EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02003L0054-20030804

Consolidated text: Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/54/2003-08-04

2003L0054 — NL — 04.08.2003 — 000.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

▼C1  RICHTLIJN 2003/54/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 juni 2003

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG

(PB L 176, 15.7.2003, p.37)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 016, 23.1.2004, blz. 74  (03/54)




▼B

▼C1

RICHTLIJN 2003/54/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 juni 2003

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 3 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit ( 4 ) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandkoming van de interne markt voor elektriciteit.

(2)

Uit de ervaring die met de uitvoering van deze richtlijn is opgedaan, blijkt dat de interne markt voor elektriciteit voordelen kan opleveren in de vorm van verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie. Er zijn evenwel nog belangrijke tekortkomingen en mogelijkheden tot verbetering van de werking van de markt, met name door het vaststellen van concrete maatregelen om gelijke concurrentievoorwaarden op het niveau van de elektriciteitsproductie te waarborgen en het beperken van het risico van marktdominantie en roofzuchtig marktgedrag, het zorgen voor niet-discriminerende transmissie- en distributietarieven doordat toegang tot het net wordt verleend op basis van tarieven die gepubliceerd worden voordat ze in werking treden, en het zorgen voor de bescherming van de rechten van kleine en kwetsbare afnemers en het verstrekken van informatie over de brandstoffen die voor de elektriciteitsopwekking worden gebruikt en het verwijzen naar — waar beschikbaar — informatiebronnen over de milieueffecten daarvan.

(3)

Tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad gevraagd om een snelle voortgang van de voltooiing van de interne markt voor de elektriciteits- en gassector en om een versnelling van de liberalisering in deze sectoren met het oog op de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt op deze gebieden. In zijn resolutie van 6 juli 2000 over het tweede verslag van de Commissie betreffende de stand van de liberalisering van de energiemarkten heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een gedetailleerd tijdschema vast te leggen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven doelstellingen met het oog op een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkt.

(4)

Met de rechten die de Europese burgers in het EG-Verdrag worden gegarandeerd op het gebied van het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging, is evenwel alleen een volledig opengestelde markt in overeenstemming waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun klanten leveren.

(5)

De voornaamste hinderpalen voor de totstandbrenging van een volledig operationele en competitieve interne markt betreffen o.a. de toegang tot het netwerk, de tarifering en een van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate van openstelling van de markt.

(6)

Voor een goed werkende concurrentie is vereist dat de toegang tot het netwerk niet-discriminerend en transparant is en tegen redelijke prijzen kan geschieden.

(7)

Voor de voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt is niet-discriminerende toegang tot het netwerk van de transmissie- of de distributiesysteembeheerder van het grootste belang. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder kan één of meer bedrijven omvatten.

(8)

Met het oog op een efficiënte en niet-discriminerende toegang tot het netwerk moeten de distributie- en transmissiesystemen, in het geval van verticaal geïntegreerde elektriciteitsbedrijven, door juridisch gescheiden entiteiten worden beheerd. De Commissie beoordeelt maatregelen van gelijke werking die door de lidstaten zijn opgesteld om deze doelstelling te bereiken en zij dient, in voorkomend geval, voorstellen tot wijziging van de onderhavige richtlijn in. Ook moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders over effectieve bevoegdheden beschikken om besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en het beheer en de ontwikkeling van de netwerken benodigde activa wanneer deze activa eigendom zijn van en geëxploiteerd worden door verticaal geïntegreerde bedrijven. Het is noodzakelijk dat de onafhankelijkheid van de distributie- en transmissiesysteembeheerders wordt gewaarborgd, met name voor wat de productie- en leveringsbelangen betreft, en derhalve dienen onafhankelijke beheerstructuren tussen distributie- en transmissiesysteembeheerders en eventuele productie/leveringsbedrijven te worden gecreëerd.

Het is echter van belang een onderscheid te maken tussen die juridische scheiding en de scheiding van eigendomsrechten. Juridische scheiding impliceert niet dat de eigendom van de activa verandert, en niets staat soortgelijke of identieke arbeidsvoorwaarden voor het gehele verticaal geïntegreerde bedrijf in de weg. Niettemin dient een niet-discriminerend besluitvormingsproces te worden gecreëerd via organisatorische maatregelen betreffende de onafhankelijkheid van de verantwoordelijken die met de besluitvorming zijn belast.

(9)

In geval van kleine systemen kan het voorkomen dat de ondersteunende diensten moeten worden verzorgd door transmissiesysteembeheerders waaraan de kleine systemen gekoppeld zijn.

(10)

Bij deze richtlijn worden geen eigendomsvraagstukken geregeld, doch er wordt aan herinnerd dat, indien een bedrijf dat transmissie of distributie verricht qua rechtsvorm onderscheiden is van de bedrijven die productie- en/of leveringsdiensten verrichten, de aangewezen systeembeheerder het bedrijf kan zijn dat de infrastructuur bezit.

