EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE1899

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — Een brug naar groei en banen (COM(2012) 341 final)

PB C 44 van 15.2.2013, p. 88–94 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/88


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — Een brug naar groei en banen

(COM(2012) 341 final)

2013/C 44/15

Rapporteur: de heer MORGAN

De Commissie heeft op 26 juni 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — een brug naar groei en banen

COM(2012) 341 final.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 december 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 12 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 102 stemmen vóór en 2 tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Dit is de tweede mededeling van de Commissie over ST's. In september 2010 heeft het EESC een advies (1) uitgebracht over de eerdere mededeling (2). Hierin verwelkomde het EESC de aandacht voor ST's, maar had het ernstige bedenkingen bij de doeltreffendheid van de voorstellen vanwege de in zijn ogen zwakke punten in de hightechproductiecapaciteit van de EU.

1.2

Paragraaf 1.10 van dat advies bevatte de volgende aanbevelingen:

erkenning van het tekortschieten van de interne markt bij het aanmoedigen van ondernemerschap en ontwikkeling van een industriële strategie om het ernstige tekort aan hightechondernemingen in Europa weg te werken;

de noodzaak om productieprocessen weer in Europa te laten plaatsvinden en nieuwe bedrijven in Europa de kans geven om te groeien;

een gemakkelijker toegang voor bedrijven tot financiering van innovatieve technologieën;

financiële stimulansen om van de EU een gebied te maken waar het loont om te innoveren en te ondernemen op ST-gebied;

een radicale hervorming van scholen en universiteiten om ervoor te zorgen dat mensen met de vereiste vaardigheden worden afgeleverd;

de vorming van clusters van innovatieve hightechbedrijven rond universiteiten en onderzoekscentra;

de erkenning dat de wereld is veranderd en de overschakeling op een agressiever internationaal handelsbeleid;

ervoor zorgen dat dit initiatief overkoepelend is en alle hierop aansluitende initiatieven van alle DG's omvat.

Het EESC herhaalt deze aanbevelingen.

1.3

In haar meest recente mededeling stelt de Commissie voor om de O&O-inspanningen van de EU om te vormen tot een strategie, gebaseerd op drie pijlers, met steun niet alleen voor O&O, maar ook voor proeflijnen om prototypes en geavanceerde productieschema's te ontwikkelen om technologie in producten om te zetten. In dit verband doet het EESC twee aanbevelingen. In de eerste plaats mag de nadruk op de twee nieuwe pijlers van de strategie niet de aandacht afleiden van het O&O in de EU of de omvang ervan verminderen, aangezien onderzoek, met name fundamenteel onderzoek, de noodzakelijke voorwaarde is voor toekomstige ST's. Ten tweede dient deze regeling, die lijkt te vertrouwen op het „duwen” van nieuwe technologie naar de markt, moet worden aangevuld met marktstimulering door gevestigde producenten. Daarom zou het EESC graag zien dat er meer nadruk komt te liggen op de capaciteitsopbouw van productiebedrijven in de EU.

1.4

Over het algemeen steunt het EESC het in deel 3 geschetste actieplan. Gezien de verschillen tussen de lidstaten zou het EESC niettemin graag willen dat actieprogramma's worden gebaseerd op de vaardigheden en vermogens van elke regio.

1.5

Sommige onderdelen van het actieplan vergen waarschijnlijk meer impulsen, zoals de modernisering van staatssteun, durfkapitaal, mondiale onderhandelingen over IER, handelsoverleg in hightechindustrieën en verbeteringen in het onderwijs en opleidingen op elk niveau, vooral wat betreft technici en wetenschappers.

1.6

Hoewel governance van het ST-project in het actieplan aan bod komt, zijn de voorschriften onduidelijk zodat het programma misschien te weinig slagkracht krijgt.

2.   Inleiding

2.1

De Commissie gaf een groep van hoog niveau opdracht om de reacties op de eerste mededeling in kaart te brengen en hierover een verslag (3) uit te brengen, dat in juni 2011 het licht zag. Daarna schetst de tweede mededeling „Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën”.

