EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AR0335

Advies van het Comité van de Regio's over het programma van de EU voor sociale verandering en innovatie

PB C 225 van 27.7.2012, p. 167–173 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/167


Advies van het Comité van de Regio's over het programma van de EU voor sociale verandering en innovatie

2012/C 225/13

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

herhaalt dat de acties van het programma vooral gericht gericht moeten worden op jongeren, die in het bijzonder door de crisis getroffen worden: met ruim 20 % werkloze jongeren verdienen zij het een prioriteit te worden. Voorts moet er ruime aandacht worden gegeven aan de groep langdurig werklozen, die gemiddeld 3,8 % uitmaken van de inwoners van de EU in de arbeidsgeschikte leeftijd;

blijft erbij dat een project, wat sociale vernieuwing aangaat, een veel hoger deel van de middelen aan daadwerkelijke experimenten moet besteden dan de Commissie wil, met name waar het gaat om projecten die verband houden met de beleidsprioriteiten, en dan vooral sociale integratie van jongeren;

meent dat steun voor de geografische mobiliteit van werknemers op Europees niveau van belang is; EURES zal volgens het CvdR een steeds nuttiger instrument worden als het erin slaagt vraag en aanbod van werk doeltreffend op elkaar af te stemmen en als de resultaten ervan doeltreffend kunnen worden beoordeeld. Het benadrukt de bijdrage die de regio's en lokale overheden op dit gebied kunnen leveren;

spreekt echter twijfel uit over het besluit om uit het programma voor sociale innovatie de verwijzing naar gendergelijkheid en bestrijding van discriminatie te schrappen.

Rapporteur

de heer ROSSI (IT/PSE), Voorzitter van de regioraad van Toscane

Referentiedocument

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over een Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

COM(2011) 609 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

is ingenomen met het besluit van de Commissie om voor de periode 2014-2020 de nieuwe verordeningen voor Progress, Microfinanciering en EURES voor te leggen, die worden ondergebracht in één Programma voor sociale verandering en innovatie.

2.

Het blijft van belang sociale innovatie te benadrukken en te beschouwen als een essentieel instrument waarmee gereageerd kan worden op sociale uitsluiting en bestaande uitsluiting kan worden bestreden, vooral in tijden van crisis, waarbij de cohesie en het Europese sociale model op lossen schroeven dreigen te komen staan.

3.

Het spreekt echter twijfel uit over het besluit om uit het programma voor sociale innovatie de verwijzing naar gendergelijkheid en bestrijding van discriminatie te schrappen.

4.

Nogmaals: de acties van het programma moeten vooral gericht worden op jongeren, die in het bijzonder door de crisis getroffen worden: met ruim 20 % werkloze jongeren verdienen zij het een prioriteit te worden. Voorts moet er ruime aandacht worden gegeven aan de groep langdurig werklozen, die gemiddeld 3,8 % uitmaken van de inwoners van de EU in de arbeidsgeschikte leeftijd.

5.

Er moet ook een duidelijker definitie komen van „sociale economie”; in dit verband wordt verwezen naar het verslag van het Europees Parlement over Sociale economie (1).

6.

Ook is het coherent gebruik van de middelen van belang, zowel voor dit programma als voor de programma's van het Europees Sociaal Fonds. De Commissie en de regionale overheden dienen aan die samenhang te werken, via de door de Commissie vastgestelde maatregelen. Dit is mogelijk omdat het al besloten ligt in de formulering van de richtsnoeren voor aanbestedingen, alsook in die van de analyseprocedures voor projecten.

7.

Het CvdR blijft erbij dat een project, wat sociale vernieuwing aangaat, een veel hoger deel van de middelen aan daadwerkelijke experimenten moet besteden dan de Commissie wil, met name waar het gaat om projecten die verband houden met de beleidsprioriteiten, en dan vooral sociale integratie van jongeren.

8.

Microkredietacties zijn in de huidige politieke en economische omstandigheden van belang; zij zouden burgers moeten helpen (vooral jongeren en vrouwen) om eigen activiteiten te ontwikkelen, hun ondernemersactiviteiten uit te breiden of om hun beroepskansen te verbeteren.

9.

Ook in deze sector moet men zich het eerst richten tot de sociaal zwakkere, gevaar lopende groepen of tot sociale ondernemingen; tot nu toe waren de ervaringen met microfinanciering zinvol, zowel ten aanzien van het succes van de investeringen als wat betreft de geringe verliezen op leningen.

