EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CB0027

Zaak C-27/13: Beschikking van het Hof (Grote kamer) van 4 april 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Schleswig-Holsteinische Oberlandesgericht — Duitsland) — Flughafen Lübeck GmbH/Air Berlin plc & Co. Luftverkehrs KG (Artikel 99 van Reglement voor de procesvoering — Staatssteun — Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU — Door openbare luchthavenexploitant aan budgetluchtvaartmaatschappij verleende voordelen — Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure — Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten om zich te voegen naar door Commissie in dat besluit gegeven beoordeling inzake bestaan van steun)

PB C 261 van 11.8.2014, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/3


Beschikking van het Hof (Grote kamer) van 4 april 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Schleswig-Holsteinische Oberlandesgericht — Duitsland) — Flughafen Lübeck GmbH/Air Berlin plc & Co. Luftverkehrs KG

(Zaak C-27/13) (1)

((Artikel 99 van Reglement voor de procesvoering - Staatssteun - Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU - Door openbare luchthavenexploitant aan budgetluchtvaartmaatschappij verleende voordelen - Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure - Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten om zich te voegen naar door Commissie in dat besluit gegeven beoordeling inzake bestaan van steun))

2014/C 261/04

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Schleswig-Holsteinisches Oberlandesgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Flughafen Lübeck GmbH

Verwerende partij: Air Berlin plc & Co. Luftverkehrs KG

Dictum

1)

Wanneer de Europese Commissie op grond van artikel 108, lid 3, VWEU de in lid 2 van dat artikel bedoelde formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid met betrekking tot een niet-aangemelde maatregel die op dat ogenblik ten uitvoer werd gelegd, moet een nationale rechterlijke instantie waarbij een verzoek om beëindiging van de tenuitvoerlegging van die maatregel en terugvordering van de reeds uitgekeerde bedragen wordt ingediend alle nodige maatregelen nemen om gevolgen te verbinden aan een eventuele schending van de verplichting tot opschorting van de tenuitvoerlegging van die maatregel.

Daartoe mag de nationale rechterlijke instantie hetzij de tenuitvoerlegging van de maatregel in kwestie schorsen en de terugvordering van de reeds uitgekeerde bedragen gelasten, hetzij voorlopige maatregelen opleggen om de belangen van de betrokkenen veilig te stellen en om ervoor te zorgen dat het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure zijn nuttige werking behoudt.

2)

Een nationale rechterlijke instantie mag in een situatie als die van het hoofdgeding de behandeling van de zaak niet schorsen totdat de formele onderzoeksprocedure is afgesloten.


(1)  PB C 171 van 15.6.2013.


Top