EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IE3684

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de impact van COVID-19 op de grondrechten en de rechtsstaat in de EU en de toekomst van de democratie (initiatiefadvies)

EESC 2021/03684

PB C 275 van 18.7.2022, p. 11–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 275/11


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de impact van COVID-19 op de grondrechten en de rechtsstaat in de EU en de toekomst van de democratie

(initiatiefadvies)

(2022/C 275/02)

Rapporteur:

José Antonio MORENO DÍAZ

Rapporteur:

Cristian PÎRVULESCU

Besluit van de voltallige vergadering

25.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

10.2.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

23.2.2022

Zitting nr.

567

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

205/7/5

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ernstig bezorgd over de manier waarop COVID-19 het leven, de veiligheid, het welzijn en de waardigheid van alle inwoners van de EU beïnvloedt. Het maakt zich ook grote zorgen over de impact van COVID-19 op individuen en gemeenschappen wereldwijd, met name in de landen die niet over de nodige gezondheids-, sociale en onderwijsinfrastructuur beschikken om de pandemie het hoofd te bieden.

1.2.

De EU en haar lidstaten moeten in hun respons de systemische kwetsbaarheden van de Europese gezondheidsinfrastructuur aanpakken in het licht van de toegenomen mobiliteit en het toegenomen risico op gevaarlijke zoönosen. Bovendien moet in het kader van de inspanningen ter bestrijding van de pandemie een adequaat systeem van sociale en economische ondersteuning worden ingevoerd teneinde de ontwrichtende effecten ervan te verlichten.

1.3.

Zoals het EESC eerder heeft benadrukt, is de Europese Unie gebaseerd op gemeenschappelijke Europese waarden waaraan absoluut niet te tornen valt: eerbiediging van de menselijke waardigheid en de mensenrechten, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat (1). Deze waarden mogen niet terzijde worden geschoven wanneer de EU en haar lidstaten geconfronteerd worden met een noodsituatie en de gevolgen daarvan voor de economie, de samenleving en het onderwijs. Hoewel de huidige crisis een snelle respons vereist en bepaalde uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen rechtvaardigt, mogen deze niet indruisen tegen de rechtsstaat en mogen ze de democratie, de scheiding der machten en de grondrechten van de inwoners van Europa niet in gevaar brengen (2).

1.4.

De EU moet haar beleidslijnen, strategieën en programma’s op elkaar afstemmen om een eerlijk en alomvattend herstel van de crisis na te streven, teneinde de medische, sociale, economische en democratische normen naar een hoger plan te tillen. In het kader van de inspanningen die via het NextGenerationEU-instrument worden geleverd om de onmiddellijke economische en sociale schade van de COVID-19-pandemie te herstellen, herhaalt het EESC zijn steun voor het voorstel van de Commissie voor een verordening tot instelling van een nieuw instrument op grond waarvan corrigerende economische maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van lidstaten die de in artikel 2 VEU genoemde waarden ernstig en voortdurend schenden (3). Bovendien is een ruimer begrip van de rechtsstaat nodig, dat ook de bescherming van de grondrechten en garanties voor de bescherming van een pluralistische democratie omvat. De rechtsstaat, de grondrechten en democratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in een driehoeksverhouding en zijn afhankelijk van elkaar.

1.5.

De EU-instellingen en de regeringen van de lidstaten moeten de maatschappelijke organisaties en de sociale partners via de bestaande instellingen voor sociale en burgerdialoog ten volle betrekken bij het creëren van een pluralistische democratische ruimte waarin verschillende opvattingen en kritiek welkom zijn, met waarborgen om de verspreiding van nepnieuws en van ongegronde, niet te rechtvaardigen extremistische uitlatingen die indruisen tegen de mensenrechten en zijn ingegeven door complottheorieën, te beperken.

1.6.

regeringen moeten duidelijk aangeven wat de rechtsgrondslag voor hun maatregelen is. Bij elke hervorming van bestaande en bij de invoering van nieuwe wetten inzake noodsituaties op gezondheidsgebied en aanverwante voorschriften, onder meer ter voorbereiding op toekomstige pandemieën, moeten expliciete grenzen en voorwaarden worden vastgesteld en moet uitdrukkelijk worden voorzien in parlementaire controle op en rechterlijke toetsing van de evenredigheid van de maatregelen en hun overeenstemming met binnenlandse en internationale mensenrechtennormen.

