EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE1506

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen COM(2008) 195 final — 2008/0084 (COD)

PB C 77 van 31.3.2009, p. 37–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/37


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen

COM(2008) 195 final — 2008/0084 (COD)

(2009/C 77/07)

Op 23 mei 2008 besloot de Raad, overeenkomstig art. 44, lid 1, van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen”

Op 21 april 2008 heeft het bureau van het Comité besloten de gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

Gelet op het spoedeisende karakter van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 20 en 57, lid 1, rvo, tijdens zijn 447e zitting van 18 september 2008 besloten de heer CAPPELLINI als algemeen rapporteur aan te wijzen en heeft het onderhavig advies met 59 stemmen vóór en 1 stem tegen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC juicht het toe dat de in de vierde richtlijn vennootschapsrecht opgenomen vrijstellingen voor kleine ondernemingen uitgebreid worden tot middelgrote ondernemingen. Op die manier zullen de verslagleggingsverplichtingen voor deze ondernemingen afnemen.

1.2

Het EESC onderschrijft eveneens de voorstellen tot wijziging van de zevende richtlijn, daar zij de wisselwerking verduidelijken tussen de consolidatievoorschriften in deze richtlijn en de internationale normen voor financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standards cf. IFRS).

1.3

De doelstelling om financiële verslaglegging te vereenvoudigen, blijft intact, wat zeer positief is: er is geen relevant verlies aan informatie voor de gebruikers van de rekeningen en andere betrokkenen blijven in de grond van de zaak buiten schot. De voorgestelde vereenvoudiging is gebaseerd op de behoeften van het MKB en van de gebruikers van financiële informatie.

1.4

Tot nu toe is er te weinig onderzoek verricht naar en bewijs verzameld over de behoeften van de gebruikers, die van lidstaat tot lidstaat kunnen verschillen. Alvorens de financiële verplichtingen voor het MKB verder te wijzigen, moet er gekeken worden naar de huidige stand van zaken wat de gebruikmaking van de opties in de vierde en zevende richtlijn betreft. Te denken valt aan onderzoek naar (a) het gebruik van de bestaande opties, (b) motiveringen van de lidstaten voor hun keuze van opties en (c) een overzicht van de mate waarin lidstaten hun doelstellingen verwezenlijken.

1.5

Volgens het EESC moet eerst op dit gebied informatie worden verzameld als uitgangspunt voor zinvolle beleidsvoorstellen naderhand.

1.6

Verplichtingen t.a.v. de jaarrekening waren één van de eerste wetgevende gebieden die op Europees niveau geharmoniseerd werden. Het EESC herinnert eraan dat dit een kernonderdeel is voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke markt; verder wijst het op het belang van harmonisatie voor het scheppen van gelijke concurrentieverhoudingen in de EU.

1.7

De grensoverschrijdende handel in het MKB neemt toe in de EU. Het is dus zaak om werk te maken van de harmonisatie van het kader voor financiële verslaglegging en van de voorschriften (a) ter ondersteuning van de groei in deze handel en (b) voor het scheppen van gelijke concurrentieverhoudingen.

2.   Achtergrond

2.1

In de conclusies van de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 werd benadrukt dat terugdringing van de administratieve lasten belangrijk is om de Europese economie een nieuwe impuls te geven, met name gelet op de eventuele voordelen voor het midden- en kleinbedrijf.

2.2

Er werd gepleit voor uitgebreide gezamenlijke inspanningen van de Unie en de lidstaten om de administratieve lasten te verminderen door vereenvoudiging van de regels m.b.t. het opstellen van jaarrekeningen voor kleine en middelgrote ondernemingen; de rechtsgrond voor deze maatregelen zou art. 44, lid 1, van het EG-Verdrag zijn (1).

2.3

Jaarrekeningen en auditcontroles zijn aangewezen als gebieden waar de administratieve lasten voor ondernemingen in de Unie dienen af te nemen (2).

2.4

Bijzondere nadruk is gelegd op extra verlichting van de informatieverplichtingen voor kleine en middelgrote bedrijven.

2.5

In het verleden is een aantal wijzigingen doorgevoerd om bedrijven die onder de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG vielen, in staat te stellen om jaarrekeningmethoden te gebruiken die voldoen aan de internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS).

