EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE1514

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Het internet van dingen

PB C 77 van 31.3.2009, p. 60–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/60


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Het internet van dingen

(2009/C 77/15)

De Europese Commissie heeft op 7 februari 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het thema

Het internet van dingen (verkennend advies).

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 16 juli 2008 goedgekeurd; rapporteur was de heer RETUREAU.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 september 2008 gehouden 447e zitting (vergadering van 18 september 2008) het volgende advies uitgebracht, dat met 118 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

Het EESC moedigt de Europese Commissie aan om:

1.1

te investeren in onderzoek en steun te geven aan activiteiten i.v.m. verspreiding (zoals bij de evenementen in het kader van het vorige voorzitterschap) en standaardisering, daar het internet van dingen (IvD) een belangrijke kwestie is;

1.2

maatregelen te treffen om de obstakels weg te nemen die de toegang tot de betreffende technologie zouden kunnen belemmeren;

1.3

te evalueren of gecentraliseerde systemen in staat zijn het omvangrijke verkeer dat van IvD-toepassingen kan worden verwacht, te verwerken en of lokale governance (van namen en diensten) een betere beheersaanpak biedt wanneer het IvD op grote schaal wordt ingevoerd;

1.4

na te gaan of de bestaande richtlijnen voldoende tegemoetkomen aan de eisen inzake gegevensbescherming en veiligheid dan wel of nieuwe wetgevingsmaatregelen nodig zijn;

1.5

de problematiek van Europese onderzoekscentra die zowel door universiteiten als particuliere ondernemingen worden gefinancierd, aan de orde te stellen. Doel is immers te verzekeren dat de onderzoeksresultaten in Europa gebruikt kunnen worden en te verhinderen dat onderzoekers kiezen voor onderzoeksinstellingen en ondernemingen elders in de wereld (VS);

1.6

erop toe te zien dat, ten aanzien van de eventuele risico's van elektromagnetische golven, het voorzorgsbeginsel wordt toegepast op deze nieuwe omgeving met een hoge concentratie aan leesapparatuur, en met name op de werknemers in een dergelijke omgeving. Los hiervan moet wél diepgaand wetenschappelijk onderzoek worden verricht naar deze kwesties; niet te vergeten dat technologische ontwikkelingen de burgers ten goede moeten komen en de ethische risico's daarbij moeten worden geëvalueerd; Los hiervan moet wél diepgaand wetenschappelijk onderzoek worden verricht naar deze kwesties;

1.7

niet te vergeten dat technologische ontwikkelingen de burgers ten goede moeten komen en de ethische risico's daarbij moeten worden geëvalueerd;

1.8

er bij stil te staan dat zij zelf of de onafhankelijke administratieve autoriteit die in de toekomst mogelijk voor regulering van het spectrum zal zorgen, in het geval van trans-Europese diensten rekening moet houden met de behoeften inzake radiofrequentiespectrum van het internet van dingen;

1.9

zich te realiseren dat onderzoek van cruciaal belang is om voldoende rekencapaciteit te verzekeren voor toekomstige onlinetoepassingen van het internet van dingen en de wedren terzake te winnen.

2.   Voorstellen van de Commissie

2.1

In aansluiting op haar mededeling van 2007 over RFID-tags (1) en na de conferentie over dat thema die in november ll. te Lissabon is gehouden, zet de Commissie met de huidige mededeling een stap verder en gaat ze met name dieper in op het internet van dingen (2).

2.2

Daarbij zij ook verwezen naar een aanzienlijk aantal EESC-documenten en initiatieven van de laatste jaren (3). Over het i2010-programma is een tussentijds verslag uitgebracht (4).

3.   Commentaar en analyse

3.1   Inleiding

3.1.1

De ontwikkeling van informatietechnologie is een belangrijke uitdaging voor onze samenlevingen. Europa is, met name door zijn eengemaakte markt, de plek bij uitstek om op het gebied van digitale economie een centrale positie in te nemen. Voorwaarde is wel dat de nodige maatregelen worden genomen ter bevordering van fundamenteel onderzoek en O&O, alsook op politiek vlak voor de governance van dit internet van de toekomst.

3.1.2

Groei en concurrentievermogen hangen daar in sterke mate van af en het is hoog tijd dat Europa zich profileert wat de politieke governance van dit internet betreft, door middel van investeringen en de ontwikkeling van onontbeerlijke technologieën, kennis en knowhow.

