EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE0754

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren (COM(2005) 548 final — 2005/0221 (COD))

PB C 195 van 18.8.2006, p. 109–113 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

18.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/109


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren”

(COM(2005) 548 final — 2005/0221 (COD))

(2006/C 195/26)

De Raad heeft op 28 november 2005, overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over bovengenoemd Voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 mei 2006 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw HERCZOG.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 mei 2006 gehouden 427e zitting (vergadering van 18 mei) onderstaand advies met 124 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Samenvatting

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité geeft zijn onvoorwaardelijke steun aan de aanbevelingen van de Commissie betreffende de kerncompetenties voor levenslang leren, die geheel in de lijn liggen van de op een kennismaatschappij gerichte Lissabonstrategie, alsook van de algemene richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 2005-2008.

1.2

Het EESC is van mening dat het voorstel — indien het ten uitvoer wordt gelegd — de huidige problemen op de arbeidsmarkt kan verlichten en met name de kloof kan dichten tussen de ontoereikende opleiding van de beschikbare arbeidskrachten en de behoeften van de economie.

1.3

Door de aandacht toe te spitsen op kerncompetenties in de opleiding kan een bijdrage worden geleverd aan de verwezenlijking van de gemeenschappelijke centrale doelstelling om jongeren na afronding van initieel onderwijs en initiële opleiding over een zodanig niveau van kerncompetenties te doen beschikken dat zij toegerust zijn voor het leven als volwassenen en als werknemers of werkgevers op de arbeidsmarkt kunnen slagen. Deze aanpak is er ook op gericht volwassenen in staat te stellen deze competenties tijdens de gehele loop van hun leven verder te ontwikkelen en te updaten, op basis van een degelijke algemene kennis die een van de sleutels is tot permanente inzetbaarheid..

1.4

Om deze doelstelling te verwezenlijken is het volgens het EESC van cruciaal belang dat leerkrachten enerzijds voldoende voorbereid en in staat zijn om in het kader van zowel het algemene als het beroepsonderwijs lerenden doeltreffend te helpen bij het verwerven van deze kerncompetenties en anderzijds zelf ook de kerncompetenties die voor het uitoefenen van hun beroepsactiviteit noodzakelijk zijn, kunnen verwerven en voortdurend kunnen ontwikkelen.

1.5

Het EESC steunt de doelstellingen in het algemeen maar acht het van bijzonder belang dat jongeren die vroegtijdig het schoolsysteem hebben verlaten, de kans krijgen en geholpen worden om in het kader van informele opleidingsprogramma's de in het voorstel genoemde kerncompetenties te verwerven.

1.6

Gezien de vergrijzing van de bevolking is het noodzakelijk oudere werknemers langer te laten werken, en daarom is het volgens het EESC evenzeer van cruciaal belang dat ook oudere werknemers in de lidstaten de gelegenheid krijgen om de competenties die zij missen, te verwerven en dat de lidstaten voorzien in een onderwijs- en opleidingsinfrastructuur die het mogelijk maakt reeds verworven competenties op peil te houden en te ontwikkelen.

1.7

Het EESC erkent de centrale rol van de sociale partners als belangrijkste actoren op de arbeidsmarkt, in het implementatieproces en bij het monitoren van de doelstellingen. De gezamenlijke activiteiten van de Europese sociale partners op het gebied van levenslang leren in het kader van het eerste meerjarenprogramma voor 2003-2005 heeft geleid tot een kaderstrategie voor de levenslange ontwikkeling van vaardigheden en kwalificaties (Framework of Actions for Lifelong Development of Competences and Qualifications). Het volgende meerjarenplan 2006 — 2008 bevat eveneens vervolgactiviteiten, in het kader waarvan de Europese sociale partners gesprekken zullen voeren over een mogelijke vrijwillige overeenkomst op dit vlak.

1.8

Het EESC roept op tot een actievere deelname van ngo's in het hele proces en doet de aanbeveling de dialoog met het maatschappelijk middenveld te versterken.