1.7.

De regels en het beleid in verband met COVID-19 moeten voor zover mogelijk duidelijk, coherent en consistent zijn, er moet tijdig informatie over worden verstrekt, het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de sociale partners, moet bij de ontwikkeling van regels en beleid worden betrokken en erover worden geraadpleegd en er moet een empirisch onderbouwde redenering aan ten grondslag liggen. Deze duidelijkheid moet ook een leidend beginsel zijn bij het opzetten van voorspelbare mechanismen — met alle bijbehorende democratische materiële en procedurele waarborgen — om op ordentelijke wijze te kunnen reageren op mogelijke toekomstige pandemieën, gezondheidscrises en natuurrampen. De regels, het beleid en alle relevante informatie daarover moeten voor alle bevolkingsgroepen, waaronder minderheidstaalgroepen, toegankelijk zijn. Eventueel noodzakelijke beleidswijzigingen moeten lang genoeg van tevoren worden aangekondigd via diverse officiële en openbare kanalen, zodat mensen de tijd hebben om zich voor te bereiden en hun gedrag dienovereenkomstig aan te passen.

1.8.

ministers die maatregelen moeten vaststellen in verband met de pandemie, moeten regelmatig verslag uitbrengen aan het parlement. De parlementen van de lidstaten moeten comités, commissies of groepen oprichten om toezicht te houden op de COVID-19-maatregelen en om regelmatig verslag uit te brengen aan de parlementen en de lokale en regionale vertegenwoordigende vergaderingen. Om te waarborgen dat toezicht wordt uitgeoefend op het overheidsoptreden moet tevens een parlementair debat over deze verslagen en de antwoorden van de regering verplicht worden gesteld. Landen moeten de toegang tot de rechter waarborgen door een onafhankelijke rechterlijke macht te garanderen en online- en telewerk door de rechtbanken mogelijk te maken, en moeten bovendien kwetsbare procespartijen, getuigen of personen tegen wie een straf- of civielrechtelijke procedure loopt, ondersteunen.

1.9.

De grondrechten, de rechtsstaat en de eerbiediging van de democratie zijn verankerd in het EU-Verdrag, in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in internationale juridische verbintenissen die alle EU-lidstaten zelf zijn aangegaan. Uit hoofde van het internationale recht heeft ieder land de plicht de mensenrechten te eerbiedigen, te beschermen en te handhaven. Deze fundamentele waarden hangen onderling samen en versterken elkaar. Ze zijn internationale verplichtingen en geen ideologische kwestie. Debatten over de wijze waarop de mensenrechten het best in de praktijk kunnen worden gebracht, zijn een rationele exercitie, maar de politiek mag het beginsel van eerbiediging van de mensenrechten niet ter discussie stellen. Op dezelfde wijze zijn de autoriteiten ook verplicht om te reageren op gezondheidscrises. Zij moeten ervoor zorgen dat hun respons wordt onderworpen aan een behoorlijk democratisch debat, openbare raadpleging en parlementair toezicht, en moeten in dat verband nepnieuws aanpakken, ook wanneer dat bedoeld is om politieke tegenstanders te ondermijnen, met als mogelijk gevolg dat een doeltreffende aanpak van een pandemie wordt ondermijnd.

1.10.

Het EESC benadrukt dat de daadwerkelijke participatie van maatschappelijke organisaties, sociale partners en belanghebbenden — ondanks de beste bedoelingen achter het NextGenerationEU-instrument en de nationale herstel- en veerkrachtplannen, en ondanks de bereidheid van de Europese Commissie om hen te betrekken — nog altijd verre van toereikend is en dat de standpunten van maatschappelijke organisaties binnen de bestaande processen onvoldoende effect konden sorteren (4). Er bestaat een risico dat het plan, ook als de uitvoering een succes is, wel de groene en digitale transitie bevordert en groei op middellange en lange termijn stimuleert, maar niet leidt tot een verbetering van de lastige situatie van mensen die momenteel worden geconfronteerd met werkloosheid, inkomensverlies, verslechterende gezondheids-, levens- en arbeidsomstandigheden en toenemende ongelijkheid. De veerkrachtplannen moeten onmiddellijk worden onderworpen aan een beoordeling van de verdelingseffecten, en de resultaten moeten worden besproken met maatschappelijke organisaties, sociale partners en belanghebbenden op nationaal en EU-niveau.

