EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IE1589

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Europese technologieplatforms (ETP's) en industriële verandering (initiatiefadvies)

PB C 299 van 4.10.2012, p. 12–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/12


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Europese technologieplatforms (ETP's) en industriële verandering (initiatiefadvies)

2012/C 299/03

Rapporteur: de heer ZBOŘIL

Corapporteur: de heer GIBELLIERI

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 19 januari 2012 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Europese technologieplatforms (ETP's) en industriële verandering

(initiatiefadvies).

De adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 11 juni 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2012 gehouden 482e zitting (vergadering van 11 juli) onderstaand advies uitgebracht, dat met 138 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC is zich ervan bewust dat het een noodzakelijke maar geenszins gemakkelijke opgave is om op basis van een aantal factoren die dit proces beïnvloeden, voorspellingen te doen over industriële reconversie. Eén van de belangrijkste hefbomen voor reconversie is onderzoek & innovatie. De Europese Technologieplatforms (ETP's) zijn hiervoor de belangrijkste indicatoren.

1.2   Het EESC dringt erop aan dat de Commissie de activiteiten van de bestaande ETP's verder ondersteunt en hun onderlinge samenwerking alsook die met de betrokken Europese instellingen verbetert.

1.3   De bij de ETP's betrokken sectoren spelen een belangrijke rol in de waardeketen: veel innovaties vinden hun oorsprong in functionele processen (industriële productie, verwerking, bosbouw, robotica) en materialen (chemicaliën, staal e.d.). Met andere woorden, vernieuwingen op het gebied van productieprocessen of materialen jagen de Europese innovatie aan.

1.4   Het EESC erkent dat er in de ETP's ook nu al aandacht is voor maatschappelijke vraagstukken. Vanuit het oogpunt van groei en banen met een toegevoegde waarde is de maatschappelijke invloed van hun activiteiten aanzienlijk. Zij zoeken naar oplossingen voor cruciale beleidsvraagstukken (bijv. op het gebied van bio-economie, grondstoffen en een efficiënt gebruik van hulpbronnen).

1.5   ETP's zijn een duidelijk en concreet voorbeeld van een bottom up-benadering in het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid, waarbij het bedrijfsleven en andere belangrijke actoren in alle innovatiestadia participeren. Horizon 2020 heeft behoefte aan een dergelijke benadering.

1.6   Voor een effectievere werking van de ETP's dringt het EESC erop aan dat er serieuzer werk wordt gemaakt van de vereenvoudigingen in de regelgeving die de Commissie wil doorvoeren (o.a. voor de deelname aan EU-projecten), dat er meer inspanningen worden gedaan om versnippering van en concurrentie tussen institutionele initiatieven te verminderen, dat beleidsmaatregelen beter op elkaar worden afgestemd en dat de ETP's op institutioneel niveau meer zichtbaar worden.

1.6.1   Het EESC is van mening dat de ETP's een cruciale rol spelen bij het stimuleren van het Europese industriebeleid. Ze worden gesteund door het bedrijfsleven – één van de basispijlers van de EU-economie – die hier ook aanzienlijk in investeert. De industrie is ook de motor achter de ETP's, zodat de relevantie van hun initiatieven voor de particuliere sector verzekerd is. Bijdragen van de ETP's richten zich niet alleen op technologie- en onderzoeksbehoeften, maar ook op technologieoverdracht.

1.6.2   Om aandacht te vragen voor sociale en maatschappelijke vraagstukken en de impact van de strategische onderzoeksagenda's te versterken pleit het EESC ervoor om – in navolging van o.a. het Europees Platform voor staaltechnologie (ESTEP) en het Spaans Platform voor staaltechnologie (PLATEA) – de vakbonden en andere belanghebbende partijen op permanente basis te betrekken bij de Europese, nationale en regionale technologieplatforms.

1.6.3   Problemen met de participatie van het mkb zouden moeten worden opgelost door een permanente benchmarking van de meest succesvolle voorbeelden, zoals wordt gedaan door de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof.

