EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1678

Verordening (EG) nr. 1678/2003 van de Commissie van 26 augustus 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 362/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels en tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Poolse exporteurs en tot wijziging van Besluit 1999/572/EG tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Oekraïnse exporteurs

PB L 238 van 25.9.2003, p. 13–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/08/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1678/oj

32003R1678

Verordening (EG) nr. 1678/2003 van de Commissie van 26 augustus 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 362/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels en tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Poolse exporteurs en tot wijziging van Besluit 1999/572/EG tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Oekraïnse exporteurs

Publicatieblad Nr. L 238 van 25/09/2003 blz. 0013 - 0016


Verordening (EG) nr. 1678/2003 van de Commissie

van 26 augustus 2003

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 362/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels en tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Poolse exporteurs en tot wijziging van Besluit 1999/572/EG tot aanvaarding van verbintenissen van, onder meer, Oekraïnse exporteurs

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) ("de basisverordening"), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002(2), en met name op de artikelen 8 en 9,

Na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

1. Polen

(1) Op 30 juli 1998 heeft de Commissie een antidumpingprocedure ingeleid(3) betreffende de invoer van stalen kabels uit, onder meer, Polen.

(2) In het kader van deze procedure werden bij Verordening (EG) nr. 362/1999 van de Commissie(4) voorlopige maatregelen genomen. Daarnaast aanvaardde de Commissie bij artikel 2, lid 1, van genoemde verordening prijsverbintenissen van, onder meer, de Poolse producent/exporteur Drumet SA ("Drumet"). Hierdoor werd de invoer van door Drumet geproduceerde en rechtstreeks naar de Gemeenschap uitgevoerde stalen kabels vrijgesteld van het bij artikel 1, lid 3, van die verordening ingestelde antidumpingrecht. Deze vrijstelling was onder meer afhankelijk van de overlegging van een geldige verbintenisfactuur die bij de goederen moest zijn gevoegd waarop de verbintenis betrekking had. Dergelijke verbintenisfacturen mochten niet worden gevoegd bij stalen kabels waarop de verbintenis geen betrekking had (clausule 4.2 van de verbintenis).

(3) Bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 van de Raad(5) werden definitieve antidumpingrechten ingesteld om een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van invoer met dumping uit, onder meer, Polen. De door Drumet geproduceerde stalen kabels bleven, op grond van de verbintenis, vrijgesteld van het definitieve recht.

2. Oekraïne

(4) Op 20 mei 1998 heeft de Commissie een antidumpingprocedure ingeleid(6) betreffende de invoer van stalen kabels uit, onder meer, Oekraïne.

(5) Het werd passend geacht deze procedure te combineren met de in overweging 1 genoemde procedure, waardoor bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 ook definitieve antidumpingrechten werden ingesteld om een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van invoer met dumping uit, onder meer, Oekraïne.

(6) De Commissie had in het kader van deze procedure bij artikel 1, lid 1, van Besluit 1999/572/EG van de Commissie(7) prijsverbintenissen aanvaard van onder meer de Oekraïnse producent/exporteur Joint Stock Company Silur ("Silur"). Hierdoor werden de door Silur geproduceerde en rechtstreeks naar de Gemeenschap uitgevoerde stalen kabels vrijgesteld van het bij artikel 2, lid 1, van genoemde verordening ingestelde antidumpingrecht. Deze vrijstelling was onder meer afhankelijk van de overlegging van een geldige verbintenisfactuur die bij de goederen moest zijn gevoegd waarop de verbintenis betrekking had. Dergelijke verbintenisfacturen mochten niet worden gevoegd bij stalen kabels waarop de verbintenis geen betrekking had (clausule 4.2 van de verbintenis).