1.11.

Het EESC benadrukt het verband tussen bescherming van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten enerzijds en de ontwikkeling en uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) anderzijds. Zoals eerder benadrukt moeten het welzijn en de grondrechten van de burgers stoelen op een gemeenschappelijk en samenhangend sociaal model dat voldoende flexibel is om ruimte te bieden voor verschillende nationale tradities en ervaringen, in overeenstemming met de waarden, beginselen en doelstellingen van het Verdrag, de EPSR en de hernieuwde en toekomstgerichte consensus daaromtrent (5). Bij de monitoring van de uitvoering het EPSR-actieplan moet rekening worden gehouden met de verregaande ontwrichting die de pandemie veroorzaakt.

1.12.

De pandemie heeft tot een mondiale crisis geleid die ongetwijfeld langdurige en ongelijke gevolgen zal hebben voor verschillende groepen aan de rand van de samenleving. De ondersteuning van kwetsbare groepen moet worden aangemerkt als prioriteit, overeenkomstig het beginsel dat niemand aan zijn lot mag worden overgelaten, en er moet bijzondere aandacht uitgaan naar kwetsbare werknemers en de naleving van beginsel 14 van de EPSR inzake een minimuminkomen. Ook de steun voor door de pandemie getroffen bedrijven moet worden opgeschroefd, met name voor bedrijven die buitensporig zijn geraakt en die moeite hebben hun activiteiten voort te zetten, zoals kleine en middelgrote ondernemingen. Ook de effecten op de zwaar door de crisis getroffen ondernemingen in de sociale economie moeten worden aangepakt (6).

1.13.

Het EESC is van mening dat het actieplan voor Europese democratie tevens zou moeten voorzien in een grootschalig initiatief ter bevordering van onderwijs in democratie en grondrechten, dat van groot belang is voor het waarborgen van democratische waarden en actief burgerschap. Dit initiatief moet inclusief zijn en op alle burgers worden gericht, met speciale aandacht voor jongeren.

2.   De rechtsstaat

2.1.

Er bestaan duidelijke criteria om te beoordelen of het optreden van de overheid strookt met de beginselen van de rechtsstaat, en het is van essentieel belang dat deze beginselen in normale tijden en zeker ook tijdens noodsituaties worden geëerbiedigd. Die criteria zijn: wettigheid, rechtszekerheid, het verbod op willekeur bij de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden, en de verantwoordingsplicht van regeringen ten aanzien van de wet, die wordt gewaarborgd door rechterlijke en parlementaire controle (7). Het gebruik van noodbevoegdheden moet noodzakelijk, evenredig en tijdelijk zijn, en moet altijd binnen de grenzen van het nationale constitutionele recht blijven en aan de normen van het Europese en internationale recht voldoen.

2.2.

De COVID-19-pandemie heeft de juridische, politieke, sociale, gezondheids- en onderwijsstelsels van alle lidstaten voor ingewikkelde uitdagingen gesteld. In dergelijke lastige omstandigheden kan het onmogelijk lijken om de rechtsstaat hoog in het vaandel te houden. In Europa en daarbuiten zijn er evenwel steeds meer aanwijzingen dat landen die beleids- en wetgevingsprocedures in stand hebben gehouden die de rechtsstaat eerbiedigen, de gezondheidscrisis beter hebben beheerd, met minder doden en besmettingen en een groter vertrouwen van het publiek in de regering, hetgeen essentieel is voor een optimale aanpak van de crisis (8). Iedere democratische regering moet de beginselen van de rechtsstaat als uitgangspunt nemen bij het formuleren van een rechtmatige en doeltreffende reactie op de huidige gezondheidscrisis en mogelijk op soortgelijke crises in de toekomst.

2.3.

De respons van de lidstaten op de pandemie heeft geleid tot bezorgdheid over drie grondbeginselen van de rechtsstaat: 1) het beginsel van wettigheid, 2) het rechtszekerheidsbeginsel en 3) het beginsel van verantwoordingsplicht ten aanzien van de wet (9).

