EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009BP0096

Begrotingsrichtsnoeren 2010 – Afdelingen I, II, IV – IX Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2010– Afdeling I – Europees Parlement, Afdeling II – Raad, Afdeling IV – Hof van Justitie, Afdeling V – Rekenkamer, Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII – Comité van de Regio's, Afdeling VIII – Europese Ombudsman, Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (2009/2004(BUD))

PB C 87E van 1.4.2010, p. 327–332 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/327


Dinsdag, 10 maart 2009
Begrotingsrichtsnoeren 2010 – Afdelingen I, II, IV – IX

P6_TA(2009)0096

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2010– Afdeling I – Europees Parlement, Afdeling II – Raad, Afdeling IV – Hof van Justitie, Afdeling V – Rekenkamer, Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII – Comité van de Regio's, Afdeling VIII – Europese Ombudsman, Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (2009/2004(BUD))

2010/C 87 E/48

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag,

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1),

gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (2),

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3),

gezien het vijfde verslag van de secretarissen-generaal van de instellingen van mei 2006 over trends in rubriek 5 van de financiële vooruitzichten,

gezien het Jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (4),

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0057/2009),

A.

overwegende dat het Europees Parlement in dit stadium van de jaarlijkse procedure de ramingen van de andere instellingen en de voorstellen van zijn eigen Bureau voor de begroting 2010 afwacht,

B.

overwegende dat is voorgesteld het proefproject voor nauwere samenwerking en betrekkingen tussen het Bureau en de Begrotingscommissie met nog een jaar voort te zetten tijdens de gehele begrotingsprocedure 2010,

C.

overwegende dat het plafond van rubriek 5 in 2010 gelijk is aan 8 088 000 000 EUR (hetgeen vergeleken bij 2009 een toename met 311 000 000 EUR oftewel 4 % betekent, inclusief 2 % voor inflatie),

D.

overwegende dat de begroting van het Europees Parlement voor 2009 1 529 970 930 EUR bedraagt, wat gelijk is aan 19,67 % van rubriek 5 dit jaar,

Europees Parlement

Algemene situatie

1.

kan niet genoeg onderstrepen dat als fundamenteel beginsel dient te gelden dat alle leden in gelijke mate gebruik moeten kunnen maken van een volledige en goede dienstverlening om hen in staat te stellen hun werkzaamheden uit te voeren en hun standpunten naar voren te brengen en documenten in hun moedertaal te ontvangen om namens hun kiezers optimaal te kunnen optreden; is van mening dat de nieuwe zittingsperiode de gelegenheid biedt om te waarborgen dat dit inderdaad het geval zal zijn en stemt er in die zin mee in dat „optimale en gelijke toegang tot taalkundige faciliteiten voor de leden” een van de essentiële leidraden voor de begroting-2010 zal zijn;

2.

stelt overeenkomstig zijn eerder ingenomen standpunt dat aan alle aspecten die verband houden met de wetgevende rol van het Parlement evenveel aandacht geschonken moet worden; in het bijzonder dienen personele en aanverwante middelen in eerste instantie gericht te zijn op met name parlementaire werkzaamheden en besluitvorming op het gebied van medebeslissing;

3.

benadrukt dat 2010 een jaar zal zijn waarin het Parlement, in aansluiting op de Europese verkiezingen van 2009 en de nieuwe samenstelling van het Parlement die daarvan het gevolg zal zijn, zijn werkzaamheden in de loop van het jaar geleidelijk volledig zal hervatten en wijst erop dat dit ook een aantal budgettaire aanpassingen impliceert; merkt tevens op dat tal van posten die specifiek betrekking hebben op het verkiezingsjaar 2009 niet meer nodig zullen zijn;

4.

wijst erop dat 2010 voor het Parlement een jaar zal zijn van voortdurende aanpassingen met betrekking tot de verbetering van zijn werkmethoden en modernisering, die hand in hand gaan met zijn politieke en wetgevende verantwoordelijkheden, alsook de evaluatie van een aantal belangrijke meerjarige initiatieven die tijdens de afgelopen jaren zijn gelanceerd;

5.

