EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R1936

VERORDENING (EG) Nr. 1936/95 VAN DE RAAD van 3 augustus 1995 houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1391/91 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika

PB L 186 van 5.8.1995, p. 8–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/08/1995

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/1936/oj

31995R1936

VERORDENING (EG) Nr. 1936/95 VAN DE RAAD van 3 augustus 1995 houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1391/91 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika

Publicatieblad Nr. L 186 van 05/08/1995 blz. 0008 - 0010


VERORDENING (EG) Nr. 1936/95 VAN DE RAAD van 3 augustus 1995 houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1391/91 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid artikel 23 daarvan, waarin is bepaald dat Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (2), van toepassing blijft op procedures waarvoor een onderzoek dat op 1 september 1994 aan de gang was, niet voltooid is op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 3283/94,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88, inzonderheid op artikel 14,

Gezien het voorstel dat door de Commissie werd ingediend na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 1391/91 (3) een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

B. LOPENDE PROCEDURE

1. Verzoek om een nieuw onderzoek

(2) In januari 1994 heeft een exporteur uit de Verenigde Staten, de NutraSweet Company (hierna NSC genoemd), de Commissie gevraagd het anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam uit de Verenigde Staten te herzien en het onderzoek te heropenen. In haar verzoek om een nieuw onderzoek voerde NSC aan dat sedert de instelling van het definitieve recht de hierna volgende belangrijke wijzigingen hadden plaatsgevonden, die kunnen worden beschouwd als ingrijpend gewijzigde omstandigheden die een nieuw onderzoek in de zin van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 (hierna de basisverordening genoemd) rechtvaardigen:

- de prijzen op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten zijn aanzienlijk gedaald na het verstrijken van het Amerikaanse octrooi van NSC. Dientengevolge is de normale waarde van de door NSC vervaardigde produkten sterk teruggelopen en is er geen sprake meer van een dumpingmarge;

- in Frankrijk is een complete fabriek, waarvan NSC mede-eigenaar is, opgericht voor de produktie van aspartaam. De produktiecapaciteit van deze fabriek is voldoende groot om aan de normale vraag naar aspartaam in de Gemeenschap te voldoen;

- de uitvoer van door NSC in de Verenigde Staten vervaardigd aspartaam naar de Gemeenschap is sterk verminderd en wordt geleidelijk vervangen door aspartaam dat in de Gemeenschap zelf is geproduceerd.

2. Opening van een nieuw onderzoek

(3) Na overleg in het Raadgevend Comité werd vastgesteld dat het verzoek voldoende bewijs van gewijzigde omstandigheden bevatte om een nieuw onderzoek in de zin van artikel 14 van de basisverordening te rechtvaardigen.

(4) De Commissie heeft derhalve een bericht gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (4) en een onderzoek geopend.

3. Strekking van het nieuwe onderzoek

(5) Het produkt waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als datgene waarop het definitieve anti-dumpingrecht van toepassing is, namelijk aspartaam, een zoetstof met een smaakprofiel dat vergelijkbaar is met dat van suiker maar die minder calorieën bevat, vallende onder GN-code ex 2924 29 90.

(6) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 oktober 1993 tot en met 31 maart 1994.

(7) Hoewel het verzoek van NSC om een nieuw onderzoek uitdrukkelijk was beperkt tot het anti-dumpingrecht op de invoer uit de Verenigde Staten van Amerika, is de Commissie nagegaan of een dergelijke beperking van de strekking van het onderzoek gerechtvaardigd was, en heeft zij, voorafgaand aan de opening van het onderzoek, hiervan kennis gegeven aan de Japanse exporteur van aspartaam die bij het voorafgaande onderzoek betrokken was, namelijk Ajinomoto Co. Ltd Tokyo (hierna Ajinomoto genoemd). Deze onderneming deelde evenwel mede dat zij thans voor haar leveranties in de Gemeenschap over een produktieapparaat in de Gemeenschap beschikte en geen medewerking wenste te verlenen aan een nieuw onderzoek.

