EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02016R1238-20180207

Consolidated text: Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (Voor de EER relevante tekst)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2016/1238/2018-02-07

02016R1238 — NL — 07.02.2018 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1238 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 206 van 30.7.2016, blz. 15)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/149 VAN DE COMMISSIE van 15 november 2017

  L 26

11

31.1.2018




▼B

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1238 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALING

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden regels vastgesteld tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft:

a) de aankoop en verkoop, in het kader van de openbare interventie, van in artikel 11 van die verordening vermelde producten, en

b) de verlening van steun voor de particuliere opslag van in artikel 17 van die verordening vermelde producten.



HOOFDSTUK II

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

Artikel 2

In aanmerking komende marktdeelnemers

1.  Slechts marktdeelnemers die in de Unie zijn gevestigd en daar voor btw-doeleinden zijn geregistreerd, mogen:

a) een offerte of inschrijving indienen voor de aankoop van producten in het kader van de openbare interventie, of een inschrijving voor de verkoop van dergelijke producten, of

b) een inschrijving indienen voor steun voor particuliere opslag of een aanvraag om vooraf vastgestelde steun voor particuliere opslag.

2.  Voor de interventieaankoop van rundvlees mogen alleen de volgende in lid 1 bedoelde marktdeelnemers inschrijvingen indienen:

a) runderslachthuizen die overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) zijn erkend;

b) vee- of vleeshandelaren die daar voor eigen rekening laten slachten.

3.  Voor steun voor particuliere opslag mogen alleen de volgende in lid 1 bedoelde marktdeelnemers aanvragen of inschrijvingen indienen:

a) in de olijfoliesector: marktdeelnemers die voldoen aan de voorschriften van bijlage VII;

b) in de suikersector: marktdeelnemers die suikerfabrikanten zijn.

Artikel 3

In aanmerking komende producten

1.  De producten moeten van gezonde handelskwaliteit zijn en voldoen aan de in Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde eisen.

2.  Bij interventieaankoop moeten de producten voldoen aan de volgende voorschriften:

a) voor granen: de voorschriften van bijlage I bij deze verordening;

b) voor rijst: de voorschriften van bijlage II bij deze verordening;

c) voor rundvlees: de voorschriften van bijlage III bij deze verordening;

d) voor boter: de voorschriften die zijn opgenomen in de delen I en II van bijlage IV bij deze verordening en in artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie ( 2 );

e) voor mageremelkpoeder: de voorschriften die zijn opgenomen in de delen I en II van bijlage V bij deze verordening en in artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240.

Bovendien moeten de boter en het mageremelkpoeder zijn geproduceerd in een bedrijf dat is erkend overeenkomstig deel III van bijlage IV, respectievelijk deel III van bijlage V bij deze verordening.

3.  In het geval van steun voor particuliere opslag moeten de producten voldoen aan de voorschriften van bijlage VI bij deze verordening.

Artikel 4

Zekerheid

De marktdeelnemers stellen overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 een zekerheid ten gunste van het betrokken betaalorgaan bij de indiening:

a) van een offerte of een inschrijving voor de aankoop of verkoop van interventieproducten of de afzet van dergelijke producten in het kader van de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b) van een inschrijving of een aanvraag voor steun voor particuliere opslag, tenzij in een uitvoeringsverordening tot opening van de inschrijvingsprocedure of tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240, anders is bepaald.

Artikel 5

Vrijgave en verbeurdverklaring van de zekerheid

1.  De in artikel 4 bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de inschrijving, offerte of aanvraag niet ontvankelijk is of niet is aanvaard.

2.  Bij interventieaankoop wordt de zekerheid vrijgegeven wanneer:

a) de marktdeelnemer de opgegeven hoeveelheid heeft geleverd binnen de leveringstermijn die is vermeld op de in artikel 17 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde leveringsbon, en

b) is geconstateerd dat de producten voldoen aan de in artikel 3 van deze verordening bedoelde voorwaarden om in aanmerking te komen, of

c) een toewijzingscoëfficiënt als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 wordt toegepast. In dat geval komt het bedrag van de vrijgegeven zekerheid overeen met de niet-aanvaarde hoeveelheid, of

d) de offerte wordt ingetrokken door een marktdeelnemer op wiens offerte een toewijzingscoëfficiënt als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 wordt toegepast.

3.  Bij de verkoop van interventieproducten wordt de zekerheid vrijgegeven:

a) voor afgewezen marktdeelnemers, nadat het in artikel 32, lid 1, of artikel 36, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde besluit is genomen;

b) voor marktdeelnemers aan wie wordt gegund, voor de hoeveelheden waarvoor de betaling is verricht overeenkomstig artikel 35 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240;

c) wanneer is voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot de afzet van de producten in het kader van de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen.

4.  Bij steun voor particuliere opslag wordt de zekerheid vrijgegeven wanneer:

a) een toewijzingscoëfficiënt als bedoeld in artikel 43, lid 2, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 wordt toegepast. In dat geval komt het bedrag van de vrijgegeven zekerheid overeen met de niet-aanvaarde hoeveelheid;

b) de inschrijving wordt ingetrokken wegens de vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt als bedoeld in artikel 43, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240;

c) is voldaan aan de contractuele verplichtingen ten aanzien van de contractuele hoeveelheid.

5.  De bedoelde zekerheid wordt verbeurd wanneer de offerte, inschrijving of aanvraag:

a) wordt ingetrokken om andere redenen dan de vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), of artikel 43, lid 2, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240, of

b) na de indiening wordt gewijzigd.

6.  Bij interventieaankoop wordt de zekerheid verbeurd:

a) indien de producten niet aan de in artikel 3 bedoelde eisen voldoen, voor de niet-aanvaarde hoeveelheden;

b) wanneer de marktdeelnemer, behoudens overmacht, de producten niet binnen de op de leveringsbon vermelde termijn levert, in verhouding tot de niet-geleverde hoeveelheden en wordt de aankoop voor die hoeveelheden geannuleerd.

Voor granen, rijst en rundvlees wordt de zekerheid evenwel, als de werkelijk geleverde en aanvaarde hoeveelheid kleiner is dan de op de leveringsbon vermelde hoeveelheid, volledig vrijgegeven wanneer het verschil niet meer bedraagt dan 5 %.

7.  Bij de verkoop van interventieproducten wordt de zekerheid, behoudens overmacht, verbeurd:

a) voor de hoeveelheden waarvoor de betaling niet overeenkomstig artikel 35 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 is verricht en wordt de verkoop voor die hoeveelheden geannuleerd;

b) wanneer niet is voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot de afzet van de producten in het kader van de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen.

