel is om een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

Financieringsactiviteiten zijn activiteiten die resulteren in wijzigingen in de omvang en samenstelling van de opgenomen leningen, met uitzondering van leningen die aan begunstigden worden verstrekt op back-to-back-basis of voor de verwerving van vaste bedrijfsmiddelen (die zijn opgenomen onder operationele activiteiten).

30.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

 

31.IMMATERIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

Brutoboekwaarde op 31.12.2021

1 636

Toevoegingen

280

Vervreemdingen

(54)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

(12)

Brutoboekwaarde op 31.12.2022

1 849

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2021

(867)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(135)

Teruggeboekte afschrijving

-

Vervreemdingen

49

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

3

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2022

(949)

Nettoboekwaarde op 31.12.2022

900

Nettoboekwaarde op 31.12.2021

769

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

32.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos), en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de rubriek “Activa in aanbouw”. De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Met betrekking tot Galileo zijn twee satellieten die in december 2021 zijn gelanceerd, in maart 2022 operationeel verklaard. De constellatie omvat momenteel 28 satellieten. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen (waarvan 6 reservesatellieten). De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2022 gewaardeerd op 3 056 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2021: 3 413 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 1 812 miljoen EUR (2021: 1 344 miljoen EUR).

Wat Copernicus betreft, werd na een technisch incident met het SAR-instrument (dat de radargegevens levert) aan boord van Sentinel-1B, en ondanks alle inspanningen om de satelliet opnieuw te activeren, in juli 2022 geconcludeerd dat Sentinel-1B de Sentinel-1-missie niet langer kon ondersteunen. Sentinel-1B is dus volledig afgeboekt (86 miljoen EUR, na cumulatieve afschrijvingen). De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 634 miljoen EUR (2021: 937 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 2 583 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2021: 2 115 miljoen EUR).

De vaste activa in verband met de Egnos-grondinfrastructuur ten belope van 106 miljoen EUR (2021: 130 miljoen EUR) zijn eveneens opgenomen onder de rubriek “Ruimteactiva”. Voorts bedragen de Egnos-activa in aanbouw 292 miljoen EUR (2021: 189 miljoen EUR).

Vaste bedrijfsmiddelen

(miljoen EUR)

Grond en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2021

6 547

7 730

568

281

781

347

2 651

3 890

22 793

Toevoegingen

34

7

36

13

107

24

139

1 349

1 710

Vervreemdingen

(6)

(340)

(32)

(14)

(49)

(10)

(109)

(561)

Overdrachten tussen categorieën van activa

32

206

0

1

0

6

(245)

0

Overige mutaties

(0)

(0)

0

(6)

(6)

Brutoboekwaarde op 31.12.2022

6 608

7 603

572

280

838

367

2 675

4 995

23 937

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2021

(3 846)

(3 250)

(479)

(208)

(581)

(276)

(1 487)

(10 126)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(172)

(811)

(42)

(15)

(96)

(21)

(133)

(1 290)

Teruggeboekte afschrijving

0

0

(0)

5

6

Vervreemdingen

2

255

27

14

47

9

62

417

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

0

(0)

(0)

(0)

(0)

Overige mutaties

(0)

(0)

0

(22)

(22)

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2022

(4 016)

(3 807)

(494)

(209)

(630)

(288)

(1 574)

(11 015)

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2022

2 592

3 796

78

71

208

79

1 101

4 995

12 922

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2021

2 701

4 480

89

73

199

72

1 164

3 890

12 669

33.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners.

Op 31 december 2022 had de EU een belang van 30 % in het EIF (2021: 30 %) en 30 % van de stemrechten (2021: 30 %). In de tabel hieronder wordt de mutatie van het belang van de EU in het EIF voor het lopende jaar getoond.

(miljoen EUR)

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2021

1 192

Bijdragen

-

Ontvangen dividenden

(4)

Aandeel van het nettoresultaat

24

Aandeel in de nettoactiva

102

Belang op 31.12.2022

1 313

Samengevatte financiële informatie EIF

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

5 504

5 187

Passiva

(1 127)

(1 213)

Ontvangsten

340

781

Uitgaven

(261)

(217)

Overschot/(tekort)

79

564

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Nettoactiva van de geassocieerde deelneming

4 377

3 974

Belang EC in EIF

30,0 %

30,0 %

Boekwaarde

1 313

1 192

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2022 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort, en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

(miljoen EUR)

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

7 300

2 190

Volgestort

(1 460)

(438)

Niet-opgevraagd

5 840

1 752

 

34.FINANCIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

199 918

160 214

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

26 513

21 660

226 431

181 874

Kortlopend

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

4 437

3 353

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

4 544

3 391

8 981

6 744

Totaal

235 412

188 618

35.Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU) en financiële bijstand

2.4.1.1

204 103

163 392

Andere leningen

2.4.1.2

251

176

Totaal

204 354

163 568

Langlopend

199 918

160 214

Kortlopend

4 437

3 353

36.Leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU) en financiële bijstand

(miljoen EUR)

RRF (NGEU)

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2021

17 978

90 567

47 138

201

7 170

338

163 392

Nieuwe leningen (nominaal)

27 187

8 718

2 200

7 535

45 639

Aflossingen

(2 700)

(10)

(23)

(2 733)

Veranderingen in boekwaarde

176

(155)

(51)

0

(60)

0

(90)

Veranderingen in afwaardering

(2 023)

(82)

(2 105)

Totaal op 31.12.2022

45 340

99 130

46 587

201

12 613

232

204 103

Langlopend

45 156

99 026

42 666

200

12 482

218

199 749

Kortlopend

184

104

3 921

1

130

14

4 354

De nominale waarde van de leningen op 31 december 2022 bedraagt 205 301 miljoen EUR, (2021: 162 394 miljoen EUR), waarvan 160 145 miljoen EUR betrekking heeft op leningen voor financiële bijstand en 45 156 miljoen EUR op de RRF.

De regel “Veranderingen in afwaardering” komt overeen met de herwaardering van de te verwachten kredietverliezen per 31 december 2022. De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

De financiële bijstandsprogramma’s worden uitgevoerd op “back-to-back”-basis. Dit betekent dat de verstrekte leningen worden gefinancierd door gelijkwaardige opgenomen leningen met dezelfde voorwaarden. De looptijden zijn hetzelfde, de uitgiftepremies/kortingen en de kosten worden in rekening gebracht aan de begunstigde van de lening. Op de vervaldatum betaalt de begunstigde van de lening de Commissie terug en betaalt de Commissie de opgenomen lening terug. Voor de RRF-leningen is er geen back-to-backrelatie tussen de voorwaarden van de leningen en de voor NGEU opgenomen leningen (zie toelichting 2.11.1.1 voor de financiering van deze leningen).

Herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF)

De RRF is een tijdelijk instrument om de economieën van de lidstaten te helpen zich te herstellen van de coronapandemie en de groene en de digitale transitie te ondersteunen. In het kader van het EU-herstelinstrument (NGEU) leent de Commissie middelen die de RRF gebruikt om hervormingen en investeringen van de lidstaten te financieren. Deze moeten in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de EU en moeten de uitdagingen aanpakken die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester voor de coördinatie van het economisch en sociaal beleid. De financiering kan worden verstrekt in de vorm van een lening (terugbetaalbare steun) of een subsidie (niet-terugvorderbare steun, zie toelichting 2.5). De lidstaten kunnen financiering ontvangen tot een tevoren overeengekomen toewijzing voor leningen en subsidies. Om voor de steun in aanmerking te komen, moeten de lidstaten hun nationale herstel- en veerkrachtplannen indienen bij de Europese Commissie. In elk plan worden de hervormingen en investeringen beschreven die vóór eind 2026 moeten worden uitgevoerd en worden duidelijke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld die door de Europese Commissie moeten worden geanalyseerd en door de Europese Raad moeten worden goedgekeurd. De RRF-leningen kunnen tot en met 31 december 2026 worden uitbetaald nadat de overeengekomen mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt.

Op 31 december 2022 bedroegen de ondertekende leningsovereenkomsten 153,9 miljard EUR, waarvan 45,2 miljard EUR al was uitbetaald.

Steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE)

SURE is een Europees instrument om mensen aan het werk te houden en banen te behouden die in gevaar zijn gekomen door de coronapandemie. Het instrument stelt de lidstaten in staat financiële bijstand van de EU te vragen voor de financiering van plotse, forse toenamen van de nationale overheidsuitgaven in verband met nationale regelingen voor arbeidstijdverkorting en soortgelijke maatregelen, ook voor zelfstandigen, of met gezondheidsgerelateerde maatregelen, in het bijzonder op de werkplek, in reactie op de crisis. In het kader van SURE kan tot 100 miljard EUR financiële bijstand aan getroffen lidstaten worden verleend in de vorm van leningen.

Op 31 december 2022 had de Raad leningsovereenkomsten voor 98,4 miljard EUR aan financiële bijstand goedgekeurd en had de Commissie deze ondertekend. De beschikbaarheid van het instrument eindigde op 31 december 2022 en er zijn geen lopende uitbetalingen.

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

Het EFSM maakte het mogelijk financiële bijstand aan een lidstaat te verlenen in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand zou de vorm kunnen aannemen van een lening of een kredietlijn. Het programma is verlopen, maar wordt aangehouden voor specifieke taken, zoals de verlenging van de looptijd van de leningen. In december 2021 verzocht Portugal om verlenging voor een bedrag van 2,2 miljard EUR van de lening van in totaal 2,7 miljard EUR die in april 2022 kwam te vervallen De Commissie heeft 2,2 miljard EUR geleend voor de lening, die met 4,5 jaar is verlengd. De resterende 0,5 miljard werd terugbetaald.

Betalingsbalans (BB)

Dit is een instrument voor financieel beleid dat de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen, financiële bijstand op middellange termijn biedt. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag aan in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Macrofinanciële bijstand (MFB)

MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma.

In 2022 zijn er voor 7,5 miljard EUR aanvullende leningen uitgekeerd, waaronder 7,2 miljard EUR aan nieuwe leningen aan Oekraïne, die zijn verstrekt om de economische stabilisatie van Oekraïne te ondersteunen en de onmiddellijke veerkracht van het land te versterken na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland. De totale nominale waarde van uitstaande MFB-leningen bedroeg aan het einde van het jaar 15 miljard EUR, waarvan 11,6 miljard EUR aan Oekraïne was verstrekt.

MFB-leningen en daarmee verband houdende opgenomen leningen worden gegarandeerd door het GVF en vervolgens, indien nodig, door de EU-begroting. Daarnaast worden de leningen die in het kader van het MFB-programma voor buitengewone financiële bijstand in 2022 aan Oekraïne worden verstrekt en in totaal 6 miljard EUR bedragen, ook gedekt door een systeem van garanties van de lidstaten voor 61 % van de blootstelling, naast de 9 % eerste verliezen die door het GVF worden gedekt. Eind 2022 was 1,6 miljard EUR van deze garanties ondertekend, en op 31 mei 2023 werd voor nog eens 1,6 miljard EUR aan garanties ondertekend. De resterende garanties zijn nog onderworpen aan de administratieve procedures van de lidstaten, die naar verwachting in de loop van 2023 zullen worden afgerond.

Op 31 december 2022 bedraagt de voorziening voor bijzondere waardevermindering van MFB-leningen 2,3 miljard EUR (2021: 293 miljoen EUR), waarvan 2,2 miljard EUR betrekking heeft op de leningen aan Oekraïne. Hoewel alle in 2022 verschuldigde bedragen van Oekraïne op tijd zijn betaald en er op het moment van opstelling van de jaarrekening geen sprake van achterstallige rente op leningen aan Oekraïne is, weerspiegelt de bijzondere waardevermindering de tijdens de looptijd van de EU-leningen aan Oekraïne te verwachten kredietverliezen, die met bijzondere voorzichtigheid zijn geraamd vanwege de grote onzekerheden.

Garanties die door de lidstaten voor de buitengewone MFB worden verstrekt, vormen een kredietverbetering voor de EU-begroting en verminderen derhalve de verwachte kredietverliezen op deze leningen tot 0,3 miljard EUR (van de totale voorziening voor bijzondere waardevermindering van 2,2 miljard EUR, die de totale MFB-leningen aan Oekraïne dekt). Zie ook toelichting 6.5.

Op 31 december 2022 is een bedrag van 285 miljoen EUR uit ondertekende leningsovereenkomsten dat aan voorwaarden onderworpen is, niet opgevraagd (2021: 625 miljoen EUR).

Leningen van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Van de totale op 31 december 2022 uitstaande Euratom-leningen heeft 300 miljoen EUR (nominale waarde) betrekking op leningen aan Energoatom, die door Oekraïne worden gegarandeerd. Voor deze leningen is een voorziening voor bijzondere waardevermindering van 95 miljoen EUR opgenomen.

Op 31 december 2022 had de Commissie garanties van derden ontvangen voor een bedrag van 327 miljoen EUR (2021: 350 miljoen EUR) ter dekking van Euratom-leningen. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2022

31.12.2021

RRF (NGEU)

0,14 % — 2,54 %

0,11 % — 0,12 %

SURE

(0,48) % — 2,78 %

(0,48) % — 0,77 %

EFSM

(0,03) % — 3,79 %

(0,03) % — 3,79 %

BB

2,95 %

2,95 %

MFB

(0,14) % — 3,70 %

(0,14) % — 3,70 %

Euratom

(0,08) % — 1,53 %

(0,08) % — 1,66 %

EU-begrotingsgarantie

De EU-begroting staat borg voor de door de Commissie opgenomen leningen waarmee de leningen in het kader van de RRF en de programma’s voor financiële bijstand worden gefinancierd. Als in de toekomst leningbedragen niet worden terugbetaald, is het mogelijk dat de daaraan verbonden opgenomen leningbedragen uit de EU-begroting moeten worden terugbetaald.

·Opgenomen leningen in verband met NGEU en leningen in het kader van het ESFM en de betalingsbalans aan lidstaten worden uitsluitend door de EU-begroting gegarandeerd;

·Leningen in verband met SURE worden gedekt door de EU-begroting en geschraagd door garanties van de lidstaten ten belope van 25 miljard EUR; en

·MFB-leningen voor leningen aan derde landen worden eerst gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2) en vervolgens door de EU-begroting, met uitzondering van de MFB-leningen in het kader van buitengewone financiële bijstand aan Oekraïne voor een bedrag van 6 miljard EUR, dat gedekt wordt door garanties van de lidstaten na de eerste 9 % aan verliezen die door het GVF zijn gedekt;

·Euratom-leningen worden eerst gedekt door garantstellingen van derden en daarna door het GVF (zie toelichting 2.4.2) en daarna door de EU-begroting.

Zie toelichting 6.6 voor meer informatie.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met de leningen voor financiële bijstand (EFSM, MFB, betalingsbalans en Euratom) die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van wanbetaling op een lening voor financiële bijstand die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk zou zijn jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefondscompartiment voor extern optreden van het GVF, indien dit relevant is (d.w.z. MFB- en Euratom-leningen in derde landen) (zie toelichting 4.1.1).

De uitstaande voorwaardelijke verplichting van de EU met betrekking tot de bovengenoemde leningen voor financiële bijstand bedroeg 53,9 miljoen EUR op de terugtrekkingsdatum. Na aflossingen sinds die datum bedraagt de waarde van deze door de EU-garantie gedekte leningen op 31 december 2022 52,4 miljard EUR; het aandeel van het VK hierin is 6,5 miljard EUR.

37.Andere leningen

Deze omvatten drie soorten leningen:

a)Leningen toegekend uit EU-begrotingsprogramma’s (bv. het MEDA-programma Europees-mediterraan partnerschap en het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie). Deze leningen bedroegen op 31 december 2022 in totaal 79 miljoen EUR (2021: 74 miljoen EUR).

b)Gesubrogeerde leningen: deze leningen zijn verstrekt door de EIB en gegarandeerd door de EFSI- en ELM-programma’s. In geval van leningen in wanbetaling, heeft de Commissie de beroepen op de garantie uitbetaald en beschikt zij over de terugvorderingsrechten. Bijgevolg worden de leningen nu in de EU-balans opgenomen. Op 31 december 2022 bezat de Commissie de terugvorderingsrechten voor 1,0 miljoen EUR aan dergelijke leningen, inclusief opgelopen rente (2021: 855 miljoen EUR). Na inaanmerkingneming van de te verwachten kredietverliezen, bedraagt de op de balans opgenomen boekwaarde echter 126 miljoen EUR (2021: 48 miljoen EUR).

c)Termijndeposito’s van 46 miljoen EUR (2021: termijndeposito’s van 54 miljoen EUR) met een looptijd van meer dan drie maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.

38.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (FVSD)

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

2.4.2.1

30 073

24 223

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD derivaten

2.4.2.2

984

828

Totaal

31 057

25 051

Langlopend

26 513

21 660

Kortlopend

4 544

3 391

39.Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per soort

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Schuldtitels

24 647

19 326

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde activaportefeuilles)

2 895

2 513

Andere beleggingen in aandelen

2 532

2 384

Totaal

30 073

24 223

Langlopend

25 534

20 834

Kortlopend

4 539

3 390

Schuldbewijzen zijn voornamelijk overheidsobligaties en bedrijfsobligaties. Zij worden aangehouden in de fondsen (portefeuilles) die worden beheerd door de Commissie (voornamelijk GVF, BUFI) of door de EIB namens de EU (voornamelijk H2020, Innovatiefonds). De prestaties van de portefeuilles worden beoordeeld op basis van de reële waarde marktwaarde).

Geldmarktfondsen (MMF’s) zijn beleggingsfondsen die beleggen in kortlopende schuldbewijzen (bv. het Unitair Fonds van de EIB). Indexfondsen (ETF’s) zijn beleggingsfondsen  die worden verhandeld op  effectenbeurzen . Ze volgen indices en houden activa aan zoals aandelen , obligaties , valuta’s en termijncontracten . Beleggingen in gepoolde portefeuilles zijn EU-middelen van de CEF- en H2020-programma’s die worden gecombineerd met de middelen van de lidstaten uit het NER300-programma. Zij worden gebruikt om garanties te verstrekken voor de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB.

De “Andere beleggingen in aandelen” hebben voornamelijk betrekking op het beleggen van EU-begrotingsmiddelen — via uitvoerende partners — in durfkapitaal of andere soorten beleggingsfondsen om EU-beleidsdoelstellingen na te streven: bijvoorbeeld verbetering van de toegang tot financiering voor startende kmo’s, onderzoek en innovatie, en infrastructuur zowel binnen als buiten de EU.

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per programma

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Innovatiefonds

6 476

4 195

BUFI-beleggingen

2 015

1 257

EGKS in liquidatie

1 222

1 382

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

188

188

EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel

84

69

9 985

7 091

Fondsen voor begrotingsgaranties:

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

14 057

11 272

14 057

11 272

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

Horizon 2020 en Horizon Europa

3 766

3 342

Connecting Europe Facility

697

762

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

512

684

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

214

213

Green for Growth Fund (GGF)

107

146

Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie

109

107

Overige

628

606

6 031

5 861

Totaal

30 073

24 223

Langlopend

25 534

20 834

Kortlopend

4 539

3 390

Innovatiefonds (IF)

Het Innovatiefonds is opgericht bij Richtlijn (EU) 2018/410 en stelt een systeem in voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie. Het doel is om de ontvangsten te gebruiken om innovatie in koolstofarme technologieën en processen in bepaalde economische sectoren te ondersteunen. Het Innovatiefonds ontvangt zijn middelen uit de opbrengsten van de geleidelijke tegeldemaking van 450 miljoen emissierechten en van eventuele niet-bestede middelen uit de 300 miljoen emissierechten die beschikbaar zijn voor het NER300-programma (zie toelichting 3.8). De EIB beheert de gelden totdat ze worden gebruikt voor het beoogde doel en belegt ze in schuldbewijzen.

BUFI-beleggingen

De Commissie heeft het Fonds voor geldboeten (BUFI) opgericht om de gelden te beheren die zij voorlopig ontvangt voor mededingingsboeten waartegen beroep is ingesteld. Tot de definitieve rechterlijke beslissing belegt de Commissie het geld in schuldinstrumenten. In 2022 heeft een ontvanger van een boete voorlopig 0,9 miljard EUR betaald, dat in dit fonds werd belegd — dit is de belangrijkste reden voor de stijging hier.

EGKS in liquidatie

Het EGKS-Verdrag is op 23 juli 2002 vervallen, en alle bestanddelen van het EGKS-vermogen werden overgedragen aan de Europese Unie en bestemd voor onderzoek in de sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie, zoals baanbrekende technologieën die leiden tot staalproductie met bijna-nulemissie. De Commissie belegt de gelden in schuldbewijzen totdat zij worden toegekend voor onderzoek.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële deelneming in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2022 bestond uit 90 044 aandelen (2021: 90 044 aandelen), oftewel 3 % van het totale geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaalbedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet is opgevraagd. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten. De EU waardeert haar belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF)

De EU garandeert de investeringen in eigen vermogen en leningen van uitvoerende partners aan overheden en ondernemingen. Om de beroepen op garanties die voortvloeien uit wanbetalingen of andere verliezen te betalen, wordt in de EU-begroting, overeenkomstig de rechtshandelingen, stapsgewijs geld opzijgezet om een kapitaalbuffer (het GVF) op te bouwen. Het GVF dekt ook leningen die de Commissie verstrekt om MFB- en Euratom-leningen aan niet-lidstaten te financieren.

Overeenkomstig het Financieel Reglement heeft de Commissie het GVF opgezet voor het beheer van de kapitaalbuffer (“voorziening”) voor alle begrotingsgaranties en leningen voor financiële bijstand aan derde landen, in één gemeenschappelijke portefeuille. Naast de voorziening uit de EU-begroting ontvangt het GVF terugvorderingen in verband met verrichtingen in wanbetaling, het rendement van zijn beleggingen en vergoedingen voor de begrotingsgaranties van de EU. Het GVF kan ook vrijwillige bijdragen ontvangen van lidstaten en andere contribuanten die op deze wijze de beschikbare EU–begrotingsgaranties verhogen.

Het GVF wijst de ontvangen bijdragen toe aan compartimenten naargelang van het bijdragende programma. In de rechtshandelingen van de programma’s zijn de noodzakelijke voorzieningen voor de verstrekte garanties vastgesteld. De EU-begroting bundelt deze afzonderlijk aangelegde fondsen in het GVF om zo het vermogensbeheer te optimaliseren.

Op 31 december 2022 bedroegen de activa van het GVF 14,4 miljard EUR, waarvan 14,1 miljard EUR was belegd in financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (schuldbewijzen).

Horizon 2020 en Horizon Europa

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) — zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld ter verbetering van de toegang tot financiering voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn:

·de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt;

·de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB);

·de InnovFin-eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en wordt beheerd door het EIF; en

·het EIC-fonds (fonds van de Europese Innovatieraad), dat eigenvermogensfinanciering verstrekt om de innovatie en het naar de markt brengen te versnellen. Het EIC-fonds wordt gefinancierd uit de Horizon Europa- en H2020-programma’s. Tot nu toe hebben de investeringen voornamelijk betrekking op het H2020-programma.

Connecting Europe Facility

Zoals Verordening (EU) nr. 1316/2013 bepaalt, is het doel van de Connecting Europe Facility (CEF) het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Zij biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van door de EU gegarandeerde projectobligaties.

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s Cosme, CIP en MAP en het initiatief voor groei en werkgelegenheid, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.



Reëlewaardehiërarchie van niet-afgeleide financiële activa tegen FVSD

(miljoen EUR)

Soort financieel actief

31.12.2022

31.12.2021

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

24 677

19 336

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

3 061

2 698

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

2 335

2 190

Totaal

30 073

24 223

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie plaatsgevonden.

Aansluiting van niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

Beginsaldo op 1.1.2022

2 190

Investeringen tijdens de verslagperiode

383

Terugbetalingen van kapitaal

(143)

Afgewikkelde inkomsten

(115)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

19

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2022

2 335

Het nettoverlies voor aan het einde van 2022 aangehouden niet-afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 87 miljoen EUR (2021: nettowinst van 295 miljoen EUR). Het resultaat wordt als financiële bate opgenomen onder “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.9) of als financiële last onder “Verliezen op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.15).

40.Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten

Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten, per soort

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2022

31.12.2021

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Termijncontracten in vreemde valuta

488

5

646

2

Garantie op de aandelenportefeuille

4 694

979

(17)

4 148

826

(1)

Garanties voor valutarisico

87

(8)

28

(4)

Totaal

5 269

984

(25)

4 822

828

(5)

Langlopend

979

(9)

826

(5)

Kortlopend

5

(15)

2

Termijncontracten in vreemde valuta

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.

Garanties op de aandelenportefeuilles

De rubriek “Garantie op de aandelenportefeuille” omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen. Deze garanties worden ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.

Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 3,5 miljard EUR (2021: 3,1 miljard EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 967 miljoen EUR (2021: 763 miljoen EUR).

Garantie voor valutarisico

De EU garandeert het valutarisico in het kader van de EFDO-garantie, waarbij zij swap- en termijncontracten die gericht zijn op het afdekken van valutarisico’s voor investeringen in opkomende markten garandeert. De EU dekt eveneens de devaluatie van de vreemde munt (UAH) in verband met leningen van financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne in het kader van de mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap.

Reëlewaardehiërarchie van afgeleide financiële activa en verplichtingen

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2022

31.12.2021

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

5

(3)

2

(2)

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

979

(21)

826

(2)

Totaal

984

(25)

828

(5)

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden. Derivaten in reëlewaardeniveau 3 omvatten voornamelijk garanties op aandelenportefeuilles.

Aansluiting van afgeleide financiële activa en verplichtingen gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

Beginsaldo actief/(passief) op 1.1.2022

824

Gehonoreerde garanties

51

Terugontvangen garanties

Inkomsten uit afgewikkelde garanties

(98)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

181

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2022

958

De nettowinst voor aan het einde van 2022 aangehouden afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 181 miljoen EUR (2021: nettowinst van 777 miljoen EUR). Dit bedrag is opgenomen onder “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten” (zie toelichting 3.9).

41.VOORFINANCIERING

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Voorfinanciering

2.5.1

47 179

57 764

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

216

2 901

Bijdragen aan trustfondsen

86

126

47 482

60 792

Kortlopend

Voorfinanciering

2.5.1

46 927

28 427

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

6 087

4 229

53 014

32 656

Totaal

100 496

93 447

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.

42.Voorfinanciering

(miljoen EUR)

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2022

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2021

Gedeeld beheer

Elfpo en andere instrumenten

voor plattelandsontwikkeling

3 051

(527)

2 525

3 172

(208)

2 965

EFRO en CF

29 812

(4 932)

24 880

23 531

(4 571)

18 960

ESF

11 621

(1 974)

9 647

9 085

(1 823)

7 263

Overige

8 063

(4 498)

3 565

4 836

(2 263)

2 572

52 548

(11 931)

40 617

40 624

(8 865)

31 760

Direct beheer

Uitgevoerd door:

Commissie

41 722

(13 695)

28 027

46 494

(11 970)

34 525

waarvan RRF (NGEU)

28 347

(5 389)

22 958

34 879

(4 065)

30 814

Uitvoerende agentschappen van de EU

29 566

(17 104)

12 462

23 931

(15 030)

8 901

Trustfondsen

738

(582)

156

1 140

(847)

293

72 026

(31 381)

40 645

71 565

(27 847)

43 718

Indirect beheer

Uitgevoerd door:

Andere EU-agentschappen en -organen

2 892

(1 262)

1 631

1 657

(687)

971

Derde landen

1 797

(1 275)

522

1 874

(1 261)

614

Internationale organisaties

12 488

(7 491)

4 997

9 545

(5 955)

3 590

Andere entiteiten

15 208

(9 513)

5 695

12 992

(7 453)

5 539

32 385

(19 540)

12 845

26 069

(15 356)

10 713

Totaal

156 958

(62 852)

94 106

138 258

(52 068)

86 191

Langlopend

47 179

47 179

57 764

57 764

Kortlopend

109 778

(62 852)

46 927

80 494

(52 068)

28 427

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

Wat gedeeld beheer betreft, hebben nagenoeg alle voorfinancieringen betrekking op de programmeringsperiode 2014-2020. Er zijn nieuwe voorfinancieringsbetalingen gedaan op het gebied van cohesie, voornamelijk in verband met React-EU (3,5 miljard EUR) en de programmeringsperiode 2021-2027 (5,4 miljard EUR). 

Voor de periode 2014-2020 is er een eerste voorfinanciering die alleen kan worden vereffend (d.w.z. opgenomen in de staat van de financiële resultaten) tegen het einde van de programmeringsperiode en die wordt geboekt als langlopende voorfinanciering. Aangezien we het einde van de uitvoeringsperiode van dit vorige MFK naderen en er binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd worden, wordt deze eerste voorfinanciering geleidelijk geherclassificeerd als kortlopende voorfinanciering en is de verrekening ervan ook begonnen. Deze situatie is de belangrijkste reden voor de afname van de langlopende voorfinanciering en een grote factor in de toename van het kortlopende bedrag.

Voor direct beheer zijn de grootste bedragen aan voorfinanciering die welke verband houden met de niet-terugvorderbare steun in het kader van het RRF-instrument, dat in 2021 van start is gegaan, ten bedrage van netto 23 miljard EUR aan het einde van het jaar (2021: 30,8 miljard EUR). Deze bedragen zijn gedaald naarmate de mijlpalen door de lidstaten in 2022 werden bereikt. De andere belangrijke bedragen van in totaal 13 miljard EUR (2021: 8,5 miljard EUR) hebben betrekking op het beleidsterrein onderzoek (voornamelijk Horizon 2020 en Horizon Europa, uitgevoerd door de uitvoerende agentschappen van de EU en de Commissie); nu het nieuwe MFK op gang komt, zijn er meer subsidies toegekend en is er dus meer voorfinanciering betaald.

Voor indirect beheer heeft de voorfinanciering voornamelijk betrekking op interne beleidsprogramma’s zoals Galileo en Egnos (ruimteprogramma’s), maar ook op instrumenten die verband houden met Europa als wereldspeler (met inbegrip van instrumenten voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking). De meest opvallende toename van de voorfinanciering in deze rubriek, 1,1 miljard EUR, houdt verband met het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en de voorlopers daarvan. Net als bij de voorfinanciering onder direct beheer, heeft de stijging hier voornamelijk betrekking op de nieuwe betalingen die worden gedaan in het kader van de programmeringsperiode 2021-2027 naarmate deze op gang komt.

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaat zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de “nominale waarde” en de “lopende waarde”. Voor de nominale waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de lopende waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2022 beliep de nominale waarde van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 518 miljoen EUR en de lopende waarde van die garanties 464 miljoen EUR (in 2021: respectievelijk 433 miljoen EUR en 383 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van de programma’s Horizon 2020 en Horizon Europa worden betaald, worden effectief gedekt door het onderlingeverzekeringsmechanisme (MIM), voorheen bekend als het Garantiefonds voor deelnemers (PGF). Het MIM is een instrument voor onderlinge verzekering dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen in het kader van die programma’s. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de maximale EU-bijdrage bij aan het kapitaal van het MIM, dat door de Commissie op de financiële markten wordt belegd om rente voort te brengen. De rente kan worden gebruikt ter dekking van schulden die een in gebreke gebleven deelnemer niet aan de Unie heeft voldaan. Aan het einde van de indirecte maatregel worden de bijdragen aan de deelnemers terugbetaald. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het MIM, maar het fonds is eigendom van de deelnemers. Het MIM is dus een afzonderlijke entiteit die niet in deze jaarrekening van de EU is geconsolideerd.

Op 31 december 2022 bedroegen de door het MIM gedekte voorfinancieringen in totaal 2,7 miljard EUR (2021: 2,4 miljard EUR). De totale activa van het MIM, met inbegrip van de door de Commissie beheerde financiële activa, bedroegen 2,6 miljard EUR (2021: 2,5 miljard EUR).

43.Overige voorschotten voor de lidstaten

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

3 390

3 647

Steunregelingen

2 914

3 483

Totaal

6 303

7 130

Langlopend

216

2 901

Kortlopend

6 087

4 229

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

Met betrekking tot het cohesiebeleid 2014-2020 wordt geschat dat van het uitbetaalde bedrag van 17 181 miljoen EUR er op 31 december 2022 3 303 miljoen EUR niet was gebruikt. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (1 449 miljoen EUR uitbetaald, exclusief voorfinancieringen, waarvan naar schatting 292 miljoen EUR ongebruikt is).

Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 86 miljoen EUR nog ongebruikt.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de terugbetaalde bedragen die overeenkomen met de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de EU De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubriek steunregelingen hierboven.

Voor het MFK 2014-2020 werden de ultimo het jaar ongebruikte bedragen geraamd op 1 198 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 1 670 miljoen EUR voor het landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling.



44.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

16 339

34 892

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

2 532

5 750

18 870

40 642

Kortlopend

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

25 832

29 473

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

3 497

2 323

29 329

31 796

Totaal

48 199

72 438

45.Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Lidstaten

2.6.1.1

503

2 497

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

14 810

30 839

Overlopende posten

2.6.1.4

1 011

1 556

Andere verhaalbare bedragen

15

16 339

34 892

Kortlopend

Lidstaten

2.6.1.1

6 036

5 682

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

9 061

10 913

Mededingingsboeten

2.6.1.3

9 420

11 698

Overlopende posten

2.6.1.4

1 239

1 097

Andere verhaalbare bedragen

75

83

25 832

29 473

Totaal

42 170

64 365

46.Op de lidstaten verhaalbare bedragen

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

4 397

6 137

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 356

1 405

Te ontvangen eigen middelen

7

15

Afwaardering

(686)

(875)

Overige

Verhaalbare bedragen eigen middelen

5 073

6 683

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

1 621

1 525

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

189

668

Afwaardering

(591)

(843)

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

1 219

1 350

Terugvordering van voorfinanciering

13

26

Betaalde en terugvorderbare btw

54

45

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

180

73

Totaal

6 539

8 178

Langlopend

503

2 497

Kortlopend

6 036

5 682

De door de lidstaten verschuldigde langlopende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

“A-boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarin de lidstaten de vastgestelde traditionele eigen middelen (TEM) meedelen. De tabel bevat de bedragen uit de “A-boekhouding” die nog niet aan de Commissie zijn betaald. De TEM zijn hoofdzakelijk douanerechten, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.

De “A-boekhouding” staat gewoonlijk op 3 à 4 miljard EUR per jaareinde. In 2021 waren de bedragen echter aanzienlijk hoger, omdat ze TEM-bedragen omvatten die verband hielden met gevallen van onderwaardering. De ontwikkeling in 2022 wordt voornamelijk verklaard door de ontvangen betalingen in verband met deze gevallen en door aanpassingen van de schulden na een uitspraak van het Hof.

