EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR1777

Advies van het Comité van de Regio's — Het nieuwe meerjarige financiële kader na 2013

PB C 391 van 18.12.2012, p. 31–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 391/31


Advies van het Comité van de Regio's — Het nieuwe meerjarige financiële kader na 2013

2012/C 391/07

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

waarschuwt tegen ieder voorstel om het MFK later dan begin 2013 goed te keuren;

wijst erop dat overheidsinvesteringen in de lidstaten voor een zeer groot deel afhankelijk zijn van de structuurfondsen en herinnert aan de verbintenissen die de lidstaten in het kader van het Pact voor groei en banen tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 zijn aangegaan;

spreekt, op basis van het voorstel van de Commissie van 9 juli 2012, zijn steun uit voor het verzoek van het Europees Parlement dat de volgende begroting minimaal 1,14 % van het BNI van de EU bedraagt, m.i.v. de toetreding van Kroatië;

betreurt dat veruit de meeste onderwerpen die onder het onderhandelingspakket van de Raad vallen, kwesties betreffen die moeten worden goedgekeurd via medebeslissing en niet via de goedkeuringsprocedure;

is er niet over te spreken dat de toewijzingsmethode voor de nationale toewijzingen en de maximumsteunpercentages voor het cohesiebeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling deel uitmaken van het onderhandelingspakket van de Raad; is van mening dat het hier gaat om een gebied van medebeslissing en een gebied waarop het CvdR verplicht geraadpleegd moet worden en behoudt zich het recht voor beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie indien de Europese Commissie geen wetgevingsvoorstel indient waarover het CvdR zich dient uit te spreken;

is ingenomen met de huidige onderhandelingsmethode bij de Raad waarbij uitgaven en inkomsten gezamenlijk in het onderhandelingspakket worden behandeld, alsook met de twee nieuwe door de Commissie voorgestelde bronnen van eigen middelen, nl. op basis van de btw en de nieuwe belasting op financiële transacties;

onderschrijft ten volle het voorstel van de Raad om het cohesiebeleid in een subrubriek in plaats van een submaximum om te zetten, herhaalt zijn verzoek om de daarvoor toegekende middelen te verhogen (of ten minste op hetzelfde peil te houden als in 2007-2013) en steunt het voorstel om een nieuwe categorie van "overgangsregio's" in te voeren;

verheugt zich over het voorstel van de Raad om de programma's Galileo, ITER en GMES in rubriek 1 op te nemen en herhaalt zijn verzoek om het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ook in het MFK te integreren.

Algemeen rapporteur

Mercedes BRESSO (IT/PSE), lid van de regioraad van Piemonte

Referentiedocumenten

Voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020

COM(2012) 388 final

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een vereenvoudigingsagenda voor het MFK 2014-2020

COM(2012) 42 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

stelt vast dat de Commissie op 6 juli 2012 met een gewijzigd voorstel is gekomen voor een verordening van de Raad betreffende het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 en dat daarbij rekening is gehouden met zowel de toetreding van Kroatië als met recentere statistieken (2007-2009) ter onderbouwing van de berekeningen.

2.

Het is er tevens mee ingenomen dat het Europees Parlement tijdens zijn plenaire zitting van 13 juni 2012 een resolutie over dit meerjarig financieel kader en de eigen middelen van de EU heeft goedgekeurd en daarbij de nadruk heeft gelegd op het feit dat de EU-begroting voor 94 % daadwerkelijk een investeringsbegroting is en dat de administratieve uitgaven in verhouding bijzonder laag zijn. Deze investeringen zorgen immers voor een multiplicator- en hefboomeffect via particuliere en publieke cofinancieringen op lokaal, regionaal en nationaal niveau. De EU-begroting speelt dan ook als vaste meerjarige publieke hulpbron een onvervangbare rol bij de stimulering van de groei en de werkgelegenheid.

Lopende interinstitutionele onderhandelingen

3.

Uiterst zorgwekkend zijn wel de huidige ontwikkelingen binnen de onderhandelingen in de Raad over het totaalbedrag van het meerjarig financieel kader (MFK), de inhoud van de maatregelen en de middelen; hierdoor zou het voortbestaan van de fondsen in gevaar kunnen komen voor de drie categorieën binnen het cohesiebeleid. Het CvdR hoopt derhalve dat de onderhandelingen vóór de buitengewone EU-top van 22/23 november 2012 een positieve uitkomst zullen opleveren. Daarmee zouden patstellingen tussen de twee medewetgevers en dus vertraging die schadelijk zou zijn voor de Europese Unie en voor een tijdige implementatie van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei worden voorkomen.