8.  Bij steun voor particuliere opslag wordt de zekerheid verbeurd wanneer:

a) minder dan 95 % van de in de inschrijving of de aanvraag vermelde hoeveelheden is opgeslagen onder de in artikel 52, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde voorwaarden;

b) minder dan het in artikel 8, lid 1, vastgestelde percentage van de contractuele hoeveelheid opgeslagen blijft gedurende de hele periode die is vastgesteld in de uitvoeringsverordening tot opening van de inschrijvingsprocedure of tot voorafgaande vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag, ook wanneer het gaat om suiker in bulk die in een door de marktdeelnemer aangewezen silo is opgeslagen;

c) de termijn voor het inslaan van de producten als bedoeld in artikel 47, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 niet in acht worden genomen;

d) bij de controles op grond van titel IV, hoofdstuk I, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 wordt geconstateerd dat de opgeslagen producten niet voldoen aan de in artikel 3 van deze verordening bedoelde kwaliteitseisen;

e) het in artikel 53, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde voorschrift niet in acht wordt genomen.



HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE OPENBARE INTERVENTIE

Artikel 6

Interventieopslagplaatsen

1.  De betaalorganen zorgen ervoor dat de interventieopslagplaatsen (hierna „opslagplaatsen” genoemd) geschikt zijn om de aangekochte producten op te slaan en in goede staat te bewaren, onder meer wat opslagtemperatuur betreft, en aan de voorschriften van artikel 7 voldoen.

2.  Tijdens de perioden waarin de interventieaankopen plaatsvinden, maken de betaalorganen de informatie over de op hun grondgebied beschikbare opslagplaatsen bekend en werken zij die bij.

Artikel 7

Voorschriften voor opslagplaatsen

1.  Elke opslagplaats voldoet aan de volgende eisen:

a) zij beschikt over de nodige technische uitrusting voor de overname van de producten;

b) zij kan de hoeveelheden uitslaan die nodig zijn voor de naleving van de in artikel 37, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde uitslagperiode;

c) in het geval van granen, rijst, boter en mageremelkpoeder beschikt zij over de in artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde minimumopslagcapaciteit.

2.  De betaalorganen kunnen technische normen voor opslagplaatsen vaststellen en nemen alle andere nodige maatregelen om te waarborgen dat de ingeslagen producten naar behoren worden bewaard.

3.  In het geval van rundvlees zijn de opslagplaatsen van dien aard dat het mogelijk is:

a) overgenomen en uitgebeende karkassen, halve karkassen en in voor- en achtervoeten versneden karkassen op te slaan;

b) al het uitgebeende vlees dat zonder verdere verwerking wordt opgeslagen, in te vriezen.

Als uitbening evenwel geen deel uitmaakt van de voorwaarden van de inschrijving, is de opslagplaats van dien aard dat vlees met been kan worden overgenomen.

Wanneer de uitsnijderij en de koelinstallatie van een opslagplaats banden hebben met het slachthuis of de marktdeelnemer, verricht het betaalorgaan de nodige controles om ervoor te zorgen dat het voor interventie bestemde rundvlees wordt behandeld en opgeslagen overeenkomstig deze verordening.

De koelhuizen die gelegen zijn in de lidstaat die de jurisdictie over het betaalorgaan heeft, kunnen al het door het betaalorgaan toegewezen vlees gedurende ten minste drie maanden onder technisch bevredigende voorwaarden bewaren.

Wanneer er in een lidstaat evenwel onvoldoende koelopslagcapaciteit voor het toegewezen rundvlees is, kan het betrokken betaalorgaan ervoor zorgen dat dit rundvlees in een andere lidstaat wordt opgeslagen en stelt het de Commissie daarvan in kennis.



HOOFDSTUK IV

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG

Artikel 8

Betaling van de steun voor particuliere opslag

1.  De steun voor particuliere opslag wordt voor de contractuele hoeveelheid betaald indien de tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid ten minste 99 % van de contractuele hoeveelheid bedraagt.

Voor de volgende producten wordt de steun evenwel voor de contractuele hoeveelheid betaald indien de tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid ten minste 97 % van de contractuele hoeveelheid bedraagt:

a) suiker die gescheiden is opgeslagen van andere suiker in de door de marktdeelnemer aangewezen silo;

b) olijfolie;

c) vlasvezel;

d) rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, voor zover de contractuele hoeveelheid slaat op vers vlees dat de opslagplaats binnenkomt;

e) kaas;

f) mageremelkpoeder in „big bags” als bedoeld in bijlage VI, deel VI, onder c).

2.  Behoudens overmacht wordt, wanneer de tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan het in lid 1 vermelde percentage van de contractuele hoeveelheid (inclusief suiker in bulk die is opgeslagen in de door de marktdeelnemer aangewezen silo), geen steun betaald. Bij kaas is het evenwel zo dat, als het betaalorgaan van mening is dat de betrokken kaas tijdens de opslagperiode aan natuurlijk gewichtsverlies onderhevig was, dit gewichtsverlies niet leidt tot een vermindering van de steun of de verbeurdverklaring van de zekerheid.

3.  De steun wordt slechts betaald wanneer de contractuele opslagperiode overeenkomt met de opslagperiode die is vastgesteld in de uitvoeringsverordening tot opening van de inschrijvingsprocedure of tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag.

4.  Wanneer uit controles tijdens de opslag of bij de uitslag blijkt dat de producten gebreken vertonen, wordt voor de betrokken hoeveelheden geen steun betaald. Het voor steun in aanmerking komende resterende gedeelte van de opslagpartij mag niet kleiner zijn dan de minimumhoeveelheid die is vastgesteld in de uitvoeringsverordening tot opening van de inschrijvingsprocedure of tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag.

Hetzelfde geldt wanneer een deel van een opslagpartij of opslagbatch wegens gebreken wordt uitgeslagen vóór het verstrijken van de minimale opslagperiode of vóór de toegestane begindatum van de uitslag indien een dergelijke datum is vastgesteld in de uitvoeringsverordening tot opening van de inschrijvingsprocedure of tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag.

Producten met gebreken worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in lid 1 bedoelde opgeslagen hoeveelheid.

5.  Behalve bij overmacht wordt, wanneer de marktdeelnemer het overeenkomstig artikel 48, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde einde van de contractuele opslagperiode niet voor de volledige opgeslagen hoeveelheid in acht neemt, de steun voor het betrokken contract met 10 % verlaagd voor elke kalenderdag van niet-inachtneming.

Deze verlaging mag evenwel niet groter zijn dan 100 % van de steun.

6.  Voor het betrokken contract wordt geen steun voor particuliere opslag betaald indien het in artikel 53, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 vastgestelde voorschrift niet in acht is genomen.



HOOFDSTUK V

GEMEENSCHAPPELIJKE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Meldingen

De lidstaten melden de erkende betaalorganen en de hoeveelheden aan de Commissie overeenkomstig de nadere bepalingen van titel V, hoofdstuk I, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240.

Artikel 10

Intrekking en overgangsbepalingen

De Verordeningen (EEG) nr. 3427/87, (EEG) nr. 2351/91, (EG) nr. 720/2008, (EG) nr. 826/2008, (EG) nr. 1130/2009, (EU) nr. 1272/2009 en (EU) nr. 807/2010 worden ingetrokken.

Artikel 56, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 en deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 826/2008 blijven geldig tot de handelingen ter vervanging van Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie ( 3 ) van toepassing zijn geworden.