2.2

In het verslag vermeldt de GHN de belangrijkste problemen van Europa bij het omzetten van ideeën in afzetbare producten, ofwel bij het oversteken van wat internationaal bekend staat als de „vallei des doods”. Voor het oversteken van de vallei is een strategie met drie pijlers nodig:

de pijler van technologisch onderzoek gebaseerd op technologische faciliteiten, gesteund door georganiseerde onderzoekstechnologie;

de pijler van productontwikkeling, gebaseerd op proefprojecten en demonstratie, gesteund door industriële consortia;

de pijler van concurrerende fabricage, gebaseerd op mondiaal concurrerende faciliteiten voor fabricage, gesteund door toonaangevende ondernemingen.

2.3

Het voorstel betreft de ontwikkeling van een industrie voor geavanceerde fabricage als bron van exportinkomsten, het steunen van downstreamproducenten van machines die de meest geavanceerde fabricagetechnologie in Europa kunnen produceren (machines, software, diensten, enz.), alsook de ontwikkeling en verbetering van fabricagesystemen (technologie en processen) voor de bouw van efficiënte, moderne en technisch geavanceerde faciliteiten voor de fabricage in Europa.

2.4

De elf aanbevelingen luiden als volgt:

Maak van ST's een technologische prioriteit voor Europa

De EU moet de O&O-definitie van TRL toepassen

De reikwijdte van relevante O&O-definities volledig benutten

Nieuw evenwicht in door de EU gesubsidieerde O&O-programma's

Strategische benadering van programma's voor ST's

Opstelling van adequate regels voor de uitvoering van programma's voor ST's

Combineren van subsidiemechanismen

Voorzieningen voor staatssteun voor ST's

Mondiaal concurrerend intellectuele-eigendombeleid in Europa

Opbouw, uitbreiding en behoud van vaardigheden voor ST's

Een Europees waarnemingscentrum en adviesorgaan voor ST's.

3.   Samenvatting van de mededeling

3.1

Volgens recent onderzoek en economische analyses van marktontwikkelingen en van de bijdrage die ST's leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen zijn micro-/nano-elektronica, nanotechnologie, fotonica, geavanceerde materialen, industriële biotechnologie en geavanceerde fabricagetechnieken de ST's van de EU.

3.2

In haar analyse van de situatie stelt de Commissie de volgende zaken vast:

De EU is wereldwijd leider op het gebied van ontwikkeling van ST's.

De EU slaat onvoldoende munt uit haar kennisbasis.

Zwak punt van de EU is vooral het omzetten van de beschikbare kennis in goederen en diensten.

Dit ontbreken van ST-fabricage is om twee redenen nadelig: op de korte termijn betekent het gemiste kansen op het gebied van groei en nieuwe banen, en de kennisbasis voor de lange termijn slinkt.

3.3

Voor de gebreken worden in de mededeling de volgende oorzaken genoemd:

geen gemeenschappelijke definitie van noch consensus over ST's;

falend beleid voor het benutten van de synergetische werking van ST's en het versnellen van hun doorlooptijd („time to market”);

gebrek aan productdemonstratie- en „proof-of-concept”-projecten;

ondoeltreffend gebruik en coördinatie van publieke middelen;

ontoereikende toegang tot geschikte bronnen van risicokapitaal;

fragmentatie van de interne markt van de EU, verschillen in regelgeving tussen diverse regio's en lidstaten;

gebrek aan voldoende geschoolde werknemers en ondernemers.

3.4

De strategie in deze mededeling beoogt:

EU-beleidslijnen in het komende meerjarig financieel kader met name te richten op onderzoek, innovatie en cohesiebeleid, en prioriteit te geven aan de uitrol van ST's bij de verstrekking van leningen door de EIB;

coördinatie van activiteiten op EU- en nationaal niveau, zodat synergieën en complementariteiten tussen die activiteiten ontstaan, en gemeenschappelijke middelen waar nodig worden samengebracht;

een externe groep voor ST-vraagstukken op te zetten om de Commissie te adviseren over beleidskwesties in verband met ST's;

bestaande handelsinstrumenten te mobiliseren om eerlijke concurrentie en een gelijk internationaal speelveld te waarborgen.

