EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 11994NN15/09

AKTE betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, BIJLAGE XV - Lijst bedoeld in artikel 151 van de Toetredingsakte - IX. BELASTINGEN

PB C 241 van 29.8.1994, p. 335 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

11994NN15/09

AKTE betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, BIJLAGE XV - Lijst bedoeld in artikel 151 van de Toetredingsakte - IX. BELASTINGEN

Publicatieblad Nr. C 241 van 29/08/1994 blz. 0335


IX. BELASTINGEN

1. 372 L 0464: Richtlijn 72/464/EEG van de Raad van 19 december 1972 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (PB nr. L 303 van 31.12.1972, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:

- 392 L 0078: Richtlijn 92/78/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 (PB nr. L 316 van 31.10.1992, blz. 5).

Onverminderd artikel 4, lid 1, mag het Koninkrijk Zweden de toepassing van de proportionele accijns op sigaretten tot 1 januari 1996 uitstellen.

2. 377 L 0388: Zesde Richtlijn van de Raad (77/388/EEG) van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB nr. L 145 van 13.6.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:

- 394 L 0005: Richtlijn 94/5/EG van de Raad van 14 februari 1994 (PB nr. L 60 van 3.3.1994, blz. 16).

Oostenrijk

a) Onverminderd artikel 12 en 13, A, onder 1:

mag de Republiek Oostenrijk tot en met 31 december 1996:

- een lager BTW-tarief van 10 % blijven toepassen op ziekenhuisactiviteiten op het gebied van de volksgezondheid en maatschappelijk werk en op het vervoer van zieke of gewonde personen in speciaal en door naar behoren gemachtigde instanties daartoe ontworpen voertuigen;

- een normaal BTW-tarief van 20 % blijven toepassen op geneeskundige verstrekkingen door artsen op het gebied van volksgezondheid en maatschappelijk werk;

- vrijstelling van belasting met teruggave van de BTW-voordruk voor leveringen van sociale zekerheidsinstellingen en instellingen voor maatschappelijk werk.

De toepassing van dit tarief mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

b) Voor de toepassing van artikel 12, lid 3, onder a), mag de Republiek Oostenrijk in de gemeenten Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) een tweede normaal tarief toepassen dat lager ligt dan het overeenkomstige tarief dat in de rest van Oostenrijk wordt toegepast, maar dat niet minder dan 15 % mag bedragen.

De toepassing van dit tarief mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

c) Voor de toepassing van artikel 24, leden 2 tot en met 6, en in afwachting van de aanneming van communautaire voorschriften terzake, mag de Republiek Oostenrijk een BTW-vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen tot een jaarlijkse omzetdrempel die niet hoger mag zijn dan het equivalent in de nationale valuta van 35 000 ecu.

Deze vrijstelling mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

d) Voor de toepassing van artikel 27, lid 1, mag de Republiek Oostenrijk onder de volgende voorwaarden internationaal personenvervoer verricht door niet in Oostenrijk gevestigde belastingplichtigen door middel van niet in Oostenrijk geregistreerde motorvoertuigen blijven belasten:

- deze overgangsmaatregel geldt tot en met 31 december 2000;

- de in Oostenrijk afgelegde afstand moet worden belast op basis van een gemiddeld belastbaar bedrag per persoon en per kilometer;

- deze regeling mag niet gepaard gaan met fiscale controles aan de grenzen tussen Lid-Staten;

- deze maatregel, die dient om de belastingheffingsprocedure te vereenvoudigen, mag hooguit een verwaarloosbare invloed hebben op het belastingbedrag dat bij het eindgebruik verschuldigd is.

e) In afwijking van artikel 28, lid 2, mag de Republiek Oostenrijk tot en met 31 december 1998 een lager tarief toepassen op de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 10 %.

De toepassing van dit tarief mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

f) Voor de toepassing van artikel 28, lid 2, onder d), mag de Republiek Oostenrijk een lager tarief toepassen voor restaurantdiensten.

