EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0207

Het internet van de dingen Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over het internet van de dingen (2009/2224(INI))

PB C 236E van 12.8.2011, p. 24–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 236/24


Dinsdag 15 juni 2010
Het internet van de dingen

P7_TA(2010)0207

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over het internet van de dingen (2009/2224(INI))

2011/C 236 E/04

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 18 juni 2009 over het internet van de dingen – Een actieplan voor Europa (COM(2009)0278),

gezien het werkprogramma dat het Spaanse voorzitterschap van de EU op 27 november 2009 heeft gepresenteerd, en met name het voornemen het internet van de toekomst te ontwikkelen,

gezien de mededeling van de Commissie van 28 januari 2009 getiteld „Vandaag investeren voor het Europa van morgen” (COM(2009)0036),

gezien de aanbeveling van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de beginselen inzake privacy en gegevensbescherming in door radiofrequentie-identificatie ondersteunde toepassingen (C(2009)3200),

gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens,

gelet op Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie,

gezien het Europees economisch herstelplan (COM(2008)0800),

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie over de vaststelling van een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu (1),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie juridische zaken (A7-0154/2010),

A.

gelet op de snelle ontwikkeling van het internet in de afgelopen 25 jaar en de toekomstverwachtingen, zowel voor de verdere verbreiding in verband met een ruimer gebruik van de breedbandtechnologie als wat betreft nieuwe toepassingen,

B.

overwegende dat het internet van de dingen aan de verwachtingen van de samenleving en de burgers kan voldoen, maar dat onderzoek nodig is om erachter te komen welke verwachtingen dat zijn en op welke punten gevoeligheden of bezorgdheden met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer eventueel bepaalde toepassingen in de weg staan,

C.

gelet op het belang van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) voor bevordering van sociale ontwikkeling en economische groei en stimulering van research, innovatie en creativiteit bij particuliere en overheidsorganisaties in Europa,

D.

overwegende dat de Unie een gemeenschappelijk referentiekader nodig heeft voor de vormgeving en verscherping van de regels voor systeembeheer, geheimhouding, informatieveiligheid, ethisch verantwoord management, privacy, vergaring en opslag van persoonsgegevens en voorlichting aan de consument,

E.

overwegende dat onder „internet van de dingen” wordt verstaan het algemeen concept van objecten (zowel elektronische artefacten als voorwerpen voor dagelijks gebruik) die via het internet op afstand kunnen worden gelezen, herkend, aangestuurd, gelokaliseerd en/of gecontroleerd,

F.

gezien de in de komende jaren te verwachten snelle ontwikkelingen op het gebied van het internet van de dingen en de noodzaak van een veilig, transparant en multilateraal beheerssysteem daarvoor,

G.

overwegende dat het internet van de toekomst verder zal gaan dan de huidige traditionele grenzen van de virtuele wereld door koppeling met de wereld van de voorwerpen,

H.

overwegende dat de RFID-technologie en andere met het internet van de dingen samenhangende technologieën voordelen hebben ten opzichte van streepjescodes en magneetstrips en veel meer toepassingen kennen, die gekoppeld kunnen worden aan andere netwerken, zoals mobieletelefoonnetten, en nog verdere ontwikkelingen in zich bergen dankzij koppeling met sensoren voor meting van parameters als geografische positie (bijv. het satellietsysteem Galileo), temperatuur, licht, druk en g-krachten; overwegende dat grootschalige toepassing van RFID-chips ertoe zal leiden dat de productiekosten evenals de kosten voor de verschillende leesapparaten sterk zullen afnemen,

I.

overwegende dat de RFID-technologie moet worden beschouwd als katalysator en versneller voor de economische ontwikkeling van de informatie- en communicatiesector,

J.

gelet op de reeds bestaande toepassingen van RFID-technologie en andere met het internet van de dingen samenhangende technologieën bij productie, logistiek en toelevering, de voordelen wat betreft identificatie en traceerbaarheid van producten en de interessante ontwikkelingen die van deze technologie te verwachten zijn voor tal van sectoren, zoals gezondheidszorg, vervoer en energie-efficiëntie, het milieu, de detailhandel en de bestrijding van namaak,

