EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006IE0973

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Sociale samenhang: inhoud geven aan een Europees sociaal model

PB C 309 van 16.12.2006, p. 119–125 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 309/119


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Sociale samenhang: inhoud geven aan een Europees sociaal model

(2006/C 309/25)

Op 19 januari 2006 besloot het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over Sociale samenhang: inhoud geven aan een Europees sociaal model.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 juni 2006 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Ehnmark.

Het Comité heeft tijdens zijn op 5 en 6 juli gehouden 428e zitting (vergadering van 6 juli 2006) onderstaand advies uitgebracht, dat met 91 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees sociaal model bestaat wel degelijk en is gebaseerd op eenheid in overkoepelende doelstellingen en verscheidenheid in de wijze waarop deze worden verwezenlijkt. Het model heeft zijn nut bewezen als bron van inspiratie voor de Europese landen bij de totstandbrenging van een samenleving die wordt gekenmerkt door cohesie, solidariteit en concurrentievermogen. De komende jaren zal het model opnieuw met aanzienlijke uitdagingen worden geconfronteerd. Het is nu het moment om het sociaal model inhoud te geven en klaar te stomen voor de toekomst.

1.2

De kracht van het Europees sociaal model komt voort uit de wijze waarop concurrentievermogen, solidariteit en wederzijds vertrouwen op elkaar hebben ingewerkt. Het sociaal model is dus zowel iets van het heden als iets van de toekomst. Het kan echter nooit als „af” worden beschouwd: het moet dynamisch zijn en inspelen op nieuwe uitdagingen.

1.3

In de onderhavige analyse wordt het Europees sociaal model ruimer opgevat dan wat de traditionele betekenis van de term 'sociaal' zou doen vermoeden. Aangezien de scheidslijnen tussen verschillende sectoren zijn vervaagd, moet de term 'sociaal' ook worden gekoppeld aan economie en milieu. Alleen indien deze ruime definitie wordt gehanteerd, kan het sociaal model de nodige inspiratie leveren om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Op grond van deze ruime interpretatie zou het model ook als Europees maatschappijmodel, waarvan het sociale aspect een onderdeel is, kunnen worden bestempeld. In de onderhavige analyse wordt echter de term 'sociaal' gebruikt.

1.4

Alle nationale stelsels van de EU-landen worden gekenmerkt door het verband tussen economisch rendement en sociale vooruitgang. Behoorlijk opgezette sociale diensten en beleidsmaatregelen voor de arbeidsmarkt hebben een positieve invloed gehad op zowel sociale rechtvaardigheid als economisch rendement en productiviteit. Sociaal beleid is een productieve factor.

1.5

Het Comité somt een aantal sleutelelementen van het Europees sociaal model op, te beginnen met de rol van de staat als borg en vaak ook als aanjager van sociale samenhang en rechtvaardigheid: zij streeft immers naar hoge werkgelegenheid en verleent kwalitatief hoogstaande openbare diensten. Andere sleutelelementen omvatten onder meer maatregelen ten behoeve van productiviteit en concurrentievermogen, milieubescherming, onderzoek en onderwijs.

1.6

Het Europees sociaal model, dat zich gedurende lange tijd heeft ontwikkeld, heeft tot aanzienlijke verworvenheden op economisch, sociaal en milieugebied geleid. Het meest tastbare resultaat is het ontstaan van een Europese welvaartszone. Dit neemt echter niet weg dat het model ook zwakke punten heeft, zoals aanhoudende sociale segregatie, structurele armoede in bepaalde gebieden en aanhoudend hoge werkloosheid, met name onder jongeren.

1.7

De uitdagingen die Europa en het Europees sociaal model te wachten staan, zijn enorm. Zij hebben betrekking op concurrentievermogen en werkgelegenheid, bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, en de gevolgen van de globalisering. Andere uitdagingen betreffen gelijke kansen voor mannen en vrouwen, migratie en demografische ontwikkelingen.

1.8

Wil het Europees sociaal model waardevol zijn voor de totstandbrenging van de Europese samenleving van de toekomst, dan moet het een dynamisch model zijn, dat openstaat voor uitdagingen, veranderingen en hervormingen.

1.9

Een Europees sociaal model heeft alleen betekenis als het de waardering en de steun van de Europese burgers krijgt. De analyse en de sleutelelementen van het Europees sociaal model moeten als uitgangspunt worden gebruikt voor discussie en overleg in de lidstaten en moeten de burgers een nieuw instrument in handen geven om kenbaar te maken hoe zij over Europa denken en wat voor soort sociaal model zij willen.

1.10

Kort gezegd moet het Europees sociaal model het pad effenen voor een democratische, milieuvriendelijke, concurrerende, solidaire en op maatschappelijke integratie gebaseerde welvaartszone voor alle burgers van Europa. Dat is de hypothese waarvan in dit advies wordt uitgegaan.