1.7   De nationale en regionale platforms weerspiegelen de structuur van de ETP's op lidstaatniveau. Coördinatie en harmonisatie van de Europese, nationale en regionale O&I-programma's moeten worden verbeterd via een nauwere samenwerking met de ETP's.

1.8   ETP's kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de tenuitvoerlegging van Europees beleid. Zo zijn er prioriteiten vastgelegd die de innovatie in de publieke en particuliere sector moeten bevorderen, zoals: middelen- en energie-efficiëntie in de procesindustrie (SPIRE), PPP's voor industrieën op biobasis (bio voor groei), Europese innovatiepartnerschappen op het gebied van water, grondstoffen en "intelligente steden" (samen met het SET-plan), en EMIRI (een initiatief van de industrie voor energieonderzoek). Uiteindelijk zal de gehele Europese samenleving de vruchten plukken van deze via de ETP's gecoördineerde intensievere intersectorale samenwerking.

1.9   Het EESC roept de Europese instellingen op tot nauwere internationale samenwerking om geavanceerde mondiale expertise in huis te halen, die in de EU kan worden benut en op de markt kan worden gebracht.

1.10   Daarnaast dient voor NTP's de toegang tot nationale en regionale structuurfondsen ter bevordering van intelligente specialisatie te worden aangemoedigd en te worden vergemakkelijkt.

1.11   De ETP's spelen een belangrijke rol bij het oplossen van maatschappelijke problemen. Hun rol zal nog aan gewicht toenemen wanneer zij zich naast onderzoek op innovatie gaan richten, wat nodig zal zijn om het welvaartspeil en de kwaliteit van bestaan in Europa in stand te houden.

1.12   Het EESC is ingenomen met de rol van de ETP's als verbindingsschakel voor vraaggerichte innovatie-instrumenten, die een aanvulling vormen op de O&I-inspanningen en de vermarkting versnellen. Daarnaast zijn de ETP's van groot belang voor de verspreiding van O&I-resultaten. Het Comité zou graag zien dat er meer gebruik wordt gemaakt van coördinatie- en steunmaatregelen om de samenwerking in de waardeketen te bevorderen.

1.13   Industriële processen en de daarmee verbonden O&I- activiteiten dreigen in de ogen van het publiek en vooral in de ogen van jongeren maatschappelijk steeds minder aantrekkelijk te worden. Dit is onder meer het gevolg van de verschuiving van de productie naar landen buiten Europa en de vicieuze cirkel van steeds toenemende delokalisatie die daaruit voortvloeit. Het EESC meent dat de ETP's ertoe kunnen bijdragen dat het belang van de verschillende industriële productieprocessen beter wordt onderkend.

1.14   De ETP's zouden wel eens kunnen lijden onder de achteruitgang van de EU-industrie. De industrieën in de EU zijn hun wereldleiderspositie aan het verliezen. Vergeleken met andere delen van de wereld wordt er weinig risico genomen en is er weinig ondernemerszin.

1.15   Belangrijk is dat onderwijs, opleiding en scholing waarbij de mens centraal staat, als strategisch element behouden blijft binnen het ETP-landschap en een grotere plaats krijgt. Daartoe moeten op duurzame basis nauwe betrekkingen worden aangeknoopt met de comités die zich in de EU inzetten voor de sociale dialoog in de desbetreffende sectoren en met de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO).

1.16   De ETP's kunnen ook in sociale en maatschappelijke kwesties een rol van gewicht spelen. bijv. bij de hervorming van het openbaar onderwijs en het beroepsopleidingssysteem, die moeten worden aangepast aan de behoeften van het bedrijfsleven en de industrie in de EU. Er moeten grote inspanningen worden verricht op het gebied van scholing en bijscholing van werknemers, zodat deze overweg kunnen met de nieuwe procestechnologieën en met de producten die uit onderzoek en innovatie voortvloeien. Alleen geschoolde werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst zullen kunnen werken met nieuwe hightech.

2.   Oprichting en geschiedenis van de ETP's

2.1   In maart 2003 riep de Raad op om de Europese onderzoeksruimte (EOR) te versterken door de oprichting van ETP's, die de wereld van technologische knowhow, het bedrijfsleven, regelgevende instanties en financiële instellingen bijeen moesten brengen.