10.

Steun voor de geografische mobiliteit van werknemers op Europees niveau is van belang; EURES zal volgens het CvdR een steeds nuttiger instrument worden als het erin slaagt vraag en aanbod van werk doeltreffend op elkaar af te stemmen en als de resultaten ervan doeltreffend kunnen worden beoordeeld. Het benadrukt de bijdrage die de regio's en lokale overheden op dit gebied kunnen leveren.

11.

Ondanks de inspanningen van de instellingen zijn er nog steeds aanzienlijke concrete belemmeringen in de intracommunautaire geografische mobiliteit van werknemers, vooral onder werknemers die in ver van het vasteland gelegen of ultraperifere gebieden leven.

12.

De procedures voor de beoordeling van de resultaten van het gehele programma moeten verbeterd worden. Het CvdR verzoekt de Commissie snel gevolg te geven aan de geplande eindevaluaties van de lopende programma's, die eventueel tot wijziging van de nieuwe programma's zullen leiden.

13.

Het CvdR beklemtoont dat met sociale innovatie gereageerd kan worden op sociale uitsluiting en bestaande uitsluiting kan worden bestreden, vooral in tijden van crisis, die de cohesie en het Europese sociale model bedreigen. De dreiging van een „generatiecrisis” is reëel, in verband met onzekere gevolgen voor ons maatschappijmodel en zelfs voor het democratische systeem. Het Comité dringt er dan ook op aan dat Europa zijn verantwoordelijkheid neemt, sociale experimenten bevordert en de goede praktijken ervan verspreidt, zodat voor de hele Unie doeltreffende en bruikbare interventiemaatregelen geformuleerd kunnen worden.

14.

Het Comité verwijst naar zijn advies over microfinanciering  (2) van 7 oktober 2009 en herinnert eraan dat dit instrument een belangrijke rol kan vervullen in de bestrijding van uitsluiting. De overwegingen van het Comité over de definitie van de categorieën waarvoor dit instrument bedoeld is, alsook de precisering dat het niet gaat om financiering van de consumptie, maar om de opstart of consolidering van kleine innovatieve of sociale ondernemingen, die doorgaans voor banken niet interessant zijn, zijn bestemd om de werking van het instrument beter te omschrijven. Het beklemtoont dat Europa optreedt op de achtergrond, door nationale, regionale en lokale actoren die microkrediet verstrekken te steunen. Het instrument is van belang omdat het een deugdelijk mechanisme op gang brengt dat de begunstigde ondernemingen in staat stelt zichzelf te steunen en dat de beschikbare middelen regenereert dankzij het hoge vergoedingspercentage. Het Comité zou daarom graag zien dat een degelijke Europese regeling wordt ingevoerd met gemeenschappelijke onderdelen op Europees niveau om de praktijken in verband met microkredieten te harmoniseren of algemeen te maken. Verder wil het Comité de Commissie wijzen op een aantal geslaagde voorbeelden waaruit blijkt dat ideële organisaties op dit moment al uitstekend werk verrichten met het verstrekken van kredieten. Om dit niet te verstoren, moet de EU geen eigen parallelle organisatie opzetten, maar doet ze er beter aan om haar steun te geven aan het werk dat nu al wordt verricht.

15.

De Commissie wordt verzocht EURES steeds doeltreffender te maken door het aanbod af te stemmen op de vraag en gebruik te maken van nationale en regionale arbeidsbureaus. EURES zou beter moeten inspelen op de behoeften van jongeren die naar een eerste baan op zoek zijn door het verkeer van personen zonder werkervaring te stimuleren, door er rekening mee te houden dat er ook in veel kleine steden en op het platteland vraag is naar jonge, gekwalificeerde werknemers. Voorts is een ambitieuze aanpak van de belemmeringen voor het vrije verkeer van werknemers, zoals de grote afstand tot het Europese vasteland, noodzakelijk; EURES dient hierbij te worden ingezet, en mag zich niet beperken tot acties voor job matching.

Specifieke aspecten

16.

Het CvdR is bezorgd over de schrapping, in het momenteel lopende programma Progress, van de verwijzing naar gendergelijkheid en non-discriminatie, in verband met twee grote risico's: de verschuiving van de aandacht van de noodzaak om sociale belemmeringen op te heffen naar de loutere en traditionele erkenning van rechten en versnippering van vernieuwende acties op sociaal gebied.