K.

overwegende dat, zoals bij alle systemen voor e-gezondheid, de gezondheidswerkers, patiënten en relevante commissies (bijv. op het gebied van gegevensbescherming en ethiek) direct moeten worden betrokken bij het ontwerp, de ontwikkeling en implementatie van door RFID-technologie gesteunde systemen,

L.

overwegende dat RFID-technologie een bijdrage kan leveren tot verbetering van de energie-efficiëntie en vermindering van broeikasgasemissies en mogelijkheden biedt voor een koolstofboekhouding op productniveau,

M.

overwegende dat levenskwaliteit, veiligheid, zekerheid en welzijn van de burgers baat zullen hebben bij de RFID-technologie en andere met het internet van de dingen samenhangende technologieën, wanneer kwesties als bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens goed geregeld zijn,

N.

overwegende dat er behoefte bestaat aan duurzame, energie-efficiënte communicatienormen die gericht zijn op veiligheid en privacy en gebruikmaken van compatibele of identieke protocollen op verschillende frequenties,

O.

overwegende dat alle voorwerpen in ons dagelijks leven (vervoersbiljetten, kleding, mobiele telefoons, auto's, enz.) op den duur voorzien kunnen zijn van RFID-chips, die zeer snel een belangrijke economische factor zullen worden, gezien de vele toepassingsmogelijkheden,

P.

overwegende dat het internet van de dingen de mogelijkheid biedt dat miljarden apparaten met elkaar communiceren dankzij draadloze technologie in combinatie met logische en fysieke adresseringsprotocollen; overwegende dat het internet van de dingen door middel van elektronische identificatiesystemen en draadloze mobiele verbindingen de mogelijkheid moet bieden om feilloos digitale entiteiten en voorwerpen te identificeren teneinde de daaraan gekoppelde gegevens te kunnen opvragen, opslaan, doorzenden en permanent bewerken,

Q.

overwegende dat de miniaturisatie van producten voor het internet van de dingen technologische uitdagingen oplevert zoals het aanbrengen van elektronica, sensoren, voeding en RFID-transmissie op een microchip van luttele millimeters,

R.

overwegende dat de toekomst nog gevarieerder toepassingen van de RFID-chips belooft, maar dat deze technologie ook nieuwe problemen doet rijzen op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens, waarbij in de eerste plaats gedacht moet worden aan het feit dat ze volkomen of nagenoeg onzichtbaar zijn,

S.

overwegende dat normalisatie in de industrie van groot belang is; overwegende dat normalisatie op RFID-gebied nog moet rijpen en dat de normalisatieopdracht die in 2009 aan de normalisatie-instituten CEN en ETSI tezamen is gegeven er derhalve toe zal bijdragen dat meer innovatieve producten en diensten RFID zullen benutten,

T.

overwegende dat het van groot belang is dat de Europese burger inzicht krijgt in deze nieuwe technologieën en toepassingen, met inbegrip van de gevolgen voor maatschappij en milieu, en dat de digitale geletterdheid en de e-vaardigheden van de consument worden bevorderd,

U.

overwegende dat de ontwikkeling van het internet van de dingen niet tot sociale uitsluiting mag leiden en toegankelijk dient te zijn voor alle EU-burgers en moet worden geflankeerd door een beleid dat erop gericht is de digitale kloof te dichten en meer burgers e-vaardigheden en kennis over hun digitale omgeving te verschaffen,

V.

overwegende dat de voordelen van met het internet van de dingen samenhangende technologieën moeten worden versterkt door een effectieve beveiliging, wat een essentieel onderdeel vormt van elke ontwikkeling waarbij het gevaar bestaat dat de bescherming van persoonsgegevens in het gedrang komt en het publiek het vertrouwen in de beheerders van hen betreffende gegevens verliest,

W.

overwegende dat de maatschappelijke gevolgen van het internet van de dingen nog onbekend zijn en tot verbreding van de bestaande digitale kloof of het ontstaan van een nieuwe digitale kloof zouden kunnen leiden,

1.

is verheugd over de mededeling van de Commissie en onderschrijft grosso modo de hoofdlijnen van het actieplan ter bevordering van het internet van de dingen (ivd);