2.   Analyse en opmerkingen

2.1   Achtergrond en definities

2.1.1   Inleiding

2.1.1.1

Het Europees sociaal model en de kenmerken ervan hebben de laatste tijd heel wat stof doen opwaaien. Dat is niet verwonderlijk, gezien de reeks recente spraakmakende gebeurtenissen. De Europese grondwet heeft niet de steun van het publiek gekregen en de ideeën die daarin worden verkondigd, zijn niet bewaarheid. Ook andere ontwikkelingen en gebeurtenissen hebben een debat over het Europees sociaal model op gang gebracht: de kwakkelende economie en het onvermogen van Europa om de werkgelegenheid te doen stijgen, de demografische ontwikkeling, de voortgaande globalisering en de gevolgen daarvan, alsook de heftige discussie over de dienstenrichtlijn. Ook de toetreding van nieuwe lidstaten heeft het debat over de toekomst van de EU aangezwengeld.

2.1.1.2

Met dit advies doet ook het EESC een duit in het zakje. Het advies zal worden gebruikt als basis voor verder overleg met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

2.1.1.3

Dit advies steunt op de gedachte dat er waarden en ideeën bestaan, maar ook een sociale realiteit, die samen het 'Europees sociaal model' kunnen worden genoemd. Doel is de inhoud van dit model te bestuderen en de bakens uit te zetten voor de verdere ontwikkeling ervan.

2.1.1.4

Het sociaal model moet zich, als visie op Europa, ontwikkelen in symbiose met andere streefdoelen die samen het beeld van Europa bepalen, vooral die van duurzame ontwikkeling en het doel om van Europa de meest concurrerende kennismaatschappij ter wereld te maken, waardoor er meer en betere banen ontstaan en de sociale samenhang wordt gewaarborgd.

2.1.2   Definitie en reikwijdte van het Europees sociaal model

2.1.2.1

Om tot een analyse van het Europees sociaal model te komen, moet eerst het in de Europese landen ontwikkelde systeem van waarden worden bestudeerd. Die waardenstelsels vormen de basis voor elke discussie over de gemeenschappelijke kenmerken van een sociaal model. Aan de Europese Unie liggen een aantal gemeenschappelijke waarden ten grondslag, nl. vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, menselijke waardigheid, gelijkheid, solidariteit, dialoog en sociale rechtvaardigheid. Het feit dat het model voor een deel op rechten is gebaseerd, zoals blijkt uit het sociaal handvest, maakt dat het berust op een waardenstelsel.

2.1.2.2

Het Europees sociaal model wordt hier ruim opgevat. Het sociaal model omvat meer dan wat de traditionele betekenis van de term 'sociaal' zou doen vermoeden. Gezien het verband tussen economische, sociale en milieuzaken moet aan de term een brede interpretatie worden gegeven.

2.1.2.3

In deze analyse van het Europees sociaal model is bovendien voor een tweeledige aanpak gekozen: aandacht voor waarden en zienswijzen, in combinatie met beleidsmaatregelen om dat wensbeeld werkelijkheid te laten worden. Het sociaal model beperkt zich niet tot het formuleren van wensbeelden; het is ook een oefening in het omzetten van een visie in politieke realiteit. Het model fungeert als bron van inspiratie en moet een kader bieden om nieuwe vraagstukken aan te pakken.

2.1.2.4

In de onderstaande analyse wordt ervan uitgegaan dat het huidige Europees sociaal model voornamelijk uit drie hoofdonderdelen bestaat: economische, sociale en milieudoelstellingen. Het is via de interactie daartussen — tegen de achtergrond van trends als globalisering — dat het sociaal model zich concreet ontwikkelt. De kracht van het Europees sociaal model is ontstaan uit de wijze waarop concurrentievermogen, solidariteit en wederzijds vertrouwen op elkaar hebben ingewerkt. In dit opzicht kan het Europees sociaal model hoe dan ook nooit als „af” worden beschouwd: het moet dynamisch zijn en het hoofd kunnen bieden aan uitdagingen van binnenuit of van buitenaf.

2.1.2.5

Deze visie kan als volgt worden samengevat: het Europees sociaal model effent het pad voor een democratische, milieuvriendelijke, concurrerende, solidaire en op maatschappelijke integratie gebaseerde welvaartszone voor alle burgers van Europa.

2.1.2.6

In deze context is het van belang om het verband tussen economisch rendement enerzijds en sociale rechtvaardigheid en cohesie anderzijds te beklemtonen. Het Europees sociaal model is op beide gebaseerd. Ondanks de verschillen tussen de nationale stelstels is er toch sprake van een duidelijk Europees sociaal model, omdat alle nationale stelsels van de EU-landen worden gekenmerkt door samenhang tussen economisch rendement en sociale vooruitgang. Tegelijkertijd fungeert de sociale dimensie als productieve factor. Zo leiden goede gezondheidszorg en goede arbeidswetgeving tot goede economische resultaten. Een goed doortimmerd sociaal en arbeidsmarktbeleid, dat door de sociale partners wordt gesteund, kan een positieve uitwerking hebben op zowel sociale rechtvaardigheid en samenhang als op economisch rendement en productiviteit. Werkloosheidsuitkeringen gecombineerd met een actief arbeidsmarktbeleid stabiliseren de economie en zijn bevorderlijk voor een snelle aanpassing aan veranderde omstandigheden via bijscholing en doeltreffende steun bij het vinden van werk en omscholing. Gerichte overheidsinvesteringen in materiële infrastructuur en menselijk kapitaal kunnen economische én sociale doelstellingen helpen verwezenlijken. Beide aspecten kunnen en moeten elkaar versterken. Een actieve inbreng van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld kan de samenhang verbeteren en de economische efficiency vergroten.

