EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004IE0520

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De kandidaatstelling van Kroatië voor toetreding tot de EU”

PB C 112 van 30.4.2004, p. 68–75 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 112/68


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De kandidaatstelling van Kroatië voor toetreding tot de EU”

(2004/C 112/20)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 15 juli 2003 besloten, overeenkomstig art. 29 van het r.v.o., een advies op te stellen over „De kandidaatstelling van Kroatië voor toetreding tot de EU”.

De gespecialiseerde afdeling „Externe betrekkingen”, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 maart 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Strasser.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 407 (1) zitting op 31 maart en 1 april 2004 (vergadering van 31 maart 2004) het volgende advies uitgebracht, dat met 98 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen is goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

De EU wil met haar beleid ten aanzien van de westelijke Balkanlanden de democratie in deze landen versterken en verzoening en samenwerking bevorderen. Sinds 1991 wordt via verschillende programma's financiële steun verstrekt. Daarvan is tot en met 2002 zo'n half miljard euro naar Kroatië gegaan. In 1999 heeft de EU een stabilisatie- en associatieproces met de westelijke Balkanlanden voorgesteld.

1.2

Een jaar later heeft de EU tijdens de „top” van Zagreb (d.d. 24 november 2000) de Balkanlanden toetreding tot de EU en een programma ter voorbereiding daarop in het vooruitzicht gesteld, op voorwaarde dat zij aan de „criteria van Kopenhagen” en de verplichtingen uit het EU-verdrag voldoen. De westelijke Balkanlanden hebben toen verklaard met de voorwaarden van de EU akkoord te gaan, en het stabilisatie- en associatieproces (SAP) - meer concreet de overeenkomsten die in dat verband ondertekend zouden worden - als instrument te gebruiken om zich voor te bereiden op toetreding tot de EU.

1.3

Op 21 februari 2003 heeft de Kroatische regering een verzoek tot toetreding tot de Europese Unie ingediend. De Raad heeft de Europese Commissie, overeenkomstig art. 49 van het EU-Verdrag, verzocht zich over het toetredingsverzoek te buigen en hem haar standpunt voor te leggen.

2.   Algemeen

2.1

Kroatië is op 25 juni 1991 uit de Joegoslavische Federatie gestapt. Aan de oorlog met Servië kwam pas met het Dayton-akkoord in 1995 een einde. De gevechten hebben tot grote verliezen onder de burgerlijke bevolking geleid en in grote delen van het land ernstige gevolgen op maatschappelijk vlak gehad. Daarnaast is in grote delen van het land zware schade aangericht en is het BNP dramatisch teruggevallen.

2.2

Tussen 1990 en 1993 is het reële BBP 36 % gedaald (2). Met name de industriële productie heeft sterk onder de gevolgen van de oorlog te lijden gehad. Kroatië staat niet alleen voor de taak een socialistische planeconomie om te vormen tot een functionerende markteconomie, maar zal ook diverse economische sectoren ingrijpend moeten herstructureren als gevolg van de afsplitsing van Joegoslavië en vooral de schade die door de oorlog is aangericht.

2.3

Het land heeft een oppervlakte van 56 542 km2 en telt rond de 4,5 miljoen inwoners, waarvan volgens de gegevens van een volkstelling in 2001 7,47 % tot een minderheid kan worden gerekend. Met 4,5 % vormen de Serviërs de grootste groep. Tot de overige minderheden behoren o.m. Bosniërs, Italianen, Hongaren, Albanezen, Slovenen en Roma.

2.4

Na de oorlog met Servië was het land lange tijd in de greep van de nationalistisch gezinde partij HDZ. Pas met de dood van president Tudjman in 1999 en de parlementsverkiezingen in 2000 veranderde dit en legden de vorming van een coalitieregering (centrumlinks) en de verkiezing van Mesic tot president in 2000 de politieke basis voor de nodige hervormingen. Bij de parlementsverkiezingen van vorig jaar (23 november 2003) behaalde de HDZ, waarvan inmiddels geen extreem-nationalistische krachten meer deel uitmaken, de meeste stemmen en mocht zij een regering formeren. Het EESC stelt tevreden vast dat de nieuwe Kroatische regering uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven op de ingeslagen weg van integratie en hervorming te willen voortgaan en lidmaatschap van de EU na te streven. De regering wordt in dit streven gesteund door een duidelijke meerderheid van de bevolking.

2.5

De macro-economische indicatoren spreken vooral vanaf 2000 een stuk meer tot de verbeelding. De economie trekt weer aan (2001 +4 %, 2002 +5,2 % en tot en met het derde kwartaal van 2003 +3,5 %) en de inflatie kon worden teruggebracht van 7,4 % in 2000 tot 2,3 % in 2002. In december 2003 bedroeg de inflatie 2,2 %. Deze ontwikkeling is vooral toe te schrijven aan een krachtige binnenlandse vraag, een stabiele wisselkoers, liberaliseringsmaatregelen op het gebied van de handel, een gematigde loonontwikkeling, een verbetering van de productiviteit en meer concurrentie (3). Daar staat tegenover dat het werkloosheidscijfer met 15 % nog steeds zeer hoog is, het tekort op de handelsbalans met $ 7,125 mrd een nieuwe hoogterecord heeft bereikt in 2003 en ook de staatsschuld verder is gestegen.

2.6

Hoewel het aantal werklozen enigzins kon worden teruggedrongen, vormt het hoge werkloosheidscijfer van rond de 15 % (4) een van de grootste sociale en politieke problemen. Het baart het EESC grote zorgen dat de werkloosheid in sommige regio's zelfs rond de 40 % ligt. Bovendien dient men te bedenken dat de arbeidsparticipatie nauwelijks 50 % bedraagt en dus een stuk lager ligt dan in de EU (boven de 60 %). Ook kent Kroatië een grote schaduweconomie. Het zal één van de grote uitdagingen voor de nieuwe regering worden om o.m. een gunstig ondernemingsklimaat te scheppen en de schaduweconomie terug te dringen.