2.4.

Ten aanzien van de wettigheid zijn verschillende problemen met betrekking tot de nationale en subnationale regeringsrespons vastgesteld, waaronder: maatregelen die zijn genomen zonder rechtsgrondslag of wetgevende bevoegdheid; het instellen en/of verlengen van een “noodtoestand” in kennelijke strijd met de nationale grondwettelijke kaders; oneigenlijk gebruik van rechtsgronden door de uitvoerende macht; en beperkingen van de grondrechten die zijn vastgesteld in kennelijke strijd met de grondwettelijke of internationale mensenrechtenbepalingen.

2.5.

Ten aanzien van de rechtszekerheid zijn onder meer de volgende nationale maatregelen problematisch: de invoering van beperkende maatregelen met een onduidelijke interpretatie; tegenstrijdigheden tussen het regeringsbeleid en de onderliggende wettelijke maatregelen; en dusdanig frequente wetswijzigingen dat het voor gewone burgers buitengewoon moeilijk wordt om te begrijpen wat wel/niet is toegestaan. In een noodsituatie nemen de risico’s en de onzekerheid toe, en de burgers verwachten dat de regering — en meer in het algemeen de overheid — duidelijke richtsnoeren geeft over wat wettelijk wel en niet is toegestaan.

2.6.

Wat de verantwoordingsplicht ten aanzien van de wet betreft, wordt het parlementaire en gerechtelijke toezicht op het regeringsoptreden in verband met COVID-19 gehinderd door de marginalisering van de parlementen. Tot februari 2021 had minder dan de helft van de EU-lidstaten een speciale parlementaire commissie ingesteld, verslagen gepubliceerd of regelmatige debatten over COVID-19-gerelateerde maatregelen gepland. In minder dan een derde van de gevallen waren de regeringsmaatregelen aan controle onderworpen (bijvoorbeeld via een debat of stemming in het parlement) of gewijzigd door het parlement (10). Rechterlijke toetsing is de procedure waarbij de rechter waarborgt dat de regering rechtmatig handelt, en is van groot belang in tijden van crisis, wanneer de grondrechten ernstig kunnen worden beperkt. In de EU zijn vraagtekens gesteld bij de doeltreffendheid van de rechterlijke toetsing en de toegang tot de rechter in het kader van de COVID-19-maatregelen (11). De sluiting van rechtbanken en de beperking van de toegang tot de rechter tot bepaalde procedures heeft afbreuk gedaan aan het vermogen van burgers om hun geschillen te beslechten en heeft de toegang tot de rechter ondermijnd, met name wanneer de kwetsbaarste geledingen van de samenleving buitensporig hard werden getroffen door de maatregelen die zijn genomen in respons op de pandemie. De rechtsstelsels waren in de meeste lidstaten slecht voorbereid op de crisis, vanwege hun lage digitaliseringsgraad en omdat sommige delen van de samenleving, met name kwetsbare groepen, niet goed weten hoe de rechterlijke macht werkt, waardoor zij er geen toegang toe hadden.

2.7.

Al bij al kan worden geconcludeerd dat de rechtsstaat richting kan geven aan een optimale respons op gezondheidscrises (12) en een essentiële waarde is, niet alleen in normale tijden, maar ook — en misschien des te meer — in tijden van crisis. In het kader van de inspanningen die via het NextGenerationEU-instrument worden geleverd om de onmiddellijke economische en sociale schade van de COVID-19-pandemie te herstellen, herhaalt het EESC zijn steun voor het voorstel van de Commissie voor een verordening tot instelling van een nieuw instrument op grond waarvan corrigerende economische maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van lidstaten die de in artikel 2 VEU genoemde waarden ernstig en voortdurend schenden (13).

3.   Grondrechten

3.1.

De COVID-19-pandemie heeft alle instellingen en infrastructuren die de grondrechten in de EU ondersteunen en beschermen onder enorme druk gezet. De snel verslechterende medische dienstverlening en de omvangrijke sociale en economische crisis brachten het leven, de gezondheid en het welzijn van de meeste Europeanen in gevaar en leidden tot grotere risico’s op armoede. Dit is met name een klap geweest voor specifieke groepen die getroffen zijn door de concrete en aanhoudende ernstige verstoring van de sociale dienstverlening, die het gevolg is van langdurige onderfinanciering en de gebrekkige crisisparaatheid van het systeem. In dit verband herhaalt het EESC zijn oproep voor een bindend Europees kader voor een fatsoenlijk minimuminkomen in Europa (14).