2.1.2.7

Vanuit een andere invalshoek kan worden gesteld dat het ontbreken van een sociaal Europa economische en politieke kosten met zich meebrengt. Uit een in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerd onderzoek naar de kosten van het ontbreken van sociaal beleid is gebleken dat sociaal beleid omvangrijke economische voordelen heeft, nl. optimale allocatie, arbeidsproductiviteit en economische stabilisering. Uit het onderzoek werd geconcludeerd dat „sociaal beleid gebaseerd op investeringen in menselijk en sociaal kapitaal tot hoger economisch rendement leidt omdat het de productiviteit en de kwaliteit van de beroepsbevolking verbetert. Sociaal beleid is derhalve een productieve factor, ook al zijn de kosten ervan doorgaans zichtbaar op korte termijn terwijl de baten ervan veelal pas zichtbaar zijn op lange termijn.” (1)

2.1.2.8

Europese landen (en in sommige gevallen ook regio's) hebben in het verleden hun eigen specifieke ervaringen opgedaan, conflicten gehad en vormen van conflictoplossing ontdekt. De consensus over wat sociaal gezien de juiste balans is tussen deze waarden loopt van land tot land wel enigszins uiteen, hoewel niet fundamenteel. Dit heeft geleid tot een groot aantal soorten instituten die gestalte geven aan de „sociale structuur” van landen — d.w.z. waarden die in bij wet vastgelegde rechten en aanspraken zijn omgezet — en waaraan de markteconomie en het gerechtelijk, constitutioneel en regeringsapparaat zijn vastgeklonken. De Europese verdragen beklemtonen zowel de gemeenschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan het sociaal model als het belang van respect voor de nationale diversiteit.

2.1.2.9

Dan zijn er ook nog de milieuvraagstukken: snel stijgende energieprijzen, aanhoudende luchtvervuiling en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor huisvesting, vervoer en arbeidsomstandigheden zullen de balans tussen economisch rendement en productiviteit en sociale rechtvaardigheid en cohesie verstoren. Toch zijn ook hier voorbeelden te vinden van de stelling dat duurzaamheidsbevorderende beleidsmaatregelen hand in hand kunnen gaan met het nastreven van economische en sociale doelstellingen. Dit geldt ook voor onderwerpen als volksgezondheid en veiligheid. Milieuverval schept nieuwe gezondheidsproblemen voor jong en oud. Een en ander is tekenend voor de behoefte aan een betere verwerking van milieukwesties in het Europees sociaal model.

2.1.2.10

Sommigen hebben uit de grote verscheidenheid aan instituten de conclusie getrokken dat er eigenlijk niet zoiets bestaat als een Europees sociaal model: er zijn ofwel (minstens) evenveel modellen als er landen zijn, ofwel kunnen met elkaar verwante modellen, in het beste geval, worden gegroepeerd in categorieën.

2.1.2.11

Het EESC wenst het belang van deze diversiteit allerminst te bagatelliseren, maar wijst erop dat er niettemin redenen zijn om van één Europees sociaal model te spreken:

1)

als, in tegenstelling tot vroegere benaderingen waarbij nadrukkelijk naar categorieën van modellen binnen het Europees kapitalisme werd gezocht, wordt gekozen voor een wereldwijde benadering, dan blijkt dat er tussen de Europese landen als groep en de hoogontwikkelde niet-Europese kapitalistische landen (en met name de VS) zeer uiteenlopende resultaten zijn vast te stellen;

2)

er is een veel grotere diversiteit aan instituten dan aan sociale resultaten in Europa, omdat veel instituten gelijkwaardige functies hebben;

3)

Europese economieën raken steeds nauwer met elkaar verweven, veel meer dan elders in de wereld het geval is, waardoor op tal van beleidsterreinen de behoefte aan een gezamenlijke aanpak ontstaat;

4)

de sociale modellen van de EU-landen hebben ook een supranationale, nl. Europese dimensie, omdat de EU — en dat is een unicum — een sociaal acquis heeft;

2.1.2.12

Het EESC zou willen voorstellen dat onderstaande kenmerken — die een sociale realiteit en niet louter een reeks waarden vertegenwoordigen, zij het op uiteenlopende wijze geïnstitutionaliseerd — worden beschouwd als kernelementen van een Europees sociaal model, die hetzij reeds gemeengoed zijn in de lidstaten of dat, door te nemen beleidsmaatregelen, alsnog zullen worden:

1)

de staat is verantwoordelijk voor het bevorderen van sociale samenhang en rechtvaardigheid, hetgeen wordt bewerkstelligd door hoge werkgelegenheid en goede openbare dienstverlening (diensten van algemeen belang) na te streven of te waarborgen en een op herverdeling gebaseerd begrotingsbeleid te voeren;