Op 8 maart 2022 heeft het Hof in de inbreukzaak tegen het VK (Inbreuk nr. 2018/2008) het desbetreffende arrest gewezen en bevestigd dat het VK zijn verplichtingen om de Unie-begroting te beschermen niet is nagekomen. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde op het moment van invoer. Volgens een door OLAF en het JRC ontwikkelde methode en op basis van de beschikbare informatie heeft de Commissie geraamd dat de EU-begroting als gevolg van de inbreuk door het VK in de periode van november 2011 tot en met oktober 2017 2,1 miljard EUR aan inkomsten is misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten van 20 % die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Het Hof steunde in zijn arrest in grote lijnen de vordering van de Commissie, maar verzocht de Commissie het verschuldigde bedrag opnieuw te berekenen en rekening te houden met aanvullende elementen voor de kwantificering van de gederfde douanerechten. In juni 2022 betaalde het VK een voorlopig bedrag aan de Commissie.

De Commissie heeft het arrest en met name de opmerkingen van het Hof over de vaststelling van de verschuldigde bedragen beoordeeld. Na een gedetailleerde analyse werd de uiteindelijke hoofdsom vastgesteld op 1,6 miljard EUR (nettobedrag na aftrek van 20 % inningskosten). Het VK heeft het uitstaande bedrag in januari 2023 betaald. Bijgevolg werd ook de achterstandsrente herberekend en vastgesteld op een bedrag van 1,4 miljard EUR, dat door het VK in februari 2023 werd betaald. Beide betalingen werden gedaan na aftrek van het aandeel van het VK uit hoofde van de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

Na deze betalingen heeft de Commissie de inbreukprocedure op 15 februari 2023 afgesloten.

Door dezelfde parameters toe te passen voor de herberekening van de geraamde TEM-verliezen die de 27 lidstaten verschuldigd zijn voor textiel en schoeisel dat tegen sterk ondergewaardeerde waarde uit China is ingevoerd, is een negatieve aanpassing van 0,6 miljard EUR toegepast op de vorderingen per 31 december 2022. Verdere verduidelijkingen met de lidstaten om de uiteindelijk verschuldigde bedragen vast te stellen, zijn lopende. De vertragingsrente die in verband met deze gevallen is verschuldigd, wordt momenteel op 0,6 miljard EUR geraamd.

“Specifieke boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door de lidstaten en er geen zekerheid (garantie) voor is gesteld (of waarvoor wel zekerheid is gesteld, maar de bedragen worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. De afwaarderingsbedragen vertegenwoordigen over het algemeen een vergelijkbaar percentage van de hoofdsom aan het einde van elk jaar.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2022 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2022 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er is een raming gemaakt van de te ontvangen bedragen die zijn ontstaan in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2022. De Commissie raamt ook een afschrijving voor de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

47.Terugtrekkingsakkoord VK

In het “Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” (ref. 2019/C 384 I/01) (het “terugtrekkingsakkoord” of “TA”), dat is ondertekend tussen de EU en het VK, worden aan beide partijen verschillende financiële verplichtingen opgelegd. Op 31 december 2022 bedroeg de nettovordering op het VK op basis van deze verplichtingen 23 871 miljoen EUR (2021: 41 753 miljard EUR), waarvan 9 061 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald (2021: 10 913 miljoen EUR):

(miljoen EUR)

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2022

31.12.2021

Verschuldigd door het VK

17 029

9 587

68

26 683

43 982

Verschuldigd aan het VK

(2 812)

(2 812)

(2 229)

Totaal

17 029

9 587

(2 744)

23 871

41 753

Langlopend

8 465

9 298

(2 953)

14 810

30 839

Kortlopend

8 563

288

209

9 061

10 913

Aandeel van het VK (artikel 139)

Overeenkomstig artikel 139 is het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de uit het terugtrekkingsakkoord voortvloeiende financiële verplichtingen een percentage dat wordt berekend als de verhouding tussen de eigen middelen die het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking heeft gesteld en de eigen middelen die alle lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in diezelfde periode ter beschikking hebben gesteld, aangepast met het bedrag dat de lidstaten vóór 1 februari 2022 is meegedeeld. Het uiteindelijke aandeel van het VK is berekend op 12,431681219587700 %.

Betalingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de verplichtingen tussen de twee partijen is vastgelegd in artikel 148. Samengevat factureert de EU de door het VK verschuldigde nettobedragen in april en september van elk jaar en betaalt het VK deze maandelijks. De in april van een bepaald jaar gerapporteerde bedragen moeten in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van dat jaar. De in september gerapporteerde bedragen moeten in acht gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van oktober van dat jaar tot en met mei van het volgende jaar. Aangezien sommige gerapporteerde bedragen noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op prognoses en ramingen, wordt de verslaglegging elk jaar bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

In 2022 bedroeg het op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 aan het VK gerapporteerde totaalbedrag 9 815 miljoen EUR (2021: 11 930 miljoen EUR), waarvan 3 418 miljoen EUR in april 2022 en 6 397 miljoen EUR in september 2022 (2021: respectievelijk 3 763 miljoen EUR en 8 166 miljoen EUR).

De in 2022 totale ontvangen betalingen bedroegen 10 921 miljoen EUR (2021: 6 826 miljoen EUR). Van dit bedrag had 5 104 miljoen EUR betrekking op het resterende deel van het verslag van september 2021 (betaald in vijf gelijke termijnen in de periode van januari tot en met mei 2022) (2021: nihil), 3 418 miljoen EUR op het verslag van april 2022 (betaald in vier gelijke maandelijkse termijnen in de periode van juni tot en met september 2022 (2021: 3 763 miljoen EUR), en 2 399 miljoen EUR op het verslag van september 2022 (betaald in drie gelijke termijnen in de periode van oktober tot en met december (2021: 3 062 miljoen EUR).



(miljoen EUR)

Resterend bedrag

van verslag van

21 september

(verschuldigd en betaald van januari tot en met mei 2022)

Verslag van

april 2022

(verschuldigd en betaald

van juni tot en met

september 2022)

Verslag van

september 2022:

(verschuldigd en betaald

van oktober tot en met

december 2022

Totale

betalingen

in 2022

Artikel 140

5 090

4 029

2 437

11 556

Artikel 142

18

236

11

265

Artikel 136

29

7

37

Artikel 147

6

6

5 138

4 271

2 455

11 864

Artikel 136

(573)

(573)

Artikel 141

(34)

(0)

(56)

(90)

Artikel 143

(163)

(163)

Artikel 144

(73)

(73)

Artikel 145

(37)

(37)

Artikel 146

(7)

(7)

(34)

(853)

(56)

(943)

Totaal

5 104

3 418

2 399

10 921

Het resterende saldo van de factuur van september 2022 aan het einde van het jaar, ten bedrage van 3 998 miljoen EUR, werd in vijf gelijke maandelijkse termijnen betaald in de periode januari tot en met mei 2023 (2022: 5 104 miljoen EUR).

Artikel 140 — Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen per 31 december 2020 (de zogeheten “brexit-RAL”) aan de EU te zullen betalen, aangepast overeenkomstig de vereisten van artikel 140. Op 31 december 2022 bedroeg het totale als vordering opgenomen bedrag 17 029 miljoen EUR (2021: 28 620 miljoen EUR), waarvan 8 563 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na het einde van het jaar. De volgende tabel geeft de belangrijkste mutaties weer tussen het totaalbedrag dat op 31 december 2021 als vordering is opgenomen en het totaalbedrag dat op 31 december 2022 als vordering is opgenomen:

miljoen EUR

Door het VK verschuldigd bedrag per 31.12.2021

28 620

Financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden (inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2021)

(123)

TEM voor 2020 die in 2022 ter beschikking van de Unie zijn gesteld

(inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2021)

Nettobetalingen ontvangen van het VK in 2022

(11 556)

Aanpassing geraamde niet-uitvoering

88

Totaal

17 029

Langlopend

8 465

Kortlopend

8 563

De daling op jaarbasis van het totale als vordering opgenomen bedrag bedroeg 11 591 miljoen EUR en was voornamelijk toe te schrijven aan de betalingen die in 2022 van het VK werden ontvangen (11 556 miljoen EUR).

De totale aftrek voor financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden, ten bedrage van 123,5 miljoen EUR, omvat de in september 2022 gefactureerde bedragen die nog niet in de jaarrekening 2021 waren opgenomen (39,1 miljoen EUR, die van januari tot en met mei 2023 moeten worden betaald) en de in september 2023 te factureren bedragen die van oktober 2023 tot en met mei 2024 moeten worden betaald (84,4 miljoen EUR).

De totale aftrek voor TEM met betrekking tot 2020 die in 2022 ter beschikking van de Unie zijn gesteld bedroeg nul, omdat er geen aanpassingen van de reeds gefactureerde bedragen waren en er voor zover bekend geen bedragen in de factuur van april 2023 of september hoefden te worden opgenomen.

Het binnen twaalf maanden na de verslagdatum te betalen bedrag (8 563 miljoen EUR) omvat het resterende saldo van de factuur van september 2022 (4 061 miljoen EUR), het in april 2023 te factureren bedrag (2 647 miljoen EUR) en het in september 2023 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2023 moet worden betaald (1 855 miljoen EUR). Het in april 2022 gefactureerde bedrag bestaat uit 2 515 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2023 en 132 miljoen EUR met betrekking tot de aanpassing van het aandeel van het VK in de RAL als gevolg van de uitvoering in 2022. Het in september 2023 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2023 moet worden betaald, bestaat uit 1 887 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2023 en 32 miljoen EUR met betrekking tot de verminderingen voor financiële nettocorrecties.

De geraamde niet-uitvoering is aangepast met 88 miljoen EUR om de werkelijke vrijmakingen in 2021 en 2022 weer te geven, evenals de geschatte vrijmakingen van de resterende brexit-RAL aan het einde van 2022.

Artikel 142 — Verplichtingen van de Unie eind 2020

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de verplichtingen van de Unie eind 2020 aan de EU te zullen betalen, met uitzondering van verplichtingen: a) waar activa tegenover staan en b) in verband met de werking van de begroting en het beheer van de eigen middelen (met inbegrip van de bedragen die reeds gedekt zijn door de nog betaalbaar te stellen vastleggingen; zie artikel 140 hierboven). Het belangrijkste bedrag hier betreft de op 31 december 2020 bestaande verplichtingen uit hoofde van voordelen na uitdiensttreding (pensioenen en ziektekostenverzekering) in de EU.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6

(miljoen EUR)

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenver-zekering

31.12.2022

31.12.2021

Uitstaande verplichtingen van 2020

67 840

5 168

73 008

114 507

Aandeel van het VK

8 434

642

9 076

14 235

Bijdragen aan de EU-pensioenregeling/GSZV

250

9

259

236

Totaal

8 684

651

9 335

14 471

Langlopend

8 434

642

9 076

14 235

Kortlopend

250

9

259

236

Volgens de standaardwijze van betaling van artikel 142, lid 6, draagt het VK jaarlijks bij in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in het voorgaande jaar aan elke begunstigde van de pensioenregeling voor Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en in de daarmee samenhangende bijdrage uit de begroting van de Unie aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) voor elke begunstigde of persoon die via een begunstigde is begunstigd. De bijdragen moeten in vier maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van het desbetreffende jaar.

Het Britse aandeel in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in 2022 aan de begunstigden van de EU-pensioenregeling en aan het GSZV bedroeg respectievelijk 250 miljoen EUR en 9 miljoen EUR. Deze bedragen zijn aan het VK meegedeeld als onderdeel van de factuur van april 2023 (en moeten dus in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald in de periode juni tot en met september 2023).

Bovendien bedroegen de op 31 december 2022 uitstaande verplichtingen van het VK voor 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6, in verband met de pensioenregeling van de Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) respectievelijk 8 434 miljoen EUR en 642 miljoen EUR (2021: 13 032 miljoen EUR en 1 203 miljoen EUR). De daling voor de EU-pensioenregeling en het GSZV was toe te schrijven aan de actuariële winst die voortvloeit uit wijzigingen in de financiële veronderstellingen (zie toelichting 2.9 voor meer details). Er zij op gewezen dat de actuariële winst (of het actuariële verlies) als gevolg van wijzigingen in financiële veronderstellingen weliswaar van invloed is op de contante waarde van de uitstaande verplichtingen van 2020 berekend op basis van IPSAS 39/EAR 12, maar dat dit geen wijziging brengt in het bedrag aan uitkeringen dat door de EU daadwerkelijk moet worden betaald, noch, impliciet, in de bijdragen van het VK in deze betalingen die verschuldigd zijn op grond van het standaardafwikkelingsmechanisme van artikel 142, lid 6.

Per 31 december 2022 heeft het VK geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vervroegde afwikkeling die voorziet in betaling van de uitstaande verplichtingen van 2020 voor de EU-pensioenregeling en het GSZV, berekend op basis van actuariële waarderingen overeenkomstig IPSAS 39/EAR 12, in vijf gelijke termijnen volgens de procedure van artikel 142, lid 6, laatste alinea.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 5

Overeenkomstig artikel 142, lid 5, draagt het VK bij in de verplichtingen in verband met andere pensioenstelsels zoals opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, in tien tranches, te beginnen op 31 oktober 2021 (waarbij elke jaarlijkse tranche in acht maandelijkse termijnen moet worden betaald van oktober tot en met mei van het volgende jaar). Deze verplichtingen in de geconsolideerde jaarrekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 bedroegen 2 344 miljard EUR, hetgeen resulteerde in een aangepast aandeel van het VK op 31 december 2020 van 291 miljoen EUR. Rekening houdend met de bedragen die in 2022 van het VK zijn ontvangen (in totaal 40 miljoen EUR), is het uitstaande aandeel van het VK in de andere pensioenstelsels op 31 december 2022 gedaald tot 251 miljoen EUR, waarvan 29 miljoen EUR binnen twaalf maanden na het einde van het jaar moet worden betaald.

Voor meer informatie over de regelingen voor personeelsbeloningen, zie de toelichtingen 1.5.10 en 2.9.

Andere artikelen

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Verschuldigd door het VK:

Artikel 136

557

Artikel 147

68

53

68

610

Verschuldigd aan het VK:

Artikel 136

(678)

Artikel 141

(1 637)

(1 818)

Artikel 143

(313)

(163)

Artikel 144

(54)

(73)

Artikel 145

(111)

(148)

Artikel 146

(20)

(27)

(2 812)

(2 229)

Totaal

(2 744)

(1 618)

Langlopend

(2 953)

(711)

Kortlopend

209

(908)

Artikel 136 — Bepalingen die van toepassing zijn op de eigen middelen

Artikel 136 bevat de bepalingen die na 31 december 2020 van toepassing zijn op de eigen middelen. Het VK is gerechtigd tot ontvangst of verplicht tot betaling, al naargelang het geval, van zijn deel wanneer de eigen middelen met betrekking tot de begrotingsjaren tot en met 2020 ter beschikking moeten worden gesteld of moeten worden gecorrigeerd of aangepast na 31 december 2020. Het VK is dus onderworpen aan aanpassingen van de btw- en bni-middelen die betrekking hebben op de begrotingsjaren tot en met 2020. Deze btw- en bni-aanpassingen zullen echter alleen worden doorgevoerd als hiertoe uiterlijk op 31 december 2028 wordt besloten. Ook moet rekening worden gehouden met de actualiseringen van de Britse correcties voor 2018-2019.

Het VK is bovendien verplicht tot betaling van de traditionele eigen middelen die het na 28 februari 2021 int, maar die betrekking hebben op de jaren 2020 en eerder. Het aandeel van het VK in het totaal dat ter beschikking is gesteld, moet van dit bedrag worden afgetrokken. De afzonderlijke rekening van de traditionele eigen middelen wordt op 31 december 2025 volledig vereffend.

Tussen januari en februari 2023 heeft het Verenigd Koninkrijk een uitstaande schuld betaald die zijn oorsprong vindt in een zaak waarin importeurs in het Verenigd Koninkrijk een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. De hoofdsom en de bijbehorende achterstandsrente bedroegen respectievelijk 1,6 miljard EUR en 1,4 miljard EUR (zie toelichting 2.6.1.1). Het aandeel van het VK zoals gedefinieerd in artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord bedroeg 370 miljoen EUR en werd verrekend met de betalingen die in 2023 van het VK werden ontvangen.

Het door de EU aan het VK verschuldigde uitstaande nettobedrag op 31 december 2022 bedraagt 678 miljoen EUR, in verband waarmee 699 miljoen EUR door het VK moet worden betaald binnen twaalf maanden na het einde van het jaar en 1 377 miljoen EUR achteraf door de EU aan het VK moet worden betaald:

(miljoen EUR)

Door het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2021

557

In september 2022 aan het VK gefactureerd bedrag

20

Aandeel van het VK voor een geval van onderwaardering

(370)

Betalingen uitgekeerd aan het VK in 2022

536

Correctie voor het VK, inclusief het gerectificeerde bedrag van de in 2022 uitgevoerde actualisering van de correcties voor het VK in 2018-2019 (3,7 miljoen EUR)

11

Actualisering van de btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2021)

(64)

Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2022)

(1 377)

Netto traditionele eigen middelen VK na 28 februari 2021

8

Aan het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2022

(678)

Langlopend

(1 377)

Kortlopend

699

Het bedrag van 699 miljoen EUR dat het VK binnen de komende twaalf maanden na het einde van het jaar moet betalen, omvat de aftrek van 370 miljoen EUR in verband met de hierboven vermelde douanezaak. Aangezien dit bedrag afzonderlijk en buiten het factuurmechanisme werd vereffend, werd het niet opgenomen in de factuur van april 2023.

Artikel 141 — Geldboeten

Het VK heeft recht op zijn deel van de geldboeten waartoe vóór 31 december 2020 is besloten en die welke na 31 december 2020 door de Unie zijn vastgesteld in het kader van een procedure als bedoeld in artikel 92, lid 1, wanneer deze definitief worden. Het bedrag van de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2022 nog openstonden, bedraagt 12,4 miljard EUR (2020: 13,8 miljard EUR). De daling van 1,4 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de nettodaling van de boeten met 1,3 miljard EUR (0,2 miljard EUR aan boeten die in 2022 zijn opgelegd minus 1,5 miljard EUR aan boeten die in de loop van 2022 zijn bevestigd en betaald, verlaagd of geannuleerd door rechterlijke beslissingen) en de stijging van de bijzondere waardevermindering van boeten van 0,1 miljard EUR. Het aandeel van het VK in de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2022 uitstonden, bedraagt 1,5 miljard EUR (2021: 1,7 miljard EUR), waarvan een bedrag van 5,4 miljoen EUR in de factuur van september 2023 zal worden opgenomen en in de periode oktober 2023 tot en met mei 2024 aan het VK zal worden betaald. Daarnaast heeft het VK recht op zijn aandeel in de definitieve boeten die op 31 december 2022 niet meer uitstonden (7,5 miljoen EUR), dat ook moet worden opgenomen in de factuur van september 2023 en aan het VK moet worden betaald in de periode oktober 2023 tot mei 2024), en zijn aandeel van de definitieve boeten die in september 2022 zijn gefactureerd, maar aan het einde van het jaar nog niet waren betaald (93,7 miljoen EUR, aan het VK betaald in de periode januari tot mei 2023). Het totale aandeel van het VK in de boeten bedraagt dus 1,6 miljard EUR (2021: 1,8 miljard EUR), waarvan 98,6 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald (2021: 90,2 miljoen EUR).

Artikel 143 — Voorwaardelijke financiële verplichtingen: leningen voor financiële bijstand, EFSI, EFDO & ELM

Op grond van dit artikel is het VK aansprakelijk voor de financiering van zijn aandeel in de voorwaardelijke verplichtingen van de EU die voortvloeien uit haar lening- en garantieactiviteiten, mochten deze zich manifesteren en niet gedekt worden door de bestaande garantiefondsen (zie toelichting 4.1 voor de desbetreffende voorwaardelijke verplichtingen). De EU zal aan het VK bedragen terugbetalen die het VK reeds aan garantiefondsen heeft bijgedragen en die niet langer nodig zijn. Het VK heeft ook recht op terugvloeiende middelen uit activiteiten waarvoor het de aansprakelijkheid deelt. Op 31 december 2022 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 313 miljoen EUR (2021: 163 miljoen EUR). Dit bedrag omvat het aandeel van het VK in de in 2022 geïnde terugvorderingen en netto-inkomsten (79,5 miljoen EUR), het overschot aan voorzieningen (216,2 miljoen EUR), de impact van de aanpassing als gevolg van de gewijzigde behandeling van verliezen uit activabeheer (16,9 miljoen EUR), evenals een andere aanpassing voor bedragen die in 2021 voor ELM werden teruggevorderd, die tijdens de overeengekomen controleprocedures werden geïdentificeerd (7 011 EUR).

Artikel 144 — Financiële instrumenten

Op grond van dit artikel heeft de EU zich ertoe verbonden het VK zijn deel terug te betalen van de terugvloeiende middelen die afkomstig zijn van financiële verrichtingen die op de terugtrekkingsdatum waren goedgekeurd, alsook zijn deel van de uitbetalingen voor financiële verrichtingen die na de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd. Op 31 december 2022 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 54 miljoen EUR (2021: 73 miljoen EUR). Dit bedrag omvat de aftrek van 215 EUR, als gevolg van een wisselkoerscorrectie met betrekking tot 2021.

Artikel 145 — Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS in liquidatie)

Het VK heeft recht op zijn deel van de nettoactiva van de EGKS in liquidatie op 31 december 2020, te betalen in vijf tranches op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021. De nettoactiva van de EGKS in liquidatie bedroegen op 31 december 2020 1,5 miljard EUR, waarvan het Britse aandeel 184 miljoen EUR bedraagt). Na de betaling van de tweede tranche van 37 miljoen EUR in 2022 bedraagt het uitstaande bedrag op 31 december 2022 111 miljoen EUR (2021: 148 miljoen EUR), waarvan 37 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 146 — Investering in het Europees Investeringsfonds (EIF)

Het VK heeft recht op zijn deel van de EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF op 31 december 2020, dat op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021, in vijf tranches moet worden terugbetaald. De EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF bedroeg op 31 december 2020 267 miljoen EUR, waarin het VK een aandeel heeft van 33 miljoen EUR. Na de betaling van de tweede tranche van 7 miljoen EUR bedraagt het uitstaande bedrag op 31 december 2022 20 miljoen EUR (2021: 27 miljoen EUR), waarvan 7 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 147 – Rechtszaken

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel bij te dragen in de uit rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie voortvloeiende EU-betalingen die opeisbaar worden, op voorwaarde dat de feiten waarop die zaken betrekking hebben zich uiterlijk op 31 december 2020 hebben voorgedaan. Rekening houdend met de voorzieningen en overlopende posten aan het einde van het jaar en met de daadwerkelijke betalingen van de EU voor rechtszaken in 2022, bedraagt het geraamde bedrag dat het VK zal moeten betalen 68 miljoen EUR (2021: 53 miljoen EUR), waarvan 18 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

48.Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

13 635

14 922

Voorlopige betalingen

(2 980)

(2 100)

Afwaardering

(1 235)

(1 125)

Totaal

9 420

11 698

Langlopend

Kortlopend

9 420

11 698

Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor de totale uitstaande geldboeten aan het einde van het jaar is 2 980 miljoen EUR (2021: 2 100 miljoen EUR) ontvangen als voorlopige betalingen, terwijl 9 066 miljoen EUR (2021: 11 067 miljoen EUR) aan garanties is ontvangen.

De wegens afwaardering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om voorlopig betaalde bedragen te kunnen terugbetalen aan de beboete ondernemingen (zie toelichting 4.2.1).

49.Overlopende posten

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Toegerekende baten

1 936

2 313

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

315

340

Totaal

2 250

2 653

Langlopend

1 011

1 556

Kortlopend

1 239

1 097

De toegerekende baten omvatten 1,8 miljard EUR (2021: 2 miljard EUR) die de Commissie op het gebied van cohesie verwacht te zullen terugvorderen naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen. Het grootste deel van dit bedrag (1 miljard EUR) zal naar verwachting pas bij de afsluiting van de onderliggende programma’s worden teruggevorderd (als gevolg van de maatregelen in het kader van het investeringsinitiatief Coronavirusrespons) en wordt daarom ingedeeld als langlopend.

50.Vorderingen uit ruiltransacties

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Vorderingen in verband met financiële garanties

1 832

2 630

Achterstandsrente

597

3 052

Andere vorderingen

103

68

2 532

5 750

Kortlopend

Vorderingen in verband met financiële garanties

369

485

Afnemers

288

302

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(171)

(172)

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

291

236

Achterstandsrente

2 554

1 127

Overige

167

345

3 497

2 323

Totaal

6 029

8 073

De achterstandsrente heeft voornamelijk betrekking op eigenmiddelenzaken en opgebouwde rente op door beboete ondernemingen verstrekte garanties. De daling van de achterstandsrente houdt voornamelijk verband met de herberekeningen die plaatsvonden na de uitspraak van het Hof in de in toelichting 2.6.1.1 vermelde onderwaarderingszaak. Het bedrag dat betrekking heeft op het VK in deze onderwaarderingszaak is geboekt als een kortlopende vordering (1,4 miljard EUR), terwijl het langlopende bedrag van de achterstandsrente (0,6 miljard EUR) uitsluitend betrekking heeft op lidstaten.

De vorderingen in verband met financiëlegarantiecontracten (FGC) vertegenwoordigen de toekomstige vergoeding die de EU verwacht te ontvangen voor verstrekte garanties. De meeste EU-garanties worden niet vergoed of zijn onder het markttarief geprijsd. Daarom is de FGC-vordering aanzienlijk lager dan de FGC-verplichting (zie toelichting 2.11.2). Van het totale bedrag van 2 201 miljoen EUR van de FGC-vordering per 31 december 2022 wordt 2 198 miljoen EUR geclassificeerd als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD (reëlewaardeniveau 3). In vergelijking met het beginsaldo per 1 januari 2022 van 3 115 miljoen EUR is de FGC-vordering in totaal gedaald met 914 miljoen EUR, waarvan 344 miljoen EUR als gevolg van in 2022 ontvangen garantiepremies en 571 miljoen EUR als gevolg van lager dan verwachte toekomstige premies.

51.VOORRADEN

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Wetenschappelijk materieel

54

58

Overige

28

26

Totaal

82

84

 



52.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

21 413

20 121

Rekeningen-courant

178

453

Gelden ter goede rekening

8

8

Transfers (geld in omloop)

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

21 598

20 582

NGEU

2.8.2

19 929

18 027

Financieringsinstrumenten

2.8.3

2 713

2 838

Geldboeten

2.8.4

914

1 953

Andere instellingen, agentschappen en organen

1 344

1 396

Trustfondsen

47

65

Totaal

46 544

44 860

53.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2022 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

·een bedrag van 10,9 miljard EUR aan niet-uitgevoerde begrotingskredieten aan het einde van het jaar, waarvan 8 miljard EUR betrekking heeft op bestemmingsontvangsten, 0,6 miljard EUR op NGEU-kredieten en 2,3 miljard EUR op betalingskredieten (waaronder 0,6 miljard EUR van het ELGF);

·een bedrag van 3,2 miljard EUR aan door de Commissie beheerde financiële middelen van de agentschappen dat aan het einde van het jaar niet is uitgegeven;

·een bedrag van 5,2 miljard EUR aan ontvangen aanvullende traditionele eigen middelen die niet in de begroting zijn opgenomen; en

·een bedrag van 0,5 miljard EUR aan definitieve geldboeten die nog niet in de begroting zijn opgenomen.

54.NGEU

NGEU houdt contanten aan op een bankrekening bij de Europese Centrale Bank (ECB). Bij de uitvoering van de gediversifieerde financieringsstrategie in het kader van het NGEU-instrument (zie toelichting 2.11) is het kassaldo van het NGEU-instrument aanzienlijk. Per 31 december 2022 bedroeg het saldo 19,9 miljard EUR (2021: 18 miljard EUR). Het hoge kassaldo wordt aangehouden om ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden.

55.Financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: 1,9 miljard EUR per 31 december 2022, waarvan 0,6 miljard EUR betrekking heeft op de Cosme-garantiefaciliteit (Cosme-LGF) (zie toelichting 4.1.2). In deze rubriek is ook 0,3 miljard EUR opgenomen aan in het GVF aangehouden geldmiddelen en kasequivalenten die aan het einde van het jaar nog niet in effecten zijn belegd, en 0,4 miljard EUR aan kasequivalenten (kortlopende commercial papers) die toebehoren aan het door de EIB beheerde Innovatiefonds (zie toelichting 2.4.2.1). Deze rubriek omvat niet de aan het GVF gerelateerde liquiditeitsbuffer (0,3 miljard EUR per 31 december 2022), die op de centrale kasrekening van de Commissie wordt aangehouden. De tot financieringsinstrumenten behorende kasmiddelen kunnen alleen worden gebruikt door het betrokken programma.

56.Geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is ingesteld of wanneer niet bekend is of de beboete onderneming beroep zal aantekenen, wordt het onderliggende bedrag als voorwaardelijke verplichting vermeld in toelichting 4.2.1. Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die worden ingedeeld als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (zie toelichting 2.4.2). De afname van de geldmiddelen met betrekking tot boeten aan het einde van 2022 is te wijten aan de terugbetaling aan Intel van zijn voorlopig betaalde boete van 1 060 miljoen EUR in februari 2022 na het arrest van het Gerecht van de EU in de zaak Intel Corporation/Commissie.

 

PASSIVA

 

57.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

58.Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

(miljoen EUR)

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

31.12.2022 
Totaal

Totaal op 31.12.2021

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

73 126

1 880

6 064

81 070

122 926

Fondsbeleggingen

n.v.t.

(63)

(390)

(453)

(460)

Nettoverplichtingen

73 126

1 817

5 674

80 617

122 466

De grote afname van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de daling van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling voor Europese ambtenaren. Deze pensioenverplichtingen zijn vooral afgenomen wegens actuariële winsten als gevolg van veranderingen in de onderliggende financiële aannamen (zie toelichting 2.9.4). Dit werd gestimuleerd door een sterke stijging van de reële disconteringsvoet in het jaar, die weer positief werd na drie opeenvolgende jaren negatief te zijn geweest. Er zij echter op gewezen dat een stijging of daling van de reële disconteringsvoet weliswaar van invloed is op de omvang van de verplichting aan het eind van het jaar, maar dat dit niets verandert aan het bedrag van de voordelen die in de komende jaren daadwerkelijk uit de EU-begroting aan de begunstigden zullen moeten worden betaald.

De resulterende afname van de verplichting werd gedeeltelijk gecompenseerd door een toename als gevolg van het feit dat de rechten die tijdens het jaar zijn opgebouwd wegens dienstprestaties groter zijn dan de uitbetalingen. Ook is er een toename als gevolg van de jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting).

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van de verwachte toekomstige betalingen die de EU moet verrichten om de pensioenverplichtingen af te wikkelen die voortvloeien uit het dienstverband van werknemers in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Voor deze regeling is er geen kapitaaldekking, en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 10,1 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.8).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2022 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd overeenkomstig de boekhoudkundige bepalingen van IPSAS 39 (en dus ook EU-boekhoudregel 12).

Andere pensioenstelsels

Dit betreft de opgenomen verplichting betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en voormalige leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. In deze rubriek zijn ook de verplichtingen in verband met de pensioenen van de leden van het Europees Parlement opgenomen.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar ook voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals opgemerkt in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen.

Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou met zich meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten per jaareinde 1,2 miljard EUR hoger uitvalt. Deze engere benadering zou evenwel, zoals eerder aangegeven, niet sporen met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is heel erg afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat in de toekomst vaste ambtenaar zou worden).

59.Mutatie in de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden af te wikkelen.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

(miljoen EUR)

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2021

109 679

2 600

10 647

122 926

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

4 575

118

310

5 003

Rentelasten

1 096

18

106

1 220

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

28

28

Opgenomen onder de nettoactiva

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

ervaringsaanpassingen

1 226

54

(267)

1 014

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

demografische veronderstellingen

78

1

11

91

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

financiële veronderstellingen

(41 533)

(862)

(4 642)

(47 036)

Overige

Betaalde uitkeringen

(1 996)

(78)

(102)

(2 176)

Actuele waarde op 31.12.2022

73 126

1 880

6 064

81 070

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.

Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van vorig jaar voor 2022 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2022.

Actuariële winsten en verliezen uit veranderingen in de waarden van de actuariële veronderstellingen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de veronderstellingen worden geactualiseerd ter weerspiegeling van veranderingen in de onderliggende omstandigheden.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.

60.Fondsbeleggingen

(miljoen EUR)

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2021

74

386

460

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(11)

5

(7)

Actuele waarde op 31.12.2022

63

390

453

61.Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU worden weergegeven in de volgende tabel:

2022

2021

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Nominale disconteringsvoet

3,6 %

1,0 %

Verwacht inflatiepercentage

2,4 %

2,0 %

Reële disconteringsvoet

1,1 %

(1,0) %

Verwacht percentage van toekomstige salarisverhogingen

1,5 %

1,8 %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Nominale disconteringsvoet

3,6 %

1,0 %

Verwacht inflatiepercentage

2,4 %

2,0 %

Reële disconteringsvoet

1,1 %

(1,0) %

Verwacht percentage van toekomstige salarisverhogingen

1,6 %

1,9 %

Trend van de medische kosten

2,3 %

2,5 %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Sterftecijfers voor 2022 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table – EULT 2018, met een dynamische trend over een tijdshorizon van 20 jaar.

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 18 jaar, in december 2022, voor de pensioenregeling voor Europese ambtenaren en een looptijd van 20 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). Het gebruikte inflatiepercentage is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Deze moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

De sterke stijging van de nominale rentevoeten vertaalde zich in 2022 in een aanzienlijke stijging van de reële disconteringsvoet, waardoor de eerder waargenomen negatieve trend werd omgekeerd en werd bijgedragen tot aanzienlijke actuariële winsten in verband met de financiële veronderstellingen.

62.Gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij — ceteris paribus — de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd.

Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(1 316)

1 352

(2 464)

2 544

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

1 312

(1 280)

2 414

(2 345)

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(727)

988

(1 155)

1 527

Gevoeligheid van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische zorg zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de netto periodieke kosten voor medische zorg na uitdiensttreding

10

(10)

13

(12)

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

148

(144)

317

(307)

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(118)

121

(265)

274

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(23)

22

(42)

41

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

2022

2021

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(173)

184

(317)

334

63.VOORZIENINGEN

(miljoen EUR)

Bedrag per 31.12.2021

Aanvullende voorzie-ningen

Terug-geboekte niet-gebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Over-dracht tussen catego-rieën

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2022

Rechtszaken:

Landbouw

354

222

(83)

(216)

277

Overige

22

54

(3)

(2)

(0)

0

71

Ontmanteling kerninstallaties

2 440

(38)

(657)

1 745

Financiële voorzieningen

1

0

1

Overige

530

494

(249)

(100)

0

2

677

Totaal

3 348

770

(336)

(356)

0

(654)

2 771

Langlopend

2 950

242

(85)

(218)

(36)

(654)

2 199

Kortlopend

398

527

(251)

(138)

36

(0)

571

Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF en het Elfpo.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer (“D&WMP — Updated in 2017”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2022 resulteerde dat in een voorziening van 1 745 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2023 zal worden betaald (35 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 710 miljoen EUR). De daling ten opzichte van 2021 is voornamelijk het gevolg van de sterke stijging van de disconteringsvoeten die op de geraamde toekomstige kosten wordt toegepast.

