EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02017R1938-20220701

Consolidated text: Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/1938/2022-07-01

02017R1938 — NL — 01.07.2022 — 002.004


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2017/1938 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2017

betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/517 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2021

  L 104

53

1.4.2022

►M2

VERORDENING (EU) 2022/1032 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 juni 2022

  L 173

17

30.6.2022


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 245, 22.9.2022, blz.  70 (2022/1032)

►C2

Rectificatie, PB L 335, 29.12.2022, blz.  115 (2022/1032)




▼B

VERORDENING (EU) 2017/1938 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2017

betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld die erop gericht zijn de gasleveringszekerheid veilig te stellen door de goede en continue werking van de interne markt voor aardgas („gas”) te waarborgen, door toe te staan dat buitengewone maatregelen kunnen worden genomen, waaronder een solidariteitsmaatregel als uiterste middel, wanneer de markt niet meer in staat is de gevraagde hoeveelheid gas te leveren, en door duidelijk de verantwoordelijkheden van de aardgasbedrijven, de lidstaten en de Unie te omschrijven en toe te wijzen met betrekking tot zowel preventieve actie als reacties op concrete verstoringen van de gaslevering. Deze verordening stelt, in een geest van solidariteit, tevens transparante mechanismen in voor de coördinatie van de planning voor, en reacties op, noodsituaties op nationaal, regionaal en Unieniveau.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„zekerheid” : zekerheid als gedefinieerd in punt 32 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

2.

„afnemer” : een afnemer als gedefinieerd in punt 24 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

3.

„huishoudelijke afnemer” : een huishoudelijke afnemer als gedefinieerd in punt 25 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

4.

„essentiële sociale dienst” : een dienst in verband met gezondheidszorg, essentiële sociale zorg, noodhulp, veiligheid, onderwijs- of openbaar bestuur;

5.

„beschermde afnemer” :

een huishoudelijke, op een gasdistributienet aangesloten afnemer en daarnaast, indien de betrokken lidstaat daartoe beslist, eventueel ook, voor zover de onder a) en b) bedoelde ondernemingen of diensten samen niet meer dan 20 % van het totale jaarlijkse eindgebruik van gas in die lidstaat vertegenwoordigen:

a) 

kleine en middelgrote ondernemingen, op voorwaarde dat zij op een gasdistributienet zijn aangesloten;

b) 

essentiële sociale diensten, op voorwaarde dat zij op een gasdistributie- of -transmissienet zijn aangesloten;

c) 

stadsverwarmingsinstallaties, voor zover zij verwarming leveren aan huishoudelijke afnemers, kleine en middelgrote ondernemingen of essentiële sociale diensten, op voorwaarde dat deze installaties niet kunnen omschakelen op andere brandstoffen dan gas;

6.

„door solidariteit beschermde afnemer” :

een huishoudelijke, op een gasdistributienet aangesloten afnemer; het kan ook een of beide van de volgende inhouden:

a) 

stadsverwarmingsinstallaties, voor zover zij in de betrokken lidstaat beschermde afnemers zijn en uitsluitend voor zover zij huishoudelijke afnemers of essentiële sociale diensten van verwarming voorzien, met uitzondering van onderwijs- en overheidsdiensten, en/of

b) 

essentiële sociale diensten, voor zover zij in de betrokken lidstaat beschermde afnemers zijn, met uitzondering van onderwijs- en overheidsdiensten;

7.

„bevoegde instantie” : een nationale overheidsinstantie of een nationale regulerende instantie die door een lidstaat is aangewezen voor de uitvoering van de maatregelen waarin deze verordening voorziet;

8.

„nationale regulerende instantie” : een nationale regulerende instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG;

9.

„aardgasbedrijf” : een aardgasbedrijf als gedefinieerd in punt 1 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

10.

„aardgasleveringscontract” : een aardgasleveringscontract als gedefinieerd in punt 34 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

11.

„transmissie” : transmissie als gedefinieerd in punt 3 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

12.

„transmissiesysteembeheerder” : een transmissiesysteembeheerder als gedefinieerd in punt 4 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

13.

„distributie” : distributie als gedefinieerd in punt 5 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

14.

„distributiesysteembeheerder” : een distributiesysteembeheerder als gedefinieerd in punt 6 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

15.

„interconnector” : een interconnector als gedefinieerd in punt 17 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

16.

„noodaanvoercorridors” : gasleveringsroutes in de Unie die de lidstaten helpen de gevolgen van een mogelijke verstoring van de levering of de infrastructuur beter te beperken;

17.

„opslagcapaciteit” : opslagcapaciteit als gedefinieerd in punt 28 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009;

18.

„technische capaciteit” : technische capaciteit als gedefinieerd in punt 18 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009;

19.

„vaste capaciteit” : vaste capaciteit als gedefinieerd in punt 16 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009;

20.

„afschakelbare capaciteit” : afschakelbare capaciteit als gedefinieerd in punt 13 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009;

21.

„LNG-installatiecapaciteit” : LNG-installatiecapaciteit als gedefinieerd in punt 24 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009;

22.

„LNG-installatie” : een LNG-installatie als gedefinieerd in punt 11 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

23.

„opslaginstallatie” : een opslaginstallatie als gedefinieerd in punt 9 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

24.

„systeem” : een systeem als gedefinieerd in punt 13 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

25.

„systeemgebruiker” : een systeemgebruiker als gedefinieerd in punt 23 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

26.

„ondersteunende diensten” : ondersteunende diensten als gedefinieerd in punt 14 van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG;

▼M2

27.

„vultraject” : een reeks tussentijdse streefdoelen voor de ondergrondse gasopslaginstallaties van elke lidstaat, zoals vermeld in bijlage I bis voor 2022 en zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 6 bis voor de daaropvolgende jaren;

28.

„vuldoelstelling” : een bindend streefdoel voor het vulniveau van de totale capaciteit van de ondergrondse gasopslaginstallaties;

29.

„strategische opslag” : ondergrondse of deels ondergrondse opslag van niet-vloeibaar aardgas dat is aangekocht, beheerd en opgeslagen door transmissiesysteembeheerders, een door de lidstaten aangewezen entiteit of een onderneming, dat enkel mag worden vrijgegeven na voorafgaande kennisgeving of een overheidsvergunning voor de vrijgave ervan, en die over het algemeen alleen wordt vrijgegeven in geval van:

a) 

grote voorzieningsschaarste;

b) 

een leveringsverstoring, of

c) 

de afkondiging van een noodsituatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt c);

30.

„balanceringsvoorraad” : niet-vloeibaar aardgas dat:

a) 

door transmissiesysteembeheerders of een door de lidstaten aangewezen entiteit wordt aangekocht, beheerd en ondergronds opgeslagen, uitsluitend voor de uitvoering van de functies van transmissiesysteembeheerders en voor de gasleveringszekerheid, en

b) 

dat alleen wordt ingezet om het systeem onder veilige en betrouwbare voorwaarden operationeel te houden overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2009/73/EG en de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 312/2014;

31.

„ondergrondse gasopslaginstallatie” : een opslaginstallatie, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2009/73/EG, die wordt gebruikt voor aardgasbevoorrading, met inbegrip van balanceringsvoorraad, en die is aangesloten op een transmissie- of distributiesysteem, met uitzondering van bolvormige of leidingbufferopslag bovengronds.

▼B

Artikel 3

Verantwoordelijkheid voor de gasleveringszekerheid

1.  
De gasleveringszekerheid is de gedeelde verantwoordelijkheid van de aardgasbedrijven, de lidstaten, met name via hun bevoegde instanties, en de Commissie, elk binnen hun respectieve activiteitenterreinen en bevoegdheidsgebieden.
2.  
Elke lidstaat wijst een bevoegde instantie aan. De bevoegde instanties werken met elkaar samen bij de uitvoering van deze verordening. De lidstaten kunnen de bevoegde instantie toestaan specifieke, in deze verordening genoemde taken te delegeren aan andere entiteiten. Wanneer een bevoegde instantie de taak delegeert om een van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus af te kondigen, gebeurt die delegatie alleen aan een openbare instantie, een transmissiesysteembeheerder of een distributiesysteembeheerder. Gedelegeerde taken worden uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde instantie en worden gespecificeerd in het preventieve actieplan en in het noodplan.
3.  
Elke lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de naam van zijn bevoegde instantie en van elke wijziging daarin, en maakt deze openbaar.
4.  
Bij de uitvoering van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, stelt de bevoegde instantie de rol en de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken partijen zodanig vast dat een benadering op drie niveaus wordt gewaarborgd, waarbij eerst de betrokken aardgasbedrijven, in voorkomend geval elektriciteitsbedrijven, en het bedrijfsleven worden ingeschakeld, vervolgens de lidstaten op nationaal dan wel regionaal niveau, en in derde instantie de Unie.
5.  
De Commissie coördineert het optreden van de bevoegde instanties op regionaal en Unieniveau overeenkomstig deze verordening, onder meer via de GCG of, met name in het geval van een noodsituatie op regionaal of Unieniveau overeenkomstig artikel 12, lid 1, via de in artikel 12, lid 4, bedoelde crisismanagementgroep.
6.  
In het geval van een noodsituatie op regionaal of Unieniveau werken de transmissiesysteembeheerders samen en wisselen zij informatie uit via het door het ENTSB-G opgezette RCSG. Het ENTSB-G stelt de Commissie en de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten dienovereenkomstig in kennis.
7.  
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, dienen de belangrijkste grensoverschrijdende risico's voor de gasleveringszekerheid in de Unie te worden geïdentificeerd, en dienen op basis daarvan risicogroepen te worden ingesteld. Die risicogroepen dienen als basis voor nauwere regionale samenwerking ter verbetering van de gasleveringszekerheid en maken overeenstemming mogelijk over passende en doeltreffende grensoverschrijdende maatregelen van alle betrokken lidstaten langs de noodaanvoercorridors, ongeacht of zij binnen of buiten de risicogroepen vallen.

De lijst van die risicogroepen en de samenstelling ervan staan in bijlage I. De samenstelling van de risicogroepen belet geen andere vorm van regionale samenwerking die de leveringszekerheid ten goede komt.

8.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de samenstelling van de risicogroepen in bijlage I te actualiseren door middel van een wijziging van die bijlage die de ontwikkeling weerspiegelt van de belangrijkste grensoverschrijdende risico's voor de gasleveringszekerheid in de Unie en de gevolgen daarvan voor de lidstaten, met inachtneming van de resultaten van een Uniewijde simulatie van scenario's waarin de gaslevering en de infrastructuur worden verstoord, en die overeenkomstig artikel 7, lid 1, door het ENTSB-G worden uitgevoerd. Alvorens over te gaan tot de actualisering, raadpleegt de Commissie de GCG in de samenstelling als bedoeld in artikel 4, lid 4, over de ontwerpactualisering.

Artikel 4

Groep coördinatie gas

1.  
Er wordt een Groep coördinatie gas (GCG) opgericht om de coördinatie van maatregelen betreffende de gasleveringszekerheid te bevorderen. De GCG bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, met name vertegenwoordigers van hun bevoegde instanties, alsmede van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (het „Agentschap”), het ENTSB-G en representatieve organen van de betrokken bedrijfssector en van de betrokken afnemers. De Commissie neemt in overleg met de lidstaten een besluit over de samenstelling van de GCG, waarbij zij erop toeziet dat deze volledig representatief is. De Commissie zit de GCG voor. De GCG stelt haar reglement van orde vast.
2.  

De GCG wordt geraadpleegd en staat de Commissie bij, met name met betrekking tot het volgende:

a) 

de gasleveringszekerheid, op elk moment en met name in het geval van een noodsituatie;

b) 

alle informatie die relevant is voor de gasleveringszekerheid op nationaal, regionaal en Unieniveau;

c) 

beste praktijken en mogelijke richtsnoeren voor alle betrokken partijen;

d) 

het niveau van de gasleveringszekerheid, benchmarks en evaluatiemethoden;

e) 

scenario's op nationaal, regionaal en Unieniveau en het testen van de niveaus van paraatheid;

f) 

de beoordeling van de preventieve actieplannen en de noodplannen, de onderlinge samenhang van de verschillende plannen en de uitvoering van de in die plannen voorziene maatregelen;

g) 

de coördinatie van de maatregelen als reactie op een noodsituatie op Unieniveau, met de Verdragsluitende partijen bij de Energiegemeenschap en met andere derde landen;

h) 

de bijstand die de meest getroffen lidstaten nodig hebben.

3.  
De Commissie roept de GCG regelmatig samen en deelt de van de bevoegde instanties ontvangen informatie met de groep, waarbij zij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht neemt.
4.  
De Commissie kan de GCG samenroepen in een samenstelling die beperkt blijft tot de vertegenwoordigers van de lidstaten, en in het bijzonder van hun bevoegde instanties. De Commissie roept de GCG in deze beperkte samenstelling samen indien een of meer vertegenwoordigers van de lidstaten, en in het bijzonder van hun bevoegde instanties, hierom verzoeken. In dit geval is artikel 16, lid 2, niet van toepassing.

Artikel 5

Infrastructuurnorm

1.  
Elke lidstaat of, indien een lidstaat daartoe besluit, zijn bevoegde instantie, waarborgt dat de noodzakelijke maatregelen worden genomen opdat, in het geval van verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur, de technische capaciteit van de resterende infrastructuur, bepaald volgens de N – 1-formule als neergelegd in punt 2 van bijlage II, in staat is om, onverminderd lid 2 van dit artikel, te voldoen aan de totale gasvraag van het berekende gebied gedurende een dag van uitzonderlijk hoge gasvraag die met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar voorkomt. Hierbij wordt rekening gehouden met de gasverbruikontwikkelingen, de langetermijneffecten van de energie-efficiëntiemaatregelen en de benuttingsgraad van de bestaande infrastructuur.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde verplichting doet niet af aan de verantwoordelijkheid van de transmissiesysteembeheerders om de overeenkomstige investeringen te verrichten, noch aan de verplichtingen van de transmissiesysteembeheerders als bepaald in Verordening (EG) nr. 715/2009 en Richtlijn 2009/73/EG.

2.  
Aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting om ervoor te zorgen dat de resterende infrastructuur de technische capaciteit heeft om in de totale gasvraag te voorzien, wordt eveneens geacht te zijn voldaan wanneer de bevoegde instantie in het preventieve actieplan aantoont dat een verstoring van de gaslevering tijdig en op afdoende wijze kan worden ondervangen door passende, marktgebaseerde maatregelen aan de vraagzijde. Daartoe wordt de N – 1-formule berekend zoals bepaald in punt 4 van bijlage II.
3.  
Indien passend volgens de in artikel 7 bedoelde risico-evaluaties kunnen de bevoegde instanties van naburige lidstaten instemmen gezamenlijk te voldoen aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting. In dat geval zorgen de bevoegde instanties in de risico-evaluatie voor een berekening van de N – 1-formule en in de regionale hoofdstukken van de preventieve actieplannen voor een toelichting hoe met de afgesproken regeling aan die verplichting wordt voldaan. Punt 5 van bijlage II is van toepassing.
4.  

De transmissiesysteembeheerders maken permanente fysieke capaciteit om gas in beide richtingen te vervoeren („bidirectionele capaciteit”) mogelijk op alle interconnecties tussen lidstaten, behalve:

a) 

in het geval van aansluitingen op productie-installaties, LNG-installaties en distributienetten, of

b) 

wanneer een vrijstelling van deze verplichting is verleend, na een grondige beoordeling en na raadpleging van de andere lidstaten en de Commissie, overeenkomstig bijlage III.

Bijlage III is van toepassing op de procedure om bidirectionele capaciteit op een interconnectie mogelijk te maken of te verhogen dan wel om een vrijstelling van deze verplichting te verkrijgen of te verlengen. De Commissie maakt de lijst met vrijstellingen bekend en actualiseert deze.

5.  

Een voorstel om bidirectionele capaciteit mogelijk te maken of te verhogen, dan wel een verzoek tot verlening of verlenging van een vrijstelling, omvat een kosten-batenanalyse op basis van de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) bedoelde methode wordt op de volgende elementen gebaseerd:

a) 

een beoordeling van de marktvraag;

b) 

ramingen van vraag en aanbod;

c) 

de mogelijke economische gevolgen voor de bestaande infrastructuur;

d) 

een haalbaarheidsonderzoek;

e) 

de kosten van bidirectionele capaciteit, met inbegrip van de nodige versterking van het transmissiesysteem, en

f) 

de voordelen voor de gasleveringszekerheid, waarbij rekening wordt gehouden met de bijdrage die bidirectionele capaciteit kan leveren aan de naleving van de in dit artikel bedoelde infrastructuurnorm.

6.  
De nationale regulerende instanties houden rekening met de op efficiënte wijze gemaakte kosten om aan de verplichting krachtens lid 1 van dit artikel te voldoen en met de kosten om bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, zodat zij passende stimulansen bieden wanneer zij overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG de tarieven of methoden op transparante en gedetailleerde wijze vaststellen of goedkeuren.
7.  
Wanneer investeringen om bidirectionele capaciteit mogelijk te maken of te verhogen, niet nodig zijn voor de markt, maar noodzakelijk worden geacht voor de gasleveringszekerheid, en wanneer voor deze investeringen in meer dan één lidstaat dan wel in één lidstaat ten behoeve van een andere lidstaat kosten worden gemaakt, nemen de nationale regulerende instanties van alle betrokken lidstaten een gecoördineerd besluit over de kostentoewijzing alvorens enige investeringsbeslissing wordt genomen. Bij de kostentoewijzing wordt rekening gehouden met de in artikel 12, lid 4, van Verordening (EU) nr. 347/2013 beschreven principes en vervatte elementen, in het bijzonder met het deel van de infrastructuurinvesteringen dat de gasleveringszekerheid van de betrokken lidstaten verbetert, alsmede met de investeringen die reeds in de betrokken infrastructuur zijn gedaan. Bij de kostentoewijzing worden de mededinging en de goede werking van de interne markt niet onnodig verstoord en worden onnodige verstorende effecten op de markt vermeden.
8.  
De bevoegde instantie zorgt er door de ontwikkeling van een goed verbonden net voor dat nieuwe transmissie-infrastructuur bijdraagt tot de gasleveringszekerheid, in voorkomend geval ook dankzij voldoende grensoverschrijdende entry- en exitpunten, in functie van de marktvraag en de geïdentificeerde risico's.

Bij de risico-evaluatie beoordeelt de bevoegde instantie, rekening houdend met zowel het gas- als het elektriciteitssysteem, of er interne knelpunten zijn en of de nationale entrycapaciteit en infrastructuur, met name de transmissienetten, in staat zijn de nationale en grensoverschrijdende gasstromen aan te passen aan het scenario waarin de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur op nationaal niveau en de in de risico-evaluatie geïdentificeerde grootste afzonderlijke gasinfrastructuur die van gemeenschappelijk belang is voor de risicogroep, worden verstoord.

9.  
In uitzondering op lid 1 van dit artikel, en overeenkomstig de in dit lid vastgestelde voorwaarden, zijn Luxemburg, Slovenië en Zweden niet gebonden door de aldaar genoemde verplichtingen, maar streven zij ernaar hieraan te voldoen, terwijl zij de gaslevering aan beschermde afnemers overeenkomstig artikel 6 waarborgen.

De uitzondering geldt voor Luxemburg, op voorwaarde dat het:

a) 

ten minste twee interconnectoren met andere lidstaten heeft;

b) 

ten minste twee verschillende gasaanvoerbronnen heeft, en

c) 

op zijn grondgebied niet over gasopslaginstallaties beschikt.

De uitzondering geldt voor Slovenië op voorwaarde dat het:

a) 

ten minste twee interconnectoren met andere lidstaten heeft;

b) 

ten minste twee verschillende gasaanvoerbronnen heeft, en

c) 

op zijn grondgebied noch over gasopslaginstallaties noch over een LNG-installatie beschikt.

De uitzondering geldt voor Zweden op voorwaarde dat:

a) 

op zijn grondgebied geen gas naar andere lidstaten wordt doorgevoerd;

b) 

het een jaarlijks bruto binnenlands gasverbruik van minder dan 2 Mtoe heeft, en

c) 

zijn totale primaire energieverbruik voor minder dan 5 % uit gas bestaat.

Luxemburg, Slovenië en Zweden brengen de Commissie op de hoogte van veranderingen die van invloed zijn op de voorwaarden in dit lid. De in dit lid genoemde uitzondering is niet meer van toepassing wanneer niet langer aan ten minste één van die voorwaarden wordt voldaan.

Als onderdeel van de nationale risico-evaluatie die overeenkomstig artikel 7, lid 3, wordt uitgevoerd, beschrijven Luxemburg, Slovenië en Zweden de situatie met betrekking tot de in dit lid vastgestelde respectieve voorwaarden en de prognoses met betrekking tot de naleving van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen, rekening houdend met de economische gevolgen van de naleving van de infrastructuurnorm, de ontwikkeling van de gasmarkt en de gasinfrastructuurprojecten in de risicogroep. Op basis van de in de nationale risico-evaluatie verstrekte informatie en indien nog steeds wordt voldaan aan de in dit lid vastgestelde respectieve voorwaarden, kan de Commissie besluiten dat de uitzondering nog vier jaar blijft gelden. In het geval van een positief besluit wordt de in deze alinea omschreven procedure na vier jaar herhaald.

Artikel 6

Gasleveringsnorm

1.  

De bevoegde instantie verplicht de door haar aangewezen aardgasbedrijven ertoe de nodige maatregelen te nemen om de gaslevering aan de beschermde afnemers van de lidstaat te waarborgen in elk van de volgende gevallen:

a) 

extreme temperaturen gedurende een zeven dagen durende piekperiode die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar;

b) 

een periode van 30 dagen met een uitzonderlijk hoge gasvraag die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar;

c) 

een periode van 30 dagen in het geval van verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur onder gemiddelde winterse omstandigheden.

Uiterlijk 2 februari 2018 stelt elke lidstaat de Commissie in kennis van zijn definitie van beschermde afnemers, het jaarlijkse gasverbruik van de beschermde afnemers en het aandeel dat die verbruiksvolumes vertegenwoordigen in het jaarlijkse totale eindverbruik van gas in die lidstaat. Wanneer een lidstaat in zijn definitie van beschermde afnemers de in artikel 2, punt 5, onder a) of b), bedoelde categorieën opneemt, vermeldt hij de gasverbruiksvolumes van de afnemers die tot die categorieën behoren, en het aandeel van elk van deze groepen afnemers in het jaarlijkse totale eindverbruik van gas.

