EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0524

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 524/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ter specificatie van de informatie die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst aan elkaar verstrekken Voor de EER relevante tekst

PB L 148 van 20.5.2014, p. 6–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2014/524/oj

20.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/6


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 524/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2014

tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ter specificatie van de informatie die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst aan elkaar verstrekken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 50, lid 6, daarvan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde te zorgen voor efficiënte samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van de lidstaat van ontvangst, moet de informatie-uitwisseling wederzijds zijn, binnen de respectieve toezichtsbevoegdheden van die autoriteiten. Het is bijgevolg noodzakelijk te specificeren welke informatie met betrekking tot instellingen en, waar van toepassing, met betrekking tot het functioneren van hun bijkantoren, moet worden verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, alsook welke informatie met betrekking tot bijkantoren moet worden verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

(2)

De uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de lidstaat van ontvangst dient te worden gezien in de ruimere context van toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen en de informatie kan, waar van toepassing, op geconsolideerd niveau worden verstrekt. Als een instelling een uiteindelijke moederonderneming heeft in de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gevestigd en waar de desbetreffende bevoegde autoriteit ook de consoliderende toezichthouder is, moeten met name mogelijkheden beschikbaar worden gesteld om informatie te verstrekken op geconsolideerd niveau in plaats van op het niveau van een instelling die opereert via een bijkantoor. In dit geval moet de bevoegde autoriteit echter de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst ervan in kennis stellen dat de informatie wordt verstrekt op geconsolideerd niveau.

(3)

De informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van de lidstaat van ontvangst is niet beperkt tot de in artikel 50 van Richtlijn 2013/36/EU gespecificeerde soorten informatie en derhalve tot de in deze verordening gespecificeerde soorten informatie. In het bijzonder voorzien de artikelen 35, 36, 39, 43 en 52 van Richtlijn 2013/36/EU afzonderlijk in de uitwisseling van informatie met betrekking tot controles ter plaatse van bijkantoren, kennisgevingen van uitoefening van het recht van vestiging en van het recht tot het vrij verrichten van diensten, en maatregelen, met inbegrip van voorzorgsmaatregelen die door de bevoegde autoriteiten worden genomen met betrekking tot bijkantoren en hun moederondernemingen. In deze verordening hoeven de vereisten voor uitwisseling van informatie op dat vlak derhalve niet te worden gespecificeerd.

(4)

Het is noodzakelijk vereisten voor de tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst uit te wisselen informatie vast te stellen om de regelgevings- en toezichtspraktijken in heel de Unie te harmoniseren. Deze informatie moet betrekking hebben op alle gebieden die gespecificeerd worden in artikel 50 van Richtlijn 2013/36/EU, met name bestuur en eigendom, inclusief bedrijfsonderdelen zoals die welke bedoeld worden in artikel 317 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2), liquiditeit en bevindingen betreffende liquiditeitstoezicht, solventie, depositogarantie, grote blootstellingen, systeemrisico, administratieve en boekhoudkundige procedures, en internecontrolemechanismen. Om de monitoring van instellingen te vergemakkelijken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst elkaar van situaties van niet-naleving van nationaal of uniaal recht alsook van aan instellingen opgelegde toezichthoudende maatregelen en sancties op de hoogte houden. Voorts moet bijkomende informatie betreffende hefboom en voorbereiding op noodsituaties in het toepassingsgebied van tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst uit te wisselen informatie worden opgenomen zodat deze de instellingen op efficiënte wijze kunnen monitoren.

(5)

Indien liquiditeitsstress een instelling treft of naar verwachting zal treffen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst een duidelijk inzicht in de situatie hebben om onder de voorwaarden in artikel 43 van Richtlijn 2013/36/EU voorzorgsmaatregelen te kunnen nemen. Deze verordening moet bijgevolg in duidelijke regels voorzien betreffende welke soort informatie tussen de autoriteiten moet worden uitgewisseld wanneer liquiditeitsstress optreedt. Het is tevens noodzakelijk de uit te wisselen informatie te specificeren zodat de autoriteiten goed van te voren voorbereid zijn op noodsituaties zoals die bedoeld in artikel 114, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU.