(8) Omdat in het verzoek om een nieuw onderzoek uitdrukkelijk was gevraagd dit onderzoek te beperken tot uitsluitend de dumpingmarge van NSC, heeft de Commissie in de eerste fase van het onderzoek geen aandacht besteed aan het schade-element. Toen later duidelijk werd dat het anti-dumpingrecht niet zou kunnen worden ingetrokken op basis van de vaststelling in verband met dumping, sloot NSC meer de nadruk te leggen op het schade-element en verzocht zij de Commissie uitdrukkelijk te bevestigen dat de intrekking van de anti-dumpingmaatregelen waarop het onderzoek betrekking had geen gevaar opleverde dat opnieuw uitvoer met dumping - met de daaruit voortvloeiende schade - van aspartaam uit de Verenigde Staten zou plaatsvinden.

(9) De Commissie heeft de enige producent in de Gemeenschap van aspartaam en indiener van de klacht in het eerdere onderzoek, de Holland Sweetener Company Vof (hierna HSC genoemd), de Amerikaanse exporteur NSC en de autoriteiten van de Verenigde Staten er officieel van in kennis gesteld dat een onderzoek werd geopend en belanghebbenden de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(10) De Commissie heeft alle informatie die zij voor haar onderzoek noodzakelijk achtte, verzameld en geverifieerd en een onderzoek ingesteld ten kantore van de Amerikaanse exporteur NSC te Deerfield, Illinois.

(11) De producent in de Gemeenschap HSC, de Amerikaanse exporteur NSC en de Japanse exporteur Ajinomoto werd de mogelijkheid geboden in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan werd overwogen het anti-dumpingrecht in te trekken. Geen van de belanghebbenden diende evenwel een daartoe strekkend verzoek in.

C. RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK

1. Dumping

1.1. Normale waarde

(12) In het onderzoektijdvak verkocht NSC aspartaam op de markt van de Verenigde Staten in hoeveelheden die ruimschoots toereikend waren opdat de normale waarde op de binnenlandse prijzen zou kunnen worden gebaseerd. Vastgesteld werd dat deze verkoop in het kader van het normale handelsverkeer plaatsvond.

(13) Het belangrijkste element van het onderzoek naar de normale waarde was de daling van de prijzen op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten die volgens NSC het gevolg was van het verstrijken van het exclusieve octrooi waarvan deze onderneming houdster was. Bevestigd werd dat dit octrooi feitelijk verstreken was in december 1992, de mededinging sedert die datum derhalve vrij was op de markt van de Verenigde Staten en, als gevolg daarvan, de prijzen sterk waren gedaald in vergelijking met die welke tijdens het voorafgaande onderzoek van toepassing waren.

1.2. Exportprijs

(14) NSC heeft in het onderzoektijdvak slechts twee zendingen aspartaam naar de Gemeenschap uitgevoerd. De reden hiervan is dat deze onderneming vrijwel geen aspartaam meer uitvoert naar de Gemeenschap sedert zij over een produktieapparaat in Frankrijk beschikt dat alle afnemers van NSC in der Gemeenschap van aspartaam voorziet. Vastgesteld werd dat deze transacties, die op relatief kleine hoeveelheden betrekking hadden, speciaal met het oog op het nieuwe onderzoek met de Europese afnemers waren geregeld. De informatie betreffende de door de betrokken klanten betaalde prijzen werd derhalve misleidend geacht en besloten werd deze overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening buiten beschouwing te laten.

(15) Met het oog hierop en bij gebrek aan enige andere redelijke grondslag voor het vaststellen van de exportprijs besloot de Commissie de bij het vorige onderzoek vastgestelde "oude" exportprijzen te gebruiken.

1.3. Vergelijking

(16) Een vergelijking van de "nieuwe" normale waarde, die gebaseerd was op de prijzen op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten in het onderzoektijdvak, met de "oude" exportprijzen die bij het vorige onderzoek werden vastgesteld, toonde aan dat, hoewel de normale waarde voor NSC sedert het vorige onderzoek sterk gedaald was, deze waarde toch nog steeds te hoog was voor een volledige afschaffing van de dumpingmarge.