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

64. FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

323 798

214 824

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

9

5

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

177

146

323 985

214 974

Kortlopend

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

22 022

23 501

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

15

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

6 279

7 648

28 316

31 149

Totaal

352 301

246 123

65.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

2.11.1.1

344 303

236 720

Andere financiële verplichtingen

2.11.1.2

1 517

1 605

Totaal

345 820

238 325

Langlopend

323 798

214 824

Kortlopend

22 022

23 501

66.Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

(miljoen EUR)

NGEU

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2021

91 000

90 567

47 138

201

7 464

351

236 720

Nieuwe leningen– nominaal

150 267

8 718

2 200

7 535

168 720

Aflossingen

(53 381)

(2 700)

(10)

(23)

(56 114)

Veranderingen in boekwaarde

(4 758)

(155)

(51)

0

(60)

0

(5 023)

Totaal op 31.12.2022

183 129

99 130

46 587

201

14 929

327

344 303

Langlopend

165 546

99 026

42 666

200

14 798

314

322 549

Kortlopend

17 583

104

3 921

1

131

14

21 754

Opgenomen leningen omvatten voornamelijk langlopende obligaties, behalve voor NGEU, waarvoor EU-schuldpapier met korte looptijden voor 17 miljard EUR zijn uitgegeven (2021: 20 miljard EUR). Afgezien van de NGEU-leningen, zie hieronder, zijn alle leningen back-to-back, wat betekent dat er overeenkomstige gelijkwaardige leningen zijn (dezelfde voorwaarden, rentevoeten, looptijden enz.) (zie toelichting 2.4.1.1).

Opgenomen leningen in het kader van NGEU financieren de verstrekte leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit, niet-terugbetaalbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere MFK-programma’s. Er bestaat een halfjaarlijks leningsplan op basis van de verwachte uitstromen voor leningen en niet-terugbetaalbare steun. De Commissie volgt een gediversifieerde financieringsstrategie en gebruikt verschillende financieringsinstrumenten met lange en korte looptijden, waardoor zij de begunstigde lidstaten langetermijnleningen tegen aantrekkelijke voorwaarden kan aanbieden. De financieringskosten worden vervolgens — volgens een uniforme aanpak — toegewezen aan de begunstigden van de leningen en aan de EU-begroting (voor de niet-terugbetaalbare steun). 

In het kader van de gediversifieerde financieringsstrategie van de NGEU geeft de Commissie verhandelbaar papier (“notes”) over korte termijn uit (3 of 6 maanden), die in hetzelfde of het volgende jaar kunnen worden terugbetaald. De 53,4 miljard EUR in de regel “Aflossingen” onder de RRF verwijst naar dergelijke kortetermijnleningen. De netto aanvullende leningen voor NGEU bedroegen in 2022 96,9 miljard EUR.

De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

Voor NGEU verwijst de regel “Veranderingen in boekwaarde” voornamelijk naar kortingen op de obligatie-uitgiften van 2022. Wanneer de couponrente lager is dan de marktrente, ontvangt de kredietnemer minder dan de nominale waarde van de opgenomen leningen. Het verschil maakt het kortingsbedrag uit. Dit wordt geleidelijk afgeschreven als financieringskosten en maakt deel uit van de berekening van de effectieve rentevoet van de lening.

De terugbetaling van de bovenstaande leningen wordt in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 2.4.1.1), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2022

31.12.2021

NGEU

(0,49) % — 3,41 %

(0,95) % — 0,74 %

SURE

(0,48) % — 2,78 %

(0,48) % — 0,77 %

EFSM

(0,03) % — 3,79 %

(0,03) % — 3,79 %

BB

2,95 %

2,95 %

MFB

(0,14) % — 3,70 %

(0,14) % — 3,70 %

Euratom

(0,08) % — 1,53 %

(0,08) % — 1,58 %

67.Andere financiële verplichtingen

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Langlopend

Financiëleleaseschulden

847

1 017

Gebouwen betaald in termijnen

296

291

Overige

106

133

1 249

1 441

Kortlopend

Financiëleleaseschulden

103

103

Gebouwen betaald in termijnen

48

54

Terug te betalen geldboeten

Overige

117

6

268

164

Totaal

1 517

1 605

Financiëleleaseschulden

(miljoen EUR)

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal ver-plich-tingen

Terreinen en gebouwen

97

393

447

938

Overige vaste activa

6

7

13

Totaal op 31.12.2022

103

400

447

951

Rentebestanddeel

39

124

74

237

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2022

143

524

521

1 188

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2021

145

619

631

1 395

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

68.Financiële verplichtingen in verband met garanties

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen

passiva

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen

passiva

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

EFSI-garantie

2 039

2 178

2 917

3 618

EIB-ELM-garanties

47

2 358

106

2 569

EFDO-garantie

3

180

2

139

InvestEU-garantie

46

332

EU-garantie van het NDICI

0

203

4

2 134

5 252

3 024

6 330

EU-programma’s voor financieringsinstrumenten

Cosme

0

617

0

780

Horizon 2020

37

422

59

410

CCS

60

110

Overige

29

106

32

165

66

1 204

90

1 464

Totaal

2 201

6 456

3 115

7 794

Langlopend

1 832

177

2 630

146

Kortlopend

369

6 279

485

7 648

De EU past de brutomethode van de financiëlegarantiecontracten toe, waarbij de inkomsten die nog uit hoofde van de garantie moeten worden ontvangen, worden opgenomen als vorderingen in verband met financiële garanties (gepresenteerd onder de rubriek ontvangsten uit ruiltransacties — zie toelichting 2.6.2) en een verplichting in verband met financiële garanties wordt opgenomen die de EU-verplichting weergeeft ter dekking van de toekomstige garantievorderingen.

De EFSI-garantie en de ELM-garantie blijven de financieel belangrijkste van de financiële garantieprogramma’s, met een garantieverplichting van respectievelijk 2 178 miljoen EUR en 2 358 miljoen EUR. Hoewel de EU in ruil voor de EFSI-garantie recht heeft op een verwachte vergoeding van 2 039 miljoen EUR die als een financiëlegarantiecontract wordt opgenomen — die in hoge mate de verplichting dekt — bedraagt de verwachte vordering voor de ELM-garantie 47 miljoen EUR, waarmee slechts een klein deel van de garantie wordt gedekt. Dit is toe te schrijven aan een groot deel van de EU-subsidiëring van het ELM. In 2022 werden nieuwe garantieovereenkomsten ondertekend in het kader van de programma’s InvestEU en NDICI, wat leidde tot de opname van nieuwe financiële garantieverplichtingen (zie ook toelichting 4.1.1).

De meeste van de resterende EU-garantieprogramma’s, met name die welke voorzien in financiering met een hoger risico voor kmo’s of de innovatiesector, worden niet vergoed. Zie toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over garanties in het kader van het H2020-programma en toelichting 4.1.2 met betrekking tot Cosme.



69.CREDITEUREN

(miljoen EUR)

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2022

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2021

Kostendeclaraties en facturen ontvangen van:

Lidstaten

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

80

(0)

80

30

(0)

30

EFRO en CF

6 258

(1 614)

4 644

6 484

(1 878)

4 606

ESF

2 796

(368)

2 428

3 311

(596)

2 715

RRF (NGEU)

24 629

24 629

19 118

19 118

Overige

1 075

(170)

904

663

(58)

605

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 527

(467)

1 060

1 563

(320)

1 244

Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

36 366

(2 620)

33 745

31 169

(2 851)

28 318

ELGF

15 795

n.v.t.

15 795

15 650

n.v.t.

15 650

Schulden uit eigen middelen

3 764

n.v.t.

3 764

38

n.v.t.

38

Diverse crediteuren

1 679

n.v.t.

1 679

2 030

n.v.t.

2 030

Overige

357

n.v.t.

357

335

n.v.t.

335

Totaal

57 961

(2 620)

55 341

49 223

(2 851)

46 372

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

De aanzienlijke stijging ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar wordt voornamelijk veroorzaakt door het instrument voor herstel en veerkracht (NGEU), dat in 2021 van start ging en waarvoor op 31 december 2022 in totaal 24,6 miljard EUR aan schulden uitstond. Deze bedragen vertegenwoordigen de betalingsverzoeken die tegen het einde van het jaar waren ontvangen en waarvoor de beoordeling van de mijlpalen en doelstellingen nog gaande was.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen 2013/1303 (VGB) die van toepassing is op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als via audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de opdrachtdocumentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2022 8,8 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (1,3 miljard EUR) is als niet-subsidiabel beoordeeld op basis van informatie afkomstig van de rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom “Aanpassingen”.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is eind 2022 voor 3 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

Schulden uit eigen middelen

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de aan het einde van het jaar terug te storten bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening nr. 609/2014. Het grote bedrag per 31 december 2022 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 5/2022 op 23 november 2022. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2023.



70.OVERLOPENDE POSTEN

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

Toegerekende lasten

85 870

77 819

Uitgestelde baten

127

126

Overige

167

123

Totaal

86 164

78 068

De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:

(miljoen EUR)

31.12.2022

31.12.2021

RRF (NGEU)

17 188

8 263

ELGF

25 316

25 241

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

19 625

19 245

EFRO en CF

8 741

10 710

ESF

3 366

3 499

Overige

11 633

10 859

Totaal

85 870

77 819

Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Unie nog kostendeclaraties moet ontvangen. Voor het cohesiebeleid houdt de daling voornamelijk verband met het feit dat de periode 2014-2020 zich in de afsluitingsfase bevindt. Bovendien verloopt de uitvoering voor de huidige programmeringsperiode vrij traag, als gevolg waarvan er geen toegerekende lasten zijn opgenomen voor de periode 2021-2027. Anderzijds is er een stijging van de toegerekende lasten voor het RRF-instrument naarmate de lidstaten vooruitgang boeken met de uitvoering van hervormingen en investeringen en mijlpalen worden bereikt.

 

NETTOACTIVA

71.RESERVES

(miljoen EUR)

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Overige reserves

1 312

1 325

Totaal

1 312

1 325

Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserves van de EGKS in liquidatie (865 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, die zijn gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS, en op het reservefonds van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (293 miljoen EUR).

72.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

(miljoen EUR)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2021

83 624

Begrotingsresultaat 2021 gecrediteerd aan de lidstaten

3 227

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(46 048)

Overige

(115)

Economisch resultaat voor het jaar

91 949

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2022

132 637

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij effectief pas in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel hoger zijn dan de activa. De belangrijkste bedragen die naar voren moeten worden gehaald, betreffen de leningen die zijn opgenomen in verband met niet-terugvorderbare steun die is opgenomen in het kader van NGEU, ELGF-activiteiten en verplichtingen inzake personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of hoger zijn dan de begrotingsuitgaven, en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten worden terugbetaald.

De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen.

De aanzienlijke stijging van de bij de lidstaten op te vragen bedragen in de afgelopen twee jaar is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugbetaalbare steun die in periode in het kader van NGEU is opgenomen.

 

73.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 

ONTVANGSTEN

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:
EIGEN MIDDELEN

74.BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De bni-ontvangsten (bni: bruto nationaal inkomen) bedragen 103 880 miljoen EUR voor 2022 (2021: 115 955 miljoen EUR) en vormen de belangrijkste van de vier categorieën eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De daling van de bni-ontvangsten in 2022 ten opzichte van 2021 wordt verklaard aan de hand van verschillende factoren: de opneming in de begroting van een hoger overschot van 1,5 miljard EUR, de geraamde stijging van de douanerechten met 6,4 miljard EUR, een met 1,8 miljard EUR gestegen btw-bijdrage en een grotere bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in verband met het terugtrekkingsakkoord (3,9 miljard EUR).

75.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

De traditionele eigen middelen hebben voornamelijk betrekking op douanerechten, waarbij de lidstaten 25 % van de bedragen inhouden als inningskosten; bovenstaande cijfers zijn na aftrek van deze vermindering. De geïnde douanerechtenzijn aanzienlijk gestegen als gevolg van het economische herstel.

76.BTW-MIDDELEN

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe overeenkomstig EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.

77.EIGEN MIDDELEN UIT KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd, wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval. Dit is een relatief nieuwe eigenmiddelenbron die in 2021 is ingevoerd met de inwerkingtreding van het nieuwe Eigenmiddelenbesluit 2020/2053.



ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:
TRANSFERS

78.GELDBOETEN

Ontvangsten ten bedrage van 915 miljoen EUR (2021: 1 990 miljoen EUR) hebben voornamelijk betrekking op geldboeten die door de Commissie aan de lidstaten zijn opgelegd voor inbreuken op het EU-recht (640 miljoen EUR) en geldboeten die zijn opgelegd aan bedrijven voor inbreuken op de EU-mededingingsregels (272 miljoen EUR).

79.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

In miljoen EUR

2022

2021

Gedeeld beheer

1 110

1 682

Direct beheer

90

61

Indirect beheer

19

51

Totaal

1 219

1 794

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten die worden geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen. De invorderingsopdrachten worden afgegeven om uitgaven terug te vorderen die eerder uit de EU-begroting zijn betaald. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en beschermen de EU-begroting bijgevolg tegen onrechtmatige betalingen.

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot het einde van dit jaar, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid, waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. De EU-begroting wordt ook beschermd door inhouding van uitgaven en terugvorderingen van voorfinanciering.

Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten hebben gedeclareerd en tijdens het jaar hebben geïnd, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De grootste bedragen met betrekking tot het cohesiebeleid zijn bedragen die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden na het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten begin 2023 ingediende jaarrekeningen. De terug te vorderen bedragen vertegenwoordigen in wezen het verschil tussen de bedragen die aanvankelijk tijdens het boekjaar subsidiabel waren verklaard en de bedragen die in de jaarrekeningen van de lidstaten als subsidiabel zijn aangemerkt. Een laag bedrag betekent dat de controles op het niveau van de lidstaten de opsporing van niet-subsidiabele bedragen in een vroeg stadium van het proces mogelijk hebben gemaakt.



80.TERUGTREKKINGSAKKOORD VK

Deze ontvangsten hebben betrekking op de nettobedragen die het VK verschuldigd is uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord dat is ondertekend na het vertrek uit de Unie in 2020 (zie toelichting 2.6.1.2), jaarlijks aangepast in overeenstemming met de vereisten van het terugtrekkingsakkoord. De ontvangsten zijn nihil voor 2022, en in plaats daarvan zijn uitgaven opgenomen – dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de grote daling van de uitstaande vordering op het VK met betrekking tot pensioenen en andere personeelsbeloningen (artikel 142) alsook aanvullende bedragen die aan het VK moeten worden betaald in verband met eigen middelen (artikel 136).

81.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

In miljoen EUR

2022

2021

Bijdragen van de lidstaten aan het Innovatiefonds

3 192

2 187

Belastingen en bijdragen personeel

1 439

1 367

Bijdragen van derde landen

1 307

1 056

Bijdragen van de lidstaten voor het ESI en externe hulp

204

199

Overdracht van activa

321

356

Budgettaire aanpassingen

3 246

1 245

Aanpassing van voorzieningen

991

65

Overige

695

261

Totaal

11 395

6 737

Bijdragen van de lidstaten voor het Innovatiefonds zijn voornamelijk ontvangsten uit de verkoop van emissierechten, te gebruiken ter ondersteuning van innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën.

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen de categorie.

Bijdragen van derde landen zijn voornamelijk bijdragen van EVA-landen (646 miljoen EUR) en financiële bijdragen van derde landen aan Horizon Europa (427 miljoen EUR) en aan Erasmus+ (145 miljoen EUR).

De bijdragen van de lidstaten komen voornamelijk neer op 165 miljoen EUR voor de financiering van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

De begrotingsaanpassingen vertegenwoordigen voornamelijk het begrotingsoverschot van het voorgaande jaar, dat 3 227 miljoen EUR (2021: 1 769 miljoen EUR) bedroeg.

De stijging van de ontvangsten in verband met voorzieningen is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de voorziening betreffende de ontmanteling van kerninstallaties (zie toelichting 2.10).

De overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties omvatten bijdragen van het ITER-gastland en de lidstaten voor Fusion for Energy, de Europese gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (155,5 miljoen EUR) en een aanpassing van de waardevermindering van verhaalbare bedragen aan traditionele eigen middelen (189 miljoen EUR).



ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

82.FINANCIËLE BATEN

In miljoen EUR

2022

2021

Rentebaten uit:

Te late betalingen

(927)

1 529

Verstrekte leningen

1 238

1 160

Opgenomen leningen

325

220

Overige

127

10

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

1 282

987

Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

Niet-derivaten

128

324

Derivaten

294

815

Dividenden

114

30

Overige

20

16

Totaal

2 602

5 092

Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd zijn betaald. Het negatieve bedrag wordt verklaard door de aanzienlijke vermindering van de aan de periode toerekenbare ontvangsten uit achterstandsrente voor het in toelichting 2.6.1.1 bedoelde geval van onderwaardering van 1,4 miljard EUR in 2021 naar 0,4 miljard EUR in 2022. Deze vermindering met 1 miljard EUR is een gevolg van het arrest van het Hof van maart 2022 en wordt derhalve opgenomen in het begrotingsjaar 2022.

De rente op leningen heeft voornamelijk betrekking op het EFSM (0,8 miljard EUR), waarbij de uitstaande bedragen voornamelijk een hoge effectieve rente opleveren. Nog eens 0,2 miljard EUR heeft betrekking op de RRF-leningen waarbij de nieuwe uitbetalingen in 2022 een hogere effectieve rente opleverden dan vorig jaar. De rente op SURE-leningen is laag (0,2 miljard EUR) vergeleken met het uitstaande bedrag aan leningen. Dat is omdat een aanzienlijk deel van de transacties in het verleden een lagere of negatieve rente opleverden. Zie ook toelichting 2.4.1.

Rentebaten uit opgenomen leningen hebben voornamelijk betrekking op NGEU en SURE en zijn toe te schrijven aan de negatieve effectieve rentetarieven voor bepaalde transacties.

De opbrengsten van financiëlegarantiecontracten hebben voornamelijk betrekking op de afschrijving van verplichtingen uit hoofde van de financiële garantie. Dit kan worden geïnterpreteerd als een ontheffing van de garantieverplichtingen van de EU voor de periode waarin de EU klaar was om de houders van de garanties te compenseren voor hun kredietverliezen. De opname van opbrengsten voor financiële garanties weerspiegelt dus het tijdsverloop en het gegarandeerde volume. De aflossingen zijn van toepassing op beide soorten garanties, die welke worden vergoed en die waarvoor de EU geen of een nominale vergoeding aanrekent (zie toelichting 2.11.2). Van de garanties tegen vergoeding is de belangrijkste de EFSI-garantie die aan de EIB is verstrekt voor de schuldportefeuille van het venster infrastructuur en innovatie (IIW), in combinatie met de schuldportefeuilles van InvestEU vanaf 2022 (zie toelichting 4.1.1). In 2022 bedroegen de inkomsten uit de EFSI-garantie met betrekking tot deze gecombineerde schuldportefeuilles 313 miljoen EUR.

De inkomsten uit financiëlegarantiecontracten ten belope van 1 282 miljoen EUR worden gecompenseerd door bijzondere waardeverminderingsverliezen voor verplichtingen in verband met financiële garanties ten bedrage van 362 miljoen EUR met betrekking tot beroepen op garanties exclusief terugvorderingen van 360 miljoen EUR) en niet-gerealiseerde waardeverminderingsverliezen van 1 miljoen EUR (zie toelichtingen 3.15 en 6.5). Daarnaast heeft de EG financiële garantieprogramma’s (514 miljoen EUR) gesubsidieerd door geen of minder marktconforme garantiepremies in rekening te brengen (toelichting 3.15). In totaal is het nettoresultaat van de financiële garantieprogramma’s een overschot van 406 miljoen EUR.



83.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

In miljoen EUR

2022

2021

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)

694

689

Wisselkoerswinsten

330

299

Verkoop van goederen

121

53

Aandeel in het nettoresultaat van het EIF

24

169

Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

26

2

Overige

475

285

Totaal

1 669

1 497

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap in rekening worden gebracht en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

 



UITGAVEN

84.GEDEELD BEHEER

In miljoen EUR

Uitgevoerd door de lidstaten

2022

2021

Europees Landbouwgarantiefonds

41 031

40 829

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

16 073

15 451

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

43 083

46 932

Europees Sociaal Fonds

14 649

16 727

Overige

3 482

4 835

Totaal

118 318

124 774

De overgang van de vorige MFK-periode 2014-2020 naar het huidige MFK 2021-2027 verklaart de daling van de uitgaven op het gebied van het cohesiebeleid (EFRO, CF, ESF): de gedeclareerde kosten voor de vorige periode nemen af, terwijl de kosten voor de huidige periode laag zijn, voornamelijk vanwege de trage start van de uitvoering ervan.

Overige uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,8 miljard EUR), het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,9 miljard EUR), de Reserve voor aanpassing aan de brexit (0,4 miljard EUR), het Fonds voor asiel en migratie (0,6 miljard EUR), het Fonds voor interne veiligheid (0,4 miljard EUR) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,4 miljard EUR).

85.DIRECT BEHEER

In miljoen EUR

2022

2021

Uitgevoerd door de Commissie

78 497

48 265

waarvan RRF (NGEU)

69 461

42 940

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

14 962

14 232

Uitgevoerd door trustfondsen

568

503

Totaal

94 027

63 000

De stijging van de uitgaven onder direct beheer uitgevoerd door de Commissie heeft voornamelijk betrekking op de uitvoering van de RRF, het onderzoeksbeleid en het extern optreden. De belangrijkste uitgaven hebben betrekking op de RRF (69,5 miljard EUR), die ten opzichte van vorig jaar aanzienlijk zijn gestegen, aangezien de lidstaten de verstrekte middelen gebruiken en er mijlpalen zijn bereikt. De resterende bedragen onder direct beheer hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van het onderzoeksbeleid (7,4 miljard EUR) en het extern optreden, waaronder het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en de voorlopers daarvan (3,7 miljard EUR), alsook humanitaire hulpoperaties (1 miljard EUR).

Nog eens 3,1 miljard EUR heeft betrekking op de Connecting Europe Facility, het gemeenschappelijk infrastructuurfonds voor de uitrol van slimme netwerken op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie.

86.INDIRECT BEHEER

In miljoen EUR

2022

2021

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

3 615

3 154

Uitgevoerd door derde landen

630

890

Uitgevoerd door internationale organisaties

4 650

3 622

Uitgevoerd door andere entiteiten

4 738

3 225

Totaal

13 634

10 891

Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 6 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk op het gebied van pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 3,5 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, ruimtevaartprogramma’s en onderwijs).

87.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

In miljoen EUR

2022

2021

Personeelskosten

7 957

7 377

Pensioenkosten

6 251

5 040

Totaal

14 209

12 417

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen, andere dan die welke onder de nettoactiva zijn opgenomen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend lager zijn (2,2 miljard EUR).

88.FINANCIERINGSKOSTEN

In miljoen EUR

2022

2021

Rentelasten:

Opgenomen leningen

1 912

1 209

Verstrekte leningen

161

146

Financiële leasing

50

56

Overige

31

103

Financiëlegarantiecontracten gesubsidieerde vergoeding

514

233

Nettowaardeverminderingsverliezen op:

Financiëlegarantiecontracten

362

947

Leningen en kortlopende vorderingen

2 108

1 244

Verlies op financiële activa of verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

Niet-derivaten

2 344

210

Derivaten

126

40

Overige

29

13

Totaal

7 637

4 201

De rentelasten uit opgenomen leningen komen voornamelijk uit het EFSM (0,8 miljard EUR), NGEU (0,9 miljard EUR) en SURE (0,2 miljard EUR). De rente op uit SURE opgenomen leningen zijn aanzienlijk lager dan voor de andere programma’s omdat een significant deel ervan lagere of negatieve rentevoeten opleveren. De negatieve effectieve rentevoeten voor bepaalde SURE-transacties in het verleden verklaren ook de rentelasten op leningen (“back-to-backleningen” met negatieve rentevoeten).

Zie toelichting 3.9 voor meer informatie over uitgaven in verband met financiële garanties.

Nettowaardeverminderingsverliezen op leningen en kortlopende vorderingen hebben grotendeels betrekking op de aanvullende waardevermindering van 2,1 miljard EUR op MFB- en Euratom-leningen aan Oekraïne die in 2022 is opgenomen (zie toelichtingen 2.4.1.1 en 6.5).

Het grootste verlies op financiële activa of verplichtingen gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten is afkomstig van de schuldbewijzen van het GVF (1,1 miljard EUR) en het Innovatiefonds (0,5 miljard EUR). In 2022 daalden de prijzen op de obligatiemarkten als gevolg van renteverhogingen. Dit had negatieve effecten op de reële waarde van de obligaties die werden aangehouden in de portefeuilles van de EU, met als gevolg dat een grotendeels niet-gerealiseerd reëlewaardeverlies werd opgenomen.



89.OVERIGE UITGAVEN

In miljoen EUR

2022

2021

Administratieve en IT-uitgaven

2 321

2 105

Aanpassing van voorzieningen

769

583

Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

1 518

1 205

Uitgaven voor grond- en gebouwenbeheer

686

591

Wisselkoersverliezen

427

171

Vastleggingen voor operationele leases

411

447

Vermindering van geldboeten bij gerechtelijke beslissing

1 378

15

Overige

832

645

Totaal

8 342

5 762

Het in de bovenstaande regel “Vermindering van geldboeten bij gerechtelijke beslissing” vermelde bedrag omvat 997 miljoen EUR in verband met de intrekking van een boete die in januari 2018 aan Qualcomm werd opgelegd wegens misbruik van zijn dominante positie op de markt. In juni 2022 verklaarde het Gerecht van de Europese Unie de boete nietig, waarna de Commissie geen hogere voorziening heeft ingesteld, hetgeen leidde tot een afschrijving van de boete die als tegoed in de jaarrekening van 2022 is opgenomen.

Het totaalbedrag van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die in 2022 als uitgave zijn opgenomen, is als volgt:

In miljoen EUR

2022

2021

Kosten voor onderzoek

430

401

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

133

122

Totaal

563

523

 

90.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

In miljoen EUR

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Cohesie en waarden

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Migratie en grensbeheer

Veerkracht, veiligheid en defensie

Nabuurschap en internationaal beleid

Europees openbaar bestuur

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek*

Totaal

Bni-middelen

103 880

103 880

Traditionele eigen middelen

23 495

23 495

Btw

19 666

19 666

Nieuwe eigen middelen

6 337

6 337

Geldboeten

915

915

Teruggevorderde uitgaven

62

620

468

4

0

63

0

2

1 219

Terugtrekkingsakkoord VK

Overige

1 173

140

345

0

657

206

1 896

6 977

11 395

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

1 236

761

813

4

657

269

1 896

161 271

166 908

Financiële baten

1 471

18

1

0

362

6

743

2 602

Overige

111

(25)

(12)

(0)

(3)

67

480

1 052

1 669

Ontvangsten uit ruiltransacties

1 582

(7)

(11)

(0)

(3)

429

486

1 795

4 271

Totale ontvangsten

2 817

754

802

4

654

699

2 382

163 067

171 179

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

ELGF

(41 031)

(41 031)

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(16 073)

(16 073)

EFRO & CF

(43 083)

(43 083)

ESF

(14 649)

(14 649)

Overige

(764)

(755)

(862)

(72)

(132)

(898)

(3 482)

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(12 765)

(73 573)

(906)

(459)

(303)

(5 802)

(12)

(208)

(94 027)

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

(2 848)

(494)

(90)

(1 018)

(210)

(25)

(111)

1 180

(3 615)

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(418)

(114)

(5)

(241)

(163)

(4 334)

(1)

(5)

(5 281)

Uitgevoerd door andere entiteiten

(225)

(2 799)

(1)

(6)

(57)

(1 653)

(0)

2

(4 738)

Personeels- en pensioenkosten

(493)

(15)

(2)

(0)

(3)

(157)

(12 006)

(1 531)

(14 209)

Financieringskosten

(882)

(11)

(6)

(0)

(0)

(574)

(210)

(5 953)

(7 637)

Terugtrekkingsakkoord VK

(6 961)

(6 961)

Overige uitgaven

(2 195)

(168)

(305)

(19)

(8)

(281)

(3 421)

(1 946)

(8 342)

Totaal uitgaven

(19 825)

(135 670)

(59 174)

(2 604)

(816)

(12 957)

(15 761)

(16 321)

(263 128)

Economisch resultaat van het jaar

(17 008)

(134 916)

(58 372)

(2 600)

(163)

(12 258)

(13 379)

146 746

(91 949)

*    “Niet toegewezen aan een MFK-rubriek“ omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma’s met individueel immateriële bedragen.

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting, omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

91.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes, garanties en financieringsinstrumenten voor zover gedekt door fondsen (zie toelichting 2.4.2.1), zouden, indien zij verschuldigd zouden worden, worden gefinancierd uit de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

Zie toelichtingen 2.4.1.1 en 2.11.1.1 voor informatie over garanties uit de EU-begroting ter dekking van leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand. Deze informatie is al eerder vermeld in deze rubriek, maar aangezien elk beroep op deze garanties afhankelijk is van wanbetaling met betrekking tot de verstrekte leningen, die nader worden toegelicht in toelichting 2.4.1.1, wordt het relevanter geacht om deze informatie daar te vermelden.

92.Door de EU-begroting verstrekte garanties

93.Garanties in het kader van de EU-begrotingsgarantieprogramma’s (nominaal)

In miljoen EUR

31.12.2022

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen*

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

30 599

30 599

20 909

2 710

EFSI-garantie

25 793

24 615

21 084

8 571

EFDO-garantie

1 176

522

446

728

InvestEU-garantie

21 280

2 108

324

1 722

Garantie voor extern optreden van het NDICI

27 020

4 515

156

1 067

Totaal

105 869

62 359

42 919

14 798

*    De 2,7 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen in het kader van voorgaande MFB en Euratom (zie toelichting 4.1.2).

31.12.2021

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen*

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

33 026

33 026

20 835

2 700

EFSI-garantie

25 826

24 730

20 358

8 602

EFDO-garantie

1 391

611

535

796

Garantie voor extern optreden van het NDICI

200

200

200

Totaal

60 442

58 566

41 928

12 098

*    De 2,7 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen in het kader van voorgaande MFB en Euratom (zie toelichting 4.1.2).

De bovenstaande tabellen tonen de mate van blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met aan de EIB-groep of andere financiële instellingen gegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor aan het einde van het jaar nog geen sommen zijn uitbetaald, omvatten (19 440 miljoen EUR). Het maximum is het totale bedrag aan garanties waarvoor de EU-begroting, en dus de lidstaten, verplichtingen zijn aangegaan, aangezien om de maximale blootstelling van de EU per 31 december 2022 openbaar te maken, verrichtingen die zijn goedgekeurd maar nog niet zijn ondertekend (43 510 miljoen EUR), moeten worden opgenomen.

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door voorzieningen die geleidelijk uit de begroting worden opgebouwd en in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (“GVF”) worden gehouden als liquiditeitsbuffer om toekomstige beroepen op garanties te dekken (zie toelichting 2.4.2.1). Op 31 december 2022 bedroegen de voorzieningen 14 798 miljoen EUR (2021: 12 098 miljoen EUR). Zie toelichting 6.2 voor de maatregelen die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de voorziening toereikend is om het beroep op de garantie op middellange termijn te dekken. Eventuele verliezen in het kader van de begrotingsgarantieprogramma’s, boven de gereserveerde voorziening, moeten in elk geval door toekomstige begrotingen worden gedekt.

EIB-ELM-garanties

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2022 stond in totaal 20 909 miljoen EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

·20 482 miljoen EUR via het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF, en

·427 miljoen EUR rechtstreeks voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

Inbegrepen in de garanties op 31 december 2022 is 2,1 miljard EUR aan ondertekende maar niet-uitbetaalde leningen waarvoor toekomstige uitbetalingen eerst door de EU moeten worden goedgekeurd.

De EU-garantie in het kader van het ELM is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2021). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.

Bij Besluit (EU) 2018/412 is een mandaat voor leningen aan de particuliere sector vastgesteld voor projecten die gericht zijn op de economische veerkracht op lange termijn van vluchtelingen, migranten, gast- en doorreisgemeenschappen in het kader van het EIB-weerbaarheidsinitiatief (“ERI”). De begroting van de Unie wordt vergoed voor het risico dat wordt genomen in verband met garanties die zijn verleend voor EIB-financieringsverrichtingen in het kader van het particulier mandaat van ERI, wat verklaart welke premie voor de ELM-garantie kan worden ontvangen, die anders een garantie zonder vergoeding is (zie toelichting 2.11.2).

Het ELM voor 2014-2020, dat in 2021 afliep, was het laatste mandaat in het kader van het Garantiefonds. Het nieuwe EIB-mandaat valt onder de garantie voor extern optreden dat is ingesteld bij de NDICI-verordening.

Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het Garantiefonds voor externe acties van het GVF: in 2022 is 190 miljoen EUR aan beroepen op garanties exclusief terugvorderingen uitbetaald (2021: 93 miljoen EUR).

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is om extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Uit de EU-begroting wordt een garantie tot 26 miljard EUR (“de EFSI-EU-garantie”) verstrekt op basis van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna “de EFSI-overeenkomst” genoemd, om de EIB in te dekken tegen potentiële verliezen op haar financieringen en investeringen.

Het EFSI opereert in twee “vensters”: het venster infrastructuur en innovatie (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 19 250 miljoen EUR) en het mkb-venster (SMEW), uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6 750 miljoen EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst. Om de doeltreffendheid van de EU-garantie te verbeteren en de risicodragende capaciteit ervan te vergroten, werd een combinatie van twee EFSI-schuldportefeuilles met InvestEU van kracht in 2022. Alle beroepen op garanties, terugvorderingen en [...] worden verdeeld over het EFSI en de InvestEU-garantie op basis van daadwerkelijk gegarandeerde toewijzingen.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (met schuld- en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. De EIB-groep neemt de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. De EU stelt zich garant voor deze operaties en dekt de verliezen die de EIB lijdt tot het maximale garantiebedrag.

Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling om marktfalen dat investeringen in de EU belemmert te verhelpen, en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet die bestaat uit een investeringscomité van onafhankelijke deskundigen dat voor elk door de EIB in het kader van het IIW voorgesteld project onderzoekt of het in aanmerking komt voor de EU-dekking en een EFSI-stuurgroep die toezicht houdt op het programma.

Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt geboekt als financiële verplichting in verband met garanties met betrekking tot de IIW-schuldportefeuille en de SMEW-schuldportefeuille (zie toelichting 2.11.2), en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles (zie toelichting 2.4.2.2). De EFSI-garantie omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020, CCS LGF en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.

In 2022 is 21 miljoen EUR aan uitbetalingen uit het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF verricht in verband met aangesproken netto-garanties (2021: nihil).

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, opgericht bij de EFDO-verordening, is een initiatief om investeringen in Afrika en het Europese nabuurschap te ondersteunen en op die manier bij te dragen tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en het aanpakken van specifieke sociaal-economische grondoorzaken van migratie. Overeenkomstig de EFDO-verordening werd de EU gemachtigd om garanties ten belope van 1,5 miljard EUR ter beschikking te stellen (aan te vullen met externe bijdragen) aan uitvoerende partners voor hun investerings- en financieringsoperaties om hun investeringsrisico’s te beperken. De EFDO-garantie wordt gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1). Op 31 december 2022 waren zeventien EFDO-garantieovereenkomsten van kracht, met een totaal garantieplafond van 1 176 miljoen EUR, terwijl de door de tegenpartijen ondertekende en door de EU in het kader van die overeenkomsten gegarandeerde uitstaande verrichtingen in totaal 522 miljoen EUR bedroegen. Voor een van de EFDO-garantieovereenkomsten (met een garantieplafond van 145 miljoen EUR), waarbij de EU de kapitaaltoereikendheid van een fonds ter afdekking van het valutarisico garandeert, heeft de EU in geval van een beroep op een garantie een restitutierecht om delen van het fonds ter waarde van het betaalde bedrag terug te ontvangen.

Garantie voor extern optreden van het NDICI

Bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 is het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler (“het instrument”), met inbegrip van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling Plus (het “EFDO+”) en de garantie voor extern optreden, vastgesteld voor de periode van het MFK 2021-2027. De NDICI-verordening heeft tot doel de samenhang en doeltreffendheid van het externe optreden van de EU te vergroten en zo de uitvoering van de verschillende beleidsmaatregelen op het gebied van extern optreden te verbeteren.

De garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-verrichtingen die worden gedekt door begrotingsgaranties, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen. De garantie wordt gedekt door het GVF – zie toelichting 2.4.2.1.

Op 31 december 2022 waren zes overeenkomsten inzake begrotingsgaranties ondertekend en nog uitstaand, voor een totaalbedrag van 27,0 miljard EUR, met inbegrip van een garantieovereenkomst (de opvolger van het ELM-programma) die in april 2022 met de EIB is ondertekend voor een totaalbedrag van maximaal 26,7 miljard EUR. Op 31 december 2022 waren uit hoofde van deze overeenkomst verrichtingen ter waarde van 4,5 miljard EUR ondertekend, waarvan 156 miljoen EUR was uitbetaald.

InvestEU-garantie

De InvestEU-verordening (Verordening (EU) 2021/523) stelt de Commissie in staat om maximaal 26,2 miljard EUR in garanties te verstrekken ter ondersteuning van de financiering en investeringen van financiële instellingen. Het doel is om te helpen de doelstellingen van het interne beleid van de Unie op vier beleidsterreinen te verwezenlijken: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen, en sociale investeringen en vaardigheden. De Commissie zet geleidelijk middelen (“voorzieningen”) uit de InvestEU-begroting opzij in het GVF om een kapitaalbuffer te creëren voor beroepen op garanties. In de InvestEU-verordening is het voorzieningspercentage vastgesteld op 40 % van de EU-garantie op 31 december 2022.

In maart 2022 ondertekende de Commissie een eerste InvestEU-garantieovereenkomst met de EIB-groep voor een totaalbedrag van 19,6 miljard EUR, dat nog verder werd verhoogd met 0,3 miljard EUR afkomstig uit verschillende EU-programma’s in combinatie met de InvestEU-garantie (blendingverrichtingen). Op 31 december 2022 dekte de EU-garantie ondertekende verrichtingen voor een totaalbedrag van 2,1 miljard EUR, waarvan 324 miljoen EUR was uitbetaald. Voorts zijn vijf garantieovereenkomsten met andere uitvoerende partners ondertekend voor een totaalbedrag van 1,4 miljard EUR, waarvoor nog geen gegarandeerde verrichtingen bestonden.

In aanvulling op de EU-begroting kunnen de lidstaten en EER-landen aan het InvestEU-programma bijdragen vanuit hun middelen uit hoofde van het cohesiebeleid, de RRF of hun nationale fondsen. Dit is een extra bedrag van de EU-garantie met een voorzieningspercentage dat per geval wordt vastgesteld. De Commissie ondertekend eerst een bijdrageovereenkomst met de lidstaat of het EER-land en vervolgens een garantieovereenkomst met een uitvoerende partner. Op 31 december 2022 had de Commissie bijdrageovereenkomsten met vijf lidstaten ondertekend ter waarde van 1,7 miljard EUR (waarvan 0,3 miljard EUR aan back-to-backgaranties), maar zij heeft nog geen garantieovereenkomsten met uitvoerende partners ondertekend.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met het EFSI, het EFDO en het EIB-mandaat voor externe leningen die uiterlijk op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020, zijn goedgekeurd. Artikel 143 bepaalt dat in geval van een beroep op een garantie voor een financiële verrichting die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK jegens de Unie aansprakelijk zou zijn voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het Britse aandeel in de voorziening in het garantiefonds, indien relevant.

Voor leningen in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen (ELM) bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 33,7 miljard EUR. Op 31 december 2022 was dit veranderd in 24,6 miljard EUR (2021: 27,6 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2022 bedraagt dus 3,1 miljard EUR (31 december 2021: 3,4 miljard EUR). Zoals hierboven vermeld, wordt elke wanbetaling met betrekking tot deze leningen echter eerst gedekt door het compartiment van het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF en worden bedragen slechts bij het Verenigd Koninkrijk opgevraagd indien de voorziening van het Verenigd Koninkrijk voor dit fonds, van 305 miljoen EUR per 31 december 2022, niet toereikend is.

Met betrekking tot EFSI-verrichtingen bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 23,5 miljard EUR. Op 31 december 2022 was dit veranderd in 18,6 miljard EUR (2021: 18,8 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2022 bedraagt derhalve 2,3 miljard EUR. Verzoeken om garanties in het kader van het EFSI worden eerst gedekt door het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF, en bedragen worden alleen bij het VK afgeroepen als de voorziening van het VK voor dit fonds, van 1,0 miljard EUR per 31 december 2022, niet toereikend is.

Aangezien de uitvoerende partners vóór de terugtrekkingsdatum geen verrichtingen met betrekking tot de EFDO-garantie hadden goedgekeurd, heeft het VK hier geen verplichtingen.

Het aandeel van het VK in de betalingen die in 2022 zijn gedaan voor de verrichtingen die op of na de terugtrekkingsdatum en tot en met 31 december 2022 zijn goedgekeurd, bedroeg 51 miljoen EUR (34 miljoen EUR voor het EFSI en 17 miljoen EUR voor ELM), waardoor de voorziening van het VK dienovereenkomstig werd verlaagd. Het in 2023 aan het Verenigd Koninkrijk verschuldigde bedrag bedraagt 313 miljoen EUR (zie toelichting 2.6.1.2).

94.Garanties in het kader van EU-programma’s voor financieringsinstrumenten (nominaal)

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Horizon 2020

2 649

2 590

Connecting Europe Facility

648

568

Cosme

674

782

Overige

604

653

Totaal

4 576

4 593

De bedragen in de bovenstaande tabel zijn de uitstaande nominale bedragen van de garanties die worden verstrekt in het kader van de EU-programma’s voor financieringsinstrumenten.

Overeenkomstig artikel 210, lid 1, FR mogen de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan overschrijden, teneinde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt.

De leninggarantiefaciliteit van Cosme (LGF) bestaat voornamelijk uit gemaximeerde garanties voor portefeuilles van schuldfinanciering met een hoger risico (voornamelijk leningen) die door financiële intermediairs aan kmo’s worden aangeboden. De leninggarantiefaciliteit van Cosme wordt namens de EU uitgevoerd door het EIF.

Zie ook toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Wat betreft de voorwaardelijke verplichtingen van de EU voor bedragen die op de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd met betrekking tot financiële instrumenten van de EU, met inbegrip van de hierboven genoemde, zullen deze voorwaardelijke verplichtingen worden gedekt door de EU-begroting met behulp van middelen op trustrekeningen. In principe zullen dus geen andere bedragen bij het VK worden opgevraagd dan zijn aandeel in de budgettaire RAL, zoals bepaald in artikel 140 van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

95.Voorwaardelijke verplichtingen in verband met rechtszaken

96.Rechtszaken op het gebied van boeten

Op 31 december 2022 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in verband met geldboeten 2 990 miljoen EUR (2021: 2 111 miljoen EUR). Deze bedragen betreffen voornamelijk door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald door de beboete ondernemingen en waartegen beroep is aangetekend, of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd tot in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

Mocht de EU in een of meerdere van de zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen zonder gevolgen voor de begroting. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).

De stijging van 1,2 miljard EUR is voornamelijk het gevolg van het ontvangen van een voorlopige betaling van een beboete onderneming (0,9 miljard EUR) die zijn garantie in 2022 introk om deze te vervangen door een betaling in contanten.



97.Andere rechtszaken

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Landbouw

194

79

Cohesie

210

Overige

2 909

1 153

Totaal

3 103

1 443

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de conformiteitsbesluiten voor het ELGF en plattelandsontwikkeling, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting, alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Cohesie

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340, VWEU, moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade. De aanzienlijke stijging ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar heeft voornamelijk betrekking op het beroep dat is ingesteld tegen de afwijzing van een schadevordering tegen de Commissie wegens een besluit waarbij een concentratie werd verboden en waarvoor, bij gebrek aan een betrouwbare schatting, het opgegeven bedrag het bedrag van de vordering is.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 147 van het terugtrekkingsakkoord is het VK aansprakelijk voor zijn aandeel in de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie, voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken zich uiterlijk op 31 december 2020 voordoen. De geschatte maximale blootstelling van het VK bedraagt 384 miljoen EUR (2021: 179 miljoen EUR). Voor rechtszaken waarin betaling van bedragen uit de EU-begroting waarschijnlijk wordt geacht (zie toelichting 2.10), is het aandeel van het VK opgenomen in het algemene bedrag dat het VK verschuldigd is (zie details in toelichting 2.6.1.2).

98.VOORWAARDELIJKE ACTIVA

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Ontvangen garanties:

Uitvoeringsgaranties

282

287

Overige garanties

6

8

Overige voorwaardelijke activa

19

98

Totaal

307

393

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.



99.VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2022.

Het door de lidstaten goedgekeurde meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en bepaalt de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van zeven jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37, FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 86 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 2021/1060) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2027 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar waarvoor de begrotingsvastlegging nog niet is gedaan — zie toelichting 5.2.

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten op transactiebasis worden opgesteld en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastlegging (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting opgenomen op de balans (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend. Zodra de betalingen in verband met de RAL worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld — zie toelichting 5.1.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2022 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

In miljoen EUR

Toelichting

31.12.2022

31.12.2021

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5.1

364 503

266 526

Significante juridische verbintenissen

5.2

406 284

135 181

Totaal

770 787

401 707



100.NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

364 503

266 526

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL (“reste à liquider”) van 452 821 miljoen EUR (zie tabel 6.4 in de verslagen over de uitvoering van de begroting), minus de daarmee verband houdende bedragen die op de balans zijn opgenomen als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. De aanzienlijke stijging ten opzichte van 2021 houdt verband met de laatste begrotingsvastleggingen in het kader van de RRF (zie ook 5.2 hieronder).

Per 31 december 2022 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 100,5 miljard EUR — zie toelichting 2.5. Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL derhalve verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de desbetreffende contractuele verplichtingen zijn vervuld. Daarom zijn zij, zoals de hierboven vermelde RAL, nog niet als uitgave geboekt.

101.SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Economische, sociale en territoriale cohesie

298 948

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

82 372

17 662

Migratie en grensbeheer

8 368

Vastleggingen voor niet-terugbetaalbare steun in het kader van RRF (NGEU)

99 530

ITER

5 855

6 121

Ruimtevaartprogramma’s

3 548

4 189

Visserijovereenkomsten

265

412

Horizon Europa

322

382

EURATOM

362

445

Reserve voor aanpassing aan de brexit

296

3 072

Connecting Europe Facility

1 811

Solidariteitsfonds van de EU

700

Vastleggingen voor operationele leases

2 539

2 492

Overige contractuele verbintenissen

896

876

Totaal

406 284

135 181

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn die niet door vastleggingskredieten in de begroting zijn gedekt per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen de komende jaren worden gebudgetteerd en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

Fondsen onder gedeeld beheer

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Artikel 86, lid 2, van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) voor fondsen in gedeeld beheer bepaalt het volgende:

“De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma worden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 verricht door de Commissie, in jaarlijkse tranches voor elk fonds”.

De bedragen op de eerste drie regels van de bovenstaande tabel houden verband met rubriek 2A (Economische, sociale en territoriale cohesie), rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu) en rubriek 4 (Migratie en grensbeheer) van het MFK 2021-2027. Zij vertegenwoordigen de uitstaande bedragen waarvoor de EU een vastlegging in de begroting zal doen en betaalbaar zal stellen na 31 december 2022.

Vastleggingen voor niet-terugbetaalbare steun in het kader van NGEU (RRF)

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een kernprogramma van NGEU, het EU-herstelinstrument. De faciliteit is opgericht bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 en financiert hervormingen en investeringen in de lidstaten vanaf het begin van de coronapandemie in februari 2020 tot 2026. Artikel 23 van Verordening (EU) 2021/241 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe. De juridische verbintenissen die in het kader van dit programma zijn aangegaan tot en met 31 december 2022 vertegenwoordigen ongeveer 70 % van het totale bedrag voor de niet-terugbetaalbare steun van de RRF, overeenkomstig artikel 11 van de verordening. Zij worden volledig gedekt door begrotingsvastleggingen op 31 december 2022.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2027. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via het agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. Het bedrag weerspiegelt de prospectieve financiering in het MFK 2021-2027 zoals vastgesteld bij Besluit (Euratom) 2021/281 van de Raad van 22 februari 2021 houdende wijziging van Besluit 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming is gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER is opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen en alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU en diverse andere landen betrokken.

Ruimtevaartprogramma’s

Het ruimtevaartprogramma omvat de volgende onderdelen: Galileo, Egnos, Copernicus, Govsatcom en SSA. De belangrijkste programma’s zijn Galileo, dat het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem ontwikkelt, en Copernicus, dat verband houdt met de Europese aardobservatie. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 (PB L 170/69 van 12 mei 2021) heeft de Commissie bijdrageovereenkomsten ondertekend met het Europees Ruimteagentschap (ESA), Eumetsat, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) 2021/696 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2026. De gedane toezeggingen zijn gebaseerd op besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. de overeenkomst tussen de EU en de Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol; PB L 60 van 28.2.2020, blz. 3) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.

Horizon Europa

Dit zijn bedragen die voor het programma Horizon Europa zijn vastgelegd voor upstream- en downstreamactiviteiten voor de verschillende ruimtecomponenten. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1) heeft de Commissie een bijdrageovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 12, lid 8, van Verordening (EU) 2021/695 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.



EURATOM

Euratom is een programma dat is gebaseerd op Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Verordening (Euratom) 2018/1563 (PB L 167I van 12.5.2021, blz. 81). Artikel 4 van de verordening staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

De algemene doelstelling van het programma bestaat erin om onderzoeks- en opleidingsactiviteiten op het gebied van kernenergie uit te voeren, met nadruk op de voortdurende verbetering van de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming, alsmede op ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, onder meer in het kader van de energietransitie. Het programma Euratom voorziet in onderzoekssubsidies door middel van competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen en voor genoemde begunstigden.

Reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR)

De reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR) is bedoeld om de economische en sociale gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (EU) in februari 2020 tegen te gaan. De BAR is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021. Het vermelde bedrag vertegenwoordigt de juridische verbintenissen die nog moeten worden uitgevoerd in het kader van de door de BAR ondersteunde maatregelen. Alleen het deel van de juridische verbintenissen dat nog niet onder vastleggingen in de begroting valt, wordt hier vermeld.

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) is opgericht om hulp te bieden bij grote natuurrampen en om Europese solidariteit te betuigen aan door rampen getroffen Europese regio’s. Het SFEU is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 en gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 en Verordening (EU) nr. 461/2020 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020. Het vermelde bedrag vertegenwoordigt de juridische verbintenissen die nog niet zijn gedekt door vastleggingen in de begroting.

Connecting Europe Facility (CEF2)

De CEF2 verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode die loopt van 2021 tot en met 2027 voor CEF-Energie (met de mogelijkheid tot verlenging). De rechtsgrondslag van deze verbintenissen is Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (Voor de EER relevante tekst), waarvan artikel 4, lid 5, het volgende bepaalt: “Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen over een periode van twee of meer jaar in jaartranches worden verdeeld”.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

In miljoen EUR

Minimale leasebetalingen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

449

1 040

1 005

2 493

IT-materiaal en overige uitrusting

12

27

7

46

Totaal

461

1 067

1 012

2 539

Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de EU, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004, is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in maart 2019 verhuisd van Londen naar Amsterdam. Op 2 juli 2019 bereikte het bureau een akkoord met de eigenaar van het gebouw, dat daarna is onderverhuurd tegen voorwaarden die overeenkomen met die van de hoofdhuur, onder andere wat betreft de looptijd. Deze loopt tot het verstrijken van de hoofdhuur van het EMA in juni 2039.

De bedragen in de bovenstaande tabel omvatten 366 miljoen EUR die nog verschuldigd zijn uit hoofde van de hoofdhuurovereenkomst. Eenzelfde bedrag wordt verwacht aan ontvangsten van de onderhuurder op grond van de niet-opzegbare onderverhuurovereenkomst.

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op een bouwcontract (JMO2) van de Commissie in Luxemburg (505 miljoen EUR).

 

102.FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico’s van de EU heeft betrekking op:

·opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via acties in het kader van NGEU, EFSM, BB, MFB, SURE en Euratom;

·de kasverrichtingen die door de Commissie zijn gedaan om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

·de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voor begrotingsgaranties, van de EGKS in liquidatie en van de BUFI-portefeuille;

·financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en

·EU-begrotingsgarantieprogramma’s.

103.SOORTEN FINANCIËLE RISICO’S

De EU wordt blootgesteld aan en beheert de volgende belangrijke financiële risico’s die voortvloeien uit haar financieringsinstrumenten:

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico’s (zoals aandelenrisico’s):

·Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de koerswijziging van de ene valuta ten opzichte van de andere;

·Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. In het algemeen zullen hogere rentetarieven leiden tot lagere prijzen van vastrentende obligaties, en omgekeerd, en

·Overig prijsrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van andere veranderingen in marktprijzen dan die welke voortvloeien uit het renterisico of valutarisico, ongeacht of deze veranderingen worden veroorzaakt door factoren die specifiek zijn voor het individuele financiële instrument of de emittent ervan dan wel door factoren die alle soortgelijke op de markt verhandelde financiële instrumenten beïnvloeden.

Kredietrisico is het risico op verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Daarbij kan het gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de aflossingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit moeilijkheden ondervindt bij het nakomen van verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief.

104.RISICOBEHEERBELEID

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen uit ruiltransacties die geen vorderingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten zijn indien geclassificeerd in financiële activa tegen FVSD, opgenomen leningen, financiëlegarantiecontracten en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand en NGEU

De leningtransacties worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad en besluiten van de Raad en het Europees Parlement en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Voor specifieke gebieden, zoals opgenomen leningen en verstrekte leningen, zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Verstrekte leningen, anders dan in het kader van NGEU, worden door middel van opgenomen back-to-backleningen gefinancierd, waardoor er geen open rente- of valutaposities ontstaan. De in het kader van NGEU verstrekte leningen volgen geen back-to-backbenadering, zoals het geval is voor de andere instrumenten voor financiële bijstand. In plaats daarvan is voor NGEU een gediversifieerde financieringsstrategie ontwikkeld, waarin een breed scala aan financieringsinstrumenten wordt gecombineerd. De gediversifieerde financieringsstrategie vereist de ontwikkeling en uitvoering van efficiënte richtsnoeren en procedures voor risicobeheer voor het NGEU-instrument waarmee de gerelateerde risico’s dagelijks actief worden aangepakt.

Risicobeheer in het kader van NextGenerationEU

Bij de start van NGEU in 2021 heeft de Commissie een Chief Risk Officer benoemd, een passende governancestructuur opgericht en een risico- en compliancebeleid op hoog niveau (“RCBHN”) opgezet voor het opnemen van leningen, schuldbeheer en het verstrekken van leningen in het kader van NGEU (“NGEU-verrichtingen”). Het RCBHN omvat een passend kader voor risicobeheer en naleving voor het toezicht op de risico’s en kwesties met betrekking tot naleving die voortvloeien uit het opnemen van leningen, schuldbeheer en het verstrekken van leningen in het kader van NGEU 16 . Het voorziet in een overkoepelend kader voor de richtsnoeren inzake risicobeheer die van toepassing zijn op de NGEU-verrichtingen door alle materiële risico’s die voortvloeien uit de uitvoering van de NGEU-verrichtingen in kaart te brengen. De werkingssfeer van het RCBHN is beperkt tot het toezicht op de risico’s en nalevingskwesties met betrekking tot alleen de uitvoering van NGEU-verrichtingen.

In Besluit (2021) 2502 is de rol van de Chief Risk Officer en van het risico- en nalevingscomité (“Risk and Compliance Committee” (RCC)) vastgesteld. Zowel de rol van de CRO als die van het RCC wordt in het RCBHN nader toegelicht. Het RCBHN vormt een aanvulling op het NGEU-governancekader zoals uiteengezet in Besluit C(2021)2502 17 en bevat een verdere toelichting van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden in verband met het kader voor risicobeheer en naleving van de NGEU-verrichtingen.

De CRO heeft tot taak om ervoor te zorgen dat de systemen en processen die voor de uitvoering van NGEU-verrichtingen worden gebruikt, zo worden opgezet dat zij de financiële belangen van de Unie en het goede financiële beheer van de verrichtingen beschermen. De CRO ontwerpt het RCBHN op een zodanige wijze dat risico’s in verband met NGEU-verrichtingen naar behoren worden vastgesteld, beheerd en beperkt, en gaat na of het RCBHN op alomvattende en consistente wijze wordt uitgevoerd.

De CRO, ondersteund door het RNC, rolt het kader voor risicobeheer uit door middel van interne beleidslijnen en procedures voor risicobeheer. Het RCC is een intern comité van de Commissie dat tot taak heeft de CRO te ondersteunen bij de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden. Het RCC neemt standpunten in over kwesties in verband met het kader voor risicobeheer voor NGEU-verrichtingen.

Ten slotte brengt de CRO verslag uit aan het lid van het College dat verantwoordelijk is voor de begroting met betrekking tot de verantwoordelijkheden in hoofdstuk 4 van Besluit C(2022) 9700. De CRO vervult zijn rol onafhankelijk en is autonoom in het uitvoeren van de aan hem toegewezen taken en verantwoordelijkheden.

Met betrekking tot de NGEU-verrichtingen werd het beginsel van de “drie verdedigingslinies” voor risicobeheer toegepast om: i) de passende scheiding van bevoegdheden en taken te waarborgen; ii) gezagslijnen duidelijk te definiëren; en iii) aparte taken en verantwoordelijkheden voor het beheren en beperken van risico’s te waarborgen.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad) en in het Financieel Reglement.

Als gevolg van bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdbeginselen van toepassing:

·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie zijn geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van die rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

·bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de op die rekeningen aangehouden kasmiddelen overtreffen; en

·het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Om de veiligheid van het systeem te waarborgen en een scheiding van taken te waarborgen overeenkomstig het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de auditbeginselen, worden specifieke procedures toegepast.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Die richtsnoeren en procedures betreffen verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.), en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Beheer van activa

De beperking van de verschillende risico’s in verband met activiteiten op het gebied van activabeheer is gebaseerd op speciale governance- en werkprocedures die zijn vastgesteld na benchmarking met de hoogste normen die door vergelijkbare internationale instellingen zijn vastgesteld. Deze procedures, die aan verschillende interne en externe audits zijn onderworpen, zorgen ervoor dat een goed activabeheer wordt bereikt.

De Commissie heeft gezorgd voor een passende governance van de evaluatie en goedkeuring van technische en strategische besluiten in verband met het beheer van activa. Het activabeheer wordt gecontroleerd door twee comités: het risicocomité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, en de raad voor activabeheer, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, DG ECFIN en DG FISMA. Technische besluiten worden besproken en goedgekeurd in het risicocomité, terwijl strategische besluiten worden bekrachtigd door het risicocomité en de raad voor activabeheer alvorens te worden goedgekeurd door de directeur-generaal van DG BUDG, in overeenstemming met de rekenplichtige.

De governance van het activabeheer garandeert een duidelijke delegatieregeling voor de besluitvorming en de verantwoordingslijnen, een adequate scheiding van taken tussen front office, risicobeheer en back office, duidelijk omschreven rollen en welbepaalde en gedocumenteerde procedures en processen, alsmede controles en waarborgen op alle niveaus. De nalevingsprocedures vormen het kader voor passende gedragscodes voor het beheren van potentiële persoonlijke belangenconflicten en regels inzake het beheren van risico’s op handel met voorkennis.

De richtsnoeren inzake activabeheer en de interne beleggingsbeperkingen bieden een degelijk kader voor interne controle om de bescherming van activa te waarborgen. Met name activa in de vorm van effecten worden overeenkomstig de beste marktpraktijken bij onze bewaarnemer bewaard, terwijl kasmiddelen en deposito’s worden ondergebracht bij financiële instellingen met een hoge rating. De bescherming van financiële activa wordt ook gegarandeerd door de scheiding van taken tussen het team dat verantwoordelijk is voor het aangaan van overeenkomsten voor de verhandeling van effecten en het back office-team dat verantwoordelijk is voor de afwikkeling en de afstemmingscontrole op de bankrekeningen daarvan. Een extra controlelaag wordt gevormd door het boekhoudteam tijdens het maandelijkse afsluitende afstemmingsproces, wanneer de effectenportefeuille wordt afgestemd op de verklaring van de effectenbewaarder. Eventuele discrepanties in de afwikkeling en te late betalingen die worden veroorzaakt door tegenpartijen worden dagelijks gemonitord door het back office-team voor afstemmingscontrole op de bankrekeningen. Voor het toezicht op de naleving van het controlekader wordt periodiek een uitgebreide reeks prestatie- en risicomaatstaven voor de beheerde activa gerapporteerd aan de belanghebbenden.

De richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat beperkt is tot de rating “beleggingswaardig” (“investment grade”), behalve voor de blootstelling op EU-lidstaten.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Bij Besluit C(2020)1896 van de Commissie van 25 maart 2020 inzake de richtsnoeren voor het beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, zijn de verantwoordelijkheden en taken van de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gedelegeerd aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting (DG BUDG). Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt gescheiden gehouden van de andere portefeuilles die door DG BUDG worden beheerd. Het fonds bestaat niet als een afzonderlijke juridische entiteit.

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt beheerd volgens de richtsnoeren voor het beheer van de activa. Het doel is om te zorgen voor de nodige liquiditeit om volledig en snel te voldoen aan alle vereiste uitstromen, zoals een beroep op een garantie, en om het kapitaal gedurende de beleggingshorizon van het fonds veilig te stellen, met een hoog vertrouwensniveau.

Om de hierboven beschreven algemene doelstelling te bereiken, beheert de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds de activa overeenkomstig de prudentiële regels en de beginselen van goed financieel beheer en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde regels en procedures. Voor specifieke gebieden, zoals het beheer van kasmiddelen, zijn procedurehandleidingen opgesteld die worden gebruikt door de betrokken operationele eenheden. Financiële en operationele risico’s worden geïdentificeerd en geëvalueerd en de naleving van interne richtsnoeren en procedures wordt regelmatig gecontroleerd.

De portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt zodanig samengesteld dat een hoge mate van diversificatie tussen in aanmerking komende activaklassen, geografische gebieden, emittenten en looptijden wordt gewaarborgd, zodat schommelingen in de waarde kunnen worden beheerd.

Omdat de Banque de France per 31 december 2022 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s

Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven staan op bankrekeningen bij banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde aanbestedingsprocedures. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid, waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld inzake de kredietrating en het bedrag van de middelen die kunnen worden geplaatst in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld, en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn vermindering van de risico’s die aan de financiële markten zijn verbonden en gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een op dezelfde grondslag berekend gewaarborgd rendement toe te passen op het nominale boetebedrag. Voor het gewaarborgd rendement toegepast op entiteiten waaraan vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement in augustus 2018 een boete is opgelegd, geldt evenwel een bodemrente van nul. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Voor specifieke gebieden, zoals het beheer van kasmiddelen, zijn procedurehandleidingen opgesteld die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld, en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht om de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

·gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

·het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito’s bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

Ontvangen financiële garanties

Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven – zie toelichting 2.6.1.3. De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld, en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

In titel X van het Financieel Reglement zijn verschillende waarborgen opgenomen om de EU-begroting te beschermen tegen de financiële risico’s die voortvloeien uit het gebruik van begrotingsgaranties. Die waarborgen kunnen worden ingedeeld in vier hoofdcategorieën:

1.Maatregelen om het bedrag van de voorwaardelijke verplichtingen te beperken

Ten eerste is de omvang van de EU-garantie in de regel op een duidelijk omschreven wijze gemaximeerd. In het Financieel Reglement is bepaald dat de financiële verplichting en de totale nettobetalingen uit de begroting niet hoger mogen zijn dan het bedrag van de begrotingsgarantie die bij het basisbesluit is toegestaan. De voorwaardelijke verplichting uit hoofde van een begrotingsgarantie kan alleen hoger zijn dan de financiële activa die ter dekking van de financiële verplichting van de EU worden verstrekt indien de onderliggende basishandeling hierin voorziet en onder de specifieke voorwaarden die daarin zijn vastgesteld.

Ten tweede wordt het gewenste risicoprofiel van de door de EU gegarandeerde verrichtingen/financiële producten zo veel mogelijk vooraf bepaald, d.w.z. vóór de ondertekening van de garantieovereenkomsten.

2.Maatregelen betreffende de selectie van uitvoerende partners

Begrotingsgarantieprogramma’s worden uitgevoerd met betrouwbare partners die een pijlerbeoordeling hebben ondergaan. Dit garandeert de betrouwbaarheid van onder meer de boekhoud-, financiële en risicobeheersystemen van deze uitvoerende partners. Bovendien moeten deze uitvoerende partners eigen middelen vastleggen waarmee de belangen naar behoren worden afgestemd op die van de Unie.

3.Maatregelen om te zorgen voor adequate ex-antebegrotingscapaciteit voor het absorberen van beroepen op garanties

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen en die in het GVF worden aangehouden. Het voorzieningspercentage wordt in de basishandeling van elk programma op een zodanig niveau vastgesteld dat de programmering van de begrotingskredieten een voorziening kan vormen die het mogelijk maakt om verliezen op te vangen zonder budgettaire verstoringen. De voorziening is derhalve voldoende om de verwachte en tot op zekere hoogte ook de onverwachte verliezen van deze begrotingsgaranties te ondervangen.

Vervolgens zal de Commissie er (jaarlijks) voor zorgen dat het voorzieningspercentage zoals vastgesteld in de basishandeling toereikend is en in overeenstemming is met de beginselen van het Financieel Reglement en met de financiële programmering.

4.Maatregelen om het hoofd te bieden aan gerealiseerde verliezen die hoger zijn dan de raming vooraf

Het Financieel Reglement voert twee drempels voor vroegtijdige waarschuwing in (d.w.z. wanneer 50 % en 30 % van het voorzieningspercentage beschikbaar blijft). Deze waarschuwingsdrempels stellen de Commissie in staat om te anticiperen op een mogelijke uitputting van de voorziening vóór de beëindiging van de begrotingsgarantie en te beoordelen of zij aanvullende voorzieningen moet voorstellen.

Indien tijdelijk aanvullende liquiditeit nodig is, bestaan er procedures zoals overdrachten tussen GVF-compartimenten en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken, alsook het gebruik van beschikbare begrotingsruimte (vastleggings- en betalingskredieten).

Voorts is in 2020 onder het gezag van de commissaris voor Begroting een stuurgroep voor uit begrotingsgaranties voortvloeiende voorwaardelijke verplichtingen opgericht. Deze stuurgroep treedt op in aangelegenheden die betrekking hebben op begrotingsgaranties en financiële bijstand en die leiden tot voorwaardelijke verplichtingen ten opzichte van de begroting als gevolg van de uitvoering van titel X van het Financieel Reglement, met inbegrip van de bepalingen van de interne voorschriften voor het uitvoeren van de algemene begroting van de Unie. Dit omvat het kader voor risicobeheer, relevante gemeenschappelijke horizontale bepalingen van de standaardovereenkomsten en geïntegreerde rapportage om bedrijfsvereisten voor het duurzaam beheer van voorwaardelijke verplichtingen vast te stellen.

Programma’s voor financieringsinstrumenten

De uitvoering van de EU-begroting steunt al vele jaren op het gebruik van programma’s van financieringsinstrumenten. Zie toelichting 2.4.2 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. Overeenkomsten met deze financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. Zodra een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor door de financiële instelling op haar naam, maar namens de Commissie geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgeboekt. Afhankelijk van het instrument in kwestie kan de financiële instelling de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten, of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot het maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachting dat de EU-begroting met enige verliezen te maken zal krijgen.



105.VALUTARISICO

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

In miljoen EUR

31.12.2022

USD

GBP

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

Financiële activa tegen AC*

83

6

12

151

251

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

Niet-derivaten

843

25

20

98

29 088

30 073

Derivaten

(483)

1 467

984

Vorderingen**

89

111

14

0

17

5 453

5 684

Geldmiddelen en kasequivalenten

84

13

1 031

473

1 421

43 522

46 544

616

155

1 045

493

1 548

79 681

83 537

Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(793)

(0)

(37)

(12)

(164)

(5 450)

(6 456)

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1)

8

19

(50)

(25)

(795)

(0)

(37)

(4)

(146)

(5 500)

(6 481)

Totaal

(179)

154

1 008

489

1 403

74 181

77 056




In miljoen EUR

31.12.2021

USD

GBP

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

Financiële activa tegen AC*

63

18

7

88

176

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

Niet-derivaten

934

51

23

75

23 141

24 223

Derivaten

(646)

1 474

828

Vorderingen**

109

98

108

4

88

7 372

7 780

Geldmiddelen en kasequivalenten

85

24

1 014

591

1 692

41 455

44 860

545

192

1 121

618

1 862

73 529

77 866

Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(1 047)

(0)

(62)

(19)

(248)

(6 418)

(7 794)

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1)

(4)

(5)

(1 048)

(0)

(62)

(19)

(251)

(6 418)

(7 798)

Totaal

(503)

192

1 059

599

1 611

67 111

70 068

* Met uitzondering van leningen voor de RRF (NGEU) en voor financiële bijstand.