(6)

Gelet op de verschillen in omvang, complexiteit en belang van bijkantoren die opereren in lidstaten van ontvangst, is het van belang om bij de informatie-uitwisseling het evenredigheidsbeginsel toe te passen. Daartoe moet uitgebreidere informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst worden uitgewisseld indien de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van ontvangst verantwoordelijk zijn voor bijkantoren die overeenkomstig artikel 51 van Richtlijn 2013/36/EU als significant worden aangewezen.

(7)

Om ervoor te zorgen dat de relevante informatie binnen redelijke grenzen wordt uitgewisseld en daarbij situaties te vermijden waarin de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst verplicht zijn informatie over een instelling, ongeacht de aard en het belang ervan, aan alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst te zenden, moet in specifieke gevallen alleen informatie die relevant is voor een bepaald bijkantoor uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten die met het toezicht op dit bijkantoor belast zijn, worden gezonden. Om soortgelijke redenen moet op een aantal specifieke gebieden alleen informatie waaruit situaties van niet-naleving blijken tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst worden uitgewisseld, hetgeen betekent dat geen informatie moet worden uitgewisseld indien de instelling het nationale en uniale recht naleeft.

(8)

Deze verordening dient tevens de uitwisseling van informatie met betrekking tot het verrichten van activiteiten in een lidstaat van ontvangst door de levering van grensoverschrijdende diensten te behandelen. Gelet op de aard van grensoverschrijdende diensten worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst geconfronteerd met een gebrek aan informatie met betrekking tot de activiteiten die worden uitgevoerd in hun jurisdicties. Bijgevolg is het van essentieel belang in de detail te specificeren welke informatie moet worden uitgewisseld om de financiële stabiliteit te beschermen en de voorwaarden voor vergunningen te monitoren, met name monitoring of de instellingen diensten leveren overeenkomstig de verstrekte kennisgevingen. Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit — EBA) aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening specificeert de informatie die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en de lidstaat van herkomst elkaar verstrekken overeenkomstig artikel 50 van Richtlijn 2013/36/EU.

2.   Zij stelt regels vast betreffende de informatie die moet worden uitgewisseld met betrekking tot een instelling die opereert door middel van een bijkantoor of op basis van het recht tot het vrij verrichten van diensten in een of meer andere lidstaten dan de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd.

Artikel 2

Informatie op geconsolideerde basis

Indien de uiteindelijke moederonderneming van een instelling is gevestigd in dezelfde lidstaat als de lidstaat waar de instelling haar hoofdkantoor heeft, en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de instelling tevens de consoliderende toezichthouder is, verstrekt die bevoegde autoriteit, waar van toepassing, overeenkomstig de vereisten in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU informatie met betrekking tot deze instellingen op geconsolideerd niveau en stelt zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst op de hoogte dat de informatie wordt verstrekt op dat niveau.

HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INFORMATIE BETREFFENDE INSTELLINGEN DIE VIA EEN BIJKANTOOR OPEREREN

Artikel 3

Informatie met betrekking tot het bestuur en het eigenaarschap

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst informatie over de organisatorische structuur van een instelling, met inbegrip van de bedrijfsonderdelen ervan en relaties ervan met entiteiten binnen de groep.

2.   Naast de in lid 1 gespecificeerde informatie verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst die toezicht uitoefenen op een significant bijkantoor zoals bedoeld in artikel 51 van Richtlijn 2013/36/EU, de volgende informatie met betrekking tot een instelling:

a)

de structuur van het leidinggevend orgaan en de directie, daaronder begrepen de toewijzing van verantwoordelijkheid voor het toezicht op een bijkantoor;

b)

de lijst van aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen op basis van informatie die is verstrekt door de kredietinstelling overeenkomstig artikel 26, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 4

Informatie met betrekking tot liquiditeit en bevindingen uit liquiditeitstoezicht