2.2   De ETP's werden opgezet als door het bedrijfsleven aangestuurde stakeholderfora die de taak kregen onderzoeks- en technologiedoelstellingen voor de middellange en lange termijn vast te stellen en stappenplannen uit te werken. Dit met als doel de synergie tussen de verschillende onderzoeksactoren te bevorderen en prioriteiten vast te stellen voor een aantal technologische terreinen die voor de groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van de EU van belang zijn.

2.3   De Commissie heeft de ontwikkeling van de ETP's ondersteund als facilitator. Zij heeft de status van waarnemer en zet zich in voor een structurele dialoog over de onderzoeksprioriteiten. Zij bezit noch beheert de ETP's, want dit zijn onafhankelijke organisaties. De communicatie verloopt via de CORDIS-website van de Commissie, de ETP-nieuwsbrief en de op gezette tijden plaatsvindende seminars voor het ETP-management.

2.4   Sommige ETP's zijn losse netwerken die eenmaal per jaar samenkomen, andere hebben een juridische structuur en kennen een lidmaatschapsbijdrage. Alle ETP's zijn erin geslaagd, de betrokken stakeholders bijeen te brengen, overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk visie en een strategische onderzoeksagenda op te stellen. De ETP's krijgen vorm door een dialoog tussen onderzoekers uit het bedrijfsleven en de overheidssector en vertegenwoordigers van de nationale regeringen. Zij dragen ook bij tot de consensusvorming en tot een betere afstemming van de investeringsinspanningen.

2.5   De ETP's ondersteunen goed functionerende publiek-private partnerschappen (PPP's). Daarmee dragen zij in hoge mate bij tot de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (EOR), gekenmerkt door kennis voor groei. Zulke PPP's trachten bijv. een antwoord te vinden op technologische uitdagingen, die van cruciaal belang kunnen zijn voor duurzame ontwikkeling, een betere openbare dienstenverlening en de herstructurering van de traditionele industriële bedrijfstakken.

3.   ETP's en industriële verandering

3.1   Industriële reconversie (1) is een continu proces dat beïnvloed wordt door verschillende factoren, zoals markttendenzen, organisatorische, sociale, maatschappelijke en structurele veranderingen en technische innovaties in productieprocessen en producten.

3.2   Innovatie is eveneens een continu proces en één van de belangrijkste factoren waardoor, via een voortdurende overdracht van nieuwe wetenschappelijke bevindingen naar de reële productieketen, de industriële reconversie wordt beïnvloed. Bovendien is het de belangrijkste hefboom voor de versterking van het concurrentievermogen van de Europese industriële productie en dienstverlenende sector.

3.3   Er moet grondig worden nagedacht over de vraag hoe de schaarse financiële middelen in Europa kunnen worden ingezet voor dit innovatieproces. Met de ETP's hebben wij de beschikking over een krachtig instrument dat heel concreet oplossingen kan bieden voor innovatie en het industriebeleid kan helpen uitrollen.

3.4   Aard en intrinsieke inhoud van industriële reconversie worden in de eerste plaats gekenmerkt door innovatie, waarbij de ETP's steeds vaker fungeren als kweekvijvers waar innovatie concreet tot stand komt. De ETP's zijn gericht op praktische industriële toepassingen die het productieproces, de producten, de arbeidsorganisatie en de arbeidsvoorwaarden beïnvloeden.

3.5   De Europese instellingen zouden graag een evenwichtige participatie van alle belanghebbende partijen in de ETP's zien. Het zou met name wenselijk zijn als zij het mkb en economische onderzoekers die zich hebben verenigd in bijv. een kenniscoöperatie, met alle werkbare middelen ondersteunen om de in Europa zeer populaire kleine en middelgrote ondernemingen in staat te stellen actief deel te nemen aan de platforms. De kosten van de platforms staan deelname van het mkb en de universiteiten aan onderzoeksinitiatieven veelal in de weg.