4.

Er is een duidelijke kloof tussen de verbintenissen die de lidstaten in het kader van het Pact voor groei en banen tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 zijn aangegaan, en sommige standpunten die tijdens de onderhandelingen worden ingenomen.

5.

Gezien de ernst van de economische en sociale crisis waardoor de EU wordt getroffen moet er des te dringender werk worden gemaakt van de programmering 2014. Alleen zo kunnen immers Europese fondsen worden ingeschakeld die nodig zijn voor investeringen in de lidstaten, de regio's en de steden.

6.

De omvang van de EU-begroting is afgenomen ten opzichte van de nationale begrotingen terwijl de Unie er met het Verdrag van Lissabon meer bevoegdheden en taken heeft bij gekregen, met name op de terreinen extern optreden (art. 27, lid 3, VEU), klimaatverandering (art. 191 VWEU), energie (art. 194 VWEU), sport (art. 165 VWEU), ruimtevaart (art. 189 VWEU), toerisme (art. 195 VWEU) en civiele bescherming (art. 196 VWEU).

7.

Overheidsinvesteringen in de lidstaten zijn voor een zeer groot deel afhankelijk van de structuurfondsen, die in 13 lidstaten ruim 30 % en in zes lidstaten ruim 60 % van de overheidsinvesteringen vertegenwoordigen.

8.

De verdragen (artikel 312 VWEU) bevatten weliswaar specifieke voorzieningen ingeval het MFK niet zou worden goedgekeurd voordat eind 2013 de rechtsgrondslagen van alle meerjarige EU-uitgavenprogramma's - behoudens de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – komen te vervallen. In het Verdrag is specifiek bepaald dat de takken van de begrotingsautoriteit van rechtswege verplicht zijn om de onderhandelingen voort te zetten. Wel wijst het CvdR erop dat de twee opties (ofwel nieuwe sectorprogramma's goedkeuren zonder MFK-verordening, ofwel de looptijd van de bestaande programma's verlengen) allebei extreem moeilijk liggen.

9.

Het CvdR waarschuwt tegen ieder voorstel om het MFK later dan begin 2013 goed te keuren, daar programmering en toekenning van middelen van het gemeenschappelijk strategisch kader na 2014 aldus onmogelijk zouden worden. Dat zou een negatieve impact hebben op de economische, sociale en territoriale samenhang van Europa. Wordt de MFK-goedkeuring uitgesteld tot later dan begin 2013, dan komt bovendien de door Commissie, Parlement en Raad tot dusverre geplande programmeringsperiode 2014-2020 in gevaar en dient met name de aanvankelijk door het CvdR bepleite optie inzake een programmeringsperiode van 5+5 jaar na een overgangsperiode van één of twee jaar, te worden herzien.

10.

Het CvdR herhaalt zijn eerdere standpunt dat de EU moet kunnen beschikken over een geloofwaardige begroting, die minstens 1 % van haar BNI bedraagt, waarmee de belangrijkste doelen van Europa verwezenlijkt kunnen worden, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie en de behoeften van de lokale en regionale overheden. De Raad heeft in 2000 het plafond voor de eigen middelen verlaagd naar 1,29 % van het BNI voor vastleggingen en 1,23 % voor betalingen. Sindsdien is de kloof tussen het plafond voor de eigen middelen en de MFK-plafonds constant groter geworden. Deze kloof bedroeg gemiddeld 25 %. Bovendien worden met het MFK alleen uitgavenplafonds vastgesteld en is de EU-begroting altijd ver beneden deze plafonds gebleven, zowel wat vastleggingen als betalingen betreft. Daarom spreekt het, op basis van het voorstel van de Commissie van 6 juli 2012, zijn steun uit voor het verzoek van het Europees Parlement dat de volgende begroting minimaal 1,14 % van het BNI van de EU bedraagt, m.i.v. de toetreding van Kroatië.

11.

Het voorstel om het voedselhulpprogramma voor behoeftigen af te schaffen, is gelukkig uit het onderhandelingspakket van 18 september 2012 verdwenen. Wel betreurt het CvdR de onduidelijkheid over de budgettering van dit programma, die zijns inziens in rubriek 2 van het MFK zou moeten blijven.

12.