Deel II, tabel IV van deel IX en punt h) van deel XI van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 blijven gelden tot en met 30 juni 2017.

Verordening (EU) nr. 1272/2009 blijft gelden voor offertes en inschrijvingen die in het kader van die verordening zijn ontvangen vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Verordening (EG) nr. 826/2008 blijft van toepassing op inschrijvingen en aanvragen die in het kader van die verordening zijn ontvangen vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Artikel 11

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2016. Wat interventieaankopen betreft, is deel II van bijlage I echter van toepassing met ingang van 1 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

INTERVENTIEAANKOOP GRANEN

DEEL I

Criteria om te bepalen of de granen voor interventie in aanmerking komen

1. De in artikel 3 bedoelde vereisten met betrekking tot granen zijn met name de volgende:

a) de granen hebben de kleur die eigen is aan de betrokken graansoort;

b) de granen hebben geen onfrisse reuk en zijn vrij van ongedierte (met inbegrip van mijt) in al zijn ontwikkelingsstadia;

c) de granen voldoen aan de in deel II vermelde minimumkwaliteitscriteria, en

d) de niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, overschrijden de in de regelgeving van de Unie vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus niet.

2. De in punt 1, onder d), bedoelde maximumgehalten aan verontreinigingen zijn:

a) voor zachte tarwe en durumtarwe, de op grond van Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad ( 4 ) vastgestelde maximumgehalten, inclusief de in de punten 2.4 tot en met 2.7 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie ( 5 ) vastgestelde maximumgehalten voor Fusarium-toxinen in zachte tarwe en durumtarwe;

b) voor gerst en mais, de bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) vastgestelde maximumgehalten.

3. De lidstaten controleren de niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, op basis van een risicoanalyse waarbij met name rekening wordt gehouden met de door de marktdeelnemer verstrekte gegevens en de door hem aangegane verbintenissen met betrekking tot de inachtneming van de geldende normen, vooral in het licht van de resultaten van de analyses.

Bovendien wordt een partij zachte tarwe waarvan het Zeleny-getal volgens de analyses tussen 22 en 30 ligt, slechts als van gezonde handelskwaliteit aangemerkt wanneer het deeg dat van die tarwe wordt verkregen, niet kleeft en machinaal kan worden verwerkt.

DEEL II

Minimumkwaliteitsvereisten als bedoeld in deel I



 

Durumtarwe

Zachte tarwe

Gerst

Maïs

A.  Maximaal vochtgehalte

14,5 %

14,5 %

14,5 %

13,5 %

B.  Maximumaandeel aan bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn

12 %

12 %

12 %

12 %

1.  Gebroken korrels

6 %

5 %

5 %

5 %

2.  Graanbijmengsels

8,5 %

7 %

12 %

5 %

2.1.  Andere graanbijmengsels dan die welke uit gevlekte korrels bestaan

5 %

7 %

12 %

5 %

a)  noodrijpe korrels

X

X

X

n.v.t.

b)  andere granen

3 %

X

5 %

X

c)  door ongedierte aangetaste korrels

X

X

X

X

d)  korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont

X

X

n.v.t.

n.v.t.

e)  door droging verhitte korrels

0,50 %

0,50 %

3 %

0,50 %

2.2.  Gevlekte korrels

3,5 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

3.  Gekiemde korrels

4 %

4 %

6 %

6 %

4.  Uitschot

4,5 % (1)

3 %

3 %

3 %

waaronder:

 

 

 

 

a)  zaden van andere planten:

 

 

 

 

—  schadelijke

0,10 %

0,10 %

0,10 %

0,10 %

—  andere

X

X

X

X

b)  bedorven korrels:

 

 

 

 

—  door spontane broei en door te hevige droging beschadigde korrels

0,05 %

0,05 %

X

X

—  door fusariose aangetaste korrels

1,5 %

X

X

X

—  andere

X

X

X

X

c)  onzuiverheden

X

X

X

X

d)  kaf (voor maïs: deeltjes van de kolven)

X

X

X

X

e)  moederkoren

0,05 %

0,05 %

n.v.t.

n.v.t.

f)  door brandschimmel aangetaste korrels

X

X

n.v.t.

n.v.t.

g)  onzuiverheden van dierlijke oorsprong

X

X

X

X

C.  Maximumaandeel aan korrels die hun glazig uiterlijk verloren hebben, zelfs gedeeltelijk

27 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

D.  Minimaal soortelijk gewicht (kg/hl)

78

73

62

n.v.t.

E.  Minimaal eiwitgehalte (2)

11,5 %

11,0 %

n.v.t.

n.v.t.

F.  Minimaal valgetal volgens Hagberg (in seconden)

220

220

n.v.t.

n.v.t.

G.  Minimumgetal volgens Zeleny (ml)

n.v.t.

22

n.v.t.

n.v.t.

(*1)   Waarvan ten hoogste 3 % voor ander uitschot dan door fusariose aangetaste korrels.

(*2)   Percentage berekend op de droge stof.

„X”  geeft aan dat een analyse moet worden verricht waarvoor geen specifieke limiet geldt, maar dat het verkregen gehalte meetelt ten aanzien van de in de punten 2 en 4 van de tabel vastgestelde maximumwaarden.

„n.v.t.”  niet van toepassing; er hoeft geen analyse te worden verricht.

Voor bestanddelen die geen basisgraan van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden de omschrijvingen van deel I van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240.

Korrels van basisgraan en van andere graansoorten die bedorven zijn of door brandschimmel zijn aangetast, worden ingedeeld in de categorie „uitschot”, zelfs indien zij gebreken vertonen die onder andere categorieën vallen.




BIJLAGE II

INTERVENTIEAANKOOP RIJST

DEEL I

Criteria om te bepalen of de padie voor interventie in aanmerking komt

1. De in artikel 3 bedoelde vereisten met betrekking tot rijst zijn met name de volgende:

a) de padie ruikt gezond en is vrij van levende insecten;

b) hij heeft een vochtgehalte van ten hoogste 14,5 %;

c) het rendement bij de bewerking is niet meer dan vijf punten lager dan de in deel II genoemde basisrendementen;

d) het percentage uitschot, het percentage rijstkorrels van andere rassen en het percentage korrels die niet voldoen aan de in bijlage III, deel A, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 omschreven standaardkwaliteit, zijn niet hoger dan de maximumpercentages die in deel III van deze bijlage voor elk type rijst zijn vastgesteld;

e) de radioactiviteit is niet hoger dan de in de regelgeving van de Unie vastgestelde toegestane maximumniveaus.