(11)

Teneinde kleine distributiebedrijven geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, dienen de lidstaten, waar nodig, in staat te zijn deze bedrijven te ontheffen van de wettelijke ontvlechtingsvoorschriften inzake distributie.

(12)

Vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de grootte en het potentiële effect van de elektriciteitsproducenten.

(13)

Verder dienen nog maatregelen te worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de netwerktoegang. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle systeemgebruikers gelden.

(14)

Teneinde het voor een in een lidstaat gevestigd elektriciteitsbedrijf makkelijker te maken om contracten te sluiten voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers in een andere lidstaat, dienen de lidstaten en waar toepasselijk de nationale regelgevende instanties te werken aan de totstandbrenging van homogenere voorwaarden en een gelijke mate van keuzevrijheid op de hele interne markt.

(15)

De aanwezigheid van effectieve regelgeving, die door één of meer nationale regelgevende instanties wordt uitgevoerd, vormt een belangrijke factor bij het waarborgen van niet-discriminerende toegang tot het netwerk. De lidstaten specificeren de taken en de administratieve en andere bevoegdheden van de regelgevende instanties. Het is van belang dat de regelgevende instanties in alle lidstaten over dezelfde minimumbevoegdheden beschikken. Deze instanties moeten bevoegd zijn om de tarieven of ten minste de methoden voor de berekening van transmissie- en distributietarieven vast te stellen of goed te keuren. Om onzekerheid te voorkomen en kostbare en tijdrovende geschillen te vermijden, moeten deze tarieven worden gepubliceerd voordat ze in werking treden.

(16)

De Commissie heeft meegedeeld dat zij van plan is een groep van Europese regelgevende instanties voor elektriciteit en aardgas in het leven te roepen als een geëigend adviesmechanisme voor bevordering van de samenwerking en de coördinatie van de nationale regelgevende instanties, teneinde de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit en aardgas te bevorderen en bij te dragen aan de consistente toepassing in alle lidstaten van de bepalingen zoals bedoeld in de onderhavige richtlijn, Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ( 5 ) en Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit ( 6 ).

(17)

Om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Zodra de elektriciteitsmarkt voldoende liquide is, dient dit te worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden elektriciteit die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. Bij gebreke van een dergelijke liquide markt dienen de nationale regelgevende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd dienen passende stimuleringsmaatregelen te worden vastgesteld om de input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.

(18)

De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder, of van de distributiesysteembeheerder(s), dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het netwerk. Bij de uitvoering van deze taken dienen de nationale regelgevende instanties ervoor te zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening te houden met de lange termijn, marginale, vermeden netwerkkosten van decentrale productie en vraagsturingsmaatregelen.

(19)

Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid moeten de volledige handels- en industriesector in de Gemeenschap, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Gemeenschap, die de economische voordelen van de interne markt genieten, ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming en moeten met name huishoudens en, indien de lidstaten dit passend achten, kleine bedrijven ook kunnen profiteren van garanties inzake openbaredienstverlening, in het bijzonder op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven.

(20)

Afnemers van elektriciteit moeten hun leverancier vrijelijk kunnen kiezen. De voltooiing van de interne elektriciteitmarkt moet echter worden aangepakt in fasen, zodat de industrie zich kan aanpassen en kan zorgen voor passende maatregelen en systemen om de belangen van de afnemers te beschermen en deze een echt en daadwerkelijk recht van keuze van leverancier te waarborgen.

(21)

Een progressieve openstelling van de markt naar volledige concurrentie moet de verschillen tussen de lidstaten zo snel mogelijk opheffen. Transparantie en zekerheid bij de uitvoering van deze richtlijn moeten gewaarborgd zijn.

(22)

Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitsproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten er echter voor zorgen dat de mogelijkheid bestaat bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door middel van een aanbestedingsprocedure of een gelijkwaardige procedure, ingeval op basis van de vergunningsprocedure niet voldoende stroomproductiecapaciteit wordt gebouwd. De lidstaten moeten in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende nieuwe technieken de mogelijkheid hebben een aanbesteding voor nieuwe capaciteit uit te schrijven, op basis van gepubliceerde criteria. Nieuwe capaciteit omvat onder meer hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling.

(23)

In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op het monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netwerkinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, dienen bij te dragen aan een stabiele elektriciteitsvoorziening. De aanleg en het onderhoud van de nodige netwerkinfrastructuur, waaronder interconnectiecapaciteit en decentrale elektriciteitsopwekking, zijn belangrijke elementen voor het waarborgen van een stabiele elektriciteitsvoorziening.

(24)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat huishoudelijke afnemers, en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, het recht hebben om tegen duidelijk vergelijkbare, transparante en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Teneinde de handhaving van de hoge normen van de openbaredienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbaredienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken. De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om kwetsbare afnemers in de context van de interne elektriciteitsmarkt te beschermen. Die maatregelen kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat en kunnen specifieke maatregelen omvatten in verband met de betaling van elektriciteitsrekeningen of meer algemene maatregelen in het kader van het socialezekerheidsstelsel. Indien ook voorzien is in een universele dienst aan kleine bedrijven, kunnen de maatregelen om te waarborgen dat die universele dienst wordt verstrekt, verschillen naar gelang het huishoudens dan wel kleine bedrijven betreft.