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst de volgende informatie:

a)

alle wezenlijke tekortkomingen in het liquiditeitsrisicobeheer van een instelling, voor zover bekend bij de bevoegde autoriteiten, die van invloed kunnen zijn op de bijkantoren, alsmede alle gerelateerde toezichtsmaatregelen die zijn getroffen met betrekking tot die tekortkomingen en de mate waarin de instelling heeft voldaan aan de toezichtsmaatregelen;

b)

de algehele beoordeling die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van het liquiditeitsrisicoprofiel en risicobeheer van een instelling, in het bijzonder met betrekking tot een bijkantoor, is uitgevoerd;

c)

de ratio's van een instelling die de liquiditeits- en stabielefinancieringspositie van die instelling op nationaal en uniaal niveau aangeven in de binnenlandse valuta van de lidstaat van herkomst van de instelling en in alle overige valuta's die van wezenlijk belang zijn voor de instelling;

d)

de componenten waaruit de liquiditeitsbuffer van een instelling is opgebouwd;

e)

de mate van bezwaring van activa van een instelling;

f)

de verhouding van de leningen van een instelling tot de deposito's;

g)

alle binnenlandse liquiditeitsratio's die voor een instelling gelden als onderdeel van macroprudentiële beleidsmaatregelen door de bevoegde autoriteiten of door de aangewezen autoriteit, ongeacht of het gaat om bindende vereisten, richtsnoeren, aanbevelingen, waarschuwingen of anderszins, met inbegrip van de definities van die ratio's;

h)

alle specifieke liquiditeitsvereisten die gelden overeenkomstig artikel 105 van Richtlijn 2013/36/EU;

i)

alle belemmeringen voor de overdracht van contanten of zekerheid aan of van bijkantoren van een instelling.

2.   Indien de bevoegde autoriteiten een instelling overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013 geheel of gedeeltelijk ontheffing hebben verleend van de toepassing van deel 6 van die verordening, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie waarvan sprake in lid 1 op gesubconsolideerd niveau of, overeenkomstig artikel 2, van deze verordening, op geconsolideerd niveau.

3.   Naast de in lid 1 gespecificeerde informatie verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die toezicht houden op een significant bijkantoor, de volgende informatie:

a)

het liquiditeits- en financieringsbeleid van de instelling, met inbegrip van beschrijvingen van de financieringsregelingen voor de bijkantoren ervan, alle ondersteuningsregelingen binnen de groep, en de procedures voor gecentraliseerde cashpooling;

b)

de liquiditeits- en financieringsnoodplannen van de instelling, met inbegrip van informatie over de aangenomen stress-scenario's.

Artikel 5

Informatie betreffende solvabiliteit

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst informeren de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst of een instelling de volgende vereisten naleeft:

a)

de eigenvermogensvereisten in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013, rekening houdende met alle maatregelen die zijn aangenomen of erkend overeenkomstig artikel 458 van die verordening en in voorkomend geval rekening houdend met de overgangsregelingen in deel tien van die verordening;

b)

alle aanvullende eigenvermogensvereisten die zijn opgelegd overeenkomstig artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU;

c)

de vereisten voor kapitaalbuffers in hoofdstuk 4 van titel VII van Richtlijn 2013/36/EU.

2.   Naast de in lid 1 gespecificeerde informatie verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die toezicht houden op een significant bijkantoor van een instelling waarvoor de eigenvermogensvereisten gelden, de volgende informatie::

a)

de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling in de zin van artikel 92, lid 2, onder a) van Verordening (EU) nr. 575/2013;

b)

de tier 1-kapitaalratio van de instelling in de zin van artikel 92, lid 2, onder b) van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

de totale kapitaalratio van de instelling in de zin van artikel 92, lid 2, onder c) van Verordening (EU) nr. 575/2013;

d)

het totaal van de risicoposten van de instelling in de zin van artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

e)