2. Voor de toepassing van deze bijlage wordt met „uitschot” materiaal bedoeld dat normaal niet in rijst voorkomt.

DEEL II

Criteria voor het rendement bij bewerking

Basisrendement bij de bewerking



Ras

Rendement in hele korrels (%)

Totaalrendement (%)

Argo, Selenio, Couachi

66

73

Alpe, Arco, Balilla, Balilla Sollana, Bomba, Elio, Flipper, Lido, Sara, Thainato, Thaiperla, Veta, Guadiamar

65

73

Ispaniki A, Makedonia

64

73

Bravo, Europa, Loto, Riva, Rosa Marchetti, Savio, Veneria

63

72

Ariete, Bahia, Carola, Cigalon, Cripto, Drago, Eolo, Gladio, Graldo, Koral, Mercurio, Niva, Onda, Padano, Panda, Ribe, S. Andrea, Saturno, Senia, Smeraldo, Dion, Zeus

62

72

Strymonas

62

71

Baldo, Redi, Roma, Tebre, Volano

61

72

Thaibonnet, Puntal

60

72

Evropi

60

70

Arborio, Rea

58

72

Carnaroli, Elba, Vialone Nano

57

72

Axios

57

67

Roxani

57

66

Overige rassen

64

72

DEEL III

Maximumpercentages



Onvolkomenheden van de korrels

Rondkorrelige rijst

GN-code 1006 10 92

Halflangkorrelige en langkorrelige rijst A

GN-codes1006 10 94 en 1006 10 96

Langkorrelige rijst B

GN-code 1006 10 98

Krijtachtige korrels

6

4

4

Roodgestreepte korrels

10

5

5

Gevlekte en gespikkelde korrels

4

2,75

2,75

Barnsteenkleurige korrels

1

0,50

0,50

Gele korrels

0,175

0,175

0,175

Uitschot

1

1

1

Rijstkorrels van andere rassen

5

5

5




BIJLAGE III

INTERVENTIEAANKOOP RUNDVLEES

DEEL I

Criteria om te bepalen of het rundvlees voor interventie in aanmerking komt

1. Interventieaankoop is mogelijk voor de in deel II van deze bijlage vermelde karkassen, halve karkassen en in voor- en achtervoeten versneden karkassen, vers of gekoeld (GN-code 0201 ) die onder de volgende in deel A van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 omschreven categorieën vallen:

a) vlees van niet-gecastreerde mannelijke dieren die ten minste twaalf maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 24 maanden (categorie A);

b) vlees van gecastreerde mannelijke dieren die ten minste twaalf maanden oud zijn (categorie C);

c) vlees van mannelijke dieren die ten minste acht maanden oud zijn, maar jonger zijn dan twaalf maanden (categorie Z).

2. De in punt 1 bedoelde producten mogen uitsluitend worden aangekocht als:

a) zij afkomstig zijn van dieren die zijn geslacht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 );

b) zij zijn ingedeeld, aangeboden en geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie ( 8 );

c) zij zijn geëtiketteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 );

d) zij afkomstig zijn van runderen die ten hoogste zes dagen en ten minste twee dagen van tevoren zijn geslacht.

DEEL II

Indeling van producten

Voor de toepassing van dit deel heeft categorie Z alleen betrekking op mannelijke dieren als omschreven in deel I, punt 1, onder c).



BELGIË/BELGIQUE

Hele dieren, halve dieren:

Carcasses, demi-carcasses:

Categorie A, klasse S2/Catégorie A, classe S2

Categorie A, klasse S3/Catégorie A, classe S3

Categorie A, klasse E2/Catégorie A, classe E2

Categorie A, klasse E3/Catégorie A, classe E3

Categorie A, klasse U2/Catégorie A, classe U2

Categorie A, klasse U3/Catégorie A, classe U3

Categorie A, klasse R2/Catégorie A, classe R2

Categorie A, klasse R3/Catégorie A, classe R3

Categorie Z, klasse S2/Catégorie Z, classe S2

Categorie Z, klasse S3/Catégorie Z, classe S3

Categorie Z, klasse E2/Catégorie Z, classe E2

Categorie Z, klasse U2/Catégorie Z, classe U2

Categorie Z, klasse U3/Catégorie Z, classe U3

Categorie Z, klasse R2/Catégorie Z, classe R2

Categorie Z, klasse R3/Catégorie Z, classe R3

БЪЛГАРИЯ

Tрупове, половинки трупове:

категория А, клас R2

категория А, клас R3

категория Z, клас R2

категория Z, клас R3

ČESKÁ REPUBLIKA

Jatečně upravená těla, půlky jatečně upravených těl:

Kategorie A, třída R2

Kategorie A, třída R3

Kategorie A, třída O2

Kategorie A, třída U2

Kategorie A, třída R2

Kategorie Z, třída R3

Kategorie Z, třída O2

DANMARK

Hele og halve kroppe:

Kategori A, klasse R2

Kategori A, klasse R3

Kategori A, klasse O2

Kategori A, klasse O3

Kategori Z, klasse R2

Kategori Z, klasse R3

Kategori Z, klasse O2

Kategori Z, klasse O3

DEUTSCHLAND

Ganze oder halbe Tierkörper:

Kategorie A, Klasse U2

Kategorie A, Klasse U3

Kategorie A, Klasse R2

Kategorie A, Klasse R3

Kategorie Z, Klasse U2

Kategorie Z, Klasse U3

Kategorie Z, Klasse R2

Kategorie Z, Klasse R3

EESTI

Rümbad, poolrümbad:

Kategooria A, klass R2

Kategooria A, klass R3

Kategooria Z, klass R2

Kategooria Z, klass R3

EIRE/IRELAND

Carcases, half-carcases:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

Category C, class O3

Category C, class O4

ΕΛΛΑΔΑ

Ολόκληρα ή μισά σφάγια:

Κατηγορία A, κλάση R2

Κατηγορία A, κλάση R3

Κατηγορία A, κλάση O2

Κατηγορία A, κλάση O3

Κατηγορία Z, κλάση R2

Κατηγορία Z, κλάση R3

Κατηγορία Z, κλάση O2

Κατηγορία Z, κλάση O3

ESPAÑA

Canales o medias canales:

Categoría A, clase U2

Categoría A, clase U3

Categoría A, clase R2

Categoría A, clase R3

Categoría Z, clase U2

Categoría Z, clase U3

Categoría Z, clase R2

Categoría Z, clase R3

FRANCE

Carcasses, demi-carcasses:

Catégorie A, classe U2

Catégorie A, classe U3

Catégorie A, classe R2

Catégorie A, classe R3

Catégorie A, classe O2

Catégorie A, classe O3

Catégorie Z, classe U2

Catégorie Z, classe U3

Catégorie Z, classe R2

Catégorie Z, classe R3

Catégorie C, classe U2

Catégorie C, classe U3

Catégorie C, classe U4

Catégorie C, classe R3

Catégorie C, classe R4

Catégorie C, classe O3

HRVATSKA

Trupovi, polovice trupova:

Kategorija A, klasa U2

Kategorija A, klasa U3

Kategorija A, klasa R2

Kategorija A, klasa R3

Kategorija Z, klasa U2

Kategorija Z, klasa U3

Kategorija Z, klasa R2

Kategorija Z, klasa R3

Kategorija Z, klasa O2

ITALIA

Carcasse e mezzene:

Categoria A, classe U2

Categoria A, classe U3

Categoria A, classe R2

Categoria A, classe R3

Categoria A, classe O2

Categoria A, classe O3

Categoria Z, classe U2

Categoria Z, classe U3

Categoria Z, classe R2

Categoria Z, classe R3

Categoria Z, classe O2

Categoria Z, classe O3

ΚΥΠΡΟΣ

Ολόκληρα ή μισά σφάγια:

Κατηγορία A, κλάση R2

Κατηγορία Z, κλάση R2

LATVIJA

Liemeņi, pusliemeņi:

A kategorija, R2 klase

A kategorija, R3 klase

Z kategorija, R2 klase

Z kategorija, R3 klase

LIETUVA

Skerdenos ir skerdenų pusės:

A kategorija, R2 klasė

A kategorija, R3 klasė

A kategorija, O2 klasė

A kategorija, O3 klasė

Z kategorija, R2 klasė

Z kategorija, R3 klasė

LUXEMBOURG

Carcasses, demi-carcasses:

Catégorie A, classe U2

Catégorie A, classe U3

Catégorie A, classe R2

Catégorie A, classe R3

MAGYARORSZÁG

Hasított test vagy hasított féltest:

A kategória, R2 osztály

A kategória, R3 osztály

Z kategória, R2 osztály

Z kategória, R3 osztály

MALTA

Karkassi, nofs karkassi:

Kategorija A, klassi R3

Kategorija Z, klassi R3

NEDERLAND

Hele dieren, halve dieren:

Categorie A, klasse R2

Categorie A, klasse R3

Categorie A, klasse O2

Categorie A, klasse O3

Categorie Z, klasse R2

Categorie Z, klasse R3

Categorie Z, klasse O2

Categorie Z, klasse O3

ÖSTERREICH

Ganze oder halbe Tierkörper:

Kategorie A, Klasse U2

Kategorie A, Klasse U3

Kategorie A, Klasse R2

Kategorie A, Klasse R3

Kategorie Z, Klasse U2

Kategorie Z, Klasse U3

Kategorie Z, Klasse R2

Kategorie Z, Klasse R3

POLSKA

Tusze, półtusze:

Kategoria A, klasa R2

Kategoria A, klasa R3

Kategoria A, klasa O2

Kategoria A, klasa O3

Kategoria Z, klasa R2

Kategoria Z, klasa R3

Kategoria Z, klasa O2

Kategoria Z, klasa O3

PORTUGAL

Carcaças ou meias-carcaças:

Categoria A, classe U2

Categoria A, classe U3

Categoria A, classe R2

Categoria A, classe R3

Categoria Z, classe U2

Categoria Z, classe U3

Categoria Z, classe R2

Categoria Z, classe R3

ROMÂNIA

Carcase, jumătăți de carcase

Categoria A, clasa U2

Categoria A, clasa U3

Categoria A, clasa R2

Categoria A, clasa R3

Categoria A, clasa O2

Categoria A, clasa O3

Categoria Z, clasa U2

Categoria Z, clasa U3

Categoria Z, clasa R2

Categoria Z, clasa R3

Categoria Z, clasa O2

Categoria Z, clasa O3

SLOVENIJA

Trupi, polovice trupov:

Kategorija A, razred U2

Kategorija A, razred U3

Kategorija A, razred R2

Kategorija A, razred R3

Kategorija A, razred O2

Kategorija Z, razred U2

Kategorija Z, razred R2

Kategorija Z, razred R3

Kategorija Z, razred O2

SLOVENSKO

Jatočné telá, jatočné polovice:

kategória A, trieda kvality R2

kategória A, trieda kvality R3

kategória A, trieda kvality O2

kategória A, trieda kvality O3

kategória Z, trieda kvality R2

kategória Z, trieda kvality R3

kategória Z, trieda kvality O2

kategória Z, trieda kvality O3

SUOMI/FINLAND

Ruhot, puoliruhot/Slaktkroppar, halva slaktkroppar:

Kategoria A, luokka R2/Kategori A, klass R2

Kategoria A, luokka R3/Kategori A, klass R3

Kategoria A, luokka O2/Kategori A, klass O2

Kategoria A, luokka O3/Kategori A, klass O3

Kategoria Z, luokka R2/Kategori Z, klass R2

Kategoria Z, luokka R3/Kategori Z, klass R3

SVERIGE

Slaktkroppar, halva slaktkroppar:

Kategori A, klass R2

Kategori A, klass R3

Kategori A, klass O2

Kategori A, klass O3

Kategori Z, klass R2

Kategori Z, klass R3

UNITED KINGDOM

I.  Great Britain

Carcases, half-carcases:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

Category C, class O3

Category C, class O4

Category A, class U2

Category A, class U3

Category A, class R2

Category A, class R3

Category A, class O2

Category A, class O3

Category Z, class U2

Category Z, class U3

Category Z, class R2

Category Z, class R3

Category Z, class O2

Category Z, class O3

II.  Northern Ireland

Carcases, half-carcases:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

Category C, class O3

Category C, class O4

Category A, class U2

Category A, class U3

Category A, class R2

Category A, class R3

Category A, class O2

Category A, class O3

Category Z, class U2

Category Z, class U3

Category Z, class R2

Category Z, class R3

Category Z, class O2

Category Z, class O3




BIJLAGE IV

INTERVENTIEAANKOOP BOTER

DEEL I

Criteria om te bepalen of de boter voor interventie in aanmerking komt

1. Het betaalorgaan koopt slechts boter die voldoet aan artikel 11, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, aan de punten 2 tot en met 6 van dit deel van deze bijlage en aan deel II van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240.

2. Het betaalorgaan controleert de kwaliteit van de boter volgens de in artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde methoden en aan de hand van monsters die zijn genomen overeenkomstig deel I van bijlage IV bij die verordening. De betaalorganen mogen evenwel, na schriftelijke toestemming van de Commissie, een onder hun toezicht staand systeem voor zelfcontrole vaststellen voor bepaalde kwaliteitseisen en bepaalde erkende bedrijven.

3. De mate van radioactiviteit van de boter mag niet hoger liggen dan de krachtens de wetgeving van de Unie toegestane maximumniveaus en wordt alleen gecontroleerd als de situatie dat vereist.

4. De boter moet zijn vervaardigd in de periode van 31 dagen voorafgaande aan de dag waarop het betaalorgaan de offerte tot verkoop tegen een vaste prijs heeft ontvangen, of in het geval van inschrijvingen, de periode van 31 dagen vóór de laatste dag van de betrokken deelperiode voor de inschrijving.

5. Wanneer de boter in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie via offerte of inschrijving voor interventie wordt aangeboden, wordt die slechts aangekocht na overlegging van een door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven certificaat.