(25)

De Commissie heeft meegedeeld dat zij van plan is met name initiatieven te ontplooien ten aanzien van de reikwijdte van de etiketteringsvoorschriften en met name met betrekking tot de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Europese Unie beschikbaar kan worden gesteld, alsook met betrekking tot de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kunnen worden gestroomlijnd.

(26)

Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de voorschriften inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(27)

De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen. Die leverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook een distributiefunctie heeft, mits de ontvlechtingsvoorschriften van deze richtlijn worden nageleefd.

(28)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken, kunnen met name adequate economische stimulansen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(29)

Voorzover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(30)

De eis om de Commissie in kennis te stellen van een weigering tot het verlenen van een vergunning voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit is een onnodige administratieve last gebleken en dient derhalve te vervallen.

(31)

Aangezien de doelstelling van het voorgestelde optreden, te weten de totstandbrenging van een volledig operationele interne elektriciteitsmarkt die door eerlijke concurrentie wordt gekenmerkt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en deze, wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op Gemeenschapsniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen aannemen, overeenkomstig het subsidiariteits–beginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van genoemd artikel 5 gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(32)

In het licht van de ervaring met de werking van Richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten ( 7 ), dienen er maatregelen te worden genomen die homogene en niet-discriminerende toegangsregelingen voor transmissie waarborgen, met inbegrip van de grensoverschrijdende elektriciteitsstromen tussen de lidstaten. Teneinde homogeniteit in de behandeling van de toegang tot de elektriciteitsnetten te waarborgen, ook in het geval van doorvoer, moet die richtlijn worden ingetrokken.

(33)

Gezien de omvang van de wijzigingen in Richtlijn 96/92/EG is het omwille van de duidelijkheid en de logica wenselijk dat de betrokken bepalingen opnieuw worden geformuleerd.

(34)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Werkingssfeer

Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen, de verlening van vergunningen en het beheer van netten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. „productie”: productie van elektriciteit;

2. „producent”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;

3. „transmissie”: transport van elektriciteit langs het extra hoogspannings- en hoogspanningskoppelnet met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

4. „transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transmissiesysteem en, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van elektriciteit;

5. „distributie”: transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6. „distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het distributiesysteem en, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit;

7. „afnemers”: grootafnemers en eindafnemers van elektriciteit;

8. „grootafnemers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die elektriciteit kopen voor doorverkoop binnen of buiten het systeem waarop zij aangesloten zijn;

9. „eindafnemers”: afnemers die elektriciteit kopen voor eigen gebruik;

10. „huishoudelijke afnemers”: afnemers die elektriciteit kopen voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten;

11. „niet-huishoudelijke afnemers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die elektriciteit kopen die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;

12. „in aanmerking komende afnemers”: afnemers die vrij zijn om elektriciteit te kopen bij de leverancier van hun keuze, in de zin van artikel 21 van deze richtlijn;

13. „interconnectoren”: uitrusting om elektriciteitssystemen onderling te koppelen;

14. „stelsel van systemen”: een aantal transmissie- en distributiesystemen die door middel van één of meer interconnectoren met elkaar zijn verbonden;

15. „directe lijn”: een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;

16. „economische rangorde”: een aan de hand van economische criteria bepaalde rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;

17. „ondersteunende diensten”: diensten die nodig zijn voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem;

18. „systeemgebruikers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die leveren aan of afnemen van een transmissie- of distributiesysteem;

19. „levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

20. „geïntegreerd elektriciteitsbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

21. „verticaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf of groep van bedrijven waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen ( 8 ), en waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep ten minste één van de functies in de vorm van transmissie of distributie en ten minste één van de functies in de vorm van productie of levering van elektriciteit verricht;

22. „verwant bedrijf”: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, sub g) ( 9 ), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 10 ) en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23. „horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies in de vorm van productie voor de verkoop, transmissie, distributie of levering van elektriciteit en daarnaast een niet op het gebied van elektriciteit liggende activiteit verricht;

24. „aanbestedingsprocedure”: procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;

25. „planning op lange termijn”: planning van de behoeften aan investeringen in productie-, transmissie- en distributiecapaciteit op lange termijn, om aan de vraag naar elektriciteit van het systeem te voldoen en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

26. „klein geïsoleerd systeem”: systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

27. „geïsoleerd microsysteem”: systeem met een verbruik van minder dan 500 GWh in 1996, zonder interconnectie met andere systemen;

28. „zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en de voorziening van elektriciteit als de technische veiligheid;

29. „energiebesparing en vraagsturing”: een algemene of geïntegreerde aanpak die erop gericht is de omvang en de timing van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van aan investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de distributiekosten;

30. „hernieuwbare energiebronnen”: hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen);

31. „decentrale elektriciteitsproductie”: productie-installaties die aangesloten zijn op het distributiesysteem.



HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.  De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende, zekere en in milieuopzicht duurzame elektriciteitsmarkt; wat de rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.  Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, waaronder de leverings- en voorzieningszekerheid, de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn en de gelijke toegang voor EU-elektriciteitsbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energiebesparing en vraagsturing, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

3.  De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, namelijk ondernemingen die minder dan 50 personen in dienst hebben en met een jaaromzet of een financiële balans van ten hoogste 10 miljoen EUR, aanspraak kunnen maken op universeledienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare en doorzichtige prijzen op hun grondgebied. Om de universeledienstverlening te waarborgen, kunnen de lidstaten een noodleverancier aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun netwerk aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Niets in deze richtlijn mag de lidstaten ervan weerhouden om de marktpositie van de huishoudelijke, kleine en middelgrote verbruikers te versterken door de mogelijkheden van vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor deze groep consumenten te bevorderen.

Aan bovenstaande alinea wordt uitvoering gegeven op transparante en niet-discriminerende wijze en zonder een belemmering te vormen voor de in artikel 21 voorgeschreven openstelling van de markt.

4.  Indien een lidstaat financiële compensatie, andere vormen van compensatie en exclusieve rechten voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 bedoelde verplichtingen verleent, geschiedt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.

5.  De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van maatregelen om hen te helpen voorkomen dat zij worden afgesloten. In dit verband kunnen de lidstaten maatregelen nemen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat elektriciteitsleveranciers op of bij de rekening en in promotiemateriaal voor de eindafnemers de volgende informatie verstrekken:

a) het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix van de leverancier in het voorgaande jaar;

b) ten minste verwijzingen naar bestaande referentiebronnen, zoals webpagina's, waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteit geproduceerd door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar.

Voor elektriciteit die is verkregen via een elektriciteitsbeurs of die ingevoerd is van een buiten de Europese Unie gelegen onderneming, kunnen door de elektriciteitsbeurs of de betrokken onderneming verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

De lidstaten nemen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig dit artikel door de leveranciers aan hun klanten verstrekte informatie betrouwbaar is.

7.  De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie, milieubescherming, waarbij onder meer energiebesparings- en vraagsturingsmaatregelen en maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering kunnen worden genomen, alsmede inzake leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

8.  De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 6, 7, 20 en 22 niet toe te passen, voorzover de toepassing daarvan de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

9.  De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om uitwerking te geven aan de universeledienstverlening en openbaredienstverleningsverplichtingen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, alsmede de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale mededinging, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij delen de Commissie vervolgens om de twee jaar alle wijzigingen van de maatregelen mee, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

Artikel 4

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de leverings- en voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten zulks nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instanties. Met name zullen het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers gemonitord worden. De bevoegde autoriteiten publiceren om de twee jaar uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 5

Technische voorschriften

De lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technische ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van productie-installaties, distributiesystemen, apparatuur van direct aangesloten afnemers, interconnectorcircuits en directe lijnen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de netwerken garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften ( 11 ).



HOOFDSTUK III

PRODUCTIE

Artikel 6

Vergunningsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.  Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2.  De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:

a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitssysteem, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b) de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c) de bescherming van het milieu;

d) ruimtelijke ordening en locatie;

e) gebruik van grond met een openbare bestemming;

f) energie-efficiëntie;

g) de aard van de primaire energiebronnen;

h) de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële kwaliteiten;

i) de naleving van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat er bij de vergunningsprocedures voor kleine en/of decentrale elektriciteitsproductie rekening gehouden wordt met hun beperkte grootte en potentiële effect.

4.  De vergunningsprocedures en de criteria worden gepubliceerd. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen tot weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep moet voor de aanvrager mogelijk zijn.

Artikel 7

Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.  De lidstaten zorgen er in het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid voor dat in nieuwe capaciteit of maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing kan worden voorzien door middel van een aanbestedingsprocedure of een procedure die inzake transparantie en non-discriminatie gelijkwaardig is, op basis van gepubliceerde criteria. Deze procedures kunnen echter alleen worden ingeleid indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing niet voldoende zijn om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen.

2.  De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te beginnen op basis van gepubliceerde criteria. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.

3.  De details van de aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing worden ten minste zes maanden vóór de uiterste inschrijvingsdatum in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd bedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.

Om transparantie en non-discriminatie te waarborgen, bevat het bestek een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn voor de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder de aanbesteding vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 6, lid 2.

4.  Wanneer de aanbesteding betrekking heeft op de vereiste productiecapaciteit, moeten daarbij ook de inschrijvingen in aanmerking worden genomen met langetermijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee additionele behoeften kunnen worden gedekt.

