EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IP0081

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over het verslag over het EU-burgerschap 2020: burgers meer zeggenschap geven en hun rechten beschermen (2021/2099(INI))

PB C 347 van 9.9.2022, p. 202–210 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 347 van 9.9.2022, p. 176–184 (GA)

9.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 347/202


P9_TA(2022)0081

Verslag over het EU-burgerschap 2020

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over het verslag over het EU-burgerschap 2020: burgers meer zeggenschap geven en hun rechten beschermen (2021/2099(INI))

(2022/C 347/19)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 2, 6 en 9 t/m 12 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 18 t/m 25 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de artikelen 21 en 39 t/m 46 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”),

gezien het recht om een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten, zoals verankerd in artikel 24, lid 2, en artikel 227 van het VWEU, en in artikel 44 van het Handvest,

gezien Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (1) (de richtlijn vrij verkeer),

gezien Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (2) en Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (3),

gezien Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (4),

gelet op Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (5),

gezien Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (6),

gezien het verslag van de Commissie van 15 december 2020“Verslag over het EU-burgerschap 2020: Burgers meer zeggenschap geven en hun rechten beschermen” (COM(2020)0730),

gezien het verslag van de Commissie van 15 december 2020 krachtens artikel 25 VWEU “Over de vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2016-2020” (COM(2020)0731),

gezien de resultaten van de openbare raadpleging van de Commissie over de rechten van het EU-burgerschap 2020, en de resultaten van de Flash Eurobarometer-enquête 485 over het burgerschap en de democratie van de Europese Unie uit juli 2020, waaruit blijkt dat veel EU-burgers tijdens de COVID-19-pandemie moeilijkheden ondervonden bij de toegang tot gezondheidszorg, kinderopvang, informatie over grensbeperkingen enz.,

gezien zijn resolutie van 12 december 2017“Het verslag over het EU-burgerschap 2017: versterking van de rechten van de burgers in een Unie van democratische verandering” (7),

gezien zijn resolutie van 12 februari 2019 over de tenuitvoerlegging van de verdragsbepalingen inzake EU-burgerschap (8),

gezien het verslag van de Commissie van 17 juni 2020 over de gevolgen van demografische veranderingen,

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,

gezien Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (9),

gezien de Strategie van de Commissie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030,

gezien het groenboek van de Commissie van 27 januari 2021 over de vergrijzing, getiteld “Bevorderen van intergenerationele solidariteit en verantwoordelijkheid” (COM(2021)0050);

gezien het informatief rapport van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 20 maart 2019 over het werkelijk stemrecht van personen met een handicap bij de EP-verkiezingen,

gezien zijn resoluties van 24 november 2020 over het Schengensysteem en de tijdens de COVID-19-crisis genomen maatregelen (10) en van 17 september 2020 met als titel “COVID-19: EU-coördinatie van gezondheidsbeoordelingen en risico-indeling en de gevolgen voor Schengen en de interne markt” (11),

gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis (12),

gezien zijn resolutie van 8 juli 2020 over de rechten van personen met een verstandelijke handicap en hun familie tijdens de COVID-19-crisis (13),

gezien zijn resolutie van 24 november 2020 over het aanpakken van dakloosheid in de Europese Unie (14),

gezien zijn resoluties van 17 december 2020 over het burgerinitiatief “Minority SafePack — één miljoen handtekeningen voor verscheidenheid in Europa” (15), en van 7 februari 2018 over de bescherming en non-discriminatie ten aanzien van minderheden in de EU-lidstaten (16),

gezien zijn resolutie van 14 september 2021 over lhbtiq-rechten in de EU (17),

gezien zijn resolutie van 7 oktober 2021“De bescherming van personen met een handicap via verzoekschriften: geleerde lessen” (18),

gezien zijn resoluties van 11 maart 2021“De werkzaamheden van de Europese Ombudsman — jaarverslag 2019” (19) en van 16 januari 2020“De activiteiten van de Europese Ombudsman — jaarverslag 2018” (20),

gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over het resultaat van de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften tijdens het jaar 2019 (21),

gezien zijn resolutie van 16 december 2021 over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in 2020 (22),

gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften van het Parlement (PETI) “In gesprek gaan met burgers: het petitierecht, het recht zich te wenden tot de Europese Ombudsman en het Europees burgerinitiatief” (A9-0018/2022),

gezien het verslag van PETI over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2020 (A9-0342/2021),