2.7

De Europese Commissie, het IMF en de Wereldbank hebben ernstige bedenkingen bij de schuldenlast van het land. Berekend in verhouding tot het BBP is de buitenlandse schuld ondanks de belasting- en premiedruk (de meest recente tarieven liggen bij 48,4 %) gestegen van 44,8 % in 1998 tot 74,3 % in 2003 (5). Debet aan deze sterke stijging zijn vooral de omvangrijke naoorlogse investeringen in infrastructuur en openbare voorzieningen. Daarnaast zijn volgens het EESC echter ook de grote schulden van particulieren, die beduidend meer zijn gaan consumeren, een probleem.

2.8

Een probleem is volgens het rapport van de Wereldbank (6) ook dat Kroatië vergeleken met de kandidaat-lidstaten een beduidend groter deel van het BNP (11,2 % tegenover gemiddeld 7,2 % in de kandidaat-lidstaten) aan openbaar bestuur uitgeeft. Hetzelfde geldt voor de inkomensoverdrachten.

3.   Democratie en rechtsstaat

3.1

De Europese Commissie stelt in haar jaarverslag van 2003 m.b.t. het stabilisatie- en associatieproces onder meer vast dat:

de democratische instellingen goed werken, maar de politieke dialoog tussen regering en oppositie vaak nogal moeizaam verloopt, omdat interne problemen met de internationale agenda interfereren;

het parlement ongehinderd zijn bevoegdheden kan uitoefenen en de oppositie zich ten volle van haar parlementaire taak kan kwijten;

meer vaart kon worden gezet achter de wetgevende werkzaamheden.

Het EESC juicht deze vorderingen toe. Zij zijn een cruciale stap naar deelname aan het Europese integratieproces. Het is nu in het belang van Kroatië om op deze weg verder te gaan en de problemen die er nog zijn en die een goede werking van de democratie en de rechtsstaat in de weg staan, zo snel mogelijk te verhelpen.

3.2

In het jaarverslag van de Europese Commissie (7) wordt aangegeven op welke terreinen nog grote inspanningen van Kroatië verlangd worden. De Europese Commissie heeft t.a.v. rechtspraak, de strafvoltrekking en de principes van de rechtsstaat in Kroatië ernstige bedenkingen bij:

de werkwijze van de Kroatische justitie (zo dreigen de principes van de rechtsstaat door de procedurele vertragingen in het gedrang te komen, is er een gebrek aan gekwalificeerd personeel en wordt de lijst van nog te behandelen rechtszaken alsmaar langer);

de eerbiediging van de principes van de rechtsstaat bij de strafvoltrekking;

de gebrekkige bestrijding van corruptie;

de ontoereikende behandeling van asielaanvragen;

de onzekerheid in de rechtspraak.

3.3

De Kroatische regering heeft eind 2002 een groenboek uitgebracht betreffende de hervorming van het gerechtelijk apparaat. De eerste belangrijke stappen zijn al gezet door het oprichten van een rechtenfaculteit en de overdracht van een aantal taken aan notarissen en rechtsbeoefenaars bij het gerecht. Het EESC hoopt dat deze lijn wordt voortgezet en verdere maatregelen worden genomen om de noodzakelijke hervormingen door te voeren.

3.4

Een groot probleem is momenteel nog het gebrek aan gekwalificeerd personeel en goede technische voorzieningen. Door de vertragingen in de gerechtelijke procedures kunnen steeds minder zaken tijdig behandeld worden en stapelen de dossiers zich op. Het EESC is van oordeel dat dit de rechtszekerheid niet ten goede komt en structurele hervormingen in de weg staat.

3.5

Net zoals enkele kandidaat-lidstaten kent Kroatië een lange traditie in het bijhouden van een kadaster. Toch is vaak zeer moeilijk vast te stellen wie de eigenaar van de grond is, aangezien het kadaster decennialang niet is bijgewerkt. Dit staat de noodzakelijke privatiseringen in de weg. Vooral met het oog op een mogelijke toetreding tot de EU acht het EESC de totstandbrenging van een modern, goedfunctionerend kadasterregister onontbeerlijk. In dit opzicht is de kadasterdienst die inmiddels is opgezet een belangrijke stap in de goede richting.

3.6

Op politiek vlak vormt de samenwerking tussen Kroatië en het Internationaal Tribunaal voor oorlogsmisdaden in Ex-Joegoslavië een zeer ernstig probleem. De weinig tevredenstellende samenwerking heeft ertoe geleid dat een aantal lidstaten de stabilisatie- en associatie-overeenkomst (SAO) niet wilde ratificeren. Als geen concreet gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen die de Commissie in deze politiek uitermatig gevoelige kwestie heeft gedaan, zou dat voor Kroatië wel eens zeer nadelig kunnen uitpakken, meent het EESC. Het EESC hoopt dat het tribunaal in Den Haag voor uitleveringsverzoeken op de nodige medewerking van de Kroatische regering kan rekenen.

3.7

Een ander cruciaal politiek vraagstuk is de terugkeer van vluchtelingen en verdrevenen. Kroatië staat hier voor een moeilijke taak. In totaal gaat het om zo'n 250 000 mensen. De wederopbouw van huizen en gebouwen die verwoest zijn, de teruggave van eigendom en het gebrek aan huisvesting en banen zijn stuk voor stuk problemen die het land moet zien op te lossen. Het EESC herinnert eraan dat Kroatië zich in het kader van het Dayton-vredesakkoord verbonden heeft tot een reeks verplichtingen betreffende de terugkeer van vluchtelingen en erkent dat de nakoming van deze verplichtingen het land met een zware last opzadelt. Het EESC dringt erop aan dat Kroatië zo snel mogelijk probeert de problemen op dit vlak op te lossen.

