EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R2254

Verordening (EG) nr. 2254/2004 van de Commissie van 27 december 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

PB L 385 van 29.12.2004, p. 20–21 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2008

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2254/oj

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/20


VERORDENING (EG) Nr. 2254/2004 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2004

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 13, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geharmoniseerde voorschriften voor biologische dierlijke productie zijn nog steeds van tamelijk recente datum en bij de huidige ontwikkeling in deze sector vertoont het aanbod van biologisch opgefokte dieren op de markt nog steeds onvoldoende biologische variatie. Bijgevolg blijft het noodzakelijk om de ontwikkeling van de biologische dierlijke productie te vergemakkelijken.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 2277/2003 van de Commissie (2), waarbij de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 zijn gewijzigd, is de overgangsperiode gedurende welke conventionele dieren mogen worden opgenomen in het biologische landbouwsysteem, verlengd tot en met 31 december 2004. Met name voor de productie van pluimvee, die een aantal stadia omvat waarbij verschillende gespecialiseerde sectoren zijn betrokken, is deze verlenging echter onvoldoende gebleken.

(3)

Daardoor blijft er een noodzaak om dieren te gebruiken die niet biologisch zijn opgefokt. De bepalingen betreffende de herkomst van de dieren moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(4)

De bepalingen betreffende de herkomst van voor de eierproductie bestemde jonge hennen kunnen wel reeds worden aangescherpt, maar voor deze dieren bestaan nog geen geharmoniseerde productienormen. Totdat dergelijke normen zijn vastgesteld, dient te worden toegestaan dat niet biologisch opgefokte voor de eierproductie bestemde jonge hennen van ten hoogste 18 weken in een biologische productie-eenheid worden binnengebracht indien geen biologisch opgefokte jonge hennen verkrijgbaar zijn en aan bepaalde voorwaarden is voldaan voordat deze dieren in het biologische landbouwsysteem worden opgenomen.

(5)

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Omdat spoed is geboden wegens het feit dat de geldigheidsduur van sommige bepalingen betreffende de herkomst van de dieren op 31 december 2004 verstrijkt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 ingestelde Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1481/2004 van de Commissie (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 11).

(2)  PB L 336 van 23.12.2003, blz. 68.


BIJLAGE

Deel B van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 3.4 worden het eerste en het tweede streepje vervangen door:

„—

voor de eierproductie bestemde jonge hennen en voor de vleesproductie bestemd pluimvee moeten jonger zijn dan drie dagen;”.

b)

Punt 3.5 wordt vervangen door:

„3.5.

Deze afwijking moet door de controle-instantie of -organisatie vooraf zijn toegestaan.”.

c)

Punt 3.6 wordt vervangen door:

„3.6.

Als derde afwijking wordt, indien geen biologisch opgefokte dieren verkrijgbaar zijn, door de controle-instantie of -organisatie in de volgende gevallen toestemming verleend voor de vernieuwing of aanvulling van de veestapel of het bestand:

a)

grote sterfte onder de dieren als gevolg van gezondheidsproblemen of een ramp;

b)

voor de eierproductie bestemde jonge hennen en voor de vleesproductie bestemd pluimvee die jonger zijn dan drie dagen;

c)

biggen voor de fokkerij, die overeenkomstig de voorschriften van deze verordening moeten zijn opgefokt zodra zij waren gespeend, en minder dan 35 kg moeten wegen.

Het onder c) bedoelde geval wordt toegestaan voor een overgangsperiode die op 31 juli 2006 verstrijkt.”.

d)

Punt 3.7 wordt vervangen door:

„3.7.

In afwijking van het bepaalde in de punten 3.4 en 3.6 mogen niet biologisch opgefokte voor de eierproductie bestemde jonge hennen van ten hoogste 18 weken in een biologische productie-eenheid worden binnengebracht indien geen biologisch opgefokte jonge hennen verkrijgbaar zijn en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

de bevoegde autoriteit heeft daarvoor vooraf toestemming verleend en

met ingang van 31 december 2005 moet het bepaalde in de punten 4 (Voeders) en 5 (Preventie van ziekten en diergeneeskundige behandeling) van deze bijlage I worden toegepast voor niet biologisch opgefokte jonge hennen die bestemd zijn voor opneming in een biologische productie-eenheid.”.


Top