3.2.

De EU en haar lidstaten moeten een grondig maatschappelijk debat voeren over de oorzaken van de crisis en van het feit dat de meeste Europese gezondheidsstelsels door de pandemie op omvallen stonden. Jarenlang bezuinigingsbeleid heeft geleid tot een algemene tendens van desinvestering in de gezondheidssector en in andere belangrijke sociale diensten (bijstand aan afhankelijken en kwetsbaren, verpleeghuizen enz.). Die tendens vormde een tikkende tijdbom die is ontploft tijdens een ernstige gezondheidscrisis. Naarmate de Conferentie over de toekomst van Europa vordert, moeten alle betrokkenen worden aangemoedigd lering uit deze crisis te trekken teneinde de basis te leggen voor de wederopbouw van de welvaartsstaat. Veerkracht is een holle kreet als niet alles in het werk wordt gesteld om een vernieuwd Europees maatschappelijk model tot stand te brengen waarin mensen centraal staan. De EU moet qua besluitvorming, transparante procedures, beleid en financiële middelen voorbereid zijn op toekomstige crises.

3.3.

De bescherming van de in het Handvest van de grondrechten verankerde rechten is op de proef gesteld door de uitbraak van de crisis en de beleidsreacties, met name wat betreft de verlening van gezondheidszorg, non-discriminatie, gendergelijkheid, de rechten van het kind, de rechten van ouderen en van personen met een handicap, alsmede eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid en sociale bijstand. Wat gendergelijkheid betreft waren vrouwen helaas ondervertegenwoordigd in de besluitvormingsstructuren die ad hoc zijn opgezet ter bestrijding van COVID-19, en veel effectbeoordelingen ontbeerden een genderspecifieke focus. Ook moet worden erkend dat de pandemie en de daarmee samenhangende maatregelen buitensporige gevolgen hebben gehad in termen van gender.

3.4.

Het Comité vindt de rechten van kinderen, met name wat betreft toegang tot onderwijs en sociale steun, van het allergrootste belang. Zoals het EESC reeds heeft voorgesteld zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de gevolgen van COVID-19 voor de rechten, het welzijn en de intellectuele en emotionele ontwikkeling van kinderen (15).

3.5.

Het EESC herhaalt de aanbeveling uit zijn advies over de nieuwe strategie voor de tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten en dringt er bij de Commissie op aan om zich in het verslag voor 2022 te richten op de gevolgen van COVID-19 voor de grondrechten, met name die in verband met het sociaal-economisch welzijn (16).

3.6.

Op de EU rust een grote verantwoordelijkheid om de mensenrechten wereldwijd te bevorderen en te beschermen. In het kader van de COVID-19-pandemie is het EESC tevens van mening dat de EU meer kan doen om de wereld te helpen de pandemie het hoofd te bieden. Het EESC looft en steunt de inspanningen van de EU om in noodsituaties te voorzien in de humanitaire behoeften door de gezondheidsstelsels, de water- en de sanitaire voorzieningen te versterken en de sociale en economische gevolgen van de pandemie te beperken.

3.7.

Op korte termijn moeten meer middelen worden uitgetrokken om een ruime en eerlijke toegang tot vaccins te waarborgen. De 100 miljoen vaccins die de EU heeft toegezegd, zijn bij lange na niet voldoende om in de dringende behoefte van een groot deel van de wereld te voorzien (17). De EU moet als de grootste vaccinexporteur ter wereld bereid zijn haar aanpak te veranderen. De vaccins moeten op grotere schaal en in grotere aantallen worden geproduceerd opdat landen buiten de EU een veilige vaccinatiegraad kunnen bereiken. Aangezien er zoals gezegd een nieuw Europees economisch en sociaal model moet worden ontwikkeld, moeten alle Europese actoren zich grondig beraden op de uiteindelijke doelstellingen van de eengemaakte markt en het daarmee samenhangende beleid. In deze reflectie moeten mensen centraal staan en moet worden stilgestaan bij de begrippen collectieve goederen en collectieve gezondheid en bij alternatieve manieren om rijkdom te meten, mede op basis van de voorstellen van de sociale partners (18).