3.8

In december 2002 heeft het Kroatische parlement grondwettelijk de bescherming van de rechten van minderheden vastgelegd. De wet moet niet alleen waarborgen dat minderheden adequaat vertegenwoordigd worden in de gekozen lichamen, maar ook in de instellingen van justitie en de andere instellingen van overheidsbestuur. Het EESC wijst erop dat – net zoals dat voor andere rechtsgebieden geldt - de tenuitvoerlegging en handhaving van deze wet doorslaggevend zullen zijn. Roma zouden in de toekomst, bijv. bij verkiezingen, niet meer gediscrimeerd mogen worden en aan de discriminatie die nu nog bestaat, dient zo snel mogelijk een einde te worden gemaakt. Het EESC juicht de inspanningen toe die op dit vlak de laatste tijd zijn gedaan.

3.9

In zijn initiatiefadvies „Bevordering van de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties in Zuidoost-Europa - opgedane ervaringen en toekomstige uitdagingen (8)” stelt het EESC dat „Onafhankelijke, vrije en sterke media […] een van de belangrijkste vereisten voor een gezonde en stabiele democratie [vormen]; het publiek moet voldoende geïnformeerd zijn wil het een actieve en passende rol kunnen spelen in het bestuur van het land”.

3.10

Het EESC erkent dat Kroatië inspanningen heeft gedaan om de onafhankelijkheid en vrijhijd van de media te vergroten. Het stelt met voldoening vast dat Kroatië een breed aanbod aan onafhankelijke gedrukte media kent waarin de nationale meningsverscheidenheid en de culturele en linguïstische diversiteit van de minderheden tot uitdrukking kunnen worden gebracht. Het EESC hoopt dat bij de uitvoering van de hervormingen van de openbare omroep en het telecombedrijf waartoe het land heeft besloten, de onafhankelijkheid van deze belangrijke media ten volle gewaarborgd wordt en aan de eis van pluralisme en weerspiegeling van de etnische diversiteit wordt voldaan.

4.   Markteconomie en structurele hervormingen

4.1

In het jaarverslag van de Commissie wordt erop gewezen dat het proces om de economie om te vormen tot een markteconomie in Kroatië al verder is gevorderd dan in andere landen in de westelijke Balkan. Dit neemt niet weg dat de Commissie ook vaststelt dat er in 2002 haperingen zijn gekomen in het privatiseringsproces. De Wereldbank noemt (in haar verslag) het privatiseringsproces in Kroatië bij lange nog niet voltooid en is van mening dat de herstructurering van de economie tot dusverre te weinig resultaat heeft opgeleverd. Het Kroatische privatiseringsfonds (HPF) heeft weliswaar in 2003 verdere privatiseringen ondernomen, o.a. in het bankwezen, maar niet op voldoende grote schaal. Het EESC acht het van groot belang dat de nieuwe regering met oog voor de juiste verhoudingen vaart zet achter de noodzakelijke privatiseringen, met name in de industrie, het toerisme en de landbouw. Daarbij dient ook te worden ingespeeld op de mogelijkheden van publiek/private partnerschappen.

4.1.1

Het EESC dringt er tevens op aan bij privatiseringen rekening te houden met de belangen van de directe betrokkenen. Om negatieve sociale effecten zo veel mogelijk te voorkomen, zijn ondersteunende maatregelen in het kader van het arbeidsmarktbeleid nodig (bijv. bevordering van mogelijkheden tot omscholing). Het EESC wil er in dit verband ook op wijzen dat bij aanbevelingen van de Wereldbank en het IMF, waarbij het accent ligt op liberalisering, privatisering en deregulering, de sociale dimensie niet uit het oog mag worden verloren.

4.2

In het algemeen en zeker met het oog op de staatsschuld zijn er ook sterke bedenkingen bij de aanzienlijke subsidies die door de Kroatische overheid nog steeds worden verstrekt aan verlieslatende overheidsbedrijven. Tussen 1996 en 2000 is het aantal werknemers in de overheidsbedrijven met 27 % gedaald, terwijl dat percentage bij geprivatiseerde overheidsbedrijven rond de 14 % lag. De werkgelegenheid in het particuliere bedrijfsleven is met 50 % gestegen (9). De sociale partners in Kroatië zijn van mening dat de werkgelegenheid ook te lijden heeft van het feit dat er te weinig ondernemingen, en dan met name kleine en middengrote bedrijven, worden opgericht. Het EESC is het er ook mee eens dat de verbetering van opleidings- en bijscholingsmogelijkheden en investeringen in de technische uitrusting van opleidingsinstellingen een belangrijke aanzet zijn om greep te krijgen op het probleem van de werkloosheid.

4.3

De industrie neemt momenteel iets meer dan 23 % van het BNP voor haar rekening en biedt zo'n 300 000 mensen werk (d.i. ongeveer een kwart van de totale beroepsbevolking) (10). Veel bedrijven zijn verlieslijdend en een deel kampt bovendien met grote schulden. Bij gebrek aan kapitaal wordt dikwijls nog met verouderde technieken gewerkt. De producten zijn vaak niet goed genoeg om de internationale concurrentie aan te kunnen. Om de concurrentiepositie te verbeteren dient Kroatië, naar de mening van het EESC, absoluut meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling (2001: 1,09 % van het BNP) (11) en initiatieven te nemen om de oprichting van nieuwe productiebedrijven, met name kleine en middelgrote bedrijven, aan te moedigen en remmende administratieve factoren op dit vlak uit de weg te ruimen.