gezien de openbare hoorzittingen over kwesties in verband met het EU-burgerschap die sinds 2018 door PETI worden georganiseerd, met name de hoorzittingen van 26 mei 2021 over “Interinstitutionele betrekkingen bij de behandeling van verzoekschriften: de rol van de Commissie”; van 29 oktober 2020 over “EU-burgerschap: empowerment, inclusiviteit, inspraak”, in samenwerking met de Commissie juridische zaken, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE); van 1 februari 2018 over “Burgerrechten na brexit”, in samenwerking met de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en LIBE; en van 21 februari 2018 over het “Europees burgerinitiatief: beoordeling van het voorstel van de Commissie voor een nieuwe EBI-verordening”, in samenwerking met de Commissie constitutionele zaken,

gezien de openbare hoorzitting over “Minority SafePack: één miljoen handtekeningen voor verscheidenheid in Europa” die op 15 oktober 2020 is gehouden door de Commissie cultuur en onderwijs en LIBE in samenwerking met PETI,

gezien de interparlementaire commissievergadering van 27 november 2018, die gezamenlijk werd georganiseerd door PETI en de Commissie juridische zaken over het “Mondiger maken van de parlementen en het afdwingen van de rechten van de burgers bij de tenuitvoerlegging en toepassing van het recht van de Unie”,

gezien de studies waartoe in 2019, 2020 en 2021 op verzoek van PETI opdracht is gegeven door de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken, genaamd “Het vergroten van de rol en de effecten van verzoekschriften als instrument voor participatieve democratie — Uit het oogpunt van de burger geleerde lessen, tien jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon” (29 oktober 2021), “Obstakels bij het vrije verkeer van regenbooggezinnen in de EU” (8 maart 2021), “Obstakels bij deelname aan lokale en Europese verkiezingen binnen de Europese Unie” (15 september 2020) en “Resultaten van de Commissie verzoekschriften tijdens de zittingsperiode 2014-2019 en de uitdagingen voor de toekomst” (3 juli 2019),

gezien de workshops over lhbti+-rechten in de EU en de rechten van personen met een beperking, die respectievelijk op 22 maart 2021 en 28 oktober 2020 in opdracht van PETI zijn georganiseerd door de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken,

gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (23) (het terugtrekkingsakkoord),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A9-0019/2022),

A.

overwegende dat het EU-burgerschap een van de concreetste prestaties is van de EU, EU-burgers van een reeks grondrechten voorziet — waaronder het recht van vrij verkeer in de EU, het recht op actieve deelname aan het democratische leven in de EU en het recht om beschermd te worden tegen discriminatie — en eveneens gelijke kansen waarborgt;

B.

overwegende dat de brexit duidelijk maakt hoe belangrijk EU-burgerschapsrechten zijn en dat zij een cruciale rol spelen in het dagelijks leven van miljoenen EU-burgers, en meer bewustzijn heeft gecreëerd in de EU met betrekking tot het mogelijke verlies van die rechten en de gevolgen daarvan, zoals blijkt uit de talloze verzoekschriften die zijn ingediend door EU-burgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen en door Britse burgers die in de EU wonen over de gevolgen van de brexit voor hun status als EU-burger;

C.

overwegende dat de rechtsstaat een van de grondwaarden is van de Unie, en dat de bescherming ervan een waarborg vormt voor de grondrechten en de democratie;

D.

overwegende dat het recht van vrij verkeer, dat iedere EU-burger in staat stelt in een andere lidstaat te wonen, werken of studeren of gezondheidszorg te ontvangen, een van de fundamenten is van de EU;

E.

overwegende dat actief burgerschap beter is gewaarborgd wanneer in de fundamentele behoeften van burgers wordt voorzien; overwegende dat de door minimumlonen geboden bescherming daarom essentieel is en een randvoorwaarde vormt voor de verwezenlijking van het EU-doel om niemand aan zijn lot over te laten;

F.

overwegende dat mensen met onzekere arbeids- en levensomstandigheden zich vaak gemarginaliseerd voelen en minder of helemaal niet deelnemen aan het sociale leven, het maatschappelijk middenveld en verkiezingen;

G.

overwegende dat daklozen niet alleen te kampen hebben met onzekere levensomstandigheden, maar ook vaak weinig of geen toegang hebben tot informatie over hun rechten en de instrumenten om die te verdedigen;