De bevoegde instantie wijst de in de eerste alinea van dit lid bedoelde aardgasbedrijven aan en vermeldt deze in het preventieve actieplan.

Nieuwe niet-marktgebaseerde maatregelen die de gasleveringsnorm moeten waarborgen, nemen de in artikel 9, leden 4 tot en met 9, ingestelde procedure in acht.

Lidstaten kunnen voldoen aan de in de eerste alinea bedoelde verplichting door energie-efficiëntiemaatregelen in te voeren of door gas te vervangen door een andere energiebron, waaronder hernieuwbare energiebronnen, mits hiermee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt.

2.  

Een strengere gasleveringsnorm die verder gaat dan de periode van 30 dagen als bedoeld in lid 1, onder b) en c), of een bijkomende verplichting die om redenen van gasleveringszekerheid wordt opgelegd, wordt gebaseerd op de risico-evaluatie, weergegeven in het preventieve actieplan, en:

a) 

voldoet aan artikel 8, lid 1;

b) 

heeft geen negatieve gevolgen voor het vermogen van andere lidstaten om gas te leveren aan hun beschermde afnemers overeenkomstig dit artikel in het geval van een noodsituatie op nationaal, regionaal of Unieniveau, en

c) 

voldoet aan artikel 12, lid 5, in het geval van een noodsituatie op regionaal of Unieniveau.

De Commissie kan vragen om een toelichting die aantoont dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen voldoen aan de daarin vastgestelde voorwaarden. Deze toelichting wordt door de bevoegde instantie van de lidstaat die de maatregel invoert, openbaar gemaakt.

Nieuwe niet-marktgebaseerde maatregelen overeenkomstig de eerste alinea van dit lid die op of na 1 november 2017 worden vastgesteld, nemen de in artikel 9, leden 4 tot en met 9, vastgestelde procedure in acht.

3.  
Na het verstrijken van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde perioden of onder omstandigheden die ernstiger zijn dan vastgesteld in lid 1, streven de bevoegde instantie en de aardgasbedrijven ernaar de gaslevering zo goed mogelijk in stand te houden, met name aan beschermde afnemers.
4.  
De aan aardgasbedrijven opgelegde verplichtingen inzake de naleving van de in dit artikel bedoelde gasleveringsnormen zijn niet-discriminerend en leggen geen onnodige lasten op aan deze bedrijven.
5.  
Aardgasbedrijven kunnen hun verplichtingen uit hoofde van dit artikel in voorkomend geval op regionaal of Unieniveau nakomen. De bevoegde instanties vereisen niet dat aan de in dit artikel gestelde gasleveringsnormen wordt voldaan via infrastructuur die uitsluitend op hun grondgebied gevestigd is.
6.  
De bevoegde instantie ziet erop toe dat de voorwaarden voor leveringen aan beschermde afnemers geen afbreuk doen aan de goede werking van de interne energiemarkt en dat de prijzen in overeenstemming zijn met de marktwaarde van de leveringen.

▼M2

Artikel 6 bis

Vuldoelstellingen en vultrajecten

1.  

Met inachtneming van de leden 2 tot en met 5 behalen de lidstaten uiterlijk op 1 november van elk jaar de volgende vuldoelstellingen voor de totale capaciteit van alle ondergrondse gasopslaginstallaties die zich op hun grondgebied bevinden en rechtstreeks verbonden zijn met een afzetgebied op hun grondgebied en voor de in bijlage I ter vermelde opslaginstallaties:

a) 

voor 2022: 80 %;

b) 

met ingang van 2023: 90 %.

Voor de naleving van dit lid houden de lidstaten rekening met de doelstelling om de gasleveringszekerheid in de Unie veilig te stellen overeenkomstig artikel 1.

2.  
Niettegenstaande lid 1 en zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van andere lidstaten om de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties te vullen, wordt de vuldoelstelling voor elke lidstaat waar de ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden, verlaagd tot een volume dat overeenkomt met 35 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar voor die lidstaat.
3.  
Niettegenstaande lid 1 en zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van andere lidstaten om de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties te vullen, wordt de vuldoelstelling voor elke lidstaat waar de ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden, verlaagd met het volume dat tijdens de referentieperiode 2016 tot en met 2021 aan derde landen is geleverd indien het gemiddelde geleverde volume tijdens de onttrekkingsperiode voor gasopslag (oktober-april) meer dan 15 TWh per jaar bedroeg.
4.  
Voor de in bijlage I ter vermelde ondergrondse gasopslaginstallaties zijn de vuldoelstellingen op grond van lid 1 en de vultrajecten op grond van lid 7 van toepassing. De details van de verplichtingen van elke lidstaat zullen worden bepaald in een bilaterale overeenkomst overeenkomstig bijlage I ter.
5.  

Een lidstaat kan gedeeltelijk de vuldoelstelling behalen door het fysiek opgeslagen LNG dat beschikbaar is in zijn LNG-installaties mee te tellen als aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het gassysteem omvat aanzienlijke capaciteit voor LNG-opslag, die jaarlijks meer dan 4 % van het gemiddelde nationale verbruik over de voorgaande vijf jaar vertegenwoordigt;

b) 

de lidstaat heeft de gasleveranciers overeenkomstig artikel 6 ter, lid 1, punt a), verplicht om minimumvolumes gas in ondergrondse gasopslaginstallaties en/of LNG-installaties op te slaan.

6.  

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de tussentijdse streefdoelen te behalen of ervoor te zorgen dat die worden behaald, als volgt:

a) 

voor 2022: zoals vastgesteld in bijlage I bis, en

b) 

met ingang van 2023: overeenkomstig lid 7.

7.  
►C2  Voor 2023 en de daaropvolgende jaren dient elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties uiterlijk op 15 september van het voorgaande jaar bij de Commissie in geaggregeerde vorm een ontwerpvultraject in met tussentijdse streefdoelen voor februari, mei, juli en september, met inbegrip van technische informatie, voor de ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied hebben. ◄ Het vultraject en de tussentijdse streefdoelen worden gebaseerd op het gemiddelde vulniveau gedurende de vijf voorgaande jaren.

Voor lidstaten waarvoor de vuldoelstellingen op grond van lid 2 verlaagd zijn tot 35 % van hun gemiddeld jaarlijks gasverbruik, worden de tussentijdse streefdoelen van het vultraject dienovereenkomstig verlaagd.

Op basis van de door elke lidstaat verstrekte technische informatie en rekening houdend met de beoordeling van de GCG stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast om het vultraject voor elke lidstaat te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden uiterlijk op 15 november van het voorafgaande jaar vastgesteld, indien nodig alsook indien een lidstaat een geactualiseerd ontwerpvultraject heeft ingediend. Ze worden gebaseerd op een beoordeling van de algemene situatie inzake de gasleveringszekerheid en de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van gas in de Unie en de afzonderlijke lidstaten, en worden vastgesteld op een wijze dat de gasleveringszekerheid wordt veiliggesteld, dat onnodige lasten voor de lidstaten, gasmarktdeelnemers, opslagsysteembeheerders of afnemers worden voorkomen en dat de mededinging tussen opslaginstallaties in naburige lidstaten niet onrechtmatig wordt verstoord.

8.  
Indien een lidstaat in een bepaald jaar wegens specifieke technische kenmerken van een of meer ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied, zoals uitzonderlijk lage injectiesnelheden, zijn vuldoelstelling niet kan behalen op 1 november, wordt het die lidstaat toegestaan zijn vuldoelstelling uiterlijk op 1 december te behalen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 1 november in kennis van de redenen voor de vertraging.
9.  
De vuldoelstelling is niet van toepassing wanneer en zolang de Commissie op grond van artikel 12 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd op verzoek van, naargelang het geval, een of meer lidstaten die een nationale noodsituatie hebben afgekondigd.
10.  
De bevoegde instantie van elke lidstaat monitort voortdurend de naleving van het vultraject en brengen regelmatig verslag uit aan de GCG. Indien het vulniveau in een lidstaat meer dan vijf procentpunten lager ligt dan het niveau van het vultraject, moet de bevoegde instantie onverwijld doeltreffende maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen. De lidstaten stellen de Commissie en de GCG in kennis van de genomen maatregelen.
11.  
In het geval van een substantiële en aanhoudende afwijking van het vultraject door een lidstaat, die het behalen van de vuldoelstelling in het gedrang brengt, of in het geval van een afwijking van de vuldoelstelling, richt de Commissie, na raadpleging van de GCG en de betrokken lidstaat, een aanbeveling tot die lidstaat of tot de andere betrokken lidstaat met betrekking tot maatregelen die onmiddellijk moeten worden genomen.

Indien de afwijking binnen een maand na ontvangst van de aanbeveling niet aanzienlijk is verminderd, neemt de Commissie, na raadpleging van de GCG en de betrokken lidstaat, als uiterste middel een besluit om de lidstaat te verplichten maatregelen te nemen om die afwijking doeltreffend weg te nemen, alsmede in voorkomend geval een of meer van de in artikel 6 ter, lid 1, bepaalde maatregelen, of een andere maatregel die ervoor zorgt dat de op grond van dit artikel verplichte vuldoelstelling wordt behaald.

De Commissie houdt bij een besluit over de op grond van de tweede alinea te nemen maatregelen rekening met de specifieke situatie van de betrokken lidstaten, zoals de capaciteit van de ondergrondse gasopslaginstallaties in verhouding tot het binnenlandse gasverbruik, het belang van de ondergrondse gasopslaginstallaties voor de gasleveringszekerheid in de regio en eventuele bestaande LNG-opslaginstallaties.

Bij maatregelen die de Commissie neemt naar aanleiding van afwijkingen van het vultraject of de vuldoelstelling voor 2022, wordt rekening gehouden met het korte tijdschema voor de uitvoering van dit artikel op nationaal niveau, dat mogelijk heeft bijgedragen aan de afwijking van het vultraject of de vuldoelstelling voor 2022.

De Commissie zorgt ervoor dat de op grond van dit lid genomen maatregelen niet:

a) 

verder gaan dan wat nodig is om de gasleveringszekerheid veilig te stellen;

b) 

geen onevenredige lasten oplegt aan de lidstaten, gasmarktdeelnemers, opslagsysteembeheerders of afnemers.

Artikel 6 ter

Verwezenlijking van de vuldoelstellingen

1.  
De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van financiële stimulansen of compensatie voor marktdeelnemers, om de op grond van artikel 6 bis bepaalde vuldoelstellingen te behalen. Wanneer zij ervoor zorgen dat de vuldoelstellingen worden behaald, geven de lidstaten, waar mogelijk, voorrang aan marktgebaseerde maatregelen.

Voor zover een van de in dit artikel bepaalde maatregelen op grond van artikel 41 van Richtlijn 2009/73/EG taken en bevoegdheden van de nationale regulerende instantie betreffen, zijn de nationale regulerende instanties verantwoordelijk voor het nemen van die maatregelen.

De op grond van dit lid genomen maatregelen kunnen met name omvatten:

a) 

van gasleveranciers vereisen dat zij minimumvolumes gas opslaan in opslaginstallaties, met inbegrip van ondergrondse gasopslaginstallaties en/of van LNG-opslaginstallaties, waarbij die volumes dienen te worden bepaald op basis van de hoeveelheid gas die door de gasleveranciers aan beschermde afnemers wordt geleverd;

b) 

van opslagsysteembeheerders vereisen dat ze hun capaciteiten aan marktdeelnemers aanbieden;

c) 

van transmissiesysteembeheerders of door de lidstaten aangewezen entiteiten vereisen dat ze balanceringsvoorraden aankopen en beheren, uitsluitend voor de uitvoering van hun taken als transmissiesysteembeheerder en waar nodig een verplichting opleggen aan een andere aangewezen entiteit met het oog op veiligstelling van de gasleveringszekerheid in een noodsituatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt c);

d) 

gebruikmaken van met andere lidstaten gecoördineerde instrumenten, zoals platformen voor de aankoop van LNG, teneinde het gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties te maximaliseren en de infrastructuur- en regelgevingsbelemmeringen voor het gedeelde gebruik van LNG voor het vullen van ondergrondse gasopslaginstallaties te verminderen;

e) 

gebruikmaken van een vrijwillig mechanisme voor de gezamenlijke aankoop van aardgas, betreffende de toepassing waarvan de Commissie, indien nodig, uiterlijk op 1 augustus 2022 richtsnoeren kan uitvaardigen;

f) 

verstrekken van financiële stimulansen voor marktdeelnemers, waaronder opslagsysteembeheerders, zoals contracten ter verrekening van verschillen, of compensatie aan marktdeelnemers voor inkomstenderving of voor kosten die voortvloeien uit aan marktdeelnemers, waaronder opslagsysteembeheerders, opgelegde verplichtingen en die niet door inkomsten kunnen worden gedekt;

g) 

van houders van opslagcapaciteit vereisen dat ze geboekte maar niet gebruikte capaciteit ofwel gebruiken, ofwel vrijgeven, waarbij de houder van opslagcapaciteit die niet wordt gebruikt, verplicht blijft de overeengekomen prijs te betalen voor de gehele looptijd van het opslagcontract;

h) 

vaststellen van doeltreffende instrumenten voor de aankoop en het beheer van strategische opslag door publieke of private entiteiten, op voorwaarde dat dergelijke instrumenten niet leiden tot verstoring van de mededinging of de goede werking van de interne markt;

i) 

aanwijzen van een specifieke entiteit die belast wordt met het behalen van de vuldoelstelling ingeval de vuldoelstelling anders niet zou worden behaald;

j) 

kortingen te geven op de opslagtarieven;

k) 

innen van de inkomsten die nodig zijn om de kapitaal- en operationele uitgaven in verband met gereguleerde opslaginstallaties terug te vorderen in de vorm van opslagtarieven en als een specifiek in de transmissietarieven opgenomen heffing, die uitsluitend wordt geïnd van exitpunten naar eindafnemers in dezelfde lidstaten, mits de inkomsten die via tarieven worden geïnd niet hoger zijn dan de toegestane inkomsten.

2.  
De door de lidstaten op grond van dit lid genomen maatregelen blijven beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de vultrajecten en vuldoelstellingen te behalen. Ze worden duidelijk omschreven en zijn transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar. Zij verstoren niet onrechtmatig de mededinging of de goede werking van de interne gasmarkt en brengen de gasleveringszekerheid in andere lidstaten of in de Unie niet in gevaar.
3.  
De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om het gebruik van de bestaande infrastructuur op nationaal en regionaal niveau te waarborgen, teneinde de gasleveringszekerheid op doelmatige wijze te bevorderen. Die maatregelen blokkeren of beperken in geen geval het grensoverschrijdende gebruik van opslaginstallaties of LNG-installaties en leiden niet tot beperking van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie ( 2 ) toegewezen grensoverschrijdende transmissiecapaciteit.
4.  
De lidstaten passen bij het nemen van maatregelen op grond van dit artikel het „energie-efficiëntie eerst”-beginsel toe en blijven de doelstellingen van hun respectieve maatregelen verwezenlijken overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

Artikel 6 quater

Opslagregelingen en lastenverdelingsmechanisme

1.  
Een lidstaat die niet over ondergrondse opslaginstallaties beschikt, zorgt ervoor dat marktdeelnemers in die lidstaat regelingen treffen met ondergrondse-opslagsysteembeheerders of andere marktdeelnemers in lidstaten met ondergrondse gasopslaginstallaties. Die regelingen bepalen dat uiterlijk op 1 november opslagvolumes worden gebruikt die overeenkomen met ten minste 15 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar van de lidstaat die niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikt. Wanneer een lidstaat zonder ondergrondse gasopslaginstallaties wegens de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit of andere technische beperkingen echter niet in staat is 15 % van die opslagvolumes volledig te benutten, slaat die lidstaat alleen de volumes op die technisch mogelijk zijn.

Indien een lidstaat door technische beperkingen niet aan de in de eerste alinea bepaalde verplichting kan voldoen en verplicht is andere brandstoffen ter vervanging van gas op te slaan, kan bij wijze van uitzondering aan de in de eerste alinea bepaalde verplichting worden voldaan door een gelijkwaardige verplichting voor het opslaan van andere brandstoffen dan gas. De technische beperkingen en de gelijkwaardigheid van de maatregel worden door de betrokken lidstaat aangetoond.

2.  
In afwijking van lid 1 kan een lidstaat die niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikt, een lastenverdelingsmechanisme ontwikkelen met een of meer lidstaten die over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken („lastenverdelingsmechanisme”).

Het lastenverdelingsmechanisme is gebaseerd op de relevante gegevens van de meest recente risico-evaluatie op grond van artikel 7 en houdt rekening met alle volgende factoren:

a) 

de kosten van financiële steunverlening om de vuldoelstelling te behalen, met uitzondering van de kosten voor het voldoen aan strategische-opslagverplichtingen;

b) 

de gasvolumes die nodig zijn om te voldoen aan de vraag van beschermde afnemers overeenkomstig artikel 6, lid 1;

c) 

technische beperkingen, waaronder de beschikbare ondergrondse opslagcapaciteit, grensoverschrijdende technische transmissiecapaciteit en onttrekkingspercentages.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 2 september 2022 in kennis van het lastenverdelingsmechanisme. Indien uiterlijk op die datum geen overeenstemming over een lastenverdelingsmechanisme is bereikt, tonen de lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties aan dat zij voldoen aan lid 1 en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

3.  
Als overgangsmaatregel kunnen lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties, maar met ondergrondse gasopslaginstallaties die in de laatste in Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) bedoelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang zijn opgenomen, gedeeltelijk voldoen aan lid 1 door de LNG-voorraden in bestaande drijvende opslageenheden mee te tellen totdat de ondergrondse gasopslaginstallaties in bedrijf zijn.
4.  
Lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties kunnen marktdeelnemers of transmissiesysteembeheerders, naargelang het geval, stimulansen of financiële compensatie bieden voor de inkomstenderving of voor de door hen gemaakte kosten ten gevolge van de naleving van hun opslagverplichtingen op grond van dit artikel, indien een dergelijke derving of zulke kosten niet door inkomsten kunnen worden gedekt, teneinde nakoming van hun verplichting om gas op te slaan in andere lidstaten op grond van lid 1, of de uitvoering van het lastenverdelingsmechanisme te verzekeren. Indien de stimulans of financiële compensatie met een heffing wordt gefinancierd, wordt die heffing niet toegepast op grensoverschrijdende interconnectiepunten.
5.  

Niettegenstaande lid 1, indien een lidstaat beschikt over ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied en de totale capaciteit van die installaties groter is dan het jaarlijkse gasverbruik van die lidstaat, zorgen de lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties die toegang hebben tot die installaties, ervoor dat zij:

a) 

hetzij de opslagvolumes uiterlijk op 1 november ten minste overeenkomen met het gemiddelde gebruik van de opslagcapaciteit over de voorgaande vijf jaar, bepaald onder meer door de gasstromen in aanmerking te nemen tijdens het onttrekkingsseizoen over de voorgaande vijf jaar vanuit de lidstaten waar de opslaginstallaties zich bevinden;

b) 

hetzij tonen ze aan dat een opslagcapaciteit is geboekt die gelijkwaardig is aan het volume waarop de verplichting uit hoofde van punt a) betrekking heeft.

Indien de lidstaat zonder ondergrondse gasopslaginstallaties kan aantonen dat de opslagcapaciteit die overeenkomt met het volume waarop de verplichting uit hoofde van punt a) van de eerste alinea betrekking heeft, is geboekt, is lid 1 van toepassing.

De verplichting uit hoofde van dit lid is beperkt tot 15 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar in de betrokken lidstaat.

6.  
Tenzij anders bepaald in bijlage I ter, is, in het geval van ondergrondse gasopslaginstallaties die zich in een lidstaat bevinden die niet onder lid 5 vallen, maar die rechtstreeks verbonden zijn met het afzetgebied van een andere lidstaat, zorgt die andere lidstaat ervoor dat de opslagvolumes uiterlijk op 1 november ten minste overeenkomen met het gemiddelde van de opslagcapaciteit die op het betrokken grensoverschrijdende punt over de voorgaande vijf jaar is geboekt.

Artikel 6 quinquies

Monitoring en handhaving

1.  

De opslagsysteembeheerders melden het vulniveau aan de bevoegde instantie in elke lidstaat waar de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden en, indien van toepassing, aan een door die lidstaat aangewezen entiteit (de „aangewezen entiteit”), als volgt:

a) 

voor 2022: op elk van de in bijlage I bis vermelde tussentijdse streefdoelen, en

▼C1

b) 

met ingang van 2023: zoals vastgesteld op grond van artikel 6 bis, lid 7.

▼M2

2.  
De bevoegde instantie en, indien van toepassing, de aangewezen entiteit van elke lidstaat monitort het vulniveau van de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun grondgebied aan het einde van elke maand en deelt de resultaten onverwijld aan de Commissie mee.

De Commissie kan het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) in voorkomend geval ook verzoeken bijstand te verlenen bij dergelijke monitoring.

3.  
Op basis van de door de bevoegde instantie en, indien van toepassing, de aangewezen entiteit van elke lidstaat verstrekte informatie brengt de Commissie regelmatig verslag uit aan de Groep coördinatie gas (GCG).
4.  
De GCG helpt de Commissie met het monitoren van de vuldoelstellingen en vultrajecten en ontwikkelt richtsnoeren voor de Commissie met betrekking tot passende maatregelen om de naleving te waarborgen ingeval de lidstaten van de vultrajecten niet afwijken of de vuldoelstellingen niet behalen.
5.  
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de vultrajecten na te leven en de vuldoelstellingen te behalen, en om marktdeelnemers te verplichten aan de opslagverplichtingen te voldoen, onder meer door hen voldoende afschrikkende sancties en boetes op te leggen.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van de op grond van dit lid genomen handhavingsmaatregelen.

6.  
Indien commercieel gevoelige informatie moet worden uitgewisseld, kan de Commissie vergaderingen van de GCG bijeenroepen die uitsluitend door haarzelf en de lidstaten worden bijgewoond.
7.  
De uitgewisselde informatie blijft beperkt tot hetgeen nodig is om de naleving van deze verordening te monitoren.