3.1.3

Zelfs nu er interactief en mobiel web 2.0 beschikbaar is, steunt het internet nog op een wereldwijd netwerk van honderdduizenden servers en routers, d.i. vaste computers die via kabel of glasvezel met elkaar verbonden zijn. Verbindingen met mobiele terminals als mobiele telefoons of internet tablets komen echter via elektromagnetische golven tot stand. Deze technologie verspreidt zich zeer snel en maakt gebruik van verschillende verbindingsstandaarden (.3G, 3G+-HSPDA, Edge, WiFi, WiMax).

3.1.4

Web 2.0 is interactief. De gebruiker is tegelijk producent of aanbieder van inhoud, op persoonlijke titel of via een coöperatie of een samenwerkingsverband (Wikipedia, freeware, enz.). Een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen biedt software, creatieve inhoud en vooral zeer gediversifieerde diensten aan (installatie en onderhoud van netwerken, informatiebeveiliging, opleiding, enz.).

3.1.5

Computerchips worden steeds kleiner, maar ook steeds complexer en energie-efficiënter. Ze worden in steeds lichtere mobiele terminals geplaatst die over de software en rekencapaciteit beschikken om dienst te doen als telefoon, internetontvanger en geografische informatiesysteem (Sirf 3-chips).

3.2   Op weg naar het internet van dingen

3.2.1

Het internet van dingen begint vorm te krijgen in een complexe technologische context, op basis van web 2.0 en aanverwante technologieën die grotendeels al beschikbaar zijn maar waarvan de koppeling een aanzienlijke stap voorwaarts naar het internet van dingen zal betekenen. Hierbij zij gedacht aan:

Ipv6- (5), HTTP- (6), FTP- en andere protocollen, alsook de nieuwe (nog uit te werken) universele html 5-standaard voor het oproepen van sites;

RFID-tags (7) en lezers van radiofrequenties, die met databanken verbonden zijn;

satellietplaatsbepaling (GPS en weldra Galileo);

gekoppelde netwerken en opslagcapaciteit voor gegevens;

artificiële intelligentie, met name op web 3.0 (semantisch web waarvan de taal dichter zal aanleunen bij de natuurlijke taal) en voor het gegevensbeheer tussen computers;

nanotechnologieën, met name in toepassing op microprocessoren,

2D-etiketten (barcodes, Datamatrix) die bruikbaar blijven en met name rijke inhoud linken aan een via Datamatrix versleuteld internetadres, dat na lezing door een draagbare terminal direct met de site verbonden wordt (verschillende toepassingen: toerisme, reclame, informatie, enz.).

3.2.2

Massaal parallelle computers zullen van steeds groter belang worden om de netwerken van de toekomst nog krachtiger te maken. Honderden zo niet duizenden processoren kunnen parallel geschakeld worden (8) en hoeven niet meer serieel te functioneren. Zo kan de snelheid van de berekeningen aanzienlijk worden verhoogd en kunnen complexe virtuele werelden tegelijkertijd worden geconcipieerd. Bij virtualisatie wordt overigens al veel meer gebruik gemaakt van computercapaciteit en draaien verschillende computers, zelfs met verschillende besturingssystemen, virtueel op één enkele. Deze techniek verspreide zich snel.

3.2.3

Europa moet zonder meer het onderzoek intensiveren en op deze gebieden vaardigheden van hoog theoretisch en praktisch niveau ontwikkelen zodat onderzoekers niet „weggelokt” worden door grote universitaire of particuliere onderzoekscentra in de VS, of binnenkort ook China of India. Bij gebrek aan grootschalige initiatieven m.b.t. het beheer van het internet van de toekomst is de dreiging van een aanzienlijke technologische achterstand niet denkbeeldig.

3.2.4

De technologie van massaopslag ontwikkelt zich snel. Massageheugens zijn absoluut noodzakelijk voor databanken met beschrijvingen van de via internetadressen geïdentificeerde voorwerpen. Hierdoor wordt mede dankzij de gegevensverwerkingscapaciteit het pad geëffend voor een intelligent internet, dat nieuwe kennis zal opslaan in databanken die nog vollediger informatie zullen verstrekken dankzij de combinatie en verwerking van gegevens die zijn verkregen via voorwerpen en identiteitsdatabanken. Tegelijkertijd wordt het netwerk computer en opslagplaats voor programma's die het gebruik van databanken en bewerkingen door gebruikers mogelijk maken (complexe zoekopdrachten, verslagen, enz.)