de eigenvermogensvereisten die gelden in de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013, rekening houdende met alle maatregelen die zijn aangenomen of erkend overeenkomstig artikel 458 van die verordening en in voorkomend geval rekening houdend de overgangsregelingen in deel 10 van die verordening;

f)

de hoogte van de kapitaalconserveringsbuffer die de instelling moet onderhouden overeenkomstig artikel 129 van Richtlijn 2013/36/EU;

g)

de hoogte van elke instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer die de instelling moet aanhouden overeenkomstig artikel 130 van Richtlijn 2013/36/EU;

h)

de hoogte van elke systeemrisicobuffer die de instelling moet onderhouden overeenkomstig artikel 133 van Richtlijn 2013/36/EU;

i)

de hoogte van elke MSI-buffer of ASI-buffer die de instelling moet onderhouden overeenkomstig artikel 131, leden 4 en 5, van Richtlijn 2013/36/EU;

j)

de hoogte van alle aanvullende eigenvermogensvereisten die zijn opgelegd overeenkomstig artikel 104, lid 1, onder a) van Richtlijn 2013/36/EU en van alle overige vereisten die overeenkomstig dat artikel zijn opgelegd met betrekking tot de solvabiliteit van de instelling.

3.   Indien er overeenkomstig de artikelen 7, 10 of 15 van Verordening (EU) nr. 575/2013 ontheffing is verleend van de relevante bepalingen van die verordening, of in het geval er overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2013/36/EU ontheffing is verleend voor de vereisten in de artikelen 10 en 12 en artikel 13, lid 1, van die richtlijn, of een instelling toestemming heeft verkregen de behandeling toe te passen waarvan sprake in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie in lid 2 op gesubconsolideerd niveau of, overeenkomstig artikel 2 van deze verordening, op geconsolideerd niveau.

Artikel 6

Informatie met betrekking tot depositogarantiestelsels

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst in kennis van de naam van het depositogarantiestelsel waartoe een instelling behoort overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (4).

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst de volgende informatie met betrekking tot het in lid 1 bedoelde depositogarantiestelsel:

a)

de maximale dekking van het depositogarantiestelsel per in aanmerking komende deposant;

b)

het dekkingsbereik en de soorten gedekte deposito's;

c)

alle uitsluitingen van de dekking, met inbegrip van de producten en soorten deposanten;

d)

de financieringsregelingen van het depositogarantiestelsel, in het bijzonder of het stelsel vooraf of achteraf wordt gefinancierd, en het volume van het stelsel;

e)

de contactgegevens van de beheerder van het stelsel.

3.   De onder lid 2 bedoelde informatie wordt met betrekking tot het desbetreffende depositogarantiestelsel slechts eenmaal aan de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst verstrekt. Indien de verstrekte informatie gewijzigd is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst bijgewerkte informatie.

Artikel 7

Informatie met betrekking tot beperking van grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst informatie met betrekking tot alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan de geldende limieten en vereisten voor grote blootstellingen in deel vier van Verordening (EU) nr. 575/2013. De te verstrekken informatie bevat een toelichting bij de situatie en de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen.

Artikel 8

Informatie met betrekking tot het systeemrisico dat een instelling met zich meebrengt

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst informeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst indien een instelling is aangewezen als een mondiaal systeemrelevante instelling (MSI) of als een overige systeemrelevante instelling overeenkomstig artikel 131, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU. Indien de instelling is aangewezen als M-SI, omvat de verstrekte informatie de subcategorie waaraan deze is toegewezen.

Artikel 9

Informatie met betrekking tot administratieve en boekhoudprocedures

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst informatie met betrekking tot alle situaties waarin de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan de geldende standaarden voor jaarrekeningen en procedures waaraan de instelling onderworpen is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5). De te verstrekken informatie bevat een toelichting bij de situatie en de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen.

2.   Indien de in lid 1 gespecificeerde informatie alleen voor een bepaald bijkantoor relevant is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie alleen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarin het kantoor gevestigd is.