B. HET NIET-NALEVEN VAN DE VERBINTENIS

1. Drumet (Polen)

(7) De verbintenis van Drumet is van toepassing bij invoer in de Gemeenschap van stalen kabels die door deze onderneming zijn geproduceerd en rechtstreeks uitgevoerd (dat wil zeggen gefactureerd en verzonden) aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap (clausule 2 van de verbintenis). Andere uitvoer dan rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap is dus niet gedekt door de verbintenis; in dat geval is het antidumpingrecht (27,9 %) van toepassing.

(8) Drumet heeft zich er ook toe verbonden (clausule 6 van de verbintenis) de bepalingen van de verbintenis niet "op enige ander wijze" te ontwijken.

(9) In 2002 heeft de Commissie aanwijzingen ontvangen dat ongeveer 30 % van de invoer van de door Drumet geproduceerde stalen kabels sinds september 1999 niet rechtstreeks plaatsvond, dat wil zeggen niet rechtstreeks werd gefactureerd en verzonden aan een eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap, maar via een gelieerde onderneming in de Gemeenschap plaatsvond (de importeur). Daar Drumet bij de stalen kabels, bestemd voor de importeur, verbintenisfacturen had gevoegd die kennelijk in overeenstemming waren met de verbintenis, was geen antidumpingrecht geheven. De Commissie heeft Drumet tweemaal om informatie gevraagd over gelieerde importeurs in de Gemeenschap. Beide keren, namelijk in mei en in augustus 2002, heeft Drumet geantwoord dat zij "geen belang heeft in enige afnemer van haar stalen kabels in de Gemeenschap", en dat zij "...geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden heeft met importeurs in de Gemeenschap ..." en dat de importeur "...een onafhankelijke onderneming is".

(10) De Commissie heeft vervolgens inlichtingen ingewonnen bij het handelsregister van de lidstaat waarin de importeur is gevestigd. Hieruit bleek dat de belangrijkste aandeelhouder van Drumet in juni en juli 1999 een belang van 50 % had in de betrokken importonderneming en vanaf juli 1999 een belang van 95 %. Daarom moesten de twee ondernemingen als gelieerde ondernemingen worden beschouwd in de zin van artikel 4, lid 2, van de basisverordening, daar dezelfde persoon zeggenschap had over beide. Daar de verbintenis van Drumet uitsluitend van toepassing is op de verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap en Drumet verbintenisfacturen had opgesteld voor de verkoop aan haar importeur, leek de verbintenis te zijn geschonden. Drumet werd in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanvaarding van de verbintenis in te trekken (voorlopige mededeling) en in plaats daarvan een definitief antidumpingrecht in te stellen. Drumet kon hierover binnen een bepaalde termijn zowel mondeling als schriftelijk opmerkingen maken.

(11) Drumet heeft opmerkingen gemaakt en verzocht te worden gehoord. In tegenstelling tot eerdere mededelingen (zie overweging 9) gaf Drumet toe dat beide ondernemingen sinds enige tijd banden met elkaar hadden. Drumet legde evenwel een exemplaar voor van een trustovereenkomst volgens welke de hoofdaandeelhouder van Drumet in juli 1999 zijn aandelen zou hebben verkocht aan de directeur van de importonderneming. Voorts zou de hoofdaandeelhouder van Drumet nooit namens de importonderneming zijn opgetreden of namens deze hebben ondertekend. Drumet voerde aan dat de twee ondernemingen daarom vanaf juli 1999 niet meer als gelieerde ondernemingen konden worden beschouwd.

(12) De Commissie is het hiermee niet eens. Ten eerste is in de trustovereenkomst bepaald dat de hoofdaandeelhouder van Drumet tegenover derden als aandeelhouder van de importonderneming zal blijven optreden. Ten tweede mag hij noch het bestaan noch de inhoud van de overeenkomst bekendmaken. Ten derde bevat de overeenkomst de uitdrukkelijke bepaling dat hij aandeelhouder blijft van de betrokken importmaatschappij. De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat de trustovereenkomst geen einde heeft gemaakt aan de banden tussen de twee ondernemingen. Het argument tenslotte dat de hoofdaandeelhouder van Drumet nooit namens de importonderneming is opgetreden of documenten namens deze onderneming heeft ondertekend werd irrelevant geacht. Volgens de normale handelsgebruiken worden ondernemingen rechtens vertegenwoordigd door hun bestuur en directeur en niet door de aandeelhouders. Er waren geen aanwijzingen dat de directeur van de importonderneming deze niet bestuurde of vertegenwoordigde.