1.9

Het is absoluut noodzakelijk dat over betrouwbare statistieken kan worden beschikt met het oog op de follow-up en de evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen inzake levenslang leren. Het EESC onderschrijft dan ook het voorstel voor een verordening van de Europese Commissie betreffende het verzamelen van statistische gegevens over levenslang leren. Met dit voorstel wordt een kader gecreëerd dat in de lidstaten moet zorgen voor de nodige harmonisering, zoniet uniformisering van de methodes voor het verzamelen van gegevens en voor een verbetering van de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid ervan. Er moet voor worden gezorgd dat aldus permanent bijgewerkte en betrouwbare gegevens worden verkregen die kunnen worden gebruikt voor het analyseren van de belangrijkste aspecten van de beleidsdoelstellingen van de Unie.

2.   Inleiding (1)

2.1

Na een lang proces van onderzoek, voorbereiding en raadpleging is de Commissie met een voorstel gekomen ter vaststelling van een „integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren”. Het Europees Economisch en Sociaal Comité verheugt zich hierover en wijst erop dat de ideeën die in dit advies worden aangedragen, ertoe moeten bijdragen het concrete door de Europese Commissie gepresenteerde voorstel zo praktisch en doeltreffend mogelijk te maken.

2.2

In het licht daarvan zij erop gewezen dat het standpunt van het EESC over het voorstel van de Commissie voornamelijk is gebaseerd op de knowhow waarover het beschikt en de ervaringen die het heeft opgedaan m.b.t.:

2.3

de opeenvolgende tegenslagen in het proces ter verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon;

2.4

de opgelopen vertraging in het streven naar afstemming van onderwijs en opleiding op de productiviteitseisen (2);

2.5

de demografische situatie in Europa;

2.6

de ongerustheid die recent op Europees en internationaal vlak is gerezen betreffende het vinden van oplossingen voor de bovenvermelde problemen (3).

3.   Presentatie van het voorstel van de Commissie en opmerkingen

3.1

De werkgroep „Basiscompetenties” (4), die in 2001 werd ingesteld in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, heeft een referentiekader vastgesteld voor noodzakelijke kerncompetenties in een kennismaatschappij, alsmede tal van aanbevelingen geformuleerd teneinde te verzekeren dat iedere burger de kans krijgt deze competenties (5) te verwerven.

3.2

Belangrijkste doelstelling is ervoor te zorgen dat jongeren aan het einde van het initieel onderwijs en de initiële opleiding hun kerncompetenties op een zodanig peil hebben gebracht dat zij toegerust zijn voor het leven als volwassene, en dat volwassenen in staat zijn deze competenties hun leven lang verder te ontwikkelen en actueel te houden.

3.3

In de aanbeveling worden de volgende kerncompetenties genoemd: 1. communicatie in de moedertaal; 2. communicatie in vreemde talen; 3. wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie; 4. digitale competentie; 5. leercompetentie; 6. interpersoonlijke, interculturele, sociale en civiele competentie; 7. ondernemerschap; 8. cultureel bewustzijn. In de aanbeveling wordt aangegeven welke kennis, vaardigheden en attitudes met elk van deze gebieden verbonden zijn.

3.4

De werkzaamheden m.b.t. de kerncompetenties hangen nauw samen met tal van andere lopende initiatieven en activiteiten, bv. de huidige werkzaamheden betreffende de vaststelling van een Europese kwalificatiestructuur, of de inspanningen ter verzekering van een grotere transparantie van de kwalificatiesystemen (bv. de erkenning van via informele leerprocessen verworven kennis).

3.5

Met het voorstel wordt een referentie-instrument voor de vaststelling van voor iedereen noodzakelijke kerncompetenties aangereikt. Het ondersteunt ook de inspanningen van de lidstaten om kerncompetenties te integreren in hun strategieën voor levenslang leren.