bevestigt zijn voornemen om de nodige voorzieningen te treffen met het oog op de toekomstige mogelijke uitbreiding van de Unie met Kroatië;

6.

neemt nota van het feit dat het financiële plafond van rubriek 5 – administratieve uitgaven – theoretisch ruimte laat voor een verhoging met 4 % oftewel 311 000 000 EUR; stelt bijgevolg vast dat het vrijwillige percentage van 20 % voor het Parlement in principe zou betekenen dat er, berekend op basis van de plafonds, een „automatische” extra speelruimte van 62 000 000 EUR overblijft, en van 87 000 000 EUR in vergelijking met de reële begroting die voor 2009 is goedgekeurd; wijst evenwel op het feit dat het onzeker is hoe het BNI van de EU zich zal ontwikkelen en onder welke omstandigheden het Europees Parlement zijn werkzaamheden zal moeten verrichten;

7.

verwacht dat het Bureau bij de presentatie van de ramingen met realistische verzoeken komt, en is bereid zijn voorstellen vanuit een volledig behoeftegeoriënteerd en afgewogen perspectief te bestuderen teneinde het adequaat en doelmatig functioneren van de instelling te garanderen;

8.

stelt zich op het standpunt dat er in de begrotingsramingen geen ruimte moet worden gecreëerd voor een specifieke reserve, maar dat er een significante marge moet worden aangehouden om voor het nieuwe Parlement de mogelijkheid open te houden zijn eigen prioriteiten vast te stellen of zich aan veranderende omstandigheden aan te passen, daarbij rekening houdend met de 20 % voor de totale administratieve uitgaven;

9.

is van mening dat, mocht het Verdrag van Lissabon in de toekomst worden geratificeerd, de eventueel door te voeren aanpassingen waaraan begrotingsuitgaven zijn verbonden, volgens de op dat moment vigerende begrotingsprocedures moeten plaatsvinden;

10.

dringt aan op een gedetailleerd en helder overzicht van de begrotingsonderdelen waarbij in 2008 sprake was van onderbesteding en spreekt de hoop uit zich spoedig over de oorzaken daarvan te kunnen beraden; wenst tevens een overzicht te ontvangen van alle in 2008 overgedragen kredieten en van de wijze waarop deze zijn besteed, evenals een geactualiseerde lijst van de definitieve bestemmingsontvangsten in vergelijking met de gebudgetteerde bedragen;

11.

is ingenomen met het besluit het proefproject voor nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie met nog een jaar voort te zetten, waarbij het de bedoeling is te komen tot een gestroomlijnde begrotingsprocedure en een vroegtijdigere en transparantere raadpleging over alle parlementaire aangelegenheden waaraan belangrijke financiële implicaties zijn verbonden; onderstreept dat de procedure om te bepalen wanneer het Bureau de Begrotingscommissie over zaken met dergelijke financiële implicaties raadpleegt, voor verbetering vatbaar is en zou de op dit gebied gangbare praktijk nader opgehelderd willen zien;

Gelijke toegang tot taalkundige faciliteiten voor de leden van het Europees Parlement

12.

is van opvatting dat 2010 een jaar moet worden waarin alles in het werk wordt gesteld om de leden van alle nationaliteiten en talen gelijk te behandelen, zodat zij – indien zij zulks wensen – in hun eigen taal hun taken kunnen uitoefenen en alle politieke werkzaamheden kunnen verrichten die hun ambt met zich meebrengt;

13.

erkent dat beperkende termijnen in veel gevallen, en vooral in commissie- en fractieverband, het belang van onderhandelingen tussen de belangrijkste betrokken partijen doen toenemen; onderstreept evenwel het beginsel van democratische legitimiteit van alle parlementsleden en hun recht op volledige meertaligheid; is derhalve van oordeel dat deze begroting kan en moet worden gebruikt om dit doel na te streven en het juiste evenwicht te vinden tussen de beperkingen van meertaligheid en een soepel verloop van wetgevingsprocedures;

14.