De toepassing van dit tarief mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

g) Voor de toepassing van artikel 28, lid 2, onder e), mag de Republiek Oostenrijk een verlaagd tarief toepassen op de produktie van wijn vanaf de boerderij door de producerende boer en op de levering van elektrische voertuigen, op voorwaarde dat dit tarief minstens 12 % bedraagt.

De toepassing van dit tarief mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

h) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder a), mag de Republiek Oostenrijk:

- uit hoofde van punt 2 van bijlage E, tot en met 31 december 1996 de door tandtechnici beroepsmatig geleverde diensten en door tandartsen en tandtechnici aan Oostenrijkse sociale zekerheidsinstellingen geleverde tandprothesen belasten;

- de in punt 7 van bijlage E opgesomde handelingen belasten.

Deze belasting mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

i) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), mag de Republiek Oostenrijk gedurende dezelfde overgangsperiode als de huidige Lid-Staten BTW-vrijstelling verlenen voor:

- door openbare postdiensten geleverde telecommunicatiediensten, totdat de Raad een gemeenschappelijke regeling voor de belasting van dergelijke diensten heeft aangenomen, of tot de datum waarop de huidige Lid-Staten die thans een volledige vrijstelling toepassen, daarmee ophouden, naargelang van welke van beide data eerst valt, maar in ieder geval niet langer dan tot en met 31 december 1995;

- de in punt 7 en 16 van bijlage F bedoelde handelingen, zolang de dezelfde vrijstellingen ten aanzien van één of meer van de huidige Lid-Staten worden toegepast;

- met teruggave van de BTW-voordruk, alle onderdelen van het internationaal personenvervoer per vliegtuig, over zee of via de waterwegen van Oostenrijk naar een Lid-Staat of een derde land en omgekeerd, met uitzondering van het personenvervoer op het Bodenmeer zolang de dezelfde vrijstellingen ten aanzien van één of meer van de huidige Lid-Staten worden toegepast.

Deze vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

Finland

j) Ter uitvoering van artikel 24, punt 2 tot en met 6, en in afwachting van communautaire voorschriften ter zake, kan voor de Republiek Finland een vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde voor personen met een jaarlijkse omzet van minder dan de tegenwaarde in de nationale valuta van 10 000 ecu, gelden.

k) Voor de toepassing van artikel 27, lid 1, mag de Republiek Finland de verkoop, het leasen, de reparatie en het onderhoud van vaartuigen blijven vrijstellen van BTW, met terugbetaling van de BTW-voordruk, onder de volgende voorwaarden:

- deze overgangsmaatregel geldt uiterlijk tot en met 31 december 2000;

- deze vrijstelling kan gelden voor vaartuigen met een minimumlengte van 10 meter en die wegens hun constructie niet geschikt zijn als pleziervaartuig of voor sportbeoefening;

- deze maatregel die dient om de belastingheffingsprocedure te vereenvoudigen mag hooguit een verwaarloosbare invloed hebben op het belastingbedrag dat bij het eindgebruik verschuldigd is.

l) Voor de toepassing van artikel 28, lid 2, onder a), mag de Republiek Finland tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 28 l, vrijstellingen met teruggave van de BTW-voordruk toepassen op abonnementen van dagbladen en tijdschriften en op drukwerk voor de leden van verenigingen voor algemeen welzijn op voorwaarde dat de vrijstellingen in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht en voldoen aan de voorwaarden die zijn opgesomd in het laatste streepje van artikel 17 van de Tweede Richtlijn van de Raad van 11 april 1967.

Die vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

m) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder a), en zolang deze transacties in één of meer van de huidige Lid-Staten belastbaar zijn, mag de Republiek Finland de in punt 7 van bijlage E bedoelde handelingen belasten.

Die belasting mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

n) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), en zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast door één of meer van de huidige Lid-Staten, mag de Republiek Finland BTW-vrijstelling verlenen voor:

- de in punt 2 van bijlage F, bedoelde diensten verricht door auteurs, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken;

- de in punt 7, 16 en 17 van bijlage F bedoelde handelingen.