De Commissie, de nationale regulerende instanties en de lidstaten eerbiedigen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie die zij ontvangen om hun verplichtingen na te komen.

▼B

Artikel 7

Risico-evaluatie

▼M2

1.  
Uiterlijk op 1 september 2022 verricht het ENTSB-G een Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's, met inbegrip van scenario's van een langdurige verstoring van één leveringsbron. De simulatie omvat de identificatie en evaluatie van noodcorridors voor de levering van gas en bepaalt tevens welke lidstaten de vastgestelde risico's kunnen aanpakken, onder meer met betrekking tot LNG. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's en de methode voor de simulatie worden door het ENTSB-G vastgesteld, in overleg met de GCG. Het ENTSB-G neemt een passend transparantieniveau in acht en biedt toegang tot de in zijn scenario's gebruikte aannamen. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's wordt om de vier jaar herhaald, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.

▼B

2.  
De bevoegde instanties binnen elk van de in bijlage I vermelde risicogroepen verrichten op het niveau van de risicogroep een gezamenlijke evaluatie („gemeenschappelijke risico-evaluatie”) van alle relevante risicofactoren, zoals natuurrampen, technologische, commerciële, sociale, politieke en andere risico's, waardoor het belangrijke grensoverschrijdende risico voor de gasleveringszekerheid waarvoor de risicogroep is opgericht, zich voor zou kunnen doen. Bij het opstellen van de risico-evaluaties, preventieve actieplannen en noodplannen houden de bevoegde instanties rekening met de resultaten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde simulatie.

De bevoegde instanties binnen elke risicogroep komen een samenwerkingsmechanisme overeen om de gemeenschappelijke risico-evaluatie uit te voeren en brengen hierover elf maanden vóór het verstrijken van de termijn voor de kennisgeving van de gemeenschappelijke risico-evaluatie en de actualiseringen ervan aan de GCG verslag uit. Op verzoek van een bevoegde instantie kan de Commissie een faciliterende rol spelen bij het opstellen van de gemeenschappelijke risico-evaluatie, met name bij het opzetten van het samenwerkingsmechanisme. Indien de bevoegde instanties binnen een risicogroep geen overeenstemming bereiken over een samenwerkingsmechanisme, stelt de Commissie na raadpleging van de betrokken bevoegde instanties een samenwerkingsmechanisme voor die risicogroep voor. De betrokken bevoegde instanties komen een samenwerkingsmechanisme voor die risicogroep overeen en houden daarbij zo veel mogelijk rekening met het voorstel van de Commissie.

Tien maanden vóór de termijn voor kennisgeving van de gemeenschappelijke risico-evaluatie of de actualiseringen ervan deelt elke bevoegde instantie binnen het overeengekomen samenwerkingsmechanisme alle nationale gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de gemeenschappelijke risico-evaluatie en werkt deze bij, met name met het oog op het doorlopen van de verschillende in lid 4, onder c), bedoelde scenario's.

3.  
De bevoegde instantie van elke lidstaat verricht een nationale risico-evaluatie („nationale risico-evaluatie”) van alle relevante risico's voor de gasleveringszekerheid. Deze evaluatie is volledig in overeenstemming met de aannamen en resultaten van de gemeenschappelijke risico-evaluatie(s).
4.  

De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde risico-evaluaties worden, naargelang het geval, verricht als volgt:

a) 

de normen in de artikelen 5 en 6 worden gehanteerd. De risico-evaluatie beschrijft de berekening van de N – 1-formule op nationaal niveau en bevat zo nodig een berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau. De risico-evaluatie bevat ook de gebruikte aannamen, inclusief voor de berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau, indien van toepassing, en de voor die berekening noodzakelijke gegevens. De berekening van de N – 1-formule op nationaal niveau gaat vergezeld van een simulatie van een verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur, onder gebruikmaking van hydraulische modellen voor het nationale grondgebied, en van een berekening van de N – 1-formule die uitgaat van een gasniveau in de opslaginstallaties van 30 % en 100 % van het maximale werkvolume;

b) 

alle relevante nationale en grensoverschrijdende omstandigheden worden in acht genomen, met name de omvang van de markt, de netconfiguratie, de werkelijke stromen, waaronder de uitstroom uit de betrokken lidstaten, de mogelijkheid van fysieke gasstromen in beide richtingen, inclusief de potentiële behoefte aan overeenkomstige versterking van het transmissiesysteem, de aanwezigheid van gasproductie en -opslag en de rol van gas in de energiemix, met name met betrekking tot stadsverwarming, elektriciteitsopwekking, het functioneren van de industrie, en veiligheids- en gaskwaliteitsoverwegingen;

c) 

er worden verschillende scenario's doorlopen waarin er sprake is van een uitzonderlijk hoge vraag naar gas en verstoring van de gaslevering, rekening houdend met de voorgeschiedenis, de waarschijnlijkheid, het jaargetijde, de frequentie en de duur ervan, en waarbij de waarschijnlijke gevolgen daarvan worden beoordeeld, bijvoorbeeld:

i) 

verstoring van de infrastructuur die voor de gasleveringszekerheid van belang is, met name de transmissie-infrastructuur, opslaginstallaties en LNG-terminals, waaronder de grootste gasinfrastructuur die is gebruikt voor het berekenen van de N – 1-formule, en

ii) 

verstoring van leveringen door leveranciers uit derde landen en, indien van toepassing, geopolitieke risico's;

d) 

de interactie en correlatie van risico's tussen de lidstaten in de risicogroep worden in kaart gebracht, evenals, in voorkomend geval, die met andere lidstaten of andere risicogroepen, wat betreft interconnecties, grensoverschrijdende leveringen, grensoverschrijdende toegang tot opslaginstallaties en bidirectionele capaciteit;

e) 

er wordt rekening gehouden met risico's die verband houden met de zeggenschap over de voor de gasleveringszekerheid relevante infrastructuur, waaronder bijvoorbeeld het risico op onderinvestering, waardoor diversificatie wordt ondermijnd, misbruik van bestaande infrastructuur of schendingen van het Unierecht;

f) 

de maximale interconnectiecapaciteit van elk entry- en exitpunt aan de grens en de verschillende vulgradaties voor de opslag worden in aanmerking genomen;

▼M2

g) 

rekening houdend met scenario’s van een langdurige verstoring van één leveringsbron.

▼B

5.  
De gemeenschappelijke en nationale risico-evaluaties worden opgesteld overeenkomstig het toepasselijke model in bijlage IV of V. Indien noodzakelijk kunnen de lidstaten aanvullende gegevens toevoegen. De Commissie is bevoegd om, na raadpleging van de GCG, in overeenstemming met artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de modellen in de bijlagen IV en V te wijzigen, teneinde de ervaring die met de toepassing van deze verordening is opgedaan, te weerspiegelen en de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen.
6.  
Aardgasbedrijven, industriële gasafnemers, betrokken organisaties die de belangen van huishoudelijke en industriële gasafnemers vertegenwoordigen, lidstaten en, indien zij niet de bevoegde instanties zijn, de nationale regulerende instanties werken samen met de bevoegde instanties en verstrekken hen desgevraagd alle nodige informatie voor de gemeenschappelijke en nationale risico-evaluaties.
7.  
Uiterlijk op 1 oktober 2018 delen de lidstaten de Commissie zowel de eerste gemeenschappelijke risico-evaluatie mee, nadat ze door alle lidstaten in de risicogroep is goedgekeurd, als de nationale risico-evaluaties. Daarna worden de risico-evaluaties om de vier jaar bijgewerkt, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen. In de risico-evaluaties wordt rekening gehouden met de voortgang in de nodige investeringen om aan de in artikel 5 vervatte infrastructuurnorm te voldoen, en met specifieke moeilijkheden die zich in de lidstaat zelf hebben voorgedaan bij de toepassing van nieuwe alternatieve oplossingen. Daarnaast bouwen de risico-evaluaties voort op de ervaring die is opgedaan met de in artikel 10, lid 3, bedoelde simulatie van de noodplannen.

Artikel 8

Opstellen van preventieve actieplannen en noodplannen

1.  
De in een preventief actieplan en een noodplan vervatte maatregelen om de gasleveringszekerheid te waarborgen, zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en verifieerbaar, zorgen niet voor onnodige verstoringen van de mededinging of de goede werking van de interne gasmarkt en brengen de gasleveringszekerheid van andere lidstaten of de Unie niet in gevaar.
2.  

De bevoegde instantie van elke lidstaat stelt, na overleg met de aardgasbedrijven, de betrokken organisaties die de belangen vertegenwoordigen van de huishoudelijke en industriële gasafnemers, waaronder elektriciteitsproducenten, de beheerders van elektriciteitstransmissiesystemen en, indien dit niet de bevoegde instantie is, de nationale regulerende instantie, de volgende plannen op:

a) 

een preventief actieplan, dat de nodige maatregelen bevat om de vastgestelde risico's weg te nemen of te beperken, waaronder de bijdrage van energie-efficiëntiemaatregelen en maatregelen aan de vraagzijde in de gemeenschappelijke en nationale risico-evaluaties en overeenkomstig artikel 9;

b) 

een noodplan, dat de maatregelen bevat om de effecten van een verstoring van de gaslevering weg te nemen of te beperken overeenkomstig artikel 10.

3.  
Het preventieve actieplan en het noodplan bevatten een regionaal hoofdstuk, of meerdere regionale hoofdstukken indien een lidstaat bij meerdere risicogroepen hoort, zoals vastgelegd in bijlage I.

De regionale hoofdstukken worden gezamenlijk door alle lidstaten in de risicogroep opgesteld alvorens te worden opgenomen in de respectieve nationale plannen. De Commissie speelt hierbij een faciliterende rol, zodat de regionale hoofdstukken samen bijdragen tot verbeterde gasleveringszekerheid in de Unie en geen tegenstrijdigheden bevatten en om eventuele belemmeringen voor samenwerking weg te nemen.

De regionale hoofdstukken bevatten passende en doeltreffende grensoverschrijdende maatregelen, ook met betrekking tot LNG, mits de lidstaten die de maatregelen uitvoeren en tot dezelfde of andere risicogroepen behoren en die daar op grond van de in artikel 7, lid 1, bedoelde simulatie en de gemeenschappelijke risico-evaluatie de gevolgen van ondervinden, daarmee instemmen.

4.  
De bevoegde instanties brengen aan de GCG regelmatig verslag uit over de vooruitgang bij het opstellen en vaststellen van de preventieve actieplannen en de noodplannen, met name de regionale hoofdstukken. Meer bepaald komen de bevoegde instanties een samenwerkingsmechanisme overeen voor het opstellen van het preventieve actieplan en het noodplan, waaronder ook de uitwisseling van ontwerpplannen. Zij brengen 16 maanden vóór de termijn voor de goedkeuring van die plannen en de bijstellingen ervan verslag uit aan de GCG over het overeengekomen samenwerkingsmechanisme.

De Commissie kan een faciliterende rol spelen bij het opstellen van het preventieve actieplan en het noodplan, met name bij het opzetten van het samenwerkingsmechanisme. Indien de bevoegde instanties binnen een risicogroep geen overeenstemming bereiken over een samenwerkingsmechanisme, stelt de Commissie een samenwerkingsmechanisme voor die risicogroep voor. De betrokken bevoegde instanties komen een samenwerkingsmechanisme voor die risicogroep overeen en houden daarbij rekening met het voorstel van de Commissie. De bevoegde instanties zorgen voor regelmatige monitoring van de uitvoering van het preventieve actieplan en het noodplan.

5.  
Het preventieve actieplan en het noodplan worden ontwikkeld overeenkomstig de modellen in de bijlagen VI en VII. De Commissie is bevoegd om, na raadpleging van de GCG, in overeenstemming met artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de modellen in de bijlagen VI en VII te wijzigen, teneinde de ervaring die met de toepassing van deze verordening is opgedaan, te weerspiegelen en de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen.
6.  
De bevoegde instanties van naburige lidstaten raadplegen elkaar te gelegener tijd teneinde consistentie tussen hun preventieve actieplannen en hun noodplannen te waarborgen.

De bevoegde instanties wisselen binnen elke risicogroep ontwerpen van preventieve actieplannen en noodplannen uit, met voorstellen voor samenwerking, ten laatste vijf maanden vóór de termijn voor indiening ervan.

De definitieve versies van de in lid 3 bedoelde regionale hoofdstukken worden door alle lidstaten in de risicogroep goedgekeurd. De preventieve actieplannen en noodplannen bevatten tevens de nationale maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering en handhaving van de grensoverschrijdende maatregelen uit de regionale hoofdstukken.

7.  
De preventieve actieplannen en noodplannen worden uiterlijk op 1 maart 2019 openbaar gemaakt en ter kennis gebracht van de Commissie. De Commissie brengt de GCG op de hoogte van de kennisgeving van de plannen en publiceert deze op haar website.

Binnen vier maanden na de kennisgeving door de bevoegde instanties beoordeelt de Commissie de plannen en houdt daarbij rekening met de standpunten van de GCG.

8.  

De Commissie brengt aan de bevoegde instantie advies uit met de aanbeveling een preventief actieplan of een noodplan te herzien indien één of meer van de volgende gevallen van toepassing zijn:

a) 

het is niet in staat om de in de risico-evaluatie vastgestelde risico's te beperken;

b) 

het is niet consistent met de beoordeelde risicoscenario's of met de plannen van een andere lidstaat of een risicogroep;

c) 

het is niet in overeenstemming met het in lid 1 vastgestelde vereiste de mededinging of de goede werking van de interne markt niet onnodig te verstoren;

d) 

het voldoet niet aan de bepalingen van deze verordening of andere bepalingen van het Unierecht.

9.  
Binnen drie maanden na de kennisgeving van het in lid 8 bedoelde advies van de Commissie brengt de betrokken bevoegde instantie het herziene preventieve actieplan of het noodplan ter kennis van de Commissie of deelt zij de Commissie de redenen mee waarom zij niet instemt met de aanbevelingen.

Wordt er geen overeenstemming bereikt over de in lid 8 bedoelde elementen, dan kan de Commissie binnen vier maanden na het antwoord van de bevoegde instantie haar verzoek intrekken of een vergadering beleggen met de betrokken bevoegde instantie en, indien de Commissie dat noodzakelijk acht, de GCG, om de kwestie te bespreken. De Commissie motiveert haar verzoek tot wijziging van het preventieve actieplan of het noodplan uitvoerig. De betrokken bevoegde instantie houdt ten volle rekening met de uitvoerige motivering van de Commissie.

In voorkomend geval wijzigt de betrokken bevoegde instantie onverwijld het herziene preventieve actieplan of noodplan en maakt zij dit openbaar.

Indien het definitieve standpunt van de betrokken bevoegde instantie afwijkt van de uitvoerige motivering van de Commissie, maakt eerstgenoemde binnen twee maanden na ontvangst van de uitvoerige motivering van de Commissie zowel haar eigen standpunt als de uitvoerige motivering van de Commissie openbaar, alsook de redenen die aan haar standpunt ten grondslag liggen.

10.  
Voor niet-marktgebaseerde maatregelen die op of na 1 november 2017 worden vastgesteld, geldt de procedure van artikel 9, leden 4, 6, 8 en 9.
11.  
Het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie wordt geëerbiedigd.
12.  
De krachtens Verordening (EU) nr. 994/2010 opgestelde preventieve actieplannen en noodplannen blijven, ook als zij bijgewerkt zijn overeenkomstig die verordening, van kracht totdat de eerste in lid 1 van dit artikel bedoelde preventieve actieplannen en noodplannen zijn opgesteld.

Artikel 9

Inhoud van preventieve actieplannen

1.  

Het preventieve actieplan bevat:

a) 

de resultaten van de risico-evaluatie en een samenvatting van de in aanmerking genomen scenario's, als bedoeld in artikel 7, lid 4, onder c);

b) 

de definitie van beschermde afnemers en de in artikel 6, lid 1, tweede alinea, omschreven informatie;

c) 

de maatregelen, volumes en capaciteiten die nodig zijn om te voldoen aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde gasleverings- en infrastructuurnormen, waaronder in voorkomend geval de mate waarin maatregelen aan de vraagzijde een verstoring van de gaslevering als bedoeld in artikel 5, lid 2, tijdig en op afdoende wijze kunnen ondervangen, de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang ingeval artikel 5, lid 3, wordt toegepast, de benodigde gasvolumes per categorie beschermde afnemers en per scenario als bedoeld in artikel 6, lid 1, en elke strengere gasleveringsnorm, met elke toelichting die aantoont dat aan de in artikel 6, lid 2, vastgestelde voorwaarden wordt voldaan en een beschrijving van het mechanisme om elke strengere gasleveringsnorm of aanvullende verplichting overeenkomstig artikel 11, lid 3, tijdelijk te beperken;

d) 

de verplichtingen voor aardgasbedrijven, in voorkomend geval elektriciteitsbedrijven, en andere relevante entiteiten die waarschijnlijk invloed hebben op de gasleveringszekerheid, bijvoorbeeld verplichtingen met betrekking tot het veilig functioneren van het gassysteem;

e) 

overige preventieve maatregelen voor het tegengaan van de in de risico-evaluatie geïdentificeerde risico's, zoals maatregelen betreffende de noodzaak om interconnecties tussen naburige lidstaten en de energie-efficiëntie te verbeteren, de gasvraag te beperken, of de mogelijkheid om in voorkomend geval gasaanvoerroutes en bronnen van gas en het regionale gebruik van bestaande opslag- en LNG-capaciteiten te diversifiëren, teneinde alle afnemers van gas zo goed mogelijk te kunnen blijven voorzien;

f) 

informatie over de economische gevolgen, doeltreffendheid en efficiëntie van de maatregelen in het plan, met inbegrip van de verplichtingen als bedoeld onder k);

g) 

een beschrijving van de gevolgen van de maatregelen uit het plan voor de werking van de interne energiemarkt en de nationale markten, met inbegrip van de verplichtingen als bedoeld onder k);

h) 

een beschrijving van de uitwerking van de maatregelen op het milieu en de afnemers;

i) 

de mechanismen voor samenwerking met andere lidstaten, inclusief de mechanismen voor het opstellen en uitvoeren van de preventieve actieplannen en noodplannen;

j) 

informatie over bestaande en toekomstige interconnecties en infrastructuur, waaronder interconnecties en infrastructuur die toegang bieden tot de interne markt, grensoverschrijdende gasstromen, grensoverschrijdende toegang tot opslag- en LNG-installaties en de bidirectionele capaciteit, met name bij noodsituaties;

k) 

informatie over alle openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de gasleveringszekerheid.

Kritieke informatie over de punten a), c) en d) van de eerste alinea, die bij bekendmaking de gasleveringszekerheid in gevaar zou kunnen brengen, mag worden weggelaten.

2.  
In de preventieve actieplannen wordt, met name bij de maatregelen om aan de in artikel 5 omschreven infrastructuurnorm te voldoen, rekening gehouden met het overeenkomstig artikel 8, lid 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009 door het ENTSB-G opgestelde Uniewijde tienjarige netwerkontwikkelingsplan.
3.  
Het preventieve actieplan berust hoofdzakelijk op marktgebaseerde maatregelen, legt aardgasbedrijven geen onnodige lasten op en heeft geen negatieve gevolgen voor de werking van de interne gasmarkt.
4.  
De lidstaten, en met name hun bevoegde instanties, zorgen ervoor dat alle preventieve, niet-marktgebaseerde maatregelen, zoals de maatregelen als bedoeld in bijlage VIII, die op of na 1 november 2017 worden vastgesteld, voldoen aan de criteria van artikel 6, lid 2, eerste alinea, ongeacht of zij deel uitmaken van het preventieve actieplan dan wel later worden vastgesteld.
5.  
De bevoegde instantie maakt alle in lid 4 bedoelde maatregelen bekend die nog niet in het preventieve actieplan zijn opgenomen, en stelt de Commissie in kennis van de beschrijving van die maatregelen en van de gevolgen ervan voor de nationale gasmarkt, en voor zover mogelijk, op de gasmarkten van andere lidstaten.
6.  
Indien de Commissie twijfelt aan de verenigbaarheid van een in lid 4 bedoelde maatregel met de criteria van artikel 6, lid 2, eerste alinea, verzoekt zij de betrokken lidstaat om een effectbeoordeling voor te leggen.
7.  

Een effectbeoordeling uit hoofde van lid 6 heeft ten minste betrekking op het volgende:

a) 

de potentiële gevolgen voor de ontwikkeling van de nationale gasmarkt en de mededinging op nationaal niveau;

b) 

de potentiële gevolgen voor de interne markt voor gas;

c) 

de potentiële gevolgen voor de gasleveringszekerheid van naburige lidstaten, met name wat betreft de maatregelen die de liquiditeit op regionale markten kunnen verminderen of de stromen naar naburige lidstaten kunnen beperken;

d) 

de kosten en baten in vergelijking met alternatieve marktgebaseerde maatregelen;

e) 

een beoordeling van de noodzaak en evenredigheid in vergelijking met eventuele marktgebaseerde maatregelen;

f) 

een beoordeling of de maatregel gelijke kansen voor alle marktdeelnemers waarborgt;

g) 

een uitfaseringsstrategie, de verwachte duur van de voorgenomen maatregel en een passend tijdschema voor herziening.

De onder a) en b) bedoelde analyse wordt verricht door de nationale regulerende instantie. De effectbeoordeling wordt door de bevoegde instantie openbaar gemaakt en meegedeeld aan de Commissie.

8.  
Wanneer de Commissie op basis van de effectbeoordeling van oordeel is dat de maatregel de gasleveringszekerheid van andere lidstaten of van de Unie in gevaar kan brengen, neemt zij binnen vier maanden na de kennisgeving van de effectbeoordeling een besluit waarin zij in de vereiste mate de wijziging of intrekking van de maatregel eist.

De maatregel treedt pas in werking nadat deze door de Commissie is goedgekeurd of overeenkomstig het besluit van de Commissie is gewijzigd.

De termijn van vier maanden gaat in op de dag na ontvangst van een volledige kennisgeving. Met instemming van zowel de Commissie als de bevoegde instantie kan de termijn van vier maanden worden verlengd.

