EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31999R1264
Council Regulation (EC) No 1264/1999 of 21 June 1999 amending Regulation (EC) No 1164/94 establishing a Cohesion Fund
Verordening (EG) nr. 1264/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van een Cohesiefonds
Verordening (EG) nr. 1264/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van een Cohesiefonds
PB L 161 van 26.6.1999, p. 57–61
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2007
26.6.1999 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 161/57 |
VERORDENING (EG) N r. 1264/1999 VAN DE RAAD
van 21 juni 1999
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van een Cohesiefonds
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 161, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien de instemming van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (4),
(1) |
Overwegende dat de Raad Verordening (EG) nr. 1164/94 (5) overeenkomstig artikel 16, lid 1, van die verordening uiterlijk op 31 december 1999 opnieuw dient te bezien; |
(2) |
Overwegende dat de grondbeginselen die in 1994 voor het Cohesiefonds zijn vastgesteld, tot 2006 bepalend moeten blijven voor de werkzaamheden van dit fonds, maar dat de ervaring heeft aangetoond dat verbetering noodzakelijk is; |
(3) |
Overwegende dat de euro als eenheidsmunt wel van invloed zal zijn op de macro-economische situatie in de Gemeenschap, maar geen verandering brengt in de noodzaak de subsidiabiliteit van de begunstigde landen op grond van de criteria inzake het bruto nationaal product (BNP) te handhaven; |
(4) |
Overwegende dat elke aan de euro deelnemende lidstaat aan de Raad een stabiliteitsprogramma voorlegt waarin met name de doelstelling op middellange termijn is omschreven die erop is gericht een begroting tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont; |
(5) |
Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad bij Beschikking nr. 1692/96/EG (6) communautaire richtsnoeren hebben vastgesteld voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet; |
(6) |
Overwegende dat tijdens de overgangsperiode (van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001) elke verwijzing naar de euro in de regel ook dient te worden beschouwd als een verwijzing naar de euro als munteenheid in de zin van artikel 2, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (7); |
(7) |
Overwegende dat gezien de aanhoudende vooruitgang op weg naar reële convergentie en rekening houdende met de nieuwe macro-economische context waarin het Cohesiefonds nu werkt, de totale bijstandsverlening aan de lidstaten die aan de euro deelnemen, zal worden aangepast om rekening te houden met de in de voorgaande periode bereikte verbetering van de nationale welvaart; |
(8) |
Overwegende dat de procedures voor versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid nader zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (8); |
(9) |
Overwegende dat de voorlopige en de definitieve cijfers over de financieringsbehoefte van de overheid (tekort), over het bruto binnenlands product (BBP) en over het BNP dienen te worden verzameld volgens de bij Verordening (EG) nr. 2223/96 (9) vastgestelde regels van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap; |
(10) |
Overwegende dat in de resolutie betreffende het stabiliteits- en groeipact (10) die de Europese Raad van Amsterdam op 17 juni 1997 heeft aangenomen, de respectieve rol van de lidstaten, de Commissie en de Raad nader is aangegeven; |
(11) |
Overwegende dat, hoewel het beginsel van een hoog bijstandspercentage wordt gehandhaafd, ook een beroep op andere financieringsbronnen door de Commissie dient te worden gesteund en met name de inspanningen van de begunstigde lidstaten om de hefboomwerking zo groot mogelijk te maken door een ruimere aanwending van particuliere financieringsbronnen te bevorderen; dat om de hefboomwerking van de middelen uit het fonds te versterken en om beter rekening te houden met de rentabiliteit van de projecten, de bijstandspercentages dienen te worden gedifferentieerd; dat in het kader van de door het fonds gefinancierde acties de toepassing van het in artikel 130 R van het Verdrag omschreven beginsel dat de vervuiler betaalt, dient te worden nageleefd; |
(12) |
Overwegende dat de verantwoordelijkheid van de lidstaat ten aanzien van de financiële controle duidelijk dient te worden bepaald; |
(13) |
Overwegende dat zorg dient te worden gedragen voor de continuïteit van de financiering van de lopende acties en voor de aanpassing van die acties aan de nieuwe voorschriften; |
(14) |
Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1164/94 dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1164/94 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
|
2. |
