EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993D0178

93/178/EEG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 1993 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met vesiculaire varkensziekte

PB L 74 van 27.3.1993, p. 91–92 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/1993

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1993/178/oj

31993D0178

93/178/EEG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 1993 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met vesiculaire varkensziekte

Publicatieblad Nr. L 074 van 27/03/1993 blz. 0091 - 0092


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 26 maart 1993 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met vesiculaire varkensziekte

(93/178/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende dat in verband met de situatie ten aanzien van vesiculaire varkensziekte in de Gemeenschap in februari 1993, voorlopige beschermende maatregelen zijn vastgesteld bij Beschikking 93/128/EEG van de Commissie van 26 februari 1993 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met vesiculaire varkensziekte in Nederland en Italië (3);

Overwegende dat elke Lid-Staat algemene beschermende maatregelen dient in te stellen; dat evenwel in verband met de speciale situatie in Nederland en Italië specifieke maatregelen moeten worden vastgesteld; dat deze maatregelen zijn vastgesteld bij een beschikking van de Commissie;

Overwegende dat onder bepaalde omstandigheden besmetting met het virus van vesiculaire varkensziekte onopgemerkt kan blijven doordat er geen klinische ziektesymptomen zijn;

Overwegende dat een serologische screening van varkens op antilichamen tegen het virus van vesiculaire varkensziekte informatie zou kunnen opleveren over eventuele onopgemerkte besmettingen in het verleden; dat in alle Lid-Staten gedurende drie maanden een screening op antilichamen moet worden verricht;

Overwegende dat het virus van vesiculaire varkensziekte lange tijd levensvatbaar kan blijven buiten het dier; dat het virus, wanneer het aanwezig is in of op voertuigen die voor het vervoer van varkens worden gebruikt, de vervoerde varkens kan besmetten;

Overwegende dat een grondige en herhaalde reiniging en ontsmetting van alle voorzieningen voor het vervoer van varkens het gevaar voor verspreiding van vesiculaire varkensziekte ten gevolge van dat vervoer aanzienlijk zou verminderen;

Overwegende dat bij Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (4) maatregelen zijn ingesteld voor de bestrijding van vesiculaire varkensziekte;

Overwegende dat de in voornoemde richtlijn vastgestelde maatregelen in alle Lid-Staten moeten worden toegepast vanaf 1 oktober 1993;

Overwegende dat, in geval van een uitbraak van vesiculaire varkensziekte, de Lid-Staten maatregelen inzake bestrijding en uitroeiing van de ziekte moeten toepassen; dat de maatregelen bepaalde maatregelen zouden moeten omvatten die reeds zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/119/EEG;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De Lid-Staten verrichten een serologische screening van varkens op antilichamen tegen het virus van vesiculaire varkensziekte, met inachtneming van de in de bijlage vastgestelde voorschriften. De resultaten van de serologische screening worden om de twee weken aan de Commissie medegedeeld. De screening moet voltooid zijn vóór 1 augustus 1993.

2. De Commissie onderzoekt de resultaten van de in lid 1 bedoelde screening op antilichamen en kan deze beschikking aanpassen op grond van de daarbij geconstateerde ontwikkeling.

3. Alle Lid-Staten moeten:

- ervoor zorgen dat alle voorzieningen voor het vervoer van varkens, met inbegrip van de verzamelplaatsen, grondig en herhaaldelijk worden gereinigd en ontsmet;

- ervoor zorgen dat bij een uitbraak van vesiculaire varkensziekte de maatregelen voor de bestrijding en de uitroeiing van die ziekte worden toegepast die zijn vastgesteld in de artikelen 4, 5 en 10 en in bijlage II, hoofdstuk 1, punten 4, 7 en 8, van Richtlijn 92/119/EEG.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29.

(2) PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49.

(3) PB nr. L 50 van 2. 3. 1993, blz. 29.

(4) PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 69.

BIJLAGE

Serologische screening op antilichamen tegen het virus van vesiculaire varkensziekte I. Algemene screening - alle Lid-Staten

De Lid-Staten voeren gedurende drie maanden een screeningprogramma uit, in het kader waarvan monsters worden onderzocht die zijn genomen bij ten minste:

- 50 % van de geslachte fokberen, aselect gekozen,

- 5 % van de geslachte fokzeugen, aselect gekozen,

- de varkens op bedrijven die op een of andere manier contact hebben gehad met varkens die in de periode juni 1992 tot en met 26 februari 1993 uit Nederland en Italië zijn ingevoerd.

De Lid-Staten mogen evenwel ook andere varkens dan de hierboven bedoelde fokberen en fokzeugen screenen. Het screeningprogramma moet zo spoedig mogelijk door de Commissie worden goedgekeurd.

II. Screening in een drie-kilometerzone

Voor zover dit nog niet is gebeurd, moeten alle varkens op bedrijven in een gebied met een straal van drie km rond een sinds 1 maart 1992 geconstateerde uitbraak en alle varkens op bedrijven waar sedert die datum nieuwe varkens zijn opgezet na ruiming in verband met een uitbraak, serologisch worden gescreend. De resultaten moeten aan de Commissie worden toegezonden.

De screening moet worden verricht overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV, punten 1 en 2, bij Richtlijn 80/217/EEG van de Raad (1).

III. In het kader van een communautair bewakingsprogramma te gebruiken serologische tests

1. De nationale laboratoria die meewerken aan een bewakingsprogramma moeten gebruik maken van:

a) de serumneutralisatietest (SNT), of

b) de "Liquid Phase Blocking Elisa" of "Competitive Blocking Elisa" of "Indirect Trapping Elisa" of elke andere Elisa die reproduceerbaar is gebleken en waarmee het referentieserum een positief resultaat oplevert (twijfelachtige of positieve sera moeten ter bevestiging worden onderzocht met de SNT).

2. Laboratoria die weinig ervaring hebben met vesiculaire varkensziekte, mogen twijfelachtige en positieve sera ter bevestiging versturen naar een van de laboratoria met meer ervaring ter zake, bij voorkeur Pirbright.

3. Een serum met een lage positieve reactie (2), geleverd door het laboratorium van Pirbright, geldt als referentieserum en moet een positief resultaat opleveren in de nationale laboratoria.

4. Laboratoria die tests verrichten, moeten de gevoeligheid van de testmethoden toetsen met behulp van het positieve referentieserum als bedoeld in punt 3, dat door het laboratorium van Pirbright wordt geleverd samen met het testprotocol dat in Pirbright wordt toegepast.

5. Als testvirus dienen de laboratoria gebruik te maken van het virus van de stam UK 72 of een daarmee overeenkomend virus.

(1) PB nr. L 47 van 21. 2. 1980, blz. 11.

(2) Een serum met een lage positieve reactie heeft, wanneer het aan de hand van een SNT wordt onderzocht in het laboratorium van Pirbright, een titer tussen 1/64 en 1/128 (laatste verdunning) met gebruikmaking van het protocol van Pirbright dat aan de deelnemende laboratoria wordt geleverd.

Top