2)

regeringen en/of sociale partners of andere instanties bieden sociale voorzieningen die de nodige dekking of sociale bescherming tegen grote risico's bieden (zoals werkloosheid, slechte gezondheid, ouderdom) op een niveau dat armoede en sociale uitsluiting voorkomt;

3)

burgers genieten fundamentele wettelijke (of semi-wettelijke) rechten, zoals neergelegd in internationale verdragen, bijv. het recht van vereniging en het recht om te staken;

4)

er is inspraak van werknemers op alle niveaus, en er zijn ook vormen van overleg tussen werkgevers en werknemers of van autonome sociale dialoog;

5)

er is sprake van een sterk en ondubbelzinnig engagement om op alle terreinen van het maatschappelijk leven, en met name in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, gelijke kansen te bevorderen;

6)

in het kader van migratiebeleid worden de nodige maatregelen genomen, met name in de context van de demografische ontwikkeling in de EU-landen;

7)

er zijn een aantal sociale en arbeidswetten uitgevaardigd die gelijke kansen veiligstellen en kwetsbare groepen beschermen, m.i.v. een positief beleid om aan de specifieke behoeften van achtergestelde groepen (jongeren, ouderen, gehandicapten) te voldoen;

8)

door een reeks macroeconomische en structurele beleidsmaatregelen wordt duurzame, niet-inflatoire economische groei bevorderd, handel op een gelijk speelveld (interne markt) gestimuleerd en het pad geëffend voor ondersteunende maatregelen ten behoeve van de industrie en de dienstverlenende sector, en met name voor ondernemers en het MKB;

9)

er zijn de noodzakelijke beleidsprogramma's om investeringen op gebieden die essentieel zijn voor de toekomst van Europa, m.n. levenslang leren, O&O en milieutechnologie, te stimuleren;

10)

er wordt voortdurend voorrang gegeven aan het bevorderen van sociale mobiliteit en gelijke kansen voor iedereen;

11)

de overheid is verantwoordelijk voor het nemen van de noodzakelijke beleidsmaatregelen om milieukwesties aan te pakken, m.n. op het gebied van volksgezondheid en energievoorziening;

12)

er bestaat een brede consensus over het feit dat publieke en particuliere investeringen in Europa op een hoog niveau moeten worden gehandhaafd om het concurrentievermogen en de sociale en milieuvooruitgang te stimuleren;

13)

er wordt gestreefd naar duurzame ontwikkeling, zodat de volgende generaties niet de dupe worden van de economische en sociale verworvenheden van de huidige generatie (solidariteit tussen generaties);

14)

er is sprake van onvoorwaardelijke solidariteit met de ontwikkelingslanden en een verbintenis tot het verstrekken van steun aan hun economische, sociale en milieuhervormingsprogramma's.

2.2   Verworvenheden van het Europees sociaal model

2.2.1

De totstandbrenging van de Europese Unie en de succesvolle uitbreiding ervan is een historische gebeurtenis. Een door oorlog en conflicten verscheurd continent is erin geslaagd een nieuw hoofdstuk te beginnen en heeft het oorlogszuchtig nationalisme de rug toegekeerd. Het Europees sociaal model moet in deze context worden gezien.

2.2.2

Europa kan terecht trots zijn op de sociale resultaten die het heeft bereikt dankzij de rijke verscheidenheid aan door haar opgerichte instellingen en genomen beleidsmaatregelen op nationaal en, tot op zekere hoogte, Europees niveau. De Europese landen behoren — zeker waar het gaat om levensstandaard en gelijke kansen, levensverwachting en volksgezondheid — tot de best presterende landen op de wereldranglijst voor welvaartsindicatoren.

2.2.3

Veel Europese landen scoren internationaal gezien hoog op het punt van productiviteit en concurrentievermogen, hoewel er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten bestaan. Het is een flinke opsteker dat een aantal EU-landen absolute koplopers zijn qua concurrentiepositie en investeringen in onderzoek. De idee van een kennismaatschappij, waarin onderzoek en levenslang leren vooropstaan, is een alom gewaardeerd onderdeel van het Europees model geworden.

2.2.4

Europa heeft het Kyoto-protocol het beste nageleefd, ook al blijven de uiteindelijke resultaten teleurstellend. Europa is ook een van de meest toonaangevende regio's ter wereld waar het gaat om investeringen in milieuvriendelijke technologie en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen voor verwarming en vervoer.

2.2.5

Uit een vergelijking van de indicatoren van sociale samenhang en zekerheid en de werkgelegenheids/werkloosheidscijfers in de OESO-landen blijkt dat landen die hun burgers en werknemers een hoge mate van zekerheid bieden, vaak ook beter scoren op het vlak van werkgelegenheid. De Scandinavische landen zijn hiervan een lichtend voorbeeld.