2.6

Ingevolge Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (3) dienen ondernemingen waarvan de aandelen worden verhandeld op een gereglementeerde markt in een lidstaat hun jaarrekeningen overeenkomstig de IFRS op te stellen, zodat op hen de meeste bepalingen van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG dus niet van toepassing zijn. Deze richtlijnen zijn evenwel nog steeds het uitgangspunt voor de boekhouding van kleine en middelgrote bedrijven in de EU.

2.7

Voor kleine en middelgrote ondernemingen gelden vaak dezelfde regels als voor grote bedrijven, maar hun specifieke jaarrekeningbehoeften zijn nog maar zelden onderzocht. Vooral het groeiende aantal publicatieverplichtingen leidt in deze sector tot bezorgdheid. Uitgebreide regelgeving voor verslaglegging vormt een financiële last en kan het doeltreffend gebruik van kapitaal voor productieve doeleinden belemmeren.

2.8

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1606/2002 heeft ook duidelijk gemaakt dat het verband tussen de in Richtlijn 83/349/EEG vereiste jaarrekeningnormen en de IFRS toelichting behoeft.

2.9

De kosten van oprichting en uitbreiding kunnen als activa op de balans worden opgenomen, maar dan vereist art. 34, lid 2, van Richtlijn 78/660/EEG wel dat deze kosten in de toelichting uiteengezet worden.

2.10

Kleine ondernemingen kunnen worden vrijgesteld van deze verplichting overeenkomstig art. 44, lid 2, van de richtlijn. Om de administratieve lasten te beperken, zouden ook middelgrote bedrijven van deze verplichting vrijgesteld moeten worden.

2.11

Richtlijn 78/660/EEG schrijft publicatie voor van een overzicht van de omzet, uitgesplitst naar sectoren en geografische markten. Dit geldt voor alle bedrijven, behalve kleine ondernemingen, die op grond van vermeld art. 44, lid 2, van die richtlijn vrijgesteld kunnen worden. Om de administratieve lasten te beperken, zouden ook middelgrote bedrijven van deze verplichting vrijgesteld moeten worden.

2.12

Richtlijn 83/349/EEG vereist dat een moedermaatschappij een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zelfs indien de enige dochteronderneming, of alle dochterondernemingen samen, van ondergeschikt belang zijn in de zin van art. 16, lid 3, van Richtlijn 83/349/EEG. Derhalve vallen deze ondernemingen onder Verordening (EG) nr. 1606/2002 en dienen zij geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen overeenkomstig de IFRS. Dit is een lastige vereiste als een moedermaatschappij slechts dochterondernemingen heeft die in dat opzicht van ondergeschikt belang zijn.

2.13

Daarom zou het mogelijk moeten zijn een moedermaatschappij vrij te stellen van de verplichting om geconsolideerde jaarrekeningen en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien alle dochterondernemingen van de moedermaatschappij, individueel of samen, als in dat opzicht van ondergeschikt belang kunnen worden beschouwd.

2.14

De lidstaten kunnen de doelstellingen van de richtlijn, te weten terugdringing van administratieve lasten in verband met bepaalde publicatievereisten voor middelgrote ondernemingen en de verplichting om geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen voor bepaalde ondernemingen in de Gemeenschap, niet voldoende verwezenlijken. Gelet op omvang en gevolgen is het beter dat de Gemeenschap in dezen maatregelen treft, overeenkomstig het in art. 5 van het Verdrag uiteengezette subsidiariteitsbeginsel.

2.15

Overeenkomstig het in dat artikel omschreven evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

2.16

De Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

De voorgestelde veranderingen in Richtlijn 78/660/EEG (4e richtlijn vennootschapsrecht) (4) beogen een vereenvoudiging van de financiële verslaglegging voor middelgrote ondernemingen (5) en hun vrijstelling van verplichtingen tot financiële rapportage op korte termijn. De veranderingen moeten de administratieve last beperken zonder dat er relevante informatie verloren gaat.

3.2

De voorgestelde wijzigingen in Richtlijn 83/349/EEG (7e richtlijn vennootschapsrecht) (6) zijn bedoeld om de wisselwerking tussen de in deze richtlijn vermelde regels voor geconsolideerde jaarrekeningen en de IFRS te verduidelijken.