3.8.

Er moet meer worden gedaan om de sociale grondrechten te bevorderen en te beschermen. Zo kunnen de negatieve effecten van de pandemie op de gezondheid, de samenleving, de economie en het onderwijs op directe en doeltreffende wijze worden aangepakt. De Europese pijler van sociale rechten moet worden gezien als een natuurlijke beleidsontwikkeling in de bescherming van de sociale grondrechten.

3.9.

Het mandaat van het Bureau voor de grondrechten en de reikwijdte van de verslagen van de Commissie over de rechtsstaat moeten worden uitgebreid tot alle aspecten van de eerbiediging van deze sociale grondrechten, en moeten een adequate monitoring daarvan mogelijk maken.

3.10.

Het EESC benadrukt het verband tussen bescherming van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten enerzijds en de ontwikkeling en uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) anderzijds. Zoals eerder benadrukt moeten het welzijn en de grondrechten van de burgers stoelen op een gemeenschappelijk en samenhangend sociaal model dat voldoende flexibel is om ruimte te bieden voor verschillende nationale tradities en ervaringen, in overeenstemming met de waarden, beginselen en doelstellingen van het Verdrag, de EPSR en de hernieuwde en toekomstgerichte consensus daaromtrent (19). Bij de monitoring van de uitvoering het EPSR-actieplan moet rekening worden gehouden met de verregaande ontwrichting die de pandemie veroorzaakt.

4.   De toekomst van de democratie

4.1.

De pandemie heeft wereldwijd gevolgen, ook in politiek en democratisch opzichte. Volgens een recente studie zijn de gevolgen voor de staat van de democratie zeer ernstig. Zo gaan er meer landen een autoritaire dan een democratische kant op, gaat de democratie er in enkele van de grootste landen op achteruit, wordt de electorale integriteit in verschillende landen in twijfel getrokken, is er voor de aantasting van de democratie vaak steun onder de bevolking, begeven niet-democratische regimes zich verder in de richting van autoritaire systemen, en bestaat met de aanhoudende gezondheidscrisis de tendens dat de beperkingen van de fundamentele vrijheden genormaliseerd worden (20). De EU moet rekening houden met deze mondiale trends, die gevolgen hebben voor haar eigen mondiale en regionale beleid, en wereldwijd een democratisch voorbeeld geven.

4.2.

De toekomst van de democratie en de toekomst van de EU zijn met elkaar verweven. De EU is opgericht als instrument van vrede en samenwerking en — dat is van fundamenteel belang — als instrument van democratie in alle stadia. Wij moeten voorkomen dat de uitdagingen en spanningen die voortvloeien uit de pandemie afbreuk doen aan de kwaliteit en het functioneren van onze democratische stelsels, en, van even groot belang, aan de inspanningen om een geïntegreerde, democratische, sociale en welvarende Unie op te bouwen. Dit houdt onder meer in dat Europese wetgeving, in overeenstemming met de Verdragen, voorrang moet krijgen op nationale wetgeving.

4.3.

Sinds begin 2020, toen COVID-19 in Europa arriveerde met alle desastreuze gevolgen van dien, is de pandemie met een breed scala aan beleidsinstrumenten bestreden. De medische, nood- en administratieve maatregelen waren meestal onderdeel van noodregelingen met een verschillende inhoud en looptijd.

4.4.

In verschillende EU-lidstaten is ernstige bezorgdheid geuit over de beweegredenen en effecten van deze noodregelingen. De zorgen betroffen het buitenspel zetten van parlementaire en lokale/regionale vergaderingen, gebrekkig toezicht op de uitvoerende maatregelen, beperkte publieksvoorlichting, een gebrek aan transparantie, sociale dialoog en participatie, ongecontroleerde uitgaven en onvoldoende steun voor de zwaarst getroffenen, met inbegrip van medisch personeel. In landen die reeds een zeer kwetsbare democratie hadden, hebben de noodregelingen de eerdere ontwikkelingen versneld (21). In landen met een stabiel democratisch bestel hebben de noodregelingen vragen doen rijzen met betrekking tot het vermogen tot aanpassing aan nieuwe omstandigheden en de doeltreffendheid van de getroffen maatregelen.