2.2.6

Het wordt steeds duidelijker dat de politieke steun voor verdergaande Europese eenwording afhankelijk is van de opvatting dat dit verder gaat dan louter marktintegratie. Naarmate de economische barrières worden geslecht, ontwikkelen de regeringen van de lidstaten en de Europese instellingen, samen met de sociale partners op nationaal en Europees niveau, passende mechanismen die zorgen voor sociale samenhang en rechtvaardigheid in de nieuwe omstandigheden en waarmee wordt voorkomen dat Europa door concurrentie tussen de stelsels in een neerwaartse spiraal belandt, met als gevolg dat de sociale normen ernstig worden aangetast.

2.2.7

De uitbreiding van de EU heeft op zeer constructieve wijze bijgedragen aan de zich steeds duidelijker aftekenende contouren van een Europees sociaal model. De Unie is uitgebreid met een grote groep landen met een rijke culturele, sociale, economische en industriële geschiedenis. Hiermee heeft de culturele dimensie van het sociaal model duidelijk vorm gekregen. De culturele dimensie wordt een van de sleutelmechanismen voor de bevordering van de Europese samenhang.

2.2.8

De sociale dialoog is op alle fronten een wezenlijke uitingsvorm van het Europees sociaal model geworden. Met de sociale dialoog heeft de consensus post gevat dat de grote ambities van de Lissabonstrategie en van het sociaal model als zodanig zeer moeilijk te verwezenlijken zullen zijn zonder de actieve betrokkenheid van de sociale partners. De manier waarop in Europa wordt omgegaan met inspraak van werknemers zorgt ervoor dat de voortdurende structurele veranderingen die bedrijven ondergaan, voordelig uitpakken voor alle betrokken partijen.

2.2.9

De sociale partners hebben een doorslaggevende rol gespeeld bij de uitvoering van het Europees beleid. Deze rol is uniek in de wereld. Er is zelfs gesuggereerd dat de sociale partners op Europees niveau verantwoordelijk zouden moeten worden voor alle regelgeving aangaande arbeidskwesties.

2.2.9.1

Voor de basisstructuur van het Europees sociaal model geldt dan ook nog dat de sociale partners in het economisch en sociaal beleid een rol spelen die niet hoog genoeg kan worden ingeschat. Belangrijk in dat verband is vooral dat werkgevers- en werknemersorganisaties via cao's een regulerende functie hebben. Een hoeksteen van het Europees sociaal model is ook dat vertegenwoordigers van werknemers in bedrijf en onderneming stevig verankerde inspraak hebben.

2.2.10

Participatie van burgers en hun organisaties is een fundamenteel onderdeel van de totstandbrenging van het Europees sociaal model. Maatschappelijke organisaties verwoorden de ambities van hun leden en zijn ook vaak belangrijke socialedienstverleners. De toekomst en dynamiek van het Europees sociaal model staan of vallen bij een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, hetgeen kan worden bewerkstelligd door de civiele dialoog — en daarmee ook de participatiedemocratie — uit te breiden.

2.2.11

Kwalitatief hoogstaande openbare dienstverlening is een ander belangrijk onderdeel van het sociaal model. Het algemene beeld van de situatie in de EU is dat de publieke sector, als borg voor en/of leverancier van essentiële diensten voor iedereen, in de EU bredere steun krijgt en een grotere rol speelt dan waar ook ter wereld. Op terreinen als onderwijs en opleiding, gezondheidszorg en ouderenzorg geeft de publieke sector in alle lidstaten de toon aan. Tegelijkertijd zwelt de discussie aan over de wisselende rol van de publieke sector als borg voor specifieke diensten of als borg én leverancier.

2.2.12

Nauw verwant aan de publieke sector is het ontstaan van een „sociale economie”in een aantal EU-landen. „Sociale economie” speelt een dubbele rol: enerzijds vervult zij essentiële taken in met name de zorgsector en anderzijds schept zij banen voor burgers die niet gemakkelijk een „gewone” baan krijgen, zoals gehandicapten. De sociale economie groeit gestaag in zo ongeveer alle EU-landen, deels vanwege de demografische ontwikkeling en de behoefte aan ouderenzorg. De sociale economie speelt een essentiële rol bij de armoedebestrijding. De sociale economie heeft vele „gezichten” en een grote verscheidenheid aan organisatievormen en leent zich niet noodzakelijkerwijs voor concurrentie.

2.3   Zwakke punten en uitdagingen

2.3.1

Het is een goede zaak dat de sterke punten van het Europees sociaal model worden beklemtoond, maar het zou onverstandig zijn de zwakke punten en de uitdagingen waarmee het in een veranderende omgeving wordt geconfronteerd over het hoofd te zien. Tevredenheid over het sociaal model mag niet worden verward met zelfgenoegzaamheid.

2.3.2

Vaak wordt gezegd dat een model niet „sociaal” kan worden genoemd als het een tiende of een twaalfde deel van de beroepsbevolking tot werkloosheid veroordeelt. In één opzicht is dit een waarheid als een koe: de werkloosheid is in veel EU-landen inderdaad onacceptabel hoog, waardoor sociale en economische problemen ontstaan, de sociale samenhang in gevaar komt en productiemiddelen worden verspild. Maar wat vaak impliciet onder „uitdaging” wordt verstaan is dat Europa, door voor een sociaal model te kiezen, tegelijkertijd voor hoge werkloosheid kiest, omdat werkloosheid de prijs is die voor sociale samenhang moet worden betaald. Het EESC is het hier niet mee eens. Europa hoeft niet te kiezen tussen sociale samenhang en hoge werkgelegenheid.

