EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0235

Militaire operatie van Israël tegen het hulpkonvooi en de blokkade van Gaza Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over de militaire operatie van Israël tegen het hulpkonvooi en de blokkade van Gaza

PB C 236E van 12.8.2011, p. 105–107 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 236/105


Donderdag 17 juni 2010
Militaire operatie van Israël tegen het hulpkonvooi en de blokkade van Gaza

P7_TA(2010)0235

Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over de militaire operatie van Israël tegen het hulpkonvooi en de blokkade van Gaza

2011/C 236 E/16

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Gaza, met name die van 15 januari 2009 over de situatie in de Gazastrook (1) en die van 18 februari 2009 over humanitaire hulp aan de Gazastrook (2),

gezien de Verklaring van Venetië van 1980,

gezien de eerdere verklaringen van het Midden-Oostenkwartet, met name die van 19 maart 2010 ter herbevestiging van de op 26 juni 2009 in Triëst vastgelegde grondbeginselen en die van 11 mei 2010 over de hervatting van de toenaderingsgesprekken tussen Israëli's en Palestijnen,

gezien resoluties 1860 van 8 januari 2009 (S/RES/1860(2009)) en 1850 van 16 december 2008 (S/RES/1850(2008)) en van de VN-Veiligheidsraad,

gezien de verklaring van 31 mei 2010 van de hoge vertegenwoordiger / vicevoorzitter van de Commissie Catherine Aston namens de EU over de Israëlische aanval op het hulpkonvooi,

gezien de verklaring van de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad van 31 mei 2010 (S/9940),

gezien de conclusies van de Raad van 8 december 2009 over het vredesproces in het Midden-Oosten,

gezien de verklaring van de Voorzitter van het Europees Parlement Jerzy Buzek, of 31 mei 2010,

gezien de resolutie van de Mensenrechtenraad van de VN van 2 juni 2010 over de zware aanval van het Israëlische leger op het humanitair konvooi,

gezien de resolutie van de algemene vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie van 18 mei 2010,

gezien het verslag van het Wereldvoedselprogramma en van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) van november 2009 over de toestand in Gaza,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat Israël op 31 mei 2010 in internationale wateren een militaire operatie heeft uitgevoerd tegen een humanitair hulpkonvooi dat op weg was naar Gaza, en dat bij deze operatie 9 burgers omgekomen zijn en 38 burgers en 7 Israëlische soldaten gewond zijn geraakt,

B.

overwegende dat de grensovergangen van en naar Gaza sinds juni 2007 gesloten zijn, nadat Hamas met militaire middelen de macht heeft gegrepen, en dat het embargo op het verkeer van personen en goederen tot meer armoede heeft geleid, de heropbouw heeft lamgelegd en de economie in de Gazastrook gedecimeerd heeft, met onder meer het ontstaan van een door de Hamas gecontroleerde welig tierende zwarte markt tot gevolg; overwegende dat deze blokkade niet geleid heeft tot de vrijlating van Gilad Shalit zoals verwacht was door de Israëlische autoriteiten en waarop herhaaldelijk is aangedrongen door het Europees Parlement, verwegende dat de doelstelling van deze blokkade – het extremisme verzwakken – mislukt is, en de blokkade, doordat vooral de meest kwetsbare bevolkingsgroepen worden getroffen, zelfs tot een toename van de radicalisering heeft geleid,

C.

verwegende dat volgens eerdere verklaringen van VN-organen de blokkade van de Gazastrook een collectieve bestraffing vormt en dus in strijd is met het internationaal humanitair recht,

D.

overwegende dat 80 % van de bevolking van Gaza afhankelijk is van voedselhulp en ruim 60 % getroffen wordt door onzekerheid op het vlak van voedselvoorziening, de werkloosheid ongeveer 50 % bedraagt en de sanitaire toestand alsook het milieu ernstig zijn verslechterd,

E.

overwegende dat tijdens het eerste kwartaal van dit jaar slechts 3 600 vrachtwagens met voedselhulp Gaza zijn binnengekomen, terwijl dat er tijdens de eerste drie maanden van 2007 tien keer zoveel waren; dat er maar 81 producten in Gaza worden toegelaten, hoewel er volgens schattingen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) ten minste 6 000 producten nodig zijn om in de humanitaire basisbehoeften te voorzien,

F.

overwegende dat de Palestijnse gebieden het derde land vormen dat de meeste EU-steun ontvangt en dat deze steun uit de EU-fondsen van groot belang is geweest bij de pogingen om de humanitaire ramp in de Gazastrook te verlichten; dat de EU cruciale humanitaire hulp blijft bieden aan de Gazastrook, onder meer via de UNRWA,

G.

overwegende dat de twee-statenoplossing de essentiële basis blijft voor duurzame vrede tussen Israël en Palestina, en dat alle unilaterale acties die dit toekomstperspectief aan het wankelen brengen, moeten worden vermeden; dat de lopende toenaderingsgesprekken tot een hervatting van rechtstreekse vredesonderhandelingen kunnen leiden, met als doel een levensvatbare Palestijnse staat op te richten die in vrede en veiligheid naast de Staat Israël bestaat,