9.  
Wanneer de Commissie op basis van de effectbeoordeling van oordeel is dat de maatregel niet voldoet aan de criteria in artikel 6, lid 2, eerste alinea, kan zij binnen vier maanden na de kennisgeving van de effectbeoordeling een advies uitbrengen. De procedure van artikel 8, leden 8 en 9, is van toepassing.

De termijn van vier maanden gaat in op de dag na ontvangst van een volledige kennisgeving. Met instemming van zowel de Commissie als de bevoegde instantie kan de termijn van vier maanden worden verlengd.

10.  
Artikel 8, lid 9, is van toepassing op elke maatregel die is onderworpen aan de leden 6 tot en met 9 van dit artikel.
11.  
Het preventieve actieplan wordt na 1 maart 2019 om de vier jaar bijgewerkt, of vaker indien de omstandigheden dit rechtvaardigen of de Commissie hierom verzoekt. In het bijgewerkte plan wordt rekening gehouden met de bijgewerkte risico-evaluatie en de resultaten van de overeenkomstig artikel 10, lid 3, verrichte tests. Artikel 8 is van toepassing op het bijgewerkte plan.

Artikel 10

Inhoud van noodplannen

1.  

Het noodplan:

a) 

gaat uit van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus;

b) 

beschrijft op elk van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus de rol en de verantwoordelijkheden van aardgasbedrijven, in voorkomend geval van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit, en van industriële gasafnemers, met inbegrip van betrokken elektriciteitsproducenten, rekening houdend met de mate waarin zij worden getroffen door verstoringen van de gaslevering, met hun interactie met de bevoegde instanties en, in voorkomend geval, de nationale regulerende instanties;

c) 

omschrijft op elk van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties en de andere entiteiten waaraan de in artikel 3, lid 2, bedoelde taken zijn gedelegeerd;

d) 

waarborgt dat aardgasbedrijven en industriële gasafnemers, met inbegrip van betrokken elektriciteitsproducenten, voldoende mogelijkheid krijgen om te reageren op de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus;

e) 

wijst in voorkomend geval de nodige maatregelen en acties aan om de mogelijke gevolgen voor een verstoring van de gaslevering op stadsverwarming en de levering van met gas opgewekte elektriciteit te beperken, onder meer aan de hand van een geïntegreerde benadering van de werking van energiesystemen op basis van zowel elektriciteit als gas, indien van toepassing;

f) 

bevat gedetailleerde procedures en maatregelen die voor elk van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus moeten worden gevolgd, inclusief de bijbehorende schema's met informatiestromen;

g) 

wijst een crisismanager aan en omschrijft diens rol;

h) 

omschrijft welke bijdrage marktgebaseerde maatregelen kunnen leveren aan het oplossen van situaties op alarmniveau en het beperken van problemen op het noodsituatieniveau;

i) 

beschrijft de bijdrage van niet-marktgebaseerde maatregelen die bij noodsituaties zijn gepland of moeten worden uitgevoerd, en bevat een evaluatie van de mate waarin zij nodig zijn voor het oplossen van een crisis. De effecten van niet-marktgebaseerde maatregelen worden geëvalueerd en er worden procedures vastgesteld voor de uitvoering ervan. Niet-marktgebaseerde maatregelen worden uitsluitend gebruikt wanneer marktmechanismen alleen de leveringszekerheid niet langer kunnen waarborgen, met name voor beschermde afnemers of voor de toepassing van artikel 13;

j) 

omschrijft voor elk van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus de mechanismen voor samenwerking met andere lidstaten en de regelingen voor informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties;

k) 

bevat een nadere omschrijving van de rapportageverplichtingen van aardgasbedrijven en, indien van toepassing, elektriciteitsbedrijven op het alarm- en het noodsituatieniveau;

l) 

beschrijft de technische en juridische regelingen om onnodig gasverbruik door afnemers die op het gasdistributie- of transmissienet aangesloten zijn maar geen beschermde afnemers zijn, te voorkomen;

m) 

beschrijft de technische, juridische en financiële regelingen waarmee de in artikel 13 bedoelde solidariteitsverplichtingen worden vervuld;

n) 

bevat een raming van de gasvolumes die door door solidariteit beschermde afnemers zouden kunnen worden verbruikt; de raming omvat in ieder geval de in artikel 6, lid 1, beschreven gevallen;

o) 

bevat een lijst van vooraf vastgestelde acties om in een noodsituatie gas beschikbaar te stellen, met inbegrip van commerciële overeenkomsten tussen de bij deze acties betrokken partijen en in voorkomend geval de compensatiemechanismen voor aardgasbedrijven, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het vertrouwelijke karakter van gevoelige gegevens. Tot deze acties kunnen onder meer grensoverschrijdende overeenkomsten tussen lidstaten en/of aardgasbedrijven behoren.

Ter voorkoming van onnodig gasverbruik tijdens een noodsituatie als bedoeld in punt l) van de eerste alinea, of tijdens de toepassing van de in artikel 11, lid 2, en artikel 13 bedoelde maatregelen, informeert de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat niet-beschermde afnemers dat zij hun gasverbruik moeten beëindigen of verminderen zonder technisch onveilige situaties te creëren.

2.  
Het noodplan wordt na 1 maart 2019 om de vier jaar bijgewerkt, of vaker indien de omstandigheden dit rechtvaardigen of de Commissie hierom verzoekt. In het bijgewerkte plan wordt rekening gehouden met de bijgewerkte risico-evaluatie en de resultaten van de overeenkomstig lid 3 van dit artikel verrichte tests. Artikel 8, leden 4 tot en met 11, is van toepassing op het bijgewerkte plan.
3.  
De in het noodplan vervatte maatregelen, acties en procedures worden in de periode tussen twee vierjaarlijkse bijwerkingen als bedoeld in lid 2, minstens eenmaal getest. Om het noodplan te testen, werkt de bevoegde instantie met hoge- en middelhoge-gevolgscenario's en real-time responsen, in overeenstemming met dat noodplan. De testresultaten worden door de bevoegde instantie gepresenteerd aan de GCG.
4.  
Het noodplan zorgt ervoor dat grensoverschrijdende toegang tot infrastructuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009 gehandhaafd blijft, voor zover dat technisch en vanuit het oogpunt van de veiligheid mogelijk is in het geval van een noodsituatie, en het bevat geen maatregelen die grensoverschrijdende gasstromen onnodig beperken.

Artikel 11

Afkondiging van een crisis

1.  

Er zijn de volgende drie crisisniveaus:

a) 

niveau van vroegtijdige waarschuwing („vroegtijdige waarschuwing”): wanneer uit concrete, ernstige en betrouwbare informatie blijkt dat er zich een gebeurtenis kan voordoen die de gasleveringssituatie aanzienlijk kan doen verslechteren en kan leiden tot het ontstaan van een alarm- of een noodsituatieniveau; het niveau van vroegtijdige waarschuwing kan worden geactiveerd door een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing;

b) 

alarmniveau („alarm”): wanneer er zich een verstoring van de gaslevering of een uitzonderlijk hoge gasvraag voordoet die de gasleveringssituatie aanzienlijk doet verslechteren, maar de markt nog in staat is deze verstoring of vraag op te vangen zonder gebruik te moeten maken van niet-marktgebaseerde maatregelen;

c) 

noodsituatieniveau („noodsituatie”): wanneer zich een uitzonderlijk hoge gasvraag, een aanzienlijke verstoring van de gaslevering of een andere aanzienlijke verslechtering van de gasleveringssituatie voordoet, en alle relevante marktgebaseerde maatregelen zijn toegepast maar de gaslevering niet volstaat om aan de resterende gasvraag te voldoen en er dus bijkomend ook niet-marktgebaseerde maatregelen moeten worden genomen, met name om gasleveringen aan beschermde afnemers overeenkomstig artikel 6 veilig te stellen.

2.  
Wanneer de bevoegde instantie een van de in lid 1 bedoelde crisisniveaus afkondigt, brengt zij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten waarmee de lidstaat van die bevoegde instantie rechtstreeks verbonden is, daarvan onmiddellijk op de hoogte en verstrekt zij hun alle nodige informatie, met name over stappen die zij voornemens is te ondernemen. In het geval van een noodsituatie die kan resulteren in een oproep tot bijstand van de Unie en haar lidstaten, stelt de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties van de Commissie (Emergency Response Coordination Centre — ERCC) daarvan onverwijld in kennis.
3.  
Wanneer een lidstaat een noodsituatie heeft afgekondigd en heeft aangegeven dat grensoverschrijdende maatregelen nodig zijn, wordt elke verhoogde gasleveringsnorm of aanvullende verplichting die krachtens artikel 6, lid 2, is opgelegd aan aardgasbedrijven in andere lidstaten in dezelfde risicogroep, tijdelijk verlaagd tot het in artikel 6, lid 1, vastgestelde niveau.

De in de eerste alinea van dit lid neergelegde verplichtingen houden op van toepassing te zijn onmiddellijk nadat de bevoegde instantie het einde van de noodsituatie afkondigt, of nadat de Commissie, overeenkomstig lid 8, eerste alinea, besluit dat de afkondiging van een noodsituatie niet of niet langer gerechtvaardigd is.

4.  
Wanneer de bevoegde instantie een noodsituatie afkondigt, voert zij de in het noodplan vooraf vastgestelde maatregelen uit en brengt zij de Commissie, de bevoegde instanties in de risicogroep en de bevoegde instanties van de lidstaten waarmee de lidstaat van die bevoegde instantie rechtstreeks verbonden is, onmiddellijk op de hoogte van met name de stappen die zij voornemens is te ondernemen. In gerechtvaardigde uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde instantie maatregelen nemen die afwijken van het noodplan. De bevoegde instantie brengt de Commissie en de bevoegde instanties in haar risicogroep, als bepaald in bijlage I, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten waarmee de lidstaat van de bevoegde instantie rechtstreeks verbonden is, onmiddellijk op de hoogte van deze maatregelen en verstrekt een motivering voor de afwijking.
5.  
De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat wanneer een noodsituatie wordt afgekondigd in een naburige lidstaat, de capaciteit op de interconnectiepunten naar die lidstaat, ongeacht of de capaciteit vast of afschakelbaar is, en ongeacht of zij vóór of tijdens de noodsituatie is gereserveerd, prioriteit heeft boven concurrerende capaciteit op exitpunten naar opslaginstallaties. De systeemgebruiker van de prioritair toegewezen capaciteit betaalt meteen een billijke compensatie aan de systeemgebruiker van de vaste capaciteit voor de financiële verliezen die zijn geleden ten gevolge van de prioritering, waaronder een evenredige terugbetaling voor de kosten van het onderbreken van de vaste capaciteit. Het proces van vaststelling en betaling van de compensatie heeft geen invloed op de toepassing van de prioriteitsregel.
6.  

De lidstaten en met name de bevoegde instanties zorgen ervoor dat:

a) 

geen maatregelen worden genomen die de gasstroom binnen de interne markt op enig moment onnodig beperken;

b) 

er geen maatregelen worden genomen die de gasleveringssituatie in een andere lidstaat ernstig in gevaar kunnen brengen, en

c) 

grensoverschrijdende toegang tot infrastructuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009 gehandhaafd blijft, voor zover dat technisch en uit het oogpunt van de veiligheid mogelijk is, overeenkomstig het noodplan.

7.  

Gedurende een noodsituatie en op redelijke gronden kan een lidstaat op verzoek van de betrokken transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas besluiten om de gaslevering aan bepaalde cruciale gasgestookte energiecentrales te laten prevaleren boven de levering aan bepaalde categorieën van beschermde afnemers, wanneer de onderbreking van de gastoevoer aan dergelijke cruciale gasgestookte energiecentrales:

a) 

de werking van het elektriciteitssysteem ernstig kan beschadigen, of

b) 

de productie en/of het transport van gas zou verhinderen.

De lidstaten moeten dergelijke maatregelen baseren op de risico-evaluatie.

Cruciale gasgestookte energiecentrales als bedoeld in de eerste alinea worden duidelijk geïdentificeerd, samen met de voor een dergelijke maatregel benodigde mogelijke gasvolumes, en worden in de regionale hoofdstukken van de preventieve actieplannen en noodplannen opgenomen. De identificatie ervan gebeurt in nauwe samenwerking met de transmissiesysteembeheerders van het elektriciteitssysteem en het gassysteem van de betrokken lidstaat.

8.  
De Commissie onderzoekt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen vijf dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie van de bevoegde instantie, of de afkondiging van een noodsituatie overeenkomstig lid 1, onder c), gerechtvaardigd is en of de genomen maatregelen zo nauw mogelijk aansluiten bij de in het noodplan vermelde acties, aardgasbedrijven geen onevenredige lasten opleggen en in overeenstemming zijn met lid 6. De Commissie kan op verzoek van een andere bevoegde instantie, van aardgasbedrijven dan wel op eigen initiatief de bevoegde instantie verzoeken de maatregelen te wijzigen wanneer die in strijd zijn met de in de eerste zin van dit lid genoemde voorwaarden. De Commissie kan de bevoegde instantie eveneens verzoeken het einde van de noodsituatie af te kondigen, wanneer zij concludeert dat de afkondiging van een noodsituatie niet of niet langer gerechtvaardigd is overeenkomstig lid 1, onder c).

Binnen drie dagen na kennisgeving van het verzoek van de Commissie wijzigt de bevoegde instantie de maatregelen en stelt zij de Commissie daarvan in kennis, of licht zij de Commissie in over de redenen waarom er niet kan worden ingestemd met het verzoek. In dat laatste geval kan de Commissie, binnen een termijn van drie dagen nadat zij is ingelicht, haar verzoek wijzigen of intrekken dan wel een vergadering beleggen met de betrokken bevoegde instantie of, in voorkomend geval, de betrokken bevoegde instanties en, indien de Commissie dat noodzakelijk acht, de GCG, om de zaak te bespreken. De Commissie motiveert haar verzoek tot wijziging van de maatregelen uitvoerig. De bevoegde instantie houdt ten volle rekening met het standpunt van de Commissie. Indien het definitieve besluit van de bevoegde instantie afwijkt van het standpunt van de Commissie, geeft de bevoegde instantie de motivering daarvoor.

9.  
Wanneer de bevoegde instantie het einde van een van de in lid 1 bedoelde crisisniveaus afkondigt, brengt deze de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten waarmee de lidstaat van die bevoegde instantie rechtstreeks verbonden is, daarvan op de hoogte.

Artikel 12

Reactie op een noodsituatie op regionaal of Unieniveau

1.  
Op verzoek van een bevoegde instantie die een noodsituatie heeft afgekondigd, en na het onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 8, kan de Commissie een noodsituatie afkondigen op regionaal of Unieniveau.

Op verzoek van ten minste twee bevoegde instanties die een noodsituatie hebben afgekondigd, kondigt de Commissie na het onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 8, en indien de redenen voor dergelijke noodsituaties met elkaar verband houden, naargelang het geval een noodsituatie op regionaal of Unieniveau af.

In alle gevallen wint de Commissie, wanneer zij een noodsituatie afkondigt op regionaal of Unieniveau, met gebruik van de communicatiemiddelen die in deze situatie het meest geschikt zijn, de standpunten van andere bevoegde instanties in en houdt zij naar behoren rekening met alle door hen verstrekte informatie. Indien de Commissie op basis van een evaluatie besluit dat de achterliggende redenen voor de noodsituatie op regionaal of Unieniveau niet langer de afkondiging van een noodsituatie rechtvaardigen, kondigt zij het einde van de noodsituatie op regionaal of Unieniveau af en motiveert ze haar besluit en stelt zij de Raad ervan in kennis.

2.  
Zodra de Commissie een noodsituatie op regionaal of Unieniveau afkondigt, roept zij de GCG bijeen.
3.  

Bij een noodsituatie op regionaal of Unieniveau coördineert de Commissie de maatregelen van de bevoegde instanties, waarbij zij ten volle rekening houdt met relevante informatie van de GCG en met de resultaten van de raadpleging van die groep. De Commissie zorgt met name voor:

a) 

uitwisseling van informatie;

b) 

consistentie en effectiviteit van de maatregelen die op lidstaat- en op regionaal niveau worden genomen ten aanzien van het Unieniveau;

c) 

coördinatie van de maatregelen ten aanzien van derde landen.

4.  
De Commissie kan een crisismanagementgroep bijeenbrengen, bestaande uit de in artikel 10, lid 1, onder g), bedoelde crisismanagers van de lidstaten die betrokken zijn bij de noodsituatie. De Commissie kan in overleg met de crisismanagers andere relevante belanghebbenden uitnodigen om deel te nemen. De Commissie ziet erop toe dat de GCG regelmatig wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de crisismanagementgroep.
5.  

De lidstaten en met name de bevoegde instanties zorgen ervoor dat:

a) 

er geen maatregelen worden genomen die de gasstroom binnen de interne markt, en met name de gasstroom naar de getroffen markten, op enig moment onnodig beperken;

b) 

er geen maatregelen worden genomen die de gasleveringssituatie in een andere lidstaat ernstig in gevaar kunnen brengen, en

c) 

grensoverschrijdende toegang tot infrastructuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009 gehandhaafd blijft, voor zover dat technisch en uit veiligheidsoogpunt mogelijk is, overeenkomstig het noodplan.

6.  
Wanneer de Commissie op verzoek van een bevoegde instantie of van een aardgasbedrijf dan wel op eigen initiatief oordeelt dat in een noodsituatie op regionaal of Unieniveau een door een lidstaat of een bevoegde instantie genomen maatregel dan wel een gedraging van een aardgasbedrijf in strijd is met lid 5, verzoekt zij die lidstaat of die bevoegde instantie de maatregel te wijzigen dan wel stappen te ondernemen om de naleving van lid 5 te waarborgen, en vermeldt zij de motivering daarvoor. Er wordt naar behoren rekening gehouden met de noodzaak het gassysteem te allen tijde veilig te exploiteren.

Binnen drie dagen na kennisgeving van het verzoek van de Commissie wijzigt de lidstaat of de bevoegde instantie de maatregel en stelt deze de Commissie daarvan in kennis, of licht deze de Commissie in over de redenen waarom er niet kan worden ingestemd met het verzoek. In dat geval kan de Commissie, binnen drie dagen nadat zij is ingelicht, haar verzoek wijzigen of intrekken dan wel een vergadering beleggen met de lidstaat of de bevoegde instantie en, indien de Commissie dat noodzakelijk acht, met de GCG om de zaak te bespreken. De Commissie motiveert haar verzoek tot wijziging van de maatregelen uitvoerig. De lidstaat of de bevoegde instantie houdt ten volle rekening met het standpunt van de Commissie. Indien het definitieve besluit van de bevoegde instantie of de lidstaat afwijkt van het standpunt van de Commissie, geeft deze de motivering hiervoor aan.

7.  
Na raadpleging van de GCG stelt de Commissie een permanente reservelijst op voor een toezichthoudende taakgroep met deskundigen uit het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de Commissie. De taakgroep kan indien nodig buiten de Unie worden ingezet, monitort de gasstromen naar de Unie en brengt daarover verslag uit, in samenwerking met de derde landen die gas leveren en doorvoeren.
8.  
De bevoegde instantie verstrekt het ERCC van de Commissie alle nodige informatie over de behoefte aan bijstand. Het ERCC evalueert de algemene situatie en adviseert over het verlenen van bijstand aan de meest getroffen lidstaten, en indien nodig aan derde landen.

Artikel 13

Solidariteit

1.  
Indien een lidstaat krachtens dit artikel om toepassing van de solidariteitsmaatregel heeft verzocht, neemt een lidstaat die rechtstreeks met de verzoekende lidstaat verbonden is of, indien de lidstaat dit bepaalt, zijn bevoegde instantie of zijn transmissie- of distributiesysteembeheerder, voor zover dat mogelijk is zonder onveilige situaties te scheppen, de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gaslevering aan niet door solidariteit beschermde afnemers op zijn grondgebied wordt beperkt of stopgezet voor zover dat nodig is en zolang de gaslevering aan door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat niet is verzekerd. De verzoekende lidstaat zorgt ervoor dat het betreffende gasvolume daadwerkelijk wordt geleverd aan de door solidariteit beschermde afnemers op zijn grondgebied.

In uitzonderlijke omstandigheden en op basis van een naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas aan diens bevoegde instantie, kan ook de gaslevering aan bepaalde cruciale gasgestookte energiecentrales, als omschreven in artikel 11, lid 7, in de solidariteit verstrekkende lidstaat worden voortgezet wanneer de onderbreking van de gastoevoer naar deze centrales de werking van het elektriciteitssysteem ernstig zou beschadigen of de productie en/of het transport van gas zou verhinderen.

2.  
Een lidstaat verstrekt de solidariteit ook aan een andere lidstaat waarmee hij via een derde land verbonden is, tenzij stromen via het derde land beperkt zijn. Voor deze verruiming van de solidariteitsmaatregel is de instemming van de betrokken lidstaten vereist, welke, naargelang passend, het derde land waardoor zij met elkaar verbonden zijn, daarbij betrekken.
3.  

Een solidariteitsmaatregel is een uiterste middel en is enkel van toepassing indien de verzoekende lidstaat:

a) 

ondanks de toepassing van de in artikel 11, lid 2, bedoelde maatregel niet in staat is geweest het tekort in de gaslevering aan zijn door solidariteit beschermde afnemers te dekken;

b) 

alle marktgebaseerde maatregelen en alle maatregelen uit zijn noodplan heeft uitgeput;

c) 

een expliciet verzoek heeft gericht aan de Commissie en aan de bevoegde instanties van alle lidstaten waarmee hij rechtstreeks of, overeenkomstig lid 2, via een derde land is verbonden; dit verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de in punt b) van dit lid bedoelde maatregelen die zijn toegepast;

d) 

zich ertoe heeft verbonden snel een billijke compensatie te betalen aan de solidariteit verstrekkende lidstaat, overeenkomstig lid 8.