Het certificaat wordt uiterlijk 35 dagen na de datum waarop de offerte is ontvangen of na de laatste dag waarop een inschrijving kon worden ingediend, bij de bevoegde instantie van de aankopende lidstaat ingediend en bevat de gegevens als bedoeld in deel II, punt 2, onder a), b) en c), van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240, alsmede een verklaring dat de boter in een erkend bedrijf in de Unie rechtstreeks en uitsluitend is geproduceerd uit gepasteuriseerde room in de zin van artikel 11, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

6. Wanneer de lidstaat van productie de in punt 2 bedoelde controles heeft verricht, worden in het in punt 5 bedoelde certificaat ook de resultaten van die controles opgenomen, alsmede een verklaring dat het betrokken product boter is die aan de in artikel 11, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde eisen voldoet. In dat geval wordt de verpakking verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Op het certificaat wordt het nummer van het etiket vermeld.

▼M1

DEEL II

Samenstellingseisen en kwaliteitskenmerken

Boter is een vaste emulsie, hoofdzakelijk van het emulsietype water in olie, met de volgende kenmerken inzake samenstelling en kwaliteit:



Parameters

Gehalte en kwaliteitskenmerken

Vetstoffen

Ten minste 82 %

Water

Ten hoogste 16 %

Vetvrije droge stof

Ten hoogste 2 %

Zuurgraad vet

Ten hoogste 1,2 mmole/100 g vetstoffen

Peroxidegetal

Ten hoogste 0,3 meq zuurstof/1 000 g vetstoffen

Niet-melkvet

Niet detecteerbaar met triglycerideanalyse

Sensorische kenmerken

Ten minste vier punten op vijf voor uiterlijk, smaak en consistentie

▼B

DEEL III

Criteria voor de erkenning van bedrijven als bedoeld in artikel 11, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013

1. De in artikel 11, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bedrijven worden slechts erkend indien zij:

a) zijn erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 en over de nodige technische uitrusting beschikken;

b) zich ertoe verbinden doorlopend de door de bevoegde instantie van elke lidstaat voorgeschreven registers bij te houden waarin de leverancier en de oorsprong van de grondstoffen, de verkregen hoeveelheden boter en de verpakkingsvorm, de identificatie en de uitslagdatum van elke voor openbare interventie bestemde partij zijn vermeld;

c) ermee instemmen de door hen geproduceerde boter die voor interventie zou kunnen worden aangeboden, aan een specifieke officiële inspectie te onderwerpen;

d) zich ertoe verbinden de bevoegde instantie ten minste twee werkdagen vooraf in kennis te stellen van hun voornemen boter voor openbare interventie te produceren; de lidstaat kan evenwel een kortere termijn vaststellen.

2. Met het oog op de naleving van deze verordening voeren de bevoegde instanties onaangekondigde inspecties ter plaatse uit op basis van het productieschema voor interventieboter van de betrokken bedrijven.

Zij verrichten ten minste:

a) voor de verificatie van de in punt 1, onder b), bedoelde registers, één inspectie per periode van 28 dagen waarin de voor interventie bestemde productie plaatsvindt, met een minimum van één inspectie per jaar;

b) voor het toezicht op de inachtneming van de andere in punt 1 bedoelde erkenningsvoorwaarden, één inspectie per jaar wanneer de geproduceerde boter voor interventie is bestemd.

3. De erkenning wordt ingetrokken wanneer niet langer aan de in punt 1, onder a), bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Niet eerder dan zes maanden daarna kan op verzoek van het betrokken bedrijf de erkenning na grondige inspectie opnieuw worden verleend.

Behoudens overmacht wordt, wanneer wordt geconstateerd dat een bedrijf een van de in punt 1, onder b), c) en d), bedoelde verbintenissen niet is nagekomen, de erkenning geschorst voor een periode die naargelang van de ernst van de onregelmatigheid op ten minste één maand en ten hoogste twaalf maanden wordt vastgesteld.

De lidstaat past de schorsing niet toe indien wordt geconstateerd dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door ernstige nalatigheid is begaan en dat zij slechts zeer weinig afdoet aan de doeltreffendheid van de in punt 2 bedoelde inspecties.

4. Over de inspecties op grond van de punten 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a) de datum van de inspectie,

b) de duur van de inspectie,

c) de verrichte werkzaamheden.

Het verslag wordt door de bevoegde inspecteur ondertekend.




BIJLAGE V

INTERVENTIEAANKOOP MAGEREMELKPOEDER

DEEL I

Criteria om te bepalen of het mageremelkpoeder voor interventie in aanmerking komt

1. Het betaalorgaan koopt slechts mageremelkpoeder dat voldoet aan artikel 11, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, aan de punten 2 tot en met 6 van dit deel van deze bijlage en aan deel II van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240.

2. Het betaalorgaan controleert de kwaliteit van het mageremelkpoeder volgens de in artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde methoden en aan de hand van monsters die zijn genomen overeenkomstig deel I van bijlage V bij die verordening. Uit de controles moet blijken dat het mageremelkpoeder behalve de in bijlage I, punt 4, onder b), van Richtlijn 2001/114/EG van de Raad ( 10 ) genoemde, voor wijziging van het eiwitgehalte toegestane grondstoffen, geen andere producten bevat, met name karnemelk of wei als gedefinieerd in deel II van deze bijlage.

Eventuele wijziging van het eiwitgehalte dient plaats te vinden in de vloeibare fase. Voor wijziging van het eiwitgehalte gebruikt materiaal moet van oorsprong uit de Unie zijn.

De betaalorganen mogen evenwel, na schriftelijke toestemming van de Commissie, een onder hun toezicht staand systeem voor zelfcontrole vaststellen voor bepaalde kwaliteitseisen en bepaalde erkende bedrijven.

3. De mate van radioactiviteit van het mageremelkpoeder mag niet hoger liggen dan de krachtens de wetgeving van de Unie toegestane maximumniveaus en wordt alleen gecontroleerd als de situatie dat vereist.

4. Het mageremelkpoeder moet zijn geproduceerd in de periode van 31 dagen voorafgaande aan de dag waarop het betaalorgaan de offerte tot verkoop tegen een vaste prijs heeft ontvangen, of in het geval van inschrijvingen, de periode van 31 dagen vóór de laatste dag van de betrokken deelperiode voor de inschrijving. Als het mageremelkpoeder wordt opgeslagen in silo's die de productie van meer dan één dag bevatten, moet het zijn geproduceerd in de drie weken vóór de week waarin het betaalorgaan de offerte om mageremelkpoeder tegen een vaste prijs te verkopen, heeft ontvangen of, in het geval van inschrijvingen, in de vier weken vóór de laatste dag van de betrokken deelperiode voor de inschrijving.

5. Wanneer het mageremelkpoeder in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie via offerte of inschrijving voor interventie wordt aangeboden, wordt het slechts aangekocht na overlegging van een door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven certificaat.

Het certificaat wordt uiterlijk 35 dagen na de datum waarop de offerte is ontvangen of na de laatste dag waarop een inschrijving kon worden ingediend, bij de bevoegde instantie van de aankopende lidstaat ingediend en bevat de gegevens als bedoeld in deel II, punt 2, onder a), b) en c), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240, alsmede een verklaring dat, overeenkomstig artikel 11, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, het mageremelkpoeder in een erkend bedrijf in de Unie uit melk is bereid en een eventuele wijziging van het eiwitgehalte in de vloeibare fase heeft plaatsgevonden.