3.6

Dit referentie-instrument heeft tot doel beleidsmakers, dienstenverstrekkers in de opleidingssector, werkgevers en lerenden zelf, op nationaal en Europees niveau, van de gemeenschappelijke doelstellingen bewust te maken.

3.7

De voorgestelde aanbeveling omschrijft de kerncompetenties waarover iedere burger in een kenniseconomie en -maatschappij moet beschikken. In de aanbeveling wordt erkend dat de tenuitvoerleggingsbesluiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau moeten worden genomen. De lidstaten worden verzocht ervoor te zorgen dat iedereen aan het eind van het initieel onderwijs en de initiële opleiding de nodige kerncompetenties heeft verworven; voorts worden zij aangemoedigd, in het licht van de Europese referentieniveaus, onderwijsachterstand aan te pakken.

3.8

Wat volwassenen betreft, wordt er in de aanbeveling voor gepleit te voorzien in samenwerking met de sociale partners, in een algemene infrastructuur die oudere burgers de toegang tot instrumenten voor ontwikkeling van kennis moet verzekeren.

3.9

De Commissie wordt ten slotte verzocht hervormingen op nationaal vlak aan te moedigen, via peer learning, de uitwisseling van goede praktijken en systematische follow-up van de bij de verwezenlijking van de doelstellingen geboekte vooruitgang.

3.10

In de aanbeveling wordt niet naar de communautaire begroting verwezen.

4.   Algemene opmerkingen van het EESC

4.1

Doel van de aanbeveling is de door de lidstaten geleverde inspanningen ter ontwikkeling van de initiële onderwijs- en opleidingssystemen en van het aanbod aan opleidingen en volwassenenonderwijs, alsmede het hele systeem van levenslang leren te ondersteunen door een referentiekader inzake kerncompetenties uit te werken. Deskundigen zullen in de toekomst nog over de vaststelling van de precieze inhoud van de competenties moeten discussiëren, maar de aanbeveling duidt in haar geheel wel al duidelijk de richting aan waarin de basisopleiding in het kader van het schoolstelsel en het volwassenenonderwijs zou moeten uitgaan.

4.2

In een eerder advies over het verband tussen opleiding en productiviteit (6) had het EESC kritiek op de lidstaten wegens de ontoereikende coördinatie en het gebrek aan harmonisatie tussen de opleidingssystemen. In alle landen staat het stelsel van voortgezette beroepsopleiding volledig los van de rest van het onderwijssysteem en worden ook onvoldoende links gelegd met het economische en sociale leven in het betrokken gebied. Meestal is de inhoud van de opleidingen te sterk op de vereisten op korte termijn gericht en kunnen deze op langere termijn tot een verkeerde oriëntatie leiden. Uitgaande van deze analyse is het Comité van mening dat de aanbevelingen betreffende de kerncompetenties gemeenschappelijke en algemene oriëntatiepunten voor de verschillende onderwijsprogramma's kunnen vormen en een mogelijke leidraad kunnen bieden met het oog op een betere onderlinge afstemming van de verschillende subsystemen in het onderwijs.

4.3

Uit de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie blijkt overigens duidelijk dat kerncompetenties verschillend geïnterpreteerd worden en dat de daaruit voortvloeiende praktische programma's uiteenlopend van aard zijn. Er zijn reeds geruime tijd discussies aan de gang, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten, over de wetenschappelijke en concrete definitie van het begrip „competentie”. Zo heeft de OESO in het kader van een autonoom project DeSeCo (Definition and Selection of Competencies) de kerncompetenties vastgesteld die het belangrijkst worden geacht (en slechts deels overeenkomen met de in het voorstel genoemde competenties).

4.4

Het verwerven van vaardigheden die op de arbeidsmarkt verhandelbaar zijn en maatschappelijk succes verzekeren, gebeurt, overeenkomstig de basislogica van een kennismaatschappij, in een context van concurrentie tussen de verschillende groepen en individuen waaruit de samenleving bestaat. Het zou een goede zaak zijn als de inspanningen van de overheid en de door regeringen opgezette strategische programma's inzake onderwijs o.m. ook zouden zijn gericht op het verschaffen van gelijke toegang en kansen voor iedereen.