** Exclusief uitgestelde lasten.

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen of gedaald, zou dit het volgende effect op het economische resultaat hebben:

In miljoen EUR

Stijging van de wisselkoerss (+)/

Daling van de wisselkoers (-)

2022

USD

GBP

PLN

SEK

+10 %

16

(14)

(92)

(44)

-10 %

(20)

17

112

54

In miljoen EUR

Stijging van de wisselkoers (+)/

Daling van de wisselkoers (-)

2021

USD

GBP

PLN

SEK

+10 %

46

(17)

(96)

(54)

-10 %

(56)

21

118

67

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

De financiële activa en verplichtingen luiden thans enkel in euro, zodat de EU geen valutarisico loopt.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta’s dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. In een beperkt aantal gevallen worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro, met inbegrip van Amerikaanse dollar, Britse pond en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta’s te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, en zodat hun posities geen blootstelling aan valutarisico’s inhouden.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta, wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekeningen in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Aangezien alle boeten worden opgelegd, betaald of voorlopig geïnd in euro, is er geen valutarisico wanneer zij in het BUFI-fonds worden aangehouden.

Begrotingsgaranties

Begrotingsgaranties worden in de regel verlengd met een maximum dat is vastgesteld in EUR. Sommige onderliggende verrichtingen kunnen echter in andere valuta’s (USD of andere lokale valuta) luiden.

Bij het bepalen van de voorzieningsbehoeften moet rekening worden gehouden met het valutarisico.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is momenteel zowel in EUR als in USD actief. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren.

De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening (zie toelichting 2.4.1.2), worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Voor gesubrogeerde leningen zijn er geen afdekkingsactiviteiten (“hedging”) om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

106.RENTERISICO

De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van schuldbewijzen en ETF’s en toont het effect dat een wijziging in de rentevoet met +/- 100 basispunten (1 %) zou hebben op het economische resultaat van de EU.

In miljoen EUR

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Economisch resultaat

2022: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+100

(741)

-100

784

2021: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+100

(622)

-100

660

De rentegevoeligheid van een bepaalde portefeuille van obligaties neemt toe met de looptijd. De looptijden van de belangrijkste door de Commissie beheerde activaportefeuilles worden hieronder toegelicht.



Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Gezien de aard van de opgenomen en verstrekte leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Voor de instrumenten voor financiële bijstand, met uitzondering van NGEU, is er echter geen renterisico, aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen met dezelfde voorwaarden staan (“back-to-back”-leningen).

Het NGEU-instrument hanteert geen back-to-backbenadering, en daarom moet het renterisico worden gedekt door de toepassing van procedures en mechanismen die het renterisico beperken. Het onderliggende beginsel van de gediversifieerde financieringsstrategie van NGEU is dat de financieringskosten en alle andere kosten in verband met NGEU op transparante wijze worden toegewezen aan begunstigden (voor leningen) en aan de EU-begroting (voor niet-betaalbare steun). Het NGEU-programma is gebaseerd op de beginselen van volledige kostendekking en non-profitactiviteiten. Daarom verstrekt de EU de financiering die zij op de markt verkrijgt op de meest kosteneffectieve en billijke wijze op basis van dagelijkse renteberekeningen. Dit zorgt ervoor dat de lidstaten alle kosten die verband houden met de door de Unie opgenomen en verstrekte leningen dragen.

NGEU houdt contant geld aan om een vastgestelde veiligheidsbuffer in stand te houden, als onderdeel van een gediversifieerde financieringsstrategie, en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. Het contant geld van NGEU wordt aangehouden bij de Europese Centrale Bank. Sinds 4 april 2022 is de rentevoet voor kortlopende leningen op de eurogeldmarkt van toepassing op alle uitstaande kassaldi. Eerder was op het uitstaande kassaldo een rente op de depositofaciliteit van de ECB van -0,5 % van toepassing. Op basis van een onderlinge overeenkomst waren alleen uitstaande kassaldi van meer dan 20 miljard EUR onderworpen aan een negatieve rente van de ECB. Op basis van de NGEU-kostentoerekeningsmethode wordt rente die niet is toegerekend aan leningen of niet-terugvorderbare steun gefactureerd aan de begunstigden van leningen en de EU-begroting in de vorm van kosten voor liquiditeitsbeheer, die positief of negatief kunnen zijn, afhankelijk van de ontwikkeling van de rentevoeten die op kassaldi worden toegepast.

Kasverrichtingen

Met uitzondering van de leningen in verband met het NGEU-programma neemt de Commissie geen lening op om haar operationele uitgaven te financieren. Behalve het renterisico voor NGEU wordt de rente berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen (positieve of negatieve) rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken (eigen middelen en andere) kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. In de periode dat er sprake was van een negatieve renteomgeving (tot september 2022) waren sommige van de vergoedingen die op deze rekeningen worden toegepast negatief. De procedures voor kasmiddelenbeheer worden aangepast aan de hand van de marktrentevoorwaarden om de op deze rekeningen aangehouden saldi tot een minimum te beperken wanneer negatieve rentevoeten worden toegepast, en er worden passende plafonds in acht genomen overeenkomstig de voorwaarden van de banken. De eigenmiddelenrekeningen worden beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast, kennen over het algemeen een bodemrente van nul voor operationele saldi tot een bepaald maximumbedrag.

Geldboeten

De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 1,33 jaar.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties en bedrijfs-ETF’s met een totale gemiddelde portefeuillelooptijd van 3,17 jaar.



EGKS in liquidatie

De middelen van de EGKS in liquidatie worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 3,17 jaar.

107.KREDIETRISICO

Maximale blootstelling aan kredietrisico

In miljoen EUR

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Financiële activa

Verstrekte leningen

204 354

163 568

Geldmiddelen en kasequivalenten

46 544

44 860

Vorderingen uit ruiltransacties*

5 684

7 780

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen

24 647

19 326

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten

984

828

Verstrekte garanties en leningtoezeggingen

Financiëlegarantiecontracten

55 502

55 267

Leningtoezeggingen

8

Totaal op 31.12.2022

337 723

291 628

* Exclusief uitgestelde lasten

Bovendien wordt de EU indirect blootgesteld aan het kredietrisico door middel van haar investeringen in MMF’s, bedrijfs-ETF’s en gepoolde portefeuilles van schuldbewijzen (zie toelichting 2.4.2.1), die gevolgen kunnen hebben voor de prijzen ervan (zie toelichting 6.7).

Verstrekte leningen: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

31.12.2022

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

Beste en uitstekende rating

12 849

12 849

Rating hoge middenklasse

62 240

62 240

Rating lage middenklasse

106 537

106 537

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

11 923

13 094

29

114

25 160

Brutoboekwaarde

193 549

13 094

29

114

206 786

Minus voorziening voor verliezen

(55)

(2 361)

(27)

13

(2 431)

Nettoboekwaarde

193 494

10 732

2

126

204 354

In miljoen EUR

31.12.2021

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

Beste en uitstekende rating

10 379

10 379

Rating hoge middenklasse

58 991

58 991

Rating lage middenklasse

79 672

79 672

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

8 819

5 965

29

48

14 860

Brutoboekwaarde

157 861

5 965

29

48

163 903

Minus voorziening voor verliezen

(10)

(299)

(26)

(336)

Nettoboekwaarde

157 851

5 665

3

48

163 568

De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingbureaus en hebben betrekking op:

·Beste en uitstekende rating: Moody’s P-1, Aaa – Aa3; S&P A1+, A1, AAA – AA-; Fitch F1+, F1, AAA – AA- en gelijkwaardig

·Rating hoge middenklasse: Moody’s P-2, A1 – A3; S&P A2, A+ – A-; Fitch F2, A+ – A- en gelijkwaardig

·Rating lage middenklasse: Moody’s P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F3, BBB+ - BBB- en gelijkwaardig

·Niet-beleggingswaardig: Moody’s not prime, Ba1 – C; S&P B, C, D, BB+ – D; Fitch B, C, D, BB+ – D en gelijkwaardig

·De EU gebruikt deze categorieën van externe ratingagentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingbureaus de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd.

Leningen die niet-beleggingswaardig zijn, zijn voornamelijk financiëlebijstandsleningen aan partnerlanden in financiële moeilijkheden of aan sommige lidstaten met een rating die tegen de bovengrens van deze rating ligt. Alle leningen aan lidstaten bevinden zich in fase 1. Fase 2 omvat 11,9 miljard EUR aan MFB- en Euratom-leningen aan Oekraïne. De POCI-leningen zijn de gesubrogeerde leningen van de EFSI- en ELM-programma’s.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Blootstelling aan kredietrisico wordt beheerd door het verkrijgen van staatsgaranties in het geval van Euratom (zie toelichting 2.4.1.1).

Leningen die aan Oekraïne zijn verstrekt in het kader van het unieke MFB-programma (6 miljard EUR uitbetaald in 2022) worden allereerst gedekt door hun compartiment in het GVF, en vervolgens ook door aanvullende garanties van de lidstaten.

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand.

In geval van wanbetaling van de debiteuren en om de daarmee verband houdende schulden af te lossen, kan de Commissie een beroep doen op de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (voor MFB- en Euratom-leningen aan derde landen) en op de lidstaten, met inachtneming van de maxima van de eigen middelen (zie toelichting 6.6).

Verstrekte leningen: Mutatie in de voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen

In miljoen EUR

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Voorziening voor verliezen op 01.01.2022

10

299

26

336

Overgang naar fase 1

Overgang naar fase 2

(0)

1

(1)

0

Overgang naar fase 3

(1)

(0)

1

Nieuwe leningen

9

763

772

Verwijderde posten – aflossingen

(0)

(0)

Verwijderde posten – afschrijvingen

(2)

(2)

Herwaardering van de voorziening voor verliezen

37

1 298

3

(13)

1 326

Overige

Voorziening voor verliezen op 31.12.2022

55

2 361

27

(13)

2 431

De aanvullende voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen voor leningen in fase 2 heeft voornamelijk betrekking op MFB- en Euratom-leningen aan Oekraïne (zie toelichting 2.4.1.1).

Verstrekte leningen: Beoordeling van de fasering

Zoals vermeld in de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving, hangt de voorziening voor bijzondere waardevermindering voor de financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs die geen vorderingen zijn, af van de fase waarin een financieel actief is geclassificeerd.

De toewijzing aan fasen hangt voornamelijk af van de rating van de tegenpartij. Het faseringsmodel berust op een relatieve beoordeling van het kredietrisico, dat wil zeggen dat de EU verschillende leningen met dezelfde tegenpartij in verschillende fasen kan hebben, afhankelijk van het kredietrisico van de tegenpartij bij de initiëring. De EU heeft een unieke institutionele status en leent geld aan haar lidstaten of aan landen die in moeilijkheden verkeren. Als gevolg daarvan past de EU ook een kwalitatieve beoordeling van het kredietrisico toe op basis van toezicht op de economische situatie van kredietnemers in moeilijkheden.

Fase 1 – Geen significante toename van het kredietrisico

Leningen aan tegenpartijen met een rating “beleggingswaardig” (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB- (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden beschouwd als leningen met een laag kredietrisico en worden daarom in fase 1 aangehouden, tenzij zij meer dan 30 dagen achterstallig zijn (zie fase 2). Bovendien worden leningen waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de financiële activa in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen (“te verwachten kredietverliezen”).

Fase 2 – Significante toename van het kredietrisico

Om te bepalen of het kredietrisico sinds de initiëring aanzienlijk is toegenomen en of de overgang naar fase 2 derhalve van toepassing is, past de EU een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen toe.

Alle leningen waarvoor de contractuele betalingen tussen 31 en 90 dagen achterstallig zijn, worden verplaatst naar fase 2.

Voor tegenpartijen met ratings tussen AAA (Aaa) en BB- (Ba3) op de datum van eerste opname: Tenzij het lage risico (boven in fase 1) van toepassing is, wordt de verslechtering als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij initiëring en die op de rapportagedatum gelijk is aan of groter is dan 3 gradaties.

Voor tegenpartijen met een rating van B+ (B1) of B (B2) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd als het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating gelijk is aan of groter is dan 2 gradaties.

Voor tegenpartijen met kredietratings B- (B3) of lager (in CCC/Caa bereik): de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan 1 gradatie.

Leningen die zijn geïnitieerd vóór de overgang naar herziene EAR 11 ( op 1 januari 2021), waarvoor geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is zonder onevenredige kosten en inspanningen, worden ingedeeld in fase 2.

Voor leningen in fase 2 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.



Fase 3 – Leningen met verminderde kredietwaardigheid

Leningen worden in fase 3 ingedeeld als zij 90 dagen achterstallig zijn of wanneer zich na de initiëring van de lening een of meer gebeurtenissen voordoen die een nadelig effect hebben op de geschatte toekomstige kasstromen van dat financiële actief. Een lening wordt bijvoorbeeld ingedeeld in fase 3, indien:

·het waarschijnlijk is dat een kredietnemer failliet zal gaan of een andere financiële reorganisatie zal doorvoeren;

·de kredietnemer een door een extern ratingbureau gepubliceerde ratingklasse D heeft, en

·de kredietnemer in gebreke is ten aanzien van de EU of, in het geval van leningen voor financiële bijstand, de kredietnemer in gebreke blijft bij een andere internationale organisatie die het programma financiert.

Voor leningen in fase 3 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”)

De EU houdt ook “gekochte of geïnitieerde leningen met verminderde kredietwaardigheid” (purchased or originated as credit impaired (“POCI”)) aan. Dit zijn noodlijdende leningen waarbij de EU heeft voldaan aan een beroep op de garantie door de uitvoerende partner. Voor deze leningen zijn alle rechten gesubrogeerd aan de EU. De EU neemt deze op haar balans op tegen reële waarde bij eerste opname. De EU classificeert deze leningen als POCI-leningen en berekent een voorziening voor bijzondere waardevermindering op basis van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de uitvoerende partners worden namens de EU invorderingsprocedures ingeleid om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.

Verstrekte leningen: Waardering van te verwachten kredietverliezen

De waardering van te verwachten kredietverliezen is een kansgewogen schatting van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de verwachte kasstromen. Voor deze raming maakt de EU gebruik van de volgende kredietrisicoparameters:

·Kans op wanbetaling (probability of default — PD);

·Verlies bij wanbetaling (loss given default – LGD); en

·Blootstelling bij wanbetaling (exposure at default — EAD).

De PD is een percentage en geeft de waarschijnlijkheid weer dat een tegenpartij in gebreke blijft ten aanzien van haar financiële verplichting, hetzij in de komende 12 maanden (gebruikt voor de “binnen de twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”), hetzij gedurende de resterende looptijd van de verplichting (gebruikt voor de “tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”).

Het LGD is een percentage dat het verwachte kastekort weergeeft, d.w.z. het deel van de blootstelling dat naar verwachting verloren zal gaan na een wanbetaling, rekening houdend met terugvorderingen en zekerheden. Om het LGD voor blootstellingen aan staatsschulden te ramen, houdt de EU rekening met haar feitelijke status van preferente crediteur.

De EAD is de uitstaande blootstelling (bedrag) op het moment van een wanbetaling.

De geschatte kasstromen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief worden gedisconteerd tegen de effectieve rentevoet.

De EU houdt rekening met redelijke en gerechtvaardigde toekomstgerichte informatie die zonder onnodige kosten en inspanningen beschikbaar is, en past de modelparameters zo nodig aan.



Geldmiddelen en kasequivalenten: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Kredietrating

Beste en uitstekende rating

40 769

40 716

Rating hoge middenklasse

3 675

3 650

Rating lage middenklasse

1 343

306

Niet-beleggingswaardig

757

189

Brutoboekwaarde

46 544

44 860

Minus voorziening voor verliezen

-

Nettoboekwaarde

46 544

44 860

Kasverrichtingen

De bedragen aan geldmiddelen en kasequivalenten in de bovenstaande tabel hebben voornamelijk betrekking op de kasmiddelen die door de thesaurie van de Commissie worden beheerd. De meeste kasmiddelen van de Commissie worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad) aangehouden op eigenmiddelenrekeningen die door de lidstaten zijn geopend voor de betaling van hun bijdragen aan de eigen middelen (voornamelijk bni, btw en TEM). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdend met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld minder dan 54 miljoen EUR, gespreid over 25 rekeningen) en loopt de Commissie slechts een beperkt risico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van de dagelijkse totale kassaldi, die in 2022 schommelden tussen 7 miljard EUR en 38 miljard EUR, en van een totaalbedrag aan betalingen op bankrekeningen van de Commissie in 2022 dat meer dan 175 miljard EUR bedroeg.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld nog verder te minimaliseren:

·Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een langetermijnrating van S&P A- of gelijkwaardig beschikken. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

·Het door de tegenpartij gehanteerde risicobeheerbeleid gaat verder dan de eisen inzake een minimale kredietrating in de aanbestedingen en schrijft voor dat er toezicht wordt gehouden op de ratings, waarbij voor elke financiële instelling een maximale blootstelling wordt vastgesteld. Bij de berekening van dit plafond, de maximale totale blootstelling in geldmiddelen, deposito’s en financiële garanties per tegenpartij, wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid (langetermijnrating) en de kapitalisatie van de entiteit van de financiële sector. De tegenpartijrisico’s voor de Commissie worden gemonitord en regelmatig gerapporteerd; en

·In delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken, worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

NGEU

Instrumenten voor het verstrekken en opnemen van leningen voor financiële bijstand houden in het algemeen geen uitstaande kassaldi aan als gevolg van het onderliggende back-to-backbeginsel van de financiëlebijstandsleningen. In het kader van de uitvoering van een gediversifieerde financieringsstrategie voor het NGEU-instrument houdt NGEU echter contanten aan om ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. De contanten worden op een bankrekening bij de ECB geplaatst, waardoor het kredietrisico zeer laag is.

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s

Deposito’s die bij commerciële banken worden aangehouden in verband met vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten zijn in 2022 sterk afgenomen. Deze deposito’s worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure, en het hierboven beschreven beleid inzake tegenpartijrisico wordt toegepast.

Vorderingen: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

Niet verschuldigd

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Totaal

0-30 dagen

31-90 dagen

91 dagen-1 jaar

> 1 jaar

Brutoboekwaarde

1 613

18

14

21

1 992

3 658

Minus voorziening voor verliezen

(2)

(2)

(5)

(13)

(150)

(172)

Nettoboekwaarde op 31.12.2022

1 611

16

9

8

1 842

3 486

Brutoboekwaarde

2 785

15

9

578

1 453

4 840

Minus voorziening voor verliezen

(2)

(1)

(4)

(18)

(147)

(173)

Nettoboekwaarde op 31.12.2021

2 783

14

5

560

1 305

4 667

De bedragen in deze tabel omvatten geen uitgestelde lasten en het te ontvangen FGC-gedeelte gewaardeerd tegen FVSD (zie toelichting 2.6.2), aangezien deze niet zijn onderworpen aan de vereisten inzake bijzondere waardevermindering.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort – schuldbewijzen: kredietkwaliteit

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is A- (S&P of gelijkwaardig).

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille is AA- (S&P of gelijkwaardig).

Ontvangen financiële garanties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. In het kader van dat beleid wordt een maximale kredietblootstelling per entiteit van de financiële sector vastgesteld op basis van de rating en het kapitaalniveau van de entiteit zoals opgenomen in haar financiële staten volgens de IFRS. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

EGKS in liquidatie

De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort – derivaten: kredietkwaliteit

De afgeleide activa hebben voornamelijk betrekking op de garanties op aandelenportefeuilles en op valutatermijncontracten. Het kredietrisico is derhalve beperkt tot het tegenpartijrisico. De garantie voor eigen vermogen zal worden vereffend met de uitvoerende partner van de EU, de EIB-groep, die een AAA-rating heeft. De Banque de France is per 31 december 2022 de enige tegenpartij voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zodat er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties zijn.

Financiëlegarantiecontracten: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

31.12.2022

31.12.2021

Fase 1

Fase 2

Totaal

Fase 1

Fase 2

Totaal

Rating op lange termijn

Beste en uitstekende rating

0

4

4

0

1

1

Rating hoge middenklasse

3

3

2

2

Rating lage middenklasse

23

23

219

219

Niet-beleggingswaardig

24 124

31 339

55 463

3 964

51 079

55 043

Beheerd op collectieve basis/zonder rating

7

2

9

2

2

Totaal

24 157

31 345

55 502

4 187

51 080

55 267

Financiëlegarantiecontracten: Mutatie in de voorziening voor verliezen

In miljoen EUR

Fase 1

Fase 2

Totaal

Voorziening voor verliezen op 01.01.2022

485

7 048

7 533

Overgang naar fase 2

(3)

3

Overgang naar fase 1

2 855

(2 855)

Toevoegingen

170

45

215

Vrijgave van garanties

(9)

(1)

(10)

Herwaardering

(2 298)

(1 110)

(3 409)

Voorziening voor verliezen op 31.12.2022

1 199

3 130

4 330

Boekwaarde van de financiële garantieverplichting op 31.12.2022

3 194

3 263

6 456

*    Overgangen van en naar fase 1/fase 2 worden gewaardeerd bij de voorziening voor bijzondere waardevermindering aan het beginsaldo, terwijl veranderingen in het bedrag die voortvloeien uit de verandering van fase (d.w.z. gewaardeerd bij binnen de twaalf maanden of tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen) deel uitmaken van de herwaardering.

Financiëlegarantiecontracten: faseringsbeleid

De belangrijkste risico-indicator voor de toewijzing van FGC aan fasen is de kredietrating van de gegarandeerde schuld. In het faseringsmodel wordt de rating bij de initiëring vergeleken met de rating op de rapportagedatum. Voor portefeuillegaranties wordt de gewogen gemiddelde kredietrating van de gegarandeerde portefeuille in aanmerking genomen.

Fase 1 – Geen significante toename van het kredietrisico

FGC met ratings van beleggingswaardig (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB- (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden als laag kredietrisico beschouwd, onafhankelijk van de oorspronkelijke rating, en worden in fase 1 aangehouden. Bovendien worden FGC waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de FGC in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gemeten op het niveau van de te verwachten kredietverliezen binnen 12 maanden.

Fase 2 – Significante toename van het kredietrisico

De volgende verslechtering van de kredietrating wordt als significant beschouwd en leidt tot een herindeling van een FGC naar fase 2:

·voor garanties met een rating tussen AAA (Aa1) en BB- (Ba3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating bij eerste opname, wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan drie gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en twee gradaties voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille;

·voor garanties met een rating tussen B+ (B1) of B (B2) bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan twee gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en één gradatie voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille, en

·voor garanties met een rating tussen B- (B3) of lager bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan één gradatie (één enkel schuldinstrument en portefeuille).

Indien er geen informatie over de rating beschikbaar is, maar wel een raming van de verwachte jaarlijkse vorderingen bij de initiële opname, wordt het feitelijke niveau van de claims in vergelijking met de oorspronkelijke planning ook beschouwd als een redelijke risico-indicator voor de beoordeling van de significante toename van het kredietrisico (SICR).

Naast de bovenstaande criteria kan de EU een kwalitatieve beoordeling van de SICR toepassen op basis van aanvullende, redelijke en gerechtvaardigde beschikbare informatie.

FGC van vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (d.w.z. vóór 1 januari 2021), waarvoor geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is zonder onnodige kosten en inspanningen, worden ingedeeld in fase 2.

Voor FGC in fase 2 wordt de bijzonderewaardeverminderingsvoorziening gemeten op het niveau van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Indeling in fase 3 en POCI is niet van toepassing op FGC.

In 2022 werd 2,8 miljard EUR aan EFSI-garanties verplaatst van fase 2 naar fase 1 omdat het gemiddelde kredietrisico van de gegarandeerde portefeuille (ook rekening houdend met de gevolgen van de fusie met de InvestEU-schuldportefeuilles – zie toelichting 4.1.1) is afgenomen. Dit leidde tot een herwaarderingseffect en een verlaging van de te verwachten kredietverliezen voor de EFSI-garanties, aangezien de voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt gewaardeerd op het niveau van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen aan het einde van 2022 vergeleken met de te verwachten kredietverliezen gedurende de looptijd aan het einde van 2021. Van de herwaardering van 1,1 miljard EUR die leidde tot lagere te verwachten kredietverliezen voor garanties in fase 2, heeft 0,6 miljard EUR betrekking op het mkb-venster van het EFSI. Van de uitstaande te verwachten kredietverliezen voor garanties in fase 2 van 3,1 miljard EUR op 31 december 2022, heeft 2,4 miljard EUR betrekking op de ELM-garanties (zie toelichting 4.1.1). Dit is met inbegrip van 1,1 miljard EUR aan te verwachten kredietverliezen gedurende de looptijd voor de blootstelling van de EIB in Oekraïne (4,1 miljard EUR, waarvan 0,5 miljard EUR aan leningen nog niet is uitbetaald), gegarandeerd door de EU.

Begrotingsgaranties

De Unie is voornamelijk blootgesteld aan kredietrisico als gevolg van de activiteiten die zij garandeert. Wanneer de kredietkwaliteit van de onderliggende transacties verslechtert, worden wanbetalingsgebeurtenissen waarschijnlijker, en daardoor ook een beroep op EU-garanties.

Om dit risico te monitoren en te beheren, baseert de Commissie zich op een kredietrisicomodel voor het beoordelen van potentiële verliezen, onder meer aan de hand van de input van de uitvoerende partners. De output van deze modellen wordt geïnterpreteerd en gecombineerd met het oordeel van deskundigen om een risicobeoordeling af te leiden die in overeenstemming is met de inhoud van de transactie en de relevante economische omstandigheden.



108.LIQUIDITEITSRISICO

Looptijdanalyse van niet-afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

In miljoen EUR

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Opgenomen leningen

(23 204)

(80 495)

(280 075)

(383 774)

(344 303)

Crediteuren

(55 341)

(55 341)

(55 341)

Overige

(318)

(711)

(771)

(1 800)

(1 517)

Totaal op 31.12.2022

(78 862)

(81 206)

(280 846)

(440 914)

(401 161)

Opgenomen leningen

(23 769)

(45 030)

(180 660)

(249 459)

(236 720)

Crediteuren

(46 372)

(46 372)

(46 372)

Overige

(218)

(830)

(890)

(1 938)

(1 605)

Totaal op 31.12.2021

(70 358)

(45 860)

(181 550)

(297 769)

(284 697)

Looptijdanalyse van afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

In miljoen EUR

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(504)

(8)

(512)

Te ontvangen bedragen uit derivaten

487

487

Nettokasstromen op 31.12.2022

(17)

(8)

(25)

(20)

Te betalen bedragen uit derivaten

(646)

(5)

(651)

Te ontvangen bedragen uit derivaten

648

648

Nettokasstromen op 31.12.2021

2

(5)

(3)

(3)

Looptijdanalyse van financiëlegarantiecontracten die zijn uitgegeven in de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd

In miljoen EUR

Maximumbedrag van de zekerheid

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

FGC’s op 31.12.2022

(65 109)

(13 332)

(4 902)

(83 343)

(6 456)

FGC’s op 31.12.2021

(55 381)

(878)

(1)

(56 259)

(7 794)

Leningsactiviteiten voor NGEU en financiële bijstand

Voor de aflossing van opgenomen leningen voor financiële bijstand zijn in eerste instantie de tijdige inning van de bijbehorende financiële bijstand en de aflossingen van de leningen in het kader van NGEU belangrijk. In geval van wanbetalingen of betalingsachterstanden van kredietnemers kunnen echter aanvullende waarborgen worden toegepast .

Voor MFB- en Euratom-leningen aan derde landen voorziet het Garantiefonds voor extern optreden van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds in een liquiditeitsreserve. Daarom zouden de beschikbare activa van dit fonds eerst worden gebruikt om de daarmee verband houdende leningen terug te betalen (maar pas na een eerste beroep op garanties van derden voor Euratom – zie toelichting 6.4). Indien de beschikbare activa op enig moment ontoereikend blijken om de werkelijke verliezen te dekken, zal de Commissie maatregelen nemen om in extra middelen te voorzien (bv. een tijdelijk gebruik van kasmiddelen van de Commissie, tijdelijke overdrachten en/of extra uitgaven uit de EU-begroting). Leningen die in het kader van het unieke MFB-programma aan Oekraïne zijn verstrekt (6 miljard EUR uitbetaald in 2022) worden niet alleen gedekt door hun compartiment in het GVF, maar ook door aanvullende garanties van de lidstaten voor het geval het bedrag in het GVF niet toereikend zou zijn (zie toelichting 2.4.1.1).

Voor NGEU kan de Commissie ook actief liquiditeitsbeheer en kortetermijnleningen toepassen om EU-schulden af te lossen.

Voor alle opgenomen leningen voor financiële bijstand en voor de leningen in het kader van NGEU kan de Commissie middelen opvragen tot de beschikbare marge van eigen middelen om de EU-schulden af te lossen. In de eigenmiddelenwetgeving is het maximum voor eigen middelen ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten vastgesteld op 1,40 % van het bni van de lidstaten, plus een aanvullende tijdelijke verhoging van 0,6 procentpunt voor NGEU. De begroting 2022 omvatte in totaal eigen middelen ter financiering van de uitgaven ten belope van 1,01 % van het bni. Dit betekent dat er op 31 december 2022 een marge van 0,99 % beschikbaar was om haar verplichtingen te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op de lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

Tot slot worden leningen die in het kader van het SURE-instrument aan lidstaten worden verstrekt, geschraagd door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten, ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand. Alvorens een beroep te doen op de door de lidstaten verstrekte garanties, wordt van de Commissie verwacht dat zij de mogelijkheden onderzoekt om gebruik te maken van de beschikbare marge onder het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten, voor zover deze door de Commissie houdbaar wordt geacht, onder meer rekening houdend met de totale voorwaardelijke verplichtingen van de Unie en de houdbaarheid van de algemene begroting van de Unie. Dit onderzoek laat het onherroepelijke, onvoorwaardelijke en op aanvraag gebaseerde karakter van de verstrekte garanties onverlet.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches en zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting, terwijl de betalingen afhankelijk zijn van de operationele behoeften. Voorts worden, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad), de bijdragen van de lidstaten met betrekking tot gewijzigde begrotingen die in een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, ofwel pas op de eerste werkdag van maand N+1 (indien goedgekeurd vóór de 16e van die maand), ofwel op de eerste werkdag van maand N+2 (indien goedgekeurd op of na de 16e van die maand) ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden er procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Eigen middelen of aanvullende financiering kunnen indien nodig vroegtijdig bij de lidstaten worden opgevraagd, tot bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad. In verband met de operationele behoeften en de globale budgettaire beperkingen van de voorbije jaren moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar nauwlettender worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Het BUFI-fonds waarin de voorlopig betaalde geldboeten worden belegd, wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gebruikt. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om kortetermijnuitstromen van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 56 % uit.

Begrotingsgaranties

De looptijdanalyse voor financiële garanties wordt gepresenteerd aan de hand van de behoedzame benadering, waarbij het maximumbedrag van de verstrekte garantie wordt toegerekend aan de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd. Aangezien de meeste EU-garanties garanties op eerste verzoek zijn, wordt hiervoor een aanzienlijk bedrag toegewezen. De kans dat de EU in het kader van alle garanties in de eerste periode voor het volledige bedrag zal worden aangesproken, is echter gering. Bovendien is het bedrag dat de EU verwacht te verliezen vaak veel lager dan het garantiebedrag, zodat het bedrag van het liquiditeitsrisico moet worden gezien in samenhang met de boekwaarde van de garantieverplichtingen.

Een belangrijke doelstelling van het kader voor risicobeheer van voorwaardelijke verplichtingen is ervoor te zorgen dat de EU-begroting te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen zonder de normale uitvoering van de begroting te verstoren. Dit houdt ook in dat het liquiditeitsrisico in verband met begrotingsgaranties moet worden beperkt, d.w.z. het risico dat de Unie onvoldoende middelen zou hebben om tijdig te kunnen voldoen aan al haar betalingsverplichtingen in verband met garanties (wat dan bijvoorbeeld zou kunnen leiden tot verdringing van andere uitgaven en uitstel van betalingen naar de volgende begrotingsjaren).

In dit verband wordt elke begrotingsgarantie gedekt door een toereikende voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds om ervoor te zorgen dat er altijd voldoende liquiditeit is om tijdig een beroep op de garantie te kunnen doen.

De EU houdt op regelmatige basis toezicht op de toereikendheid van het voorzieningspercentage van elk begrotingsgarantieprogramma en brengt elk jaar verslag uit 18 over haar ramingen met betrekking tot de vraag of deze bedragen toereikend zijn om het risico voor de komende vijf jaar met een bepaald niveau van zekerheid te dekken.

Voorts zijn er aanvullende vrijwaringsprocedures (tijdelijke overdrachten tussen compartimenten van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken) om te waarborgen dat er voldoende liquiditeit beschikbaar is.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het GVF wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gebruikt. De portefeuille bestaat uit liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan één jaar 18 % uit.

De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen. Er is geen liquiditeitenbeheer nodig ten aanzien van onderpand- of marginvereisten, aangezien de afdekkende tegenpartij samenwerking met de Commissie aanvaardt zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

109.OVERIGE PRIJSRISICO’S

Op 31 december 2022 was de EU blootgesteld aan overige prijsrisico’s (aandelenrisico) die voortvloeien uit beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen (zoals durfkapitaal en andere beleggingsfondsen), geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund) en beleggingen in gepoolde portefeuilles (zie toelichting 2.4.2.1), alsook via garanties ter dekking van niet-beursgenoteerde aandelen- en quasi-aandelenbeleggingen, die worden behandeld als derivaten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 2.4.2.2).

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal verandert als gevolg van de schommelingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de gegarandeerde aandeleninvesteringen. Het effect op het overschot of tekort van een waardestijging of -daling met 10 % van de bovengenoemde instrumenten zou als volgt zijn:

In miljoen EUR

10 %

(10) %

Eigenvermogensinvesteringen

253

(253)

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde portefeuilles)

290

(290)

Garanties op eigen vermogen*

469

(469)

Totaal op 31.12.2022

1.012

(1.012)

Eigenvermogensinvesteringen

238

(238)

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde portefeuilles)

251

(251)

Garanties op eigen vermogen*

415

(415)

Totaal op 31.12.2021

905

(905)

*    Het risico van garanties op eigen vermogen is gebaseerd op het theoretische bedrag dat door de garantie wordt gedekt.