17.

Het CvdR bevestigt dat het budget van het programma achterblijft bij wat noodzakelijk is, met name voor sociale experimenten, hoewel de Commissie voorstelt om 17 % van het budget hiervoor te bestemmen.

18.

Wat microfinanciering betreft moet verwezen worden naar het advies uit 2009. Er zij ook op gewezen dat het programma – waarvan de cofinanciering in handen is van de EIB en het EIF – ruim een jaar van kracht is. Het CvdR herinnert eraan dat bijzondere en extra aandacht moet worden besteed aan specifieke steunacties voor verstrekkers van microkrediet opdat zij voldoen aan de minimumvoorwaarden voor evenwicht en duurzaamheid, door erop te wijzen dat doeltreffende acties voor microfinanciering nauw samenhangen met de actieradius van operatoren en de kwaliteit van de geboden diensten voor microfinanciering. Vandaar dat nationale en/of regionale microfinancieringsnetwerken aangemoedigd moeten worden om te fungeren als achterliggende structuren voor de lokale operatoren.

19.

Het CvdR blijft het nodig vinden dat de Europese acties samenhang vertonen aangezien er diverse programma's zijn op het gebied van innovatie en microfinanciering. Het CvdR wil dat er meer samenhang wordt gegarandeerd tussen het programma voor sociale verandering en innovatie en het ESF, gezien de structurele verschillen tussen de beheerders (de Commissie beheert het programma, de nationale en regionale overheden het Sociaal Fonds). In dit verband oppert het CvdR drie opties: gebruik door de regio's van het Sociaal Fonds of andere fondsen om aldaar verwezenlijkte goede praktijken toe te passen; het Comité van de Regio's zou richtsnoeren kunnen formuleren voor de samenhang als er aanbestedingen worden uitgeschreven; als het project regionaal van omvang is, zouden de regio's of de geïnteresseerde lokale overheden zich in een advies over de ingediende projecten moeten uitspreken om synergie en coördinatie met hun gebruik van het ESF te waarborgen.

20.

De drie pijlers van het programma moeten nauwkeuriger op doeltreffendheid geëvalueerd worden, met name voor microfinanciering en EURES; voor het laatstgenoemde om te weten te komen hoeveel mensen feitelijk werk hebben gevonden dankzij dit programma. Het CvdR meent dat de Commissie zou moeten werken aan een snellere presentatie van de resultaten van de lopende programma's, die uitsluitend gepubliceerd worden nadat nieuwe programma's van start zijn gegaan. De Commissie zou eventueel ook wijzigingen of aanvullingen op deze programma's kunnen voorleggen.

II.   WIJZIGINGSVOORSTELLEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging (19)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(19)

Uit hoofde van artikel 9 van het Verdrag moet het programma ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de vereisten in verband met de bevordering van de werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Unie.

(19)

Uit hoofde van artikel 9 van het Verdrag moet het programma ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de vereisten in verband met de bevordering van de werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Unie.

Motivering

Er moet gewezen worden op de behoefte aan samenhang tussen de uitvoering van dit programma en de EU 2020-strategie.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 4, lid 1, nieuw punt (f)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 4

Algemene doelstellingen van het programma

1.   Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

(a)

(b)

de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige socialezekerheidsstelsels en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen door goed bestuur, wederzijdse leerprocessen en sociale innovatie te stimuleren;

(c)

(d)

de geografische mobiliteit van werknemers verbeteren en de arbeidskansen vergroten door open en voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten in de Unie te creëren;

(e)

de werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare groepen en microondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten.

Artikel 4

Algemene doelstellingen van het programma

1.   Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

(a)

stimuleren dat de belangrijkste Europese en nationale beleidsmakers en andere belanghebbende partijen zich nauwer betrokken voelen bij de doelstellingen van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden, om concrete en gecoördineerde acties op zowel het niveau van de Unie als op nationaal niveau te bewerkstelligen;

(b)

de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige socialezekerheidsstelsels en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen door goed bestuur, wederzijdse leerprocessen en sociale innovatie te stimuleren;

(c)

de wetgeving van de Unie moderniseren volgens de beginselen voor slimme regelgeving en ervoor zorgen dat de wetgeving van de Unie ten aanzien van arbeidsvoorwaarden doeltreffend wordt toegepast;

(d)

de geografische mobiliteit van werknemers verbeteren en de arbeidskansen vergroten door open en voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten in de Unie te creëren;