3.5

Het volgende is een samenvatting van het actieplan van de Commissie:

3.5.1

Aanpassing van EU-instrumenten

Horizon 2020

Toewijzing van 6,7 miljard euro

Hernieuwd evenwicht voor proef- en demonstratieprojecten

Transversale projecten

Selectiecriteria

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

Slimme specialisatie

Clusterspecifieke acties

Modernisering van regels inzake staatssteun

Overeenkomst met de Europese Investeringsbank

Bevordering van vereiste multidisciplinaire vaardigheden

3.5.2

Coördinatie

Synergie met nationaal beleid voor industriële innovatie

Memorandum van overeenstemming tussen belanghebbenden uit het bedrijfsleven

3.5.3

Governance

Coördinatiegroep voor ST's binnen Horizon 2020

Een externe groep voor ST-kwesties

3.5.4

Kennis - de Commissie zal:

in het kader van Horizon 2020 acties voortzetten en versterken die erop gericht zijn om ST's aantrekkelijk te maken voor jongeren;

de EIT aansporen een kennis- en innovatiegemeenschap op te zetten waarin het bedrijfsleven, onderzoekers en hoger onderwijs samenwerken aan added-valueproductietechnieken;

voor het eind van 2012 een mededeling uitbrengen over de veranderende en snel evoluerende uitdagingen wat betreft het aanbod aan vaardigheiden in de EU;

partnerschappen tussen het onderwijs en het bedrijfsleven ontwikkelen (zoals de Kennisallianties voor Hoger Onderwijs) en

kijken naar manieren om het aanbod aan geschoolde werknemers op aan ST verwante gebieden te vergroten, waaronder het aantrekken van hooggeschoolden van buiten de EU.

3.5.5

Handel

De Commissie zal een gunstig handelsklimaat nastreven, en wereldwijd gelijke concurrentievoorwaarden. Dit houdt onder meer in: zorgen voor goede toegang tot de markt en investeringskansen, het vermijden van internationale marktvervalsing, verbeterde bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, bevordering van wederkerigheid, met name bij overheidsopdrachten, het terugdringen van het gebruik van subsidies en al dan niet tarifaire belemmeringen op wereldwijd niveau, en handhaving van de toepasselijke EU- en WTO-regels.

4.   Europese hightechproductiebedrijven

4.1

Doel van de ST-strategie is de productie van hightechproducten in de EU te bevorderen die van essentieel belang zijn voor het dagelijks leven van de Europese burger en Europese ondernemingen, voor de periode tot 2020 en daarna. In Europa gevestigde fabrieken voor deze producten zijn momenteel wereldwijd niet concurrerend genoeg, hoewel de Europese O&O als toonaangevend wordt gezien. Het probleem is niet de tekortschietende hightechproductiecapaciteit en -vaardigheid in Europa; het is eerder een falende overdracht tussen O&O en productie. Daarom wil de Commissie met haar strategie de technologie dichter bij de producenten brengen. In feite meent het EESC dat een geslaagde overdracht producenten vereist die de technologie kunnen toepassen; naar het oordeel van het EESC beschikt Europa niet over genoeg bedrijven die in de mondiale hightechsector kunnen concurreren.

4.2

De tabellen hieronder zijn afkomstig uit versie 2012 van de analyse van de Financial Times van de 500 wereldwijd grootste bedrijven en de top 500 van de grootste bedrijven in elke grote regio. Er is alleen gekeken naar de hightechproductiesectoren.

4.3

Beursgenoteerde bedrijven geven niet het volledige beeld, maar het EESC is ervan overtuigd dat deze ondernemingen een goede graadmeter zijn voor het relatieve productievermogen van de regio's in de wereld.

Onderstaande tabel toont het aantal bedrijven wereldwijd in elk van de hightechproductiesectoren. Tot de opkomende markten (EM) behoren onder andere ook de vier BRIC-landen. Op dit niveau bekleedt Europa alleen de toppositie voor industriële techniek, maar de regionale tabel geeft een beter beeld.

FT Global 500

Sector

Aantal ondernemingen

 

 

Wereldwijd

VS

JAP

EM

EUR

 

Farmaceutica &

biotechnologie

22

11

2

0

6

Novartis (4), Roche (4), GSK, Sanofi- Aventis, AstraZeneca, Novo Nordisk-Shire

Hardware-technologie

16

10

1

2

3

ASML, Ericsson, Nokia

Software & computerdiensten

13

7

1

4

1

SAP

Automobielen & onderdelen

17

3

5

5

4

Daimler, VW, BMW, Continental

Chemie

18

7

1

4

5

Bayer, BASF, Air Liquide, Syngenta (4), Linde

Medische apparatuur

13

10

0

0

3

Fresenius, Synthes (4), Essilor

Algemene industriële technologie

12

5

1

5

1

Siemens

Industriële technieken

13

4

3

1

5

ABB (4), Volvo, Atlas Copco, MAN, Sandvik

Ruimtevaart & Defensie

7

5

0

0

2

Rolls Royce, EADS

Olie (installaties & diensten)