De EU belegt in of garandeert niet-beursgenoteerde activa waarvan de waarden niet openbaar zijn. De meeste van deze financiële instrumenten worden uitgevoerd door de met de uitvoering belaste entiteiten, die deskundigen in de sector zijn en deze activa regelmatig beoordelen en controleren.

 

110.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

111.VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU, en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

112.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, zijn deze onderverdeeld in vijf categorieën:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de president van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Europese Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn neergelegd. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

EUR

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

31 251,88

28 307,86 - 29 440,18

22 646,29 - 25 477,07

24 458,00 - 26 043,24

14 399,72 - 22 646,29

Verblijfstoelage/Ontheemdings-toelage

15 %

15 %

15 %

15 %

0-4 %-16 %

Gezinstoelagen:

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2 % + 210,21

2 % + 210,21

2 % + 210,21

2 % + 210,21

2 % + 210,21

Kindertoelage

459,32

459,32

459,32

459,32

459,32

Voorschoolse toelage

112,21

112,21

112,21

112,21

112,21

Schooltoelage of

311,65

311,65

311,65

311,65

311,65

Schooltoelage buiten standplaats

623,30

623,30

623,30

623,30

623,30

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

715,05

n.v.t.

n.v.t.

Representatietoelage

1 693,58

1 088,45

715,05

n.v.t.

n.v.t.

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vergoed

Overdrachten naar lidstaten:

Schooltoelage*

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% van het salaris*

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

% van het salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

Representatiekosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

n.v.t.

n.v.t.

Ambtsaanvaarding:

Inrichtingskosten

(Cat. 1-4: twee maanden basissalaris)

62 503,76

56 615,72 - 58 880,36

45 292,58 - 50 954,15

48 915,99 - 52 086,47

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Ambtsneerlegging:

Huisvestingskosten

(Cat. 1-4: 1 maand basissalaris)

31 251,88

28 307,86 - 29 440,18

22 646,29 - 25 477,07

24 458,00 - 26 043,24

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Overbrugging (% salaris)**

40 % - 65 %

40 % - 65 %

40 % - 65 %

40 % - 65 %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

Aftrek:

Gemeenschapsbelasting

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,7 %

1,7 %

1,7 %

1,7 %

1,7 %

Speciale heffing op salaris

7 %

7 %

7 %

7 %

6 - 7 %

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

10,1 %

Aantal personen aan het einde van het jaar

3

8

93

27

112

* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt (CC).

** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

113.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen is gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens; dit komt tot uiting in de opgenomen informatie.

114.CONSOLIDATIEBEREIK

A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (54)

1. Instellingen en raadgevende organen (11)

Europees Parlement

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europese Raad

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Commissie

Europese Ombudsman

Europese Rekenkamer

Europees Comité van de Regio’s

Hof van Justitie van de Europese Unie

Raad van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden

2. EU-agentschappen (41)

2.1. Uitvoerende agentschappen (6)

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA)

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb (Eismea)

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (Hadea)

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu (Cinea)

2.2. Gedecentraliseerde agentschappen (35)

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA)

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO)

Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)

Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA)

Europees Milieuagentschap (EMA)

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Europese Bankautoriteit (EBA)

Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA)

Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa)

Europese Stichting voor opleiding (ETF)

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound)

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA)

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa)

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT)

Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)

Bureau voor ondersteuning van het orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie(Berec-bureau)

Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (“eu-LISA”)

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Europese Arbeidsautoriteit (ELA)

3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)

B. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds (EIF)

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2022 van de EU wegens immaterialiteit:

KLEINE ENTITEITEN (8)

Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” (CBE JU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone Luchtvaart” (CAJU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone Waterstof” (Clean H2 JU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” (EU-RAIL JU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” (IHI JU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” (KDT JU)

Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” (SESAR 3 JU)

Gemeenschappelijke Onderneming Europese high performance computing (EuroHPC)

De jaarrekening van bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op hun respectieve websites.



EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2022

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

1.    EU-BEGROTINGSRESULTAAT    

2.    VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN    

3.    TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING    

3.1.    HET EU-BEGROTINGSKADER    

3.2.    MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027    

3.3.    GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)    

3.4.    NextGenerationEU    

3.5.    JAARLIJKSE BEGROTING    

3.6.    ONTVANGSTEN    

3.7.    BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT    

3.8.    AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT    

4.    UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2022    

5.    UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING    

5.1.    OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING    

6.    UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING    

6.1.    MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN    

6.2.    MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN    

6.3.    MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN    

6.4.    MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)    

6.5.    MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG    

6.6.    MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN    

6.7.    MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN    

6.8.    MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN    

6.9.    MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN    

6.10.    MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)    

6.11.    MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG    

6.12.    MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN    

7.    UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING    

7.1.    UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING    

7.2.    BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN    

7.3.    BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN    

8.    UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN    

8.1.    BEGROTINGSONTVANGSTEN    

8.2.    VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP    

1.EU-BEGROTINGSRESULTAAT

In miljoen EUR

Toelichting

2022

2021

a

Ontvangsten van het begrotingsjaar

245 265

239 596

b

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(239 157)

(226 175)

c

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(2 452)

(4 244)

d

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1

80

265

e

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten (B)-(A)

(1 121)

(6 338)

Op het einde van het lopende jaar niet-bestede kredieten (A)

15 152

14 032

Op het einde van het vorige jaar niet-bestede kredieten (B)

14 032

7 694

f

Wisselkoersverschillen voor het jaar

(97)

126

Begrotingsresultaat

2 519

3 230

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van 2023 aan de lidstaten terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij verschuldigd zijn. Het begrotingsresultaat wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden onder 3.7 “Berekening van het begrotingsresultaat”.

a.Ontvangsten van het begrotingsjaar: tabel 5.1 “Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting”, kolom 8 “Totaal ontvangsten”.

b.Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 2 “Betalingen van definitief goedgekeurde begroting” en kolom 4 “Betalingen van bestemmingsontvangsten”.

c.Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 7 “Automatische overdrachten” en kolom 8 “Overdrachten bij besluit”.

d.Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan overgedragen betalingskredieten (automatisch en bij besluit) op het einde van vorig jaar en de “Betalingen van overdrachten” van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”.

e.Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 9 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten” — minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.

f.Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.



2.VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

Begrotingsontvangsten

In miljoen EUR

Oorspronkelijke goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

157 701

153 928

157 320

155 758

11 — Suikerheffingen

0

0

(1)

(1)

12 — Douanerechten

17 913

23 765

27 419

25 857

13 — Btw

19 071

19 714

19 666

19 666

14 — Bni

114 719

104 088

103 880

103 880

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

19

19

17 — Kunststof verpakkingsafval

5 997

6 361

6 337

6 337

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

2 980

3 233

3 227

3

Administratieve ontvangsten

1 791

1 791

2 656

2 607

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

115

454

16 635

596

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

62 203

62 203

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

10 997

10 884

26 689

20 874

Totaal

170 603

170 038

268 736

245 265

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

62 409

62 409

Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

In miljoen EUR

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 775

21 845

33 071

27 330

2

Cohesie, veerkracht en waarden

56 039

67 805

325 372

218 907

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

49 709

61 314

76 068

74 632

2b. Veerkracht en waarden

6 330

6 491

249 303

144 275

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 235

56 681

75 200

68 142

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 369

40 369

41 687

41 182

4

Migratie en grensbeheer

3 091

3 410

3 520

3 446

5

Veiligheid en defensie

1 785

1 813

1 851

1 840

6

Nabuurschap en internationaal beleid

17 170

17 670

20 364

20 153

7

Europees openbaar bestuur

10 620

10 783

12 075

11 664

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 421

4 485

5 041

4 850

O

Buiten het MFK

6 692

3 006

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 799

2 219

3 531

2 602

Totaal

169 516

182 227

481 676

357 091

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

277 772

162 702

Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

In miljoen EUR

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 474

20 606

29 379

25 174

2

Cohesie, veerkracht en waarden

62 053

63 140

129 654

126 570

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

56 351

57 610

75 546

73 015

2b. Veerkracht en waarden

5 702

5 531

54 108

53 555

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 602

55 782

59 271

58 276

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 393

40 356

41 674

41 152

4

Migratie en grensbeheer

3 078

3 373

3 642

3 368

5

Veiligheid en defensie

1 238

1 159

1 192

1 154

6

Nabuurschap en internationaal beleid

12 916

13 156

14 902

14 521

7

Europees openbaar bestuur

10 620

10 783

13 149

11 583

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 421

4 485

5 724

4 801

O

Buiten het MFK

6 830

72

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 623

2 040

3 351

2 602

Totaal

170 603

170 038

261 370

243 321

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

64 292

63 456

Begrotingsuitgaven: nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel (MFK)

In miljoen EUR

MFK-rubriek

Van 2021 overgedragen nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vereffening van nog betaalbaar te stellen en van 2021 overgedragen vastleggingen

Nieuwe nog betaalbaar te stellen vastleggingen van 2022

Totaal nog betaalbaar te stellen

vastleggingen

1

2

3

4=1+2+3

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

48 717

(19 897)

21 309

50 130

2

Cohesie, veerkracht en waarden

209 033

(89 435)

181 482

301 081

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

152 840

(66 138)

67 599

154 302

2b. Veerkracht en waarden

56 193

(23 297)

113 883

146 779

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

43 691

(16 188)

25 957

53 459

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

334

(124)

147

357

4

Migratie en grensbeheer

3 980

(1 515)

1 543

4 008

5

Veiligheid en defensie

2 397

(790)

1 455

3 061

6

Nabuurschap en internationaal beleid

32 535

(9 906)

14 333

36 962

7

Europees openbaar bestuur

1 076

(1 076)

1 048

1 048

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

684

(684)

654

654

O

Buiten het MFK

147

(20)

2 944

3 071

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

0

Totaal

341 575

(138 826)

250 071

452 821

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

89 907

(34 847)

134 072

189 132

waarvan met uitzondering van NextGenerationEU (NGEU)

251 668

(103 979)

116 000

263 689

3.TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 

3.1.HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR). De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het MFK zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader zijn vastgesteld.

3.2.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027

In miljoen EUR

in lopende prijzen

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

1. Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 919

21 278

21 727

20 984

21 272

21 847

22 077

150 704

2. Cohesie, veerkracht en waarden

6 364

67 806

70 137

72 367

74 993

66 536

70 283

428 486

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

1 769

61 345

62 939

64 683

66 479

56 725

58 639

372 579

2b. Veerkracht en waarden

4 595

6 461

7 198

7 684

8 514

9 811

11 644

55 907

3. Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 841

56 965

57 295

57 449

57 558

57 332

57 557

400 997

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

40 639

40 693

41 649

41 782

41 913

42 047

289 091

4. Migratie en grensbeheer

1 791

3 360

3 814

3 866

4 387

4 315

4 465

25 998

5. Veiligheid en defensie

1 696

1 896

1 946

2 004

2 243

2 435

2 705

14 925

6. Nabuurschap en internationaal beleid

16 247

16 802

16 329

15 830

15 304

14 754

15 331

110 597

7. Europees openbaar bestuur

10 635

11 058

11 419

11 773

12 124

12 506

12 959

82 474

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

8 216

8 528

8 772

9 006

9 219

9 464

9 786

62 991

Vastleggingskredieten

114 493

179 765

182 667

184 273

187 881

179 725

185 377

1 214 181

Totaal betalingskredieten

163 496

170 558

168 575

168 853

172 230

175 674

179 187

1 198 573

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is op 17 december 2020 vastgesteld 19 . In bovenstaande tabel zijn de MFK-maxima in lopende prijzen weergegeven 20 , overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, van de MFK-verordening vastgestelde vaste jaarlijkse deflator van 2 %. Zoals bepaald in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, worden de bedragen voor vastleggingskredieten verdeeld per rubriek; voor betalingskredieten zijn de maxima alleen in de vorm van totalen van toepassing. 2022 was het tweede begrotingsjaar van het MFK 2021-2027.



Evenementen in 2022

Op 7 juni 2021 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de technische aanpassing van het MFK voor het jaar 2022 21 . De programmaspecifieke aanpassing (overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de MFK-verordening)) is uitgevoerd met de extra toewijzingen voor de in bijlage II bij de MFK-verordening bedoelde specifieke programma’s en de daaruit voortvloeiende opwaartse aanpassingen van de maxima voor vastleggings- en betalingskredieten. De in de begroting van 2020 opgenomen geldboeten die zijn opgelegd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad 22 en Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad 23 lagen onder de in het artikel vastgestelde minimumdrempel van 1,5 miljard EUR in prijzen van 2018. Daarom vormde de minimumdrempel het totale volume van de aanpassing voor 2022 in prijzen van 2018. De aanpassing in lopende prijzen bedroeg 1 624 miljard EUR. De belangrijkste gevolgen in 2022 waren voor rubriek 1 (0,59 miljard EUR), rubriek 2b (0,89 miljard EUR) en rubriek 4 (0,15 miljard EUR).

De herprogrammering van niet-gebruikte vastleggingskredieten van 2021 voor programma’s in gedeeld beheer overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening is uitgevoerd door middel van een specifieke aanpassing van het MFK zoals voorzien in de mededeling van de Commissie van 28 januari 2022 24 , met een aanpassing van de MFK-maxima en een daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2022. De toewijzingen die in 2021 niet zijn gebruikt en niet zijn overgedragen, zijn in gelijke delen overgedragen naar de jaren 2022 tot en met 2025. De totale overdracht uit 2021 ten bedrage van 49 miljard EUR vloeide voort uit belangrijke gevolgen in 2022 voor rubriek 2a (46,4 miljard EUR), rubriek 3 (1,8 miljard EUR), rubriek 4 (0,7 miljard EUR) en rubriek 5 (0,1 miljard EUR). De belangrijkste gevolgen in 2022 waren voor rubriek 2a (11,6 miljard EUR), rubriek 3 (0,4 miljard EUR, rubriek 4 (0,2 miljard EUR) en rubriek 5 (0,02 miljard EUR).

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2022 bedroeg 179 765 miljoen EUR, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 170 558 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 312, lid 3, VWEU worden in het MFK de bedragen van de jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie (“rubrieken”) en van de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten vastgesteld. De rubrieken van het MFK komen overeen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie. Hieronder wordt een toelichting gegeven bij de verschillende rubrieken van het MFK 2021-2027.

Het MFK 2021-2027 bedraagt 1 211 miljard EUR (1 074 miljard EUR in prijzen van 2018), met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Daarnaast voorziet NextGenerationEU in een extra bedrag van 806,9 miljard EUR (750 miljard EUR in prijzen van 2018) tot 2023 voor vastleggingen en tot 2026 voor betalingskredieten.

Voor de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt de begrotingsnomenclatuur verder gestructureerd door beleidsclusters, die meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afzonderlijke uitgavenprogramma’s bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie.

Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Deze rubriek omvat belangrijke EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, digitale transformatie, strategische infrastructuur, versterking van de eengemaakte markt en strategische ruimtevaartprojecten. De programma’s onder deze rubriek omvatten Horizon Europa, het InvestEU-fonds, de Connecting Europe Facility, het programma voor de eengemaakte markt en het Europees ruimtevaartprogramma.

Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: Horizon Europa en het InvestEU-fonds.

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Deze rubriek is onderverdeeld in twee subrubrieken: Economische, sociale en territoriale cohesie (2a) en veerkracht en waarden (2b).

De uitgaven in het kader van deze rubriek zijn gericht op het versterken van de veerkracht en cohesie tussen de EU-lidstaten. De financiering helpt de verschillen in en tussen EU-regio’s en binnen en tussen de lidstaten te verkleinen en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus). Zij ondersteunt ook de solidariteit en samenwerking van de Unie op het gebied van paraatheid en respons bij rampen (Uniemechanisme voor civiele bescherming en rescEU). Daarnaast zijn de programma’s onder deze rubriek erop gericht om de EU veerkrachtiger te maken jegens de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in de groene en digitale transitie, jongeren (Erasmus), gezondheid (EU4Health) en maatregelen om de waarden van de EU (justitie, rechten en waarden) te beschermen, en door culturele diversiteit te bevorderen (Creatief Europa).

Deze rubriek omvat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waaraan het merendeel van de middelen van NGEU wordt uitgegeven in de periode 2021-2023. Andere programma’s die bijdragen ontvangen van NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: React-EU, Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU). Voor een uitgebreider overzicht van de RRF-activiteiten, zie de punten over NGEU 2.2 en 2.3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

Rubriek 3 – Natuurlijke hulpbronnen en milieu

De uitgaven in het kader van deze rubriek vormen investeringen in duurzame landbouw (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en visserij- en maritiem beleid (Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur), alsook in programma’s voor milieubescherming en klimaatactie (LIFE-programma, Fonds voor een rechtvaardige transitie).

Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: plattelandsontwikkeling, Fonds voor een rechtvaardige transitie.

Rubriek 4 – Migratie en grensbeheer

De programma’s (Fonds voor asiel, migratie en integratie, Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en de gedecentraliseerde agentschappen (zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Asielagentschap van de Europese Unie) die in het kader van deze rubriek worden gefinancierd, hebben tot doel de uitdagingen in verband met migratie en het beheer van de buitengrenzen van de EU aan te pakken en het asielstelsel binnen de EU te beschermen.

Rubriek 5 – Veiligheid en defensie

Deze rubriek weerspiegelt de toegenomen behoefte aan samenwerking op het niveau van de Unie om veiligheidsdreigingen aan te pakken en de strategische autonomie van de Unie te vergroten. Deze rubriek omvat programma’s die tot taak hebben de beveiliging en veiligheid van de Europese burgers te verbeteren (Fonds voor interne veiligheid), de defensievermogens van Europa te versterken (Europees Defensiefonds) en de instrumenten ter beschikking te stellen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan interne en externe veiligheidsuitdagingen.

Rubriek 6 – Nabuurschap en internationaal beleid

De programma’s in deze rubriek versterken de sociaal-economische impact van de EU in haar nabuurschap, in ontwikkelingslanden en in de rest van de wereld. In het nieuwe instrument NDICI — Europa als wereldspeler zijn verschillende vroegere externe financieringsinstrumenten van de EU samengevoegd, waaronder die voor de samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds werden gefinancierd. De rubriek omvat ook bijstand aan landen die zich voorbereiden op toetreding tot de EU (pretoetredingssteun) en het programma voor humanitaire hulp van de Unie.

Rubriek 7 – Europees openbaar bestuur

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven voor alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen.

S - Speciale instrumenten

Flexibiliteitsmechanismen in de EU-begroting stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen zoals crises, natuurrampen en noodsituaties. Het toepassingsgebied, de financiële toewijzing en de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn vastgelegd in de MFK-verordening en in het Interinstitutioneel Akkoord. Zij zorgen ervoor dat de begrotingsmiddelen kunnen inspelen op veranderende prioriteiten, zodat elke euro wordt gebruikt waar deze het hardst nodig is.

In de jaarlijkse begrotingsnomenclatuur en -uitvoering worden zij vermeld als speciale instrumenten (“S”), aangezien zij kunnen worden ingezet voor zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten boven de uitgavenplafonds van het MFK.



3.3.GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)

De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+ enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op dit programmaniveau. De verslaglegging over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 6.7-6.12 hieronder).

3.4.NextGenerationEU

Met een budget van 421,1 miljard EUR voor niet-terugvorderbare steun (subsidies) heeft NGEU een grote impact op de totale jaarlijkse begrotingen van de EU voor 2021 tot en met 2026 en op de uitvoering ervan. In 2021 is dit bedrag volledig opgenomen als kredieten uit bestemmingsontvangsten. Alle vastleggingen voor de niet-terugvorderbare steun worden uiterlijk op 31 december 2023 aangegaan en zullen uiterlijk op 31 december 2026 door middel van betalingen worden nagekomen, overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 9, van de EURI-verordening 25 .

Voor een uitgebreid overzicht van de NGEU-activiteiten, zie de punten 2.2 en 2.3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.



3.5.JAARLIJKSE BEGROTING

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het onderstaande diagram worden de termijnen en de stappen van de vaststelling van de begroting weergegeven.

1)In de praktijk streven de drie instellingen ernaar hun respectieve documenten eerder in het jaar te presenteren om het proces vlot te laten verlopen.

2)Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.

3)Het Europees Parlement keurt de gemeenschappelijke tekst goed en besluit vervolgens (met een meerderheid van zijn leden en 3/5 van de uitgebrachte stemmen), binnen 14 dagen na de verwerping door de Raad, om alle of een deel van de amendementen te bevestigen.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

§vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de uitvoering zich over verschillende jaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

§betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee hoofdcategorieën:

·definitief goedgekeurde begrotingskredieten en

·aanvullende kredieten uit:

overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat voor een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het voorgaande jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en

bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit terugbetalingen, bijdragen van derden/landen aan EU-programma’s en werkzaamheden voor derden; deze worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde pijler van de financiering.

Alle soorten financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

3.6.ONTVANGSTEN

3.6.1.Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

(1)traditionele eigen middelen (TEM): waren in 2022 goed voor ongeveer 16 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(2)middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): waren in 2022 goed voor ongeveer 13 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(3)middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: waren in 2022 goed voor ongeveer 4 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(4)middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): waren in 2022 goed voor ongeveer 67 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

In Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (eigenmiddelenbesluit 2020) zijn de categorieën eigen middelen en de methoden voor de berekening ervan vastgesteld. Dit besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

In het eigenmiddelenbesluit 2020 is bepaald dat het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen niet hoger mag zijn dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten. Daarnaast machtigt het besluit de Commissie bij wijze van uitzondering om namens de Unie tijdelijk maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 op de kapitaalmarkten te lenen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken via het herstelinstrument NextGenerationEU. Het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten zal tijdelijk met 0,6 procentpunt worden verhoogd om alle uit deze leningen voortvloeiende verplichtingen te dekken.

Vanaf 2021 omvatten de “overige ontvangsten” van de EU-begroting de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de financiële regeling in het kader van het terugtrekkingsakkoord VK.

3.6.2.Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten die worden geheven op invoer uit derde landen en die door de lidstaten namens de EU worden geïnd. De lidstaten mogen evenwel 25 % inhouden om hun inningskosten te dekken. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van de volgende door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

§in de “normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;

§in de specifieke boekhouding zoals bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.

3.6.3.Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe in overeenstemming met de EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.6.4.Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.

3.6.5.Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet wordt gedekt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt een uniform percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

3.6.6.Brutovermindering

Voor de periode 2021-2027 genieten de volgende lidstaten een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdragen; 565 miljoen EUR voor Oostenrijk, 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze brutoverminderingen worden gemeten in prijzen van 2020 en worden gefinancierd door alle lidstaten.

3.6.7.Aanpassingen aan eigen middelen van vorige begrotingsjaren

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in maart van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact ervan niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen. De prognose van de eigen middelen op basis van kunststof wordt op vergelijkbare wijze aangepast. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten volgens hun jaarrekening met de begrotingsresultaten verschuldigd zijn en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vijf jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt.

3.7. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n-1 en 15 oktober hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en

het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten; en

de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden per definitie nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde vastleggingskredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten automatische overdrachten en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen omvat de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

3.8.AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 

In miljoen EUR

2022

2021

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(91 949)

(42 100)

Ontvangsten

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(5 978)

(7 068)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

74 088

64 356

Toegerekende baten (netto)

2 072

(5 434)

70 182

51 854

Uitgaven

Toegerekende uitgaven (netto)

45 648

53 108

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(2 053)

(1 046)

Netto-effect voorfinanciering

(21 659)

(47 608)

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(2 660)

(4 449)

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

3 331

(4 047)

Mutaties in voorzieningen

3 650

1 032

Overige

(2 139)

(3 577)

24 118

(6 587)

Economisch resultaat agentschappen en EGKS i.l.

168

61

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

2 519

3 230

In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis en op basis van de EU-boekhoudregels, terwijl het begrotingsresultaat wordt gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen, is het aansluiten van het economisch resultaat voor het jaar met het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.

Afstemmingsposten – ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten, en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit bedragen in verband met financiële correcties, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten – uitgaven

De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op de afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen, ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële deelnemingen, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

Sluitpost – Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie

Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar – een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen – met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. weergegeven als sluitpost.

 

4.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2022 

Zie punt 3 “Overzicht van de uitvoering van de begroting” in de markante feiten betreffende het begrotingsjaar voor een toelichting bij de uitvoering van de begroting 2022 voor ontvangsten en uitgaven, nog betaalbaar te stellen vastleggingen en begrotingsresultaten.    

5.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

5.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

In miljoen EUR

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te

ontvangen

Titel

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten

van lopend jaar

Op rechten

overgedragen

Totaal

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

1

Eigen middelen

157 701

153 928

155 083

2 237

157 320

155 073

686

155 758

101 %

1 562

11 — Suikerheffingen

0

0

(1)

(0)

(1)

(1)

(1)

-

(0)

12 — Douanerechten

17 913

23 765

25 181

2 237

27 419

25 171

686

25 857

109 %

1 562

13 — Btw

19 071

19 714

19 666

19 666

19 666

19 666

100 %

14 — Bni

114 719

104 088

103 880

103 880

103 880

103 880

100 %

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

19

19

19

19

-

17 — Kunststof verpakkingsafval

5 997

6 361

6 337

6 337

6 337

6 337

100 %

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

2 980

3 227

7

3 233

3 227

3 227

108 %

7

3

Administratieve ontvangsten

1 791

1 791

2 581

75

2 656

2 554

53

2 607

146 %

49

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

115

454

(226)

16 861

16 635

(949)

1 544

596

131 %

16 039

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

62 203

62 203

62 203

62 203

-

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

10 997

10 884

20 402

6 287

26 689

14 952

5 922

20 874

192 %

5 815

Totaal

170 603

170 038

243 269

25 467

268 736

237 059

8 205

245 265

144 %

23 471

6.UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

6.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

MFK-rubriek

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+

4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+

10+11

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 775

70

21 845

230

10 995

33 071

21 474

(868)

20 606

147

8 625

29 379

2

Cohesie, veerkracht en waarden

56 039

11 766

67 805

0

257 566

325 372

62 053

1 088

63 140

27

66 487

129 654

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

49 709

11 605

61 314

14 754

76 068

56 351

1 259

57 610

3

17 934

75 546

2b. Veerkracht en waarden

6 330

161

6 491

0

242 812

249 303

5 702

(171)

5 531

25

48 553

54 108

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 235

446

56 681

686

17 832

75 200

56 602

(820)

55 782

693

2 797

59 271

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 369

(0)

40 369

686

632

41 687

40 393

(37)

40 356

687

632

41 674

4

Migratie en grensbeheer

3 091

319

3 410

2

108

3 520

3 078

294

3 373

27

242

3 642

5

Veiligheid en defensie

1 785

28

1 813

38

1 851

1 238

(79)

1 159

5

28

1 192

6

Nabuurschap en internationaal beleid

17 170

500

17 670

2 237

456

20 364

12 916

240

13 156

1 048

698

14 902

7

Europees openbaar bestuur

10 620

163

10 783

22

1 269

12 075

10 620

163

10 783

1 085

1 281

13 149

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 421

64

4 485

22

534

5 041

4 421

64

4 485

695

544

5 724

O

Buiten het MFK

6 692

6 692

6 830

6 830

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 799

(580)

2 219

1 303

10

3 531

2 623

(583)

2 040

1 303

8

3 351

Totaal

169 516

12 711

182 227

4 481

294 968

481 676

170 603

(565)

170 038

4 335

86 996

261 370

6.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

Naar 2023 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3

+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+

11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

33 071

21 843

230

5 257

27 330

83 %

5 738

5 738

2

1

3

2

Cohesie, veerkracht en waarden

325 372

66 644

0

152 263

218 907

67 %

159

105 221

105 381

1 002

82

1 084

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

76 068

60 159

14 473

74 632

98 %

159

199

359

996

82

1 078

2b. Veerkracht en waarden

249 303

6 485

0

137 790

144 275

58 %

0

105 022

105 022

5

1

6

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

75 200

56 070

676

11 396

68 142

91 %

488

6 275

6 763

123

10

161

295

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 687

39 876

676

629

41 182

99 %

485

2

488

7

10

0

18

4

Migratie en grensbeheer

3 520

3 395

2

50

3 446

98 %

16

58

74

0

0

0

5

Veiligheid en defensie

1 851

1 809

30

1 840

99 %

3

7

11

0

0

1

6

Nabuurschap en internationaal beleid

20 364

17 633

2 237

283

20 153

99 %

38

173

211

0

0

0

0

7

Europees openbaar bestuur

12 075

10 733

21

911

11 664

97 %

1

358

359

50

1

1

52

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 041

4 445

21

384

4 850

96 %

1

149

150

40

1

0

41

O

Buiten het MFK

6 692

3 006

3 006

45 %

3 686

3 686

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 531

1 299

1 303

2 602

74 %

746

3

749

173

7

180

Totaal

481 676

179 425

4 469

173 196

357 091

74 %

1 451

121 520

122 971

1 351

12

252

1 614

6.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

Naar 2023 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+

3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+

11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 379

20 471

132

4 570

25 174

86 %

112

4 052

4 164

23

15

3

41

2

Cohesie, veerkracht en waarden

129 654

63 055

24

63 491

126 570

98 %

76

2 995

3 071

10

3

1

14

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

75 546

57 600

1

15 414

73 015

97 %

3

2 520

2 523

7

2

0

8

2b. Veerkracht en waarden

54 108

5 455

23

48 077

53 555

99 %

73

475

548

3

2

0

5

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

59 271

55 198

682

2 396

58 276

98 %

493

401

894

91

11

0

102

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 674

39 846

677

629

41 152

99 %

486

2

488

24

10

0

34

4

Migratie en grensbeheer

3 642

3 292

26

49

3 368

92 %

3

193

196

78

0

0

78

5

Veiligheid en defensie

1 192

1 130

5

19

1 154

97 %

6

9

15

23

0

0

23

6

Nabuurschap en internationaal beleid

14 902

13 049

1 032

440

14 521

97 %

93

258

352

13

16

0

30

7

Europees openbaar bestuur

13 149

9 832

959

792

11 583

88 %

923

485

1 407

50

105

4

158

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 724

3 870

598

333

4 801

84 %

596

208

805

40

76

3

119

O

Buiten het MFK

6 830

72

72

1 %

6 757

6 757

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 351

1 294

1 303

5

2 602

78 %

746

3

749

0

0

Totaal

261 370

167 321

4 163

71 837

243 321

93 %

2 452

15 152

17 604

287

151

7

445

6.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

In miljoen EUR

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

MFK-rubriek

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/

Herwaarderingen/

Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

48 717

(733)

(19 163)

28 820

27 330

(6 011)

(10)

21 309

50 130

2

Cohesie, veerkracht en waarden

209 033

(288)

(89 146)

119 599

218 907

(37 423)

(1)

181 482

301 081

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

152 840

(155)

(65 983)

86 703

74 632

(7 032)

(1)

67 599

154 302

2b. Veerkracht en waarden

56 193

(133)

(23 163)

32 896

144 275

(30 392)

(0)

113 883

146 779

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

43 691

(98)

(16 091)

27 502

68 142

(42 185)

(0)

25 957

53 459

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

334

(6)

(118)

210

41 182

(41 034)

147

357

4

Migratie en grensbeheer

3 980

(50)

(1 464)

2 465

3 446

(1 903)

1 543

4 008

5

Veiligheid en defensie

2 397

(21)

(769)

1 607

1 840

(385)

(0)

1 455

3 061

6

Nabuurschap en internationaal beleid

32 535

(1 205)

(8 701)

22 629

20 153

(5 820)

(0)

14 333

36 962

7

Europees openbaar bestuur

1 076

(116)

(960)

0

11 664

(10 623)

7

1 048

1 048

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

684

(86)

(598)

4 850

(4 203)

7

654

654

O

Buiten het MFK

147

(9)

(11)

127

3 006

(62)

2 944

3 071

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 602

(2 602)

0

0

Totaal

341 575

(2 520)

(136 306)

202 749

357 091

(107 015)

(4)

250 071

452 821

6.5.MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 

In miljoen EUR

<2016

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

634

612

1 364

2 072

5 400

8 895

9 823

21 329

50 130

2

Cohesie, veerkracht en waarden

2 129

528

6 063

8 997

15 494

25 268

61 090

181 512

301 081

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

1 484

1 100

1 017

1 275

2 349

6 638

13 640

25 957

53 459

4

Migratie en grensbeheer

17

26

105

170

559

1 025

562

1 543

4 008

5

Veiligheid en defensie

28

9

111

134

204

320

801

1 455

3 061

6

Nabuurschap en internationaal beleid

1 152

814

1 365

2 492

3 943

4 452

8 411

14 333

36 962

7

Europees openbaar bestuur

0

0

1 048

1 048

O

Buiten het MFK

0

127

2 944

3 071

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

0

Totaal

5 445

3 090

10 025

15 140

27 949

46 599

94 453

250 120

452 821

De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.