3.6   Gelet op de reële omvang en het belang van ETP's voor de EU – als op vrijwillige basis opgerichte instanties die openstaan voor deelname door belanghebbende partijen – is het zaak hun een passende rol toe te kennen als instrumenten voor de tenuitvoerlegging van het Europese industriebeleid.

3.7   De overgang naar een duurzamere industrie en dienstverlening in de EU en de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie zullen sterk afhangen van de daadwerkelijke innovaties die de ETP's de komende tien jaar zullen voortbrengen.

3.8   Om reële en concrete innovatie en industriële reconversie tot stand te brengen is het belangrijk dat naast innovatieve procédés/producten de benodigde vaardigheden en arbeidsorganisatie worden ontwikkeld, zodat innovaties overal in de industrie en de dienstverlening kunnen worden ingevoerd.

3.9   Sommige ETP's zijn zo opgezet dat zij al in het eerste stadium rekening houden met de sociale aspecten van het innovatieproces en in hun onderzoeksstrategieën inspelen op de te verwachten behoeften op het gebied van menselijke hulpbronnen. Vaak gebeurt dit in nauwe samenwerking met de voor de sociale dialoog in de desbetreffende sector verantwoordelijke comités in de EU.

3.10   Op grond van haar samenstelling en nauwe banden met de voornaamste economische sectoren in de EU heeft de adviescommissie Industriële Reconversie van het EESC de verschillende bedrijfstakken onder de loep genomen en bekeken hoe zij ervoor staan, om vanuit deze niet-bureaucratische bottom up-benadering aanbevelingen te doen aan de andere EU-instellingen en de lidstaten. Daarmee wil zij bijdragen aan de tenuitvoerlegging van het Europese industriebeleid en de gewenste industriële verandering teweegbrengen.

4.   Belang van de ETP's voor onderzoek en innovatie (O&I)

De Commissie heeft verscheidene projecten opgezet en uitgevoerd ter versterking van de ETP's en het industriebeleid en ter ontwikkeling van een op technologie gebaseerd beleid.

4.1   Zo zijn de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) bedoeld voor de tenuitvoerlegging van de strategische onderzoeksagenda's van een aantal ETP's die dusdanig ambitieuze en grootschalige doelstellingen hebben dat de reguliere instrumenten van het kaderprogramma voor O&I niet toereikend zijn. Een geslaagde tenuitvoerlegging vereist in deze gevallen een speciaal mechanisme dat de nodige leiding en coördinatie biedt voor de verwezenlijking van de onderzoeksdoelstellingen. Hiervoor is het "GTI"-concept ontwikkeld.

4.2   In maart 2009 heeft de toenmalige Commissaris voor wetenschap en onderzoek samen met hoge vertegenwoordigers van de industrie de vorderingen en prioriteiten besproken m.b.t. de tenuitvoerlegging van de nieuwe onderzoeksinstrumenten, de "PPP's". Deze prioriteiten en instrumenten zijn gebruikt voor de initiatieven "Fabrieken van de toekomst", "Energie-efficiënte gebouwen" en "Groene auto's" in het kader van het Europees economisch herstelplan, dat in november 2008 werd goedgekeurd.

4.3   Genoemde voorbeelden laten goed zien wat voor een krachtig instrument het PPP is bij het stimuleren van de onderzoeksinspanningen in drie grote industriesectoren – automobielindustrie, bouw en industriële fabrikage – waar de economische crisis zich sterk doet gevoelen en innovatie aanzienlijk kan bijdragen tot een groenere en duurzamere economie.

4.4   Met het door de EU in 2008 goedgekeurde SET-plan werd een eerste stap gezet naar een Europees energietechnologiebeleid. Het is een instrument ter ondersteuning van de besluitvorming op het gebied van energie in de EU, dat als doel heeft om:

kennisontwikkeling, technologieoverdracht en algehele toepassing ervan te bespoedigen;

de leidende positie van de EU op het gebied van koolstofarme technologieën te behouden;

wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe vormen van energietechnologie te steunen, zodat de Europa 2020-doelstellingen voor energie en klimaatverandering kunnen worden verwezenlijkt;

bij te dragen aan de wereldwijde omschakeling naar een koolstofarme economie tegen 2050.

