EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0449

Zaak C-449/13: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 december 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal d’instance d’Orléans — Frankrijk) — CA Consumer Finance/Ingrid Bakkaus, Charline Bonato, geboren Savary, Florian Bonato (Prejudiciële verwijzing — Bescherming van de consument — Consumentenkrediet — Richtlijn 2008/48/EG — Verplichting tot het verstrekken van precontractuele informatie — Verplichting tot het beoordelen van de kredietwaardigheid van de kredietnemer — Bewijslast — Bewijsmiddelen)

PB C 65 van 23.2.2015, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 december 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal d’instance d’Orléans — Frankrijk) — CA Consumer Finance/Ingrid Bakkaus, Charline Bonato, geboren Savary, Florian Bonato

(Zaak C-449/13) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de consument - Consumentenkrediet - Richtlijn 2008/48/EG - Verplichting tot het verstrekken van precontractuele informatie - Verplichting tot het beoordelen van de kredietwaardigheid van de kredietnemer - Bewijslast - Bewijsmiddelen))

(2015/C 065/13)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal d’instance d’Orléans

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CA Consumer Finance

Verwerende partijen: Ingrid Bakkaus, Charline Bonato, geboren Savary, Florian Bonato

Dictum

1)

De bepalingen van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad moeten aldus worden uitgelegd dat:

deze richtlijn zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke de bewijslast betreffende de niet- nakoming van de bij de artikelen 5 en 8 van richtlijn 2008/48 opgelegde verplichtingen op de consument rust, en

deze richtlijn er zich ook tegen verzet dat de rechter wegens een standaardbeding ervan moet uitgaan dat de consument heeft erkend dat de op de kredietgever rustende precontractuele verplichtingen volledig en naar behoren zijn nagekomen, waardoor de bewijslast betreffende de nakoming van deze verplichtingen wordt omgekeerd, met als gevolg dat afbreuk kan worden gedaan aan de doeltreffendheid van de rechten die bij richtlijn 2008/48 worden toegekend.

2)

Artikel 8, lid 1, van richtlijn 2008/48 moet aldus worden uitgelegd dat het er zich enerzijds niet tegen verzet dat de kredietwaardigheid van de consument enkel op basis van door deze laatste verstrekte informatie wordt beoordeeld, op voorwaarde dat het toereikende informatie betreft en gewone verklaringen van de consument vergezeld gaan van bewijsstukken, en het anderzijds de kredietgever niet de verplichting oplegt om de door de consument verstrekte informatie systematisch te controleren.

3)

Artikel 5, lid 6, van richtlijn 2008/48 moet aldus worden uitgelegd dat het er zich weliswaar niet tegen verzet dat de kredietgever een passende toelichting aan de consument verstrekt voordat hij de financiële situatie en de behoeften van deze laatste heeft beoordeeld, maar dat uit de beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument kan blijken dat de verstrekte passende toelichting dient te worden aangepast, waarbij deze toelichting steeds tijdig aan de consument moet worden verstrekt, vóórdat de kredietovereenkomst wordt ondertekend, zonder dat daarvoor evenwel een specifiek document dient te worden opgesteld.


(1)  PB C 313 van 26.10.2013.


Top