EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R1266

Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89

PB L 161 van 26.6.1999, p. 68–72 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1085

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/1266/oj

31999R1266

Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89

Publicatieblad Nr. L 161 van 26/06/1999 blz. 0068 - 0072


VERORDENING (EG) Nr. 1266/1999 VAN DE RAAD

van 21 juni 1999

betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

(1) Overwegende dat de Europese Raad van Luxemburg zich heeft uitgesproken voor een aanzienlijke verhoging van de pretoetredingssteun, teneinde daarin, in aanvulling op het Phare-programma, steun ten behoeve van de landbouw en op het gebied van structuurmaatregelen op te nemen;

(2) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 inzake de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding(3), voorziet dat die partnerschappen een enkel kader vormen voor de prioriteiten van en de beschikbare financiële middelen voor de pretoetredingssteun;

(3) Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 1268/1999(4) een landbouwinstrument is ingesteld dat hoofdzakelijk van toepassing is op terreinen als de modernisering van de structuren van de landbouwbedrijven, de verbetering van de structuren voor verwerking en distributie, het ontwikkelen van controleactiviteiten en plattelandsontwikkeling;

(4) Overwegende dat het bij Verordening (EG) nr. 1267/1999(5) ingestelde structuurinstrument, hierna ISPA te noemen, gericht is op de financiering van infrastructuren op het gebied van vervoer en milieu;

(5) Overwegende dat het bij Verordening (EEG) nr. 3906/89(6) ingestelde Phare-programma vanaf nu zal worden gericht op de essentiële prioriteiten in verband met de overname van het acquis communautaire, namelijk versterking van de bestuurlijke en institutionele capaciteit van de kandidaat-lidstaten en de financiering van investeringen om deze landen te helpen zo snel mogelijk aan de normen van de Gemeenschap te voldoen;

(6) Overwegende dat het belangrijk is de economische effecten van de maatregelen van de Gemeenschap uit hoofde van de drie pretoetredingsinstrumenten te optimaliseren;

(7) Overwegende dat in punt 17 van de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 is bepaald dat de verdeling van de financiële steun aan de bij het uitbreidingsproces betrokken landen wordt gebaseerd op het beginsel van gelijke behandeling, ongeacht het tijdstip van toetreding, waarbij bijzondere aandacht zal uitgaan naar de landen met de grootste behoeften;

(8) Overwegende dat, rekening houdend met de specifieke aard van elk van de bovengenoemde instrumenten, gezorgd moet worden voor de coördinatie van de maatregelen in het kader van deze instrumenten, en voor de coördinatie van deze maatregelen met de financieringen van de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, andere financiële instrumenten van de Gemeenschap en de internationale financiële instellingen;

(9) Overwegende dat met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen en de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden, de Commissie en de kandidaat-lidstaten elkaar op de hoogte moeten houden en moeten samenwerken bij controles en verificaties ter plaatse;

(10) Overwegende dat, teneinde de kandidaat-lidstaten nauwer te betrekken bij de pretoetredingssteun waarvan zij de begunstigden zijn, geleidelijk een gedecentraliseerd beheer van deze bijstand door deze landen zelf moet worden ingesteld, rekening houdend met hun capaciteit op het gebied van beheer en financiële controle;

(11) Overwegende dat de Commissie regelmatig verslagen moet indienen over de aan de kandidaat-lidstaten toegekende pretoetredingssteun,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De coördinatie en de samenhang tussen de in het kader van de pretoetredingsstrategie uit hoofde van het instrument voor landbouw en plattelandsontwikkeling, hierna het landbouwinstrument genoemd, het structuurinstrument en het Phare-programma toegekende bijstand, worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Artikel 2

De maatregelen ter ondersteuning van de landbouw- en plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 2 van het bij Verordening (EG) nr. 1268/1999 ingestelde landbouwinstrument worden gefinancierd overeenkomstig de bepalingen van die verordening.