2.

is van mening dat de invoering van het internet van de dingen tot een verbetering van de interactie tussen mens en apparaat en tussen apparaten onderling zal leiden, wat enorme voordelen kan opleveren voor de Europese burgers mits veiligheid, gegevensbescherming en privacy gewaarborgd zijn;

3.

hecht evenals de Commissie groot belang aan veiligheid, zekerheid, bescherming van persoonsgegevens en privacy van de burgers alsook aan de governance van het internet van de dingen, daar het ivd alleen op een grotere maatschappelijke acceptatie kan rekenen indien de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, tezamen met openheid en interoperabiliteit gewaarborgd zijn; verzoekt de Commissie alle Europese en internationale belanghebbenden aan te moedigen bedreigingen voor de veiligheid in het internet aan te pakken; verzoekt de Commissie in dit verband de lidstaten aan te sporen alle bestaande internationale maatregelen ten behoeve van cyberveiligheid, zoals het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken van de Raad van Europa, ten uitvoer te leggen;

4.

stelt met klem dat de bescherming van de privacy een elementaire waarde vormt en dat alle gebruikers zeggenschap over hun persoonsgegevens moeten hebben; dringt er daarom op aan dat de richtlijn inzake gegevensbescherming afgestemd wordt op de huidige digitale omgeving;

5.

waardeert het dat de Commissie tijdig reageert op de nieuwe ontwikkelingen in deze sector, zodat de politiek in staat is vroeg genoeg regels op te stellen;

6.

wijst er met nadruk op dat het vaststellen van juridische normen waarmee de eerbiediging van de fundamentele waarden en de bescherming van persoonsgegevens en privacy wordt versterkt, een voorwaarde is voor de bevordering van de technologie;

7.

benadrukt dat veiligheids- en privacykwesties met de nieuwe normen moeten worden aangepakt, waarbij verschillende veiligheidskenmerken moeten worden gedefinieerd ter waarborging van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van diensten;

8.

verzoekt de Commissie haar werkzaamheden met betrekking tot het internet van de dingen te coördineren met al haar andere activiteiten van de digitale agenda;

9.

verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren inzake het gebruik van de huidige netwerkinfrastructuur van het internet voor ivd-toepassingen en -hardware, in termen van netwerkcongestie en gegevensveiligheid, teneinde te kunnen bepalen of ivd-toepassingen en -hardware compatibel en geschikt zijn;

10.

is van mening dat de ontwikkeling van het internet van de dingen en de daaraan gekoppelde toepassingen de komende jaren van grote invloed zal zijn op het dagelijks leven van de Europeanen en hun gewoonten en tot tal van economische en sociale veranderingen zal leiden;

11.

acht de ontwikkeling van een inclusief internet van de dingen noodzakelijk, waarbij van meet af aan op nationaal en regionaal niveau moet worden voorkomen dat er bij de ontwikkeling en verspreiding en het gebruik van ivd-technologieën ongelijkheden ontstaan; constateert dat de mededeling van de Commissie niet voldoende aandacht aan deze kwesties besteedt, die idealiter vóór de verdere ontwikkeling van het internet van de dingen dienen te worden opgelost;

12.

verzoekt de Commissie bij de planning op het gebied van ICT en het internet van de dingen rekening te houden met de minder ontwikkelde regio's van de Unie; verzoekt de lidstaten middelen uit te trekken voor de cofinanciering van de implementatie van deze technologieën en andere ICT-projecten in die regio's om deze erbij te betrekken en te voorkomen dat ze buiten gemeenschappelijke Europese ondernemingen blijven;

13.

benadrukt dat het gebruik van RFID-chips weliswaar nuttig kan zijn voor de bestrijding van namaak en van ontvoering van baby's uit kraamklinieken, alsook voor de identificatie van dieren en op tal van andere gebieden, maar dat dit gebruik ook gevaren met zich meebrengt en ethische problemen doet rijzen voor de burgers en de samenleving en dat we moeten leren ons hiertegen te beschermen;

14.