3.3   Raadpleging en effectbeoordeling

3.3.1

Het debat over relevante beperking van de regelgeving voor het MKB ingevolge de 4e en de 7e richtlijn vennootschapsrecht is de Commissie vroegtijdig begonnen, tegelijk met de raadpleging, waarbij de doelstelling was dat het MKB in de interne markt moet floreren. Het probleem inzake de regelgeving voor het MKB is steeds opnieuw het gevolg van het feit dat de oorspronkelijke verordeningen voor grote ondernemingen zijn opgesteld. Die verordeningen zijn niet per se relevant voor het MKB en leiden vaak tot aanzienlijke administratieve en financiële lasten.

3.4   Vereenvoudiging op grond van de behoeften van het MKB en van de gebruikers van de financiële informatie

3.4.1

Het debat zou niet alleen gericht moeten zijn op „vereenvoudiging” maar ook op de „relevantie” voor het MKB — in tegenstelling tot grote, aan de beurs genoteerde ondernemingen — van de eisen voor financiële verslaglegging. In de discussie over „vereenvoudiging” bestaat de neiging om het vooral over de kosten te hebben, terwijl in het debat over „relevantie” de voordelen van financiële rapportage centraal staan, alsook bepaalde gebruikers en hun behoeften.

3.4.2

De vereenvoudigingsinspanningen voor „de richtlijnen financiële verslaggeving dienen uit te gaan van de huidige behoeften van het MKB en de gebruikers van hun rekeningen”. Willen financiële verslagen zinvol en relevant zijn, dan is onderzoek naar de gebruikers en hun behoeften essentieel om te komen tot een Europees kader voor financiële rapportage voor het MKB. De gebruikers zijn velerlei: financiële instellingen (ratingbureaus), publieke overheden (belastingdiensten, instanties voor bestrijding van witwaspraktijken enz.).

3.4.3

Het is ook van belang erop te wijzen dat het MKB zelf veel financiële informatie gebruikt, bijv. als leverancier of contractpartij voor andere ondernemingen, in omstandigheden waarin een beoordeling van de kredietwaardigheid een grote rol speelt.

3.4.4

In verband met de „vereenvoudiging” van de regels m.b.t. jaarrekeningen voor het MKB is het belangrijk dat er strenge effectbeoordelingen worden uitgevoerd, inclusief een beoordeling van de voordelen van de financiële verslaglegging en van de kosten en administratieve lasten. In deze beoordelingen moet ook plaats ingeruimd worden voor de redenen voor het opleggen van de vereisten voor financiële rapportage en voor de belangen van betrokkenen (transparantie, enz.) die deze voorschriften beoogden te beschermen.

3.5   Harmonisatie om gelijke concurrentieverhoudingen in de EU te creëren

3.5.1

De grensoverschrijdende handel door het MKB neemt in de EU toe (7). Dat is dus een sterk argument om vaart te zetten achter de harmonisatie van kaders voor financiële rapportage en regels om (a) de groeiende handel te steunen en om (b) gelijke concurrentieverhoudingen te creëren. Dit zou tot minder opties kunnen leiden en een overstap naar maximale harmonisatie, bijv. op het gebied van publicatie van financiële informatie en publieke toegang tot die informatie.

3.6   Geen verplichte internationale normen voor de jaarrekeningen van het MKB

3.6.1

Het MKB-project van de IASB (Intenational Accounting Standards Board) is er gekomen op verzoek van normstellers, boekhoudkundigen en andere belanghebbenden, die een alternatief voor de onverkorte IFRS willen. Hoewel de IASB hier aanvankelijk terughoudend tegenover stond, heeft de meerderheid van de betrokkenen de IASB ervan overtuigd dat het project moest worden uitgevoerd en dat uitsluitend de IASB de gewenste betrouwbaarheid en het gezag had om normen voor jaarrekeningen van hoge kwaliteit te formuleren waarvan de naleving kan worden afgedwongen. Het uitgangspunt van dit project waren echter de onverkorte IFRS, bedoeld voor beursgenoteerde ondernemingen.