5.  De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4. Wanneer een transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, volledig onafhankelijk is van andere, niet met het transmissiesysteem samenhangende activiteiten, kan de transmissiesysteembeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheid van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is.



HOOFDSTUK IV

BEHEER VAN HET TRANSMISSIESYSTEEM

Artikel 8

Aanwijzing van transmissiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer transmissiesysteembeheerders aan of verlangen van de bedrijven die eigenaar van transmissiesystemen zijn, dat zij één of meer transmissiesysteembeheerders aanwijzen, voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 12.

Artikel 9

Taken van transmissiesysteembeheerders

Elke transmissiesysteembeheerder heeft de verantwoordelijkheid voor:

a) het zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

b) het bijdragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem;

c) het beheer van de energiestromen op het systeem, waarbij hij rekening moet houden met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen. Daartoe moet de transmissiesysteembeheerder zorgen voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem en er in dit verband op toezien dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, voorzover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transmissiesysteem waaraan zijn systeem gekoppeld is;

d) het aan de beheerder van een ander systeem waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende gegevens verschaffen om een zekere en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen;

e) het zich onthouden van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het systeem, met name ten gunste van verwante bedrijven;

f) het aan de systeemgebruikers verstrekken van de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

Artikel 10

Ontvlechting van transmissiesysteembeheerders

1.  Wanneer de transmissiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verband houdende activiteiten. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het transmissiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.  Teneinde de onafhankelijkheid van de in lid 1 bedoelde transmissiesysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de transmissiesysteembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit.

b) Er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op een zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de transmissiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De transmissiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Dit stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de transmissiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schuldenlast van haar dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van transmissielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument.

d) De transmissiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma, dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 11

Inschakelen en balanceren

1.  Onverminderd de levering van elektriciteit op basis van contractuele verplichtingen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de in aanbestedingen vervatte specificaties, is de transmissiesysteembeheerder, wanneer hij deze functie vervult, verantwoordelijk voor de inschakeling van de stroomproductie-eenheden in zijn gebied en voor het bepalen van het gebruik van interconnectoren met andere systemen.

2.  De inschakeling van de stroomproductie-eenheden en het gebruik van interconnectoren geschieden op basis van criteria waaraan de betrokken lidstaat zijn goedkeuring kan hechten en die objectief moeten zijn, bekendgemaakt moeten worden en op een niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast om een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen. De criteria houden rekening met de economische rangorde van de elektriciteit uit beschikbare productie-eenheden of uit overdracht via interconnectoren en met de voor het systeem geldende technische beperkingen.

3.  Een lidstaat kan de transmissiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden prioriteit te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

4.  Een lidstaat kan om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid bepalen dat voorrang wordt gegeven aan de inschakeling van stroomproductie-eenheden die primaire brandstofenergiebronnen uit eigen land gebruiken, voorzover het hierbij gaat om hoeveelheden die per kalenderjaar niet meer bedragen dan 15 % van de totale primaire energie die nodig is voor de productie van de in de betrokken lidstaat verbruikte elektriciteit.

5.  De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

6.  Transmissiesysteembeheerders kopen, wanneer zij deze functie vervullen, de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

7.  De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnetwerk, waaronder de regels voor de tarieven die zij de gebruikers van hun systeem in rekening brengen voor onbalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 23, lid 2, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders

Onverminderd artikel 18 of andere wettelijke verplichtingen tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de transmissiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen. Vrijgegeven informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, wordt op niet-discriminerende wijze beschikbaar gesteld.



HOOFDSTUK V

BEHEER VAN HET DISTRIBUTIESYSTEEM

Artikel 13

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat distributiesysteembeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 16.

Artikel 14

Taken van distributiesysteembeheerders

1.  De distributiesysteembeheerder draagt in zijn gebied, met inachtneming van het milieu, zorg voor een zeker, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsdistributiesysteem.

2.  Hij discrimineert in geen geval tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het systeem, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.  De distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

4.  Een lidstaat kan de distributiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden voorrang te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

5.  Distributiesysteembeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien, volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, wanneer zij deze functie vervullen. Deze bepaling laat het gebruik van elektriciteit die op grond van vóór 1 januari 2002 gesloten contracten is verkregen, onverlet.

6.  Wanneer distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributiesysteem, moeten de daartoe door hen vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energieonbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden in overeenstemming met artikel 23, lid 2, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

7.  Bij de planning van de ontwikkeling van het distributiesysteem, neemt de distributiesysteembeheerder maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing en/of decentrale elektriciteitsproductie die de noodzaak van een vergroting of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging.