2.3.3

Werkloosheid blijft de belangrijkste bedreiging voor het Europees sociaal model omdat hierdoor hogere kosten, minder financieringsmogelijkheden, ongelijkheid en sociale spanningen ontstaan. De werkloosheid omlaag brengen blijft topprioriteit. Dit geldt vooral voor jeugdwerkloosheid, die in veel landen beduidend hoger is dan de gemiddelde werkloosheid en die, gezien het daaraan verbonden hoge risico op langdurige uitsluiting van de arbeidsmarkt en de maatschappij in het algemeen, zowel in sociaal als in economisch opzicht bijzonder schadelijk is. Om dit probleem op te lossen moet een uitgebreid pakket maatregelen aan de aanbodzijde worden genomen. Tegelijkertijd moet aan de vraagzijde een beleid worden gevoerd dat gericht is op het bereiken van zoveel mogelijk groei.

2.3.4

Geografische ongelijkheid en armoede (onder naar schatting 70 miljoen burgers) blijven in de hele Europese Unie sterk aanwezig en zijn nog toegenomen sinds de uitbreiding. Zelfs in welvarende Europese landen hebben te veel mensen met (relatieve) armoede te kampen. Met name armoede onder kinderen is schandalig, verwoest toekomstkansen en leidt tot ongelijkheid van generatie op generatie. Het beleid ter bevordering van de sociale samenhang in de EU-lidstaten is er, ondanks de hooggespannen verwachtingen, niet in geslaagd een halt toe te roepen aan armoede en werkloosheid. Hier ligt een belangrijke taak voor de toekomst.

2.3.5

Er wordt vaak van uitgegaan dat deze en andere zwakke punten van de Europese economie en samenleving, en dus in Europa's sociaal model nog worden versterkt door nieuwe uitdagingen als de globalisering van de economie, de opkomst van nieuwe technologieën en de vergrijzing van de bevolking. Langere levensverwachtingen en dalende geboortecijfers veroorzaken ernstige problemen op het vlak van de financiering van de sociale zekerheid, met name van de pensioenstelsels. Het EESC waarschuwt tegen het trekken van simplistische beleidsconclusies uit een aantal wijd verspreide beweringen:

Hoewel globalisering betekent dat de internationale handel in goederen en diensten toeneemt, dient men zich ervan bewust te zijn dat slechts iets meer dan 10 % van de Europese productie, uitgaande van de EU-25 als één economisch blok, wordt geëxporteerd (of geïmporteerd). Dit betekent dat de economie van de EU niet opener is dan die van de VS (die doorgaans wordt gezien als veel ongevoeliger voor internationale marktkrachten). De lidstaten moeten sociale en politieke keuzes maken ten aanzien van hun socialezekerheidsstelsels en noodzakelijke hervormingen. Een slecht uitkeringenstelsel moet worden aangepast om een hogere productiviteit of werkgelegenheid tot stand te brengen, niet omwille van de „globalisering” en moet de begunstigden zoveel mogelijk zekerheid bieden.

Volgens diezelfde redenering moeten technologische ontwikkelingen worden toegejuicht, omdat zij de arbeidsproductiviteit doen stijgen en de welvaart helpen scheppen die noodzakelijk is om een hoge levensstandaard en goede sociale bescherming te financieren. De juiste reactie op technologische ontwikkelingen is investering in werknemers en steun voor aanpassingen door middel van een doordacht sociaal beleid om de vakkundigheid van Europese bedrijven en werknemers te vergroten.

Demografische ontwikkelingen beïnvloeden beslist het Europees sociaal model, maar het omgekeerde is ook waar. Behoorlijke kinderopvangmogelijkheden geven mannen en vrouwen de kans om te werken zonder te moeten kiezen tussen carrière en gezin. Een actief ouderenbeleid houdt ouderen langer aan het werk: zo profiteren zowel de ouderen zelf als de hele samenleving van de stijgende levensverwachting. Levenslang leren vergroot de inzetbaarheid en verhoogt de productiviteit en de werkgelegenheid. Bovendien hebben alle samenlevingen te kampen met demografische problemen.

Ten slotte is het een bekend gegeven dat Europa juist méér in plaats van minder én gecoördineerde Europese economische beleidsmaatregelen nodig heeft om marktverstoringen (bijv. door de zo schadelijke belastingconcurrentie) tegen te gaan. Door die marktverstoringen komen de socialezekerheidsstelsels en hun financiële basis onder druk te staan. Europese integratie is echter ook een krachtig middel om handel en economie efficiënter te maken en biedt de mogelijkheid om bepaalde aspecten van het werkzame en sociale leven op relevanter, Europees, niveau te regelen. Dit te bereiken, ondanks de institutionele diversiteit, is een grote uitdaging voor beleidsmakers en, niet in de laatste plaats, de sociale partners.