3.6.2

Uitgangspunt voor de onverkorte IFRS was dat beursgenoteerde ondernemingen en hun belanghebbenden de financiële verslagen zouden gebruiken. Zoals hiervoor al is gesteld, is de financiële verslaggeving voor het MKB meer voor intern of informeel gebruik bedoeld (in verband met leveranciers, contractpartijen, financiële instellingen, enz.) dan om wettelijke of andere publicatieverplichtingen voor een brede groep gebruikers na te komen.

3.6.3

De verplichte uitvoering van de IFRS, of van een ander pakket nieuwe standaards, gebaseerd op de normen voor beursgenoteerde ondernemingen, zou tot aanzienlijke administratieve en financiële lasten voor het MKB leiden, die zwaarder wegen dan de eventuele voordelen daarvan. Het nauwe verband tussen jaarrekeningen en belastingaangiften zou kleine en middelgrote ondernemingen die in meer dan één lidstaat werkzaam zijn, bovendien nopen tot het aanhouden van twee verschillende jaarverslagen, wat opnieuw extra administratieve lasten met zich meebrengt.

3.7   Vereenvoudiging van de richtlijnen

3.7.1

Wat betreft de mogelijkheden tot vereenvoudiging voor het MKB in de richtlijnen inzake jaarrekeningen, die hoofdzakelijk uitbreidingen zijn van de bestaande opties voor het MKB in die richtlijnen, is het belangrijk om na te gaan hoe deze opties in de lidstaten werken, voordat nieuwe richtlijnen worden goedgekeurd. Verder adviseert het EESC om op elk niveau stelselmatig het principe „only once” toe te passen (8).

3.7.2

Alvorens de vereisten voor financiële verslaglegging voor het MKB verder te wijzigen, zou het gebruik van de opties in de 4e en de 7e richtlijn moeten worden bekeken. Het onderzoek zou het volgende moeten omvatten: (a) gebruik van bestaande opties, (b) de motivering van de lidstaten voor de gekozen optie en (c) een overzicht van de prestaties van de lidstaten ten aanzien van de te verwezenlijken doelstellingen.

3.7.3

Het grote probleem momenteel is de „benadering van bovenaf” die (a) tot administratieve lasten voor het MKB leidt, en (b) de relevantie van kaders en normen voor financiële verslaglegging voor die ondernemingen minder groot maakt. Bij een toekomstige herziening van de financiële rapportage in de EU zou moeten worden uitgegaan van een „benadering van onderaf”. Deze benadering zou toegespitst moeten zijn op de behoeften van het MKB en van andere betrokkenen, en zou, zoals hierboven voorgesteld, moeten steunen op onderzoek naar de gebruikers en hun behoeften.

Brussel, 18 september 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  PB C 325, 24.12.2002, blz. 35.

(2)  EU-project inzake het meten en het verminderen van administratieve kosten, tweede tussentijds verslag, 15 januari 2008, blz. 37. Tot nu toe is het eindverslag nog niet gepubliceerd (zie voetnoot 6 van COM(2008) 195 final).

(3)  PB L 243, 11.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 222, 14.8.1978, blz. 11. Laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 224, 16.8.2006, blz. 1).

(5)  Definities in art. 27 (middelgrote ondernemingen) van de vierde richtlijn inzake vennootschapsrecht.

(6)  PB L 193, 18.7.1983, blz. 1, richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/99/EG van de Raad (PB L 363, 20.12.2006, blz. 137).

(7)  Zie de volgende EESC-adviezen over het belang van de interne markt:

CESE 952/2006, over Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving (INT/296), PB C 309 van 16.12.2006, blz. 18;

CESE 89/2007, over de Herziening van de interne markt (INT/332), PB C 93 van 27.4.2007, blz. 25;

CESE 1187/2008, over Beleidsmaatregelen voor het MKB (INT/390), (nog niet in het PB gepubliceerd);

CESE 979/2008, over Internationale aanbestedingen (INT/394) (nog niet in het PB gepubliceerd).

(8)  EESC-advies over „De verschillende beleidsmaatregelen (inclusief een passende financiering) die aan de groei en de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven kunnen bijdragen” (verkennend advies), INT/390. Dit principe houdt in dat ondernemingen niet opnieuw alle informatie hoeven te verstrekken die overheden al via een andere weg hebben verkregen, ongeacht het niveau (Europees, nationaal, regionaal en lokaal).


Top