(e)

de werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten

Motivering

Voor punt b: De deelname van alle relevante stakeholders aan de ontwikkeling van socialezekerheidsstelsels moet bevorderd worden. Voor punt d: microfinanciering is de enige manier waarop jongeren een onderneming kunnen opstarten of ontwikkelen. Voor punt f: de actieve inzet van alle relevante actoren is een voorwaarde voor dit programma.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 5, lid 2, punt a)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

   De volgende indicatieve percentages worden als volgt toegewezen aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde pijlers:

(a)

60 % aan de Progress-pijler, waarvan ten minste 17 % wordt toegewezen voor de bevordering van sociale experimenten als methode voor het toetsen en evalueren van innovatieve oplossingen om deze op grotere schaal toe te passen;

(b)

15 % aan de Eures-pijler;

(c)

20 % aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

   De volgende indicatieve percentages worden als volgt toegewezen aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde pijlers:

(a)

60 % aan de Progress-pijler, waarvan ten minste wordt toegewezen voor de bevordering van sociale experimenten als methode voor het toetsen en evalueren van innovatieve oplossingen om deze op grotere schaal toe te passen

(b)

15 % aan de Eures-pijler;

(c)

20 % aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

Motivering

Het is van groot belang te insisteren op bijzondere aandacht voor concrete experimenten om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, zeker gezien de recente statistieken.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 8, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Samenhang en complementariteit

1.   De Commissie zorgt er, in samenwerking met de lidstaten, voor dat de activiteiten in het kader van het programma consistent zijn met en een aanvulling vormen op andere acties van de Unie, met name in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en op gebieden zoals sociale dialoog, justitie en grondrechten, onderwijs, beroepsopleiding en jeugdbeleid, onderzoek en innovatie, ondernemerschap, gezondheid, uitbreiding en buitenlandse betrekkingen, en algemeen economisch beleid.

Samenhang en complementariteit

1.   De Commissie zorgt er, in samenwerking met de lidstaten, voor dat de activiteiten in het kader van het programma consistent zijn met en een aanvulling vormen op andere acties van de Unie, met name in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en op gebieden zoals sociale dialoog, justitie en grondrechten, onderwijs, beroepsopleiding en jeugdbeleid, onderzoek en innovatie, ondernemerschap, gezondheid, uitbreiding en buitenlandse betrekkingen, en algemeen economisch beleid.

Motivering

Aangezien de Europese en nationale openbare middelen betrekkelijk schaars zijn, is het essentieel om de samenhang en de synergie tussen de gedane uitgaven te waarborgen. Daarom moet de operationele continuïteit versterkt worden tussen experimentele acties, definitie van goede praktijken en acties van operationele fondsen, zoals het EFRO, en met name het ESF. Vaak is het van belang de samenhang na te gaan tussen de kosten van experimenten en de operationele kosten die zullen volgen, op basis van door de bevoegde regionale overheden bepaalde richtsnoeren, zonder echter de autonome besluitvorming van de Commissie voor de goedkeuring van projecten overeenkomstig de betreffende bepalingen te beperken.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Toezicht

Met het oog op een regelmatige monitoring van het programma en eventuele aanpassingen van het beleid en de financieringsprioriteiten, stelt de Commissie tweejaarlijkse monitoringverslagen op en zendt zij deze aan het Europees Parlement en de Raad. Deze verslagen beschrijven de resultaten van het programma en de mate waarin overwegingen inzake gendergelijkheid en non-discriminatie, waaronder toegankelijkheidskwesties, in de activiteiten aan de orde zijn gesteld.

Toezicht

Met het oog op een regelmatige monitoring van het programma en eventuele aanpassingen van het beleid en de financieringsprioriteiten, stelt de Commissie tweejaarlijkse monitoringverslagen op en zendt zij deze aan het Europees Parlement de Raad . Deze verslagen beschrijven de resultaten van het programma en de mate waarin overwegingen inzake gendergelijkheid en non-discriminatie, waaronder toegankelijkheidskwesties, in de activiteiten aan de orde zijn gesteld.

Motivering

Veel van de acties uit het programma hebben belangrijke gevolgen voor regionale acties of vinden daarin hun rechtvaardiging. Daarom moet het CvdR zich kunnen uitspreken om de Commissie voorstellen te doen die stroken met het regionale beleid.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 22

Specifieke doelstellingen

Naast de in artikel 4 beschreven algemene doelstellingen heeft de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap de volgende specifieke doelstellingen:

1.