6.6.MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

In miljoen EUR

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2022

Van 2021 overgedragen vastleggingen

Aanpas-

leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2021 overgedragen vastleggingen

Aanpas-

leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

41 340

(643)

22 073

20 229

42 541

7 377

(100)

5 257

4 945

7 588

50 130

2

Cohesie, veerkracht en waarden

95 569

(263)

66 644

63 014

98 937

113 465

(27)

152 263

63 556

202 144

301 081

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

91 481

(143)

60 159

57 554

93 943

61 360

(13)

14 473

15 461

60 358

154 302

2b. Veerkracht en waarden

4 088

(120)

6 485

5 460

4 993

52 105

(14)

137 790

48 095

141 786

146 779

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 854

(93)

56 746

56 225

41 281

2 837

(5)

11 396

2 051

12 178

53 459

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

334

(6)

40 552

40 523

357

629

629

0

357

4

Migratie en grensbeheer

3 760

(49)

3 397

3 297

3 811

219

(2)

50

71

197

4 008

5

Veiligheid en defensie

2 364

(21)

1 809

1 128

3 025

33

(0)

30

27

36

3 061

6

Nabuurschap en internationaal beleid

31 666

(1 181)

19 870

14 079

36 275

869

(24)

283

442

687

36 962

7

Europees openbaar bestuur

968

(48)

10 754

10 741

932

107

(60)

911

842

116

1 048

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

630

(22)

4 465

4 468

606

53

(56)

384

333

48

654

O

Buiten het MFK

147

(9)

3 006

72

3 071

3 071

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 602

2 602

0

0

Totaal

216 522

(2 298)

183 894

171 315

226 803

125 053

(227)

173 196

72 005

226 018

452 821

6.7.MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Programma

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+

4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+

10+11

1

Horizon Europa

12 239

1

12 240

230

5 244

17 714

12 559

(439)

12 120

96

5 961

18 178

Euratom

271

(1)

270

80

350

314

(44)

270

25

123

417

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

710

710

23

733

668

(107)

561

1

51

613

Andere acties

690

690

371

371

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

16

(8)

9

9

InvestEU-fonds

1 197

1 197

4 677

5 874

1 032

25

1 057

1

1 717

2 775

CEF — Vervoer

1 758

40

1 799

17

1 816

1 886

79

1 966

1

19

1 986

CEF — Energie

800

(3)

797

14

811

589

43

632

1

12

646

CEF— Digitaal

283

(34)

249

2

251

257

(124)

133

1

4

138

Digitaal Europa

1 248

(15)

1 233

31

1 264

849

(83)

766

7

21

794

Gedecentraliseerde agentschappen

192

14

206

13

219

192

(1)

191

13

204

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

7

0

7

26

(5)

21

0

21

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

24

(1)

22

4

26

23

2

25

1

26

Eengemaakte markt

614

74

688

45

733

580

(39)

541

8

57

605

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

24

24

1

26

31

(3)

28

1

29

Belastingheffing

37

37

4

41

36

(8)

28

0

4

32

Douane

130

130

8

139

115

(5)

109

0

8

118

Gedecentraliseerde agentschappen

120

(4)

116

12

128

120

(4)

116

12

128

Andere acties

10

(0)

10

0

10

9

0

9

0

9

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

13

(6)

8

8

Europees ruimtevaartprogramma

2 008

2 008

127

2 135

2 088

(135)

1 953

5

248

2 206

Gedecentraliseerde agentschappen

68

68

2

70

68

(5)

64

2

65

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 775

70

21 845

230

10 995

33 071

21 474

(868)

20 606

147

8 625

29 379

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)*

30 174

7 255

37 429

7 983

45 412

29 597

2 583

32 181

1

11 625

43 807

Cohesiefonds

4 865

1 581

6 446

657

7 102

11 162

(1 675)

9 488

0

745

10 233

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 494

1 494

12

1 507

1 851

1 851

4

1 855

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

0

3

3

(0)

3

0

3

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)*

13 174

2 769

15 943

6 102

22 045

13 736

350

14 087

2

5 559

19 647

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

34

34

1

35

37

6

42

0

0

43

Europees herstel en veerkracht

119

119

239 943

240 062

112

(14)

98

2

47 196

47 296

Pericles IV

1

1

0

1

1

(0)

1

0

1

Herstelplan voor de EU

145

(71)

74

1

75

145

(71)

74

2

1

76

RescEU

101

253

354

0

1 959

2 313

187

62

249

329

578

EU4Health

840

(0)

839

22

861

353

(163)

190

4

10

204

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

377

377

8

126

134

377

512

Gedecentraliseerde agentschappen

291

(6)

284

42

327

276

(6)

270

42

311

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

2

14

14

11

2

12

12

Werkgelegenheid en sociale innovatie

106

(19)

88

11

99

87

(0)

87

2

11

100

Erasmus+

3 402

4

3 406

394

3 800

3 301

(20)

3 281

8

519

3 807

Europees Solidariteitskorps (ESC)

141

141

20

161

116

16

132

4

22

158

Creatief Europa

407

407

19

426

400

(88)

313

2

22

337

Justitie

44

44

9

53

38

1

39

1

10

49

Rechten en waarden

215

215

2

217

170

(17)

154

1

2

157

Gedecentraliseerde agentschappen

246

(2)

245

4

249

238

(3)

235

4

239

Andere acties

9

9

3

11

7

(1)

6

3

9

Proefprojecten en voorbereidende acties

35

35

0

36

52

(4)

48

0

48

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

183

183

5

187

164

1

165

4

169

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

56 039

11 766

67 805

0

257 566

325 372

62 053

1 088

63 140

27

66 487

129 654

3

Garanties voor de landbouw

40 369

0

40 369

686

632

41 687

40 393

(37)

40 356

687

632

41 674

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

12 728

12 728

6 072

18 800

14 680

(775)

13 905

0

1 623

15 528

Maritieme zaken en visserij

972

162

1 134

76

1 210

732

3

736

1

183

919

Visserij (PODV en ROVB)

159

0

159

159

166

(7)

159

159

Gedecentraliseerde agentschappen

29

29

1

30

29

29

1

30

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

6

(1)

5

5

Milieu en klimaat (LIFE)

756

756

10

765

529

(1)

528

5

8

542

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 160

283

1 443

10 867

12 310

1

0

1

175

177

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

167

167

167

167

Gedecentraliseerde agentschappen

54

54

7

61

54

54

7

61

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

8

0

8

11

(2)

9

0

9

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 235

446

56 681

686

17 832

75 200

56 602

(820)

55 782

693

2 797

59 271

4

Asiel, migratie en integratie

1 119

279

1 399

2

10

1 411

1 292

194

1 486

26

9

1 521

Gedecentraliseerde agentschappen

154

12

166

26

192

154

6

160

26

186

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

671

85

756

8

764

511

135

646

1

143

790

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

138

138

138

136

1

137

0

137

Gedecentraliseerde agentschappen

1 009

(57)

952

64

1 016

986

(42)

944

64

1 008

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 091

319

3 410

2

108

3 520

3 078

294

3 373

27

242

3 642

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

227

27

254

5

259

241

(28)

213

1

5

219

Ontmanteling van nucleaire installaties

99

99

99

40

(3)

37

37

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

44

44

1

45

65

(24)

41

2

1

44

Gedecentraliseerde agentschappen

216

1

217

10

226

216

1

217

10

226

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

22

22

0

22

21

21

0

21

Europese defensie (onderzoek)

318

318

7

326

178

(18)

160

1

4

165

Europese defensie (geen onderzoek)

627

627

15

642

379

(23)

356

1

8

364

Militaire mobiliteit

232

232

232

98

16

114

1

115

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 785

28

1 813

38

1 851

1 238

(79)

1 159

5

28

1 192

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

12 717

(94)

12 622

1 864

258

14 744

7 892

451

8 343

990

307

9 640

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

39

39

0

3

42

33

(16)

16

1

3

20

Humanitaire hulp

1 806

636

2 442

39

24

2 505

2 092

306

2 398

45

24

2 467

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

362

362

25

387

334

50

384

0

25

409

Landen en gebieden overzee (LGO)

69

69

4

73

52

(22)

30

1

31

Andere acties

72

(22)

50

1

51

47

(7)

40

1

41

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

95

95

1

95

95

(1)

94

0

95

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 012

(19)

1 992

331

145

2 468

2 372

(521)

1 851

11

338

2 200

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

17 170

500

17 670

2 237

456

20 364

12 916

240

13 156

1 048

698

14 902

7

Pensioenen personeelsleden

2 086

77

2 162

236

2 398

2 086

77

2 162

236

2 398

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

1

12

12

11

1

12

12

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

1

1

1

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

8

8

8

8

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

13

0

13

13

13

0

13

13

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

6

6

6

6

6

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

0

Europese scholen

207

9

215

25

240

207

9

215

2

25

242

Bezoldiging statutair personeel

2 625

3

2 629

91

2 719

2 625

3

2 629

0

91

2 719

Bezoldiging extern personeel

253

8

261

71

332

253

8

261

39

71

371

Leden – Salarissen en vergoedingen

14

1

15

0

15

14

1

15

2

0

17

Leden – Tijdelijke vergoedingen

3

(0)

2

2

3

(0)

2

2

Wervingskosten

30

1

31

1

33

30

1

31

2

1

35

Beëindiging van de dienst

8

0

9

9

8

0

9

9

Opleidingskosten

18

(0)

17

6

23

18

(0)

17

12

6

36

Sociale zaken en mobiliteit

22

(1)

22

28

50

22

(1)

22

14

29

64

Informatie- en communicatietechnologie

252

3

255

106

362

252

3

255

163

106

525

Huur en aankoop

310

(21)

289

49

337

310

(21)

289

18

49

356

Gerelateerd aan gebouwen

106

25

131

32

164

106

25

131

51

32

215

Beveiliging

66

(2)

64

15

79

66

(2)

64

32

15

111

Dienstreis en vertegenwoordiging

51

(1)

50

4

53

51

(1)

50

12

4

65

Vergaderingen, comités, conferenties

26

(13)

13

2

15

26

(13)

13

4

2

20

Publicatieblad

3

(1)

2

2

3

(1)

2

1

3

Publicaties

10

3

13

3

17

10

3

13

7

3

24

Verkrijging van informatie

4

(0)

4

0

4

4

(0)

4

2

0

6

Studies en onderzoeken

4

(1)

3

0

3

4

(1)

3

4

0

8

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

17

4

20

12

32

17

4

20

13

12

44

Externe taalkundige diensten

27

4

31

41

72

27

4

31

4

41

76

Overige administratieve uitgaven

18

(1)

17

14

31

18

(1)

17

8

14

38

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 421

64

4 485

22

534

5 041

4 421

64

4 485

695

544

5 724

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

10 620

163

10 783

22

1 269

12 075

10 620

163

10 783

1 085

1 281

13 149

O

Innovatiefonds (IF)

6 570

6 570

6 705

6 705

Andere acties

122

122

124

124

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

6 692

6 692

6 830

6 830

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 299

(580)

718

12

1

732

1 299

(580)

718

12

1

732

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

201

201

8

210

25

(2)

23

7

30

Reserve voor aanpassing aan de brexit

1 299

1 299

1 291

2 590

1 299

1 299

1 291

2 590

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 799

(580)

2 219

1 303

10

3 531

2 623

(583)

2 040

1 303

8

3 351

Totaal

169 516

12 711

182 227

4 481

294 968

481 676

170 603

(565)

170 038

4 335

86 996

261 370

*    Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

6.8.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

Naar 2023

overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3

+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+

11+12

1

Horizon Europa

17 714

12 239

230

2 840

15 309

86 %

2 404

2 404

1

0

1

Euratom

350

270

26

296

85 %

54

54

0

0

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

733

710

16

726

99 %

7

7

0

0

Andere acties

690

61

61

9 %

629

629

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

100 %

InvestEU-fonds

5 874

1 197

2 151

3 348

57 %

2 526

2 526

0

0

CEF – Vervoer

1 816

1 799

2

1 801

99 %

15

15

0

0

CEF – Energie

811

797

4

801

99 %

10

10

0

0

CEF – Digitaal

251

249

249

99 %

2

2

0

0

Digitaal Europa

1 264

1 233

31

1 264

100 %

0

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

219

206

10

216

98 %

4

4

Andere acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

7

7

97 %

0

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

22

3

25

96 %

1

1

0

0

Eengemaakte markt

733

688

21

709

97 %

24

24

0

0

0

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

26

24

0

25

96 %

1

1

0

1

1

Belastingheffing

41

37

1

38

93 %

3

3

0

0

Douane

139

130

4

134

97 %

4

4

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

128

116

7

123

96 %

5

5

0

0

Andere acties

10

10

0

10

100 %

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

100 %

0

0

Europees ruimtevaartprogramma

2 135

2 008

77

2 086

98 %

50

50

Gedecentraliseerde agentschappen

70

68

2

70

100 %

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

33 071

21 843

230

5 257

27 330

83 %

5 738

5 738

2

1

3

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)*

45 412

36 556

7 799

44 355

98 %

151

155

306

722

29

751

Cohesiefonds

7 102

6 220

601

6 822

96 %

11

11

225

44

270

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 507

1 494

12

1 507

100 %

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

99 %

0

0

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)*

22 045

15 886

6 060

21 946

100 %

8

33

41

49

9

58

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

35

34

1

35

100 %

0

0

0

(0)

0

Europees herstel en veerkracht

240 062

119

136 396

136 515

57 %

103 547

103 547

0

0

0

Pericles IV

1

1

0

1

97 %

0

0

0

0

Herstelplan voor de EU

75

74

0

74

99 %

1

1

RescEU

2 313

354

0

760

1 114

48 %

0

1 198

1 199

0

0

EU4Health

861

839

21

860

100 %

1

1

0

(0)

0

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

377

343

343

91 %

35

35

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

327

284

15

299

92 %

27

27

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

14

13

13

96 %

1

1

Werkgelegenheid en sociale innovatie

99

86

3

90

90 %

7

7

2

1

2

Erasmus+

3 800

3 406

211

3 617

95 %

183

183

0

0

Europees Solidariteitskorps (ESC)

161

141

13

155

96 %

6

6

Creatief Europa

426

407

13

419

98 %

6

6

Justitie

53

44

6

49

94 %

3

3

Rechten en waarden

217

215

1

216

99 %

1

1

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

249

245

3

247

99 %

2

2

Andere acties

11

8

1

9

78 %

2

2

1

1

Proefprojecten en voorbereidende acties

36

35

35

98 %

0

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

187

181

3

184

98 %

2

2

2

2

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

325 372

66 644

0

152 263

218 907

67 %

159

105 221

105 381

1 002

82

1 084

3

Garanties voor de landbouw

41 687

39 876

676

629

41 182

99 %

485

2

488

7

10

0

18

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

18 800

12 728

5 689

18 416

98 %

222

222

0

161

161

Maritieme zaken en visserij

1 210

1 131

75

1 206

100 %

3

1

4

0

0

0

Visserij (PODV en ROVB)

159

159

159

100 %

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

30

29

1

29

98 %

1

1

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

100 %

Milieu en klimaat (LIFE)

765

755

3

758

99 %

7

7

0

0

0

Fonds voor een rechtvaardige transitie

12 310

1 327

4 982

6 309

51 %

5 885

5 885

116

116

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

167

11

11

7 %

156

156

Gedecentraliseerde agentschappen

61

54

7

61

100 %

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

8

8

99 %

0

0

0

0

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

75 200

56 070

676

11 396

68 142

91 %

488

6 275

6 763

123

10

161

295

4

Asiel, migratie en integratie

1 411

1 391

2

9

1 401

99 %

8

2

10

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

192

166

18

184

96 %

8

8

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

764

748

8

756

99 %

8

0

8

0

0

0

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

138

138

138

100 %

Gedecentraliseerde agentschappen

1 016

952

16

967

95 %

48

48

0

0

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 520

3 395

2

50

3 446

98 %

16

58

74

0

0

0

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

259

251

4

255

98 %

3

1

5

0

(0)

0

Ontmanteling van nucleaire installaties

99

99

99

100 %

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

45

44

0

44

99 %

0

0

0

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

226

217

4

221

98 %

6

6

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

22

22

0

22

99 %

0

0

0

0

0

Europese defensie (onderzoek)

326

318

7

326

100 %

Europese defensie (geen onderzoek)

642

627

15

642

100 %

Militaire mobiliteit

232

232

232

100 %

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 851

1 809

30

1 840

99 %

3

7

11

0

0

1

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

14 744

12 589

1 864

146

14 598

99 %

34

113

146

(0)

0

0

0

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

42

39

0

2

41

98 %

0

1

1

(0)

0

0

Humanitaire hulp

2 505

2 442

39

16

2 497

100 %

7

7

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

387

362

25

387

100 %

0

0

0

(0)

0

Landen en gebieden overzee (LGO)

73

68

4

72

99 %

1

1

(0)

0

0

Andere acties

51

50

50

99 %

1

1

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

95

95

0

95

100 %

0

0

0

0

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 468

1 989

331

94

2 413

98 %

4

51

55

(0)

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

20 364

17 633

2 237

283

20 153

99 %

38

173

211

0

0

0

0

7

Pensioenen personeelsleden

2 398

2 162

236

2 398

100 %

(Pensioenen voormalige leden) EP

12

12

12

100 %

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100 %

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

8

100 %

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

13

13

13

100 %

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

6

6

100 %

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100 %

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100 %

Europese scholen

240

215

19

235

98 %

6

6

0

0

Bezoldiging statutair personeel

2 719

2 629

36

2 665

98 %

55

55

0

0

Bezoldiging extern personeel

332

253

33

286

86 %

38

38

8

0

8

Leden – Salarissen en vergoedingen

15

15

0

15

100 %

0

0

0

(0)

0

Leden – Tijdelijke vergoedingen

2

2

2

100 %

0

0

Wervingskosten

33

31

0

32

97 %

1

1

0

0

Beëindiging van de dienst

9

9

9

100 %

0

0

Opleidingskosten

23

17

3

21

89 %

2

2

0

0

0

Sociale zaken en mobiliteit

50

22

17

39

78 %

11

11

0

0

0

Informatie- en communicatietechnologie

362

255

59

314

87 %

47

47

0

0

0

Huur en aankoop

337

289

34

323

96 %

14

14

0

0

Gerelateerd aan gebouwen

164

131

21

152

93 %

12

12

0

0

Beveiliging

79

64

12

76

96 %

3

3

0

0

0

Dienstreis en vertegenwoordiging

53

50

2

51

96 %

2

2

0

0

0

Vergaderingen, comités, conferenties

15

12

1

13

86 %

1

1

1

0

1

Publicatieblad

2

2

2

100 %

Publicaties

17

13

3

16

95 %

1

1

0

0

0

Verkrijging van informatie

4

4

0

4

99 %

0

0

0

0

Studies en onderzoeken

3

3

0

3

96 %

0

0

0

0

0

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

32

20

5

25

79 %

7

7

0

0

Externe taalkundige diensten

72

31

33

64

89 %

8

8

0

0

0

Overige administratieve uitgaven

31

17

11

28

93 %

2

2

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 041

4 445

21

384

4 850

96 %

1

149

150

40

1

0

41

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

12 075

10 733

21

911

11 664

97 %

1

358

359

50

1

1

52

O

Innovatiefonds (IF)

6 570

2 953

2 953

45 %

3 617

3 617

Andere acties

122

53

53

43 %

69

69

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

6 692

3 006

3 006

45 %

3 686

3 686

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

732

18

12

30

4 %

700

1

702

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

210

28

28

13 %

1

1

173

7

180

Reserve voor aanpassing aan de brexit

2 590

1 253

1 291

2 544

98 %

46

46

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 531

1 299

1 303

2 602

74 %

746

3

749

173

7

180

Totaal

481 676

179 425

4 469

173 196

357 091

74 %

1 451

121 520

122 971

1 351

12

252

1 614

*    Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

6.9.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

Naar 2023

overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+

3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+

11+12

1

Horizon Europa

18 178

12 048

87

2 698

14 834

82 %

71

3 260

3 331

1

9

2

12

Euratom

417

253

21

12

286

68 %

16

111

127

1

4

0

4

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

613

560

1

44

605

99 %

1

7

8

0

0

0

Andere acties

371

64

64

17 %

306

306

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

8

8

90 %

1

1

InvestEU-fonds

2 775

1 057

1

1 605

2 663

96 %

0

112

112

0

0

0

CEF – Vervoer

1 986

1 965

1

8

1 974

99 %

0

11

11

0

0

0

CEF – Energie

646

630

1

12

643

100 %

2

0

2

0

0

(0)

0

CEF – Digitaal

138

132

1

4

137

99 %

0

1

1

0

0

0

Digitaal Europa

794

754

7

21

782

98 %

9

9

3

0

0

3

Gedecentraliseerde agentschappen

204

191

10

201

98 %

4

4

Andere acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

14

14

67 %

0

0

7

7

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

24

0

25

95 %

1

1

0

0

Eengemaakte markt

605

533

7

19

560

92 %

6

37

43

1

1

0

3

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

29

22

1

23

78 %

1

1

6

6

Belastingheffing

32

27

0

1

28

87 %

0

3

3

1

0

1

Douane

118

109

0

4

113

96 %

0

4

4

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

128

116

7

123

96 %

5

5

0

0

Andere acties

9

9

0

9

96 %

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

7

7

91 %

1

1

Europees ruimtevaartprogramma

2 206

1 948

5

59

2 012

91 %

5

189

193

0

1

0

1

Gedecentraliseerde agentschappen

65

64

2

65

100 %

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 379

20 471

132

4 570

25 174

86 %

112

4 052

4 164

23

15

3

41

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)*

43 807

32 175

1

10 283

42 459

97 %

1

1 342

1 343

5

0

(0)

5

Cohesiefonds

10 233

9 487

0

521

10 009

98 %

0

224

224

0

0

0

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 855

1 851

4

1 855

100 %

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

2

0

2

69 %

1

1

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)*

19 647

14 084

0

4 606

18 690

95 %

2

953

956

0

1

0

1

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

43

42

0

0

42

98 %

1

0

1

0

0

0

0

Europees herstel en veerkracht

47 296

96

1

47 178

47 275

100 %

2

18

20

0

0

0

0

Pericles IV

1

1

0

1

81 %

0

0

0

0

Herstelplan voor de EU

76

45

2

0

47

61 %

29

1

30

0

0

RescEU

578

233

320

553

96 %

16

8

25

(0)

0

0

EU4Health

204

186

3

9

198

97 %

4

1

4

0

1

0

1

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

512

134

324

458

90 %

53

53

0

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

311

270

15

284

91 %

27

27

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

100 %

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

11

11

95 %

1

1

Werkgelegenheid en sociale innovatie

100

85

2

4

91

91 %

1

7

9

0

0

0

1

Erasmus+

3 807

3 269

8

198

3 474

91 %

13

321

333

0

0

0

0

Europees Solidariteitskorps (ESC)

158

128

4

2

134

84 %

4

21

25

0

0

0

0

Creatief Europa

337

310

2

13

325

96 %

2

9

11

(0)

0

0

0

Justitie

49

38

1

9

48

97 %

1

1

1

0

0

(0)

0

Rechten en waarden

157

153

1

1

154

98 %

1

1

2

0

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

239

235

3

237

99 %

2

2

0

0

0

Andere acties

9

6

1

7

82 %

2

2

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

48

48

48

99 %

0

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

169

164

2

166

98 %

3

3

1

1

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

129 654

63 055

24

63 491

126 570

98 %

76

2 995

3 071

10

3

1

14

3

Garanties voor de landbouw

41 674

39 846

677

629

41 152

99 %

486

2

488

24

10

0

34

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

15 528

13 839

0

1 406

15 244

98 %

0

217

217

67

0

67

Maritieme zaken en visserij

919

734

1

183

918

100 %

1

0

1

0

0

(0)

0

Visserij (PODV en ROVB)

159

159

159

100 %

Gedecentraliseerde agentschappen

30

29

1

29

98 %

1

1

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

100 %

Milieu en klimaat (LIFE)

542

522

5

3

530

98 %

6

6

12

0

0

0

0

Fonds voor een rechtvaardige transitie

177

1

167

169

95 %

8

8

(0)

(0)

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

167

1

1

1 %

166

166

Gedecentraliseerde agentschappen

61

54

7

61

100 %

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

9

9

99 %

0

0

0

0

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

59 271

55 198

682

2 396

58 276

98 %

493

401

894

91

11

0

102

4

Asiel, migratie en integratie

1 521

1 449

25

5

1 480

97 %

2

4

6

35

0

36

Gedecentraliseerde agentschappen

186

148

18

166

89 %

8

8

12

0

12

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

790

630

1

10

641

81 %

1

133

134

15

0

15

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

137

137

0

137

100 %

0

0

0

0

Gedecentraliseerde agentschappen

1 008

928

16

944

94 %

48

48

16

0

16

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 642

3 292

26

49

3 368

92 %

3

193

196

78

0

0

78

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

219

192

1

2

196

89 %

1

3

4

19

0

19

Ontmanteling van nucleaire installaties

37

37

37

100 %

0

0

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

44

39

2

1

41

94 %

2

0

2

0

0

1

Gedecentraliseerde agentschappen

226

217

4

221

98 %

6

6

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

21

18

0

18

87 %

0

0

3

3

Europese defensie (onderzoek)

165

158

1

4

163

99 %

1

1

(0)

0

0

0

Europese defensie (geen onderzoek)

364

355

1

8

364

100 %

1

1

(0)

0

0

Militaire mobiliteit

115

114

1

114

100 %

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 192

1 130

5

19

1 154

97 %

6

9

15

23

0

0

23

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

9 640

8 275

977

149

9 400

98 %

68

159

226

0

13

0

13

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

20

16

1

3

19

97 %

1

1

0

0

0

Humanitaire hulp

2 467

2 391

45

10

2 446

99 %

7

14

21

(0)

0

0

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

409

383

0

25

408

100 %

0

0

1

0

0

0

0

Landen en gebieden overzee (LGO)

31

29

1

30

96 %

1

1

0

0

0

Andere acties

41

35

35

84 %

1

1

6

6

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

66 %

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

95

93

0

93

98 %

0

0

2

2

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 200

1 829

8

253

2 090

95 %

17

85

101

6

2

8

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

14 902

13 049

1 032

440

14 521

97 %

93

258

352

13

16

0

30

7

Pensioenen personeelsleden

2 398

2 162

236

2 398

100 %

0

0

(0)

(0)

(Pensioenen voormalige leden) EP

12

12

12

100 %

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100 %

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

8

100 %

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

13

13

13

100 %

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

6

6

100 %

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100 %

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100 %

Europese scholen

242

215

2

18

236

97 %

0

6

6

0

(0)

0

Bezoldiging statutair personeel

2 719

2 629

36

2 665

98 %

0

55

55

0

0

0

Bezoldiging extern personeel

371

210

35

32

277

75 %

42

39

81

8

4

0

13

Leden – Salarissen en vergoedingen

17

15

1

0

16

90 %

0

0

0

0

1

(0)

1

Leden – Tijdelijke vergoedingen

2

2

2

100 %

0

0

Wervingskosten

35

28

2

0

30

87 %

3

1

4

0

0

0

Beëindiging van de dienst

9

9

9

100 %

0

0

Opleidingskosten

36

8

11

2

20

57 %

9

4

13

0

2

0

2

Sociale zaken en mobiliteit

64

13

12

10

35

55 %

9

19

27

0

2

0

2

Informatie- en communicatietechnologie

525

129

160

30

319

61 %

126

76

202

0

4

0

4

Huur en aankoop

356

289

18

33

340

95 %

0

16

16

0

0

0

Gerelateerd aan gebouwen

215

71

49

12

132

62 %

60

21

81

0

2

2

Beveiliging

111

38

30

5

73

66 %

26

11

36

0

1

1

Dienstreis en vertegenwoordiging

65

38

4

1

44

67 %

11

2

13

0

8

0

8

Vergaderingen, comités, conferenties

20

5

1

1

7

36 %

7

2

9

1

3

0

4

Publicatieblad

3

2

1

2

84 %

0

0

0

0

Publicaties

24

8

7

2

17

68 %

6

2

8

0

0

0

0

Verkrijging van informatie

6

3

2

0

4

71 %

2

0

2

0

0

0

Studies en onderzoeken

8

1

4

5

63 %

3

0

3

0

0

0

0

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

44

6

12

3

22

49 %

14

8

22

0

1

1

Externe taalkundige diensten

76

27

4

31

63

82 %

4

9

13

0

0

0

1

Overige administratieve uitgaven

38

12

7

8

27

71 %

5

6

11

0

1

0

1

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

91 %

0

0

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 724

3 870

598

333

4 801

84 %

596

208

805

40

76

3

119

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

13 149

9 832

959

792

11 583

88 %

923

485

1 407

50

105

4

158

O

Innovatiefonds (IF)

6 705

21

21

0 %

6 685

6 685

Andere acties

124

52

52

42 %

72

72

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

6 830

72

72

1 %

6 757

6 757

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

732

18

12

30

4 %

700

1

702

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

30

22

5

28

94 %

0

1

2

0

0

Reserve voor aanpassing aan de brexit

2 590

1 253

1 291

2 544

98 %

46

46

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 351

1 294

1 303

5

2 602

78 %

746

3

749

0

0

Totaal

261 370

167 321

4 163

71 837

243 321

93 %

2 452

15 152

17 604

287

151

7

445

*    Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

6.10.MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

In miljoen EUR

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

Programma

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/

Herwaarderingen/

Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Horizon Europa

27 571

(385)

(11 472)

15 714

15 309

(3 362)

(9)

11 939

27 653

Euratom

317

(24)

(103)

191

296

(183)

(0)

112

303

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 313

(0)

(518)

795

726

(86)

(1)

639

1 433

Andere acties

106

(8)

(44)

54

61

(20)

41

95

Proefprojecten en voorbereidende acties

22

(1)

(8)

13

17

(0)

17

30

InvestEU-fonds

4 053

(30)

(2 368)

1 655

3 348

(295)

3 053

4 708

CEF – Vervoer

7 183

(147)

(1 956)

5 079

1 801

(18)

1 783

6 862

CEF – Energie

3 904

(68)

(640)

3 197

801

(3)

798

3 994

CEF – Digitaal

436

(5)

(133)

298

249

(4)

245

543

Digitaal Europa

1 140

(0)

(523)

616

1 264

(258)

1 006

1 622

Gedecentraliseerde agentschappen

36

(36)

216

(165)

51

51

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

52

(1)

(13)

38

7

(2)

5

43

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

41

(2)

(21)

17

25

(3)

22

39

Eengemaakte markt

950

(54)

(418)

478

709

(141)

(0)

567

1 045

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

33

(0)

(18)

15

25

(5)

19

34

Belastingheffing

33

(1)

(20)

12

38

(8)

30

42

Douane

122

(3)

(89)

31

134

(24)

110

141

Gedecentraliseerde agentschappen

123

(123)

0

0

Andere acties

6

(0)

(4)

2

10

(5)

5

7

Proefprojecten en voorbereidende acties

16

(1)

(7)

8

17

(0)

17

25

Europees ruimtevaartprogramma

1 369

(4)

(757)

608

2 086

(1 254)

831

1 439

Gedecentraliseerde agentschappen

15

(15)

70

(50)

20

20

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

48 717

(733)

(19 163)

28 820

27 330

(6 011)

(10)

21 309

50 130

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)*

84 149

(86)

(37 813)

46 250

44 355

(4 645)

(0)

39 710

85 960

Cohesiefonds

18 402

(16)

(9 327)

9 059

6 822

(682)

(0)

6 140

15 198

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

7 026

(29)

(1 844)

5 152

1 507

(11)

1 496

6 648

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

(1)

(2)

4

3

3

6

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)*

43 257

(23)

(16 996)

26 238

21 946

(1 694)

(0)

20 252

46 489

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

117

(2)

(40)

75

35

(3)

(0)

32

107

Europees herstel en veerkracht

51 801

(4)

(21 231)

30 566

136 515

(26 045)

110 470

141 037

Pericles IV

1

(0)

(0)

1

1

(0)

0

1

Herstelplan voor de EU

2

(0)

(2)

74

(45)

29

29

RescEU

596

(8)

(164)

425

1 114

(389)

(0)

725

1 150

EU4Health

412

(11)

(108)

293

860

(90)

770

1 063

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

191

(14)

(135)

43

343

(324)

19

62

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

299

(284)

15

35

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(0)

(1)

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

9

(0)

(7)

1

13

(4)

9

10

Werkgelegenheid en sociale innovatie

187

(12)

(73)

102

90

(18)

72

174

Erasmus+

1 765

(37)

(887)

840

3 617

(2 587)

1 030

1 870

Europees Solidariteitskorps (ESC)

148

(3)

(36)

109

155

(98)

57

166

Creatief Europa

400

(12)

(216)

173

419

(109)

310

483

Justitie

75

(13)

(20)

41

49

(27)

22

63

Rechten en waarden

156

(5)

(73)

78

216

(82)

134

213

Gedecentraliseerde agentschappen

33

(2)

(3)

28

247

(235)

13

41

Andere acties

10

(0)

(6)

4

9

(1)

8

12

Proefprojecten en voorbereidende acties

83

(2)

(47)

34

35

(1)

34

68

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

187

(8)

(115)

63

184

(50)

134

197

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

209 033

(288)

(89 146)

119 599

218 907

(37 423)

(1)

181 482

301 081

3

Garanties voor de landbouw

334

(6)

(118)

210

41 182

(41 034)

147

357

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

38 215

(17)

(14 599)

23 598

18 416

(645)

(0)

17 771

41 369

Maritieme zaken en visserij

2 922

(38)

(849)

2 035

1 206

(68)

(0)

1 138

3 173

Visserij (PODV en ROVB)

23

(14)

10

159

(145)

14

24

Gedecentraliseerde agentschappen

29

(29)

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

(0)

(5)

4

1

1

5

Milieu en klimaat (LIFE)

2 154

(29)

(495)

1 629

758

(34)

724

2 353

Fonds voor een rechtvaardige transitie

8

(5)

(1)

1

6 309

(168)

6 142

6 143

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

11

(1)

10

10

Gedecentraliseerde agentschappen

3

(3)

1

61

(58)

3

3

Proefprojecten en voorbereidende acties

24

(2)

(8)

14

8

(1)

7

21

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

43 691

(98)

(16 091)

27 502

68 142

(42 185)

(0)

25 957

53 459

4

Asiel, migratie en integratie

2 363

(19)

(861)

1 482

1 401

(618)

783

2 265

Gedecentraliseerde agentschappen

20

(20)

184

(166)

18

18

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

1 141

(11)

(313)

817

756

(329)

427

1 244

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

135

(63)

72

138

(73)

65

137

Gedecentraliseerde agentschappen

321

(0)

(227)

94

967

(717)

250

344

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 980

(50)

(1 464)

2 465

3 446

(1 903)

1 543

4 008

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

360

(16)

(124)

221

255

(72)

183

403

Ontmanteling van nucleaire installaties

377

(37)

340

99

99

439

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

315

(2)

(35)

278

44

(6)

38

316

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0)

221

(221)

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

24

(2)

(12)

10

22

(7)

15

25

Europese defensie (onderzoek)

329

(0)

(159)

170

326

(4)

(0)

321

492

Europese defensie (geen onderzoek)

762

(1)

(290)

472

642

(74)

568

1 040

Militaire mobiliteit

226

(113)

113

232

(1)

230

343

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

2

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 397

(21)

(769)

1 607

1 840

(385)

(0)

1 455

3 061

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

23 453

(1 023)

(6 082)

16 349

14 598

(3 319)

(0)

11 279

27 629

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

128

(8)

(17)

103

41

(2)

39

142

Humanitaire hulp

1 084

(7)

(655)

422

2 497

(1 791)

(0)

706

1 128

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

178

(20)

(79)

79

387

(329)

58

136

Landen en gebieden overzee (LGO)

65

(0)

(29)

36

72

(1)

71

107

Andere acties

0

(0)

0

50

(35)

15

16

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(0)

(0)

1

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

154

(8)

(67)

79

95

(26)

69

148

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 471

(139)

(1 773)

5 559

2 413

(318)

2 096

7 655

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

32 535

(1 205)

(8 701)

22 629

20 153

(5 820)

(0)

14 333

36 962

7

Pensioenen personeelsleden

2 398

(2 398)

0

0

(Pensioenen voormalige leden) EP

12

(12)

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(1)

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

(8)

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

13

(13)

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

(6)

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0)

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

(0)

Europese scholen

2

(2)

235

(234)

1

1

Bezoldiging statutair personeel

0

(0)

2 665

(2 665)

(0)

0

0

Bezoldiging extern personeel

39

(4)

(35)

286

(242)

(0)

43

43

Leden – Salarissen en vergoedingen

2

(1)

(1)

15

(15)

0

0

Leden – Tijdelijke vergoedingen

2

(2)

Wervingskosten

2

(0)

(2)

32

(28)

4

4

Beëindiging van de dienst

9

(9)

Opleidingskosten

12

(2)

(11)

21

(10)

11

11

Sociale zaken en mobiliteit

15

(3)

(13)

0

39

(23)

16

16

Informatie- en communicatietechnologie

163

(4)

(160)

314

(159)

155

155

Huur en aankoop

18

(0)

(18)

323

(321)

2

2

Gerelateerd aan gebouwen

51

(2)

(49)

152

(83)

69

69

Beveiliging

32

(1)

(30)

76

(43)

33

33

Dienstreis en vertegenwoordiging

12

(8)

(4)

51

(40)

11

11

Vergaderingen, comités, conferenties

4

(3)

(1)

13

(6)

7

7

Publicatieblad

1

(0)

(1)

2

(2)

0

0

Publicaties

7

(0)

(7)

16

(9)

7

7

Verkrijging van informatie

2

(0)

(2)

4

(3)

2

2

Studies en onderzoeken

4

(0)

(4)

3

(1)

3

3

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

13

(1)

(12)

25

(10)

15

15

Externe taalkundige diensten

4

(0)

(4)

64

(59)

5

5

Overige administratieve uitgaven

8

(1)

(7)

28

(20)

8

8

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

(0)

0

0

Administratieve uitgaven van andere instellingen

684

(86)

(598)

4 850

(4 203)

7

654

654

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

1 076

(116)

(960)

0

11 664

(10 623)

7

1 048

1 048

O

Innovatiefonds (IF)

138

(3)

(10)

125

2 953

(10)

2 943

3 068

Andere acties

8

(7)

(0)

2

53

(52)

1

3

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

147

(9)

(11)

127

3 006

(62)

2 944

3 071

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

30

(30)

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

28

(28)

0

0

Reserve voor aanpassing aan de brexit

2 544

(2 544)

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 602

(2 602)

0

0

Totaal

341 575

(2 520)

(136 306)

202 749

357 091

(107 015)

(4)

250 071

452 821

*    Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.