Artikel 15

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.  Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.  Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te bereiken, gelden de volgende minimumcriteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van elektriciteit.

b) Er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op een zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Een en ander stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de distributiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument.

d) De distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma, dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

De lidstaten kunnen besluiten lid 1 en het onderhavige lid niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleine geïsoleerde systemen bedienen.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

Onverminderd artikel 18 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

Artikel 17

Gecombineerde beheerder

De in artikel 10, lid 1, en artikel 15, lid 1, vervatte regels vormen geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- en distributiesystemen door een beheerder die wat zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transmissie- of distributiesysteem samenhangende activiteiten en die aan de in de letters a) tot en met d) genoemde eisen voldoet. Deze regels houden evenwel geen verplichting in om de eigendom van de activa van het gecombineerde netwerk af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de gecombineerde systeembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie of levering van elektriciteit.

b) Er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op een zodanige wijze rekening wordt gehoudend met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de gecombineerde systeembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De gecombineerde systeembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering in een dochtermaatschappij beschermd worden, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 23, lid 2. Een en ander stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de gecombineerde systeembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schuldenlast van haar dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van transmissie- en distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument.

d) De gecombineerde systeembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma, dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.



HOOFDSTUK VI

ONTVLECHTING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 18

Recht op inzage van de boekhouding

1.  De lidstaten of de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 23 bedoelde regelgevende instanties, hebben recht op inzage van de in artikel 19 bedoelde boekhouding van de elektriciteitsbedrijven, voorzover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.  De lidstaten en de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 23 bedoelde regelgevende instanties, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 19

Ontvlechting van de boekhouding

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van elektriciteitsbedrijven overeenkomstig de leden 2 en 3 wordt gevoerd.

2.  Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden elektriciteitsbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, gebaseerd op artikel 44, lid 2, sub g) ( 12 ), van het Verdrag betreffende de jaarrekeningen van bepaalde vennootschappen ( 13 ).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.  Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen voeren elektriciteitsbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie- en distributieactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van elektriciteit, die geen verband houden met transmissie en distributie. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie/distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winsten-verliesrekening.

4.  Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.



HOOFDSTUK VII

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET SYSTEEM

Artikel 20

Toegang van derden

1.  De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributiesystemen, gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het systeem. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 23 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden gepubliceerd voordat zij in werking treden.

2.  De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen. De lidstaten zorgen ervoor dat, waar van toepassing en wanneer de toegang wordt geweigerd, de transmissie- of distributiesysteembeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt, kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht die de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten weerspiegelt.

Artikel 21

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.  De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a) tot 1 juli 2004 de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 19, leden 1 tot en met 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b) uiterlijk vanaf 1 juli 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;

c) vanaf 1 juli 2007 alle afnemers.

2.  Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

a) mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;

b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties zoals bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten, ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waarin de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.

Artikel 22

Directe lijnen

1.  De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a) alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren, hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen bevoorraden;

b) elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.

2.  De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Die criteria moeten objectief en niet-discriminerend zijn.

3.  De mogelijkheid van elektriciteitslevering via een directe lijn zoals bedoeld in lid 1 laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 20 onverlet.

4.  De lidstaten kunnen de vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het systeem op basis van — voorzover van toepassing — artikel 20, dan wel de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 23.

5.  De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou doorkruisen. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

Artikel 23

Regelgevende instanties

1.  De lidstaten wijzen één of meer bevoegde instanties met de functie van regelgevende instantie aan. Deze instanties zijn geheel onafhankelijk van de belangen van de elektriciteitssector. Zij zijn via de toepassing van dit artikel ten minste verantwoordelijk voor het garanderen van non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een doeltreffende marktwerking, door het monitoren van in het bijzonder:

a) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van interconnectiecapaciteit, in overleg met de regelgevende instantie of instanties van de lidstaten waarmee een interconnectie bestaat;

b) alle mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale elektriciteitssysteem;

c) de tijd waarbinnen transmissie- en distributiebedrijven interconnecties realiseren en reparaties uitvoeren;

d) de publicatie door transmissie- en distributiesysteembeheerders van adequate informatie over interconnectoren, netwerkgebruik en toewijzing van capaciteit aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak om niet-geaggregeerde informatie vertrouwelijk te behandelen;

e) de daadwerkelijke ontvlechting van de boekhouding, zoals bedoeld in artikel 19, ter voorkoming van kruissubsidies tussen productie-, transmissie-, distributie- en leveringsactiviteiten;

f) de bepalingen, voorwaarden en tarieven voor de aansluiting van nieuwe elektriciteitsproducenten, om te waarborgen dat deze objectief, transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij zij met name volledig rekening houden met de kosten en de voordelen van de verschillende technologieën inzake duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling;

g) de mate waarin transmissie- en distributiesysteembeheerders hun taken vervullen in overeenstemming met de artikelen 9 en 14;

h) het niveau van transparantie en concurrentie.

De overeenkomstig dit artikel aangewezen autoriteiten publiceren een jaarverslag over het resultaat van hun monitoringsactiviteiten zoals bedoeld onder a) tot en met h).

2.  De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake:

a) de aansluiting op en de toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netwerken op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netwerken kunnen waarborgen;

b) de verstrekking van balanceringsdiensten.