H.

overwegende dat de definities van kwetsbare, benadeelde of ondervertegenwoordigde groepen erg verschillen naar gelang de lidstaat en zelfs afhankelijk kunnen zijn van de politieke en sociale situatie die op een bepaald moment in een lidstaat heerst;

I.

overwegende dat talloze grens- en seizoensarbeiders te kampen hebben met moeilijke, ongezonde en onveilige arbeidsomstandigheden, weinig of geen arbeidszekerheid en ontoereikende of geen socialezekerheidsdekking en toegang tot sociale uitkeringen; overwegende dat veel grens- en seizoensarbeiders afkomstig zijn uit kwetsbare sociale groepen en regio’s; overwegende dat de COVID-19-crisis de bestaande structurele onzekere situatie van talloze grens- en seizoensarbeiders heeft vergroot en voor lacunes heeft gezorgd bij de uitvoering van de geldende wetgeving met het oog op hun bescherming;

J.

overwegende dat de COVID-19-pandemie een aantal ongekende belemmeringen heeft opgeworpen voor het vrije verkeer in de EU, waaronder reisbeperkingen en grenscontroles die door veel lidstaten als noodmaatregel werden ingesteld; overwegende dat een aanzienlijk aantal EU-burgers verzoekschriften heeft ingediend waarin er ernstige zorgen werden geuit over de gevolgen van nationale noodmaatregelen voor hun vrijheid om naar het buitenland te reizen, daar te werken en te studeren, en voor het opbouwen en het onderhouden van grensoverschrijdende familiebanden;

K.

overwegende dat de pandemie een bijzonder negatief effect heeft op de situatie van personen met een handicap en ouderen, aangezien deze hen ernstig beperkt in de mogelijkheid om hun rechten uit te oefenen;

L.

overwegende dat PETI een aanzienlijk aantal verzoekschriften heeft ontvangen waarin zorgen werden geuit over discriminatie van lhbtiq-personen in de EU en vooral van regenbooggezinnen (d.w.z. gezinnen waar ten minste een gezinslid lhbtiq’er is) bij het uitoefenen van het recht van vrij verkeer in de EU, met negatieve gevolgen voor de rechten en de belangen van hun kinderen;

M.

overwegende dat artikel 21 van het Handvest een verbod inhoudt op elke vorm van discriminatie op grond van o.a. geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, en dat dit verbod een primaire uiting is van EU-burgerschap; overwegende dat het tegelijkertijd een cruciaal onderdeel vormt van de succesvolle uitoefening van het vrij verkeer, zoals uit bovengenoemde verzoekschriften is gebleken;

N.

overwegende dat in de EU rond de vijftig miljoen mensen tot een nationale minderheid behoren of een minderheidstaal spreken; overwegende dat de Commissie geen juridische stappen heeft ondernomen naar aanleiding van het Europees burgerinitiatief “Minority Safepack — één miljoen handtekeningen voor verscheidenheid in Europa”, ondanks het feit dat het initiatief door een grote meerderheid van EP-leden werd gesteund;

O.

overwegende dat de toekenning en ontzegging van burgerschap een bevoegdheid van de lidstaten blijft;

P.

overwegende dat uit verzoekschriften is gebleken dat mobiele EU-burgers en -ingezetenen nog steeds geconfronteerd worden met aanzienlijke moeilijkheden bij de uitoefening van hun kiesrecht vanwege administratieve lasten, bureaucratie en taalbarrières in bepaalde lidstaten, en onjuiste informatie of een gebrek aan samenwerking door de autoriteiten van sommige lidstaten;

Q.

overwegende dat personen met een beperking nog steeds tegen juridische, praktische en fysieke belemmeringen oplopen bij de daadwerkelijke uitoefening van hun passieve en actieve kiesrecht en hun recht op toegang tot informatie over kiesreglementen, verkiezingsprocedures, -programma’s en -debatten in een vorm die is aangepast aan de behoeften van mensen met verschillende soorten handicaps, en zij dientengevolge nog altijd ondervertegenwoordigd zijn bij verkiezingen; overwegende dat de opkomst van ondervertegenwoordigde groepen bij verkiezingen nog altijd laag is;

R.