2.4   Een dynamisch model

2.4.1

Om te kunnen blijven bestaan, en het beleid te kunnen blijven beïnvloeden, moet het Europees sociaal model dynamisch zijn en openstaan voor discussie en hervorming. De geschiedenis leert ons dat het model tal van onverwachte uitdagingen het hoofd heeft moeten bieden: dreigende milieurampen, ingrijpende demografische ontwikkelingen en verschuivingen in het gezinspatroon, energiecrises, de kennisrevolutie, nieuwe en indrukwekkende informatie- en communicatietechnologieën, en veranderende productie- en arbeidspatronen.

2.4.2

De belangrijkste uitdaging die het Europees sociaal model thans te wachten staat, is het aanduiden van de aspecten die win-win of win-win-win-oplossingen stimuleren. Met andere woorden, de nadruk zou moeten liggen op bestaand en nieuw beleid dat sociale samenhang en economische groei, maar tegelijkertijd ook duurzame ontwikkeling bevordert.

2.4.3

Daarnaast zijn gestage, doelgerichte aanpassingen nodig van die instituten waarvan duidelijk vaststaat dat zij negatieve economische, sociale of milieugevolgen hebben. Beleidseffectbeoordelingen kunnen hierbij van pas komen; doel is immers tot betere regelgeving te komen, niet tot simplistische deregulering.

2.4.4

Waar liggen de nieuwe uitdagingen voor het Europees sociaal model? Hoofdzakelijk op drie terreinen: concurrentievermogen en werkgelegenheid, bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, en gevolgen van de globalisering. Op langere termijn kan de milieuproblematiek leiden tot verregaande verplaatsing van productie en werkplek. Voorts zijn er ook nog migratie- (binnen en buiten de EU) en gendervraagstukken, die allebei van grote invloed zijn op hoe het Europees sociaal model er in de toekomst zal gaan uitzien.

2.4.5

Hoe dan ook moet de kennismaatschappij beslist verder worden ontwikkeld, zowel op het punt van onderzoek als van levenslang leren. Kennis wordt meer dan ooit, een cruciale factor voor het concurrentievermogen, waardoor middelen vrijkomen voor sociaal beleid. In verband hiermee is het belangrijk het ondernemerschap en de groei van kleine ondernemingen te blijven steunen. De sociale effecten van de kennisrevolutie zijn wellicht een onderwerp dat met nut aan de orde kan worden gesteld in het kader van de sociale dialoog. Het ontwikkelen van nieuwe en efficiënte systemen voor levenslang leren is een specifieke uitdaging voor de regeringen en voor de sociale partners.

2.4.6

Nagegaan moet worden of er een nieuw evenwicht tussen flexibiliteit en arbeidszekerheid, waarin het accent sterker op werkgelegenheid en innovatie ligt, kan worden geschapen, zoals de sociale partners nog niet zo lang geleden in hun gezamenlijke werkprogramma hebben beklemtoond. (2)). Het is vooral belangrijk dat de sociale partners een akkoord bereiken over maatregelen om de jeugdwerkloosheid terug te dringen. Werkloosheid is op zich al een ramp, maar werkloosheid onder jongeren vormt een bedreiging voor de fundamenten van de democratische Europese samenleving.

2.4.7

Gezien de milieuproblematiek moet meer worden geïnvesteerd in vervoer, huisvesting, ruimtelijke ordening en hervorming. De stijgende energieprijzen zullen verregaande gevolgen hebben voor de sociale samenhang en het structuurbeleid. Dit is een belangrijk terrein, waarop win-win-win-oplossingen zijn te verwachten.

2.4.8

Het macroeconomisch bestuurssysteem moet beter inspelen op de Lissabondoelstellingen. Op langere termijn, na „Lissabon”, zal het van levensbelang zijn een op groei gericht evenwicht tot stand te brengen tussen een aanbodeconomisch en een vraageconomisch beleid.

2.4.9

Globalisering is een uitdaging, niet alleen in termen van handel en prijzen. Globalisering biedt ook een kans, bijvoorbeeld om markten te creëren voor milieuvriendelijke technologieën. Europa moet veel meer investeren in moderne technologie, met name op milieugebied, omdat andere landen, zoals de VS, razendsnel zien waar de kansen liggen. Globalisering is niet alleen een kwestie van het hoofd boven water proberen houden; het is veel meer een kwestie van de handen uit de mouwen steken en kansen grijpen.

2.4.10

Het ergste wat Europa zou kunnen overkomen, is dat de lidstaten terugvallen in een meer nationalistisch beleid, met protectionisme en gesloten markten. Dat zou zowel economisch als sociaal schadelijk zijn.