Deze vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

Noorwegen

o) Onverminderd artikel 2, lid 1:

mag het Koninkrijk Noorwegen, tot en met 31 december 1995, BTW-vrijstelling blijven verlenen voor het verrichten van diensten waarvoor vóór de toetreding geen BTW verschuldigd was.

Deze vrijstelling mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

p) Onverminderd artikel 13, B, onder b), 1):

mag het Koninkrijk Noorwegen, tot en met 31 december 1995, BTW-vrijstelling blijven verlenen voor accomodatie in het hotelbedrijf en in sectoren met een soortgelijke functie, met inbegrip van accomodatie in pensions en vakantiehuizen, alsmede het verhuren of leasen van kampeerterreinen.

Deze vrijstelling mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

q) Met toepassing van artikel 24, leden 2 tot en met 6, en in afwachting van de aanneming van communautaire bepalingen ter zake mag het Koninkrijk Noorwegen BTW-vrijstelling verlenen aan bepaalde groepen belastingplichtigen met een jaaromzet die minder bedraagt dan het equivalent in de nationale valuta van 10 000 ecu.

r) Met toepassing van artikel 27, lid 1, mag het Koninkrijk Noorwegen BTW-vrijstelling verlenen, met terugbetaling van de BTW-voordruk, voor de verkoop, het leasen, de reparatie en het onderhoud van vaartuigen, onder de volgende voorwaarden:

- de vrijstelling kan voor vaartuigen gelden met een minimumlengte van 15 meter, bestemd voor het vervoer tegen betaling van personen en goederen alsmede voor sleep-, bergings-, reddings- of ijsbrekerwerkzaamheden in de Noorse wateren, alsook voor de levering van of werkzaamheden aan vaartuigen die voor onderzoeksdoeleinden en weersvoorspelling of als schoolschip worden gebruikt met betrekking tot de activiteiten die niet onder artikel 15, lid 5, vallen;

- deze overgangsmaatregel geldt uiterlijk tot en met 31 december 2000;

- deze maatregel die dient om de belastingheffingsprocedure te vereenvoudigen mag hooguit een verwaarloosbare invloed hebben op het belastingbedrag dat bij het eindgebruik verschuldigd is.

s) Met toepassing van artikel 27, lid 1, en in afwachting van de aanneming van communautaire bepalingen ter zake, of tot en met 31 december 1995, naargelang van welke van beide data eerst valt, mag het Koninkrijk Noorwegen BTW-vrijstelling verlenen voor het verrichten van de in het derde streepje van artikel 9, lid 2, onder c), bedoelde diensten, met uitzondering van het verrichten van diensten overeenkomstig de artikelen 14, 15 en 16.

Die vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

t) Met toepassing van artikel 28, lid 2, onder a), mag het Koninkrijk Noorwegen tijdens de in artikel 281 bedoelde overgangsperiode BTW-vrijstellingen blijven verlenen, met teruggave van de BTW-voordruk, voor de levering van dagbladen, boeken en tijdschriften, op voorwaarde dat die vrijstellingen in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht en voldoen aan de in het laatste streepje van artikel 17 van de Tweede Richtlijn van de Raad van 11 april 1967 bedoelde voorwaarden.

Die vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

u) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), en zolang als dezelfde vrijstellingen door één of meer van de huidige Lid-Staten worden toegepast, mag het Koninkrijk Noorwegen BTW-vrijstelling verlenen voor de handelingen die zijn opgesomd in de punten 1, 2, 6, 10, 16, 17 en 27 van bijlage F.

Die vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

v) Onverminderd artikel 33:

Mag het Koninkrijk Noorwegen uiterlijk tot en met 31 december 1999, een investeringsbelasting blijven heffen over de aankoop van goederen voor bedrijfsdoeleinden. Tijdens die periode dient het Koninkrijk Noorwegen het tarief van deze belasting geleidelijk te verminderen.