4.4

Kroatië beschikt over een productieve farmaceutische en chemische industrie. De textielindustrie draait daarentegen veel minder goed. De zware industrie, met name de scheepsbouw, is nog steeds grotendeels in handen van de overheid en is zwaar verlieslijdend.

4.5

Voor de Kroatische economie is toerisme van groot belang. Het aandeel in het BNP ligt boven de 20 % en de sector biedt werk aan bijna 6 % van de beroepsbevolking. Ongeveer eenderde van alle deviezen komt uit toerisme. Een nadeel is dat een groot deel van de toeristische bedrijven nog steeds in handen van de overheid is. Juist in deze sector zou meer vaart moeten worden gezet achter de privatisering om de mogelijkheden die de sector biedt, beter te kunnen exploiteren. Wenselijk is ook om de sector open te stellen voor buitenlandse investeringen.

4.6

Na de crisis van 1998 is door de verkoop van een aantal staatsbanken aan buitenlandse investeerders de situatie stabieler geworden in de banksector. De productiviteit is sterk gestegen en het dienstenaanbod is aanzienlijk verbeterd. Het EESC acht dit een belangrijke voorwaarde om de noodzakelijke structurele maatregelen ter hervorming van de Kroatische economie te kunnen uitvoeren. Een probleem is echter, zo wijst het EESC erop, dat te dure kredieten de noodzakelijke investeringen nog steeds in de weg staan.

4.7

De overheid komt bij de dringend noodzakelijke structurele hervormingen en maatregelen om het concurrentievermogen van de economie te bevorderen een ondersteunende functie toe. Het EESC acht de huidige structuur van het openbaar bestuur in Kroatië niet efficiënt genoeg om de taken en uitdagingen waarvoor zij staat, naar behoren te vervullen. Ondersteunende programma's als SIGMA (12) kunnen wat dat betreft zeker een nuttige rol spelen, maar het komt er vooral op aan om in het kader van de geplande decentralisering de taakverdeling tussen centrale en lokale overheidsdiensten te optimaliseren.

4.8

Kroatië heeft een relatief goed socialezekerheidsstelsel. In 2001 is een hervorming van het pensioenstelsel doorgevoerd met als doel de overheidsbegroting te ontlasten en de economische ontwikkeling te stimuleren. Deze hervorming werd door het merendeel van de bevolking gesteund. Belangrijk is dat hervormingsmaatregelen om de arbeidsmarkt flexibeler te maken gepaard gaan met de noodzakelijke maatregelen ter waarborging van de arbeids- en sociale zekerheid en geschraagd worden door een goed handhaafbare arbeidswetgeving.

4.9

Ook in de agrarische sector moet heel wat gebeuren. Kenmerkend voor de Kroatische landbouwsector zijn kleine boerenbedrijven met een gemiddelde grootte van 5 ha. De Wereldbank constateert in haar verslag dat 30 % van het totale landbouwoppervlak nog steeds in handen van de staat is, terwijl de eigendomsverhoudingen voor 40 % van het landbouwareaal nog niet vastliggen. Het zal nog zeker 15 jaar duren voordat dit is geregeld. Het concurrentievermogen van de Kroatische landbouw is momenteel allesbehalve sterk te noemen. Het met 9 % vrij hoge aandeel van de landbouwsector in het BNP wordt geproduceerd door zo'n 8 % van de beroepsbevolking. De slechte concurrentiepositie van de landbouwsector heeft onder meer als gevolg dat er voor de relatief productieve Kroatische levensmiddelenindustrie grondstoffen moeten worden ingevoerd.

4.10

Driekwart van het totale landbouwareaal wordt bewerkt door talrijke kleine boerenbedrijven, terwijl de rest gecultiveerd wordt door een klein aantal grote kolchozen. Door oorlogsschade (bijv. landmijnen) kan veel productief landbouwareaal niet ten volle benut worden. De particuliere boerenbedrijven haalden in 1998 al weer het productieniveau van 1990, maar de kolchozen zijn nog steeds in staatseigendom en blijken zich niet te kunnen aanpassen aan de nieuwe economische voorwaarden.

4.11

Het feit dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de eigendomsverhoudingen vormt een belangrijke belemmering voor structurele hervormingen in de Kroatische landbouwsector, terwijl zij hier juist dringend nodig zijn. Hetzelfde geldt voor de verstrekking van leningen voor de modernisering van landbouwbedrijven. Vanwege de grote risico's tonen banken zich niet echt bereidwillig om geld beschikbaar te stellen voor investeringen in de landbouw.

4.12

Vorig jaar is een nieuw steunprogramma voor de landbouw in werking getreden. Het EESC hoopt dat door deze hervormingen het concurrentievermogen van de Kroatische landbouw wordt versterkt en de sector zich gemakkelijker zal kunnen aanpassen aan de EU-normen. In verband met de modernisering van de Kroatische landbouw acht het Comité het van essentieel belang dat er, naast de noodzakelijke verbetering van scholingsmogelijkheden en advisering, zo snel mogelijk een goed functionerende, politiek onafhankelijke vertegenwoordiging komt van de diverse belangengroepen.

5.   Tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatie-overeenkomst (SAO) en gebruik van de steunprogramma's

5.1

De tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatie-overeenkomst (SAO) is van doorslaggevend belang voor de voorbereiding op de toetreding tot de EU. Aangezien de ratificering door de EU en de lidstaten nog niet is afgesloten, geldt momenteel een tijdelijk akkoord ter overbrugging (zie par. 3.6.).

5.2

De Kroatische regering heeft in oktober 2001 een actieplan goedgekeurd voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Inmiddels is een eerste reeks maatregelen al genomen. De bedoeling is eind 2006 zo ver te staan dat het land lid kan worden van de EU. Om de ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken is bij alle overheidsdiensten een coördinator voor Europese integratie aangesteld.