2.4.11

Geen enkel sociaal model is ooit helemaal áf geraakt, en dat zal ook nooit gebeuren. De basisgedachte achter een sociaal model is dat het, naarmate het zich ontwikkelt, steeds weer nieuwe ideeën en inzichten voortbrengt. Een sociaal model moet dynamisch zijn, anders verkommert het en blijft er uiteindelijk niets van over. Het sociaal model moet voortdurend volgens de regels van de democratie worden getest en tegen het licht worden gehouden. Evaluatie is geboden en de bijbehorende governance-instrumenten moeten worden ontwikkeld en verfijnd.

2.5   Is het Europees sociaal model een referentie voor de wereld?

2.5.1

Het Europees sociaal model kan worden beschouwd als een poging om een blauwdruk te maken voor een toekomstige duurzame welvaartsunie, die wordt gekenmerkt door een industrie met een groot concurrentievermogen, verstrekkende sociale ambities en een groot besef van de verantwoordelijkheid voor het milieu. Volgens deze omschrijving, en met nadruk op zijn democratische functies, kan het Europees sociaal model een bron van ideeën en ervaringen zijn voor landen of groepen van landen buiten de EU. De op drie pijlers gebaseerde benadering heeft in de EU haar nut bewezen.

2.5.2

Kan het Europees sociaal model een referentie voor de wereld worden? Elk land en elke groep landen moet een eigen sociaal model met eigen toepassingen ontwikkelen. Wat heeft gewerkt in Europa, hoeft niet per se de beste oplossing te zijn voor een ander land en in andere omstandigheden. Toch kan het Europees sociaal model inspirerend zijn, niet in de laatste plaats omdat het economische, sociale en milieukwesties tracht samen te brengen in het ideaalbeeld van een „democratische, milieuvriendelijke, concurrerende, solidaire en op maatschappelijke integratie gebaseerde welvaartszone voor alle burgers van Europa”. Het zal door landen buiten de EU worden afgerekend op zijn succes bij het verwezenlijken van deze doelstellingen.

2.5.3

De partners van de EU hebben steeds meer belangstelling voor de aanpak die economische, werkgelegenheids-, sociale en milieudoelstellingen op verfrissende wijze combineert. Het Europees economisch en sociaal model voor regionale integratie kan worden gebruikt als inspiratiebron voor onze partnerregio's en –landen. De op drie pijlers gebaseerde benadering heeft in de EU haar nut bewezen.

2.5.4

In haar studie over de sociale dimensie van globalisering heeft de IAO het Europees sociaal model expliciet een mogelijke inspiratiebron voor pas geïndustrialiseerde landen genoemd (3). China heeft bijvoorbeeld een aanhoudende hoge economische groei bereikt, maar wordt zich steeds meer bewust van de sociale spanningen en milieuproblemen.

2.6   Leg de kwesties voor aan de burgers van Europa

2.6.1

Het Europees sociaal model zal alleen standhouden en blijven bestaan als er draagvlak voor is onder de burgers van de Unie. Om van toepassing te blijven, moet erover met de burgers in debat en in dialoog worden getreden. Dit zou voor de burgers een unieke gelegenheid zijn om hun stem te laten horen in het algemene debat over de toekomst van de Europese samenleving.

2.6.2

In dit advies heeft het EESC een eerste analyse van het Europees sociaal model gepresenteerd. Deze analyse moet verder worden uitgewerkt. Er is met name behoefte aan een duidelijk verband tussen theorie en praktijk. Zo zou het model een uitgangspunt kunnen zijn voor verdere discussies over het soort Europese samenleving dat de burgers voor ogen staat. In het kader van de nieuwe Europese informatie- en communicatiestrategie, zou het sociaal model als basis voor dialoog kunnen worden gebruikt.

2.6.3

Het is door debat, dialoog en bewustwording dat de burgers van Europa op de duur op de bres zullen gaan staan voor het Europees sociaal model. Zo kan de verdere ontwikkeling ervan worden ondersteund.

2.7   De rol van het EESC

2.7.1

De leden van het EESC zijn belangrijke spreekbuizen voor de geledingen van de maatschappij die zij vertegenwoordigen. Het EESC organiseert regelmatig bijeenkomsten van belanghebbenden op de meest uiteenlopende terreinen, voor het uitwisselen van ideeën en ervaringen.

2.7.2

Het EESC zal zich erop bezinnen hoe het Europees sociaal model kan worden gebruikt om de communicatie in de EU te verbreden. Op deze manier kan het EESC een concrete bijdrage leveren aan het debat over wat voor soort Europa en wat voor soort sociaal model de bevolking van de EU wenst. De sociale partners, maatschappelijke organisaties en nationale sociaal-economische raden worden uitgenodigd om hieraan hun steentje bij te dragen.

Brussel, 6 juli 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  Didier Fouarge (3 januari 2003). „Cost of non-social policy: Towards an economic framework of quality social policiesand the costs of not having them”

(URL: http://www.lex.unict.it/eurolabor/documentazione/altridoc/costs030103.pdf).

(2)  „Werkprogramma van de Europese sociale partners 2006-2008”. Zie ook het EESC-advies van 17 mei 2006 over „Flexicurity in Denemarken” (rapporteur: mw. Vium) (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(3)  URL: http://www.ilo.org/public/english/wcsdg/globali/synthesis.pdf.


Top