overwegende dat het recht van EU-burgers om deel te nemen aan het democratische bestel verder gaat dan alleen stemmen of zich kandidaat stellen bij Europese verkiezingen; overwegende dat de Verdragen voorzien in een aantal participatie-instrumenten om de betrokkenheid van burgers bij de EU te vergroten, waaronder het petitierecht, het recht om zich tot de Europese Ombudsman te wenden en het recht een Europees burgerinitiatief in te dienen;

S.

overwegende dat staatlozen met een status van langdurig ingezetene in sommige EU-lidstaten niet volledig worden betrokken bij de democratische participatie en hun met name het recht op deelname aan de gemeentelijke en/of Europese verkiezingen wordt ontzegd; overwegende dat de Commissie geen aanbevelingen heeft gedaan voor de totstandbrenging van gelijkheid van staatloze minderheden, zoals de Roma, maar dat deze zijn voorgesteld in het Europees burgerinitiatief “Minority Safepack — één miljoen handtekeningen voor verscheidenheid in Europa”;

T.

overwegende dat de EU bescherming moet bieden aan EU-burgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen, in overeenstemming met het terugtrekkingsakkoord;

U.

overwegende dat ouderen geëngageerde burgers zijn die een belangrijke en waardevolle bijdrage leveren aan de samenleving door deel te nemen aan vrijwillige activiteiten en sociale initiatieven en door afhankelijke personen te ondersteunen en verzorgen;

V.

overwegende dat de toegang tot goederen en diensten, waaronder openbare diensten, steeds meer digitale vaardigheden vergt;

W.

overwegende dat de digitale transformatie mogelijkheden schept maar ook een bedreiging vormt voor alle generaties, met name ouderen; overwegende dat technologische veranderingen een negatief effect kunnen hebben op ouderen die niet beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en toegang tot digitale technologie; overwegende dat ouderen vaak het slachtoffer zijn van discriminatie, geweld, uitsluiting en beperkingen van hun zelfstandigheid als gevolg van de invoering van digitale oplossingen waarbij geen rekening wordt gehouden met hun behoeften;

1.

neemt kennis van het verslag van de Commissie over het “EU-burgerschap 2020 — Burgers meer zeggenschap geven en hun rechten beschermen” en is ingenomen met de voortdurende inzet van de Commissie om de rechten van EU-burgers te beschermen, onder meer door regelmatig in kaart te brengen in hoeverre mensen uit benadeelde groepen — onder wie mensen met een handicap en ouderen — de mogelijkheid hebben hun burgerrechten uit te oefenen, en tegen welke belemmeringen zij daarbij oplopen; betreurt het feit dat slechts twee van de 18 acties die door de Commissie zijn voorgesteld van wetgevende aard zijn; benadrukt dat er behoefte is aan een uitgebreide evaluatie van de rechten van EU-burgers, alsook aan duidelijk omschreven en concrete toezeggingen, acties en wetgevingsinitiatieven voor de komende drie jaar; onderstreept dat de verslaglegging over het EU-burgerschap in overeenstemming met artikel 25 VWEU uiteindelijk zou moeten leiden tot concrete initiatieven met het oog op de consolidatie van burgerrechten en vrijheden in het kader van een EU-burgerschapsstatuut, vergelijkbaar met de Europese pijler van de sociale rechten, met inbegrip van de fundamentele rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in het Handvest, de sociale rechten die in de Europese Pijler van de sociale rechten en de waarden die in artikel 2 van het VEU zijn vastgelegd als bepalende elementen van de Europese “publieke ruimte”, waaronder het bestuursmodel dat relevant is voor die openbare ruimte, waardigheid, vrijheid, de rechtsstaat, democratie, pluralisme, tolerantie, gerechtigheid en solidariteit, gelijkheid en non-discriminatie, waarmee bij een toekomstige of eventuele hervorming van de Verdragen rekening zou worden gehouden;

2.

juicht toe dat de Commissie opnieuw haar aandacht richt op de eerbiediging van de rechtsstaat in de lidstaten;

3.

benadrukt dat een onafhankelijke rechterlijke macht, toegang tot de rechter, vrijheid van meningsuiting, het recht op toegang tot en het ontvangen en delen van informatie, en pluralisme in de media cruciale onderdelen van de rechtsstaat zijn; verzoekt de Commissie toe te zien op de instandhouding van deze kernwaarden van de EU wanneer lidstaten er inbreuk op maken;

4.

wijst erop dat instrumenten die afbreuk doen aan het recht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens niet alleen over een rechtsgrondslag moeten beschikken, maar ook noodzakelijk en evenredig moeten zijn, zoals vereist in de algemene verordening gegevensbescherming en het Handvest;