Artikel 3

De investeringsprojecten op de onderstaande terreinen worden gefinancierd uit het bij Verordening (EG) nr. 1267/1999 ingestelde structuurinstrument voor pretoetredingssteun, overeenkomstig de daarin vastgestelde bepalingen:

- milieumaatregelen die de begunstigde landen in staat stellen te voldoen aan de eisen van het acquis communautaire op milieugebied en aan de doelstellingen van de partnerschappen voor toetreding;

- maatregelen op het gebied van de vervoersinfrastructuur ter bevordering van duurzame mobiliteit, en in het bijzonder projecten van wederzijds belang op basis van de criteria van Beschikking nr. 1692/96/EG(7) en maatregelen die de begunstigde landen in staat stellen te voldoen aan de doelstellingen van de partnerschappen voor toetreding; daaronder zijn begrepen de koppeling en de interoperabiliteit van de nationale netwerken onderling en met de trans-Europese netwerken, en de toegang tot deze netwerken.

Artikel 4

1. Financieringen in het kader van het Phare-programma geschieden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3906/89.

2. Aan Verordening (EEG) nr. 3906/89 wordt hierbij in artikel 3 een nieuw lid 3 toegevoegd, dat als volgt luidt:

"3. Voor kandidaat-lidstaten die een partnerschap voor toetreding met de Europese Unie hebben gesloten, zal de financiering in het kader van het Phare-programma worden toegespitst op de voornaamste prioriteiten in verband met de overname van het acquis communautaire, te weten: versterking van de bestuurlijke en institutionele capaciteit van de kandidaat-lidstaten, en investeringen, met uitzondering van die welke gefinancierd worden overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 1267/1999(8) en (EG) nr. 1268/1999(9). Maatregelen op het gebied van milieu, vervoer landbouw- en plattelandsontwikkeling die een incidenteel maar onontbeerlijk onderdeel vormen van de geïntegreerde programma's voor industriële herstructurering of regionale ontwikkeling kunnen echter ook door Phare worden gefinancierd.".

Artikel 5

Steun voor regelingen of maatregelen die in het kader van de pretoetredingssteun worden gefinancierd, kan slechts uit een van de in onderhavige verordening bedoelde instrumenten worden toegekend.

Artikel 6

De financiering van regelingen of maatregelen uit hoofde van deze verordening geschiedt in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van de Europaovereenkomsten als vermeld in Verordening (EG) nr. 622/98, met de voorwaarden bepaald in de partnerschappen voor toetreding, en met de specifieke bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3906/89, (EG) nr. 1267/1999, (EG) nr. 1268/1999 en de onderhavige verordening.

Artikel 7

De begunstigde landen nemen deel aan de financiering van de investeringen.

Artikel 8

Tot de regelingen of maatregelen die worden gefinancierd uit hoofde van de drie in de artikelen 2, 3 en 4 bedoelde instrumenten wordt besloten volgens de bepalingen die zijn opgenomen in elk van de verordeningen met betrekking tot deze instrumenten.

Artikel 9

1. De Commissie is belast met de coördinatie van de maatregelen uit hoofde van de drie instrumenten, met name met de vaststelling van de richtsnoeren per land voor de pretoetredingssteun. Zij wordt daarin bijgestaan door het bij artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3906/89 ingestelde comité.

2. De Commissie informeert het in lid 1 bedoelde comité over de indicatieve toewijzing van financiële middelen per land en per pretoetredingsinstrument, over de door haar uit hoofde van artikel 10 getroffen maatregelen en over beslissingen op grond van artikel 12. Deze beslissingen worden meegedeeld aan de Rekenkamer.

Artikel 10

De Commissie draagt zorg voor de coördinatie en de samenhang van de in het kader van deze verordening uit hoofde van de Gemeenschapsbegroting uitgevoerde maatregelen, door de Europese Investeringsbank en andere financiële instrumenten van de Gemeenschap gefinancierde maatregelen en door de internationale financiële instellingen gefinancierde maatregelen.

Artikel 11

1. De Commissie zorgt ervoor dat de steun van de Gemeenschap overeenkomstig de transparantievoorschriften en het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 114, wordt uitgevoerd.

2. De pretoetredingssteun dekt tevens de uitgaven met betrekking tot de follow-up, de controle en de evaluatie van de maatregelen.

3. In de financieringsbesluiten en de daaruit voortvloeiende contracten of instrumenten voor de uitvoering wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer zonodig tot een controle ter plaatse kunnen overgaan.

Artikel 12

1. De selectie van projecten, de aanbesteding en de afsluiting van overeenkomsten door de kandidaat-lidstaten zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Commissie.