De tenuitvoerlegging van het SET-plan ging van start met de oprichting van de Europese industriële initiatieven (EII's), waarin ondernemingen, onderzoeksinstellingen, lidstaten en Commissie bijeen worden gebracht in risicodelende PPP's. Tegelijkertijd spant de Europese Alliantie voor energieonderzoek (EERA) zich sinds 2008 in om de O&O-activiteiten van individuele onderzoeksinstellingen af te stemmen op de prioriteiten van het SET-plan en om een gemeenschappelijk kaderprogramma voor de EU op te stellen.

4.5   Met het “Initiatief voor leidende markten van Europa” (LM-initiatief) worden maatregelen in zes belangrijke sectoren ondersteund om belemmeringen die de invoering van nieuwe producten en diensten op de markt bemoeilijken, uit de weg te ruimen. Bij de uitvoering van de actieplannen werken Commissie, lidstaten en bedrijfsleven samen. De beleidsinstrumenten hebben betrekking op regelgeving, openbare aanbestedingen, standaardisering en ondersteunende activiteiten. De markten waarop het LM-initiatief zich toespitst, zijn e-gezondheid, beschermingstextiel, duurzame bouw, recycling, op biomassa gebaseerde producten en hernieuwbare energie.

5.   ETP's: resultaten van de SWOT-analyse

5.1   Gezien het grote aantal ETP's van tegenwoordig is het niet verwonderlijk dat de prestatienievaus op dit moment uiteenlopen, wat ook in de toekomst het geval zal zijn. In een eerste analyse heeft de Commissie getracht vast te stellen wat de belangrijkste algemene factoren zijn die topprestaties bevorderen (sterke kanten en mogelijkheden) of, misschien nog wel belangrijker, deze in de weg staan (zwakke kanten en bedreigingen).

5.2   Sterke kanten

ETP's brengen alle belanghebbende partijen bijeen: onderzoeksinstellingen en universiteiten, ondernemingen (grote spelers en mkb), leveranciers van apparatuur, commerciële en niet-commerciële organisaties, overheden en vakbonden.

De rollenverdeling en hiërarchie binnen de sector komen in de ETP's duidelijk naar voren. De belanghebbende partijen delen een gemeenschappelijke visie, een routekaart en een actieplan.

De ETP's worden gesteund door het bedrijfsleven – één van de basispijlers van de EU-economie – die hier ook aanzienlijk in investeert. De industrie is ook de motor achter de ETP's, zodat de relevantie van de ETP-initiatieven voor de particuliere sector verzekerd is. Bijdragen van de ETP's richten zich niet alleen op technologie- en onderzoeksbehoeften, maar ook op technologieoverdracht.

ETP's zijn eenvoudig en flexibel van opzet en en gericht op een bundeling van krachten en middelen.

De bij de ETP's betrokken sectoren spelen een belangrijke rol in de waardeketen: veel innovaties vinden hun oorsprong in functionele processen (industriële productie, verwerking, bosbouw, robotica) en grondstoffen (chemicaliën, staal e.d.). Met andere woorden, vernieuwingen op het gebied van productieprocessen of materialen jagen de Europese innovatie aan.

In de ETP's is ook nu al aandacht voor maatschappelijke vraagstukken. Vanuit het oogpunt van groei en banen met een toegevoegde waarde is de maatschappelijke invloed van hun activiteiten aanzienlijk. Ze zoeken naar oplossingen voor cruciale beleidsvraagstukken (bijv. op het gebied van bio-economie, grondstoffen en een efficiënt gebruik van hulpbronnen).

Sommige ETP's kennen in alle EU-landen gelijkaardige platforms op nationaal en regionaal niveau.

De ETP's zetten in op onderwijs, omdat dit van strategisch belang is.

Er zijn verschillende uitvoeringsinstrumenten ingevoerd (PPP's, clusters, enz.) die hun oorsprong vinden in bestaande ETP's.