4.  
Indien meer dan één lidstaat solidariteit zou kunnen verstrekken aan een verzoekende lidstaat, kiest de verzoekende lidstaat, na alle lidstaten die solidariteit moeten verstrekken te hebben geraadpleegd, het meest voordelige aanbod op grond van kosten, levertermijn, betrouwbaarheid en diversificatie van de gaslevering. Het aanbod van de betrokken lidstaten is in eerste instantie gebaseerd op vrijwillige maatregelen aan de vraagzijde, zo veel en zo lang als mogelijk, en pas daarna op niet-marktgebaseerde maatregelen.
5.  
Indien marktgebaseerde maatregelen voor de lidstaat die solidariteit verstrekt onvoldoende blijken om het tekort in de gaslevering aan de door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat te verhelpen, kan de lidstaat die solidariteit verstrekt niet-marktgebaseerde maatregelen invoeren om aan de verplichtingen van de leden 1 en 2 te voldoen.
6.  
De bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat brengt de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten die solidariteit verstrekken onmiddellijk op de hoogte wanneer de gaslevering aan door solidariteit beschermde afnemers op haar grondgebied wordt verzekerd, of wanneer de verplichtingen uit hoofde van de leden 1 en 2 op basis van zijn behoeften worden beperkt, of wanneer zij worden opgeschort op verzoek van de lidstaat die solidariteit ontvangt.
7.  
De verplichtingen uit hoofde van de leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd het technisch veilig en betrouwbaar functioneren van het gassysteem van een lidstaat die solidariteit verstrekt en de limiet van de maximale interconnectie-exportcapaciteit van de infrastructuur van de betrokken lidstaat naar de verzoekende lidstaat. Die omstandigheden, in het bijzonder de omstandigheden waarin de markt tot de maximale interconnectiecapaciteit zal leveren, kunnen deel uitmaken van technische, juridische en financiële regelingen.
8.  

Solidariteit uit hoofde van deze verordening wordt verstrekt op basis van compensatie. De lidstaat die om solidariteit verzoekt, betaalt meteen, of zorgt voor de spoedige betaling van, een billijke compensatie aan de solidariteit verstrekkende lidstaat. Dergelijke billijke compensatie dekt minstens:

a) 

het op het grondgebied van de verzoekende lidstaat geleverde gas;

b) 

alle andere relevante en redelijke kosten waarmee het verstrekken van solidariteit gepaard is gegaan, met inbegrip van, in voorkomend geval, op voorhand bepaalde kosten van dergelijke maatregelen;

c) 

de terugbetaling van compensatie voortvloeiend uit gerechtelijke procedures, arbitrageprocedures of soortgelijke procedures en schikkingen, en van de kosten in verband met dergelijke procedures waarbij de solidariteit verstrekkende lidstaat betrokken is ten overstaan van entiteiten die bij het verstrekken van de solidariteit betrokken zijn.

Billijke compensatie uit hoofde van de eerste alinea omvat onder meer alle redelijke kosten die de solidariteit verstrekkende lidstaat maakt als gevolg van een verplichting om compensatie te betalen krachtens de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten en de voor de toepassing van dit artikel geldende internationale verplichtingen, alsmede andere redelijke kosten die uit het betalen van compensatie overeenkomstig nationale compensatieregelingen voortvloeien.

Uiterlijk op 1 december 2018 stellen de lidstaten de nodige maatregelen vast, in het bijzonder de technische, juridische en financiële regelingen uit hoofde van lid 10, tot uitvoering van de eerste en de tweede alinea van dit lid. Dergelijke maatregelen kunnen voorzien in de praktische regelingen voor spoedige betaling.

9.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de bepalingen van dit artikel worden toegepast in overeenstemming met de Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de relevante internationale verplichtingen. Zij nemen daartoe de nodige maatregelen.
10.  

Uiterlijk op 1 december 2018 nemen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van de maatregelen overeengekomen in technische, juridische en financiële regelingen, om ervoor te zorgen dat overeenkomstig de leden 1 en 2 gas wordt geleverd aan de door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat. De technische, juridische en financiële regelingen worden overeengekomen tussen de lidstaten die rechtstreeks of, overeenkomstig lid 2, via een derde land met elkaar verbonden zijn, en worden in hun respectieve noodplannen omschreven. Deze regelingen kunnen onder meer betrekking hebben op de volgende elementen:

a) 

de operationele veiligheid van netwerken;

b) 

de toepassing van gasprijzen en/of de methode voor het bepalen ervan, rekening houdend met het effect op de werking van de markt;

c) 

het gebruik van interconnecties, met inbegrip van bidirectionele capaciteit en ondergrondse gasopslag;

d) 

gasvolumes of de methode voor het bepalen ervan;

e) 

de categorieën van kosten die onder de regeling voor billijke en spoedige compensatie moeten vallen, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de schade geleden door bedrijfstakken die gekort zijn in hun leveringen;

f) 

een indicatie van de methode voor de berekening van de billijke compensatie.

De financiële regeling die de lidstaten onderling overeenkomen voordat om solidariteit wordt verzocht, bevat bepalingen ter berekening van de billijke compensatie van minstens alle relevante en redelijke kosten die bij het verstrekken van solidariteit worden gemaakt, en de verbintenis dat die compensatie zal worden betaald.

Compensatiemechanismen bevatten prikkels om deel te nemen aan marktgebaseerde oplossingen, zoals veilingen en vraagresponsmechanismen. Deze mechanismen creëren geen perverse prikkels, onder meer in financiële zin, waardoor marktdeelnemers maatregelen zouden uitstellen totdat niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast. Alle compensatiemechanismen of ten minste de samenvattingen ervan worden in de noodplannen opgenomen.

11.  
Zolang een lidstaat in het gasverbruik van zijn door solidariteit beschermde afnemers kan voorzien met eigen productie, wordt hij vrijgesteld van de verplichting om met het oog op het ontvangen van solidariteit technische, juridische en financiële regelingen te sluiten met lidstaten waarmee hij rechtstreeks of, overeenkomstig lid 2, via een derde land, verbonden is. Dergelijke vrijstelling doet geen afbreuk aan de verplichting van de betreffende lidstaat om solidariteit te verstrekken aan andere lidstaten uit hoofde van dit artikel.
12.  
Uiterlijk op 1 december 2017 en na raadpleging van de GCG stelt de Commissie juridisch niet-bindende richtsnoeren op voor de essentiële elementen van de technische, juridische en financiële regelingen, met name betreffende de praktische toepassing van de in de leden 8 en 10 beschreven elementen.
13.  
Wanneer de lidstaten het per 1 oktober 2018 niet eens zijn over de nodige technische, juridische en financiële regelingen, kan de Commissie na raadpleging van de betrokken bevoegde instanties een raamwerk voor dergelijke maatregelen voorstellen waarin de nodige beginselen voor het operationeel maken ervan worden omschreven, dit op basis van de in lid 12 vermelde richtsnoeren van de Commissie. De lidstaten voltooien hun regelingen uiterlijk op 1 december 2018 en houden daarbij zo veel mogelijk rekening met het voorstel van de Commissie.
14.  
Indien de lidstaten geen overeenstemming bereiken over hun technische, juridische en financiële regelingen of deze niet voltooien, laat dit de toepasselijkheid van dit artikel onverlet. In dat geval komen de betrokken lidstaten de nodige ad-hocmaatregelen overeen en gaat de om solidariteit verzoekende lidstaat een verbintenis aan overeenkomstig lid 3, onder d).
15.  
Onmiddellijk nadat het einde van een noodsituatie is afgekondigd of de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 8, eerste alinea, concludeert dat de afkondiging van een noodsituatie niet of niet langer gerechtvaardigd is, zijn de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde verplichtingen niet meer van toepassing.
16.  
Wanneer de Unie kosten moet maken ingevolge een aansprakelijkheid, niet zijnde een aansprakelijkheid voor onwettige handelingen of onwettige gedragingen als bedoeld in artikel 340, tweede alinea, VWEU, in verband met maatregelen die de lidstaten uit hoofde van dit artikel moeten nemen, worden die kosten haar door de solidariteit ontvangende lidstaat terugbetaald.

Artikel 14

Gegevensuitwisseling

1.  

Wanneer een lidstaat een van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus heeft afgekondigd, stellen de betrokken aardgasbedrijven aan de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat dagelijks in het bijzonder de volgende informatie ter beschikking:

a) 

de prognoses van de dagelijkse gasvraag en gaslevering voor de volgende drie dagen in miljoen m3 per dag (mcm/d);

b) 

de dagelijkse gasstroom, in miljoen m3 per dag (mcm/d), op alle grensoverschrijdende entry- en exitpunten alsmede op alle punten die een productiefaciliteit, een opslaginstallatie of een LNG-terminal met het net verbinden;

c) 

de periode, uitgedrukt in dagen, waarvoor gaslevering aan beschermde afnemers naar verwachting kan worden gewaarborgd.

2.  

In het geval van een noodsituatie op regionaal of Unieniveau kan de Commissie de in lid 1 bedoelde bevoegde instantie verzoeken haar onverwijld ten minste de volgende informatie te verstrekken:

a) 

de in lid 1 genoemde informatie;

b) 

informatie over de maatregelen die de bevoegde instantie voornemens is te nemen of reeds ten uitvoer heeft gelegd om de noodsituatie te beheersen, alsmede informatie over de doeltreffendheid van die maatregelen;

c) 

de ingediende verzoeken betreffende door andere bevoegde instanties te nemen aanvullende maatregelen;

d) 

de maatregelen die ten uitvoer zijn gelegd op verzoek van andere bevoegde instanties.

3.  
Na een noodsituatie verstrekt de in lid 1 bedoelde bevoegde instantie de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na opheffing van de noodsituatie een gedetailleerde evaluatie van de noodsituatie en van de doeltreffendheid van de ten uitvoer gelegde maatregelen, inclusief een evaluatie van de economische effecten van de noodsituatie, de effecten op de elektriciteitssector en de bijstand die verleend is aan en/of ontvangen is van de Unie en haar lidstaten. Die evaluatie wordt ter beschikking gesteld van de GCG en wordt meegenomen bij het actualiseren van de preventieve actieplannen en noodplannen.

De Commissie analyseert de evaluaties van de bevoegde instanties en legt haar bevindingen in gebundelde vorm voor aan de lidstaten, het Europees Parlement en de GCG.

4.  
In naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, ongeacht de afkondiging van een noodsituatie, kan de bevoegde instantie van de meest getroffen lidstaat aardgasbedrijven verzoeken om de in lid 1 bedoelde informatie of om aanvullende informatie, waaronder niet-prijsgerelateerde contractuele informatie die noodzakelijk is om de algemene situatie inzake gaslevering in de lidstaat of in andere lidstaten te beoordelen. De Commissie kan de door de aardgasbedrijven uit hoofde van dit lid verstrekte informatie opvragen bij de bevoegde instanties, op voorwaarde dat diezelfde informatie niet reeds naar de Commissie is doorgezonden.
5.  
Indien de Commissie van oordeel is dat er met betrekking tot de gaslevering in de Unie of in een deel van de Unie een risico bestaat of kan bestaan dat kan leiden tot de afkondiging van een van de in artikel 11, lid 1, bedoelde crisisniveaus, kan zij de betrokken bevoegde instanties verzoeken de informatie te verzamelen die noodzakelijk is om de situatie inzake gaslevering te beoordelen, en deze aan haar voor te leggen. De Commissie legt haar beoordeling voor aan de GCG.
6.  

Om de bevoegde instanties en de Commissie in staat te stellen de situatie inzake gasleveringszekerheid op nationaal, regionaal en Unieniveau te beoordelen, deelt elk aardgasbedrijf de volgende informatie mee:

a) 

aan de betrokken bevoegde instantie, de volgende nadere gegevens met betrekking tot gasleveringscontracten met een grensoverschrijdende dimensie en een duur van meer dan één jaar die zij voor de aankoop van gas heeft gesloten:

i) 

de looptijd van het contract;

ii) 

gecontracteerde jaarvolumes;

iii) 

de overeengekomen maximale dagvolumes, in het geval van een alarm- of noodsituatie;

iv) 

de overeengekomen leveringspunten;

v) 

de minimale dag- en maandvolumes;

vi) 

de voorwaarden voor opschorting van gasleveringen;

vii) 

een indicatie of het contract individueel dan wel gezamenlijk met andere contracten met dezelfde leverancier of daarmee verbonden ondernemingen in de meest getroffen lidstaat de in lid 6, onder b), bedoelde drempel van 28 % bereikt of overschrijdt;

b) 

aan de bevoegde instantie van de meest getroffen lidstaat, onmiddellijk na de sluiting of wijziging ervan, zijn gasleveringscontracten met een looptijd van meer dan één jaar, gesloten of gewijzigd op of na 1 november 2017, die individueel dan wel gezamenlijk met zijn contracten met dezelfde leverancier of daarmee verbonden ondernemingen gelijk zijn aan 28 % of meer van het jaarlijkse gasverbruik in die lidstaat, te berekenen op basis van de meest recente beschikbare gegevens. Voorts stellen aardgasbedrijven de bevoegde instantie uiterlijk op 2 november 2018 in kennis van alle bestaande contracten die aan dezelfde voorwaarden voldoen. De verplichting tot kennisgeving omvat geen prijsinformatie en is niet van toepassing op wijzigingen die alleen betrekking hebben op de gasprijs. De verplichting tot kennisgeving is eveneens van toepassing op alle commerciële overeenkomsten die relevant zijn voor de uitvoering van het gasleveringscontract, met uitzondering van prijsinformatie.

De bevoegde instantie deelt de in punt a) van de eerste alinea vermelde gegevens in geanonimiseerde vorm mee aan de Commissie. In het geval van sluiting van nieuwe contracten of van wijzigingen in bestaande contracten wordt de hele set gegevens uiterlijk eind september van het relevante jaar meegedeeld. Indien de bevoegde instantie zich afvraagt of een bepaald overeenkomstig punt b) van de eerste alinea ontvangen contract de gasleveringszekerheid van een lidstaat of een regio in gevaar brengt, brengt zij dit contract ter kennis van de Commissie.

7.  
In omstandigheden die naar behoren te rechtvaardigen zijn door de noodzaak de transparantie te garanderen van essentiële gasleveringscontracten die van belang zijn voor de gasleveringszekerheid, en wanneer de bevoegde instantie van de meest getroffen lidstaat of de Commissie van oordeel is dat een gasleveringscontract de gasleveringszekerheid van een lidstaat, van een regio of van de Unie in gevaar kan brengen, kan de bevoegde instantie van de lidstaat of de Commissie het aardgasbedrijf verzoeken haar de nadere gegevens van het betreffende contract, met uitzondering van prijsinformatie, die relevant zijn voor de beoordeling van de effecten op de gasleveringszekerheid, over te leggen. Het verzoek wordt gemotiveerd en kan ook nadere bijzonderheden omvatten van andere commerciële overeenkomsten die relevant zijn voor de uitvoering van het gasleveringscontract, met uitzondering van prijsinformatie. In de motivering wordt ingegaan op de evenredigheid van de eventuele administratieve lasten.
8.  
De bevoegde instanties die op basis van lid 6, onder b), of lid 7 van dit artikel informatie ontvangen, beoordelen de ontvangen informatie binnen drie maanden vanuit het oogpunt van de gasleveringszekerheid en leggen de resultaten van hun beoordeling aan de Commissie voor.
9.  
De bevoegde instanties houden bij het opstellen van de risico-evaluaties, de preventieve actieplannen en noodplannen of de actualiseringen daarvan rekening met de krachtens dit artikel ontvangen informatie. De Commissie kan een advies uitbrengen met een voorstel aan de bevoegde instantie om de risico-evaluaties of plannen te wijzigen op basis van de krachtens dit artikel ontvangen informatie. De betrokken bevoegde instantie herziet de risico-evaluatie en de plannen waarop het verzoek betrekking heeft, overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 9.
10.  
De lidstaten stellen uiterlijk op 2 mei 2019 de regels vast inzake sancties die van toepassing zijn op inbreuken door aardgasbedrijven op lid 6 of lid 7 van dit artikel en nemen alle noodzakelijke maatregelen om te zorgen voor de toepassing ervan. De sancties waarin wordt voorzien, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
11.  
In het kader van dit artikel betekent „de meest getroffen lidstaat” de lidstaat waarin een partij bij een bepaald contract het merendeel van haar gas verkoopt of het merendeel van haar afnemers heeft.
12.  
Alle contracten of contractuele informatie die op grond van de leden 6 en 7 worden ontvangen, alsmede de respectieve evaluaties door de bevoegde instanties of de Commissie, blijven vertrouwelijk. De bevoegde instanties en de Commissie waarborgen de volledige vertrouwelijkheid.

Artikel 15

Beroepsgeheim

1.  
Commercieel gevoelige informatie die wordt ontvangen, uitgewisseld of doorgestuurd uit hoofde van artikel 14, leden 4, 5, 6, 7 en 8, en artikel 18, met uitzondering van de resultaten van de beoordelingen bedoeld in artikel 14, leden 3 en 5, is vertrouwelijk en onderworpen aan de in dit artikel vastgestelde voorwaarden betreffende het beroepsgeheim.
2.  

Het beroepsgeheim geldt voor de volgende personen die overeenkomstig deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen:

a) 

personen die voor de Commissie werken of hebben gewerkt;

b) 

accountants en deskundigen die in opdracht van de Commissie handelen;

c) 

personen die voor de bevoegde instanties en de nationale regulerende instanties of voor andere betrokken instanties werken of hebben gewerkt;

d) 

in opdracht van bevoegde instanties en nationale regulerende instanties of van andere betrokken autoriteiten handelende accountants en deskundigen.

3.  
Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht, onder de overige bepalingen van deze verordening of onder ander toepasselijk Unierecht vallen, mag vertrouwelijke informatie waarvan de in lid 2 bedoelde personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele andere persoon of instantie worden bekendgemaakt, behalve in een samengevatte of gebundelde vorm, zodat individuele marktdeelnemers of markten niet herkenbaar zijn.
4.  
Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen mogen de Commissie, de bevoegde instanties en de nationale regulerende instanties, entiteiten en personen die uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, vertrouwelijke informatie slechts gebruiken voor het vervullen van hun taken en voor de uitoefening van hun functies. Andere autoriteiten, entiteiten of personen mogen deze informatie gebruiken voor het doel waarvoor die informatie aan hen was verstrekt of in het kader van bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van hun functies verband houden.

Artikel 16

Samenwerking met de Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap

1.  
Wanneer de lidstaten en de Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap samenwerken bij de opstelling van risico-evaluaties en preventieve actieplannen en noodplannen, kan die samenwerking er in het bijzonder in bestaan dat de interactie en correlatie tussen risico's in kaart wordt gebracht, en dat overlegd wordt om de grensoverschrijdende samenhang van preventieve actieplannen en noodplannen te garanderen.
2.  
Met betrekking tot lid 1 kunnen de Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap op uitnodiging van de Commissie deelnemen aan de GCG voor aangelegenheden van wederzijds belang.

▼M2

3.  
De lidstaten zorgen ervoor dat aan de opslagverplichtingen uit hoofde van deze verordening wordt voldaan door gebruik te maken van opslaginstallaties in de Unie. De samenwerking tussen de lidstaten en de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap kan evenwel vrijwillige regelingen omvatten voor het gebruik van door die partijen verstrekte opslagcapaciteit voor de opslag van extra gasvolumes voor de lidstaten.

▼B

Artikel 17

Monitoring door de Commissie

De Commissie zorgt voor voortdurende monitoring van maatregelen inzake gasleveringszekerheid en brengt hierover regelmatig verslag uit aan de GCG.

Op basis van de in artikel 8, lid 7, bedoelde beoordelingen trekt de Commissie uiterlijk op 1 september 2023 conclusies over mogelijke middelen om de gasleveringszekerheid op het niveau van de Unie te versterken en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, indien nodig met wetgevingsvoorstellen tot wijziging van deze verordening.

▼M2

Artikel 17 bis

Verslaglegging door de Commissie

1.  

Uiterlijk op 28 februari 2023, en vervolgens jaarlijks, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in met:

a) 

een overzicht van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om aan de opslagverplichtingen te voldoen;

b) 

een overzicht van de tijd die nodig is voor de in artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 715/2009 vastgestelde certificeringsprocedure;

c) 

een overzicht van de door de Commissie verzochte maatregelen om ervoor te zorgen dat de vultrajecten worden nageleefd en de vuldoelstellingen worden behaald;

d) 

een analyse van de mogelijke gevolgen van deze verordening voor de gasprijzen en potentiële gasbesparingen in verband met artikel 6 ter, lid 4.

▼B

Artikel 18

Kennisgevingen

De risico-evaluatie, de preventieve actieplannen, de noodplannen en alle andere documenten worden elektronisch meegedeeld aan de Commissie door middel van het CIRCABC-platform.

Alle correspondentie in verband met een kennisgeving wordt elektronisch doorgezonden.

▼M2

Artikel 18 bis

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼B

Artikel 19

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, en artikel 8, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 november 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, en artikel 8, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een overeenkomstig artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, en artikel 8, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 20

Afwijking

1.  

Deze verordening is niet van toepassing op Malta en Cyprus zolang op hun grondgebied geen gas wordt geleverd. Malta en Cyprus dienen aan de verplichtingen van onderstaande bepalingen te voldoen en van de opties waarover zij uit hoofde van deze bepalingen beschikken, gebruik te maken binnen de daartoe vastgestelde termijn, te rekenen vanaf de datum waarop op hun respectievelijk grondgebied voor de eerste maal gas is geleverd:

a) 

voor artikel 2, punt 5, artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 5, en artikel 14, lid 6, onder a): twaalf maanden;

b) 

voor artikel 6, lid 1: 18 maanden;

c) 

voor artikel 8, lid 7: 24 maanden;

d) 

voor artikel 5, lid 4: 36 maanden;

e) 

voor artikel 5, lid 1: 48 maanden.

Om aan de verplichting van artikel 5, lid 1, te voldoen, mogen Malta en Cyprus de bepalingen van artikel 5, lid 2, toepassen, onder meer door gebruik te maken van niet-marktgebaseerde maatregelen aan de vraagzijde.