5.

herinnert eraan dat het vrije verkeer, hoewel het een kernwaarde van het Europese project vormt, ernstig is beperkt door de ongekende gezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie en de aanverwante nationale noodmaatregelen, waaronder reisbeperkingen en de tijdelijke herinvoering van controles aan de binnengrenzen; herhaalt dat deze maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen hebben gehad voor het privéleven, werk, gezinnen en economische en sociale omstandigheden, wat ook blijkt uit talloze verzoekschriften; benadrukt dat alle nationale noodmaatregelen proportioneel moeten zijn ten opzichte van het oorspronkelijke doel om de COVID-19-pandemie in te dammen; roept in dit verband de Commissie op om door te gaan met het monitoren van COVID-19-maatregelen en de effecten daarvan op de rechten van het EU-burgerschap; dringt er bij de lidstaten op aan om nationale noodmaatregelen af te bouwen zodra de noodzaak vervalt; onderstreept dat de COVID-19-pandemie een negatief effect heeft op het welzijn en de mentale gezondheid van burgers, met name jongeren en ouderen;

6.

herinnert eraan dat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie veelal gevolgen had voor EU-burgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen en voor Britse Burgers die aan het eind van de overgangsperiode in een van de 27 EU-lidstaten woonden; verzoekt de Commissie er nauwlettend op toe te zien dat deel twee van het terugtrekkingsakkoord met betrekking tot burgerrechten correct wordt uitgevoerd om de rechten van burgers die hun recht op vrij verkeer voor het einde van de overgangsperiode uitoefenden volledig en doeltreffend te waarborgen;

7.

is verontrust over de vele belemmeringen waarmee regenbooggezinnen te maken krijgen wanneer ze hun recht uitoefenen om naar andere lidstaten te reizen door de verschillen in nationale wetgeving omtrent paren van hetzelfde geslacht en hun ouder-kindrelatie; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om de aanbevelingen uit te voeren die opgenomen zijn in de resolutie van het Parlement over lhbtiq-rechten in de EU, waaronder de oproep aan de Commissie om te onderzoeken of alle lidstaten het arrest van het Hof van Justitie van 5 juni 2018 in de zaak C-673/16, Relu Adrian Coman e.a. tegen Inspectoratul General pentru Imigrări en Ministerul Afacerilor Interne (24) naleven, en dit arrest op te nemen in de komende herziening van de richtsnoeren van 2009 met betrekking tot vrij verkeer;

8.

betreurt dat ouders en kinderen niet in alle lidstaten over dezelfde rechtsmiddelen beschikken in geval van een scheiding of echtscheiding, met als resultaat dat honderden ouders in de EU de Commissie verzoekschriften hebben verzocht om steun bij hun grensoverschrijdende familiegeschillen en gevallen van kinderontvoering door ouders; verzoekt de Commissie en de lidstaten een niet-discriminerend controlesysteem in te voeren voor zaken betreffende kinderen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende voogdijregelingen, waarbij de grondrechten van het kind volledig worden geëerbiedigd;

9.

herinnert eraan dat het recht van vrij verkeer niet alleen onder druk staat door grote, mondiale gebeurtenissen; stelt tot zijn spijt vast dat, zoals blijkt uit de vele verzoekschriften die omtrent dit onderwerp zijn ontvangen, EU-burgers, langdurig ingezetenen die onderdaan zijn van een andere lidstaat en gezinsleden van EU-burgers die onderdaan zijn van een derde land nog altijd tegen juridische, administratieve en praktische obstakels oplopen als ze verhuizen naar een andere lidstaat, vooral met betrekking tot verblijfsprocedures, civiele of sociale kwesties zoals familierecht of pensioenen, coördinatie tussen socialezekerheidsstelsels, toegang tot gezondheidszorg, ziektekostenverzekeringen, onderwijs- en belastingstelsels en de erkenning van beroepskwalificaties; benadrukt dat deze obstakels vaak voortkomen uit discriminerende administratieve vereisten of uit willekeurige vereisten met betrekking tot documenten die gewoonlijk niet in andere lidstaten worden afgegeven; onderstreept dat deze obstakels vaak het gevolg zijn van het ontbreken van een duidelijke definitie van bepaalde begrippen in de richtlijn vrij verkeer, zoals “een verzekering die de ziektekosten volledig dekt” en “toereikende bestaansmiddelen”; verzoekt de Commissie bij haar toezicht op de uitvoering van de richtlijn vrij verkeer ook aandacht te besteden aan de discriminerende administratieve praktijken in lidstaten, vooral op lokaal niveau, de nodige handhavingsmaatregelen te treffen tegen dergelijke praktijken en in haar herziene richtsnoeren een verduidelijking te bieden van de begrippen die niet duidelijk zijn omschreven in de richtlijn vrij verkeer; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts verdere samenwerking te bevorderen in situaties waarin werknemers uitkeringen ontvangen en bijdragen betalen in verschillende EU-lidstaten, door de grensoverschrijdende gegevensuitwisseling tussen de verschillende socialezekerheidsorganen te versterken zodat alle bijdragen naar behoren kunnen worden meegenomen bij de berekening van pensioenrechten;