Artikel 10

Informatie met betrekking tot internecontrolemechanismen

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst informatie met betrekking tot alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst hebben vastgesteld dat een instelling niet voldaan heeft aan vereisten betreffende internecontrolemechanismen, met inbegrip van regelingen voor risicobeheer, risicocontrole en interne audit ingevolge Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU. De te verstrekken informatie bevat een toelichting bij de situatie en de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen.

2.   Indien de in lid 1 gespecificeerde informatie alleen voor een bepaald bijkantoor relevant is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie alleen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarin het kantoor gevestigd is.

Artikel 11

Informatie betreffende de hefboom

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst informatie met betrekking tot alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan de vereisten met betrekking tot de hefboomratio's ingevolge deel zeven van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in voorkomend geval rekening houdend met de overgangsbepalingen in artikel 499 van die verordening. De te verstrekken informatie bevat een toelichting bij de situatie en de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst alle informatie die door een instelling wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 451 van Verordening (EU) nr. 575/2013 met betrekking tot de hefboomratio van die instelling en de wijze waarop deze het risico van buitensporige hefboomfinanciering beheert.

Artikel 12

Informatie met betrekking tot algemene niet-naleving

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst informatie met betrekking tot alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan nationaal of uniaal recht of aan vereisten die betrekking hebben op het prudentieel toezicht of het toezicht op het marktgedrag van instellingen, met inbegrip van de vereisten in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU, anders dan de vereisten waarvan sprake in de artikelen 3 tot en met 11 van deze verordening. De te verstrekken informatie bevat een toelichting bij de situatie en de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen.

2.   Indien de in lid 1 gespecificeerde informatie alleen voor een bepaald bijkantoor relevant is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie alleen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarin het kantoor gevestigd is.

Artikel 13

Mededeling van toezichthoudende maatregelen en sancties

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst op de hoogte van elk van de volgende straffen of maatregelen die zijn opgelegd aan of worden toegepast op een instelling en die van invloed zijn op de activiteiten van een bijkantoor:

a)

administratieve sancties die worden opgelegd of andere administratieve maatregelen die worden toegepast ingevolge de artikelen 64 tot en met 67 van Richtlijn 2013/36/EU;

b)

toezichtsmaatregelen die worden opgelegd ingevolge de artikelen 104 of 105 van Richtlijn 2013/36/EU;

c)

opgelegde strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op inbreuken op Verordening (EU) nr. 575/2013 of op de nationale bepalingen die Richtlijn 2013/36/EU omzetten.

2.   Indien de in lid 1 gespecificeerde informatie alleen voor een bepaald bijkantoor relevant is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de informatie alleen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarin het kantoor gevestigd is.

Artikel 14

Informatie met betrekking tot voorbereidingen op noodsituaties

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst wisselen informatie uit met betrekking tot voorbereidingen op noodsituaties, Met name houden zij elkaar op de hoogte van:

a)

de noodcontactgegevens van personen die binnen de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het afhandelen van noodsituaties;

b)

de communicatieprocedures die van toepassing zijn op de noodsituaties.

Artikel 15

Informatie van de autoriteiten van een lidstaat van ontvangst

Onverminderd de informatie-uitwisselingsvereisten naar aanleiding van inspecties van bijkantoren ingevolge artikel 52, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU, verstrekken de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de volgende informatie:

a)

een beschrijving van alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan het nationale of het uniale recht of aan de vereisten die betrekking hebben op het prudentieel toezicht of het toezicht op het marktgedrag van instellingen, met inbegrip van de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 en van de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2013/36/EU, tezamen met een toelichting bij de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen om de niet-naleving aan te pakken;

b)

een beschrijving van elke niet-naleving van de voorwaarden waaronder de activiteiten van het bijkantoor in het algemeen belang moeten worden verricht in de lidstaat van ontvangst;

c)

alle vastgestelde systeemrisico's die het bijkantoor of de activiteiten daarvan in de lidstaat van ontvangst met zich brengen, met inbegrip van alle beoordelingen van het waarschijnlijke effect van een schorsing of beëindiging van de activiteiten van het bijkantoor op het volgende:

i)

de liquiditeit van het systeem;

ii)

de betalingssystemen;

iii)

de clearing- en afwikkelingssystemen;

d)

het marktaandeel van het bijkantoor indien het de grens van 2 % van de totale markt in de lidstaat van ontvangst overschrijdt in een van de volgende twee categorieën:

i)

deposito's;

ii)

leningen;

e)

alle belemmeringen voor de overdracht van contanten en zekerheden aan of van het bijkantoor.