De toegang tot en beschikbaarheid van microfinanciering verbeteren voor:

personen die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen of die moeilijk toegang krijgen tot of kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt, alsook personen die met sociale uitsluiting worden bedreigd of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming wensen op te richten of uit te breiden;

micro-ondernemingen, met name die waar de in punt a) bedoelde personen in dienst zijn;

2.

De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen;

3.

De ontwikkeling van sociale ondernemingen ondersteunen, met name door de toegang tot financiering te verbeteren.

Artikel 22

Specifieke doelstellingen

Naast de in artikel 4 beschreven algemene doelstellingen heeft de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap de volgende specifieke doelstellingen:

1.

De toegang tot en beschikbaarheid van microfinanciering voor:

personen die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen of die moeilijk toegang krijgen tot of kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt, alsook personen die met sociale uitsluiting worden bedreigd of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming wensen op te richten of uit te breiden

micro-ondernemingen, met name die waar de in punt a) bedoelde personen in dienst zijn;

2.

De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen

3.

4.

De ontwikkeling van sociale ondernemingen ondersteunen, met name door de toegang tot financiering te verbeteren.

Motivering

De wijziging in lid 1 is nodig om de groepen van eindbegunstigden van microkrediet nauwkeurig te vermelden ter wille van productie of professionele ontwikkeling. Het tweede aspect benadrukt een probleem waar de Commissie al op gewezen heeft, alsook maatschappelijke organisaties die zich met microkrediet bezighouden, vooral in tijden waarin ondernemerschap, ook voor kleine ondernemingen, gestimuleerd en begunstigd moet worden.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

1.   Deelname aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap staat open voor alle openbare en particuliere organen die op nationaal, regionaal of lokaal niveau gevestigd zijn in de in artikel 16, lid 1, bedoelde landen en in die landen:

a)

microfinanciering voor personen en micro-ondernemingen verstrekken;

b)

financiering voor sociale ondernemingen verstrekken.

2.   2. Om te zorgen dat de uiteindelijke begunstigden worden bereikt en dat er concurrerende en levensvatbare micro-ondernemingen worden opgezet, werken de in lid 1, onder a), bedoelde openbare en particuliere organen die activiteiten uitvoeren nauw samen met organisaties die de belangen behartigen van de uiteindelijke begunstigden van het microkrediet en met organisaties, met name die welke door het ESF worden ondersteund, die begeleidings- en trainingsprogramma's verzorgen voor deze uiteindelijke begunstigden.

3.   3. De openbare en particuliere organen die de in lid 1, onder a), bedoelde activiteiten uitvoeren, houden zich aan hoge normen met betrekking tot bestuur, beheer en consumentenbescherming volgens de principes van de Europese gedragscode voor microkredietverstrekkers en streven ernaar te voorkomen dat personen en ondernemingen zich te diep in de schulden steken.

1.   Deelname aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap staat open voor alle openbare en particuliere organen die op nationaal, regionaal of lokaal niveau gevestigd zijn in de in artikel 16, lid 1, bedoelde landen en in die landen:

a)

microfinanciering voor personen en micro-ondernemingen verstrekken;

b)

financiering voor sociale ondernemingen verstrekken.

2.   Om te zorgen dat de uiteindelijke begunstigden worden bereikt en dat er concurrerende en levensvatbare micro-ondernemingen worden opgezet, werken de in lid 1, onder a), bedoelde openbare en particuliere organen die activiteiten uitvoeren nauw samen met organisaties die de belangen behartigen van de uiteindelijke begunstigden van het microkrediet en met organisaties, met name die welke door het ESF worden ondersteund, die begeleidings- en trainingsprogramma's verzorgen voor deze uiteindelijke begunstigden.

3.   De openbare en particuliere organen die de in lid 1, onder a), bedoelde activiteiten uitvoeren, houden zich aan hoge normen met betrekking tot bestuur, beheer en consumentenbescherming volgens de principes van de Europese gedragscode voor microkredietverstrekkers en streven ernaar te voorkomen dat personen en ondernemingen zich te diep in de schulden steken .

Brussel, 3 mei 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  Verslag van het Europees Parlement over de Sociale economie (2008/2250(INI)).

(2)  De Progress-microfinancieringsfaciliteit CdR 224/2009


Top