benadrukt het belang van een analyse van de sociale, ethische en culturele implicaties van het internet van de dingen, gelet op de potentieel ingrijpende culturele veranderingen als gevolg van deze technologieën; is derhalve van mening dat technologisch onderzoek en vooruitgang gepaard moet gaan met een sociaal-economische analyse en een politiek debat over het internet van de dingen, en verzoekt de Commissie een panel van deskundigen te formeren dat een grondige analyse van deze aspecten moet uitvoeren en een ethisch raamwerk voor de ontwikkeling van de daarmee samenhangende technologieën en toepassingen moet voorstellen;

15.

wijst erop dat de RFID-technologie en andere met het ivd samenhangende technologieën voor intelligente etikettering van producten en consumptiegoederen en voor systemen voor voorwerp-persooncommunicatie overal gebruikt kunnen worden en in de praktijk stil en onopvallend zijn; verlangt daarom dat de Commissie deze technologie aan een nader uitgebreid onderzoek onderwerpt, vooral wat betreft:

het effect van radiogolven en van andere vormen van ondersteunende identificatietechnologieën op de gezondheid;

het milieueffect van de microchips en de recycling daarvan;

privacy en vertrouwen van de gebruiker;

de toenemende risico's voor de cyberveiligheid;

de aanwezigheid van intelligente chips in bepaalde producten;

het „recht op stilzwijgen” van de chips omwille van mondigheid en zeggenschap van de gebruiker;

beschermingswaarborgen voor de burger bij de vergaring en verwerking van persoonsgegevens;

de ontwikkeling van een nieuwe netwerkstructuur en infrastructuur voor ivd-toepassingen en -hardware;

waarborgen voor een optimale bescherming van EU-burgers en ondernemingen tegen alle vormen van online-cyberaanvallen;

het effect van elektromagnetische velden op dieren, met name stadsvogels;

de harmonisatie van regionale normen;

de ontwikkeling van open technologische normen en van de interoperabiliteit tussen systemen;

verlangt dat zij voor deze technologie zo nodig een specifieke Europese regeling ontwerpt;

16.

benadrukt dat de consument het recht op privacy heeft via een opt-in- en/of een „privacy op maat”-systeem waarbij de tags op het verkooppunt automatisch worden gedeactiveerd tenzij de consument uitdrukkelijk anders beslist; wijst in dit verband op het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming; wijst erop dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ontwikkeling en uitrol van ivd-technologieën aandacht moet worden geschonken aan privacy en veiligheid; wijst erop dat RFID-toepassingen moeten worden ingezet in overeenstemming met de privacy- en gegevensbeschermingsregels zoals neergelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; verzoekt de Commissie zich te bezinnen op het recht van de burger om voor ivd-vrije producten te kiezen en het recht om op elk gewenst moment de verbinding met de netwerkomgeving te verbreken;

17.

constateert dat passieve RFID-tags een beperkte reikwijdte hebben, maar dat actieve RFID-tags gegevens over veel grotere afstanden kunnen overseinen; benadrukt dat in dit verband duidelijke richtsnoeren moeten worden opgesteld voor elk afzonderlijk RFID-type;

18.

verzoekt de Commissie aan te geven aan wie de automatisch verkregen en geïnterpreteerde gegevens toebehoren en wie er zeggenschap over heeft;

19.

verzoekt de fabrikanten het „recht op stilzwijgen” van de chips te garanderen door ervoor te zorgen dat RFID-tags verwijderbaar zijn of door de consument na de aanschaf gemakkelijk kunnen worden gedeactiveerd; beklemtoont dat de consument geïnformeerd moet worden over de aanwezigheid van passieve of actieve RFID-tags, het leesbereik, de aard van de gegevens die worden doorgegeven (ontvangen danwel uitgezonden) en het gebruik dat ervan wordt gemaakt, en dat een en ander duidelijk op de verpakking moet worden vermeld en uitvoerig in de productdocumentatie moet worden uiteengezet;

20.

verzoekt beheerders van RFID-toepassingen alle redelijke stappen te nemen om te waarborgen dat gegevens niet worden gerelateerd aan een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon via enig middel dat mogelijk wordt gebruikt door ofwel de beheerder van RFID-toepassingen ofwel enige andere persoon, tenzij dergelijke gegevens worden verwerkt in overeenstemming met de beginselen en rechtsregels die op gegevensbescherming van toepassing zijn;