Het CvdR is op bepaalde punten ingenomen met het discussiedocument van het Cypriotische voorzitterschap van 30 augustus 2012, maar spreekt zijn bezorgdheid uit over de voorstellen m.b.t. het cohesiebeleid, met name over de criteria, omvang en dekking van de "vangnetten" voor regio's en lidstaten. Het verwerpt de onevenredige aanpassingen voor meer ontwikkelde en overgangsregio's.

Gebieden van medebeslissing

13.

Helaas betreffen veruit de meeste onderwerpen die onder het onderhandelingspakket van de Raad (versie van 19 juni 2012) vallen, en met name de punten 21 tot 47 en 53 tot 78, kwesties die moeten worden goedgekeurd via medebeslissing en niet via de goedkeuringsprocedure. Het Europees Parlement moet dan ook ten volle bij de lopende onderhandelingen worden betrokken.

14.

Het is geen goede zaak dat de toewijzingsmethode voor de nationale toewijzingen en de maximumsteunpercentages voor het cohesiebeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling deel uitmaken van het onderhandelingspakket van de Raad (punten 30 tot 45) maar niet terug te vinden zijn in de ontwerpverordening met gemeenschappelijke bepalingen voor de vijf fondsen die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen. Het CvdR is verwonderd over punt 35 van het onderhandelingspakket van 18 september 2012, waarmee de Europa 2020-strategie ook een taak krijgt op het gebied van de verdeling van de structuurfondsen tussen de lidstaten. In dit verband rijst de vraag of de doelstellingen van de Europa 2020-strategie wel echt de ontwikkelingsbehoeften van de regio's weerspiegelen en kan men bovendien de nodige kanttekeningen plaatsen bij beheer en methodiek, temeer daar deze verdelingstaak zeker niet gepland was toen de doelstellingen in 2010 zijn afgesproken.

15.

Een en ander betreft, overeenkomstig artikel 177 VWEU, niet alleen een gebied van medebeslissing maar ook een gebied waarop het CvdR verplicht geraadpleegd moet worden. Ter vrijwaring van de prerogatieven die hem bij artikel 263, derde alinea, VWEU zijn toegekend zal het Comité dan ook de juridische achtergrond van deze kwestie verder onderzoeken en behoudt het zich het recht voor beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie indien de Europese Commissie geen wetgevingsvoorstel indient waarover het CvdR zich dient uit te spreken.

16.

In aansluiting op de adviezen die het sinds begin 2012 over verschillende wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie heeft goedgekeurd, wijst het CvdR andermaal op de volgende punten:

a.

Wat de subrubriek 1b en de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) betreft, geeft het zijn steun aan het voorstel om een nieuwe categorie van "overgangsregio's" in te voeren, aan de noodzaak om bij de toegang tot financiering naar behoren rekening te houden met de specifieke en unieke situatie van ultraperifere regio's overeenkomstig artikel 349 van het VWEU (punt 25 van het onderhandelingspakket), aan de maximale afstand van 300 km voor Europese territoriale samenwerking, met uitzondering van de perifere regio's waarop het afstandscriterium niet van toepassing is (punt 27, ibid.), aan het veiligheidsnet voor regio's die niet meer onder de convergentiedoelstelling vallen, dat overeenkomt met ten minste twee derde van de hun toegewezen steun in de periode 2007-2013 (punt 44, ibid.), aan de voorstellen van de Europese Commissie m.b.t. de medefinancieringspercentages, met uitzondering van de verhoging tot 85 % voor programma's die onder het doel "Europese territoriale samenwerking" vallen, aan de verhoging van het medefinancieringspercentage van 50 tot 85 % voor interregionale samenwerking in ultraperifere regio's (punt 46, ibid.), aan het behoud van het voedselhulpprogramma voor behoeftigen in rubriek 2 van het MFK, dat dus niet in het actiegebied van het Europees Sociaal Fonds onder rubriek 1 ondergebracht wordt (punt 48, ibid.), aan de verhoging van het medefinancieringspercentage met 10 procentpunten voor lidstaten met tijdelijke begrotingsproblemen (punt 47, optie a, ibid.), aan de instelling van een GSK voor de drie structuurfondsen en het Cohesiefonds, het ELFPO en het EMVF (punt 65, ibid.), aan de voorfinancieringspercentages van 2 % in 2014, 3 % in 2015 en 3 % in 2016 (punt 75, ibid.), alsook aan het in aanmerking nemen van de niet-terugvorderbare btw als een bijdrage uit de GSK-fondsen (punt 78, optie c, ibid.).

b.