10.

roept de lidstaten op maatregelen te treffen om hun werkzaamheden te coördineren en samen te werken teneinde de problemen van dubbele voertuigregistratiebelasting, belastingdiscriminatie en dubbele belasting in een grensoverschrijdende context doeltreffend aan te pakken, en om beter rekening te houden met de realiteit van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit; is van mening dat de bestaande bilaterale belastingovereenkomsten of eenzijdige maatregelen van lidstaten ontoereikend zijn om de problemen van de dubbele belasting aan te pakken en dat er behoefte is aan een gecoördineerd en tijdig optreden op EU-niveau;

11.

is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat ze de regels omtrent consulaire bescherming gaat herzien; verzoekt de Commissie in het kader van deze herziening eveneens de toegankelijkheid van consulaire bescherming voor personen met verschillende soorten handicaps te evalueren; dringt er bij de Commissie op aan om ondersteuning te verzekeren voor EU-burgers uit niet-vertegenwoordigde lidstaten; verzoekt de Commissie en lidstaten met klem het recht op consulaire bescherming uit te breiden naar personen met een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat, ook wanneer zij geen staatsburger zijn van de desbetreffende lidstaat;

12.

herinnert eraan dat minimumlonen er mede voor moeten zorgen dat de Europese pijler van sociale rechten wordt uitgevoerd en dat er niemand aan zijn lot wordt overgelaten; benadrukt de onzekere situatie waarin grens- en seizoensarbeiders verkeren, met name sinds de COVID-19-crisis; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op de kwetsbaarheden waarmee grens- en seizoensarbeiders in de context van de COVID-19-crisis te kampen hebben aan te pakken, en ervoor te zorgen dat alle werknemers in de EU een hoog niveau van sociale bescherming genieten en een passende, naar behoren betaalde baan hebben, onder meer door te waarborgen dat het recht van de Unie met betrekking tot arbeidsmobiliteit en het recht op gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk doeltreffend wordt toegepast en gehandhaafd; beschouwt deze aanpak als cruciaal om de marginalisering van EU-burgers te voorkomen, hun positie te versterken zodat ze volledig en actief kunnen deelnemen aan ons democratische bestel en hun rechten uit hoofde van het EU-burgerschap te verdedigen;

13.

merkt op dat het ontbreken van een mechanisme voor wederzijdse erkenning van de gehandicaptenstatus een van de oorzaken is van de moeilijkheden waar mensen met een handicap tegenaan lopen bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer, toegang tot onderwijs, arbeid en cultuurgoed; steunt de ontwikkeling van een wederzijds erkende EU-gehandicaptenkaart om binnen de EU gelijke toegang tot bepaalde voordelen te waarborgen; verzoekt de Commissie en de lidstaten een EU-gehandicaptenkaart in te voeren zodat het vrij verkeer van Europese burgers met een handicap wordt gegarandeerd;

14.

dringt er bij alle lidstaten op aan het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te ratificeren en het protocol te ondertekenen; vraagt de Commissie in verband met de ratificering van dit verdrag met klem de nodige maatregelen te treffen om personen met een handicap in staat te stellen hun volledige rechten als EU-burger uit te oefenen, zonder enige vorm van discriminatie;

15.

is bezorgd over de marginalisering van daklozen vanwege hun moeilijke levensomstandigheden en het gebrek aan informatie waarmee zij te kampen hebben; verzoekt de lidstaten maatregelen te treffen om daklozen en hun rechten te beschermen, ze te bereiken met voorlichtingscampagnes over deze maatregelen en ze zo beter te betrekken bij het sociale en politieke leven en het maatschappelijk middenveld;