5.3

In december 2002 is er een regeringsprogramma goedgekeurd voor 2003 ter bevordering van de integratie van Kroatië in de Europese Unie. Hoofdpunten van dit programma zijn:

aanpassing van de economie;

harmonisering van het Kroatisch recht en het Gemeenschapsrecht;

bevordering van de bestuurlijke capaciteit;

uitwerking van een strategie ter voorlichting van de Kroatische bevolking, en

aanpassingen van de wetgeving om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de stabilisatie- en associatie-overeenkomst.

Tegen het einde van vorig jaar had het land op deze terreinen – luidens de informatie van Kroatische overheidsdiensten – meer dan 109 wetgevende initiatieven genomen. In januari dit jaar is het Tweede Integratieprogramma voor de aanpassing aan het acquis communautaire goedgekeurd. De desbetreffende uitvoeringsmaatregelen zullen later dit jaar worden getroffen, om de omzetting van deze initiatieven te verzekeren. Het EESC erkent de inspanningen van Kroatië, maar is zich ervan bewust dat vanwege ontoereikende bestuurscapaciteiten de tenuitvoerlegging op bepaalde terreinen niet zonder problemen zal verlopen (bijv. de harmonisering met EUROSTAT).

5.4

De steun in het kader van de CARDS-programma's zal meer dan welkom zijn bij de omzetting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Met deze programma's kunnen de modernisering en democratisering maar ook de verwezenlijking van de noodzakelijke milieumaatregelen aanzienlijk bevorderd worden. Het EESC neemt aan dat ook de programma's voor de kandidaat-lidstaten (bijv. ISPA, SAPARD, PHARE, TAIEX, enz.) voor Kroatië zullen worden opengesteld bij een positief advies van de Commissie inzake de toetredingsaanvraag van het land.

5.5

Om ervoor te zorgen dat de Kroatische economie zich succesvol kan aanpassen aan de Europese interne markt, dienen de noodzakelijke hervormingen, liberaliseringsmaatregelen en aanpassingen aan het EU-recht draagvlak bij de burger te krijgen. Essentieel is in dit verband dat de Kroatische bevolking naar behoren en voortdurend geïnformeerd wordt over het belang en de gevolgen van de integratie in de EU en dat de representatieve organisaties van de georganiseerde civiele samenleving betrokken worden bij het politieke besluitvormingsproces.

6.   Regionale problemen

7.1

De verschillen in economische ontwikkeling en welvaart tussen de geürbaniseerde centra en de plattelandsgebieden zijn soms zeer groot. Veel regio's, zowel kleine als grote, hebben bovendien veel te lijden gehad van de oorlog, hetgeen de economische ontwikkeling in deze gebieden, bijv. in Slavonië en Lika-Senj, sterk heeft afgeremd.

6.2

Ter ondersteuning van de benadeelde regio's is er in februari 2002 een fonds opgericht om met name gebieden die ernstige schade hebben geleden door de oorlog, ontvolkt zijn geraakt of anderszins met specifieke problemen kampen, bijv. eilanden en bergregio's, te helpen.

6.3

In het jaarverslag 2003 merkt de Commissie kritisch op dat de criteria voor de verdeling van de middelen nog niet zijn vastgelegd en ook de bevoegdheden op uitvoerend vlak nog niet duidelijk geregeld zijn. Het EESC beveelt aan om hier zo snel mogelijk iets aan te doen. Het is een belangrijke voorwaarde om adequaat gebruik te kunnen maken van de verschillende door de EU aangeboden programma's, bijv. INTERREG.

7.   Milieu

7.1

In het rapport van de Wereldbank valt te lezen dat de situatie van Kroatië vergeleken met andere landen in Midden-Europa vrij goed is als naar de toestand van het milieu wordt gekeken. Op het gebied van de drinkwatervoorziening, riolering en afvalverwerking zijn evenwel nog omvangrijke investeringen nodig om aan de EU-normen te voldoen.

7.2

In de kustgebieden voldoen de zuiveringinstallaties voor afvalwater vanwege het belang ervan voor het toerisme en de internationale verplichtingen om de Middellandse zee schoon te houden al vrijwel aan de EU-normen. In de andere regio's zal er daarentegen nog aanzienlijk geïnvesteerd moeten worden in verzamelbekkens en zuiveringsinstallaties voor de afvalwaterverwerking. Hetzelfde geldt voor het verzamelen en verwerken van afval, met name bijzonder afval. Het EESC stelt vast dat Kroatië zich ter verbetering van de wetgeving laat leiden door de desbetreffende EU-richtlijnen en op die manier al de nodige vooruitgang heeft weten te boeken.

7.3

De luchtkwaliteit is de afgelopen tien jaar verbeterd, maar dat heeft voor een deel te maken met de daling van de industriële productie als gevolg van de oorlog en de economische problemen. In stedelijke gebieden is de slechte luchtkwaliteit nog steeds een groot probleem. Als de economie weer gaat aantrekken, zoals te verwachten is, zullen er in de vervoerssector en de energiewinningsindustrie maatregelen nodig zijn om de uitstoot van vervuilende stoffen te reduceren.

7.4

In Kroatië is een relatief groot oppervlak beschermd gebied (10 %). Dit hoge percentage staat geheel in verhouding tot de biodiversiteit, ecosystemen en unieke landschappen die het land herbergt. Een aantal van deze gebieden zijn onder bescherming van UNESCO geplaatst. Ondanks deze beschermende maatregelen neemt de druk op de biodiversiteit toe; het huidige natuurbeheer en de natuurreservaten zijn niet berekend op hun taak.