(13) Drumet heeft een bij notariële akte vastgelegd contract voorgelegd betreffende de overdracht van aandelen. Volgens dit contract had de hoofdaandeelhouder van Drumet zijn aandelen eerst in oktober 2002 aan de directeur van de importonderneming verkocht, terwijl Drumet had aangevoerd dat de twee ondernemingen al sinds juli 1999 geen banden meer hadden met elkaar (zie overweging 11).

(14) De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de twee ondernemingen van juni 1999 tot en met oktober 2002 banden met elkaar hadden en dat bij verkoop aan de importonderneming ten onrechte vrijstelling was verleend van het antidumpingrecht, daar deze verkoop in strijd was met de in overweging 7 vermelde bepalingen van de verbintenis.

(15) Ook werd geconcludeerd dat de onderneming duidelijk misleidende informatie had verstrekt over de banden die zij had, waardoor de verbintenis "op een andere wijze" was geschonden in de zin van de in overweging 8 vermelde clausule 6 van de verbintenis.

(16) Daar de verbintenis was geschonden, werd Drumet in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanvaarding van de verbintenis in te trekken en de aanbeveling te doen in plaats daarvan een definitief antidumpingrecht in te stellen (definitieve mededeling). Drumet kon hierover binnen tien dagen opmerkingen maken.

(17) Drumet heeft opmerkingen gemaakt en gevraagd te worden gehoord. De onderneming heeft een juridisch advies voorgelegd van een hoogleraar in het land waar de importonderneming is gevestigd waarin werd verklaard dat volgens deze soort trustovereenkomst de lastgever als de economische eigenaar van de aandelen is te beschouwen. Daarom zou de directeur van de importonderneming, op grond van de trustovereenkomst, de economische eigenaar zijn van de importonderneming. Bij het mondeling onderhoud hebben de vertegenwoordigers van Drumet evenwel niet ontkend dat de aandelen niet voor oktober 2002 officieel waren overgedragen, hetgeen betekende dat de hoofdaandeelhouder van Drumet tot die datum de officiële eigenaar van de importonderneming was geweest. Het argument werd daarom afgewezen.

(18) Ten slotte achtte de Commissie het redelijk en gepast om daarnaast ook de materiële invloed van deze banden te onderzoeken, dat wil zeggen vast te stellen of de wederverkoopprijzen van de importeur prijzen zijn die onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap hun klanten normalerwijze in rekening zouden brengen. De Commissie heeft daarom, tot tweemaal toe, voorgesteld een controle te verrichten bij de importeur en heeft Drumet hiervan in kennis gesteld. De importeur heeft het voorstel voor een dergelijke controle beide malen afgewezen.

(19) Gezien de bevindingen als vermeld in de overwegingen 14 (banden van de twee ondernemingen) en 15 (misleidende informatie) is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de verbintenis is geschonden. Bovendien had Drumet, door de banden met de importeur te ontkennen, het vertrouwen van de Commissie geschonden, welk vertrouwen de basis vormt voor de aanvaarding van een verbintenis(8). Daarom dient de aanvaarding van de door Drumet aangeboden verbintenis te worden ingetrokken en moeten definitieve antidumpingrechten worden ingesteld ten aanzien van deze onderneming.

(20) Gelet op het voorgaande moet de tabel in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 362/1999 worden gewijzigd.