Aan artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: „4. Om vanaf 1 januari 2000 in aanmerking te komen voor bijstand uit het fonds moeten de begunstigde lidstaten over een programma beschikken als bedoeld in artikel 3 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (13). De vier lidstaten die aan het in lid 1 bedoelde BNP-criterium voldoen, zijn Spanje, Griekenland, Portugal en Ierland. Een tussenbalans als bedoeld in lid 3 zal op basis van het aan de hand van de communautaire gegevens over de periode 2000-2002 gemeten BNP per inwoner vóór eind 2003 worden opgemaakt.” . |
3. |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Aan artikel 4 worden de volgende derde, vierde en vijfde alinea toegevoegd: „Met ingang van 1 januari 2000 bedragen de in totaal voor de periode 2000-2006 voor vastlegging beschikbare middelen 18 miljard euro tegen de prijzen van 1999. Voor de verschillende jaren van die periode bedragen de vastleggingskredieten: — 2000: 2,615 miljard euro, — 2001: 2,615 miljard euro, — 2002: 2,615 miljard euro, — 2003: 2,615 miljard euro, — 2004: 2,515 miljard euro, — 2005: 2,515 miljard euro, — 2006: 2,510 miljard euro. Ingeval een lidstaat niet meer voor bijstand in aanmerking komt, worden de middelen van het Cohesiefonds dienovereenkomstig verminderd.” . |
5. |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Indicatieve verdeling Een indicatieve verdeling van de totale middelen van het fonds geschiedt aan de hand van nauwkeurige en objectieve criteria, hoofdzakelijk het bevolkingscijfer, het BNP per hoofd rekening houdende met de in de voorgaande periode bereikte verbetering van de nationale welvaart, en de oppervlakte; ook wordt rekening gehouden met andere sociaal-economische factoren zoals leemten op het gebied van de vervoersinfrastructuur. De aan de hand van deze criteria vastgestelde indicatieve verdeling van de totale middelen is in bijlage I opgenomen. De totale jaarlijkse ontvangsten uit het Cohesiefonds in het kader van deze verordening mogen — in combinatie met de uit de Structuurfondsen verstrekte bijstand — niet meer dan 4 % van het BNP van de lidstaat bedragen.” . |
6. |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6 Koppeling van de bijstand aan voorwaarden 1. Uit het fonds worden geen nieuwe projecten en, in het geval van omvangrijke projecten, geen nieuwe projectstadia in een lidstaat gefinancierd indien de Raad, bij gekwalificeerde meerderheid en op aanbeveling van de Commissie, vaststelt dat de lidstaat bij de toepassing van deze verordening het in artikel 2, lid 4, bedoelde programma niet zodanig heeft uitgevoerd dat een buitensporig overheidstekort wordt voorkomen. De schorsing van de financiering wordt opgeheven zodra de Raad onder dezelfde voorwaarden vaststelt dat de betrokken lidstaat maatregelen heeft genomen om het programma zodanig uit te voeren dat een buitensporig overheidstekort wordt voorkomen. 2. Bij wijze van uitzondering kan de Raad, voor projecten die voor meer dan één lidstaat van rechtstreeks belang zijn, op aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de schorsing van de financiering uit te stellen.” . |
7. |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
8. |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: in lid 5 wordt „ecu” vervangen door „euro”. |
10. |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
11. |
In artikel 16, lid 1, worden de woorden „vóór eind 1999” vervangen door „uiterlijk op 31 december 2006”. |
12. |
Bijlage I wordt vervangen door: ”BIJLAGE I Indicatieve verdeling van de totale middelen van het fonds over de begunstigde lidstaten — Spanje: 61 %-63,5 % van het totale bedrag — Griekenland: 16 %-18 % van het totale bedrag — Ierland: 2 %-6 % van het totale bedrag — Portugal: 16 %-18 % van het totale bedrag.„ |
Artikel 2
De aanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, blijven geldig, mits zij indien nodig binnen twee maanden na die inwerkingtreding zodanig zijn aangevuld dat zij met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1164/94, zoals gewijzigd, in overeenstemming zijn.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 21 juni 1999.
Voor de Raad
De voorzitter
G.VERHEUGEN
(1) PB C 159 van 26.5.1998, blz. 7.
(2) Instemming van 6 mei 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(3) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 74.
(4) PB C 51 van 22.2.1999, blz. 10.
(5) PB L 130 van 25.5.1994, blz. 1.
(6) PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.
(7) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.
(8) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(9) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/98 (PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1).
(10) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.