3.  Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten voorschrijven dat de regelgevende instanties de tarieven of ten minste de in dat lid bedoelde methoden alsook de in lid 4 bedoelde wijzigingen aan de relevante instantie in de lidstaat voorleggen met het oog op een formeel besluit. De relevante instantie is in een dergelijk geval bevoegd om een door de regelgevende instantie voorgelegd ontwerpbesluit hetzij goed te keuren hetzij af te keuren. Deze tarieven, methoden of wijzigingen worden samen met het besluit inzake de formele aanneming bekendgemaakt. Elke formele afkeuring van een ontwerpbesluit wordt eveneens bekendgemaakt, met inbegrip van de motivering ervan.

4.  De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie- en distributiesystemen te verlangen dat zij de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorwaarden, tarieven, regels, mechanismen en methoden wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

5.  Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie- of distributiesysteem over de in de leden 1, 2 en 4 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de regelgevende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Die periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regelgevende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager verder verlengd worden. Een dergelijke beslissing heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

Wanneer een klacht betrekking heeft op aansluitingstarieven voor grote nieuwe productiefaciliteiten, kan de periode van twee maanden door de regelgevende instantie worden verlengd.

6.  Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig lid 2, 3 of 4 genomen besluit over de gehanteerde methoden of wanneer de regelgevende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde methoden kunnen binnen twee maanden of binnen een door de betrokken lidstaat vastgelegde kortere termijn na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

7.  De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de regelgevende instanties in staat zijn om hun in de leden 1 tot en met 5 bedoelde taken doelmatig en onverwijld uit te voeren.

8.  De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht worden genomen.

Tot 2010 doen de bevoegde instanties van de lidstaten de Commissie overeenkomstig het mededingingsrecht jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag toekomen over marktoverheersing en marktondermijnend en concurrentieverstorend gedrag. In dit verslag wordt voorts ingegaan op de veranderende eigendomspatronen en worden tevens praktische maatregelen vermeld die op nationaal niveau zijn getroffen om een voldoende grote verscheidenheid aan marktdeelnemers te waarborgen, of concrete maatregelen om de interconnectie en de mededinging te bevorderen. Vanaf 2010 presenteren de bevoegde autoriteiten een dergelijk verslag om de twee jaar.

9.  De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

10.  In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt het geschil beslecht door de regelgevende instantie die rechtsmacht heeft over de systeembeheerder die het gebruik van of de toegang tot het systeem weigert.

11.  Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 5 en 6 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving.

12.  De nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt en gelijke mededingingsvoorwaarden door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie samen te werken.



HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Beschermingsmaatregelen

Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voorzover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 25

Toezicht op de invoer van elektriciteit

De lidstaten stellen de Commissie om de drie maanden in kennis van de elektriciteitsinvoer in de vorm van fysieke stromen uit derde landen gedurende het afgelopen kwartaal.

Artikel 26

Ontheffingen

1.  De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleine geïsoleerde netten, kunnen om ontheffingen vragen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII, alsmede, voor geïsoleerde microsystemen, hoofstuk III met het oog op het opknappen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit. De Commissie kan hun die ontheffingen verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Het besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd. Dit artikel is ook van toepassing op Luxemburg.

2.  Een lidstaat die na de inwerkingtreding van deze richtlijn om redenen van technische aard wezenlijke problemen heeft met het openstellen van zijn markt voor bepaalde beperkte groepen van de in artikel 21, lid 1, onder b), bedoelde niet-huishoudelijke afnemers, kan om een ontheffing van deze bepaling vragen, die de Commissie hem kan verlenen voor een periode van ten hoogste 18 maanden na de in artikel 30, lid 1, bedoelde datum. De ontheffing eindigt in elk geval op de in artikel 21, lid 1, onder c), genoemde datum.

Artikel 27

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 28, lid 3, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het netwerk in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het netwerk dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt —, vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op ondernemingen rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders), niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — namelijk dat de effectieve toegang tot het netwerk gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn aan te passen. De Commissie kan in de voorstellen tot wijziging van de richtlijn voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat deze lidstaat maatregelen ten uitvoer legt die even doeltreffend zijn.

Artikel 28

Verslaglegging

1.  De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient vóór het einde van het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a) de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit en de resterende knelpunten terzake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag en het effect van deze aspecten op het vlak van verstoring van de markt;

b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitssysteem in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;

c) een onderzoek naar kwesties die te maken hebben met de niveaus van de systeemcapaciteit en de leverings- en voorzieningszekerheid van elektriciteit in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke uitwisselingscapaciteit tussen gebieden;

d) er wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers;

e) de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 15, lid 2, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

f) een algemene evaluatie van de vooruitgang op het gebied van de bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vorderingen terzake van marktintegratie, de sociale en milieugevolgen van de elektriciteitshandel en toegang tot de systemen van die derde landen;

g) mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn;

h) de wijze waarop de lidstaten de voorschriften inzake energie-etikettering van artikel 3, lid 6, uitgevoerd hebben en de wijze waarop er rekening gehouden is met aanbevelingen van de Commissie op dit gebied.

Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten, vooral voor de reikwijdte en de modaliteiten van de etiketteringsvoorschriften, waaronder bijvoorbeeld de wijze waarop wordt verwezen naar bestaande referentiebronnen en de inhoud van deze bronnen, met name met betrekking tot de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Europese Unie beschikbaar kan worden gesteld, alsook met betrekking tot de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kan worden gestroomlijnd en maatregelen om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

2.  Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde verslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbaredienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.

3.  De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne elektriciteitsmarkt. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:

 niet-discriminerende toegang tot het systeem;

 doelmatige regulering;

 de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap;

 de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudens voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbaredienstverlening en universeledienstverlening betreft;

 de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

 de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven;

 de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt;

 de ervaring opgedaan met de toepassing van de richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede op de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbaredienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken op het terrein van marktdominantie, concentratie in de markt, roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 29

Intrekking

Richtlijn 90/547/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2004.

Richtlijn 96/92/EG wordt met ingang van 1 juli 2004 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage B.

Artikel 30

Uitvoering

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.  De lidstaten mogen de toepassing van artikel 15, lid 1, opschorten tot en met 1 juli 2007, onverminderd de vereisten zoals bedoeld in artikel 15, lid 2.

3.  Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 31

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 32

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE A

Voorschriften inzake consumentenbescherming

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG ( 14 ) en Richtlijn 93/13/EG van de Raad ( 15 ), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a) recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

 de identiteit en het adres van de leverancier;

 de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

 in voorkomend geval, de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

 de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

 de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

 alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, en

 de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f).

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen om de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de elektriciteitsleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

d) een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e) geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie ( 16 ) te worden gevolgd;

g) die toegang hebben tot de universeledienstverlening overeenkomstig de op grond van artikel 3, lid 3, door de lidstaten aangenomen bepalingen, in kennis worden gesteld van hun rechten in verband met universele dienstverlening.




BIJLAGE B



Concordantietabel

Richtlijn 96/92/EG

Deze richtlijn

 
 

Artikel 1

Art 1

Werkingssfeer

Artikel 2

Art 2

Definities

Artikel 3 en artikel 10, lid 1

Art 3

Openbaredienstverplichting en bescherming van de afnemer

Art 4

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

Artikel 7, lid 2

Art 5

Technische voorschriften

Artikelen 4 en 5

Art 6

Vergunningsprocedure voor nieuwe capaciteit

Artikelen 4 en 6

Art 7

Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit

Artikel 7, lid 1

Art 8

Aanwijzing van transmissiesysteembeheerders

Artikel 7, lid 3 — lid 5

Art 9

Taken van transmissiesysteembeheerders

Artikel 7, lid 6

Art 10

Ontvlechting van transmissiesysteembeheerders

Artikel 8

Art 11

Inschakelen en balanceren

Artikel 9

Art 12

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders

Artikel 10, leden 2 en 3

Art 13

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

Artikel 11

Art 14

Taken van distributiesysteembeheerders

Art 15

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

Artikel 12

Art 16

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

Art 17

Gecombineerde beheerder

Artikel 13

Art 18

Recht op inzage van de boekhouding

Artikel 14

Art 19

Ontvlechting van de boekhouding

Artikel 15-18

Art 20

Toegang van derden

Artikel 19

Art 21

Openstelling van de markt en wederkerigheid

Artikel 21

Art 22

Directe lijnen

Artikel 20, leden 3 en 4, en artikel 22

Art 23

Regelgevende instanties

Artikel 23

Art 24

Beschermingsmaatregelen

Art 25

Toezicht op de invoer van elektriciteit

Artikel 24

Art 26

Ontheffingen

Art 27

Herzieningsprocedure

Artikelen 25 en 26

Art 28

Verslaglegging

Art 29

Intrekking

Artikel 27

Art 30

Uitvoering

Artikel 28

Art 31

Inwerkingtreding

Artikel 29

Art 32

Adressaten

 

Bijlage A

Voorschriften inzake consumentenbescherming



( 1 ) PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 60, en PB C 227 E van 24.9.2002, blz. 393.

( 2 ) PB C 36 van 8.2.2002, blz. 10.

( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 13 maart 2002 (PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 350), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 februari 2003 (PB C 50 E van 4.3.2003, blz. 15) en standpunt van het Europees Parlement van 4 juni 2003.

( 4 ) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

( 5 ) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

( 6 ) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1.

( 7 ) PB L 313 van 13.11.1990, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/75/EG van de Commissie (PB L 276 van 13.10.1998, blz. 9).

( 8 ) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 (PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1).

( 9 ) De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam. Aanvankelijk werd naar artikel 54, lid 3, sub g), verwezen.

( 10 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

( 11 ) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

( 12 ) De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam. Aanvankelijk werd naar artikel 54, lid 3, sub g), verwezen.

( 13 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

( 14 ) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

( 15 ) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

( 16 ) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

Top