7.5

Het EESC wijst erop dat in Kroatië net als in de meeste kandidaat-lidstaten omvangrijke investeringen nodig zullen zijn om op het gebied van het milieu aan de EU-normen te voldoen. Steun om Kroatië terzijde te staan in zijn inspanningen om de situatie te verbeteren, is onontbeerlijk.

8.   Internationale samenwerking en betrekkingen met de buurlanden

8.1

Essentieel voor een succesvolle deelname aan het Europese integratieproces is het nakomen van de verplichtingen waartoe Kroatië zich resp. in de vredesverdragen van Dayton en Parijs en in het kader van zijn toetreding tot de Raad van Europa (1996) heeft verbonden. Het EESC stelt vast dat de Kroatische regering weliswaar uitdrukkelijk verklaart deze verplichtingen te zullen nakomen, maar op een aantal terreinen nog niet systematisch maatregelen daartoe neemt.

8.2

Voor een vreedzame coëxistentie zijn goede betrekkingen met de buurlanden een cruciale voorwaarde. Het EESC stelt vast dat de economische samenwerking met de directe buurlanden zich vlotter ontwikkelt dan de politieke samenwerking. Naar de mening van het EESC is het onder meer dringend noodzakelijk dat er snel een oplossing wordt gevonden voor de tot dusverre niet duidelijk afgebakende zeegrens tussen Slovenië en Kroatië. Het besluit van het Kroatische parlement om eenzijdig de zeerechten uit te breiden door de oprichting van een „Beschermde ecologosche en visserijzone” in de Adriatische Zee heeft bovendien tot een verscherping van de situatie geleid. Het EESC wijst erop dat men zich dient te houden aan de regels van het internationale zeerecht.

8.3

Een belangrijke stap voor de internationalisering van de Kroatische economie was de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2000.

8.4

Begin 2002 is de voorlopige stabilisatie- en associatieovereenkomst (ondertekend op 29 oktober 2001) in werking getreden, hetgeen beduidend gunstigere handelsvoorwaarden voor Kroatië met zich mee heeft gebracht. Sinds 1 maart 2003 is Kroatië lid van de CEFTA (Central European Free Trade Agreement). In totaal heeft Kroatië 35 vrijhandelspartners (m.i.v. de EU-lidstaten). Op dit moment gelden voor 90 % van de buitenlandse handel van Kroatië al preferentiële regelingen en na de overgangsperiode van de stabilisatie- en associatieovereenkomst zal meer dan tweederde van de buitenlandse handel van Kroatië verhandeld kunnen worden zonder heffing van douanerechten. In 2003 voerde Kroatië goederen uit ter waarde van US $ 5,65 mrd. en voerde het goederen in ter waarde van US $ 12,77 mrd., waardoor er een tekort op de handelsbalans ontstond van US $ 7, 12 mrd.

9.   De georganiseerde civiele samenleving

9.1

Zowel bij de overgang naar een markteconomie als bij de voorbereiding op de toetreding speelt de georganiseerde civiele samenleving een belangrijke rol. Kroatië telt meer dan 20.000 ngo's. Op 1 januari 2002 is de wet op het recht van vergadering en vereniging in werking getreden, waarmee een liberalere regeling inzake de vrijheid van vereniging en het toezicht op de activiteiten van ngo's ingang vond.

9.2

Het EESC heeft in zijn advies over de maatschappelijke organisaties in Zuidoost-Europa erop gewezen dat vanuit het oogpunt van stabiliteit en welvaart:

de georganiseerde civiele samenleving versterkt moet worden en de participatiedemocratie onderdeel van de cultuur dient te worden;

de maatschappelijke organisaties in een participatiedemocratie onafhankelijk dienen te zijn; een eis waarvoor tot dusverre weinig begrip is in Kroatië;

de sociale dialoog versterkt moet worden, en

een brede civiele dialoog op gang gebracht moet worden, onder meer om het milieubewustzijn te bevorderen.

Het EESC heeft in dit advies uitdrukkelijk de verklaring van de Kroatische overheid toegejuicht dat de ontwikkeling van de georganiseerde civiele samenleving de hoogste prioriteit heeft voor de regering.

9.3

Onder de vorige Kroatische regering is er een wetsontwerp uitgewerkt voor de oprichting van een forum voor de georganiseerde civiele samenleving (de ngo's). Beoogd werd de maatschappelijke organisaties een kader te bieden om met elkaar te overleggen en standpunten te formuleren ten aanzien van zaken die hen aanbelangen en op deze wijze de sociale dialoog te bevorderen. Vorig jaar is op 16 oktober 2003 de nationale stichting ter bevordering van de georganiseerde civiele samenleving opgericht die bovengenoemd forum gestalte moet geven. Vertegenwoordigers van de ngo's hebben geheel in de lijn van de doelstelling een stem in het kapittel in de raad van beheer. Het EESC acht deze maatregel positief evenals de financiële steun die de ngo's voor hun activiteiten ontvangen. Ook stelt het EESC met voldoening vast dat de ngo's de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan de werkgroepen van de Kroatische Sociaal-Economische Raad. Het hoopt dat de mogelijkheden voor deze vorm van inspraak nog worden uitgebreid.

9.4

In 1999 werd in Kroatië de tweede Sociaal-Economische Raad opgericht. De Raad is tripartiet van samenstelling en telt in totaal 15 leden. Naast de regering zijn de werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd. De werkgevers worden vertegenwoordigd door één organisatie (de Kroatische werkgeversbond), terwijl vijf vakbonden (één afgevaardigde per vakbond) de werknemers vertegenwoordigen. Het voorzitterschap wordt volgens een roulatiesysteem afwisselend door één van de partijen waargenomen. Zeven commissies bereiden de werkzaamheden van de raad voor, en besluiten worden goedgekeurd tijdens de voltallige vergadering die één keer om de drie maanden wordt gehouden. Een speciaal daartoe van regeringswege opgericht secretariaat is belast met de organisatorische zaken.