Deze belasting mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

Zweden

w) Onverminderd artikel 12, lid 3, onder a) en punt 7 van bijlage H:

mag het Koninkrijk Zweden tot en met 31 december 1995, vanaf de toetreding BTW-vrijstelling verlenen voor bioscoopkaartjes.

Deze vrijstelling mag geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

x) Met toepassing van artikel 24, leden 2 tot en met 6, en in afwachting van de aanneming van communautaire voorschriften ter zake, mag het Koninkrijk Zweden de volgende vereenvoudigde procedure voor KMO's toepassen, op voorwaarde dat de Zweedse regelingen in overeenstemming zijn met het Verdrag houdende oprichting van de Europese Gemeenschappen, en in het bijzonder met de artikelen 95 en 96:

- indiening van de BTW-aangiften drie maanden na het verstrijken van het directe-belastingjaar voor belastingplichtigen die uitsluitend binnenlandse belastbare handelingen verrichten;

- BTW-vrijstelling voor belastingplichtigen tot een jaarlijkse omzetdrempel die niet hoger mag zijn dan het equivalent in de nationale valuta van 10 000 ecu;

y) Voor de toepassing van artikel 252, punt 12, onder a), mag het Koninkrijk Zweden belastbare personen toestaan jaarlijkse samenvattende jaaraangiften onder de in die bepaling gestelde voorwaarden in te dienen.

z) Met toepassing van artikel 28, lid 2, onder a), mag het Koninkrijk Zweden tijdens de in artikel 28 duodecies bedoelde overgangsperiode BTW-vrijstellingen verlenen met teruggave van de BTW-voordruk voor de levering van nieuwsbladen, ook via radio en cassette voor visueel gehandicapten, van farmaceutische produkten aan ziekenhuizen of op voorschrift, en voor de produktie van periodieken van non-profitorganisaties en andere daarmee samenhangende diensten, op voorwaarde dat die vrijstellingen in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht en voldoen aan de in het laatste streepje van artikel 17 van de Tweede Richtlijn van de Raad van 11 april 1967 bedoelde voorwaarden.

Deze vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

aa) Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), en zolang dezelfde vrijstellingen voor één of meer van de huidige Lid-Staten worden toegepast, mag het Koninkrijk Zweden BTW-vrijstelling verlenen voor:

- de in punt 2 van bijlage F bedoelde diensten van auteurs, kunstenaars en vertolkers;

- de in punt 1, 16 en 17 van bijlage F bedoelde handelingen.

Deze vrijstellingen mogen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen waarvoor de grondslag overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 opnieuw zal moeten worden vastgesteld.

3. 392 L 0012: Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB nr. L 76 van 23.3.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:

- 392 L 0108: Richtlijn 92/108/EEG van de Raad van 14 december 1992 (PB nr. L 390 van 31.12.1992, blz. 124)

De Republiek Finland, het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden mogen onder de voorwaarden van artikel 26 van Richtlijn 92/12/EEG kwantitatieve beperkingen handhaven voor de invoer van sigaretten en andere tabaksprodukten, gedistilleerde dranken, wijn en bier uit de andere Lid-Staten.

Deze beperkingen bedragen de volgende hoeveelheden:

Tabaksprodukten:

- 300 sigaretten

- 150 cigarillos (sigaren met een maximum gewicht van 3 gram per stuk) of

- 75 sigaren

- 400 gram rooktabak

Alcoholhoudende dranken:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Finland, Noorwegen en Zweden nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat invoer van bier uit derde landen niet onderworpen is aan gunstiger voorwaarden dan invoer van dergelijke produkten uit andere Lid-Staten.

4. 392 L 0079: Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten (PB nr. L 316 van 31.10.1992, blz. 8).

Onverminderd artikel 2 mag het Koninkrijk Zweden de toepassing van een algemeen minimum accijnsrecht ten belope van 57 % van de detailhandelsprijs (met inbegrip van alle taksen) voor sigaretten uit de meest gevraagde prijsklasse tot 1 januari 1999 uitstellen.

