EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001CJ0077

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Goederen en diensten, gebruikt zowel voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat, als voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat – Aftrek pro rata – Berekening – Verkoop van aandelen en andere waardepapieren, zoals deelnemingen in investeringsfondsen – Daarvan uitgesloten, omdat zij geen economische activiteit vormt – Beleggingen in investeringsfondsen – Daarvan uitgesloten, omdat zij geen dienstverrichtingen onder bezwarende titel vormen – Leningen door holding verstrekt aan haar dochterondernemingen of beleggingen in bankdeposito’s of waardepapieren – Daaronder begrepen – Grens – Vrijgestelde activiteiten die bijkomstige handelingen vormen – Beoordelingscriteria – Bevoegdheid van nationale rechter

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 2, punt 1, 4, lid 2, 13, B, sub d, punten 1 en 5, 17, lid 5, en 19)

2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Belastbare handelingen – Leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel – Begrip – Werkzaamheden verricht in kader van consortiumovereenkomst door een van leden – Daarvan uitgesloten – Grenzen

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 2, punt 1)

Samenvatting

1. Ingevolge artikel 17, lid 5, van de Zesde Richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet het aftrekprorata dat op het bedrag van de reeds betaalde belasting over de toegevoegde waarde moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 19 van deze richtlijn worden berekend, indien de belastingplichtige goederen en/of diensten waarover hij reeds belasting heeft betaald, zowel gebruikt voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat als voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat, terwijl de handelingen die niet binnen de werkingssfeer van de Zesde richtlijn vallen, en dus geen recht op aftrek geven, van de prorataberekening van de aftrek moeten worden uitgesloten.

Dienaangaande vormen activiteiten bestaande in de gewone verkoop van aandelen en andere verhandelbare waardepapieren, zoals deelnemingen in investeringsfondsen, geen economische activiteiten in de zin van artikel 4, lid 2, van de Zesde richtlijn, en vallen zij bijgevolg niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

Voorts vormen beleggingen in investeringsfondsen geen dienstverrichtingen „onder bezwarende titel” in de zin van artikel 2, punt 1, van de Zesde richtlijn, en vallen zij dus evenmin binnen de werkingssfeer van de richtlijn.

Het bedrag van de omzet uit deze handelingen moet bijgevolg worden uitgesloten van de in de artikelen 17 en 19 van de richtlijn bedoelde berekening van het pro rata voor de toepassing van de aftrek.

Het jaarlijks verstrekken van leningen tegen vergoeding door een holding aan vennootschappen waarin zij een deelneming bezit, alsmede haar beleggingen in bankdeposito’s of waardepapieren, zoals schatkistpapier en depositocertificaten, vormen daarentegen economische activiteiten die worden verricht door een belastingplichtige die als zodanig handelt in de zin van de artikelen 2, punt 1, en 4, lid 2, van de Zesde richtlijn.

Aangezien de genoemde handelingen ingevolge artikel 13, B, sub d, punten 1 en 5, van de Zesde richtlijn van belasting zijn vrijgesteld, moet de desbetreffende omzet bij de berekening van het pro rata voor de toepassing van de aftrek buiten beschouwing worden gelaten wanneer het gaat om bijkomstige handelingen in de zin van artikel 19, lid 2, tweede volzin, van de richtlijn. In dat verband moeten deze handelingen als dusdanig worden aangemerkt wanneer zij slechts een zeer beperkt gebruik impliceren van goederen of diensten waarvoor belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is; ofschoon de omvang van de opbrengsten uit financiële handelingen die binnen de werkingssfeer van de Zesde richtlijn vallen, erop kan wijzen dat deze handelingen niet kunnen worden aangemerkt als bijkomstig in de zin van genoemd artikel, kan de omstandigheid dat meer inkomsten uit dergelijke handelingen worden gehaald dan uit de activiteit die de betrokken onderneming als hoofdactiviteit aanmerkt, die handelingen als zodanig niet uitsluiten van de kwalificatie „bijkomstige handelingen”.

Het staat aan de verwijzende rechter om vast te stellen of handelingen slechts een zeer beperkt gebruik impliceren van goederen of diensten waarvoor belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is, en in voorkomend geval, deze handelingen uit te sluiten van de berekening van het pro rata voor de toepassing van de aftrek.

(cf. punten 53‑55, 80, dictum 1)

2. Werkzaamheden die door de deelnemers aan een consortium overeenkomstig de bepalingen van een consortiumovereenkomst worden verricht en die overeenstemmen met het in die overeenkomst aan elk van hen toegewezen aandeel, vormen geen levering van goederen of diensten „onder bezwarende titel” in de zin van artikel 2, punt 1, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, en bijgevolg ook niet een krachtens deze richtlijn belastbare handeling. Dat deze werkzaamheden worden verricht door de consortiumdeelnemer die het consortium beheert, is dienaangaande irrelevant.

Wanneer de overschrijding van het bij die overeenkomst vastgestelde aandeel van de werkzaamheden door een consortiumdeelnemer er daarentegen toe leidt dat de andere leden van het consortium hem de tegenwaarde moeten betalen van de werkzaamheden die dit aandeel overschrijden, vormen deze werkzaamheden een levering van goederen of diensten „onder bezwarende titel” in de zin van genoemde bepaling.

(cf. punt 91, dictum 2)

Top