6. Wanneer de lidstaat van productie de in punt 2 bedoelde controles heeft verricht, worden in het in punt 5 bedoelde certificaat ook de resultaten van die controles opgenomen, alsmede een verklaring dat het betrokken product mageremelkpoeder is dat aan de in artikel 11, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde eisen voldoet. In dat geval worden de in artikel 21, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde zakken verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Op het certificaat wordt het nummer van het etiket vermeld.

▼M1

DEEL II

Samenstellingseisen en kwaliteitskenmerken



Parameters

Gehalte en kwaliteitskenmerken

Eiwitten

Minimaal 34,0 % van de vetvrije droge stof

Vetstoffen

Ten hoogste 1,00 %

Water

Ten hoogste 3,5 %

Titreerbare zuurtegraad, uitgedrukt in 0,1 N natriumhydroxide

Ten hoogste 19,5 ml

Lactaten

Ten hoogste 150 mg/100 g

Fosfataseproef

Negatief, d.w.z. gelijk aan of minder dan 350 milli-eenheden fosfataseactiviteit per liter gereconstitueerde melk

Onoplosbaarheidsindex

Ten hoogste 0,5 ml (24 °C)

Verbrande deeltjes

Maximaal 15,0 mg; dit betekent ten minste filterschijf B

Micro-organismen

Maximaal 40 000 kve per gram

Karnemelk (1)

Geen (2)

Lebwei (3)

Geen

Zure wei (3)

Geen (4) of ten hoogste 150 mg/100 g (5)

Smaak en geur

Onberispelijk

Uiterlijk

Wit of enigszins gelige kleur, vrij van vuile en gekleurde deeltjes

(1)   Onder „karnemelk” wordt verstaan: het bijproduct van de boterproductie, verkregen na het karnen van de room en de afscheiding daaruit van de vaste vetstoffen.

(2)   De afwezigheid van karnemelk kan worden vastgesteld door een onaangekondigde inspectie ter plaatse in het productiebedrijf, die ten minste eenmaal per week plaatsvindt, of door een laboratoriumanalyse van het eindproduct waarbij ten hoogste 69,31 mg fosfatidilethanolamine dipalmitoyl (PEDP) per 100 g wordt aangetroffen.

(3)   Onder „wei” wordt verstaan: het bijproduct van de kaas- of caseïneproductie dat wordt verkregen door de werking van zuren of stremsel en/of door chemisch-fysische procedés.

(4)   Wanneer inspecties ter plaatse worden verricht.

(5)   Wanneer ISO 8069 wordt toegepast.

▼B

DEEL III

Criteria voor de erkenning van bedrijven als bedoeld in artikel 11, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013

1. De in artikel 11, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bedrijven worden slechts erkend indien zij:

a) zijn erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 en over de nodige technische uitrusting beschikken;

b) zich ertoe verbinden doorlopend de door de bevoegde instantie van elke lidstaat voorgeschreven registers bij te houden waarin de leverancier en de oorsprong van de grondstoffen, de verkregen hoeveelheden mageremelkpoeder, karnemelk en wei en de verpakkingsvorm, de identificatie en de uitslagdatum van elke voor openbare interventie bestemde partij zijn vermeld;

c) ermee instemmen het door hen geproduceerde mageremelkpoeder dat voor interventie zou kunnen worden aangeboden, aan een specifieke officiële inspectie te onderwerpen;

d) zich ertoe verbinden de bevoegde instantie ten minste twee werkdagen vooraf in kennis te stellen van hun voornemen mageremelkpoeder voor openbare interventie te produceren; de lidstaat kan evenwel een kortere termijn vaststellen.

2. Met het oog op de naleving van deze verordening voeren de bevoegde instanties onaangekondigde inspecties ter plaatse uit op basis van het productieschema voor interventiemageremelkpoeder van de betrokken bedrijven.

Zij verrichten ten minste:

a) voor de verificatie van de in punt 1, onder b), bedoelde registers, één inspectie per periode van 28 dagen waarin de voor interventie bestemde productie plaatsvindt, met een minimum van één inspectie per jaar;

b) voor het toezicht op de inachtneming van de andere in punt 1 bedoelde erkenningsvoorwaarden, één inspectie per jaar wanneer het geproduceerde mageremelkpoeder voor interventie is bestemd.

3. De erkenning wordt ingetrokken wanneer niet langer aan de in punt 1, onder a), bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Niet eerder dan zes maanden daarna kan op verzoek van het betrokken bedrijf de erkenning na grondige inspectie opnieuw worden verleend.

Behoudens overmacht wordt, wanneer wordt geconstateerd dat een bedrijf een van de in punt 1, onder b), c) en d), bedoelde verbintenissen niet is nagekomen, de erkenning geschorst voor een periode die naargelang van de ernst van de onregelmatigheid op ten minste één maand en ten hoogste twaalf maanden wordt vastgesteld.

De lidstaat past de schorsing niet toe indien wordt geconstateerd dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door ernstige nalatigheid is begaan en dat zij slechts zeer weinig afdoet aan de doeltreffendheid van de in punt 2 bedoelde inspecties.

4. Over de inspecties op grond van de punten 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a) de datum van de inspectie,

b) de duur van de inspectie,

c) de verrichte werkzaamheden.

Het verslag wordt door de bevoegde inspecteur ondertekend.




BIJLAGE VI

KWALITEITSEISEN VOOR STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG

De mate van radioactiviteit van de voor steun voor particuliere opslag in aanmerking komende producten mag de toepasselijke in de wetgeving van de Unie vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus niet overschrijden. Alleen wanneer de situatie het vereist, wordt het product gedurende de noodzakelijk geachte periode op de mate van radioactieve besmetting gemonitord.

I.    Suiker

Suiker waarvoor een inschrijving of een aanvraag wordt ingediend, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) het gaat om witte kristalsuiker in bulk of in big bags van 800 kg of meer, waarop het nettogewicht is vermeld;

b) met een vochtgehalte van niet meer dan 0,06 %.

Tot aan het einde van het verkoopseizoen 2016/2017 voor suiker moet de suiker zijn geproduceerd binnen een quotum van het verkoopseizoen waarin de inschrijving of de aanvraag is ingediend, behalve als het gaat om witte suiker die aan de markt is onttrokken of die naar een volgend verkoopseizoen is overgeboekt.

II.    Vlasvezel

De steun wordt alleen toegekend voor lange vlasvezels die door een volledige scheiding van de vezels en de houtige bestanddelen van de stengel zijn verkregen en die bij het verlaten van de zwingelinrichting bestaan uit evenwijdig in een bundel, laag of lint liggende technische vezels met een gemiddelde lengte van ten minste 50 cm, op voorwaarde dat de minimumhoeveelheid voor de aanvragen of inschrijvingen voor steun 2 000 kg bedraagt.

Lange vlasvezels mogen worden opgeslagen in balen waarop ten minste de volgende gegevens, eventueel in code, zijn vermeld:

a) het identificatienummer van de fabriek en de lidstaat van productie,

b) de datum van inslag,

c) het nettogewicht.

