EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0240

Zaak C-240/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 12 mei 2014 — Eleonore Prüller-Frey/Norbert Brodnig, Axa Versicherung AG

PB C 261 van 11.8.2014, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 12 mei 2014 — Eleonore Prüller-Frey/Norbert Brodnig, Axa Versicherung AG

(Zaak C-240/14)

2014/C 261/21

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Korneuburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Eleonore Prüller-Frey

Verwerende partijen: Norbert Brodnig, Axa Versicherung AG

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 2, lid 1, sub a en c, van verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (1), artikel 3, sub c en g, van verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen (2) alsmede artikel 1, lid 1, van het op 28 mei 1999 te Montreal ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (3) aldus worden uitgelegd dat schadevorderingen van een benadeelde

die passagier was van een luchtvaartuig waarvan de plaats van vertrek en aankomst dezelfde plaats in een lidstaat was,

die als passagier om niet door de piloot werd vervoerd,

wiens vlucht tot doel had, een onroerend goed vanuit de lucht te bezichtigen met het oog op een met de piloot voorgenomen transactie in verband met dat goed, en

die als passagier lichamelijk letsel heeft opgelopen doordat het luchtvaartuig is neergestort,

uitsluitend moeten worden beoordeeld op grond van artikel 17 van het op 28 mei 1999 te Montreal ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en dat het nationale recht niet van toepassing is?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2)

Moeten artikel 33 van het op 28 mei 1999 te Montreal ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en artikel 67 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat de bevoegdheid om kennis te nemen van en uitspraak te doen over de in de eerste vraag bedoelde schadevorderingen uitsluitend moet worden beoordeeld op grond van artikel 33 van het op 28 mei 1999 te Montreal ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

3)

Moeten artikel 29 van het op 28 mei 1999 te Montreal ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en artikel 18 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling volgens welke de in de eerste vraag bedoelde benadeelde een rechtstreekse vordering tegen de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeraar van de schadeverwekker kan instellen?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

4)

Moeten artikel 7, lid 1, sub f, van de Tweede richtlijn (88/357/EEG) van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van richtlijn 73/239/EEG, en artikel 18 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen aldus worden uitgelegd dat de voorwaarden voor een door een in de eerste vraag bedoelde benadeelde tegen de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeraar van de schadeverwekker ingestelde rechtstreekse vordering moeten worden beoordeeld op grond van het recht van een derde staat wanneer

in een rechtstreekse vordering is voorzien in de wet betreffende de verzekeringsovereenkomst van het recht dat toepasselijk is op grond van de lex loci delicti,

de partijen bij de verzekeringsovereenkomst ervoor kiezen dat het recht van een derde staat van toepassing is,

zodat het recht van de staat toepasselijk is, waarin de verzekeraar zijn zetel heeft, en

ook in de wet betreffende de verzekeringsovereenkomst van het recht van deze staat is voorzien in een rechtstreekse vordering?


(1)  PB L 285, blz. 1.

(2)  PB L 138, blz. 1.

(3)  PB 2001, L 194, blz. 39.


Top