2.  
Verplichtingen in verband met het werk van de risicogroepen van de artikelen 7 en 8 met betrekking tot de risicogroepen van de zuidelijke gascorridor en het Oostelijke Middellandse Zeegebied worden toepasselijk vanaf de datum waarop de grote infrastructuur/pijplijn de testfase ingaat.
3.  
Zolang Zweden uitsluitend via interconnecties met Denemarken toegang heeft tot gas, en Denemarken de enige gasleverancier en de enig mogelijke verstrekker van solidariteit is, zijn Denemarken en Zweden vrijgesteld van de verplichting van artikel 13, lid 10, om technische, juridische en financiële regelingen te sluiten betreffende het verstrekken, door Zweden, van solidariteit aan Denemarken. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting voor Denemarken om solidariteit te verstrekken en daartoe de nodige technische, juridische en financiële regelingen te sluiten uit hoofde van artikel 13.

▼M2

4.  
De artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies zijn niet van toepassing op Ierland, Cyprus, en Malta zolang zij niet rechtstreeks zijn aangesloten op het gasinterconnectiesysteem van een andere lidstaat.

▼B

Artikel 21

Intrekking

Verordening (EU) nr. 994/2010 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de vierde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 november 2017.

Artikel 13, leden 1 tot en met 6, artikel 13, lid 8, eerste en tweede alinea, en artikel 13, leden 14 en 15, zijn van toepassing met ingang van 1 december 2018.

▼M2

Artikel 2, punten 27 tot en met 31, de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 16, lid 3, artikel 17 bis, artikel 18 bis, artikel 20, lid 4, en bijlagen I bis en I ter zijn van toepassing tot en met 31 december 2025.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE I

Regionale samenwerking

De in artikel 3, lid 7, bedoelde risicogroepen van de lidstaten die als basis dienen voor samenwerking in verband met risico’s zijn de volgende:

1. 

Risicogroepen voor gaslevering uit het oosten:

a) 

Oekraïne: Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Zweden;

b) 

Belarus: België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Polen, Slowakije, Tsjechië, Zweden;

c) 

Oostzee: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Slowakije, Tsjechië, Zweden;

d) 

Noordoost: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Tsjechië, Zweden;

e) 

Transbalkan: Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Roemenië.

2. 

Risicogroepen voor gaslevering rond de Noordzee:

a) 

Noorwegen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Spanje, Polen, Portugal, Zweden;

b) 

laagcalorisch gas: België, Duitsland, Frankrijk, Nederland;

c) 

Denemarken: Denemarken, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Polen, Zweden;

d) 

Verenigd Koninkrijk: België, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland.

3. 

Risicogroepen voor gaslevering uit Noord-Afrika:

a) 

Algerije: Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje;

b) 

Libië: Italië, Kroatië, Malta, Oostenrijk, Slovenië.

4. 

Risicogroepen voor gaslevering uit het zuidoosten:

a) 

zuidelijke gascorridor — Kaspische zee: Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Malta, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië, Slowakije;

b) 

oostelijk Middellandse Zeegebied: Cyprus, Griekenland, Italië, Malta.

▼M2




BIJLAGE I BIS ( 6 )

Vultraject met tussentijdse streefdoelen en vuldoelstelling voor 2022 voor lidstaten met ondergrondse gasopslaginstallaties



Lidstaat

Tussentijds streefdoel 1 augustus

Tussentijds streefdoel 1 september

Tussentijds streefdoel 1 oktober

Vuldoelstelling 1 november

AT

49  %

60  %

70  %

80  %

BE

49  %

62  %

75  %

80  %

BG

49  %

61  %

75  %

80  %

CZ

60  %

67  %

74  %

80  %

DE

45  %

53  %

80  %

80  %

DK

61  %

68  %

74  %

80  %

ES

71  %

74  %

77  %

80  %

FR

52  %

65  %

72  %

80  %

HR

49  %

60  %

70  %

80  %

HU

51  %

60  %

70  %

80  %

IT

58  %

66  %

73  %

80  %

LV

57  %

65  %

72  %

80  %

NL

54  %

62  %

71  %

80  %

PL

80  %

80  %

80  %

80  %

PT

72  %

75  %

77  %

80  %

RO

46  %

57  %

66  %

80  %

SE

40  %

53  %

67  %

80  %

SK

49  %

60  %

70  %

80  %




BIJLAGE I TER

Gedeelde verantwoordelijkheid voor de vuldoelstelling en het vultraject

Met betrekking tot de vuldoelstelling en het vultraject op grond van artikel 6 bis delen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk de verantwoordelijkheid voor de opslaginstallaties Haidach en 7Fields. De exacte verhouding en omvang van die verantwoordelijkheid van zowel de Bondsrepubliek Duitsland als de Republiek Oostenrijk zijn onderworpen aan een bilaterale overeenkomst tussen die lidstaten.

▼B




BIJLAGE II

Berekening van de N – 1-formule

1.    Definitie van de N – 1-formule

De N – 1-formule geeft de technische capaciteit van de gasinfrastructuur weer om te voorzien in de totale gasvraag in een berekend gebied in het geval van een verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur gedurende een dag met een uitzonderlijk hoge gasvraag die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar.

Gasinfrastructuur heeft betrekking op het gastransmissienet, inclusief de met het berekende gebied verbonden interconnecties en productie-, LNG- en opslaginstallaties.

De technische capaciteit van alle resterende beschikbare gasinfrastructuur in het geval van een verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur moet minimaal gelijk zijn aan de som van de totale dagelijkse vraag naar gas in het berekende gebied gedurende een dag met een uitzonderlijk hoge gasvraag die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar.

De uitkomst van de N – 1-formule, zoals hieronder berekend, moet ten minste gelijk zijn aan 100 %.

2.    Berekeningsmethode voor de N – 1-formule

image

, N – 1 ≥ 100 %

De voor de berekening gebruikte parameters worden duidelijk omschreven en gerechtvaardigd.

Voor de berekening van de EPm wordt een gedetailleerde lijst van de entrypunten en hun individuele capaciteit verstrekt.

3.    Definities van de parameters van de N – 1-formule

Berekend gebied : het door de bevoegde instantie vastgestelde geografische gebied waarvoor de N – 1-formule berekend wordt.

Definitie met betrekking tot de vraagzijde

Dmax : de totale dagelijkse gasvraag (in mcm/d) in het berekend gebied gedurende een dag met een uitzonderlijk hoge gasvraag die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar.

Definities met betrekking tot de aanbodzijde

EPm : de technische capaciteit van andere entrypunten (in mcm/d) dan de onder Pm, LNGm en Sm vallende productie-, LNG- en opslaginstallaties: de som van de technische capaciteit van alle entrypunten op de grens die gas aan het berekend gebied kunnen leveren.

Pm : maximale technische productiecapaciteit (in mcm/d): de som van de maximale technische dagelijkse productiecapaciteit van alle gasproductieinstallaties die op de entrypunten in het berekend gebied kan worden geleverd.

Sm : maximale technische onttrekkingscapaciteit uit opslag (in mcm/d): de som van de maximale technische dagelijkse onttrekkingscapaciteit uit alle opslaginstallaties die op de entrypunten in het berekend gebied kan worden geleverd, rekening houdend met hun respectieve fysieke eigenschappen.

LNGm : maximale technische capaciteit van de LNG-installaties (in mcm/d): de som van de maximaal mogelijke technische dagelijkse uitzendcapaciteit van alle LNG-installaties in het berekend gebied, rekening houdend met kritische elementen als het ontladen, bijbehorende diensten, tijdelijke opslag en hervergassing van LNG alsook technische uitzendcapaciteit aan het systeem.

Im : technische capaciteit van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur (in mcm/d) met de grootste capaciteit om het berekend gebied te beleveren. Wanneer meerdere gasinfrastructuren met een gemeenschappelijke upstream- of downstreamgasinfrastructuur zijn verbonden en niet afzonderlijk kunnen worden geëxploiteerd, worden zij als één gasinfrastructuur beschouwd.

4.    Berekening van de N – 1-formule met gebruikmaking van maatregelen aan de vraagzijde

image

, N – 1 ≥ 100 %

Definitie met betrekking tot de vraagzijde

Deff : het gedeelte (in mcm/d) van Dmax dat in het geval van een verstoring van de gaslevering voldoende en tijdig kan worden gedekt met marktgebaseerde maatregelen aan de vraagzijde, overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), en artikel 5, lid 2.

5.    Berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau

Het in punt 3 bedoelde berekend gebied wordt in voorkomend geval uitgebreid tot het passende regionale niveau, zoals bepaald door de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten. De berekening kan worden uitgebreid tot het regionale niveau van de risicogroep, indien dat met de bevoegde instanties van de risicogroep wordt overeengekomen. Voor de berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau wordt uitgegaan van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang. De grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang voor een regio is de grootste gasinfrastructuur in de regio die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt aan gaslevering aan de lidstaten van die regio en wordt gedefinieerd in de risico-evaluatie.

De berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau kan de berekening van de N – 1-formule op nationaal niveau slechts vervangen indien de grootste gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang overeenkomstig de gemeenschappelijke risico-evaluatie van groot belang is voor de gaslevering aan alle betrokken lidstaten.

Op het niveau van de risicogroep wordt voor de in artikel 7, lid 4, bedoelde berekeningen uitgegaan van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang voor de in bijlage I opgenomen risicogroepen.




BIJLAGE III

Permanente bidirectionele capaciteit

1. Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage kan de nationale regulerende instantie als de bevoegde instantie optreden indien de lidstaat daartoe besluit.

2. Om bidirectionele capaciteit op een interconnectie in te stellen of uit te breiden, of om een vrijstelling van die verplichting te verkrijgen of te verlengen, dienen de transmissiesysteembeheerders aan beide zijden van de interconnectie, na overleg met alle mogelijk betrokken transmissiesysteembeheerders, bij hun bevoegde instanties („betrokken bevoegde instanties”) en hun regulerende instanties („betrokken regulerende instanties”) het volgende in:

a) 

een voorstel om permanente fysieke capaciteit om gas in beide richtingen te vervoeren, mogelijk te maken voor permanente bidirectionele capaciteit in de tegengestelde richting („physical reverse flow-capaciteit”), of

b) 

een verzoek tot vrijstelling van de bidirectionele capaciteitsverplichting.

De transmissiesysteembeheerders streven ernaar een gezamenlijk voorstel of verzoek tot vrijstelling in te dienen. In het geval van een voorstel om bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, kunnen de transmissiesysteembeheerders een met redenen omkleed voorstel voor een grensoverschrijdende kostentoewijzing doen. Dit wordt uiterlijk op 1 december 2018 ingediend voor alle interconnecties die bestonden op 1 november 2017, en na de voltooiing van de fase van de haalbaarheidsstudie, maar vóór de aanvang van de fase van het gedetailleerd technisch ontwerp voor nieuwe interconnecties.

3. Na ontvangst van het voorstel of het verzoek tot vrijstelling raadplegen de betrokken bevoegde instanties onverwijld de bevoegde instanties en, indien zij niet de bevoegde instanties zijn, de nationale reguleringsinstanties, van de lidstaat die overeenkomstig de risico-evaluatie baat zou kunnen hebben bij de reverse flow-capaciteit, het Agentschap en de Commissie over het voorstel of het verzoek tot vrijstelling. De geraadpleegde instanties kunnen binnen vier maanden na ontvangst van het raadplegingsverzoek een advies uitbrengen.

4. Binnen zes maanden na ontvangst van het gezamenlijk voorstel en na raadpleging van de betrokken projectpromotoren nemen de betrokken regulerende instanties, overeenkomstig artikel 5, leden 6 en 7, gecoördineerde besluiten over de grensoverschrijdende toewijzing van de investeringskosten die elke transmissiesysteembeheerder van het project voor zijn rekening zal moeten nemen. Indien de betrokken regulerende instanties binnen die termijn geen overeenstemming hebben bereikt, stellen zij de betrokken bevoegde instanties daarvan onverwijld in kennis.

5. De betrokken bevoegde instanties nemen een gecoördineerd besluit op basis van de risico-evaluatie, de in artikel 5, lid 5, van deze verordening bedoelde informatie en de adviezen die overeenkomstig de in punt 3 van deze bijlage bedoelde raadpleging zijn ontvangen, en rekening houdend met de gasleveringszekerheid en de bijdrage aan de interne gasmarkt. Dat gecoördineerde besluit wordt binnen een termijn van twee maanden genomen. De termijn van twee maanden gaat in na de periode van vier maanden waarbinnen de in punt 3 van deze bijlage bedoelde adviezen kunnen worden uitbracht, tenzij alle adviezen eerder zijn ontvangen, of na de in punt 4 van deze bijlage bedoelde termijn van zes maanden waarbinnen de betrokken regulerende instanties een gecoördineerd besluit kunnen vaststellen. Bij het gecoördineerde besluit:

a) 

wordt het voorstel voor bidirectionele capaciteit aanvaard. Een dergelijk besluit bevat een kosten-batenanalyse, een tijdschema voor de uitvoering, en de regelingen voor het latere gebruik daarvan, en gaat vergezeld van het in punt 4 bedoelde gecoördineerde besluit over de grensoverschrijdende kostentoewijzing dat door de betrokken regulerende instanties is opgesteld;

b) 

wordt een tijdelijke vrijstelling voor een maximumtermijn van vier jaar verleend of verlengd indien uit de kosten-batenanalyse in het besluit blijkt dat de reverse flow-capaciteit voor geen enkele van de betrokken lidstaten een verbetering van de gasleveringszekerheid oplevert of indien de investeringskosten aanzienlijk niet in verhouding staan tot de verwachte voordelen voor de gasleveringszekerheid, of

c) 

wordt van de transmissiesysteembeheerders geëist dat zij binnen een maximumtermijn van vier maanden hun voorstel of verzoek tot vrijstelling wijzigen en opnieuw indienen.

6. De betrokken bevoegde instanties dienen het gecoördineerde besluit, met inbegrip van de adviezen die naar aanleiding van de in punt 3 bedoelde raadpleging zijn ontvangen, onverwijld in bij de bevoegde instanties en nationale regulerende instanties die overeenkomstig punt 3 een advies hebben uitgebracht, de betrokken regulerende instanties, het Agentschap en de Commissie.

7. Binnen twee maanden na ontvangst van het gecoördineerde besluit kunnen de bevoegde instanties als bedoeld in punt 6 bezwaren maken tegen het gecoördineerde besluit en deze voorleggen aan de betrokken bevoegde instanties die het besluit hebben vastgesteld, het Agentschap en de Commissie. De bezwaren worden beperkt tot feiten en evaluaties, met name inzake grensoverschrijdende kostentoewijzing waarover geen raadpleging heeft plaatsgevonden overeenkomstig punt 3.

8. Binnen drie maanden na ontvangst van het gecoördineerde besluit overeenkomstig punt 6 brengt het Agentschap een advies uit over de elementen van het gecoördineerde besluit, rekening houdend met elk mogelijk bezwaar, en legt het dit advies voor aan alle betrokken bevoegde instanties en de bevoegde instanties als bedoeld in punt 6 en de Commissie.

9. Binnen vier maanden na ontvangst van het overeenkomstig punt 8 door het Agentschap uitgebrachte advies kan de Commissie bij besluit verzoeken om het gecoördineerde besluit te wijzigen. Elk dergelijk besluit van de Commissie wordt genomen op basis van de in punt 5 genoemde criteria, de motivering van het besluit van de betrokken instanties en het advies van het Agentschap. De betrokken bevoegde instanties voldoen aan het verzoek van de Commissie door hun besluit binnen een termijn van vier weken aan te passen.

Indien de Commissie binnen de voornoemde termijn van vier maanden niet heeft gehandeld, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen het besluit van de betrokken bevoegde instanties.

10. Indien de betrokken bevoegde instanties er niet in zijn geslaagd binnen de in punt 5 neergelegde termijn een gecoördineerd besluit vast te stellen, of indien de betrokken regulerende instanties binnen de in punt 4 neergelegde termijn niet tot een akkoord over de kostentoewijzing zijn gekomen, stellen de betrokken bevoegde instanties het Agentschap en de Commissie uiterlijk op de dag van het verstrijken van de termijn hiervan in kennis. Binnen vier maanden na ontvangst van die informatie stelt de Commissie, na eventueel overleg met het Agentschap, een besluit vast dat betrekking heeft op alle in punt 5 genoemde elementen van een gecoördineerd besluit, met uitzondering van een grensoverschrijdende kostentoewijzing, en legt zij dat besluit voor aan de betrokken bevoegde instanties en het Agentschap.

11. Indien in het besluit van de Commissie overeenkomstig punt 10 van deze bijlage bidirectionele capaciteit wordt geëist, stelt het Agentschap binnen drie maanden na ontvangst van het besluit van de Commissie een besluit vast betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 5, lid 7, van deze verordening. Alvorens dit besluit vast te stellen, raadpleegt het Agentschap de betrokken regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders. De termijn van drie maanden kan met een bijkomende termijn van twee maanden worden verlengd indien het Agentschap om aanvullende informatie moet verzoeken. Deze bijkomende termijn gaat in op de dag na ontvangst van de volledige informatie.

12. De Commissie, het Agentschap, de bevoegde instanties, de nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders waarborgen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

13. Krachtens Verordening (EU) nr. 994/2010 verleende vrijstellingen van de bidirectionele capaciteitsverplichting blijven geldig tenzij de Commissie of de andere betrokken lidstaat om een herziening verzoekt of de geldigheidsduur ervan verstrijkt.




BIJLAGE IV

Model voor de gemeenschappelijke risico-evaluatie

Het volgende model wordt ingevuld in een binnen de risicogroep overeengekomen taal.

Algemene informatie

— 
lidstaten in de risicogroep
— 
naam van de bevoegde instanties die verantwoordelijk zijn voor de opstelling van de risico-evaluatie ( 7 )

1.    Beschrijving van het systeem

Geef een beknopte beschrijving van het gassysteem van de risicogroep; deze beschrijving omvat:

a) 

de belangrijkste cijfers in verband met gasverbruik ( 8 ): jaarlijkse eindverbruik van gas (in miljard m3) en onderverdeling per soort afnemers ( 9 ), pieken in de vraag (totaal en onderverdeling per categorie afnemers in mcm/d);

b) 

een beschrijving van de werking van het gassysteem in de risicogroep: belangrijkste stromen (entry/exit/doorvoer), infrastructuurcapaciteit van entry-/exitpunten naar en vanuit de regio en per lidstaat, met inbegrip van de benuttingsgraad, LNG-installaties (maximale dagcapaciteit, benuttingsgraad en toegangsregeling) enz.;

c) 

een onderverdeling, voor zover mogelijk, van bronnen van gasinvoer per land van oorsprong ( 10 );

d) 

een beschrijving van de rol van opslaginstallaties die relevant zijn voor de risicogroep, met inbegrip van grensoverschrijdende toegang:

i) 

de opslagcapaciteit (totale capaciteit en werkvolume) ten opzichte van de vraag tijdens het verwarmingsseizoen;

ii) 

de maximale dagelijkse onttrekkingscapaciteit op verschillende opslagniveaus (bij voorkeur bij volledig gevulde opslag en niveaus op het einde van het seizoen);

e) 

een beschrijving van de rol van de binnenlandse productie in de risicogroep:

i) 

het productievolume met betrekking tot het jaarlijkse eindverbruik van gas;

ii) 

de maximale dagelijkse productiecapaciteit;

f) 

een beschrijving van de rol van gas in de elektriciteitsproductie (bv. belang, rol als back-up voor hernieuwbare energie), met inbegrip van gasgestookte opwekkingscapaciteit (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit) en warmtekrachtkoppeling (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit).

2.    Infrastructuurnorm (artikel 5)

Beschrijf als volgt de berekening van de N – 1-formule(s) op regionaal niveau voor de risicogroep, indien aldus met de bevoegde instanties van de risicogroep is overeengekomen, en de bestaande bidirectionele capaciteiten:

a) 

N – 1-formule

i) 

de bepaling van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang voor de risicogroep;

ii) 

de berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau;

iii) 

een beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse cijfers die zijn gebruikt voor de berekening (vermeld voor bv. EPm de capaciteit van alle entrypunten die onder deze parameter vallen);

iv) 

een vermelding van de toegepaste methoden en aannamen, indien van toepassing, voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);

b) 

bidirectionele capaciteit

i) 

vermeld de interconnectiepunten die zijn uitgerust met bidirectionele capaciteit, en de maximale capaciteit van bidirectionele stromen;

ii) 

vermeld de regelingen voor het gebruik van de reverse flow-capaciteit (bv. afschakelbare capaciteit);

iii) 

vermeld de interconnectiepunten waarvoor overeenkomstig artikel 5, lid 4, een vrijstelling is verleend, de duur van de vrijstelling en waarom zij is verleend.

3.    In kaart brengen van risico's

Beschrijf het belangrijkste grensoverschrijdende risico waarvoor de groep is opgericht en alle risicofactoren bij diverse gelegenheden die dat risico werkelijkheid zouden kunnen laten worden, met inbegrip van de waarschijnlijkheid en de gevolgen ervan.

Niet-limitatieve lijst van risicofactoren die, in voorkomend geval, in de evaluatie moeten worden opgenomen volgens de betrokken bevoegde instantie:

a) 

politiek

— 
verstoring van de gaslevering vanuit derde landen om verschillende redenen,
— 
politieke onrust (in land van oorsprong of doorvoerland),
— 
oorlog/burgeroorlog (in land van oorsprong of doorvoerland),
— 
terrorisme;
b) 

technologisch

— 
explosie/branden,
— 
branden (binnen een bepaalde installatie),
— 
lekkages,
— 
gebrekkig onderhoud,
— 
apparatuurdefect (defect bij het opstarten, defect tijdens gebruik enz.),
— 
gebrek aan elektriciteit (of andere energiebron),
— 
ICT-defect (problemen met hardware, software, internet, SCADA enz.),
— 
cyberaanval,
— 
gevolgen van graafwerkzaamheden (graven, heien), grondwerken enz.;
c) 

commercieel/markt/financieel

— 
overeenkomsten met leveranciers uit derde landen,
— 
handelsgeschil,
— 
zeggenschap van entiteiten van derde landen over voor de gasleveringszekerheid relevante infrastructuur, hetgeen kan leiden tot onder meer risico's op onvoldoende investeringen, verminderde diversificatie of niet-naleving van Uniewetgeving,
— 
prijsvolatiliteit,
— 
onvoldoende investeringen,
— 
plotse, onverwachte pieken in de vraag,
— 
andere risico's die tot structurele ondermaatse prestaties kunnen leiden;
d) 

sociaal

— 
stakingen (in verschillende aanverwante sectoren, zoals de gassector, havens, transport enz.),
— 
sabotage,
— 
vandalisme,
— 
diefstal;
e) 

natuurlijk

— 
aardbevingen,
— 
aardverschuivingen,
— 
overstromingen (zware regenval, rivier),
— 
stormen (zee),
— 
lawines,
— 
extreme weersomstandigheden,
— 
branden (buiten de faciliteit, zoals nabijgelegen bossen, grasland enz.).