4.5

Wat levenslang leren en de problematiek van de competenties betreft, moet geheel in de lijn van de aanbeveling er ook op worden gewezen dat het van belang is niet alleen de verwerving van verschillende competenties te versterken maar ook het behoud van reeds verworven competenties via specifieke programma's te ondersteunen.

4.6

De tenuitvoerlegging van de aanbevelingen betreffende de kerncompetenties vormt een echte uitdaging voor de onderwijsstelsels van de lidstaten. Hun integratie, met name in de initiële opleidingen en onderwijsstelsels die nog strak vasthouden aan organisatie van het onderwijs op basis van vakken, vergt een totaal nieuwe aanpak.

4.7

De aanbeveling houdt evenwel een minstens zo grote uitdaging in wat betreft de wijziging van de houding van de leerkrachten die in het onderwijsstelsel actief zijn, alsmede hun voorbereiding. Daarom is het volgens het EESC van cruciaal belang dat leerkrachten enerzijds voldoende voorbereid en in staat zijn om in het kader van zowel het algemene, het beroepsonderwijs als het volwassenenonderwijs, lerenden doeltreffend te helpen bij het verwerven van kerncompetenties, en anderzijds zelf ook de kerncompetenties die voor het uitoefenen van hun beroepsactiviteit noodzakelijk zijn, kunnen verwerven en voortdurend kunnen ontwikkelen.

4.8

In het voorstel wordt gesteld dat de ondersteuning van het verwerven van passende competenties door ouderen (7) van groot belang is voor de sociale samenhang. In het kader van de verwezenlijking van de prioritaire doelstelling van de Unie om de werkgelegenheid te verhogen, concentreren de lidstaten hun aandacht en de voor onderwijs uitgetrokken middelen op de leeftijdsgroepen in het initiële onderwijs en op de actieve bevolking. Niettemin worden terecht tal van bedenkingen geformuleerd bij het gebrek aan competenties van ouderen. Op bepaalde gebieden, bv. wat digitale competenties betreft, bestaat er reeds duidelijk een generatiekloof. De meeste lidstaten stellen nationale strategische doelstellingen vast die bv. betrekking hebben op elektronisch bestuur of het verstrekken van voor de burgers belangrijke digitale informatie et diensten, wat de uitoefening van het recht op informatie en participatie aan de samenleving afhankelijk maakt van het beschikken over kerncompetenties (o.m. een basiskennis van informatica). Als ouderen en andere groepen kansarmen uitgesloten worden van programma's ter bevordering van het verwerven van de belangrijkste competenties, kan het nastreven van deze doelstellingen een negatieve impact op de sociale samenhang hebben.

4.9

Gelet op de complexe gevolgen die de verwezenlijking van op competenties gebaseerd onderwijs voor het onderwijsbeleid heeft, is het van cruciaal belang dat deskundigen die in de gehele Unie op dit gebied werkzaam zijn, voortdurend met elkaar van gedachten wisselen en dat hun conclusies voor een ruim publiek toegankelijk zijn. Gezien de complexiteit van het onderwerp, zou het, met inachtneming van de door het EG-Verdrag toegekende bevoegdheden en het subsidiariteitsbeginsel, een goede zaak zijn als de Commissie de nationale deskundigen inzake onderwijsbeleid zou bijstaan bij zowel de vaststelling van de doelstellingen als de aanwijzing van methoden, middelen, alsook eventuele struikelblokken. (Uitwisseling van ervaringen moet niet alleen leiden tot verspreiding van goede praktijken maar moet het ook mogelijk maken lessen te trekken uit de analyse van mislukkingen.)

5.   Verzamelen van statistische gegevens inzake levenslang leren

5.1

De kwestie van levenslang leren is nauw verbonden met het voorstel voor een verordening betreffende statistieken over levenslang leren (8).