2. Silur (Oekraïne)

(21) De verbintenis van Silur heeft betrekking op stalen kabels die door Silur zijn geproduceerd en rechtstreeks verkocht (dat wil zeggen gefactureerd en verzonden) aan een eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap. De verbintenis heeft uitsluitend betrekking op bepaalde soorten stalen kabels. Op niet onder de verbintenis vallende soorten stalen kabels zijn antidumpingrechten van toepassing en die soorten gaan, bij uitvoer naar de Gemeenschap, niet vergezeld van een verbintenisfactuur.

(22) Volgens de bepalingen van de verbintenis zou Silur de verbintenis niet ontwijken door, bijvoorbeeld, misleide verklaringen inzake de oorsprong of, volgens clausule 6 van de verbintenis, op enige andere wijze.

(23) De diensten van de Commissie die belast zijn met het toezicht op de naleving van verbintenissen werden ervan in kennis gesteld dat het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) een onderzoek had ingesteld naar de invoer van door Silur geproduceerde en door de verbintenis gedekte stalen kabels. Bij dit onderzoek was gebleken dat door Silur geproduceerde en door de verbintenis gedekte stalen kabels in aanzienlijke hoeveelheden in de Gemeenschap waren ingevoerd, waarbij als land van oorsprong een ander derde land was opgegeven. De Oekraïnse autoriteiten, die volledig aan het onderzoek van OLAF hebben meegewerkt, hebben bewijsmateriaal overgelegd waaruit bleek dat stalen kabels die door Silur waren geproduceerd en van oorsprong waren uit Oekraïne als van oorsprong uit Bulgarije in de Gemeenschap waren ingevoerd. Bovendien bleek bij het onderzoek dat Silur kennis had van de valse verklaringen inzake de oorsprong.

(24) Daarnaast bleek bij controles door de diensten van de Commissie die belast zijn met het toezicht op de naleving van verbintenissen dat Silur verbintenisfacturen had afgegeven voor soorten stalen kabels waarop de verbintenis geen betrekking had. Door de afgifte van deze verbintenisfacturen waren deze soorten stalen kabels ten onrechte vrijgesteld van het antidumpingrecht.

(25) Gezien de bevindingen in de overwegingen 23 en 24 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de verbintenis op tweeërlei wijze is geschonden, namelijk door valse verklaringen inzake de oorsprong en door het voegen van verbintenisfacturen bij soorten stalen kabels die niet onder de verbintenis vielen. Silur werd in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanvaarding van de verbintenis in te trekken en in plaats daarvan een definitief antidumpingrecht in te stellen (definitieve mededeling). Silur kon hierover binnen een bepaalde termijn zowel mondeling als schriftelijk opmerkingen maken.

(26) Silur heeft schriftelijk opmerkingen gemaakt, maar is niet ingegaan op de inhoud van de bevindingen als vermeld in de overwegingen 23 en 24. De onderneming deelde mede dat zij zich in de toekomst aan de verbintenis zou houden en bereid was aan nog strengere eisen inzake verslaggeving en toezicht te voldoen.

(27) De Commissie kon dit voorstel niet aanvaarden, daar de verbintenis op twee punten was geschonden. Silur heeft de Commissie vervolgens medegedeeld dat zij haar verbintenis wenste in te trekken.

(28) Gelet op het voorgaande moet de tabel in artikel 1 van Besluit 1999/572/EG in die zin worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De van de ondernemingen Drumet SA en Joint Stock Company Silur aanvaarde verbintenissen worden ingetrokken.

Artikel 2

1. De tabel in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 362/1999 wordt vervangen door:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

2. De tabel in artikel 1, lid 1, van Besluit 1999/572/EG van de Commissie wordt vervangen door:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 augustus 2003.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1.

(3) PB C 239 van 30.7.1998, blz. 3.

(4) PB L 45 van 19.2.1999, blz. 8.

(5) PB L 217 van 17.8.1999, blz. 1.

(6) PB C 155 van 20.5.1998, blz. 11.

(7) PB L 217 van 17.8.1999, blz. 63.

(8) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 4 juli 2002, zaak T-340/99, Arne Mathisen AS tegen Raad.

Top