III.    Vlees

De steun wordt alleen toegekend voor:

a) rundvlees dat afkomstig is van dieren die zijn ingedeeld volgens het indelingsschema van de Unie voor karkassen dat bij Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie ( 11 ) is vastgesteld, en overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening zijn geïdentificeerd;

b) karkassen van lammeren van minder dan twaalf maanden oud en delen daarvan;

c) vlees van dieren die, wat rundvlees betreft, ten minste de laatste drie maanden voor het slachten en, wat varkens-, schapen- en geitenvlees betreft, ten minste de laatste twee maanden voor het slachten in de Unie zijn gehouden en die ten hoogste tien dagen voor de datum van inslag zijn geslacht. Als het gaat om geslachte varkens van minder dan twee maanden oud, moet het vlees afkomstig zijn van dieren die sedert hun geboorte in de Unie zijn gehouden;

d) vlees van dieren die zijn geslacht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad;

e) vlees van dieren die geen kenmerken vertonen die ze ongeschikt maken voor opslag of later gebruik;

f) vlees van dieren die niet in het kader van een noodmaatregel zijn geslacht;

g) vlees in verse staat dat in bevroren staat worden opgeslagen.

IV.    Boter

De steun wordt alleen toegekend voor boter:

a) met een minimumgehalte aan melkvet van 80 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan vetvrije droge stof van melk van 2 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten;

b) die is geproduceerd gedurende een periode van zestig dagen vóór de aanvraagdatum of de datum van indiening van de inschrijving.

Op de verpakking van de boter moet het nettogewicht zijn vermeld. Voorts zijn de in deel II van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 opgenomen voorschriften inzake de verpakking van boter van toepassing, met uitzondering van de verplichting om de vermelding „van zoete room” aan te brengen wanneer de boter een ph van 6,2 of meer heeft.

De naleving van de oorsprongsvereiste kan worden gestaafd hetzij door aan te tonen dat de boter is geproduceerd in een bedrijf dat overeenkomstig bijlage IV, deel III, punt 1, onder a), b) en c), van deze verordening is erkend, hetzij door andere adequate bewijsstukken voor te leggen die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van productie zijn afgegeven en waarmee de naleving van die vereiste wordt aangetoond.

Als de boter is geproduceerd in een andere lidstaat dan die waarin het opslagcontract wordt gesloten, biedt de lidstaat van productie de lidstaat waar het contract wordt gesloten, op diens verzoek bijstand aan om de oorsprong van het product te controleren.

V.    Kaas

De steun wordt alleen toegekend voor kaas met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGA) die op de eerste dag van de contractuele opslag een ouderdom heeft die in geen geval korter is dan de som van enerzijds de rijpingsperiode als vastgesteld in het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) bedoelde productdossier voor de betrokken kaas zoals die na afloop van de contractuele opslag op de markt zal worden gebracht, en anderzijds de rijpingsperiode die volgt op de in het productdossier bepaalde periode en die bijdraagt tot een waardevermeerdering van de kaas.

Als in het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde productdossier geen rijpingsperiode is bepaald, moet de kaas op de eerste dag van de contractuele opslag een ouderdom hebben die in geen geval korter is dan de rijpingsperiode die bijdraagt tot de waardevermeerdering van de kaas.

Voorts moet de kaas aan de volgende eisen voldoen:

a) de kaas is voorzien van een eventueel in code weergegeven, onuitwisbare vermelding van het bedrijf waar hij is vervaardigd en van de dag van vervaardiging;

b) de kaas is als hele kaas opgeslagen in de lidstaat waar hij is geproduceerd en waar hij in aanmerking komt om in het kader van Verordening (EU) nr. 1151/2012 een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding te voeren, en

c) de kaas is niet eerder voorwerp van een opslagcontract geweest.

De opslaghouder houdt een register bij waarin op de dag van inslag de onder a) van de derde alinea bedoelde gegevens worden opgenomen.

VI.    Mageremelkpoeder

De steun wordt alleen toegekend voor mageremelkpoeder:

a) met een vetgehalte van maximaal 1,5 %, een watergehalte van maximaal 5 % en een eiwitgehalte van de vetvrije droge stof van ten minste 34 %;

b) dat is geproduceerd gedurende een periode van zestig dagen vóór de aanvraagdatum of de datum van indiening van de inschrijving;

c) dat wordt opgeslagen in zakken met een nettogewicht van 25 kg of in big bags van maximaal 1 500 kg.

Op de zakken moet het nettogewicht zijn vermeld. Voorts zijn de in de punten 2 en 3 van deel II van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 opgenomen voorschriften inzake de levering en verpakking van mageremelkpoeder van toepassing, met uitzondering van de verplichting om op de zakken de vermelding „volgens het sprayprocedé geproduceerd mageremelkpoeder” aan te brengen.

De naleving van de oorsprongsvereiste kan worden gestaafd hetzij door aan te tonen dat het mageremelkpoeder is geproduceerd in een bedrijf dat overeenkomstig bijlage V, deel III, punt 1, onder a), b) en c), van deze verordening is erkend, hetzij door andere adequate bewijsstukken voor te leggen die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van productie zijn afgegeven en waarmee de naleving van die vereiste wordt aangetoond.

Als het mageremelkpoeder is vervaardigd in een andere lidstaat dan die waarin het opslagcontract wordt gesloten, biedt de lidstaat van productie de lidstaat waar het contract wordt gesloten, op diens verzoek bijstand aan om de oorsprong van het product te controleren.




BIJLAGE VII

VOORWAARDEN VOOR MARKTDEELNEMERS DIE EEN INSCHRIJVING OF EEN AANVRAAG INDIENEN VOOR STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG IN DE OLIJFOLIESECTOR

Marktdeelnemers in de olijfoliesector moeten tot één van de volgende categorieën behoren:

a) een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties die is erkend op grond van de geldende nationale wetgeving van de betrokken lidstaat;

b) een oliefabriek voor de winning van olijfolie die voldoet aan de door de betrokken lidstaat vastgestelde eisen;

c) een verpakkingsbedrijf voor olijfolie dat voldoet aan de door de betrokken lidstaat vastgestelde eisen.

Als een marktdeelnemer in de olijfoliesector niet voldoet aan de verplichtingen die in deze verordening of in de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ), (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ), en (EU) nr. 1308/2013 zijn vastgesteld, mag hij gedurende twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de redenen voor die niet-naleving zijn verholpen, geen inschrijving of aanvraag om steun voor particuliere opslag indienen.

Een dergelijke maatregel wordt niet genomen in de in artikel 64, lid 2, onder a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde gevallen of indien de niet-naleving van gering belang is.



( 1 ) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (zie bladzijde 71 van dit Publicatieblad).

( 3 ) Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).

( 4 ) Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

( 6 ) Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

( 8 ) Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema's voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).

( 9 ) Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

( 10 ) Richtlijn 2001/114/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19).

( 11 ) Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema's voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).

( 12 ) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

( 13 ) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

( 14 ) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

Top