4.5.

De beleidsreactie leidt ook tot een ongekende mate van desinformatie en verzet tegen de gezondheidsmaatregelen, van lockdowns tot behandelingen en vaccins. Hoewel de EU het onderzoek naar en de aankoop en distributie van vaccins over het algemeen succesvol heeft ondersteund, heeft haar verzuim om hierover duidelijk te communiceren met de gehele Europese bevolking bijgedragen tot de verspreiding van nepnieuws, met name door groepen die tegenstander zijn van vaccinatie. Hun verhalen kregen zoveel invloed in de sociale media dat ze het publieke vertrouwen in de gezondheidszorg en de gezondheidswerkers ondermijnden en de onvrede over onderzoekers, politici, wetenschappers en leiders van maatschappelijke organisaties die voorstander waren van de door de WHO aanbevolen responsstrategie, aanwakkerden. In de verhalen werden doorgaans complottheorieën gekoppeld aan een sterk wantrouwen tegen de medische wetenschap en technologie, in het bijzonder vaccins. De OESO heeft vastgesteld dat de COVID-19-crisis het over de gehele linie dalende publieke vertrouwen in de overheid heeft versneld, hetgeen heeft geleid tot desinformatie, polarisatie en onwil om het overheidsbeleid na te leven.

4.6.

In verschillende landen heeft deze opstelling rechts-radicale en eurosceptische partijen en organisaties geholpen om hun politieke achterban verder uit te bouwen. Naarmate de medische en sociaal-economische crises aanhouden, zullen zij nog meer mensen mobiliseren en verder aan invloed winnen (22).

4.7.

In alle landen kunnen de spanningen die de gezondheidscrisis en de economische crisis opleveren, heel goed leiden tot verdeeldheid tussen verschillende groepen en sociale categorieën. Uit een recente studie blijkt dat de pandemie en de gevolgen daarvan verschillend hebben uitgepakt, met een onderscheid tussen jongeren en ouderen, tussen mensen die aangeven economisch te zijn getroffen en mensen die COVID-19 vooral als een volksgezondheidscrisis zien, en tussen mensen die de staat als beschermer zien en mensen die hem beschouwen als onderdrukker (23).

4.8.

De EU en de lidstaten moeten inzien wat de risico’s zijn van een lang aanhoudende crisis. De voornaamste uitdaging van de EU-instellingen en de regeringen van de lidstaten bestaat erin om tijdens de pandemie, in weerwil van alle vraagtekens en kritiek, de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten te versterken. Een democratische strategie zou niet als doel hebben de politieke en bestuurlijke elites te legitimeren, maar een doeltreffende respons te waarborgen waarbij tegelijkertijd democratische pluriformiteit, deugdelijke checks-and-balances en een rationele, constructieve maatschappelijke kritiek worden bevorderd.

4.9.

In dit verband moeten de EU-instellingen en de regeringen van de lidstaten de maatschappelijke organisaties, de sociale partners en andere belanghebbenden via de bestaande instellingen voor sociale en burgerdialoog ten volle en op transparante wijze betrekken bij het creëren van een pluralistische democratische ruimte waarin verschillende opvattingen en kritiek welkom zijn. Het EESC benadrukt dat de daadwerkelijke participatie van maatschappelijke organisaties, sociale partners en belanghebbenden — ondanks de beste bedoelingen achter het NextGenerationEU-instrument en de nationale herstel- en veerkrachtplannen, en ondanks de bereidheid van de Europese Commissie om hen te betrekken — nog altijd verre van toereikend is en dat hun standpunten binnen de bestaande processen onvoldoende effect konden sorteren.

4.10.

Het EESC heeft in zijn advies over het actieplan voor Europese democratie aanbevolen dat de bevordering van de Europese democratie, naast de reeds opgenomen gebieden, ook de stimulering van de democratische participatie op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau, de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de democratie in al haar facetten en op al haar gebieden, met inbegrip van onder meer de arbeidsdemocratie, moet omvatten. Verder moet er in overeenstemming met artikel 11 VEU meer aandacht worden besteed aan de dialoog met de burgers, die in elke democratie een belangrijke voorwaarde is voor hoogwaardige en breed gedragen besluiten (24).