Wat rubriek 2 betreft, geeft het zijn steun aan een snellere convergentie en een precies vastgelegd tijdschema voor de convergentie tussen de lidstaten (punt 53, ibid.), een plafonnering van de rechtstreekse betalingen tot 200 000 euro in plaats van 300 000 euro, met inbegrip van de vergroenende component en degressieve percentages vanaf 100 000 euro in plaats van 200 000 euro (punt 54, ibid.), een percentage van 30 % voor vergroening (punt 56, ibid.), en de mogelijke overheveling van begrotingsmiddelen van de eerste naar de tweede pijler (punt 57, ibid.). Het is evenwel niet te vinden voor overhevelingen van de tweede naar de eerste pijler, gelet op het noodzakelijke herstel van het begrotingsevenwicht tussen de twee GLB-pijlers (punt 58, ibid.). Voorts steunt het de invoering van overgangsregio's in de verordening betreffende plattelandsontwikkeling (punt 62, ibid.), maar verwerpt het, zoals voorgesteld, de instelling van een nieuwe reserve voor crisissituaties in de landbouwsector (punt 64, ibid.).

17.

Het CvdR pleit er nogmaals voor om de middelen die zijn toegewezen voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" te verdelen per samenwerkingsprogramma en niet per lidstaat. Het dringt er dan ook aan om punt 40 van het onderhandelingspakket van 18 september 2012 te herzien, want zoals het er nu naar uitziet zullen de onderhandelingen – over alleen de verdeling van de middelen tussen grensoverschrijdende en transnationale samenwerking – ertoe leiden dat interregionale samenwerking het slechts zal moeten doen met wat er nog overblijft.

18.

Het CvdR is het eens met het voorstel om vaker leningen te gebruiken in plaats van niet-terugvorderbare subsidies, teneinde ontvangers tot een actievere rol aan te zetten. Wanneer de leningen zijn terugbetaald, moeten de middelen in kwestie vervolgens weer beschikbaar worden gesteld via revolving funds.

Nieuwe eigen middelen

19.

Het zou een goede zaak zijn het huidige stelsel van eigen middelen te hervormen omdat zo de directe afdrachten van de lidstaten aan de EU-begroting kunnen worden verminderd en tegelijk kan worden gezorgd voor een verhoging van de eigen middelen van de EU, die hiermee toekomstige uitdagingen kan aangaan (1), en omdat zo kan worden overgegaan tot het noodzakelijk geachte verwerpen van de huidige financiële correcties en afwijkingen. Zoals ook het Europees Parlement heeft verklaard moet het nieuwe meerjarig financieel kader, ter wille van transparantie, evenwicht en duurzaamheid, absoluut kunnen steunen op een overeenkomst over nieuwe eigen middelen.

20.

Het Comité is ingenomen met de huidige onderhandelingsmethode bij de Raad waarbij uitgaven en inkomsten gezamenlijk in het onderhandelingspakket worden behandeld, alsook met de twee nieuwe door de Commissie voorgestelde bronnen van eigen middelen, nl. op basis van de btw en de nieuwe belasting op financiële transacties.

21.

Sommige lidstaten mogen in dit verband hun bevolkingen, ondernemingen en lokale en regionale overheden niet benadelen door te weigeren de nieuwe belasting op financiële transacties in te voeren. Een dergelijke weigering zou immers leiden tot versterkte samenwerking en het ontstaan van een begrotingsunie met twee snelheden.

22.

Juridisch kan een belasting op financiële transacties in versterkte samenwerking als grondslag dienen voor een nieuw soort eigen middelen voor de EU en zouden de deelnemende landen een deel van de ontvangen middelen aan de EU-begroting kunnen afdragen. Deze overdracht moet evenwel leiden tot een gelijkwaardige vermindering van hun bijdrage aan de begroting op basis van het BNI, zonder te raken aan de regels die van toepassing zijn op de berekening van de nationale bijdragen van de niet-deelnemende landen.

23.

Het Comité pleit andermaal voor een vereenvoudiging van het bijzonder ingewikkelde systeem van kortingen en correcties en voor de vervanging van het huidige systeem van rabatten door een algemeen correctiemechanisme.

Macro-economische conditionaliteit

24.