5.2

In de ontwerpverordening wordt ervan uitgegaan dat onderling vergelijkbare statistieken en indicatoren over onderwijs, beroepsopleiding en levenslang leren hoe langer hoe belangrijker worden voor de opencoördinatiemethode waarmee de Europese Unie in haar onderwijs- en beroepsopleidingsbeleid werkt.

5.2.1

Tot op heden berusten de samenwerking en de gegevensuitwisseling tussen lidstaten op een stilzwijgende overeenkomst. De ontwerpverordening beoogt de rechtsgrondslag te creëren voor de ontwikkeling van een duurzaam systeem voor de productie van onderwijsstatistieken, die dan als uitgangspunt kunnen dienen voor politieke discussies over communautaire beleidslijnen op verschillende gebieden.

5.2.2

Doel is een kader tot stand te brengen waarin alle lopende en geplande maatregelen inzake statistieken over levenslang leren zijn opgenomen, met uitzondering van bedrijfsopleidingen die onder de loep zijn genomen in de Eurostat-enquête over voortgezette beroepsopleidingen en waarover recentelijk een aparte verordening is goedgekeurd.

5.2.3

Het voorstel slaat enkel op statistieken over onderwijs, opleiding en levenslang leren die de Commissie ter beschikking moeten worden gesteld om communautaire statistieken te kunnen produceren.

5.2.4

Hoofddoel van de verordening is de ontwikkeling van gemeenschappelijke statistische normen op basis waarvan geharmoniseerde statistieken kunnen worden geproduceerd, en vervolgens de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van communautaire statistieken over onderwijs en levenslang leren.

5.3

Het is van cruciaal belang dat de strategische doelstellingen van de Europese Unie geformuleerd worden op basis van een realistisch totaalbeeld van de betreffende processen. Het is evenwel minstens even belangrijk dat evaluaties, die in de loop van de tenuitvoerlegging van de strategieën opportuun worden geacht, kunnen steunen op een methodologisch betrouwbare, regelmatig uitgevoerde verzameling van gegevens en gegevensreeksen, alsook op de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken. Er moet kunnen worden beschikt over gegevens en indicatoren die internationale vergelijkingen mogelijk maken.

5.3.1

In de praktijk is er een zeer grote ongelijkheid in toegang tot opleidingen. Bovendien zorgt het volwassenenonderwijs in de meeste gevallen niet voor een herstel van het evenwicht maar juist voor een verscherping van de bestaande ongelijkheden (zoals blijkt uit de terzake verrichte enquêtes). Regelmatige verzameling van gegevens op basis van uniforme principes en methoden kan de monitoring en evaluatie van dit aspect ondersteunen.

5.4

Thans zijn er verschillende statistische onderzoeken die tegelijkertijd en grotendeels los van elkaar worden verricht en betrekking hebben op de verschillende gebieden van onderwijs, opleiding en volwassenenonderricht. Zelfs als een beroep wordt gedaan op de nieuwe statistische onderzoeken die recent werden gelanceerd, kunnen de gegevensverzamelingen van de Europese Unie alléén niet het gehele gebied bestrijken. Tussen Eurostat en andere statistische instellingen bestaan er een aantal verschillen wat onderzoeken, inhoud en doelstellingen betreft.

5.5

Met het oog op een rationeel gebruik van de middelen is het zaak in het kader van een regelmatige verzameling van gegevens, overlappingen te voorkomen tenzij dit vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd is; tegelijkertijd moet er systematisch naar worden gestreefd zó te werk te gaan dat de resultaten van de verschillende onderzoeken met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Dit kan alleen worden verzekerd via nauwe wetenschappelijke samenwerking met gespecialiseerde instanties buiten de Europese Unie (bv. de International Association for the Evaluation of Educational Achievement van de OESO) en het gebruik van hun statistisch materiaal.