21.

onderstreept dat de chips in verkochte producten, die buiten het verkooppunt geen functie vervullen, zouden moeten worden uitgerust met ingebouwde technische voorzieningen waardoor ze gedeactiveerd worden, zodat er grenzen worden gesteld aan het bewaren van gegevens;

22.

is van mening dat consument moet kunnen kiezen of hij al dan niet aan het internet van de dingen deelneemt en onder meer de mogelijkheid moet krijgen om specifieke ivd-technologieën af te wijzen zonder dat andere toepassingen of een apparaat als geheel worden gedeactiveerd;

23.

benadrukt dat apparaten zo veilig mogelijk moeten zijn en dat in ivd-technologieën veilige transmissiesystemen moeten worden gebruikt, teneinde fraude te voorkomen en een gedegen authenticatie van de identiteit van apparaten en autorisatie daarvan te waarborgen; wijst op de mogelijkheid van bedrog met identificaties en producten door het klonen van ivd-tags of het onderscheppen van uitgewisselde gegevens; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van een transparant ivd-systeem te waarborgen, waarbij met name de volgende aspecten aandacht krijgen:

de uitdrukkelijke vermelding van de aanwezigheid van identificatie- en traceringsmiddelen;

veiligheidsmaatregelen die ervoor zorgen dat alleen bevoegde gebruikers toegang hebben tot de gegevens;

de mogelijkheid voor consumenten en toewijzende instanties om de betrouwbaarheid van de gegevens en de werking van het systeem te controleren;

24.

acht het van groot belang dat er op Europees niveau een overkoepelend regelgevingskader met een vaststaand tijdschema komt teneinde publieke en private investeringen in het internet van de dingen en de voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën vereiste slimme netwerken te bevorderen en faciliteren;

25.

constateert dat RFID-technologieën een belangrijke rol spelen, maar dat ook andere technologieën van het internet van de dingen deel uitmaken; benadrukt dat ook bij het onderzoek naar financiering en governancekwesties aan deze technologieën aandacht moet worden besteed;

26.

verzoekt de Commissie te overwegen ivd-toepassingen te gebruiken ter bevordering van een aantal bestaande EU-initiatieven zoals „ICT voor energie-efficiëntie”, „slimme meters”, „energie-etikettering”, „energieprestaties van gebouwen” en „bescherming tegen namaakgeneesmiddelen en andere namaakproducten”;

27.

verzoekt de Commissie de mogelijke nieuwe bedreigingen in het oog te houden die voortvloeien uit de kwetsbaarheid van in hoge mate onderling gekoppelde systemen;

28.

verzoekt de Commissie meer te ondernemen om te waarborgen dat met ivd samenhangende technologieën aan gebruikerseisen voldoen (bijv. de mogelijkheid om de traceerbaarheid te deactiveren) en de rechten en vrijheden van het individu eerbiedigen; wijst in dit kader op de beslissende rol die het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) speelt voor de waarborging van de beveiliging van netwerken en informatie, en daarmee van het internet van de dingen, waardoor de basis kan worden gelegd voor vertrouwen en acceptatie door de consument;

29.

stelt dat de ontwikkeling van nieuwe toepassingen en het eigenlijke functioneren en economisch potentieel van het internet van de dingen gelijke tred zullen houden met het vertrouwen van de Europese consument in het systeem, en wijst erop dat een dergelijk vertrouwen alleen kan ontstaan wanneer twijfels ten aanzien van mogelijke gevaren voor de privacy en de gezondheid worden weggenomen;

30.

benadrukt dat dit vertrouwen gebaseerd moet zijn op een duidelijk wetgevingskader, met inbegrip van voorschriften aangaande het beheer, de vergaring, de verwerking en het gebruik van gegevens die door het internet van de dingen worden verzameld en doorgeseind, en aangaande de vormen van de daarvoor vereiste toestemming door de consument;

31.