16.

is ingenomen met het voornemen van de Commissie dat is aangekondigd in het verslag over het EU-burgerschap 2020 om de richtlijnen betreffende het kiesrecht van mobiele EU-burgers bij gemeenteraadsverkiezingen en Europese verkiezingen (Richtlijnen 94/80/EG en 93/109/EG van de Raad) te actualiseren; benadrukt dat in dit verband dringend alle belemmeringen en moeilijkheden bij de uitoefening van het kiesrecht door mobiele EU-burgers, ook door personen met een beperking, moeten worden verholpen, de verstrekking van informatie over de Europese en gemeenteverkiezingen en de stemprocedures uitgebreid en ondersteund moet worden (eventueel via één volledig toegankelijk informatieplatform voor de hele EU), waarbij de lidstaten, voornamelijk op lokaal niveau, worden aangemoedigd om de uitoefening van het stemrecht door mobiele EU-burgers te vergemakkelijken, en dat er moet worden gekeken naar en gewerkt aan mogelijkheden om op afstand te stemmen, waaronder elektronisch stemmen, om deelname aan het democratische bestel te vergroten en te vergemakkelijken; onderstreept dat de lidstaten met het oog op stemmen op afstand moeten zorgen voor transparantie van het ontwerp en de uitrol van elektronische en internetsystemen, de mogelijkheid om stemmen handmatig of elektronisch opnieuw te tellen zonder dat het stemgeheim daarbij in het gedrang komt, en de bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming met het toepasselijk recht van de Unie; herinnert eraan dat mensen met een handicap onder toepassing van beschermende maatregelen, zoals voogdij, in sommige lidstaten automatisch zijn uitgesloten van politieke participatie en hun het stemrecht dus wordt ontzegd; beklemtoont dat van deze drastische oplossing moet worden afgezien en mensen met een handicap op bepaalde gebieden van het leven moeten worden ondersteund; juicht in dit verband toe dat de Commissie heeft verklaard dat zij zal samenwerken met de lidstaten en het Parlement om de politieke rechten van personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen te waarborgen en met name om ervoor te zorgen dat bij de volgende Europese verkiezingen van dit recht gebruik wordt gemaakt;

17.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om binnen het Europees samenwerkingsnetwerk voor verkiezingen optimale werkwijzen uit te wisselen en bevorderen met het oog op de tegemoetkoming aan de specifieke verkiezingsbehoeften van benadeelde groepen burgers om hun deelname aan verkiezingen te verhogen en ervoor te zorgen dat zij in een voldoende sterke positie verkeren om hun stemrecht bij de volgende Europese verkiezingen daadwerkelijk te kunnen uitoefenen; benadrukt in dit verband dat er behoefte is aan uitgebreide gegevens over ondervertegenwoordigde categorieën kiezers, en dat er overeenstemming moet worden bereikt over een basisreeks gemeenschappelijke definities van benadeelde groepen, zoals lhbtiq’ers, migranten en vluchtelingen, mensen uit huishoudens met een laag inkomen, raciale, etnische of taalkundige minderheden, en personen met een handicap;

18.

herinnert aan het feit dat het kiesrecht van EU-burgers die in het buitenland wonen vaak het onderwerp is van verzoekschriften; merkt op dat sommige lidstaten hun burgers het recht ontnemen om te stemmen bij nationale parlementsverkiezingen zodra ze naar een ander EU-land verhuizen; is van mening dat het ontnemen van het kiesrecht van EU-burgers wanneer ze naar het buitenland verhuizen, evenals de niet-erkenning van hun kiesrecht bij nationale verkiezingen in het land waar zij wonen, het vrije verkeer kan belemmeren en kan leiden tot de ontzegging van het grondrecht van politieke participatie; onderstreept dat verschillende lidstaten langdurig ingezetenen die staatsburger van een andere EU-lidstaat zijn het kiesrecht hebben ontzegd bij lokale en Europese verkiezingen;

19.