5. 392 L 0081: Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (PB nr. L 316 van 31.10.1992, blz. 12), laatstelijk gewijzigd bij:

- 392 L 0108: Richtlijn 92/108/EEG van de Raad van 14 december 1992 (PB nr. L 390 van 31.12.1992, blz. 124) en

392 D 0510: Beschikking 92/510/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 waarbij de Lid-Staten toestemming wordt verleend om bestaande verlaagde accijnstarieven of vrijstellingen van accijnzen te blijven toepassen op bepaalde minerale oliën die voor bijzondere doeleinden worden gebruikt, in overeenstemming met de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad (PB nr. L 316 van 31.10.1992, blz. 16).

a) onverminderd artikel 8, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad, mag het Koninkrijk Noorwegen tot en met 31 december 1998 accijnsrecht blijven heffen op minerale oliën die worden gebruikt voor het reizigersvervoer binnen de Noorse wateren.

b) op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG als aangevuld bij Beschikking 93/697/EG en in het bijzonder op voorwaarde dat deze tarieven nooit onder de in Richtlijn 92/82/EEG vastgelegde minimumtarieven komen te liggen, mag het Koninkrijk Noorwegen een verlaagd tarief blijven toepassen voor:

- de accijns op brandstof voor lijnbussen;

- de accijns op brandstof voor pleziervaartuigen.

c) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 93/697/EG van de Raad, als aangevuld door Beschikking 93/697/EEG van de Raad, en onverminderd de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG van de Raad, mag het Koninkrijk Noorwegen vrijstelling van accijnzen blijven verlenen voor:

- milieuvriendelijke brandstoffen voor kettingzagen en andere gereedschappen;

- organische brandstof en methaan verkregen door middel van organische procédés;

- afvalolie die wordt gebruikt voor verwarmingsdoeleinden;

- brandstof voor sneeuwscooters en riviervaartuigen in gebieden waar geen wegen zijn aangelegd;

- minerale oliën die worden gebruikt voor privé-vliegverkeer.

d) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG van de Raad, als aangevuld bij Beschikking 93/697/EG en onverminderd de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG van de Raad, mag de Republiek Oostenrijk vrijstelling van accijnzen blijven verlenen voor LPG die wordt gebruikt als brandstof voor voertuigen die worden ingezet voor plaatselijk openbaar vervoer.

e) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG van de Raad, en met name op voorwaarde dat deze tarieven nooit onder de in Richtlijn 92/82/EEG vastgelegde minimumtarieven komen te liggen, mag de Republiek Finland een lager tarief blijven toepassen voor:

- de accijns op dieselbrandstof en dieselolie, met een laag zwavelgehalte;

- de accijns op gereformeerde ongelode en gelode benzine.

f) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG van de Raad, en onverminderd de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG van de Raad, mag de Republiek Finland vrijstelling van accijnzen blijven verlenen voor:

- methaan en LPG voor alle doeleinden;

- minerale oliën die worden gebruikt voor particuliere pleziervaartuigen.

g) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG van de Raad, en met name op voorwaarde dat deze tarieven nooit onder de in Richtlijn 92/82/EEG vastgelegde minimumtarieven komen te liggen, mag het Koninkrijk Zweden een lager tarief blijven toepassen voor:

- de accijns op minerale oliën voor industriële doeleinden;

- diesel en lichte stookolie, in overeenstemming met milieuclassificaties.

h) Op basis van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en onder de voorwaarden van Beschikking 92/510/EEG van de Raad, en onverminderd de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG van de Raad, mag het Koninkrijk Zweden vrijstelling van accijnzen blijven toepassen voor biologisch geproduceerd methaan en andere afvalgasssen.

6. 392 L 0083: Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB nr. L 316 van 31.10.1992, blz. 21).

Onverminderd artikel 5, lid 1, mag het Koninkrijk Zweden tot en met 31 december 1997 een verlaagd accijnstarief handhaven voor bier met een alcoholgehalte van niet meer dan 3,5 % vol., mits dat tarief nooit onder de in Richtlijn 92/82/EEG vastgelegde minimumtarieven komt te liggen.

Top