is van mening dat het internet van de dingen veel voordelen met zich meebrengt voor mensen met een handicap en een middel kan zijn om aan de behoeften van een vergrijzende bevolking te voldoen en assertieve zorg te verlenen; benadrukt in dit verband dat blinden en slechtzienden hun omgeving met behulp van deze technologie door middel van elektronische hulpmiddelen beter kunnen waarnemen; benadrukt evenwel dat maatregelen moeten worden genomen om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, eenvoudige installatie, gebruiksgemak en de verstrekking van informatie over de betrokken diensten aan de consument te waarborgen;

32.

benadrukt dat transparantie inzake de kosten voor de gebruiker bijvoorbeeld met betrekking tot het stroomverbruik en het gebruik van de voorwerpen noodzakelijk is;

33.

is van mening dat het internet van de dingen en ICT-projecten in het algemeen gepaard moeten gaan met breed opgezette voorlichtingscampagnes om het doel van de uitrol ervan voor de burgers inzichtelijk te maken; beklemtoont dat voorlichting over potentiële gebruiksmogelijkheden en duidelijke voordelen van zaken als RFID essentieel is om te voorkomen dat dit project verkeerd wordt begrepen en de steun van de burgers moet ontberen; onderstreept dat gebruikers, willen zij voor individuele of gemeenschappelijke doeleinden ten volle gebruik kunnen maken van het internet van de dingen, de nodige e-vaardigheden moeten opdoen om deze nieuwe technologieën te begrijpen en gemotiveerd en in staat moeten zijn om er naar behoren gebruik van te maken;

34.

wijst erop dat het internet van de dingen de vergaring van gigantische hoeveelheden gegevens zal inhouden; verzoekt de Commissie in dit verband een voorstel in te dienen voor de aanpassing van de Europese richtlijn gegevensbescherming in verband met de gegevens die door het internet van de dingen worden verzameld en doorgeseind;

35.

is van mening dat als algemeen beginsel dient te worden gesteld dat ivd-technologieën dusdanig moeten worden ontworpen dat ze alleen het absolute minimum aan gegevens vergaren en gebruiken dat nodig is ter vervulling van hun taken, en dat ze daarbuiten geen verdere gegevens vergaren;

36.

pleit ervoor dat een aanzienlijk deel van de door het internet van de dingen uitgewisselde gegevens vóór de transmissie ter waarborging van de privacy wordt geanonimiseerd;

37.

herinnert de Commissie eraan dat andere werelddelen, met name Azië, sneller zijn met nieuwe ontwikkelingen in deze sector, en dat er dus bij het opstellen van regels voor het politieke systeem en het vaststellen van standaarden voor de techniek van het internet van de dingen een voortvarende aanpak vereist is en nauwe samenwerking met de rest van de wereld;

38.

wijst erop dat voor het herstel van de Europese economie investeringen in de nieuwe informatietechnologie nodig zijn als instrument voor economische groei en voor toegang tot nieuwe systemen en nieuwe toepassingen voor een steeds groter aantal Europese burgers en bedrijven; benadrukt dat Europa een voortrekkersrol moet spelen in de ontwikkeling van internettechnologieën; stelt voor in het volgende meerjarig financieel kader het budget voor bevordering van ICT-gebruik te verviervoudigen;

39.

onderstreept dat onderzoek een fundamentele rol toekomt in de concurrentiestrijd om de beschikbaarstelling van de computercapaciteit die voor het functioneren van de toepassingen van het internet van de dingen vereist is;

40.

verzoekt de Commissie de financiering van onderzoeksprojecten van het zevende kaderprogramma (KP) op het gebied van het internet van de dingen voort te zetten en op te voeren om de Europese ICT-sector te versterken, en stemt in met het gebruik van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) om de invoering ervan te stimuleren; dringt met name aan op de ontwikkeling van proefprojecten die een direct positief effect kunnen hebben op het dagelijks leven van de Europese burgers op het gebied van e-gezondheid, e-onderwijs, e-handel, e-toegankelijkheid en energie-efficiëntie; is evenwel verontrust over de bureaucratische rompslomp rond het KP en verzoekt de Commissie de KP-procedures te stroomlijnen en een gebruikerscomité in te stellen;

41.

stelt dat het internet van de dingen een aanzienlijk potentieel heeft in termen van economische en productieve ontwikkeling, verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en optimalisering van logistiek en distributieketens van bedrijven, voorraadbeheer en het scheppen van nieuwe werk- en ondernemingskansen;