volgt de meertaligheidsproblematiek op de voet en verzoekt de betrokken diensten hem een beschrijving te bezorgen van de huidige situatie en van de voor 2010 verwachte ontwikkelingen, ook wat betreft de toepassing van de „gedragscode” en de eventuele mogelijkheden voor verdere praktische verbeteringen, het proefproject voor individuele vertolking, met inbegrip van de daarbij te hanteren criteria en het nut daarvan voor leden met diverse taalkundige achtergronden, alsmede een overzicht van de manieren waarop men de „fysieke belemmeringen” voor gelijke behandeling (d.w.z. het ontbreken van geschikte vergaderruimte, tolkencabines, enz.) op den duur denkt op te heffen; wenst garanties te ontvangen omtrent de manier waarop het nieuwe Parlement op al deze terreinen beter beslagen ten ijs denkt te komen dan het geval was voor de leden die bij de laatste uitbreidingen het Parlement zijn binnengekomen;

15.

is tevens van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om flexibeler vertolkingsfaciliteiten te kunnen aanbieden, een essentiële factor om optimaal te kunnen functioneren, en merkt op dat de ontstane problemen en financiële verspilling in veel gevallen zouden kunnen worden voorkomen indien de mogelijkheid zou kunnen worden geboden om de benodigde talencombinaties op korte termijn aan te passen op basis van de reële deelnemers aan een vergadering in plaats van de geplande presentielijst;

Optimaal gebruik van middelen met het oog op verbetering van de wetgevende activiteiten van het Europees Parlement

16.

onderstreept dat alles in het werk moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat de budgettaire en personele middelen die het Parlement ter beschikking staan in hun totaliteit op een zo kosteneffectief mogelijke manier worden benut, zodat de instelling en haar leden hun uiteindelijke taak, wetgeving, met succes kunnen vervullen; wijst er eens te meer op dat dit een zorgvuldige planning en organisatie van zijn werkmethoden impliceert en, waar mogelijk, het bundelen van taken en structuren teneinde onnodige bureaucratie, functionele overlapping en dubbel werk te voorkomen;

17.

benadrukt dat door de toenemende medebeslissingsbevoegdheid alle diensten binnen het Parlement die te maken hebben met wetgevingswerkzaamheden extra onder druk komen te staan en dat om die reden een grote efficiëntie vereist is en prioriteiten gesteld moeten worden met betrekking tot personele en aanverwante middelen om de leden in staat te stellen hun taken naar behoren te vervullen;

18.

brengt in herinnering dat er voor 2009 een personeelsuitbreiding is overeengekomen, hoewel men het er op dat moment over het algemeen over eens was dat het personeelsbestand nu in een consolidatiefase was beland en dat na de zeer sterke stijgingen die het gevolg waren van de recente uitbreidingen een structurele oplossing gevonden zou moeten worden in herschikking van personeel; roept alle diensten en fracties er eens te meer toe op hun personeelsaanvragen van bij het begin van de procedure uitvoerig te motiveren;

19.

ziet de suggesties van de werkgroep vereenvoudiging van administratieve procedures met belangstelling tegemoet en gaat ervan uit dat deze, van zodra zij worden uitgevoerd, automatisch zullen resulteren in kostenbesparingen;

20.

verlangt daarnaast dat de aanvragen van de fracties in de voorjaarsraming worden verwerkt;

21.

is van mening dat een analyse van de manier waarop de middelen worden gebruikt en het werk wordt georganiseerd soms noodzakelijk is wanneer het duidelijk is om welke specifieke problemen het gaat en de doelstellingen van het onderzoek voldoende duidelijk omschreven, becijferbaar en gericht zijn; is van mening dat er in 2010 een aantal specifieke sectoren en projecten voor een dergelijk onderzoek in aanmerking zouden kunnen komen; herinnert tegelijkertijd aan het belang van de in 2008 uitgevoerde screening; wenst dat deze screening voortgezet en verdiept wordt, zodat deze kan meewegen bij de besluitvorming over de raming voor 2010; herinnert aan het feit dat tevens rekening dient te worden gehouden met de veranderende omstandigheden voor het nieuwe Parlement, de uitbreiding van medebeslissingsbevoegdheid en andere veranderingen;

22.