Analyse

a) 

beschrijf het belangrijkste grensoverschrijdende risico en de mogelijke andere relevante risicofactoren voor de risicogroep, met inbegrip van de waarschijnlijkheid en gevolgen ervan, alsmede de interactie en correlatie van risico's tussen de lidstaten, in voorkomend geval;

b) 

beschrijf de criteria waarmee wordt bepaald of een systeem aan hoge/onaanvaardbare risico's is blootgesteld;

c) 

stel een lijst op van relevante risicoscenario's in overeenstemming met de risicobronnen en beschrijf hoe ze zijn geselecteerd;

d) 

vermeld in welke mate de door het ENTSB-G opgestelde scenario's in aanmerking zijn genomen.

4.    Risicoanalyse en -evaluatie

Analyseer de reeks relevante risicoscenario's als beschreven in punt 3. Vermeld bij de simulatie van risicoscenario's de bestaande maatregelen voor gasleveringszekerheid, zoals de infrastuurnorm berekend volgens de N – 1-formule in punt 2 van bijlage II, in voorkomend geval, en de gasleveringsnorm. Geef per risicoscenario:

a) 

een gedetailleerde beschrijving van het risicoscenario, met inbegrip van alle aannamen en, in voorkomend geval, de onderliggende methoden voor de berekening ervan;

b) 

een gedetailleerde beschrijving van de resultaten van de uitgevoerde simulatie, met inbegrip van een kwantificering van de gevolgen (bv. volumes van niet-geleverd gas, de sociaal-economische gevolgen, de gevolgen voor stadsverwarming, de gevolgen voor elektriciteitsopwekking).

5.    Conclusies

Beschrijf de belangrijkste resultaten van de gemeenschappelijke risico-evaluatie, en bepaal voor welke risicoscenario's verdere maatregelen nodig zijn.




BIJLAGE V

Model voor de nationale risico-evaluatie

Algemene informatie

Naam van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van deze risico-evaluatie ( 11 ).

1.    Beschrijving van het systeem

1.1.

Geef een beknopte, geconsolideerde beschrijving van het regionale gassysteem voor elke risicogroep ( 12 ) waaraan de lidstaat deelneemt; deze beschrijving omvat:

a) 

de belangrijkste cijfers in verband met gasverbruik ( 13 ): jaarlijks eindverbruik van gas (in miljard m3 en MWh) en onderverdeling per soort afnemers ( 14 ), pieken in de vraag (totaal en onderverdeling per categorie afnemer in mcm/d);

b) 

een beschrijving van de werking van het (de) gassyste(e)m(en) in de desbetreffende risicogroepen: belangrijkste stromen (entry/exit/doorvoer), infrastructuurcapaciteit van entry-/exitpunten naar en vanuit de regio('s) van de risicogroepen en per lidstaat, met inbegrip van benuttingsgraad, LNG-installaties (maximale dagcapaciteit, benuttingsgraad en toegangsregeling) enz.;

c) 

een onderverdeling, voor zover mogelijk, van bronnen van gasinvoer per land van oorsprong ( 15 );

d) 

een beschrijving van de rol van opslaginstallaties die relevant zijn voor de risicogroep, met inbegrip van grensoverschrijdende toegang:

i) 

de opslagcapaciteit (totale capaciteit en werkvolume) ten opzichte van de vraag tijdens het verwarmingsseizoen;

ii) 

de maximale dagelijkse onttrekkingscapaciteit op verschillende benuttingsniveaus (bij voorkeur bij volledig gevulde opslag en op het niveau aan het einde van het seizoen);

e) 

een beschrijving van de rol van de binnenlandse productie in de risicogroep(en):

i) 

het productievolume met betrekking tot het jaarlijkse eindverbruik van gas;

ii) 

de maximale dagelijkse productiecapaciteit en een beschrijving van de wijze waarop deze het maximale dagelijkse verbruik kan dekken;

f) 

een beschrijving van de rol van gas in de elektriciteitsproductie (bv. belang, rol als back-up voor hernieuwbare energie), met inbegrip van gasgestookte opwekkingscapaciteit (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit) en warmtekrachtkoppeling (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit).

1.2.

Geef een beknopte beschrijving van het gassysteem van de lidstaat; deze beschrijving omvat:

a) 

de belangrijkste cijfers inzake gasverbruik: jaarlijks eindverbruik van gas (in miljard m3) en onderverdeling per soort afnemers, pieken in de vraag (in mcm/d);

b) 

een beschrijving van de werking van het gassysteem op nationaal niveau, met inbegrip van infrastructuur (voor zover dit niet onder punt 1.1.b) valt), met inbegrip van een beschrijving van het L-gassysteem, in voorkomend geval;

c) 

de bepaling van de belangrijkste voor de gasleveringszekerheid relevante infrastructuur;

d) 

een onderverdeling, voor zover mogelijk, op nationaal niveau van de bronnen van gasinvoer per land van oorsprong;

e) 

een beschrijving van de rol van de opslag, met vermelding van:

i) 

de opslagcapaciteit (totale capaciteit en werkvolume) ten opzichte van de vraag tijdens het verwarmingsseizoen;

ii) 

de maximale dagelijkse onttrekkingscapaciteit op verschillende benuttingsniveaus (bij voorkeur bij volledig gevulde opslag en niveaus op het einde van het seizoen);

f) 

een beschrijving van de rol van de binnenlandse productie en vermeld:

i) 

het productievolume met betrekking tot het jaarlijkse eindverbruik van gas;

ii) 

de maximale dagelijkse productiecapaciteit;

g) 

een beschrijving van de rol van gas in de elektriciteitsproductie (bv. belang, rol als back-up voor hernieuwbare energie), met inbegrip van gasgestookte opwekkingscapaciteit (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit) en warmtekrachtkoppeling (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit).

2.    Infrastructuurnorm (artikel 5)

Beschrijf als volgt hoe aan de infrastructuurnorm wordt voldaan, met inbegrip van de belangrijkste waarden voor de N – 1-formule en alternatieve mogelijkheden om aan de norm te voldoen (met rechtstreeks verbonden lidstaten, maatregelen aan de vraagzijde) en de bestaande bidirectionele capaciteiten:

a) 

N – 1-formule

i) 

de bepaling van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur;

ii) 

de berekening van de N – 1-formule op nationaal niveau;

iii) 

een beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse waarden die zijn gebruikt voor de berekening ervan (vermeld voor bv. EPm de capaciteit van alle entrypunten die onder deze parameter vallen);

iv) 

een vermelding van, in voorkomend geval, de toegepaste methoden voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);

v) 

een verklaring van de resultaten van de berekening van de N – 1-formule, waarbij de opslagniveaus op 30 % en 100 % van het maximale werkvolume worden beschouwd;

vi) 

een verklaring van de voornaamste resultaten van de simulatie van de N – 1-formule aan de hand van een hydraulisch model;

vii) 

een berekening, indien de lidstaat daartoe besluit, van de N – 1-formule aan de hand van maatregelen aan de vraagzijde:

— 
berekening van de N – 1-formule overeenkomstig punt 2vvan bijlage II;
— 
beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse cijfers die zijn gebruikt voor de berekening (indien deze verschillen van de hierboven in punt 2.a), onder (iii), omschreven cijfers);
— 
vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);
— 
verklaar de marktgebaseerde maatregelen aan de vraagzijde die zijn vastgesteld/zullen worden vastgesteld ter compensatie van een verstoring van de gaslevering en het verwachte effect daarvan (Deff);
viii) 

indien overeengekomen met de bevoegde instanties van de desbetreffende risicogroep(en) of met de rechtstreeks verbonden lidstaten, gezamenlijke berekening(en) van de N – 1-formule:

— 
berekening van de N – 1-formule overeenkomstig punt 5 van bijlage II;
— 
beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse waarden die zijn gebruikt voor de berekening ervan (indien deze verschillen van de hierboven in punt 2.a), onder (iii), omschreven cijfers);
— 
vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden en aannamen voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);
— 
verklaar de overeengekomen regelingen om naleving van de N – 1-formule te waarborgen;
b) 

bidirectionele capaciteit

i) 

vermeld de interconnectiepunten die zijn uitgerust met bidirectionele capaciteit, en de maximale capaciteit van bidirectionele stromen;

ii) 

vermeld de regelingen voor het gebruik van de reverse flow-capaciteit (bv. afschakelbare capaciteit);

iii) 

vermeld de interconnectiepunten waarvoor overeenkomstig artikel 5, lid 4, een vrijstelling is verleend, de duur van de vrijstelling en waarom zij is verleend.

3.    In kaart brengen van risico's

Beschrijf de risicofactoren die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gasleveringszekerheid in de lidstaat, met inbegrip van de waarschijnlijkheid en de gevolgen ervan.

Niet-limitatieve lijst van risicofactoren die alleen in de evaluatie moeten worden opgenomen indien zij volgens de bevoegde instantie relevant zijn:

a) 

politiek

— 
verstoring van de gaslevering vanuit derde landen om verschillende redenen,
— 
politieke onrust (in land van oorsprong of doorvoerland),
— 
oorlog/burgeroorlog (in land van oorsprong of doorvoerland),
— 
terrorisme;
b) 

technologisch

— 
explosie/branden,
— 
branden (binnen een bepaalde faciliteit),
— 
lekkages,
— 
gebrekkig onderhoud,
— 
apparatuurdefect (defect bij het opstarten, defect tijdens gebruik enz.),
— 
gebrek aan elektriciteit (of andere energiebron),
— 
ICT-defect (problemen met hardware, software, internet, SCADA enz.),
— 
cyberaanval,
— 
gevolgen van graafwerkzaamheden (graven, heien), grondwerken enz.;
c) 

commercieel/markt/financieel

— 
overeenkomsten met leveranciers uit derde landen,
— 
handelsgeschil,
— 
zeggenschap van entiteiten van derde landen over voor de gasleveringszekerheid relevante infrastructuur, hetgeen kan leiden tot onder meer risico's op onvoldoende investeringen, verminderde diversificatie of niet-naleving van Uniewetgeving,
— 
prijsvolatiliteit,
— 
onvoldoende investeringen,
— 
plotse, onverwachte pieken in de vraag,
— 
andere risico's die tot structurele ondermaatse prestaties kunnen leiden;
d) 

sociaal

— 
stakingen (in verschillende aanverwante sectoren, zoals de gassector, havens, transport enz.),
— 
sabotage,
— 
vandalisme,
— 
diefstal;
e) 

natuurlijk

— 
aardbevingen,
— 
aardverschuivingen,
— 
overstromingen (zware regenval, rivier),
— 
stormen (zee),
— 
lawines,
— 
extreme weersomstandigheden,
— 
branden (buiten de faciliteit, zoals nabijgelegen bossen, grasland enz.).

Analyse

a) 

bepaal de relevante risicofactoren voor de lidstaat, met inbegrip van de waarschijnlijkheid en de gevolgen ervan,

b) 

beschrijf de criteria waarmee wordt bepaald of een systeem aan hoge/onaanvaardbare risico's is blootgesteld,

c) 

stel een lijst op van relevante risicoscenario's in overeenstemming met de risicofactoren en de waarschijnlijkheid ervan, en beschrijf hoe ze zijn geselecteerd.

4.    Risicoanalyse en -evaluatie

Analyseer de reeks relevante risicoscenario's als beschreven in punt 3. Vermeld bij de simulatie van risicoscenario's de bestaande maatregelen voor gasleveringszekerheid, zoals de infrastructuurnorm berekend volgens de N – 1-formule in punt 2 van bijlage II en de gasleveringsnorm. Geef per risicoscenario:

a) 

een gedetailleerde beschrijving van het risicoscenario, met inbegrip van alle aannamen en, in voorkomend geval, de onderliggende methoden voor de berekening ervan;

b) 

een gedetailleerde beschrijving van de resultaten van de uitgevoerde simulatie, met inbegrip van een kwantificering van de gevolgen (bv. volumes van niet-geleverd gas, de sociaal-economische gevolgen, de gevolgen voor stadsverwarming, de gevolgen voor elektriciteitsopwekking).

5.    Conclusies

Beschrijf de belangrijkste resultaten van de gemeenschappelijke risico-evaluatie waarbij de lidstaat betrokken is geweest, en bepaal voor welke risicoscenario's verdere maatregelen nodig zijn.




BIJLAGE VI

Model voor het preventieve actieplan

Algemene informatie

— 
lidstaten in de risicogroep
— 
Naam van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van het plan ( 16 )

1.    Beschrijving van het systeem

1.1.

Geef een beknopte, geconsolideerde beschrijving van het regionale gassysteem voor elke risicogroep ( 17 ) waaraan de lidstaat deelneemt; deze omschrijving omvat:

a) 

de belangrijkste cijfers in verband met gasverbruik ( 18 ): jaarlijks eindverbruik van gas (in miljard m3) en onderverdeling per soort afnemers ( 19 ), pieken in de vraag (totaal en onderverdeling per categorie afnemers in mcm/d);

b) 

een beschrijving van de werking van het gassysteem in de risicogroepen: belangrijkste stromen (entry/exit/doorvoer), infrastructuurcapaciteit van entry-/exitpunten naar en vanuit de regio('s) van de risicogroep en per lidstaat, met inbegrip van de benuttingsgraad, LNG-installaties (maximale dagcapaciteit, benuttingsgraad en toegangsregeling) enz.;

c) 

een onderverdeling, voor zover mogelijk, van bronnen van gasinvoer per land van oorsprong ( 20 );

d) 

een beschrijving van de rol van opslaginstallaties die relevant zijn voor de regio, met inbegrip van grensoverschrijdende toegang:

i) 

de opslagcapaciteit (totale capaciteit en werkvolume) ten opzichte van de vraag tijdens het verwarmingsseizoen;

ii) 

de maximale dagelijkse onttrekkingscapaciteit op verschillende opslagniveaus (bij voorkeur bij volledig gevulde opslag en niveaus op het einde van het seizoen);

e) 

een beschrijving van de rol van de binnenlandse productie in de regio:

i) 

het productievolume met betrekking tot het jaarlijkse eindverbruik van gas;

ii) 

de maximale dagelijkse productiecapaciteit;

f) 

een beschrijving van de rol van gas in de elektriciteitsproductie (bv. belang, rol als back-up voor hernieuwbare energie), met inbegrip van gasgestookte opwekkingscapaciteit (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit) en warmtekrachtkoppeling (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit);

g) 

een beschrijving van de rol van energie-efficiëntiemaatregelen en het effect ervan op het jaarlijkse eindverbruik van gas.

1.2.

Geef een beknopte beschrijving van het gassysteem per lidstaat; deze beschrijving omvat:

a) 

de belangrijkste cijfers inzake gasverbruik: jaarlijks eindverbruik van gas (in miljard m3) en onderverdeling per soort afnemers, pieken in de vraag (in mcm/d);

b) 

een beschrijving van de werking van het gassysteem op nationaal niveau, met inbegrip van infrastructuur (voor zover dit niet onder punt 1.1.b) valt);

c) 

de bepaling van de belangrijkste voor de leveringszekerheid relevante infrastructuur;

d) 

een onderverdeling, voor zover mogelijk, op nationaal niveau van bronnen van gasinvoer per land van oorsprong;

e) 

een beschrijving van de rol van opslag in de lidstaat en vermeld:

i) 

de opslagcapaciteit (totale capaciteit en werkvolume) ten opzichte van de vraag tijdens het verwarmingsseizoen;

ii) 

de maximale dagelijkse onttrekkingscapaciteit op verschillende opslagniveaus (bij voorkeur bij volledig gevulde opslag en niveaus op het einde van het seizoen);

f) 

een beschrijving van de rol van de binnenlandse productie en vermeld:

i) 

het productievolume met betrekking tot het jaarlijkse eindverbruik van gas;

ii) 

de maximale dagelijkse productiecapaciteit;

g) 

een beschrijving van de rol van gas in de elektriciteitsproductie (bv. belang, rol als back-up voor hernieuwbare energie), met inbegrip van gasgestookte opwekkingscapaciteit (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit) en warmtekrachtkoppeling (totaal (MWe) en als percentage van de totale opwekkingscapaciteit);

h) 

een beschrijving van de rol van energie-efficiëntiemaatregelen en het effect ervan op het jaarlijkse eindverbruik van gas.

2.    Samenvatting van de risico-evaluatie

Geef een beknopte beschrijving van de resultaten van de desbetreffende, overeenkomstig artikel 7 verrichte, gemeenschappelijke en nationale risico-evaluatie, met inbegrip van:

a) 

een lijst van de beoordeelde scenario's en een beknopte beschrijving van de toegepaste aannamen voor elk scenario, alsook de vastgestelde risico's/tekortkomingen;

b) 

de belangrijkste conclusies van de risico-evaluatie.

3.    Infrastructuurnorm (artikel 5)

Beschrijf hoe wordt voldaan aan de infrastructuurnorm, met inbegrip van de belangrijkste waarden voor de N – 1-formule en alternatieve mogelijkheden om te voldoen aan de norm (met naburige lidstaten, maatregelen aan de vraagzijde) en de bestaande bidirectionele capaciteiten, en wel als volgt:

3.1.   N – 1-formule

i) 

bepaling van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang voor de regio;

ii) 

berekening van de N – 1-formule op regionaal niveau;

iii) 

beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse cijfers die zijn gebruikt voor de berekening (vermeld voor bv. EPm de capaciteit van alle entrypunten die onder deze parameter vallen);

iv) 

vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden en aannamen voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg).

3.2.   Nationaal niveau

a) 

N – 1-formule

i) 

bepaling van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur;

ii) 

berekening van de N – 1-formule op nationaal niveau;

iii) 

beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse waarden die zijn gebruikt voor de berekening (vermeld voor bv. EPm de capaciteit van alle entrypunten die onder deze parameter vallen);

iv) 

vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);

v) 

bereken, indien de lidstaat daartoe besluit, de N – 1-formule aan de hand van maatregelen aan de vraagzijde:

— 
berekening de N – 1-formule overeenkomstig punt 2 van bijlage II;
— 
beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse cijfers die zijn gebruikt voor de berekening (indien deze verschillen van de in punt 3.a), onder (iii), van deze bijlage omschreven cijfers);
— 
vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);
— 
verklaar de marktgebaseerde maatregelen aan de vraagzijde die zijn vastgesteld/zullen worden vastgesteld ter compensatie van een verstoring van de gaslevering en het verwachte effect daarvan (Deff);
vi) 

indien overeengekomen met de bevoegde instanties van de desbetreffende risicogroep(en) of met de rechtstreeks verbonden lidstaten, gezamenlijke berekening(en) van de N – 1-formule:

— 
bereken de N – 1-formule overeenkomstig punt 5 van bijlage II;
— 
beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse waarden die zijn gebruikt voor de berekening (indien deze verschillen van de in punt 3.a), onder (iii), van deze bijlage omschreven cijfers);
— 
vermeld, in voorkomend geval, de toegepaste methoden en aannamen voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg);
— 
verklaar de overeengekomen regelingen om de naleving van de N – 1-formule te waarborgen;
b) 

bidirectionele capaciteit

i) 

vermeld de interconnectiepunten die zijn uitgerust met bidirectionele capaciteit, en de maximale capaciteit van bidirectionele stromen;

ii) 

vermeld de regelingen voor het gebruik van de reverse flow-capaciteit (bv. afschakelbare capaciteit);

iii) 

vermeld de interconnectiepunten waarvoor overeenkomstig artikel 5, lid 4, een vrijstelling is verleend, de duur van de vrijstelling en waarom zij is verleend.

4.    Naleving van de leveringsnorm (artikel 6)

Beschrijf welke maatregelen zijn vastgesteld om te voldoen aan de leveringsnorm en elke andere verhoogde leveringsnorm of aanvullende verplichting die om redenen van gasleveringszekerheid wordt opgelegd:

a) 

toegepaste definitie van beschermde afnemers, met inbegrip van de categorieën van afnemers die hieronder vallen en hun jaarlijkse gasverbruik (per categorie, nettowaarde en percentage van het nationale jaarlijkse eindverbruik van gas);

b) 

gasvolumes die nodig zijn om te voldoen aan de leveringsnorm overeenkomstig de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, omschreven scenario's;

c) 

capaciteit die nodig is om te voldoen aan de leveringsnorm overeenkomstig de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, omschreven scenario's;

d) 

maatregelen om te voldoen aan de leveringsnorm:

i) 

een beschrijving van de maatregel(en);

ii) 

adressaten;

iii) 

beschrijf, indien dit is ingesteld, elk ex ante monitoringsysteem voor het voldoen aan de leveringsnorm;

iv) 

sanctieregeling, indien van toepassing;

v) 

beschrijf per maatregel:

— 
de economische gevolgen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de maatregel,
— 
de gevolgen van de maatregel voor het milieu,
— 
de gevolgen van de maatregelen voor de afnemer;
vi) 

indien niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast (per maatregel):

— 
motiveer waarom de maatregel noodzakelijk is (met name waarom marktgebaseerde maatregelen op zich niet volstaan om de leveringszekerheid te waarborgen),
— 
motiveer waarom de maatregel evenredig is (met name waarom de niet-marktgebaseerde maatregel het minst beperkende middel is om het beoogde effect te bereiken),
— 
maak een analyse van de gevolgen van een dergelijke maatregel:
1. 

voor de leveringszekerheid van een andere lidstaat;

2. 

voor de nationale markt;

3. 

voor de interne markt;

vii) 

indien maatregelen zijn ingevoerd op of na 1 november 2017, geef dan een korte samenvatting van de effectbeoordeling of vermeld een link naar de overeenkomstig artikel 9, lid 4, verrichte openbare effectbeoordeling van de maatregel(en);

e) 

beschrijf, indien van toepassing, elke verhoogde leveringsnorm of aanvullende verplichting die om redenen van gasleveringszekerheid wordt opgelegd:

i) 

een beschrijving van de maatregel(en);

ii) 

het mechanisme om de leveringsnorm tot normale waarden te verlagen in een geest van solidariteit en overeenkomstig artikel 13;

iii) 

beschrijf, indien van toepassing, elke nieuwe verhoogde leveringsnorm of aanvullende verplichting die om redenen van gasleveringszekerheid wordt opgelegd, en die op of na 1 november 2017 is vastgesteld;

iv) 

adressaten;

v) 

betrokken gasvolumes en -capaciteiten;

vi) 

vermeld hoe die maatregel voldoet aan de in artikel 6, lid 2, vastgestelde voorwaarden.