HOOFDSTUK III

INFORMATIE-UITWISSELING BETREFFENDE GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENERS

Artikel 16

Informatie betreffende grensoverschrijdende dienstverleners

Na ontvangst van een verzoek om informatieverstrekking van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst met betrekking tot een instelling die haar activiteiten verricht door middel van de levering van diensten in die lidstaat van ontvangst, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de volgende informatie:

a)

alle situaties ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hebben vastgesteld dat een instelling niet heeft voldaan aan nationaal of uniaal recht of aan vereisten betreffende het prudentieel toezicht of het toezicht op het marktgedrag van instellingen, met inbegrip van de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 en van de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2013/36/EU, tezamen met een toelichting bij de genomen of voorgenomen toezichtsmaatregelen om de niet-naleving aan te pakken;

b)

het volume aan deposito's dat is aangetrokken bij ingezetenen van de lidstaat van ontvangst;

c)

het volume aan leningen dat is verstrekt aan ingezetenen van de lidstaat van ontvangst;

d)

met betrekking tot de activiteiten die worden opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU, waarvan een instelling heeft aangegeven dat zij deze wenst te verrichten in de lidstaat van ontvangst aan de hand van de levering van diensten:

i)

de vorm waarin de instelling de activiteiten verricht;

ii)

de belangrijkste activiteiten van de instelling in de lidstaat van ontvangst;

iii)

bevestiging dat de activiteiten die zijn aangewezen als de kernbedrijfsactiviteiten in de kennisgeving die door de instelling is verstrekt overeenkomstig artikel 39 van Richtlijn 2013/36/EU door een instelling worden verricht.

HOOFDSTUK IV

INFORMATIE-UITWISSELING BETREFFENDE INSTELLINGEN DIE OPEREREN VIA EEN BIJKANTOOR IN GEVAL VAN LIQUIDITEITSSTRESS WAARDOOR DE INSTELLING OF HET BIJKANTOOR ZELF WORDT GETROFFEN

Artikel 17

Reikwijdte van de informatie-uitwisseling bij situaties van liquiditeitsstress

1.   Als de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van oordeel zijn dat zich met betrekking tot een instelling een situatie van liquiditeitsstress voordoet of naar verwachting zal voordoen, stellen zij onverwijld de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst hiervan in kennis en verstrekken zij de informatie in lid 3.

2.   Als de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst van oordeel zijn dat zich met betrekking tot een in die lidstaat gevestigd bijkantoor een situatie van liquiditeitsstress voordoet of naar verwachting zal voordoen, stellen zij onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis en verstrekken zij de informatie in lid 3.

3.   De bevoegde autoriteiten verstrekken de volgende informatie:

a)

een beschrijving van de situatie die zich heeft voorgedaan, met inbegrip van de onderliggende oorzaak van de stress-situatie, het verwachte effect van de liquiditeitsstress op de instelling en de ontwikkelingen met betrekking tot transacties binnen de groep;

b)

een toelichting bij de door de bevoegde autoriteiten dan wel door de instelling genomen of voorgenomen maatregelen, met inbegrip van alle vereisten die door de bevoegde autoriteiten aan de instelling zijn opgelegd om de liquiditeitsstress te limiteren;

c)

de resultaten van de beoordelingen van de systeemgevolgen van de liquiditeitsstress;

d)

de laatste beschikbare kwantitatieve informatie met betrekking tot de in de punten c) tot en met h) van artikel 4, lid 1, gespecificeerde liquiditeit.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176van 27.6.2013, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(4)  Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5).

(5)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).


Top