vestigt de aandacht van het Bureau op de arbeidsomstandigheden van werknemers van outsourcingbedrijven die binnen het Parlement actief zijn; verzoekt het Bureau er in dit verband op toe te zien dat deze bedrijven volledig voldoen aan de vigerende arbeidswetgeving;

Verspreiding van informatie aan de leden

23.

onderstreept dat er sinds de lancering van de grootscheepse hervorming in het kader van de zogenaamde „Kwaliteitssprong” enkele jaren geleden ten minste drie belangrijke nieuwe projecten zijn of worden opgezet om met betrekking tot de parlementaire werkzaamheden zo volledig en zo relevant mogelijke informatie te verstrekken; wijst in dit verband op de rol van de beleidsafdelingen van de commissies, de analytische dienst van de bibliotheek en het kennisbeheersysteem om de toegang tot deze en vele andere bronnen te faciliteren; wijst tevens op het bestaan van een aantal andere bronnen waarover het Parlement beschikt, zoals de „Observatiepost wetgeving” (OEIL); is zeer ingenomen met deze inspanningen om ervoor te zorgen dat het Parlement professioneler te werk kan gaan bij de assistentie van zijn leden, maar is van mening dat er daarnaast behoefte is aan een functionele en budgettaire inventarisatie;

24.

acht het met betrekking tot de begrotingsprocedure-2010 van belang dat de situatie ten behoeve van alle leden wordt verduidelijkt, inclusief degenen die zich bezighouden met de begrotingsaspecten, zodat de respectieve verantwoordelijkheden beter kunnen worden gedefinieerd en kan worden bekeken hoe deze initiatieven zo efficiënt mogelijk kunnen worden gepland; zou daarom graag zien dat de Begrotingscommissie een hoorzitting organiseert over de vraag hoe deze mogelijkheden moeten worden gebruikt, hoe er wordt gedacht over de respectieve factoren die daarbij een rol spelen, en hoe deze zich tot elkaar verhouden; dringt erop aan dat de Administratie er tevens voor zorgt dat de nieuw verkozen leden uitgebreide informatie zullen ontvangen over de dienstverlening waar zij recht op hebben;

Het Parlement onder de aandacht brengen van de burgers

25.

merkt op dat het Bureau verwijst naar de drie grote projecten op het gebied van communicatiebeleid – namelijk EuroparlTV, het Bezoekerscentrum en het nieuwe audiovisuele centrum in het JAN-gebouw – waarvan de voltooiing en onderlinge combinatie een kwalitatieve verbetering hebben bewerkstelligd van de communicatie-instrumenten die de instelling tot haar beschikking heeft; spreekt eens te meer het stellige voornemen uit nauwgezet toe te zien op de ontwikkeling van deze instrumenten en hun werkelijke invloed op de publieke opinie zo groot mogelijk te maken;

26.

betreurt het dat het bezoekerscentrum niet voor de verkiezingen van 2009 klaar is en verzoekt om volledige informatie over de redenen voor deze vertraging;

27.

neemt kennis van het besluit van het Bureau inzake het „Huis van de Europese geschiedenis” en onderstreept dat er behoefte is aan uitvoerig en transparant overleg met de bevoegde commissies over de opzet en inhoud van het project en de daaraan verbonden begrotingsaspecten, conform de proefprocedure inzake de versterkte samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie op dit gebied;

Gebouwen

28.

wijst er eens te meer op dat deze sector van groot belang is voor het Parlement, zowel in termen van de bestaande en toekomstige ruimtelijke behoeften waarin de instelling moet voorzien als ten aanzien van het optimale beheer van de gebouwen waarvan zij eigenaar is; wijst erop dat elk project in dit verband gericht moet zijn op bescherming van de financiële belangen van het Parlement; is van oordeel dat de incidenten die zich in 2008 hebben voorgedaan, hoewel sommige daarvan duidelijk niet te voorspellen waren, duidelijk maken dat er op dit gebied verbeteringen nodig zijn, daarbij rekening houdend met het externe rapport met betrekking tot het onderhoud van de gebouwen; ziet met belangstelling uit naar informatie over de voorstellen voor een mogelijke reorganisatie van DG INLO met het oog op de toegenomen uitdagingen voor het Parlement nu dat de eigenaar is van veel gebouwen;