42.

verzoekt de Commissie een balans op te maken van de mogelijke gevolgen van haar voorgestelde strategie op de productiviteit en concurrentiekracht van Europese ondernemingen op de internationale markt;

43.

is van oordeel dat het internet van de dingen handelsstromen tussen de EU en derde landen kan vergemakkelijken door de verruiming van de markten en de zekerheid van kwaliteitswaarborgen voor de verhandelde producten;

44.

benadrukt dat de RFID-technologie enerzijds Europese fabrikanten de mogelijkheid biedt het volume van de goederen die in omloop worden gebracht te beheersen (dat wil zeggen dat er alleen wordt geproduceerd als het noodzakelijk is en dat dus het milieu wordt beschermd) en anderzijds de kans biedt op doeltreffende wijze tegen piraterij en namaak te strijden, want de producten zullen traceerbaar zijn;

45.

is van oordeel dat consumptiegoederen door de toepassing van nieuwe technologie in het productieproces beter tegen de concurrentie opgewassen en energiezuiniger zullen zijn;

46.

benadrukt dat er behoefte is aan een intensieve internationale dialoog en gezamenlijke actieplannen in verband met het internet van de dingen; verzoekt de Commissie te onderzoeken welke invloed het internet van de dingen op de internationale handel zal uitoefenen;

47.

steunt de Commissie als zij stelt dat zij terdege zal nagaan of er behoefte is aan een aanvullend geharmoniseerd spectrum voor specifieke ivd-doeleinden, rekening houdend met de verschillende kenmerken en mogelijkheden van uiteenlopende elektromagnetische frequentiebanden, en verzoekt de Commissie derhalve bij de vaststelling van de coördinatie- en harmonisatiedoelstellingen van de Unie via de meerjarenprogramma's voor het radiospectrumbeleid rekening te houden met de behoeften van het internet van de dingen; benadrukt dat een dergelijk spectrum in overheidsbezit moet blijven en dat het gebruik ervan dusdanig moet worden gereglementeerd dat er een bijdrage wordt geleverd aan de bevordering en financiering van onderzoek en technologische ontwikkeling op dit gebied; is van mening dat een machtigingsvrij spectrum het gebruik van nieuwe technologieën en diensten (draadloos netwerken) mogelijk moet maken ten behoeve van innovatie;

48.

benadrukt het gevaar van rechtsonzekerheid in geval van cloud computing;

49.

beschouwt de betrokkenheid van alle bestuurslagen (EU, nationaal en regionaal) als essentiële voorwaarde voor een doeltreffende ontwikkeling en invoering van het internet van de dingen; beklemtoont de rol die de regionale, lokale en gemeentelijke overheid bij de ontwikkeling van het internet van de dingen vervult door ervoor te zorgen dat het meer zal omvatten dan louter privégebruik; wijst er voorts op dat de plaatselijke overheid er een ruim gebruik van kan maken, zoals bij de organisatie van het openbaar vervoer, de inzameling van huisvuil, de berekening van verontreinigingsniveaus en verkeersgeleiding; verzoekt de Commissie om in het kader van haar werkzaamheden inzake het internet van de dingen alle bestuurslagen te raadplegen met het uitgangspunt van bestuur op verschillende niveaus voor ogen;

50.

wijst erop dat de informatie die door ivd-technologieën wordt verstrekt, traceerbaar, verifieerbaar en corrigeerbaar moet zijn voor het geval dat een daarop gebaseerd systeem defect raakt; benadrukt dat verkeerde informatie levens in gevaar kan brengen wanneer deze technologieën deel uitmaken van veiligheidssystemen voor bijvoorbeeld verkeers- of temperatuurregeling;

51.

benadrukt dat nieuwe technologieën van doorslaggevend belang zijn voor de vereenvoudiging van transportketens, de verhoging van de kwaliteit en efficiëntie van het vervoer, de ontwikkeling van slimme vervoerssystemen en de bevordering van groene corridors en dat RFID-technologie innovatieve mogelijkheden voor de bedrijfsvoering kan bieden en tegelijkertijd voor grotere klanttevredenheid kan zorgen;