benadrukt dat meer dan 60 % van de respondenten van de openbare raadpleging over het verslag over het EU-burgerschap 2020 van oordeel was dat er onvoldoende werd gedaan om burgers in te lichten over hun rechten als EU-burger; verzoekt de Commissie en de lidstaten EU-burgers beter op de hoogte te brengen van hun rechten en plichten, in een vorm die toegankelijk is voor mensen met verschillende soorten handicaps, en erop toe te zien dat zij in hun land van herkomst en in iedere andere lidstaat in dezelfde mate aanspraak kunnen maken op die rechten; onderstreept het belang van nationale websites waarop EU-burgers kunnen lezen wat hun rechten zijn en hoe zij in contact kunnen komen met EP-leden en hun stemgedrag en besluiten kunnen volgen;

20.

moedigt lidstaten aan in hun onderwijsprogramma’s meer ruimte te geven aan politieke vorming op het gebied van EU-aangelegenheden, onder andere over EU-burgerrechten, en om de opleiding van leraren hierop aan te passen; is van mening dat de lidstaten schoolbezoeken aan EU-instellingen via hun onderwijsstelsels moeten bevorderen; benadrukt dat toegankelijk onderwijs een cruciale rol vervult bij het verstrekken van informatie aan toekomstige burgers;

21.

erkent dat het bij de huidige opzet van het EU-participatiekader voor sommigen misschien niet duidelijk is wanneer ze het best welk kanaal kunnen gebruiken om in contact te komen met EU-instellingen en ze daarom van de beschikbare mogelijkheden afzien; verzoekt de Commissie en de lidstaten voor passende instrumenten te zorgen om te waarborgen dat de burgers en inwoners van de EU volledig op de hoogte zijn van hun recht om verzoekschriften in te dienen bij het Parlement en hun recht om zich tot de Europese ombudsman te wenden om hun rechten te doen gelden en schendingen te melden, zoals vastgelegd in artikel 44 van het Handvest en artikel 227 van het VWEU;

22.

dringt aan op de oprichting van een online één-loketsysteem waar alle EU-participatie-instrumenten te vinden zijn, in alle officiële EU-talen informatie, advies en ondersteuning wordt geboden om met de EU in contact te komen, in een vorm die toegankelijk is voor mensen met verschillende soorten handicaps, en ook wordt toegelicht wat in hun geval het meest geschikte kanaal is, om de burgers dichter bij de EU te brengen en de democratische participatie te vergroten; is ervan overtuigd dat een dergelijk één-loketsysteem het gebruik van de verschillende participatie-instrumenten zou stroomlijnen en dat hun potentieel daarmee volledig zou worden benut;

23.

spreekt nogmaals zijn steun uit voor de Conferentie over de toekomst van Europa; is er stellig van overtuigd dat de conferentie een gelegenheid biedt voor participatie van onderaf in het democratische proces van de EU; dringt er nogmaals op aan dat de conferentie concrete aanbevelingen formuleert zodat de instellingen daarmee aan de slag kunnen en ze kunnen omzetten in handelingen; verzoekt alle deelnemers aan de conferentie om daadwerkelijk een vervolg te geven aan de uitkomst ervan;

24.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten, hun verzoekschriftencommissies en hun nationale ombudsman of soortgelijke bevoegde organen.

(1)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.

(2)  PB L 368 van 31.12.1994, blz. 38.

(3)  PB L 329 van 30.12.1993, blz. 34.

(4)  PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.

(5)  PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1.

(6)  PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44.

(7)  PB C 369 van 11.10.2018, blz. 11.

(8)  PB C 449 van 23.12.2020, blz. 6.

(9)  PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1.

(10)  PB C 425 van 20.10.2021, blz. 7.

(11)  PB C 385 van 22.9.2021, blz. 159.

(12)  PB C 362 van 8.9.2021, blz. 82.

(13)  PB C 371 van 15.9.2021, blz. 6.

(14)  PB C 425 van 20.10.2021, blz. 2.

(15)  PB C 445 van 29.10.2021, blz. 70.

(16)  PB C 463 van 21.12.2018, blz. 21.

(17)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0366.

(18)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0414.

(19)  PB C 474 van 24.11.2021, blz. 82.

(20)  PB C 270 van 7.7.2021, blz. 105.

(21)  PB C 445 van 29.10.2021, blz. 168.

(22)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0507.

(23)  PB C 384 I van 12.11.2019, blz. 1.

(24)  Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2018, Relu Adrian Coman e.a. tegen Inspectoratul General pentru Imigrări en Ministerul Afacerilor Interne, C-673/16, EU:C:2018:385.


Top