5.3   Zwakke kanten

ETP's moeten strategisch worden geleid. Het is niet de bedoeling dat het lobbygroepen worden die slechts op één thema gericht zijn en het bredere plaatje uit het oog verliezen. Ook komt het voor dat er werk dubbel wordt gedaan of dat de activiteiten te veel versnipperd zijn.

Grote spelers drukken soms een te zwaar stempel op de activiteiten van een ETP.

Het is niet altijd gemakkelijk om uit te maken welke eindtoepassingen en innovaties op het conto van ETP's kunnen worden geschreven, wat te wijten is aan het feit dat

de zichtbaarheid van ETP's nog steeds vrij klein is, zowel in de publieke als in de particuliere sector;

ngo's niet geïnteresseerd zijn om mee te doen;

de vergelijkbare organisaties in de lidstaten (de nationale en regionale TP's) doorgaans niet zo succesvol zijn.

Er moet meer werk worden gemaakt van een sectoroverschrijdende aanpak om de belangen en activiteiten van de belanghebbende partijen op één lijn te brengen.

De communicatie en de verspreiding van resultaten zijn voor verbetering vatbaar.

5.4   Mogelijkheden

ETP's spelen een cruciale rol als het erom gaat impulsen te geven aan het Europees industriebeleid. De hieraan gerelateerde nationale en regionale TP's kennen een gelijkaardige structuur, hetgeen de coördinatie en werking van de platforms ten goede komt. Samenwerking met de ETP's kan de coördinatie en harmonisatie van Europese, nationale en regionale O&I-programma's bevorderen.

De ETP's spelen een belangrijke rol bij het oplossen van maatschappelijke problemen. Door zich naast onderzoek op innovatie te richten zal hun rol alleen maar groter worden.

Door bepaalde prioriteiten – middelen- en energie-efficiëntie in de procesindustrie (SPIRE), PPP's voor industrieën op biobasis, Europese partnerschappen op het gebied van water, grondstoffen en "intelligente steden" (samen met het SET-plan) en EMIRI – vast te leggen tracht men innovatie in de publieke en particuliere sector te bevorderen.

De ETP's dringen erop aan dat de Commissie meer gebruik maakt van coördinatie- en steunmaatregelen om samenwerking in de waardeketen te bevorderen en vaart te zetten achter de vereenvoudigingsinspanningen. Nauwere internationale samenwerking om geavanceerde mondiale expertise in huis te halen, die in de EU kan worden benut en op de markt kan worden gebracht, zou de werkzaamheden van de ETP's in aanzienlijke mate ten goede komen.

Door vraaggerichte innovatie-instrumenten te combineren met O&I-maatregelen kunnen ETP's marktintroductie bespoedigen.

ETP's kunnen ertoe bijdragen dat men zich meer bewust wordt van het belang van de verschillende industriële productieprocessen, zulks tot het behoud van de welvaart en de kwaliteit van het bestaan in Europa.

Onderwijs waarbij de mens centraal staat, moet een belangrijke plaats blijven houden in de ETP's.

5.5   Bedreigingen

De ETP's zijn van mening dat het budget ontoereikend is om goed te kunnen functioneren.

De ETP's zouden wel eens kunnen lijden onder de achteruitgang van de EU-industrie. De industrieën in de EU zijn hun wereldleiderspositie aan het verliezen. Vergeleken met andere delen van de wereld wordt er weinig risico genomen en is er weinig ondernemerszin.

Voor een effectievere werking van de ETP's dringt het EESC erop aan dat er serieuzer werk wordt gemaakt van de vereenvoudigingen in de regelgeving die de Commissie wil doorvoeren (o.a. voor de deelname aan EU-projecten), dat er meer inspanningen worden gedaan om versnippering van en concurrentie tussen institutionele initiatieven te verminderen, dat beleidsmaatregelen beter op elkaar worden afgestemd en dat de ETP's op institutioneel niveau meer zichtbaar worden.

Industriële processen en de daarmee verbonden O&I- activiteiten dreigen in de ogen van het publiek en vooral in de ogen van jongeren maatschappelijk steeds minder aantrekkelijk te worden. Dit is onder meer het gevolg van de verschuiving van de productie naar landen buiten Europa.