4.11.

Het EESC is van mening dat het actieplan voor Europese democratie tevens zou moeten voorzien in een grootschalig initiatief ter bevordering van onderwijs in democratie en grondrechten, dat van groot belang is voor het waarborgen van democratische waarden en actief burgerschap. Dit initiatief moet inclusief zijn en op alle burgers worden gericht, met speciale aandacht voor jongeren.

Brussel, 23 februari 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie; Verklaring van Luca Jahier, voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité, en José Antonio Moreno Díaz, voorzitter van de groep Grondrechten en de rechtsstaat (FRRL), 15 april 2020.

(2)  Verklaring van het Europees Economisch en Sociaal Comité, De respons van de Europese Unie op de COVID-19-uitbraak en de behoefte aan ongekende solidariteit tussen de lidstaten, 6 april 2020.

(3)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 173.

(4)  Resolutie van het EESC van 25.2.2021 over het betrekken van maatschappelijke organisaties bij de nationale plannen voor herstel en veerkracht — Wat werkt en wat niet? (PB C 155 van 30.4.2021, blz. 1).

(5)  PB C 374 van 16.9.2021, blz. 38.

(6)  Social Economy Europe, The Impact of COVID-19 on Social Economy Enterprises, juni 2020.

(7)  Raad van Europa, Europese Commissie voor democratie middels het recht (Commissie van Venetië), Respect for Democracy, Human Rights and the Rule of Law during States of Emergency: Reflections, Straatsburg, 19 juni 2020, CDL-AD(2020)014.

(8)  Zie bijvoorbeeld de volgende mondiale vergelijkende studies en databanken: CompCoRe, met samenvatting in Jasanoff, Sheila, Hilgartner, Stephen, A Stress Test for Politics: Insights from the Comparative Covid Response Project (CompCoRe) 2020’, Verfassungsblog, 11 mei 2021; en “Power and the COVID-19 Pandemic”, Verfassungsblog Symposium, met samenvatting in J. Grogan, “Power, Law and the COVID-19 Pandemic: Part I” en “Part II” ter afsluiting van het Verfassungsblog Symposium Power and the COVID-19 Pandemic (2021).

(9)  J. Grogan, Extraordinary or extralegal responses? The rule of law and the COVID-19 crisis (Democracy Reporting International, mei 2021).

(10)  J. Grogan, Extraordinary or extralegal responses? The rule of law and the COVID-19 crisis (Democracy Reporting International, mei 2021).

(11)  J. Grogan, Extraordinary or extralegal responses? The rule of law and the COVID-19 crisis (Democracy Reporting International, mei 2021).

(12)  J. Grogan en N. Weinberg, Principles to Uphold the Rule of Law and Good Governance in Public Health Emergencies (RECONNECT Policy Brief, augustus 2020): https://reconnect-europe.eu/wp-content/uploads/2020/08/RECONNECTPB_082020B.pdf

(13)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 173.

(14)  PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1. Op dit EESC-advies werd een tegenadvies ingediend, dat werd verworpen maar wel meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen kreeg.

(15)  PB C 341 van 24.8.2021, blz. 50.

(16)  PB C 341 van 24.8.2021, blz. 50.

(17)  Conclusies van de Europese Raad over COVID-19, 25 mei 2021.

(18)  Supplementing GDP as a welfare measure: proposed joint list by the European social partners, 3 maart 2021.

(19)  PB C 374 van 16.9.2021, blz. 38.

(20)  International Institute for Democracy and Electoral Assistance (International IDEA), The Global State of Democracy Report 2021.

(21)  Zie Petra Guasti, The Impact of the COVID-19 Pandemic in Central and Eastern Europe. The Rise of Autocracy and Democratic Resilience, in Democratic Theory, volume 7, editie 2, winter 2020, blz. 47.

(22)  Zie bijvoorbeeld José Javier Olivas Osuna en José Rama, COVID-19: A Political Virus? VOX’s Populist Discourse in Times of Crisis, Frontiers in Political Science, 18 juni 2021.

(23)  Ivan Krastev en Mark Leonard, Europe’s Invisible Divides: How COVID-19 is Polarizing European Politics, ECFR Policy Brief, september 2021.

(24)  PB C 341 van 24.8.2021, blz. 56.


Top