11

7

0

0

2

Sarpem, Transocean (4)

Vrijetijdsproducten

4

0

3

0

1

Philips Electrical

Elektronica & elektrische toestellen

4

1

1

1

1

Schneider Electric

4.4

De regionale tabel toont het aantal ondernemingen met hun totale beurswaarde. Dit laat zien hoe sterk elke regio is, terwijl de beurswaarde de omvang en het relatieve succes van elke regionale sector toont.

4.5

Europa is wereldwijd nummer één op het terrein van chemie en industriële technieken. Op het gebied van farmaceutica en biotechnologie en in de automobielsector is zijn positie sterk. De VS beheersen de medische apparatuur, de hardwaretechnologie en de software, terwijl Japan en de opkomende markten sterker zijn dan Europa wat betreft hardware.

4.6

De analyse toont aan dat het ST-programma zich moet richten op versterking van de zwakke sectoren in Europa en op de exploitatie van de sectoren waarin Europa relatief sterk is. Bijzondere aandacht verdienen de medische technologie en medische apparatuur.

Door de Financial Times opgestelde Regionale Top-500 - Technologiesectoren

Sector

Aantal bedrijven (#)en hun marktwaarde ($ miljard)

 

VS

Japan

EM

Europa

 

#

$

#

$

#

$

#

$

Farmaceutica & biotechnologie

21

948

27

176

8

48

15

708

Hardware-technologie

33

1,391

18

146

9

146

7

111

Software & computerdiensten

25

1,083

12

58

5

109

7

126

Automobielen & onderdelen

9

161

38

446

10

115

13

290

Chemie

16

286

32

133

16

262

22

384

Medische apparatuur

29

495

5

20

1

4

10

114

Algemene industriële technologie

7

409

8

36

9

87

5

125

Industriële technieken

13

247

34

217

15

143

21

275

Ruimtevaart & defensie

12

269

0

0

1

5

9

115

Olie (installaties & diensten)

16

324

0

0

1

10

2

119

Vrijetijdsproducten

2

25

14

118

0

0

1

20

Elektronica & elektrische toestellen

10

125

27

153

7

77

6

61

Alternatieve energie

0

0

0

0

1

4

0

0

5.   Opmerkingen van het EESC

5.1

Sinds 1957 zijn er in de EU maar drie wereldwijd actieve hightechondernemingen ontstaan, nl. ASML, Nokia en SAP. Europa heeft constant achtergelopen. Dit lijkt te wijzen op een mislukking van zowel kapitalisme als ondernemerschap, in tegenstelling tot de prestaties van bedrijven in de VS in dezelfde periode en de Aziatische vooruitgang in achtereenvolgens Japan, Taiwan, Korea en tegenwoordig China.

5.2

Terwijl de VS op veel gebieden het vrijemarktkapitalisme toepassen, heeft het militair-industriële complex, samen met de toonaangevende universiteiten, er een uiterst vruchtbaar terrein voor uitvindingen en tal van ideeën gecreëerd dat in de dominante bedrijfscultuur benut wordt, alsook een grote markt.

5.3

Aziatische landen verlenen actieve staatssteun aan startende bedrijven en beschermen deze totdat zij goed en wel ontwikkeld zijn. Zij stonden open voor en waren aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders in high tech. De via buitenlandse investeringen overgedragen en geïntegreerde technologie wordt nu geëxploiteerd.

5.4

In Europa liggen de zaken heel anders; ongelijksoortigheid is daar een factor van belang. Voor bijna elk aspect, of het nu het BBP per capita, de werkloosheid, de infrastructuur voor bedrijven of universiteiten, de schoolprestaties, de kapitaalmarkten, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, of internetverspreiding is, tekenen zich vrij forse verschillen af tussen de zes subregio's van de EU, zoals de Wereldbank in kaart heeft gebracht. Het gaat om de EU-15 van het noorden (Britse eilanden, noordelijke staten), de EU-15 van Midden-Europa (de zes oorspronkelijke lidstaten zonder Italië plus Oostenrijk), de EU-15 van het zuiden (4 mediterrane staten), de EU-12 in het noorden (Baltische staten), de EU-12 in Midden-Europa (PL, CZ, HU, SI, SK), de EU-12 in het zuiden (RO en BG).