29.

dringt er in dit verband eens te meer op aan dat hierover een speciaal rapport wordt opgesteld met eventuele aanbevelingen ter voorkoming van onnodig hoge onderhouds-, renovatie- en aanschafkosten in verband met EU-gebouwen, waaronder die van het Parlement; blijft er dan ook voor pleiten dat deze kwestie vanuit alle invalshoeken wordt doorgelicht teneinde de diepere oorzaken ervan te kunnen doorgronden, ongeacht of deze op enigerlei wijze verband houden met marktbeperkingen, met door het Financieel Reglement en voor openbare aanbestedingen opgelegde verplichtingen dan wel met enige andere relevante factor; dringt erop aan dat de regel die voorschrijft dat bedrijven die onnodig hoge kosten in rekening hebben gebracht op een zwarte lijst worden geplaatst, metterdaad wordt geïmplementeerd;

30.

ziet uit naar de strategienota inzake het gebouwenbeleid voor de middellange tot lange termijn, waarop het vorig jaar ook al heeft aangedrongen, zodat het daarover in eerste lezing de nodige besluiten kan nemen;

Voortgang met betrekking tot diverse aspecten uit de procedure-2009

31.

is ingenomen met het voornemen van het Bureau te blijven werken aan de verdere verbetering van de wetgevende, taalkundige en technische ondersteuning van de leden, dat uiteraard nauw verband houdt met een aantal van de hierboven vermelde onderwerpen;

32.

is het erover eens dat de implementatie van het nieuwe Ledenstatuut en het statuut van de parlementaire medewerkers in het eerste toepassingsjaar nauwlettend moet worden gevolgd en is van mening dat deze regelingen in de praktijk zo goed mogelijk moeten worden geconsolideerd en dat de daaraan verbonden financiële implicaties en prognoses voortdurend moeten worden geactualiseerd;

33.

blijft erop hameren dat de verbeteringen in de IT-sector niet alleen moeten resulteren in een betere capaciteit om de voornaamste aspecten hiervan „op eigen kracht” te kunnen beheren, maar ook tot uitdrukking moeten komen in een grotere capaciteit om een en ander op een kosteneffectievere manier te organiseren; verlangt een verslag over de huidige situatie en de vooruitzichten met betrekking tot de internalisering van deskundigen op het gebied van ICT en adequaat beheer; verzoekt het Bureau alvorens op dit gebied verdere stappen te zetten, een duidelijke strategie voor een ICT-concept voor het Parlement te bepalen, waarbij rekening wordt gehouden met de synergie met de fracties;

34.

is ermee ingenomen dat het document van het Bureau ook milieudoelstellingen omvat en is van mening dat 2010, in aansluiting op het in een eerder stadium geëntameerde „EMAS-proces” en het werk dat is verricht ter verkleining van de „CO2-voetafdruk”, effectief mogelijkheden zal bieden om deze inspanningen voort te zetten, onder andere in de vorm van een binnenkort door het Bureau goed te keuren CO2-actieplan;

Overige instellingen

35.

is verheugd over de constructieve samenwerking met de andere instellingen tijdens de afgelopen begrotingsprocedure en dringt er, net als vorig jaar, bij hen op aan realistische en op kosten gebaseerde begrotingsaanvragen voor te leggen die ten volle rekening houden met de noodzaak de schaarse beschikbare middelen optimaal te beheren;

36.

wenst de mogelijkheid om de beschikbare middelen beter tussen alle instellingen te delen nader te onderzoeken, vooral wanneer er op een bepaald gebied capaciteit beschikbaar zou kunnen zijn die, mits goed georganiseerd, op een ander gebied en/of bij een andere instelling zou kunnen worden gebruikt en benut;

37.

verzoekt zijn rapporteur voor het begrotingsjaar 2010 individuele bezoeken te brengen aan de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, teneinde ze nog vóór het ramingenstadium te horen en daarover verslag uit te brengen aan de Begrotingscommissie;

*

* *

38.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.


Top