H.

overwegende dat de Hamas de binnenkomst van de door het konvooi vervoerde humanitaire hulpgoederen in Gaza blijft verhinderen,

1.

betuigt zijn deelneming met de families van de slachtoffers;

2.

veroordeelt met klem de aanval op het humanitaire hulpkonvooi in internationale wateren, die een schending van het volkenrecht betekent;

3.

verzoekt om een snel en onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze aanval en dringt aan op de eerbiediging van de beginselen van verantwoordingsplicht en aansprakelijkheid; vraagt de EU-lidstaten met klem ervoor te zorgen dat al het nodige wordt gedaan om uitvoering te geven aan dit verzoek;

4.

vraagt Israël met klem een onmiddellijk einde te maken aan de blokkade van Gaza, die tot een humanitaire ramp en een toenemende radicalisering heeft geleid en een bron van onveiligheid is geworden voor Israël en de hele regio;

5.

verlangt dat alle aanvallen op Israel onmiddellijk worden gestaakt en waarschuwt degenen die aanvallen uitvoeren dat zij hiervoor de volledige verantwoordelijkheid op zich moeten nemen;

6.

vraagt de HV/VV en de EU-lidstaten actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat alle grensovergangen van en naar Gaza, inclusief de haven van Gaza, geopend worden en open blijven en onder adequate internationale eindgebruikcontrole worden geplaatst, zodat humanitaire en handelsgoederen die noodzakelijk zijn voor de heropbouw en de ontwikkeling van een zichzelf onderhoudende economie, alsmede geld en personen ongehinderd kunnen circuleren;

7.

vraagt de HV/VV dringend onmiddellijk het initiatief te nemen om het Midden-Oostenkwartet een EU-plan voor te leggen dat tot doel heeft een eind te maken aan de blokkade van Gaza en Israëls ongerustheid inzake veiligheid te verminderen door de grensovergang onder internationaal toezicht te plaatsen – wat onder meer de reactivering van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang (EU-BAM) met zich meebrengt – en een internationale zeemacht in te zetten om de kust voor Gaza te controleren;

8.

wijst erop dat, ook al is de Unie bereid om haar hulppakket voor de Palestijnen uit te breiden, deze toezegging niet zonder voorbehoud is en onderstreept dat aan humanitaire hulp weliswaar geen voorwaarden mogen worden verbonden, maar dat de EU toch een politieke rol moet opnemen en met het oog op de oprichting van een levensvatbare Palestijnse staat concrete resultaten moet zien te bereiken die in verhouding zijn met haar aanzienlijke financiële steun en haar economische gewicht in de regio;

9.

steunt de toenaderingsgesprekken tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit en benadrukt dat deze gesprekken moeten worden voortgezet met het oog op de hervatting van rechtstreekse onderhandelingen;

10.

is ervan overtuigd dat er dringend behoefte is aan een volledige herziening van het EU-beleid voor het Midden-Oosten om een doorslaggevende en coherente politieke rol te spelen, die geflankeerd wordt door effectieve diplomatieke instrumenten, ten behoeve van de vrede en de veiligheid in deze naburige regio, die van vitaal strategisch belang is voor de EU; is van mening dat dit opgaat voor alle EU-beleidsterreinen, waaronder ook het handelsbeleid en de ontwikkelingssamenwerking;

11.

prijst het werk van UNRWA en verzoekt de internationale donorgemeenschap om, in de wetenschap dat UNRWA voor het eind van het jaar met een financieel tekort zal kampen, haar bestaande toezeggingen gestand te doen en haar bijdragen verder te verhogen;

12.

merkt op dat de recente gebeurtenissen de betrekkingen tussen Turkije en Israël ernstig beschadigd hebben; spoort de Turkse regering ertoe aan zijn diplomatieke en politieke optreden toe te spitsen op het verlichten van de benarde situatie van het Palestijnse volk en bij te dragen tot het vredesproces in het Midden-Oosten;

13.

is ingenomen met de recente opening van de grenspost Rafah door de Egyptische autoriteiten;

14.

eist de onmiddellijke vrijlating van Israëlisch sergeant Gilad Shalit, die op 25 juni 2006 op Israëlische grond door Hamas werd ontvoerd en sindsdien in Gaza in eenzame opsluiting wordt vastgehouden;

15.

dringt er bij de Raad op aan zo snel mogelijk een Associatieraad EU-Israël te beleggen om de huidige toestand in het licht van de betrekkingen tussen de EU en Israël te bespreken;

16.

dringt er bij de Raad op aan stappen te ondernemen om het Gemengd Comité EU-Palestijnse autoriteit bijeen te roepen;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de secretaris-generaal van de Liga van Arabische Staten, de Israëlische regering, de Knesset, de president van de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad, de regering en het parlement van Turkije en de regering en het parlement van Egypte.


(1)  PB C 46 E van 24.2.2010, blz. 100.

(2)  PB C 76 E van 25.3.2010, blz. 1.


Top