5.5

Om wereldleider te worden voor ST's ligt het voor de hand om beleid en programma's voor elk van de zes groepen zo te ontwerpen dat rekening gehouden wordt met de reputatie van de universiteiten en onderzoeksinstituten, de wetenschappelijke en technologische kennis van de werknemers, de vaardigheden en de bestaande markten van de fabricagebedrijven, enz. Hierna zouden acties per regio op prioriteit kunnen worden gerangschikt, om te beginnen bij de best presterende regio. In dit verband moet gekeken worden naar het in de mededeling genoemde Cohesiebeleid.

5.6

De Commissie bestuurt de EU via wetgeving en financiële injecties met behulp van waarnemingscentra en agentschappen. Dit kan doeltreffend zijn op gebieden waar één Commissaris volledig bevoegd is voor een initiatief. Bij het ST-project zijn ten minste zes Commissarissen betrokken; zonder samenvoeging van bevoegdheden en zonder rechtstreekser beheer heeft dat volgens het EESC geen kans van slagen.

5.7

Bij veel gebruikelijke benaderingen moeten vraagtekens worden gezet. Een regionale aanpak kan als voorbeeld gelden. Zowel in de GHN als in de mededeling wordt beseft dat mechanismen voor staatssteun voor ST-projecten tegen het licht moeten worden gehouden. De mededeling schenkt de voorstellen voor intellectuele-eigendomsrechten minder aandacht dan deze in het GHN-verslag krijgen (5). Het EESC is ingenomen met wat de mededeling over handel stelt, maar meent dat het huidige handelsbeleid de belangen van de EU onvoldoende beschermt. Dit is ook een gebied dat baat zou hebben bij nieuw bestuur en een strikte bescherming van EU-belangen.

5.8

Het EESC juicht de dankzij de GHN gewijzigde koers toe, waarbij de aandacht verschuift van O&O-steun naar een evenwichtige benadering met drie pijlers. In dit opzicht lijkt het KP7 nogal tekort te schieten. Hoe dan ook vreest het EESC dat er in de EU misschien niet genoeg bedrijven zijn met de kennis, producten en mondiale aanwezigheid om de producten van de O&O-pijler te maken en te verkopen. Het gehele voorstel staat of valt met de veronderstelling dat de pijlers twee en drie de ST's marktrijp kunnen maken. In feite worden ST's doorgaans meer ontwikkeld door high-techproducenten als Apple, BMW, Bayer of Rolls Royce of Airbus. Samen met de lidstaten moet de EU een strategie uitwerken ter ondersteuning en ontwikkeling van meer ondernemingen die mondiaal toonaangevende producten maken. Bestaande bedrijven moeten geprikkeld worden om aan hun productlijnen nieuwe producten toe te voegen met een groot aandeel van ST en gericht op de wereldmarkten. In de mededeling staat veelvuldig dat ST's groei en banen kunnen opleveren. Het EESC ziet het anders en meent dat groei en banen het resultaat kunnen zijn van bedrijven zijn die ST's toepassen. De EU heeft meer bedrijven nodig met producten en markten die ST's kunnen exploiteren.

5.9

Als gevestigde bedrijven voor eindproducten ST's niet marktrijp kunnen maken, dan komt het aan op ondernemers. De meeste ondernemers worden, op hun beurt, geholpen door durfkapitalisten of gevestigde bedrijven die iets in de ondernemer zien. IBM sponsorde Microsoft en redde Intel, Apple heeft ARM-Holdings gesponsord, dat nu met Intel concurreert, zowel Google als Facebook ontvingen steun van rijke investeerders uit de technische industrie, durfkapitaal steunde Google en Microsoft steunde Facebook. In Europa ontvingen de ondernemers uit Noord-Europa achter Skype en Angry Birds steun in de vorm van durfkapitaal uit Londen en Californië.