Het Comité verbaast zich erover dat de zogenoemde "technische" aanpassing van de verordening van de Raad door de Europese Commissie ook betrekking heeft op een dermate cruciaal onderdeel als de uitbreiding van de macro-economische conditionaliteit, die oorspronkelijk alleen het Cohesiefonds betrof, tot alle vijf de fondsen die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen (zie artikel 8 van het gewijzigd voorstel voor een verordening).

25.

Het verzet zich met klem tegen iedere vorm van macro-economische conditionaliteit en acht de door sommige lidstaten gevraagde eventuele uitbreiding tot alle begrotingsonderdelen niet relevant.

26.

Er zij aan herinnerd dat een en ander een gebied van medebeslissing betreft waarover moet worden beslist in het kader van de verordening met gemeenschappelijke bepalingen voor de vijf fondsen die onder het GSK vallen.

Structuur, looptijd en flexibiliteit van het meerjarig financieel kader

27.

De Raad stelt volkomen terecht voor het cohesiebeleid in een subrubriek in plaats van een submaximum om te zetten. Het CvdR dringt er evenwel op aan de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, die van een andere aard is, niet in deze subrubriek op te nemen. Voorts blijft het betreuren dat de kans niet is aangegrepen om alle EU-financieringen voor territoriale ontwikkeling (d.w.z. de vijf fondsen die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen) in één rubriek onder te brengen.

28.

Binnen elke rubriek moet er voldoende flexibiliteit zijn en moet in een flexibiliteitsreserve worden voorzien waarin de middelen of marges waarvan halverwege de looptijd geen gebruik is gemaakt, kunnen worden ondergebracht in plaats van aan de lidstaten te worden teruggegeven. Zo'n flexibiliteitsreserve zou met name dienst kunnen doen als middel voor macro-economische en financiële ingrepen om te anticiperen op asymmetrische schokken binnen de EU.

29.

Het Comité wijst er andermaal op dat het onderhavige voorstel in 2016 voorziet in een "evaluatie" van de tenuitvoerlegging van het meerjarig financieel kader, en bevestigt dat het in plaats daarvan wenselijk zou zijn in 2017 een volledige tussentijdse herziening te verrichten (waarvan de voorgestelde evaluatie deel zou uitmaken).

Plafonnering van vastleggingen en betalingen

30.

Wat de bedragen van de belangrijkste MFK-subrubrieken betreft, herhaalt het CvdR

a.

zijn steun aan de voorstellen van de Europese Commissie wat betreft de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (50 miljard euro), het programma Horizon 2020 (80 miljard euro), de eerste twee GLB-pijlers (372 miljard euro in constante prijzen), het programma Creatief Europa (1,6 miljard euro) en de financieringsinstrumenten van het externe optreden van de EU (70 miljard euro);

b.

zijn verzoek om een verhoging van de begrotingsmiddelen voor het cohesiebeleid (om ze in reële termen ten minste op hetzelfde peil te houden als in de financiële vooruitzichten 2007-2013), het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het programma LIFE, alsook om een evenwichtiger herverdeling van de middelen tussen de twee GLB-pijlers, ten voordele van plattelandsontwikkeling.

Programma's buiten het meerjarig financieel kader

31.

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering moet behouden blijven en in het MFK worden geïntegreerd. Zoals het Europees Parlement dringt het CvdR er evenwel op aan om dit niet-programmeerbare fonds boven het maximum van de desbetreffende rubriek in de begroting op te nemen. Evenzo is het ertegen gekant het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot de compensatie van de gevolgen van bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten m.b.t. landbouwactiviteiten (punt 95, ibid.).

32.

Het CvdR verheugt zich over het voorstel van de Raad om de programma's Galileo, ITER en GMES in rubriek 1 van het meerjarig financieel kader op te nemen (bijlage I, ibid.), zoals het ook had gevraagd in zijn advies over het nieuwe meerjarig financieel kader voor de periode na 2013.

33.

De bedragen die met de bovengenoemde reservemechanismen overeenkomen, moeten eveneens naar het MFK worden overgedragen.

Vereenvoudigingsprogramma

34.

Aan de vraag naar de door de lidstaten en het Europees Parlement verlangde hogere kwaliteit van uitgaven kan op dit ogenblik niet op bevredigende wijze tegemoet worden gekomen omdat een en ander gepaard gaat met nieuwe extra controle- en auditprocedures, complexere procedures, al te veel nadruk op prestaties en kwantitatieve absorptie ten nadele van de kwaliteit van de strategieën, wat uiteindelijk leidt tot meer centralisatie en aldus de lagere bestuursniveaus ten opzichte van de hogere benadeelt.