3.3   Eerste toepassingen

3.3.1

Een aantal verwezenlijkingen bevindt zich nog in een proeffase; andere toepassingen zijn reeds met de huidige middelen beschikbaar in economische sectoren als:

detailhandel (Wal-Mart);

vervoerlogistiek en het volgen van goederen;

veiligheid in ondernemingen …

3.3.2

RFID-tags die zijn aangebracht op bv. voorwerpen, badges, koopwaar in de supermarkt, bieden via het leesapparaat dat op relatief korte afstand staat (afhankelijk van de gebruikte frequentie) toegang tot zowel het adres als de kenmerken van alle voorwerpen die tegelijkertijd worden gelezen (winkelwagentje, container), op basis waarvan de nodige conclusies kunnen worden getrokken (prijs, gedetailleerde douaneaangifte). In Japan kan een dergelijk systeem reeds worden gebruikt voor aankopen, die worden betaald via een andere chip die zich in een mobiele telefoon (eigenlijk een multifunctionele terminal) bevindt.

3.3.3

In de vervoerslogistiek kunnen alle gegevens van een bestelling die onderweg is online worden opgevraagd en kan met behulp van satellietplaatsbepaling worden nagegaan waar de bestelling zich bevindt.

3.3.4

Het internet van dingen is alomtegenwoordig. Er is ook sprake van „ambient internet” waarbij de door de leesapparatuur overgedragen gegevens in de verschillende stadia van het dataverwerkingsproces automatisch verwerkt kunnen worden.

3.3.5

Bij een aantal toepassingen communiceren de voorwerpen, neemt het netwerk daarvan kennis en kan het de passende beslissingen nemen, bv. bij domotica: bio-herkenning van personen, openen van deuren, inwerkingstelling van voorzieningen voor het huis, verwarming, verluchting, veiligheidswaarschuwingen voor kinderen, enz.

3.3.6

Toegang tot bepaalde apparatuur of informatie kan afhankelijk worden gemaakt van vingerafdruk- of vormherkenning.

3.4   Alomtegenwoordigheid van netwerken en privacy, veiligheid

3.4.1

Deze dataverwerking kan de risico's op inbreuken op de privacy of de vertrouwelijkheid aanzienlijk verhogen en de betrekkingen tussen klanten en leveranciers van goederen of diensten beïnvloeden. Voor een goede werking van een ambient internet dienen netwerken immers te beschikken over massa's persoonsgegevens, vertrouwelijke en privé-gegevens, bv. bij medische toepassingen.

3.4.2

De vraag dient gesteld te worden of de huidige rechtsinstrumenten van de EU voor gegevensbescherming wel zijn toegesneden op de netwerken van de nabije toekomst.

3.4.3

Indien de bescherming en vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens niet worden versterkt, zou het ambient netwerk een instrument voor volledige transparantie van personen kunnen worden (vergelijkbaar met het Europese identificatiesysteem voor huisdieren).

3.4.4

Het is vooral zaak toe te zien op koppeling van verspreide gegevens; deze koppeling moet worden geregeld indien het om voorwerpen gaat, en verboden indien het om personen gaat. Voordat gegevens worden verspreid, moeten ze eerst anoniem zijn gemaakt. Hiermee worden de argumenten ontkracht van degenen die weigeren sociologische gegevens mee te delen met als voorwendsel dat dit een inbreuk op de privacy zou vormen. Er is geen voorafgaande toestemming van de betrokkenen nodig als de gegevens anoniem zijn gemaakt en vervolgens vóór publicatie van de resultaten in statistieken zijn verwerkt.

3.4.5

Vertrouwelijke gegevens, die juridisch moeten worden gedefinieerd, dienen via krachtige versleuteling te worden beschermd zodat alleen gemachtigde personen (of computers) er toegang toe hebben.

3.4.6

De Commissie erkent dat de vraag of krachtiger en weldra op ruime schaal gebruikte ultrahoge frequenties schadelijk of riskant zijn, onbeantwoord blijft.

3.4.7

De huidige wetgeving betreffende de bescherming van werknemers tegen elektromagnetische golven zal ongetwijfeld ontoereikend zijn in geval van permanente blootstelling aan hoge en ultrahoge frequenties. De onderzoeken naar de mogelijke gevolgen van het gebruik van mobiele telefoons voor de gezondheid van gebruikers hebben geen uitsluitsel gegeven. Er moet dringend meer vaart worden gezet achter en meer werk worden gemaakt van onderzoek naar risico's en mogelijke bescherming ertegen, voordat er een wildgroei ontstaat aan bepaalde types tags van de nieuwe generatie (9).