5.10

Het ST-project is een klein onderdeel van een groter geheel, te weten het creëren van welvaart door de EU. In de VS is de markt de drijvende kracht, in Azië is dat het overheidsbeleid. EU-lidstaten als Duitsland en de Scandinavische landen hebben succesvol beleid, maar vele andere niet. Wat het EU-niveau betreft: in de mededeling bestemt de Commissie de beperkte middelen van de Unie voor het ST-programma, maar het EESC vreest dat dit model voor het genereren van welvaart niet doeltreffend genoeg zal blijken, gezien de mondiale concurrentie.

6.   Specifieke opmerkingen

6.1

Het EESC vreest dat een „nieuw evenwicht” ten gunste van de tweede en de derde pijler tot minder O&O in de EU kan leiden. Daar zou het EESC het niet mee eens zijn. Solide fundamenteel onderzoek is nodig voor de volgende generatie van innovatie. Moderne technologie is meestal gebaseerd op de onverwachte resultaten van fundamenteel onderzoek.

6.2

Aangezien de EU geen militair/industrieel complex van de omvang van de VS (of China) heeft, moet de wetenschap er anderszins gestimuleerd en geprikkeld worden. Dat is de waarde van projecten als Galileo en ITER.

6.3

Het EESC is verheugd over de aandacht voor onderwijs en kennis. De mededeling benadrukt echter het dalende aantal afgestudeerden in de EU in de natuurwetenschappen en techniek. Het tekort in de EU op wetenschappelijk en technisch gebied, op alle onderwijsniveaus, is de achilleshiel van zowel het Europese concurrentievermogen in het algemeen als het ST-project in het bijzonder. De in de mededeling geschetste plannen zijn ondermaats, gezien de omvang en de urgentie van het probleem.

6.4

Het EESC heeft onlangs een advies gepubliceerd over de mededeling over de modernisering van het staatssteunbeleid (6). Voor de ST's is de geuite bezorgdheid in de paragrafen 1.5.1 (definitie van marktfalen), 1.6.3 en 1.6.4 (gelijke concurrentievoorwaarden) van belang. Door de nadruk op behoud van concurrentie in de interne markt is het externe concurrentievermogen van de EU in gevaar gebracht.

6.5

De mededeling stelt dat in het voorbije decennium de durfkapitaalactiviteiten in de EU zijn afgenomen en begint durfkapitaal te vervangen door EU-subsidies. Hoewel dit positief is, is het niet genoeg. Het EESC beveelt de EU aan om met de lidstaten te werken aan de voorafgaande voorwaarden voor durfkapitaal in Europa.

6.6

De Commissie heeft het EESC haar voornemens meegedeeld voor de groep ST-vraagstukken, de opvolger van de GHN. „Behalve technologievertegenwoordigers voor elk van de zes ST's (nanotechnologie, micro-elektronica, biotechnologie, fotonica, geavanceerde materialen, geavanceerde productiesystemen) is het de bedoeling multi-ST-vertegenwoordigers uit te nodigen (de meeste innovatieve producten zijn een combinatie van diverse ST's) alsook meer industriële gebruikers verderop in de keten (bijv. aeronautica, automobielindustrie, luchtvaart, bouw, energie, voeding, medische apparatuur, uitrusting, design…) dan in de eerste groep van hoog niveau (aangezien de ST-Strategie streeft naar een hogere industriële productie van producten die op ST's gebaseerd zijn)”.

6.7

Veel zal afhangen van de vertegenwoordigde ondernemingen, hun invloed op de (veel) grotere groep voor de vraagstukken, het succes van die groep om meer van de 118 regionale ondernemingen in de high-techproductiesector naar het mondiale plan te tillen, en, in de eerste plaats, zijn succes met de opkomst van de volgende 118 ondernemingen op regionaal niveau.

Brussel, 12 december 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 112.

(2)  COM(2009) 512 final.

(3)  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/ict/files/kets/hlg_report_final_en.pdf

(4)  Bedrijven die zijn aangemerkt met een asterisk (*), zijn Zwitsers (niet EU).

(5)  De GHN beveelt de EU aan om de staatssteunregelingen zo aan te passen dat RDI-activiteiten en grootschalige investeringen in ST mogelijk worden, met name door de invoering van een desbetreffende clausule in het algemene kader voor staatssteun, herziening van de verlaging voor grotere investeringen, hogere meldingsdrempels, snellere procedures en de uitvoering van projecten van algemeen Europees belang.

(6)  De modernisering van het staatssteunbeleid (PB C 11 van 15.1.2013).


Top