35.

De door de Commissie aangekondigde mededeling over de kwaliteit van de overheidsuitgaven zou een differentieerde verrekening van de overheidsuitgaven voor investeringen in het kader van het Stabiliteitspact mogelijk moeten maken.

36.

Het CvdR is er niet voor te vinden dat de Commissie excessief gebruik maakt van gedelegeerde handelingen, bijv. die welke voor de indicatieve maatregelen van het gemeenschappelijk strategisch kader worden voorgesteld. Daardoor zal het CvdR van de Europese raadplegings- en besluitvormingsprocedure worden uitgesloten, terwijl het juist kan gaan om kwesties die voor de territoriale gemeenschappen van belang zijn.

37.

De Commissie stelt daarentegen volkomen terecht dat er alleen van een doeltreffende vereenvoudiging op Europees niveau sprake kan zijn als er tegelijkertijd ook inspanningen in die zin op nationaal en subnationaal niveau worden geleverd, waarbij vooral het nationale niveau van belang is.

38.

De rationalisering van de programma's die in het kader van het meerjarig financieel kader wordt voorgesteld, is een goede zaak, met name wat de vermindering van het aantal voorgestelde financiële programma's en de samenvoeging van programma's en subprogramma's op verschillende gebieden betreft.

39.

De Europese Investeringsbank dient nauwer betrokken te worden bij de tenuitvoerlegging van projecten die gefinancierd worden door de structuurfondsen.

II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

COM(2012) 388 final

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Speciale instrumenten zoals de reserve voor noodhulp, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, het flexibiliteitsinstrument, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de reserve voor crises in de landbouwsector en de marge voor onvoorziene uitgaven, zijn noodzakelijk om de Unie in staat te stellen op specifieke onvoorziene omstandigheden te reageren, of om de financiering van duidelijk omschreven uitgaven mogelijk te maken die niet konden worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare maxima voor één of meer uitgavenrubrieken zoals in het financieel kader vastgesteld. Er moeten daarom specifieke bepalingen worden vastgesteld die voorzien in de mogelijkheid om vastleggingskredieten in de begroting op te nemen welke de in het financieel kader vastgestelde maxima overschrijden wanneer het noodzakelijk is speciale instrumenten in te zetten.

Speciale instrumenten zoals de reserve voor noodhulp, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven, zijn noodzakelijk om de Unie in staat te stellen op specifieke onvoorziene omstandigheden te reageren, of om de financiering van duidelijk omschreven uitgaven mogelijk te maken die niet konden worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare maxima voor één of meer uitgavenrubrieken zoals in het financieel kader vastgesteld.Er moeten daarom specifieke bepalingen worden vastgesteld die voorzien in de mogelijkheid om vastleggingskredieten in de begroting op te nemen welke de in het financieel kader vastgestelde maxima overschrijden wanneer het noodzakelijk is speciale instrumenten in te zetten.

Motivering

Deze twee financiële instrumenten moeten worden geschrapt daar het Fonds voor aanpassing aan de globalisering in het MFK moet worden geïntegreerd en een echte verordening te verkiezen is boven de oprichting van een reserve voor crises in de landbouwsector.

Wijzigingsvoorstel 2

COM(2012) 388 final

Artikel 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wanneer een met macro-economische voorwaarden gekoppeld aan de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten verband houdende schorsing van vastleggingen betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wordt opgeheven, besluit de Raad op voorstel van de Commissie en met inachtneming van het desbetreffende basisbesluit tot overschrijving van de geschorste vastleggingskredieten naar een volgend jaar. Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

Wanneer een met macro-economische voorwaarden gekoppeld aan de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten verband houdende schorsing van vastleggingen betreffende het Cohesiefonds wordt opgeheven, besluit de Raad op voorstel van de Commissie en met inachtneming van het desbetreffende basisbesluit tot overschrijving van de geschorste vastleggingskredieten naar een volgend jaar. Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

Motivering

De bepalingen betreffende de macro-economische voorwaarden blijven alleen voor het Cohesiefonds gelden, zoals van meet af aan ook het geval was.

Brussel, 9 oktober 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  Paragraaf 65 van het CvdR-advies over "Het nieuwe meerjarig financieel kader na 2013", dat tijdens de 93e zitting (14/15 december 2011) is goedgekeurd.


Top