9.5

Vergelijkbaar met lidstaten in de EU die een Sociaal-Economische Raad kennen, buigt deze Kroatische instelling zich over fundamentele vraagstukken aangaande het economisch en sociaal beleid, de arbeidsmarkt, de begroting en bijv. de privatisering.

9.6

Voor de sociale dialoog is de Sociaal-Economische Raad zonder enige twijfel van groot belang. Het EESC acht een goed functionerende Sociaal-Economische Raad een eerste vereiste om de hervormingsmaatregelen die aan de orde zijn, doelgericht in de praktijk om te zetten mét de steun van de betrokken beroepskringen. Een al even belangrijke voorwaarde is dat een autonome sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers wordt bevorderd.

9.7

De belangenbehartiging van de diverse beroepsgroepen bevindt zich in Kroatië nog steeds in de opbouwfase. Momenteel is het nog zo dat niet elke beroepsgroep een eigen vertegenwoordiging heeft.

9.8

Vóór 1990 was het lidmaatschap van de vakbonden in feite verplicht. Na de verandering van het politieke systeem hebben de vakbonden zich zeer uiteenlopend ontwikkeld tijdens de opeenvolgende republieken. Verplicht lidmaatschap werd overal afgeschaft en de vakbonden werden volledig gereorganiseerd. Kroatië telt een groot aantal vakbonden en vijf vakbondfederaties die op grond van hun omvang ook in de Kroatische Sociaal-Economische Raad vertegenwoordigd zijn.

9.9

Vanwege de versplintering van de vakbonden in vijf aparte nationale verenigingen worden de belangen van de werknemers niet altijd even goed behartigd, bijv. in de Sociaal-Economische Raad. Er worden daarom inspanningen gedaan om de afzonderlijke vakbondverenigingen in één koepelorganisatie onder te brengen. Het EESC zou het betreuren als de Kroatische vakbonden vanwege deze situatie niet ten volle de taak zouden kunnen waarnemen die hun in het nieuwe systeem van organisatie van de arbeidsverhoudingen is toebedacht.

9.10

De werkgevers hebben zich georganiseerd in de Kroatische Kamer van Koophandel en het Kroatische Werkgeversverbond. De Kamer van Koophandel is zowel regionaal als naar vakgebied opgedeeld. Zijn belangrijkste taak is de handel binnen en buiten Kroatië te ondersteunen, bijv. door het organiseren van beurzen en, vooral, het aanbieden van bijscholingsmogelijkheden aan zijn leden. Het lidmaatschap van de Kamer van Koophandel is verplicht voor alle handelsbedrijven die in Kroatië geregistreerd staan.

9.11

Tot 1996 vertegenwoordigde de Kamer van Koophandel de werkgevers bij de CAO-onderhandelingen. Deze taak is inmiddels overgenomen door het Werkgeversverbond, een koepelorganisatie van 23 sectorale werkgeversorganisaties met vrijwillig lidmaatschap. Het Werkgeversverbond vertegenwoordigt slechts, zo moet worden vastgesteld, een deel van het Kroatische bedrijfsleven. Het MKB heeft een eigen organisatie maar ook deze vertegenwoordigt maar een deel van de ondernemingen. Het EESC dringt erop aan dat de werkgeversorganisaties oplossingen zoeken om een representatieve belangenbehartiging alle bedrijven in de Sociaal-Economische Raad en tegenover de regering te waarborgen.

9.12

De actuele rechtsgrondslag voor een eigen, onafhankelijke belangenbehartiging van de land- en bosbouwsector is tot dusverre niet geïmplementeerd. De belangen van de boeren dienen in een aparte afdeling van de Kamer van Koophandel te worden behartigd. Het EESC is het eens met de Wereldbank die in haar rapport constateert dat de belangen van de agrarische sector onvoldoende behartigd worden. Met het oog op de aanpassing aan het communautaire landbouwbeleid is dit absoluut een nadeel. Het EESC hoopt dat de Kroatische landbouwvereniging (Farm Union), die sinds enkele jaren actief is, als gesprekspartner bij de onderhandelingen en goedkeuringsprocedures wordt betrokken, en zich spoedig als daadkrachtige en onafhankelijke belangenbehartiger van de Kroatische landbouwsector zal opwerpen.

10.   Samenvatting en aanbevelingen

10.1

Op 25 juni 1991 heeft Kroatië zich onafhankelijk verklaard en losgemaakt van Joegoslavië. De oorlog met Servië heeft naast veel slachtoffers onder de burgerbevolking in grote delen van het land ernstige materiële schade veroorzaakt en nefaste gevolgen gehad voor de economische ontwikkeling van het land.

10.2

De afgelopen jaren is er in Kroatië politiek en economisch zeer veel veranderd. Er zijn grote vorderingen geboekt in het democratiseringsproces. De macro-economische indicatoren laten met name vanaf 2000 een positieve ontwikkeling zien. Daarbij dient men te bedenken dat Kroatië niet alleen het oude systeem tot een functionerende markteconomie moet zien om te vormen, maar ook de schadelijke gevolgen van de oorlog te boven moet zien te komen.

10.3

De economische ontwikkeling wordt de laatste jaren gekenmerkt door een verrassend grote groei en een stabilisering van de prijzen. Daar staat tegenover dat de werkloosheid met name in plattelandsgebieden nog steeds een zeer groot sociaal probleem is en het tekort op de handelsbalans en de staatsschuld enorm zijn gestegen.

10.4

Het EESC onderstreept de betekenis van de autonome sociale dialoog voor het hervormingsproces en wijst erop dat de Sociaal-Economische Raad gezien de taak die hem is toebedeeld ook in de toekomst door de regering serieus genomen dient te worden.