5.6

In de huidige situatie is nauwe technische samenwerking met organisaties buiten de Unie van cruciaal belang, daar het meten van kerncompetenties vooralsnog niet tot de taken van Eurostat, het Europees bureau voor de statistiek, behoort (De door de OESO verrichte onderzoeken, met name het PISA-programma en het thans ontwikkelde programma voor het meten van de competenties van de volwassen bevolking (Programme for International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) zouden een voortrekkersrol kunnen spelen bij de evaluatie van competenties.)

5.7

Er bestaat een zeer grote behoefte aan statistieken die kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van beleid en aan gegevens die de evaluatie van resultaten mogelijk maken De vraag naar bijgewerkte statistieken neemt aanzienlijk toe. Het is van belang dat de lidstaten de gegevens volgens uniforme methoden verzamelen en dat prioritair aandacht wordt geschonken aan de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de gegevens.

6.   Bijzondere opmerkingen

6.1

Systemen voor gegevensverzameling brengen hoge kosten met zich mee. Met het oog daarop is het EESC van mening dat, afhankelijk van de capaciteit van de lidstaten om deze taak op zich te nemen, het een goede zaak zou zijn de mogelijkheid op lange termijn na te gaan om de vijfjaarlijkse cycli van gegevensverzameling betreffende levenslang leren te verkorten, d.w.z. de frequentie van de enquêtes te verhogen. Wat de verzameling van gegevens over vanuit politiek oogpunt bijzonder belangrijke thema's betreft, zou een oplossing op korte termijn kunnen worden geboden door de groots opgezette statistische onderzoeken aan te vullen met frequentere, bv. jaarlijkse gerichte enquêtes en kleinschaligere onderzoeken. Dergelijke gerichte enquêtes en de daarop gebaseerde analyses zouden het mogelijk maken processen van bijzonder politiek belang te monitoren en de vorderingen bij de verwezenlijking van de communautaire doelstellingen op het gebied van levenslang leren te evalueren.

6.2

Daar bedrijfsopleidingen een aanzienlijk deel van de initiatieven inzake levenslang leren uitmaken, verdient het aanbeveling het verzamelen van statistieken hierover ook in de werkingssfeer van dit voorstel op te nemen. Een deel van deze opleidingen (die georganiseerd worden door ondernemingen met ten minste 10 werknemers) valt thans onder de vijfjaarlijkse enquête over voortgezette beroepsopleiding. Via deze enquête worden evenwel geen gegevens verzameld betreffende opleidingen in ondernemingen met minder dan 10 werknemers.

Brussel, 18 mei 2006.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


(1)  EESC-advies over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren” – SOC/176 -Rapporteur: de heer KORYFIDIS – PB C 221 van 8.9.2005.

(2)  EESC-advies „Opleiding en productiviteit” (SOC/183) van 28.10.2004 – Rapporteur: de heer KORYFIDIS – PB C 120 van 20.5.2005

(3)  Zie het verslag Kok over de tussentijdse evaluatie van de Lissabonstrategie in maart 2005 ( http://europa.eu.int/comm/lisbon_strategy/pdf/2004-1866-EN-complet.pdf).

(4)  De werkgroep heeft de voorkeur gegeven aan de term „competentie” die naar zowel kennis, vaardigheden als attitudes verwijst; voorts wordt de term „kerncompetentie” gehanteerd om te verwijzen naar competenties die iedereen nodig heeft. Dit begrip bestrijkt dus de basiscompetenties maar gaat ook verder dan dat.

(5)  Werkgroep „Basiscompetenties”, voortgangsverslagen over de gemaakte vorderingen 2003 en 2004; http://europa.eu.int/comm/education/policies/2010/objectives_en.html - basic

(6)  EESC-advies „Opleiding en productiviteit” (SOC/183) van 28.10.2004 – Rapporteur: de heer KORYFIDIS – PB C 120 van 20.5.2005

(7)  Definitie van de doelgroep „ouderen”: personen buiten of boven de actieve leeftijd ?

(8)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en verdere ontwikkeling van statistieken over onderwijs en levenslang leren (COM(2005) 625 final – 2005/0248 (COD)).


Top