6.   Samenwerking tussen de ETP's onderling en tussen de ETP's en de Commissie

De ETP's hebben actief bijgedragen aan de tenuitvoerlegging van het 7e Kaderprogramma O&I van de EU. Op dit moment leveren zij gegevens en doen zij voorstellen voor de opzet van het Horizon 2020-programma, teneinde dit af te stemmen op de daadwerkelijke behoeften van de Europese samenleving en met name de behoeften van de industrie en de dienstensector.

6.1   Horizon 2020

6.1.1   Horizon 2020 is het instrument voor de tenuitvoerlegging van de Innovatie-Unie, een Europa 2020-vlaggenschipinitiatief dat het Europese concurrentievermogen mondiaal veilig moet stellen. Het programma, dat van 2014 tot 2020 loopt en is uitgerust met een budget van ca 80 miljard euro, is onderdeel van de inspanningen om in Europa nieuwe groei en banen te creëren. Horizon 2020 moet:

de positie van de EU op wetenschappelijk vlak versterken;

de leidende rol van de industrie bij het bevorderen van innovatie versterken, o.m. door omvangrijke investeringen in sleuteltechnologieën, meer toegang tot kapitaal en ondersteuning van het mkb;

oplossingen aanreiken voor fundamentele vraagstukken die alle Europeanen aangaan, zoals de klimaatverandering, ontwikkeling van duurzame vervoersmiddelen en duurzame mobiliteit.

6.1.2   Horizon 2020 wil maatschappelijke problemen helpen oplossen door de kloof tussen onderzoek en markt te overbruggen. Deze marktgerichte aanpak houdt o.m. de oprichting van partnerschappen met de particuliere sector en de lidstaten in.

6.1.3   Horizon 2020 zal worden geflankeerd door aanvullende maatregelen voor het opzetten en ontwikkelen van de Europese Onderzoeksruimte tegen 2014. Hiermee kunnen hindernissen die de oprichting van één echte interne markt voor kennis, onderzoek en innovatie belemmeren, uit de weg worden geruimd.

6.2   Europa 2020

6.2.1   Europa 2020 is de groeistrategie van de EU voor de komende tien jaar. De strategie is gericht op een slimme, duurzame en inclusieve EU-economie. Deze drie elkaar wederzijds versterkende prioriteiten moeten de EU en de lidstaten helpen een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en maatschappelijke samenhang mogelijk te maken.

6.2.2   Concreet wil de EU tegen 2020 vijf ambitieuze doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, sociale integratie en klimaat/energie verwezenlijkt hebben. Elke lidstaat heeft voor elk van deze terreinen zijn eigen nationale doelstellingen vastgesteld. De strategie wordt ondersteund door concrete maatregelen op EU- en nationaal niveau.

6.3   Rol van de ETP's in de toekomst

6.3.1   Verwacht wordt dat de rol van de ETP's in de toekomst min of meer dezelfde zal blijven. Daarnaast kunnen ze bijdragen tot de toepassing van de instrumenten van de Commissie, waaronder enkele die reeds zijn uitgetest in het kader van het 7e Kaderprogramma. Zoals het ernaar uitziet, zal de Commissie in Horizon 2020 meer gebruik gaan maken van uitvoeringsinstrumenten als PPP's en gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's), al zal het totale aantal ervan wellicht beperkt blijven.

6.3.2   Vanuit het bedrijfsleven en de stakeholders in het algemeen is er veel bereidheid om aan de toepassing van bovengenoemde instrumenten mee te werken. Voorbeelden hiervan zijn de publiek-private partnerschappen voor Duurzame verwerkende industrieën via middelen- en energie-efficiëntie (SPIRE), PPP's voor industrieën op biobasis (bio voor groei), het Initiatief van de industrie voor energieonderzoek (EMIRI) en Onderzoek naar de infrastructuurnetwerken van de toekomst in Europa (reFINE).

Brussel, 11 juli 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Advies van het EESC over "Industriële reconversie: balans en vooruitzichten – Een integrale aanpak", PB C 010 van 14.01.2004, blz. 105 – 113.


Top