2. De Commissie kan op grond van een gevalsgewijze analyse van de nationale en sectorale capaciteit inzake beheer van programma's/projecten, van de financiële controleprocedures en de structuren op het gebied van overheidsfinanciën, beslissen om af te zien van de in lid 1 bedoelde voorafgaande goedkeuring en om het beheer van de bijstand op gedecentraliseerde basis op te dragen aan uitvoeringsinstanties in de kandidaat-lidstaten. De beslissing wordt genomen met inachtneming van:

- de minimumcriteria voor evaluatie van het vermogen van de uitvoeringsinstanties in de kandidaat-lidstaten om de steun te beheren en de minimumvoorwaarden die voor deze instanties gelden, als vervat in de bijlage bij deze verordening; en

- specifieke bepalingen die onder meer betrekking hebben op het uitschrijven van aanbestedingen, het onderzoek en de evaluatie van inschrijvingen, de gunning van opdrachten en de uitvoering van de richtlijnen van de Gemeenschap inzake overheidsopdrachten. Deze specifieke bepalingen worden vastgesteld in financieringsovereenkomsten met elk begunstigd land.

3. De nadere voorschriften voor de controle en de evaluatie worden door de Commissie vastgesteld.

Artikel 13

Elk jaar legt de Commissie per land een overzichtsverslag betreffende de pretoetredingssteun voor aan het Parlement en de Raad.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

G. VERHEUGEN

(1) PB C 140 van 5.5.1998, blz. 26, en

PB C 329 van 27.10.1998, blz. 13.

(2) Advies uitgebracht op 6 mei 1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1.

(4) Zie bladzijde 87 van dit Publicatieblad.

(5) Zie bladzijde 73 van dit Publicatieblad.

(6) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

(7) PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.

(8) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 73.

(9) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 87.

BIJLAGE

MINIMUMCRITERIA EN -VOORWAARDEN VOOR DECENTRALISATIE VAN HET BEHEER NAAR DE UITVOERINGSINSTANTIES IN DE KANDIDAAT-LIDSTATEN (ARTIKEL 12)

1. Minimumcriteria ter evaluatie van het vermogen van de uitvoeringsinstanties in de kandidaat-lidstaten om de steun te beheren

De Commissie dient aan de hand van de volgende criteria te evalueren welke uitvoeringsinstanties in de partnerlanden in staat zijn de steun op gedecentraliseerde basis te beheren:

i) er moet een welomschreven stelsel voor het beheer van de middelen bestaan, met alomvattende interne procedures en duidelijke institutionele en persoonlijke verantwoordelijkheden;

ii) de hand moet worden gehouden aan het beginsel van de scheiding der machten, zodat er geen gevaar voor belangenconflicten is op het stuk van gunning en betaling;

iii) er moet voldoende personeel beschikbaar zijn en worden ingezet voor het werk. Zij moeten over de juiste deskundigheid en ervaring op auditing-gebied en taalvaardigheid beschikken en moeten een volledige opleiding in de uitvoering van de programma's van de Gemeenschap krijgen.

2. Minimumvoorwaarden voor decentralisatie van het beheer naar uitvoeringsinstanties in kandidaat-lidstaten

Decentralisatie naar kandidaat-lidstaten met controle achteraf door de Commissie kan worden overwogen in het geval van een uitvoeringsinstantie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

i) er wordt aangetoond dat er een effectieve interne controle bestaat met inbegrip van een onafhankelijke audit-functie en een deugdelijk systeem van boekhouding en financiële verslaglegging dat voldoet aan internationaal aanvaarde audit-normen;

ii) een recente financiële en operationele doorlichting heeft uitgewezen dat de communautaire bijstand of de nationale maatregelen van gelijke strekking daadwerkelijk en binnen een correct tijdsbestek beheerd worden;

iii) er is op nationaal niveau een betrouwbaar systeem van financiële controle op de uitvoeringsinstantie;

iv) de voorschriften inzake aanbestedingen zijn door de Commissie erkend als zijnde in overeenstemming met de eisen van titel IX van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen;

v) de nationale ordonnateur neemt de volledige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de middelen op zich.

Deze benadering laat het recht van de Commissie en van de Rekenkamer onverlet om de uitgaven te verifiëren.

Top