10.5

Kroatië heeft in een aantal sectoren, waaronder de banksector, belangrijke vorderingen gemaakt met de privatisering. Over het algeheel verloopt het privatiseringsproces echter minder consequent dan in de kandidaat-lidstaten. Voor particuliere investeringen is dit al even nadelig als bijv. de nog niet geregelde eigendomsverhoudingen. Het EESC hoopt dat de nieuwe regering niet alleen nadrukkelijk vaart zet achter het privatiseringsproces, maar ook de andere problemen aanpakt die particuliere investeringen in de weg staan.

10.6

Om de nodige nieuwe banen te kunnen creëren in Kroatië is het niet alleen belangrijk de oprichting van nieuwe ondernemingen te ondersteunen, met name middelgrote en kleine bedrijven, maar is het ook noodzakelijk de opleidings- en bijscholingsmogelijkheden te verbeteren.

10.7

De EU heeft tijdens de „top” van Zagreb op 24 november 2000 de westelijke Balkanlanden toetreding tot de EU en een programma ter voorbereiding daarop in het vooruitzicht gesteld, op voorwaarde dat zij de „criteria van Kopenhagen” en de verplichtingen uit het EU-verdrag vervullen. Kroatië heeft als eerste van de westelijke Balkanlanden een aanvraag ingediend tot toetreding tot de EU (op 21 februari 2003). Het EESC steunt deze stap, waarmee Kroatië te kennen geeft aan het Europese integratieproces te willen deelnemen.

10.8

Het EESC erkent de grote inspanningen van Kroatië om aan de voorwaarden voor toetreding tot de EU te voldoen. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het actieprogramma dat de Kroatische regering heeft goedgekeurd ter uitvoering van de stabilisatie- en associatie-overeenkomst. Hetzelfde geldt voor het regeringsprogramma dat eind 2002 is goedgekeurd ter bevordering van de integratie van Kroatië in de EU.

10.9

De gestelde doelen zijn zonder meer ambitieus. Om aan de voorwaarden voor toetreding tot de EU te kunnen voldoen, zal Kroatië er niet onder uit kunnen grootschalige hervormingen door te voeren. Van cruciaal belang is in dit opzicht dat naast de wetgevende maatregelen waartoe in 2003 werd besloten ook tijdig de administratieve voorwaarden worden gecreëerd die nodig zijn om de hervormingen efficiënt ten uitvoer te brengen.

10.10

Het EESC acht het bovendien van essentieel belang dat de noodzakelijke hervormingen, liberaliseringsmaatregelen en aanpassingen aan het communautaire recht gesteund worden door de burger. Dit impliceert dat de bevolking toereikend geïnformeerd moet worden over het belang en de gevolgen van toetreding tot de EU. Het EESC beveelt derhalve aan dat de georganiseerde civiele samenleving in haar geheel – en niet alleen de vakorganisaties – bij de besluitvormingsprocessen betrokken wordt. De maatschappelijke organisaties moeten bovendien de mogelijkheid krijgen hun leden adequaat te informeren.

10.11

Het EESC staat net als de Europese Commissie kritisch tegenover het feit dat er op het gebied van justitie, bijv. bij de bestrijding van corruptie, de behandeling van asielaanvragen en vooral in samenhang met het Internationaal Tribunaal voor oorlogsmisdaden in Ex-Joegoslavië in Den Haag, nog steeds problemen zijn. Het EESC wijst erop dat het aanpakken van deze problemen van doorslaggevend belang zal zijn om te bepalen of de „criteria van Kopenhagen” al dan niet vervuld worden beschouwd.

10.12

Het EESC looft de Kroatische regering die expliciet heeft verklaard, de verplichtingen die voortvloeien uit de vredesverdragen van Dayton en Parijs te willen nakomen. Een van de grootste opgaven zal daarbij zijn om de vele vluchtelingen te laten terugkeren.

10.13

Het EESC hecht in verband met de voorbereiding op de toetreding eveneens groot belang eraan dat de bilaterale betrekkingen met de directe buurlanden worden verbeterd.

10.14

Tot slot wil het EESC benadrukken dat een sterke georganiseerde civiele samenleving en een participatiedemocratie waarin de burger echt meedoet, belangrijke voorwaarden zijn voor stabiliteit en welvaart. Het EESC beschouwt het in dit opzicht als positief dat Kroatië bezig is om de institutionele voorwaarden te creëren (of inmiddels al heeft gecreëerd) waarmee de sociale en civiele dialoog kunnen worden bevorderd. Zaak is ervoor te zorgen dat alle beroepskringen via representatieve en organisatorisch sterke belangenorganisaties hun stem kunnen laten horen in het besluitvormingsproces.

Brussel, 31 maart 2004

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. BRIESCH


(1)  Rapport van de Wereldbank nr. 25435 HR.

(2)  Opgemerkt zij dat het BBP per hoofd van de bevolking in Kroatië slechts eenderde van dat in Slovenië bedraagt.

(3)  Dit cijfer is berekend op basis van de ILO-methode; de Kroatische dienst voor statistiek komt uit op een werkloosheidscijfer van 22,5 % voor 2002.

(4)  European Economy, Occasional Papers, nr. 5, januari 2004.

(5)  Rapport van de Wereldbank nr. 25434-HR, juli 2003.

(6)  COM (2003) 139 def. van 26.3.2003.

(7)  REX 123 – PB C 208 van 3.9.2003, blz. 82.

(8)  Verslag van de Wereldbank, blz. 87.

(9)  Kroatische dienst voor statistiek.

(10)  Zie de antwoorden op de enquête van de Commissie.

(11)  SIGMA, Support for Improvement in Governance and Management in Central and Eastern European Countries (joint venture van de OESO en de EU).

(12)  „Protected Ecological and Fishery Zone (PEFZ)”.


Top