52.

stelt dat het gebruik van het internet van de dingen op het gebied van de natuur kan bijdragen tot de ontwikkeling van groene technologieën door verbetering van de energie-efficiëntie en dus een betere milieubescherming, en tot een sterkere samenhang tussen ICT en natuur;

53.

verzoekt de Commissie zich in te zetten voor internationale normalisatie ten aanzien van de RFID-technologie en andere ivd-technologieën en toepassingen daarvan, teneinde interoperabiliteit en een open, transparante en technologisch neutrale infrastructuur mogelijk te maken; onderstreept dat zonder duidelijke en in de internetwereld erkende normen zoals TCP5/IP6 de uitbreiding van het internet van de dingen tot andere dan RFID-toepassingen geen ontwikkeling op wereldschaal zal doormaken;

54.

steunt het voorstel om internetprotocol versie 6 (IPv6) snel goed te keuren zodat er een grondslag is voor de toekomstige uitbreiding en vereenvoudiging van het web;

55.

is verheugd over het voornemen van de Commissie om in 2010 een mededeling over veiligheid, privacy en vertrouwen in de alomtegenwoordige informatiemaatschappij te publiceren; onderstreept het belang van deze mededeling en de voorstellen voor aanscherping van de regels inzake informatieveiligheid, de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens; verzoekt de Commissie alle belanghebbenden, waaronder het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, daar actief bij te betrekken;

56.

is ervan overtuigd dat alle grondrechten, niet alleen met betrekking tot privacy, in het kader van de ontwikkeling van het internet van de dingen moeten worden beschermd;

57.

is van mening dat de Commissie in verband met het internet van de dingen aanbevelingen moet formuleren met betrekking tot de taken en verantwoordelijkheden van het openbaar bestuur, de wetgevende macht en de wetshandhavingsinstanties;

58.

verzoekt de Commissie nauwlettend toe te zien op de juiste toepassing van de bestaande Europese regelgeving op dit vlak en nog dit jaar een tijdschema voor te leggen voor de beleidsvoornemens op EU-niveau met het oog op verbetering van de veiligheid van het internet van de dingen en RFID-toepassingen;

59.

verzoekt de Commissie een maatschappelijke dialoog te initiëren in verband met het internet van de dingen, waarbij zowel de positieve als de negatieve gevolgen van de nieuwe technologieën voor het dagelijks leven uiteen worden gezet; verzoekt de Commissie derhalve om proactief overleg te voeren met de Europese industrie en deze aan te moedigen het voortouw te nemen bij het ontwerpen en uitvinden van innovatieve, gestandaardiseerde en interoperabele technologieën;

60.

verzoekt de Commissie het midden- en kleinbedrijf in voldoende mate bij het actieplan voor het internet van de dingen te betrekken;

61.

verzoekt de Commissie voorts het Parlement regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang van de dialoog met het bedrijfsleven en de belanghebbenden en van de initiatieven die zij wil ontplooien;

62.

is van mening dat de Commissie moet nagaan of de kosten van roaming verder kunnen worden verlaagd;

63.

benadrukt dat bij het beheer van het internet van de dingen bureaucratische rompslomp tot een minimum moet worden beperkt en dat alle belanghebbenden bij het besluitvormingsproces betrokken moeten worden, en pleit derhalve voor gedegen reglementering op EU-niveau;

64.

roept de Commissie op actief bij te dragen aan de formulering en bepaling van beginselen en regels voor het bestuur van het internet van de dingen, samen met haar handelspartners in internationale fora, zoals de Wereldhandelsorganisatie;

65.

verzoekt de Commissie te verduidelijken welke aspecten van internetgovernance volgens haar op dit moment gereguleerd moeten worden in verband met het internet van de dingen en met welk systeem het algemeen belang kan worden verzekerd;

66.

verzoekt de Commissie daarom met de hulp van de betrokken partijen de vraagpunten rond het beheer van het internet van de dingen te analyseren; acht het daarnaast van essentieel belang dat de WiFi-veiligheidssystemen nader bekeken worden;

67.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.


(1)  2009/2225(INI), verslag Del Castillo, A7-0066/2010.


Top