5.    Preventieve maatregelen

Beschrijf de bestaande of nog vast te stellen preventieve maatregelen:

a) 

beschrijf elke van de preventieve maatregelen per risico die aan de hand van de risico-evaluatie zijn vastgesteld, met inbegrip van een beschrijving van:

i) 

hun nationale of regionale dimensie;

ii) 

hun economische gevolgen, doeltreffendheid en doelmatigheid;

iii) 

hun gevolgen voor afnemers.

Vermeld indien nodig:

— 
maatregelen om de interconnecties tussen naburige lidstaten te verbeteren,
— 
maatregelen om aanvoerroutes en bronnen van gas te diversifiëren,
— 
maatregelen om belangrijke voor de leveringszekerheid relevante infrastructuur te beschermen in verband met zeggenschap van entiteiten van derde landen (met inbegrip van, waar toepasselijk, algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.);
b) 

beschrijf andere maatregelen die zijn vastgesteld om andere redenen dan de risico-evaluatie, maar met positieve gevolgen voor de leveringszekerheid van de lidstaat van de desbetreffende risicogroep(en);

c) 

indien niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast (per maatregel):

i) 

motiveer waarom de maatregel noodzakelijk is (d.w.z. waarom marktgebaseerde maatregelen op zich niet volstaan om de leveringszekerheid te waarborgen);

ii) 

motiveer waarom de maatregel evenredig is (d.w.z. waarom de niet-marktgebaseerde maatregel het minst beperkende middel is om het beoogde effect te bereiken);

iii) 

maak een analyse van de gevolgen van een dergelijke maatregel:

— 
motiveer waarom de maatregel noodzakelijk is (d.w.z. waarom marktgebaseerde maatregelen op zich niet volstaan om de leveringszekerheid te waarborgen),
— 
motiveer waarom de maatregel evenredig is (d.w.z. waarom de niet-marktgebaseerde maatregel het minst beperkende middel is om het beoogde effect te bereiken),
— 
maak een analyse van de gevolgen van een dergelijke maatregel:
1. 

voor de leveringszekerheid van een andere lidstaat;

2. 

voor de nationale markt;

3. 

voor de interne markt;

4. 

leg uit in welke mate efficiëntiemaatregelen, ook aan de vraagzijde, in aanmerking zijn genomen om de leveringszekerheid te verhogen;

5. 

leg uit in welke mate hernieuwbare energiebronnen in aanmerking zijn genomen om de leveringszekerheid te verhogen.

6.    Andere maatregelen en verplichtingen (bv. veilig functioneren van het systeem)

Beschrijf de andere maatregelen en verplichtingen voor aardgasbedrijven en andere relevante instanties die van invloed kunnen zijn op de gasleveringszekerheid, zoals verplichtingen voor het veilig functioneren van het systeem, inclusief op wie die verplichting van toepassing is en de betrokken gasvolumes. Leg nauwkeurig uit wanneer en op welke wijze die maatregelen van toepassing zouden zijn.

7.    Infrastructuurprojecten

a) 

beschrijf de toekomstige infrastructuurprojecten, met inbegrip van projecten van gemeenschappelijk belang in de desbetreffende risicogroepen, en vermeld het tijdstip waarop de projecten naar verwachting worden ingevoerd, de capaciteiten en de geraamde gevolgen voor de gasleveringszekerheid in de risicogroep;

b) 

vermeld hoe de infrastructuurprojecten rekening houden met het Uniewijde tienjarige netwerkontwikkelingsplan dat overeenkomstig artikel 8, lid 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009 is opgesteld door het ENTSB-G.

8.    Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de leveringszekerheid

Vermeld de bestaande openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de leveringszekerheid en geef een beknopte beschrijving (gebruik bijlagen voor nadere uitleg). Leg duidelijk uit wie moet voldoen aan die openbaredienstverplichtingen en op welke manier. Beschrijf, indien van toepassing, hoe en wanneer deze openbaredienstverplichtingen in werking treden.

9.    Raadplegingen van belanghebbenden

Beschrijf overeenkomstig artikel 8, lid 2, van deze verordening, het gebruikte mechanisme voor, en de resultaten van, de raadplegingen over de opstelling van het plan en het noodplan, die zijn verricht met:

a) 

gasbedrijven;

b) 

relevante organisaties die de belangen van huishoudens vertegenwoordigen;

c) 

relevante organisaties die de belangen van industriële afnemers van gas, inclusief elektriciteitsproducenten, vertegenwoordigen;

d) 

de nationale regulerende instantie.

10.    Regionale dimensie

Vermeld alle nationale omstandigheden en maatregelen die relevant zijn voor de leveringszekerheid en niet tot de vorige onderdelen van het plan behoren.

Vermeld hoe rekening is gehouden met eventuele opmerkingen die zijn ontvangen naar aanleiding van de in artikel 8, lid 2, bedoelde raadpleging.

11.1.   Indien overeengekomen door de bevoegde instanties van de risicogroep, bereken de N – 1-formule op het niveau van de risicogroep

N – 1-formule

a) 

bepaling van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur van gemeenschappelijk belang voor de risicogroep;

b) 

berekening van de N – 1-formule op het niveau van de risicogroep;

c) 

beschrijving van de gebruikte waarden voor alle elementen in de N – 1-formule, met inbegrip van tussentijdse cijfers die zijn gebruikt voor de berekening (vermeld voor bv. EPm de capaciteit van alle entrypunten die onder deze parameter vallen);

d) 

vermeld de toegepaste methoden en aannamen, indien van toepassing, voor de berekening van de parameters in de N – 1-formule (bv. Dmax) (gebruik bijlagen voor nadere uitleg).

11.2.   Mechanismen uitgewerkt voor samenwerking

Beschrijf de gebruikte mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten in de desbetreffende risicogroepen, ook in verband met de ontwikkeling van grensoverschrijdende maatregelen in het preventieve actieplan en het noodplan.

Beschrijf de gebruikte mechanismen voor samenwerking met andere lidstaten in verband met het ontwerp en de aanneming van de bepalingen die nodig zijn voor de toepassing van artikel 13.

11.3.   Preventieve maatregelen

Beschrijf de bestaande of nog vast te stellen preventieve maatregelen in de risicogroep of als gevolg van regionale overeenkomsten:

a) 

beschrijf elke van de vastgestelde preventieve maatregelen per risico die in overeenstemming met de risico-evaluatie zijn vastgesteld, met inbegrip van een beschrijving van:

i) 

hun gevolgen voor de lidstaten van de risicogroep;

ii) 

hun economische gevolgen, doeltreffendheid en doelmatigheid;

iii) 

hun gevolgen voor het milieu;

iv) 

hun gevolgen voor afnemers.

Vermeld indien nodig:

— 
de maatregelen om de interconnecties tussen naburige lidstaten te verbeteren;
— 
de maatregelen om aanvoerroutes en bronnen van gas te diversifiëren;
— 
de maatregelen om belangrijke voor de leveringszekerheid relevante infrastructuur te beschermen in verband met zeggenschap van entiteiten van derde landen (met inbegrip van, waar toepasselijk, algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.);
b) 

beschrijf andere maatregelen die zijn vastgesteld om andere redenen dan de risico-evaluatie, maar met positieve gevolgen voor de leveringszekerheid van de risicogroep;

c) 

indien niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast (per maatregel):

i) 

motiveer waarom de maatregel noodzakelijk is (d.w.z. waarom marktgebaseerde maatregelen op zich niet volstaan om de leveringszekerheid te waarborgen);

ii) 

motiveer waarom de maatregel evenredig is (d.w.z. waarom de niet-marktgebaseerde maatregel het minst beperkende middel is om het beoogde effect te bereiken);

iii) 

maak een analyse van de gevolgen van een dergelijke maatregel:

— 
motiveer waarom de maatregel noodzakelijk is (d.w.z. waarom marktgebaseerde maatregelen op zich niet volstaan om de leveringszekerheid te waarborgen),
— 
motiveer waarom de maatregel evenredig is (d.w.z. waarom de niet-marktgebaseerde maatregel het minst beperkende middel is om het beoogde effect te bereiken),
— 
maak een analyse van de gevolgen van een dergelijke maatregel:
1. 

voor de leveringszekerheid van een andere lidstaat;

2. 

voor de nationale markt;

3. 

voor de interne markt;

d) 

leg uit in welke mate efficiëntiemaatregelen, ook aan de vraagzijde, in aanmerking zijn genomen om de leveringszekerheid te verhogen;

e) 

leg uit in welke mate hernieuwbare energiebronnen in aanmerking zijn genomen om de leveringszekerheid te verhogen.




BIJLAGE VII

Model voor noodplan

Algemene informatie

Naam van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van dit plan ( 21 )

1.    Definitie van crisisniveaus

a) 

vermeld de instantie die verantwoordelijk is voor de afkondiging van elk crisisniveau en de voor elk niveau te volgen procedures voor die afkondigingen;

b) 

vermeld hier de indicatoren of parameters, indien die zijn ingevoerd, waarmee wordt bepaald of een gebeurtenis tot een aanzienlijke verslechtering van de leveringssituatie kan leiden, en aan de hand waarvan wordt besloten een bepaald crisisniveau af te kondigen.

2.    Maatregelen per crisisniveau ( 22 )

2.1.   Vroegtijdige waarschuwing

Beschrijf de maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure, indien van toepassing;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de aanpak van de gevolgen van een gebeurtenis of tot de voorbereiding hierop;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren.

2.2.   Alarmniveau

a) 

beschrijf de maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure, indien van toepassing;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de aanpak van de situatie op alarmniveau;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

b) 

beschrijf de rapportageverplichtingen voor de aardgasbedrijven op alarmniveau.

2.3.   Noodsituatieniveau

a) 

stel een lijst op van vooraf gedefinieerde acties aan de aanbod- en vraagzijde om in het geval van een noodsituatie gas beschikbaar te stellen, inclusief commerciële overeenkomsten tussen de bij dergelijke acties betrokken partijen en in voorkomend geval de compensatiemechanismen voor aardgasbedrijven;

b) 

beschrijf de marktgebaseerde maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de verbetering van de situatie op noodsituatieniveau;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

c) 

beschrijf de niet-marktgebaseerde maatregelen die zijn gepland of zullen worden uitgevoerd op het noodsituatieniveau, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

geef een beoordeling van de noodzaak van een dergelijke maatregel om een crisis aan te pakken, inclusief de mate waarin er gebruik van wordt gemaakt;

iii) 

geef een gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsprocedure van de maatregel (bv. waardoor treedt de maatregel in werking, wie neemt het besluit hiertoe);

iv) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de verbetering van de situatie op noodsituatieniveau als aanvulling van de marktgebaseerde maatregelen;

v) 

beoordeel de andere effecten van de maatregel;

vi) 

toon aan dat de maatregel voldoet aan de in artikel 11, lid 6, vastgestelde voorwaarden;

vii) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

d) 

beschrijf de rapportageverplichtingen voor aardgasbedrijven.

3.    Specifieke maatregelen voor elektriciteit en stadsverwarming

a) 

stadsverwarming

i) 

vermeld kort de waarschijnlijke gevolgen van een verstoring van de gaslevering in de stadsverwarmingssector;

ii) 

vermeld de te nemen maatregelen en acties om de mogelijke gevolgen van een verstoring van de gaslevering voor de stadsverwarming te beperken. Geef anders aan waarom het niet is aangewezen specifieke maatregelen vast te stellen;

b) 

productie van elektriciteit uit gas

i) 

vermeld kort de waarschijnlijke gevolgen van een verstoring van de gaslevering in de elektriciteitssector;

ii) 

vermeld de te nemen maatregelen en acties om de mogelijke gevolgen van een verstoring van de gaslevering voor de elektriciteitssector te beperken. Geef anders aan waarom het niet is aangewezen specifieke maatregelen vast te stellen;

iii) 

vermeld de mechanismen/bestaande bepalingen om passende coördinatie, inclusief informatie-uitwisseling, te waarborgen tussen de belangrijkste actoren in de gas- en elektriciteitssector, met name de transmissiesysteembeheerders op verschillende crisisniveaus.

4.    Crisismanager of -team

Vermeld de crisismanager en definieer zijn rol.

5.    Taken en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren

a) 

omschrijf per crisisniveau de taken en verantwoordelijkheden, inclusief de interacties met de bevoegde instanties en, in voorkomend geval, met de nationale regulerende instantie, van:

i) 

aardgasbedrijven;

ii) 

industriële afnemers;

iii) 

relevante elektriciteitsproducenten;

b) 

omschrijf per crisisniveau de taak en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties en de entiteiten waaraan taken zijn gedelegeerd.

6.    Maatregelen inzake onnodig verbruik door afnemers die niet beschermd zijn

Beschrijf de bestaande maatregelen om, voor zover mogelijk en zonder het veilig en betrouwbaar functioneren van het gassysteem in het gedrang te brengen of onveilige situaties te creëren, te voorkomen dat afnemers die niet beschermd zijn gebruikmaken van de gaslevering die bestemd is voor beschermde afnemers tijdens een noodsituatie. Vermeld de aard van de maatregel (administratief, technisch enz.), de belangrijkste actoren en de te volgen procedures.

7.    Noodsituatietests

a) 

duid op de kalender aan wanneer de realtime responssimulaties van noodsituaties zullen plaatsvinden;

b) 

vermeld de betrokken actoren, procedures en concrete gesimuleerde scenario's met grote en middelgrote gevolgen.

Voor de actualiseringen van het noodplan: geef een beknopte beschrijving van de tests die zijn uitgevoerd sinds de voorstelling van het laatste noodplan en de voornaamste resultaten. Vermeld welke maatregelen zijn vastgesteld naar aanleiding van die tests.

8.    Regionale dimensie

8.1.   Maatregelen per crisisniveau:

8.1.1.   Vroegtijdige waarschuwing:

Beschrijf de maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure, indien van toepassing;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de aanpak van de gevolgen van een gebeurtenis of tot de voorbereiding hierop;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren.

8.1.2.   Alarmniveau:

a) 

beschrijf de maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregel en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure, indien van toepassing;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de aanpak van de gevolgen van een gebeurtenis of tot de voorbereiding hierop;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

b) 

beschrijf de rapportageverplichtingen voor de aardgasbedrijven op alarmniveau.

8.1.3.   Noodsituatieniveau:

a) 

stel een lijst op van vooraf gedefinieerde acties aan de aanbod- en vraagzijde om in het geval van een noodsituatie gas beschikbaar te stellen, inclusief commerciële overeenkomsten tussen de bij dergelijke acties betrokken partijen en in voorkomend geval de compensatiemechanismen voor aardgasbedrijven;

b) 

beschrijf de marktgebaseerde maatregelen die in deze fase moeten worden toegepast, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregelen en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

beschrijf de te volgen procedure;

iii) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de verbetering van de situatie op noodsituatieniveau;

iv) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

c) 

beschrijf de niet-marktgebaseerde maatregelen die zijn gepland of zullen worden uitgevoerd op het noodsituatieniveau, en vermeld per maatregel:

i) 

een beknopte beschrijving van de maatregelen en de belangrijkste betrokken actoren;

ii) 

geef een beoordeling van de noodzaak van een dergelijke maatregel om een crisis aan te pakken, inclusief de mate waarin er gebruik van wordt gemaakt;

iii) 

geef een gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsprocedure van de maatregel (bv. waardoor treedt de maatregel in werking, wie neemt het besluit hiertoe);

iv) 

vermeld hoe de maatregel naar verwachting zal bijdragen tot de verbetering van de situatie op noodsituatieniveau als aanvulling van de marktgebaseerde maatregelen;

v) 

beoordeel de andere effecten van de maatregel;

vi) 

toon aan dat de maatregel voldoet aan de in artikel 11, lid 6, vastgestelde voorwaarden;

vii) 

beschrijf de informatiestromen tussen de betrokken actoren;

d) 

beschrijf de rapportageverplichtingen voor aardgasbedrijven.

8.2.   Samenwerkingsmechanismen:

a) 

beschrijf de ingestelde mechanismen voor samenwerking binnen elk van de desbetreffende risicogroepen en voor passende coördinatie op elk crisisniveau. Beschrijf, voor zover ze zijn ingesteld en niet zijn behandeld in punt 2, de besluitvormingsprocedures voor een passende reactie op regionaal niveau voor elk crisisniveau;

b) 

beschrijf de ingestelde mechanismen voor samenwerking met andere lidstaten buiten de risicogroepen en voor coördinatie van acties voor elk crisisniveau.

8.3.   Solidariteit tussen de lidstaten:

a) 

beschrijf de overeengekomen regelingen tussen rechtstreeks met elkaar verbonden lidstaten om de toepassing van het in artikel 13 bedoelde solidariteitsbeginsel te waarborgen;

b) 

beschrijf in voorkomend geval de overeengekomen regelingen tussen via een derde land met elkaar verbonden lidstaten om de toepassing van het in artikel 13 bedoelde solidariteitsbeginsel te waarborgen.




BIJLAGE VIII

Lijst van niet-marktgebaseerde maatregelen met betrekking tot de gasleveringszekerheid

Bij het uitwerken van het preventieve actieplan en het noodplan overweegt de bevoegde instantie uitsluitend in het geval van een noodsituatie de volgende indicatieve en niet-uitputtende lijst van maatregelen:

a) 

maatregelen aan de aanbodzijde:

— 
gebruik van strategische gasopslag;
— 
gedwongen gebruik van voorraden van alternatieve brandstoffen (bv. in overeenstemming met Richtlijn 2009/119/EG van de Raad ( 23 ));
— 
gedwongen gebruik van elektriciteit die wordt opgewekt uit andere bronnen dan gas;
— 
gedwongen opvoering van de gasproductieniveaus;
— 
gedwongen onttrekking uit opslag;
b) 

maatregelen aan de vraagzijde:

— 
verschillende opeenvolgende mogelijkheden voor verplichte reductie van de vraag, zoals:
— 
gedwongen brandstofomschakeling,
— 
gedwongen gebruik van contracten met een afschakelbaarheidsclausule, wanneer die niet volledig als onderdeel van marktgebaseerde maatregelen worden gebruikt,
— 
gedwongen afschakeling van bedrijven.




BIJLAGE IX

Concordantietabel



Verordening (EU) nr. 994/2010

Onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 8

Artikel 6

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 4

Artikel 8

Artikel 5

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 4

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 16

Artikel 20

Artikel 15

Artikel 21

Artikel 17

Artikel 22

Bijlage I

Bijlage II

Artikel 7

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage I

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage VII

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage VIII

Bijlage IX



( 1 ) Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

( 2 ) Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

( 6 ) Deze bijlage is onderworpen aan de evenredige verplichtingen van elke lidstaat uit hoofde van deze verordening, met name de artikelen 6 bis, 6 ter en 6 quater.

Voor de lidstaten die onder artikel 6 bis, lid 2, vallen, wordt het evenredige tussentijdse streefdoel berekend door de in de tabel vermelde waarde te vermenigvuldigen met het maximum van 35 % en het resultaat door 80 % te delen.

( 7 ) Indien deze taak door een bevoegde instantie is gedelegeerd, vermeld dan de naam van de entiteit(en) die namens de instantie verantwoordelijk zijn voor de opstelling van deze risico-evaluatie.

( 8 ) Voor de eerste beoordeling: verschaf gegevens van de afgelopen twee jaar. Voor actualiseringen: verschaf gegevens van de afgelopen vier jaar.

( 9 ) Met inbegrip van industriële afnemers, elektriciteitsopwekking, stadsverwarming, woningen, diensten en andere (gelieve de hierin opgenomen soort afnemers te specificeren). Vermeld ook het verbruiksvolume van beschermde afnemers.

( 10 ) Beschrijf de toegepaste methodologie.

( 11 ) Indien deze taak door de bevoegde instantie is gedelegeerd, vermeld dan de naam van de instantie(s) die namens de bevoegde instantie verantwoordelijk is voor de opstelling van deze risico-evaluatie.

( 12 ) Geef eenvoudigheidshalve de informatie indien mogelijk op het hoogste niveau van de risicogroepen en voeg in voorkomend geval de details samen.

( 13 ) Voor de eerste beoordeling: verschaf gegevens van de afgelopen twee jaar. Voor actualiseringen: verschaf gegevens van de afgelopen vier jaar.

( 14 ) Met inbegrip van industriële afnemers, elektriciteitsopwekking, stadsverwarming, woningen, diensten en andere (specificeer de hierin opgenomen soort afnemers). Vermeld ook het verbruiksvolume van beschermde afnemers.

( 15 ) Beschrijf de toegepaste methodologie.

( 16 ) Indien deze taak door de bevoegde instantie is gedelegeerd, vermeld dan de naam van de instantie(s) die namens de bevoegde instantie verantwoordelijk is voor de opstelling van dit plan.

( 17 ) Geef eenvoudigheidshalve de informatie indien mogelijk op het hoogste niveau van de risicogroepen en voeg in voorkomend geval de details samen.

( 18 ) Verschaf gegevens van de afgelopen twee jaar voor het eerste plan. Verschaf gegevens van de afgelopen vier jaar voor actualiseringen.

( 19 ) Met inbegrip van industriële afnemers, elektriciteitsopwekking, stadsverwarming, woningen, diensten en andere (gelieve de hierin opgenomen soort afnemers te specificeren).

( 20 ) Beschrijf de toegepaste methodologie.

( 21 ) Indien deze taak is gedelegeerd door een bevoegde instantie, vermeld dan de naam van de entiteit(en) die namens de instantie verantwoordelijk is voor de opstelling van dit plan.

( 22 ) Vermeld regionale en nationale maatregelen.

( 23 ) Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PB L 265 van 9.10.2009, blz. 9).

Top