3.4.8

Er moeten zo niet wereldwijde dan toch Europese regels voor het gebruik van RFID-tags worden opgesteld waarbij prioriteit wordt gegeven aan de bescherming van de privacy. Daarbij moet misschien verder worden gekeken dan alleen naar „natuurlijke personen”. De huidige wetgeving wordt immers niet overal op gelijke wijze toegepast en bestrijkt evenmin alle gevallen van huidig en toekomstig gebruik van RFID-tags en het internet van dingen.

3.5   Het internet van de toekomst

3.5.1

Voor zover het mogelijk is middellangetermijnprognoses te maken op een gebied dat voortdurend in ontwikkeling is, zal het internet van de toekomst waarschijnlijk een combinatie zijn van web 3.0 en het internet van dingen.

3.5.2

Verschillende elementen van het internet van de toekomst zijn reeds grotendeels voorhanden, worden geperfectioneerd of beschikbaar gemaakt, zodat dit nieuwe internet binnenkort zijn debuut zal maken. Het zal een nieuw paradigma zijn dat de plaats en rol van alomtegenwoordige netwerken in het leven van de burgers alsook de economische groei op een nog moeilijk in te schatten schaal zal herdefiniëren. Een en ander kan een aanzienlijke maatschappelijke verandering met zich meebrengen, alsook een nooit eerder geziene bron van ontwikkeling vormen voor ondernemingen en landen die de materie beheersen, die m.a.w. tijdig de nodige investeringen hebben gedaan in onderzoek, opleiding, standaardisering, nieuwe diensten, enz. Op wereldschaal zou dit tot wijzigingen in de economische en wetenschappelijke krachtverhoudingen kunnen leiden. Dit is een uitdaging waar Europa niet omheen kan.

3.5.3

Het internet van dingen is ten slotte een samensmelting van de natuurlijke en de digitale wereld, van het reële en het virtuele. Intelligente voorwerpen (smart objects) worden opgenomen in het ambient netwerk waaraan zij ten volle deelnemen (alomvattend netwerk) en nemen er een veel grotere plaats in dan in web 2.0, het participatief „netwerk van personen”, dat op een hoger niveau in het verruimde netwerk zal opgaan.

3.5.4

M.b.t. dit nieuwe netwerk rijzen er ten slotte problemen van governance, gelet op de omvang ervan en de nieuwe inhouden, de naamgevingseisen die betrekking hebben op miljarden namen, en de universele normen die moeten worden gehanteerd. Thans zijn RFID-tags gebonden aan particuliere normen en handelsbetrekkingen met wereldwijde elektronische productcodes. Is dit evenwel nog bruikbaar bij volledige ontplooiing van het internet van de toekomst?

Brussel, 18 september 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  COM (2007) 96 final: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Radiofrequentie-identificatie (RFID) in Europa: maatregelen met het oog op een beleidskader”.

(2)  Zie „Towards an RFID policy for Europe” (Naar een beleid inzake radiofrequentie-identificatie voor Europa), notulen van het seminar, ed. Maarten VAN de VOORT en Andreas LIGTVOET, 31 augustus 2006.

(3)  Zo is er het EESC-advies „Radiofrequentie-identificatie (RFID)” (rapporteur: MORGAN), PB C 256 van 27 oktober 2007, blz. 66 (TEN/293).

(4)  Mededeling „Europa's digitale toekomst voorbereiden — Middenevaluatie van i2010” (COM(2008) 199 final).

(5)  Internet protocol version 6.

(6)  Hypertext Transfer Protocol (HTTP) is een communicatieprotocol voor het doorgeven van informatie op intranetten en het World Wide Web. Oorspronkelijk was het doel ervan te voorzien in een methode om hypertekst op het internet te publiceren en op te halen.

(7)  Radio Frequency IDentification.

(8)  De universiteit van Stanford start een nieuw onderzoekscentrum, het „Pervasive Parallelism Lab”, dat wordt gefinancierd door de grootste informaticabedrijven van de VS, waaronder HP, IBM en Intel.

(9)  Uit een Brits wetenschappelijk onderzoek van verschillende jaren is gebleken dat mobiele telefoons onschadelijk zijn; de studie is beschikbaar op:

http://www.mthr.org.uk


Top