EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AR0034(01)

Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen

PB C 278 van 14.11.2002, p. 29–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AR0034(01)

Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen

Publicatieblad Nr. 278 van 14/11/2002 blz. 0029 - 0030


Advies van het Comité van de Regio's over:

- de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen",

- het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bevordering van het gebruik van biotransportbrandstoffen", en

- het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG wat betreft de mogelijkheid een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde minerale oliën die biobrandstoffen bevatten en op biobrandstoffen"

(2002/C 278/09)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen, het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bevordering van het gebruik van biotransportbrandstoffen en het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG wat betreft de mogelijkheid een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde minerale oliën die biobrandstoffen bevatten en op biobrandstoffen (COM(2001) 547 def. - COD 2001/0265);

gezien het besluit van de Raad van 18 januari 2002 om overeenkomstig artikel 175, lid 1, van het EG-verdrag het Comité van de Regio's hierover te raadplegen;

gezien het besluit van het bureau van het Comité (6 februari 2002) om de commissie "Duurzame ontwikkeling" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten en;

gezien het op 25 maart 2002 door de commissie "Duurzame ontwikkeling" goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 34/2002 rev. - rapporteur: de heer Bocklet, minister voor federale en Europese aangelegenheden bij de kanselarij van vrijstaat Beieren, D/EVP),

heeft tijdens zijn 44e zitting van 15 en 16 mei 2002 (vergadering van 15 mei) het volgende advies uitgebracht.

Het Comité van de Regio's

1. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om via twee EG-richtlijnen het gebruik van alternatieve brandstoffen te bevorderen;

is van mening dat mededeling en voorstellen voor richtlijnen betreffende de bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen in principe een stap in de goede richting is, gelet op de positieve invloed die ervan uit kan gaan op de uitvoering van het Kyoto-protocol, zeker in het licht van het grote en nog altijd stijgende aandeel in het brandstofverbruik dat voor rekening komt van het verkeer. Daarnaast zijn de mededeling en de richtlijnen belangrijk voor de zelfvoorzieningsgraad van de EU op het punt van energie en voor het landbouw- en werkgelegenheidsbeleid;

merkt ten aanzien van artikel 2 van de richtlijn ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen op dat zuivere plantaardige olie ook als biobrandstof moet worden gedefinieerd (in deel A van de bijlage), omdat er veelbelovende perspectieven zijn om plantaardige olie, zuiver dan wel gemengd met diesel, als brandstof te gebruiken. Deze oliesoorten, zuiver dan wel gemengd, moeten voorts meegenomen kunnen worden in de berekening van het percentage biobrandstoffen;

2. vindt dat deze richtlijn ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen met name aangepast dient te worden ten aanzien van artikel 3, lid 1, en wel in die zin dat de lidstaten het recht moeten behouden zelf te beslissen over het pakket instrumenten dat wordt opgenomen in de nationale programma's ter vermindering van broeikasgasemissies, over de eigen prioritaire werkterreinen en over de termijnen waarbinnen het aandeel van de duurzame brandstoffen moet worden verhoogd. Vanuit een oogpunt van kostenefficiëntie zou het onverstandig zijn als de Europese Unie alle lidstaten tegen het einde van 2005 op uniforme wijze zou verplichten het marktaandeel van biobrandstoffen op te voeren tot minimaal 2 % van de totaal verkochte hoeveelheid benzine en dieselolie;

3. merkt ten aanzien van artikel 3 van het voorstel tot bevordering van het gebruik van biotransportbrandstoffen op dat de nagestreefde minimummarktaandelen slechts realiseerbaar zijn wanneer deze stoffen van brandstofaccijns worden vrijgesteld. Slechts dan hebben de landbouw en de verwerkende industrie de nodige zekerheid om te investeren in de productie en het op de markt brengen van deze brandstoffen;

4. wijst er in verband met artikel 8 quater, lid 2, van het voorstel tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG op dat op zuivere biobrandstoffen en mengsels die meer dan 50 % dergelijke brandstoffen bevatten een accijnsverlaging van meer dan 50 % moet worden toegepast;

5. stelt met betrekking tot de artikelen 8 ter en 8 quater, lid 3, van dat voorstel vast dat de verlaging voor zuivere biobrandstoffen en mengsels ook na 31 december 2003 resp. 31 december 2010 zonder speciale aanvraag moet kunnen worden verleend, zolang de in deel B van de bijlage bij de richtlijn ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen genoemde minimumhoeveelheid niet bereikt is en slechts via deze prikkel kan worden bereikt of gehandhaafd;

6. is betreffende het voorgestelde artikel 2 ter van opvatting dat door chemische processen geproduceerde biobrandstoffen als biodiesel (RME) of ethyl-tertiair-butylether (ETBE) onder de reikwijdte van de richtlijn dienen te vallen; en

7. merkt ten slotte aangaande artikel 8 quinquies, lid 1, op dat de aanvullende verlaging voor het lokale openbare passagiersvervoer, inclusief taxi's, en voor voertuigen die onder de verantwoordelijkheid van een overheidsorgaan vallen uit milieuoverwegingen moet worden uitgebreid tot binnenscheepvaart, motorboten, voertuigen bij stuwdammen en grindgroeven, alle stadia in de land- en bosbouw, alsook tot installaties in het hooggebergte (snowcats voor skipisten en materieel voor de bevoorrading van berghutten als voertuigen, voorzieningen voor elektriciteit en warmte, WKK-centrales en kabelbanen).

Brussel, 15 mei 2002.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

Top