2. Schade

2.1. Door NSC aangevoerde argumenten

(17) Van alle door NSC naar voren gebrachte argumenten waren de hierna volgende van direct belang voor het beoordelen van de schade-aspecten van de zaak:

- NSC heeft in een joint venture met de Japanse producent Ajinomoto een fabriek opgericht in de Gemeenschap waarvan de produktiecapaciteit groot genoeg is om alle afnemers van NSC in de Gemeenschap te bevoorraden;

- als gevolg daarvan heeft NSC sedert medio 1993 vrijwel geen aspartaam meer uitgevoerd naar de Gemeenschap;

- aangezien de produktiecapaciteit van de fabriek in Frankrijk groot genoeg is om aan de verwachte vraag op de markt van de Gemeenschap te voldoen is er geen reden om aan te nemen dat de uitvoer uit de Verenigde Staten opnieuw een marktaandeel van betekenis zal verwerven indien de anti-dumpingmaatregelen worden ingetrokken.

De tot staving hiervan door NSC verschafte informatie werd onderzocht.

2.2. De producent in de Gemeenschap heeft geen commentaar gegeven.

(18) HSC werd verzocht om commentaar op de argumenten van NSC in verband met de schade. HSC werd erop gewezen dat indien geen bezwaar wordt aangetekend het besluit kan worden genomen de anti-dumpingrechten die momenteel van toepassing zijn op de invoer van aspartaam uit zowel de Verenigde Staten als Japan in te trekken. HSC had geen bezwaar tegen een dergelijk besluit.

2.3. Conclusies betreffende de schade

2.3.1. Er is geen gevaar dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade zal lijden

(19) HSC is de enige fabrikant van aspartaam in de Gemeenschap en de enige onderneming die in de voorafgaande procedure een klacht had ingediend. Uit het feit dat deze onderneming geen commentaar geeft moet derhalve worden geconcludeerd dat zij de handhaving van de anti-dumpingmaatregelen niet noodzakelijk acht. Een en ander bevestigt bovendien het argument van NSC dat de intrekking van deze maatregelen niet het gevaar inhoudt dat opnieuw invoer met dumping en daaruit voortvloeiende schade zullen plaatsvinden.

2.3.2. Geldigheid van deze conclusie voor zowel Japan als de Verenigde Staten

(20) Hoewel de strekking van het nieuwe onderzoek uitdrukkelijk beperkt was tot de invoer uit de Verenigde Staten, maakt de bij dit onderzoek bereikte conclusie dat geen schade meer wordt toegebracht het noodzakelijk ook het anti-dumpingrecht op de invoer uit Japan opnieuw in overweging te nemen. Dit werd gedaan op grond van artikel 14, lid 3, van de basisverordening zonder dat het onderzoek hiervoor uitdrukkelijk werd heropend.

(21) Uit de beschikbare informatie lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat de belangrijkste reden waarom de bedrijfstak van de Gemeenschap van mening is dat de invoer van aspartaam geen bedreiging meer vormt, verband houdt met het feit dat deze invoer sterk verminderd is na de oprichting van een fabriek in Frankrijk en dat het onwaarschijnlijk is dat deze ooit nog een marktaandeel van betekenis zal hebben. De enige Japanse producent van aspartaam, Ajinomoto, is een gelijkwaardige partner van NSC in deze joint venture en de van deze onderneming ontvangen informatie (zie overweging 7) wijst erop dat zij op de markt van de Gemeenschap nog uitsluitend in de Gemeenschap zelf vervaardigd aspartaam verkoopt.

(22) De ten aanzien van NSC bereikte conclusie dat er geen gevaar is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade zal lijden, geldt derhalve eveneens voor Ajinomoto.

D. INTREKKING VAN DE ANTI-DUMPINGRECHTEN

(23) Gezien het voorgaande dienen de anti-dumpingrechten op de invoer van aspartaam uit de Verenigde Staten en Japan te worden ingetrokken, waardoor de procedure wordt beëindigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1391/91 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 3 augustus 1995.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. SOLANA

(1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 355/95 (PB nr. L 41 van 23. 2. 1995, blz. 2).

(2) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 522/94 (PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 10).

(3) PB nr. L 134 van 29. 5. 1991, blz. 1.

(4) PB nr. C 115 van 26. 4. 1994, blz. 4.

Top