6.11.MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

 

In miljoen EUR

Programma

<2016

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

1

Horizon Europa

384

388

716

1 267

2 475

4 668

5 814

11 941

27 653

Euratom

24

3

2

22

32

74

34

112

303

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

296

498

639

1 433

Andere acties

0

1

6

10

13

24

41

95

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

3

2

8

17

30

InvestEU-fonds

155

98

131

111

157

241

762

3 053

4 708

CEF — Vervoer

6

109

99

308

1 664

1 975

918

1 783

6 862

CEF — Energie

35

3

390

270

890

1 057

552

798

3 994

CEF— Digitaal

2

2

5

24

23

34

208

245

543

Digitaal Europa

0

0

0

0

615

1 006

1 622

Gedecentraliseerde agentschappen

51

51

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

2

22

14

5

43

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

1

2

14

22

39

Eengemaakte markt

28

10

20

25

65

96

217

585

1 045

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

0

0

1

1

5

8

19

34

Belastingheffing

0

0

2

10

30

42

Douane

0

0

0

2

28

110

141

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

Andere acties

2

5

7

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

4

3

17

25

Europees ruimtevaartprogramma

1

37

74

402

94

831

1 439

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

634

612

1 364

2 072

5 400

8 895

9 823

21 329

50 130

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

1 204

17

3 059

4 663

8 258

14 118

14 931

39 710

85 960

Cohesiefonds

167

1 046

1 594

2 598

2 451

1 203

6 140

15 198

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

293

355

577

598

1 234

1 600

495

1 496

6 648

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

2

1

3

6

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

458

135

1 356

2 060

3 147

6 355

12 725

20 252

46 489

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

3

14

2

3

11

16

24

32

107

Europees herstel en veerkracht

0

0

3

9

30 554

110 470

141 037

Pericles IV

0

0

0

0

1

Herstelplan voor de EU

29

29

RescEU

0

1

2

16

191

215

725

1 150

EU4Health

0

0

2

6

15

22

218

799

1 063

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

20

22

19

62

Gedecentraliseerde agentschappen

1

4

1

4

9

15

35

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

9

10

Werkgelegenheid en sociale innovatie

1

1

2

3

19

26

50

72

174

Erasmus+

0

1

1

34

121

312

372

1 030

1 870

Europees Solidariteitskorps (ESC)

2

0

8

31

36

31

57

166

Creatief Europa

0

5

13

43

111

310

483

Justitie

0

7

5

6

8

15

22

63

Rechten en waarden

4

5

5

9

21

33

134

213

Gedecentraliseerde agentschappen

1

27

13

41

Andere acties

0

0

0

1

3

8

12

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

5

13

15

34

68

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

1

0

1

3

7

18

34

134

197

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

2 129

528

6 063

8 997

15 494

25 268

61 090

181 512

301 081

3

Garanties voor de landbouw

16

39

59

96

147

357

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

1 332

1 042

783

784

1 388

5 383

12 887

17 771

41 369

Maritieme zaken en visserij

56

1

137

174

650

856

163

1 138

3 173

Visserij (PODV en ROVB)

1

2

7

14

24

Gedecentraliseerde agentschappen

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

2

1

1

5

Milieu en klimaat (LIFE)

96

58

96

300

270

326

484

724

2 353

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1

6 142

6 143

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

10

10

Gedecentraliseerde agentschappen

1

3

3

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

0

11

2

7

21

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

1 484

1 100

1 017

1 275

2 349

6 638

13 640

25 957

53 459

4

Asiel, migratie en integratie

17

98

135

316

645

272

783

2 265

Gedecentraliseerde agentschappen

18

18

Proefprojecten en voorbereidende acties

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

17

9

8

36

243

381

124

427

1 244

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

72

65

137

Gedecentraliseerde agentschappen

94

250

344

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

17

26

105

170

559

1 025

562

1 543

4 008

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

1

1

20

25

47

95

32

183

403

Ontmanteling van nucleaire installaties

2

8

63

64

64

66

73

99

439

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

25

1

27

44

49

85

48

38

316

Gedecentraliseerde agentschappen

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

0

0

0

2

6

15

25

Europese defensie (onderzoek)

170

321

492

Europese defensie (geen onderzoek)

42

71

359

568

1 040

Militaire mobiliteit

113

230

343

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

28

9

111

134

204

320

801

1 455

3 061

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

803

589

1 010

1 757

2 325

3 356

6 509

11 279

27 629

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

2

3

8

19

16

25

30

39

142

Humanitaire hulp

0

0

0

1

26

55

341

706

1 128

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

0

2

2

18

24

33

58

136

Landen en gebieden overzee (LGO)

3

33

71

107

Andere acties

0

15

16

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

0

0

0

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

1

1

7

25

44

69

148

Pretoetredingssteun (IPA III)

346

222

343

712

1 549

968

1 421

2 096

7 655

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

1 152

814

1 365

2 492

3 943

4 452

8 411

14 333

36 962

7

Pensioenen personeelsleden

0

0

(Pensioenen voormalige leden) EP

(Pensioenen voormalige leden) ECC

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

(Pensioenen voormalige leden) ECA

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

Europese scholen

1

1

Bezoldiging statutair personeel

0

0

Bezoldiging extern personeel

43

43

Leden – Salarissen en vergoedingen

0

0

Leden – Tijdelijke vergoedingen

Wervingskosten

4

4

Beëindiging van de dienst

Opleidingskosten

11

11

Sociale zaken en mobiliteit

0

16

16

Informatie- en communicatietechnologie

155

155

Huur en aankoop

2

2

Gerelateerd aan gebouwen

69

69

Beveiliging

33

33

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

11

Vergaderingen, comités, conferenties

7

7

Publicatieblad

0

0

Publicaties

7

7

Verkrijging van informatie

2

2

Studies en onderzoeken

3

3

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

15

15

Externe taalkundige diensten

5

5

Overige administratieve uitgaven

8

8

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

Administratieve uitgaven van andere instellingen

0

0

0

0

0

0

0

654

654

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

0

0

1 048

1 048

O

Innovatiefonds (IF)

125

2 943

3 068

Andere acties

0

2

1

3

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

0

127

2 944

3 071

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

0

Reserve voor aanpassing aan de brexit

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

0

Totaal

5 445

3 090

10 025

15 140

27 949

46 599

94 453

250 120

452 821

De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.12.MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

In miljoen EUR

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2022

Rubriek

Van 2021 overgedragen vastleggingen

Aanpas-

leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2021 overgedragen vastleggingen

Aanpas-

leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Horizon Europa

22 848

(325)

12 469

12 020

22 971

4 723

(68)

2 840

2 814

4 681

27 653

Euratom

261

(12)

270

273

245

57

(11)

26

12

59

303

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 268

(1)

710

544

1 433

45

16

60

0

1 433

Andere acties

0

0

106

(8)

61

64

95

95

Proefprojecten en voorbereidende acties

22

(1)

17

8

30

0

0

0

0

0

30

InvestEU-fonds

2 006

(28)

1 197

850

2 325

2 048

(2)

2 151

1 813

2 383

4 708

CEF – Vervoer

7 050

(142)

1 799

1 920

6 787

132

(5)

2

54

75

6 862

CEF – Energie

3 852

(66)

797

639

3 944

52

(1)

4

5

50

3 994

CEF – Digitaal

433

(5)

249

136

541

3

(0)

1

2

543

Digitaal Europa

1 109

(0)

1 233

750

1 592

30

(0)

31

32

30

1 622

Gedecentraliseerde agentschappen

36

206

192

49

10

8

1

51

Proefprojecten en voorbereidende acties

52

(1)

7

14

43

0

0

0

0

0

43

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

36

(2)

22

22

34

5

(0)

3

3

5

39

Eengemaakte markt

924

(53)

688

542

1 017

26

(1)

21

18

28

1 045

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

33

(0)

24

23

34

0

0

0

0

34

Belastingheffing

31

(1)

37

27

40

2

(0)

1

1

2

42

Douane

121

(3)

130

111

137

1

(0)

4

2

3

141

Gedecentraliseerde agentschappen

116

116

7

7

0

0

Andere acties

6

(0)

10

9

7

0

(0)

0

0

7

Proefprojecten en voorbereidende acties

16

(1)

17

7

25

0

0

0

0

0

25

Europees ruimtevaartprogramma

1 222

(1)

2 008

1 961

1 268

147

(2)

77

50

172

1 439

Gedecentraliseerde agentschappen

15

68

65

18

2

0

2

20

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

41 340

(643)

22 073

20 229

42 541

7 377

(100)

5 257

4 945

7 588

50 130

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

49 100

(74)

36 556

31 267

54 315

35 049

(13)

7 799

11 192

31 644

85 960

Cohesiefonds

13 421

(16)

6 220

9 495

10 130

4 981

(0)

601

514

5 068

15 198

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

7 023

(29)

1 494

1 854

6 634

3

(0)

12

1

14

6 648

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

(1)

3

2

6

0

0

0

0

0

6

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

21 930

(23)

15 886

14 936

22 858

21 326

(0)

6 060

3 755

23 631

46 489

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

113

(2)

34

40

104

4

(0)

1

2

3

107

Europees herstel en veerkracht

141

(3)

119

97

160

51 660

(1)

136 396

47 178

140 877

141 037

Pericles IV

1

(0)

1

1

1

0

0

0

0

1

Herstelplan voor de EU

2

(0)

74

47

29

0

0

0

29

RescEU

432

(5)

354

225

557

164

(3)

760

328

593

1 150

EU4Health

402

(10)

839

192

1 039

10

(1)

21

6

24

1 063

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

191

(14)

135

43

0

343

324

19

62

Gedecentraliseerde agentschappen

19

284

269

34

0

15

15

0

35

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(0)

1

0

0

0

0

0

0

0

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

9

(0)

13

11

10

0

(0)

0

10

Werkgelegenheid en sociale innovatie

180

(12)

86

87

167

7

(0)

3

4

6

174

Erasmus+

1 526

(29)

3 406

3 257

1 646

239

(8)

211

217

225

1 870

Europees Solidariteitskorps (ESC)

144

(3)

141

133

149

4

(0)

13

1

16

166

Creatief Europa

386

(11)

407

313

469

14

(1)

13

12

14

483

Justitie

74

(13)

44

44

60

0

(0)

6

3

3

63

Rechten en waarden

156

(5)

215

154

212

1

(0)

1

1

1

213

Gedecentraliseerde agentschappen

31

(1)

245

235

40

1

(1)

3

3

0

41

Andere acties

10

(0)

8

7

11

0

(0)

1

0

1

12

Proefprojecten en voorbereidende acties

83

(2)

35

48

68

0

0

68

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

186

(8)

181

165

194

1

(0)

3

0

3

197

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

95 569

(263)

66 644

63 014

98 937

113 465

(27)

152 263

63 556

202 144

301 081

3

Garanties voor de landbouw

334

(6)

40 552

40 523

357

629

629

0

357

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

35 914

(17)

12 728

14 000

34 625

2 300

5 689

1 244

6 745

41 369

Maritieme zaken en visserij

2 397

(38)

1 131

917

2 573

525

(0)

75

0

600

3 173

Visserij (PODV en ROVB)

23

159

159

24

0

0

0

0

0

24

Gedecentraliseerde agentschappen

29

29

1

1

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

(0)

1

5

5

0

0

0

0

0

5

Milieu en klimaat (LIFE)

2 148

(29)

755

528

2 347

6

(0)

3

2

7

2 353

Fonds voor een rechtvaardige transitie

3

(1)

1 327

1

1 327

5

(4)

4 982

167

4 816

6 143

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

0

0

11

1

10

10

Gedecentraliseerde agentschappen

3

54

54

3

0

7

6

0

3

Proefprojecten en voorbereidende acties

24

(2)

8

9

21

0

0

0

0

0

21

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 854

(93)

56 746

56 225

41 281

2 837

(5)

11 396

2 051

12 178

53 459

4

Asiel, migratie en integratie

2 335

(18)

1 393

1 460

2 250

28

(1)

9

19

16

2 265

Gedecentraliseerde agentschappen

20

(20)

166

148

18

18

18

18

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

0

0

0

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

949

(11)

748

624

1 063

192

(0)

8

18

181

1 244

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

135

138

137

137

0

0

0

0

0

137

Gedecentraliseerde agentschappen

321

(0)

952

928

344

0

16

16

344

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 760

(49)

3 397

3 297

3 811

219

(2)

50

71

197

4 008

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

352

(16)

251

191

396

9

(0)

4

5

8

403

Ontmanteling van nucleaire installaties

377

99

37

439

0

0

0

0

0

439

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

315

(2)

44

41

316

0

0

0

0

316

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0)

217

217

4

4

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

0

0

0

0

0

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

24

(2)

22

18

25

0

0

0

0

25

Europese defensie (onderzoek)

322

(0)

318

161

479

7

(0)

7

2

12

492

Europese defensie (geen onderzoek)

746

(1)

627

348

1 024

17

15

15

16

1 040

Militaire mobiliteit

226

232

114

343

0

0

0

0

0

343

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

2

0

0

0

0

0

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 364

(21)

1 809

1 128

3 025

33

(0)

30

27

36

3 061

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

23 259

(1 004)

14 452

9 285

27 423

194

(18)

146

115

206

27 629

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

127

(8)

39

19

139

1

2

3

142

Humanitaire hulp

1 052

(3)

2 481

2 418

1 113

31

(4)

16

28

15

1 128

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

146

(20)

362

372

116

32

(0)

25

37

20

136

Landen en gebieden overzee (LGO)

65

(0)

72

30

107

0

0

0

0

0

107

Andere acties

0

(0)

50

35

16

0

0

0

0

0

16

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(0)

0

1

0

0

0

0

0

1

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

154

(8)

95

92

148

0

0

0

0

148

Pretoetredingssteun (IPA III)

6 860

(138)

2 320

1 829

7 213

610

(1)

94

261

442

7 655

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

31 666

(1 181)

19 870

14 079

36 275

869

(24)

283

442

687

36 962

7

Pensioenen personeelsleden

2 162

2 162

236

236

0

0

(Pensioenen voormalige leden) EP

12

12

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

13

13

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

6

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

0

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

Europese scholen

0

215

216

0

2

19

20

1

1

Bezoldiging statutair personeel

0

(0)

2 629

2 629

0

36

36

0

Bezoldiging extern personeel

38

(4)

253

244

42

2

(1)

33

33

1

43

Leden – Salarissen en vergoedingen

2

(1)

15

15

0

0

0

0

Leden – Tijdelijke vergoedingen

2

2

0

0

0

0

0

Wervingskosten

2

(0)

31

30

3

0

0

1

0

4

Beëindiging van de dienst

9

9

0

0

0

0

0

Opleidingskosten

11

(2)

17

18

9

1

(0)

3

3

2

11

Sociale zaken en mobiliteit

8

(1)

22

20

9

7

(1)

17

15

8

16

Informatie- en communicatietechnologie

143

(3)

255

269

126

20

(0)

59

50

29

155

Huur en aankoop

18

(0)

289

306

0

0

34

33

2

2

Gerelateerd aan gebouwen

39

(2)

131

109

60

12

(0)

21

23

9

69

Beveiliging

28

(1)

64

65

26

4

(0)

12

8

7

33

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

(8)

50

42

11

0

(0)

2

2

0

11

Vergaderingen, comités, conferenties

3

(3)

12

6

7

1

(0)

1

1

0

7

Publicatieblad

1

(0)

2

2

0

0

0

0

0

0

0

Publicaties

6

(0)

13

14

6

1

(0)

3

3

1

7

Verkrijging van informatie

2

(0)

4

4

2

0

(0)

0

0

0

2

Studies en onderzoeken

4

(0)

3

5

3

0

0

0

0

3

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

11

(1)

20

17

14

2

(0)

5

5

2

15

Externe taalkundige diensten

4

(0)

31

31

4

1

(0)

33

32

2

5

Overige administratieve uitgaven

6

(1)

17

18

5

2

(0)

11

9

4

8

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

0

0

0

0

0

0

Administratieve uitgaven van andere instellingen

630

(22)

4 465

4 468

606

53

(56)

384

333

48

654

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

968

(48)

10 754

10 741

932

107

(60)

911

842

116

1 048

O

Innovatiefonds (IF)

0

0

138

(3)

2 953

21

3 068

3 068

Andere acties

0

0

8

(7)

53

52

3

3

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

0

0

147

(9)

3 006

72

3 071

3 071

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

30

30

0

0

0

0

0

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

28

28

0

0

0

0

0

0

0

Reserve voor aanpassing aan de brexit

2 544

2 544

0

0

0

0

0

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 602

2 602

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

216 522

(2 298)

183 894

171 315

226 803

125 053

(227)

173 196

72 005

226 018

452 821

7.UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

7.1.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 

In miljoen EUR

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te

ontvangen

Instelling

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten

van lopend jaar

Op rechten

overgedragen

Totaal

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

Europees Parlement

181

181

236

27

263

234

16

250

138 %

13

Europese Raad en Raad

61

61

95

2

97

93

1

94

154 %

3

Commissie

170 195

169 630

242 422

25 437

267 859

236 217

8 187

244 404

144 %

23 455

Hof van Justitie

63

63

63

0

63

63

0

63

99 %

0

Rekenkamer

25

25

25

0

25

25

0

25

102 %

0

Economisch en Sociaal Comité

13

13

19

0

19

19

0

19

141 %

0

Comité van de Regio’s

11

11

14

0

14

14

0

14

124 %

Ombudsman

1

1

1

0

1

1

0

1

104 %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2

2

2

0

2

2

0

2

100 %

Europese Dienst voor extern optreden

50

50

393

0

393

392

0

392

782 %

1

Totaal

170 603

170 038

243 269

25 467

268 736

237 059

8 205

245 265

144 %

23 471

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.

De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

Wat de EDEO betreft, zij erop gewezen dat deze naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 221,7 miljoen EUR ontvangt (2021: 193,6 miljoen EUR) en uit de EOF-erfenis en de trustfondsen van 19,6 miljoen EUR (2021: 18,7 miljoen EUR). Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten.

7.2.BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

Naar 2023 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Europees Parlement

2 275

2 151

21

45

2 218

97 %

46

46

10

1

0

11

Europese Raad en Raad

683

599

0

43

641

94 %

0

29

29

13

0

0

13

Commissie

476 635

174 981

4 448

172 812

352 241

74 %

1 451

121 371

122 821

1 311

11

252

1 573

Hof van Justitie

469

461

0

1

462

98 %

0

0

0

7

0

0

7

Rekenkamer

162

160

0

0

160

98 %

1

0

1

2

0

0

2

Economisch en Sociaal Comité

162

147

0

9

155

96 %

0

1

1

6

0

0

6

Comité van de Regio’s

113

109

0

2

111

98 %

0

1

1

1

0

0

1

Ombudsman

12

12

0

12

97 %

0

0

0

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

20

20

0

0

20

98 %

0

0

0

0

0

0

Europese Dienst voor extern optreden

1 144

787

285

1 072

94 %

0

72

72

0

0

0

Totaal

481 676

179 425

4 469

173 196

357 091

74 %

1 451

121 520

122 971

1 351

12

252

1 614

 

7.3.BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 

In miljoen EUR

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

Naar 2023 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van

definitief

goedgekeurde

begroting

Van

over-

drachten

Van

bestemmings-

ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van

definitief

goedgekeurde

begroting

Van

over-

drachten

Van

bestemmings-

ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13

Europees Parlement

2 665

1 801

344

42

2 187

82 %

372

57

429

10

37

2

49

Europese Raad en Raad

745

521

54

41

616

83 %

77

30

107

13

8

1

22

Commissie

255 646

163 451

3 565

71 504

238 520

93 %

1 855

14 944

16 799

247

75

4

326

Hof van Justitie

499

423

26

1

450

90 %

37

0

38

7

4

0

12

Rekenkamer

171

152

8

0

160

94 %

9

0

9

2

0

0

2

Economisch en Sociaal Comité

183

134

16

5

155

85 %

12

5

17

6

5

0

11

Comité van de Regio’s

128

97

12

1

110

86 %

12

1

14

1

3

0

4

Ombudsman

14

11

2

13

93 %

0

0

0

0

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

21

18

1

0

19

88 %

2

0

2

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

1 299

713

136

242

1 091

84 %

74

115

189

0

18

0

19

Totaal

261 370

167 321

4 163

71 837

243 321

93 %

2 452

15 152

17 604

287

151

7

445

8.UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 8.1 en 8.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.

De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (8.1) en uitgaven (8.2).

Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.

8.1.BEGROTINGSONTVANGSTEN

In miljoen EUR

Agentschap

Financiering uit MFK-rubriek

Definitief goedgekeurde begroting

Ontvangsten

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

1

25

25

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

4

297

339

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

1

7

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

n.v.t.

21

18

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

2b

16

16

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

4

172

175

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

1

224

174

Europese Bankautoriteit

1

50

51

Europees Grens- en kustwachtagentschap

4

693

705

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

2b

96

103

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

2b

19

18

Europees Agentschap voor chemische stoffen

1

115

123

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

1, 2a, 3, 5

56

56

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

2b, 6

61

59

Europees Milieuagentschap

3

85

81

Europees Bureau voor visserijcontrole

3

29

35

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

2b

135

135

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

2b

22

22

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

1, 2b

42

42

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

1, 2a

45

46

Europees Instituut voor gendergelijkheid

2b

8

8

Europees Instituut voor innovatie en technologie

1

436

449

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1

35

35

Europese Arbeidsautoriteit

2b

35

26

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

1

87

116

Europees Geneesmiddelenbureau

2b

422

436

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

5

18

19

Europees Openbaar Ministerie

2b

108

51

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

1

59

59

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

1, 3

99

99

Europese Autoriteit voor effecten en markten

1

68

68

Europese Stichting voor opleiding

2b

22

24

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

2b

95

56

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

1

24

24

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

5

193

201

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

5

11

14

Spoorwegbureau van de Europese Unie

1

35

35

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

1

65

1 157

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

2b

26

26

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

n.v.t.

287

304

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

1

605

831

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

7

50

44

Totaal

4 997

6 316

In miljoen EUR

Soort ontvangsten van de agentschappen

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

3 133

Inkomsten uit heffingen

867

Overige inkomsten

2 316

Totaal

6 316

8.2.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER    AGENTSCHAP

In miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Agentschap

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

25

25

31

24

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

378

291

367

268

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

8

8

10

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

22

19

21

19

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

17

16

22

17

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

219

182

207

154

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

297

218

310

170

Europese Bankautoriteit

51

50

58

51

Europees Grens- en kustwachtagentschap

707

694

956

559

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

113

103

172

121

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

19

19

19

18

Europees Agentschap voor chemische stoffen

123

118

137

115

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

56

54

59

52

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

59

59

66

59

Europees Milieuagentschap

89

72

109

72

Europees Bureau voor visserijcontrole

36

31

41

23

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

151

151

149

134

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

23

23

27

22

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

42

41

47

43

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

46

46

49

43

Europees Instituut voor gendergelijkheid

9

8

11

9

Europees Instituut voor innovatie en technologie

410

384

454

440

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

35

35

42

39

Europese Arbeidsautoriteit

35

33

39

22

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

123

109

137

110

Europees Geneesmiddelenbureau

452

431

539

410

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

20

19

21

20

Europees Openbaar Ministerie

51

50

58

45

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

59

59

62

59

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

99

98

107

100

Europese Autoriteit voor effecten en markten

69

67

75

67

Europese Stichting voor opleiding

25

23

26

23

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

62

55

67

54

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

39

39

44

25

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

210

198

238

188

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

28

19

31

17

Spoorwegbureau van de Europese Unie

39

37

39

35

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

3 801

645

2 209

1 321

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

26

25

34

26

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

564

346

585

324

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

981

704

844

766

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

50

44

54

45

Totaal

9 667

5 649

8 577

6 119

In miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Soort uitgave

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Administratief

512

486

636

458

Operationeel

7 410

3 452

6 161

3 958

Personeel

1 745

1 711

1 780

1 702

Totaal

9 667

5 649

8 577

6 119

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Deze ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra deze is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit en definitief is goedgekeurd door de voorzitter van het Europees Parlement.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft, en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen, moet de “gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.


Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Derivaten

Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt gedisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Financiële activa en verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

Alle financiële activa en verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat heeft nagelaten om ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Een onregelmatigheid is een handeling die niet in overeenstemming is met de toepasselijke EU- of nationale regels en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU. Onregelmatigheden kunnen het gevolg zijn van het gedrag van begunstigden die geldmiddelen aanvragen of van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Het begrip onregelmatigheid is ruimer dan het begrip fraude, dat verwijst naar gedrag dat als strafbaar feit kan worden aangemerkt.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Ook wel reste à liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Eigen middelen

De belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting. De verschillende eigen middelen zijn opgenomen in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en bestaan uit traditionele eigen middelen, btw-middelen, op het bni gebaseerde middelen en eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal termijnen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Reste à liquider (RAL – nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer driekwart van de EU-uitgaven valt onder deze uitvoeringswijze.

Traditionele eigen middelen

Traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen zijn verplaatsingen van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het specialiteitsbeginsel van de begroting. Overschrijvingen zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en verschillende niveaus van goedkeuring vereisen.

LIJST VAN AFKORTINGEN

AAR

Jaarlijks activiteitenverslag

AC

Geamortiseerde kostprijs

VVB

Beschikbaar voor verkoop

AMIF 

Fonds voor asiel, migratie en integratie

AOD 

Gedelegeerd ordonnateur

ATM

Luchtverkeersbeheer

BB

Betalingsbalans

BUFI-fonds

Fonds voor geldboeten

GLB

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

CCS LGF

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

CEF2

Connecting Europe Facility

CEF DI

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility

CF

Cohesiefonds

CIP

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Commissie

Europese Commissie

Cosme

Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s

COSO    

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission

GVF

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

GB-verordening

CRII+

Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen

Investeringsinitiatief coronavirusrespons plus

D&WM

Ontmanteling en beheer van kernafval

EAD

Blootstelling bij wanbetaling

Elfpo

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ELGF     

Europees Landbouwgarantiefonds

EAR

Boekhoudregel van de Europese Unie

EaSI

Werkgelegenheid en sociale innovatie

EBWO

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

ERK

Europese Rekenkamer

ECB

Europese Centrale Bank

ECL

Te verwachten kredietverliezen

Ecofin

Raad Economische en Financiële Zaken

EGKS i.l. 

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EDIF

Garantiefaciliteit voor de Westelijke Balkan

EER

Europese Economische Ruimte

EDEO

Europese Dienst voor extern optreden

EFDO

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling

EFSE 

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

EFSF 

Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit

EFSI

Europees Fonds voor strategische investeringen

EFSM

Europees financieel stabilisatiemechanisme

EVA 

Europese Vrijhandelsassociatie

EGNOS 

European Geostationary Navigation Overlay System (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie)

EIB 

Europese Investeringsbank

EIF 

Europees Investeringsfonds

ElectriFI

Elektrificatiefinancieringsinitiatief 

ELM

EMFF 

Mandaat voor externe leningen

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EMU 

Economische en monetaire unie

ENEF 

Fonds voor bedrijfsuitbreiding

ENIF 

Fonds voor bedrijfsinnovatie

ENPI 

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

EP 

Europees Parlement

EFRO 

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

ERI

ESA 

Initiatief voor economische veerkracht van de EIB

Europees Ruimteagentschap

ESF 

Europees Sociaal Fonds

ESIF 

Europese structuur- en investeringsfondsen

ESM 

Europees Stabiliteitsmechanisme

ETF 

Indexfond

EU 

Europese Unie

Eumetsat 

Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten

Euratom

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

FGC

Financieelgarantiecontract

FIFO

First in, first out

FP7 

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

FR 

Financieel Reglement van de EU

FSDA     

Financiële staten — Bespreking en analyse

FVNA

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in nettoactiva/eigen vermogen (Fair Value through Net Assets/Equity)

FVSD

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Fair Value through Surplus or Deficit)

Bbp

Bruto binnenlands product

Bni 

Bruto nationaal inkomen

GNSS 

Wereldwijde satellietnavigatiesystemen

H2020 

Horizon 2020

RCBHN

Risico- en compliancebeleid op hoog niveau

IIW 

Venster infrastructuur en innovatie

IMF 

Internationaal Monetair Fonds

IPSAS

Internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards)

IF

Innovatiefonds

IT 

Informatietechnologie

ITER 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor

JRC 

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

GO 

Gemeenschappelijke Onderneming

LGD

Loss given Default Rate (verlies bij wanbetaling)

LGF

Leninggarantiefaciliteit

LGTT 

Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten

MAP 

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

EP-lid 

Lid van het Europees Parlement

MFB 

Macrofinanciële bijstand

MFK 

Meerjarig financieel kader

GMF

Geldmarktfonds

MKMO

Micro-, kleine of middelgrote onderneming

NDICI

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

NGEU

NextGenerationEU

EMB 

Eigenmiddelenbesluit

PBI 

Initiatief inzake projectobligaties

PD

Kans op wanbetaling

PF4EE 

Particuliere financiering voor energie-efficiëntie

PGF 

Deelnemersgarantiefonds

PPP 

Publiek-privaat partnerschap

PSEO 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

RAL

“Reste à liquider” (nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

RSFF 

Financieringsfaciliteit met risicodeling

RRF

Herstel- en veerkrachtfaciliteit

OTO 

Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

S&P 

Standard & Poor’s Financial Services LLC

Sanad 

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Sapard 

Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling.

SEMED 

Programma voor financiële inclusie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

SICR

Significante toename van het kredietrisico

SIUGI 

Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief

KMO

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf

KMO/MKB 

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf SMEW Kmo-venster

SURE

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken)

VWEU 

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

TEM 

Traditionele eigen middelen

TRDI 

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

Btw 

Belasting over de toegevoegde waarde

   

(1)      Uitvoeringsbesluit C(2021) 9336 final van de Commissie.
(2)      Maximale financiële bijdrage berekend voor elke lidstaat na de actualisering van 30 juni 2022 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 (vóór aftrek van de ondersteunende uitgaven), zie 
https://commission.europa.eu/document/c22c182c-f53e-453f-b45a-dacdcf2d69dd_en .
(3) Voor een uitgebreid overzicht van de NextGenerationEU (NGEU), zie ook de punten 2.2 en 2.3 hierboven.
(4)    Het goedgekeurde bedrag voor NGEU in 2022 betrof de steun voor 2022 in de vorm van niet-terugvorderbare steun aan de lidstaten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU) en de extra financiering voor andere Europese programma’s of fondsen (namelijk Plattelandsontwikkeling, InvestEU-fonds, Fonds voor een rechtvaardige transitie, Horizon Europa en RescEU). De EURI-verordening stelt de wettelijke termijnen voor de juridische verbintenissen vast, terwijl de verdeling van de programmering wordt vastgesteld op basis van het geplande tijdschema voor de jaarlijkse vastleggingen die specifiek worden genoemd in de rechtsgrondslagen van de betrokken programma’s.
(5)    Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie (EURI) ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis.
(6)    Artikel 212 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018.
(7)  Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,2 miljard EUR tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 5,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne.
(8)    Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter door de Unie kunnen worden bereikt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken (artikel 5 VEU).
(9)      Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30 juli 2018, blz. 1).
(10)      Zie artikel 317 VWEU.
(11)        C(2020) 4240 van 24.6.2020.
(12)    De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding van zowel de instelling — het College — die wordt gevormd door de leden van de Commissie als de administratie die wordt geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).
(13)    Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (INTPA (DEVCO), ECHO, EAC, EACEA en JRC).
(14)       https://ec.europa.eu/info/publications/integrated-financial-and-accountability-reporting_nl .
(15)

   De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).

(16)   https://commission.europa.eu/system/files/2022-01/high_level_risk_and_compliance_policy_hlrcp_formatted.pdf
(17)  Besluit C(2021) 2502 is ingetrokken en vervangen door Besluit C(2022) 9700.
(18)    Bijvoorbeeld in werkdocument XI bij de ontwerpbegroting, waarin de uitvoering van de begrotingsgaranties, het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en de beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties en financiële bijstand overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement worden gepresenteerd.
(19)    Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).
(20)    Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2023 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2022) 266 final van 7 juni 2022.
(21)    Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2022 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2021) 365 final van 7 juni 2021.
(22)        Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1 .
(23)        Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 .
(24)    Aanpassing van het meerjarig financieel kader overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) 2021/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2022) 80 final van 28 februari 2022.
(25)    Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis.
Top