EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE0499

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan inzake volwasseneneducatie — Het is nooit te laat om te leren COM(2007) 558 final

PB C 204 van 9.8.2008, p. 89–94 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/89


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan inzake volwasseneneducatie — Het is nooit te laat om te leren

COM(2007) 558 final

(2008/C 204/19)

De Europese Commissie heeft op 27 september 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan inzake volwasseneneducatie — Het is nooit te laat om te leren

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 februari 2008 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw HEINISCH, co-rapporteurs mevrouw LE NOUAIL MARLIÈRE en de heer RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO.

Het Comité heeft tijdens de op 12 en 13 maart 2008 gehouden 443e zitting (vergadering van 13 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 117 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC verheugt zich erover dat de Europese Commissie met haar actieplan inzake volwasseneneducatie „Het is nooit te laat om te leren” voor het eerst aandacht geeft aan een nieuw aspect van haar werkprogramma inzake onderwijsbeleid; het steunt het plan onder voorbehoud van de in dit advies geformuleerde opmerkingen.

1.2

Het Comité verheugt zich erover dat de Europese steunprogramma's inzake volwasseneneducatie 13 jaar na hun invoering voor het eerst een afzonderlijke werkbasis krijgen. Volgens de Commissie werd met de mededeling over volwasseneneducatie (1), die aan het actieplan voorafgaat, een tweeledige doelstelling nagestreefd: de voorbereiding van enerzijds het Grundtvig-steunprogramma (2) en anderzijds een daaraan gerelateerd actieplan inzake volwasseneneducatie.

1.3

Het Comité betreurt dat de ontwikkeling van niet-beroepsgerichte volwasseneneducatie en van formeel en informeel leren met het oog op persoonlijke ontplooiing en versterking van actief burgerschap, die voor beroepsbeoefenaars en andere burgers van even groot belang is, in dit eerste plan nog niet centraal staat. Wel wordt er in het actieplan zeer veel aandacht besteed aan de bekende en door het Comité onderschreven doelstellingen inzake betere Europese samenwerking op het gebied van beroepsopleiding.

1.4

Het EESC dringt erop aan dat ook met het oog op de bijzondere leerbehoeften van vrouwen en mannen die geen beroepsactiviteit uitoefenen, aantrekkelijke raamvoorwaarden worden geschapen om deze personen „actief te betrekken” bij levenslang leren.

1.5

Gelet op de demografische veranderingen zijn tal van veranderingen in de organisatie en de thematiek van de volwasseneneducatie noodzakelijk.

1.6

Het Comité zou graag zien dat, met aandacht voor alle onderwijsterreinen, wordt nagegaan waarom de verschillende niveaus die voor onderwijsbeleid bevoegd zijn, zich nog steeds op jonge volwassenen toespitsen en op basis daarvan de taken verdelen die elkaar deels ook overlappen. Het stelt daarom voor in alle lidstaten en op Europees niveau in specifieke structuren voor volwasseneneducatie te voorzien.

1.7

Het EESC beklemtoont dat een en ander er niet toe mag leiden dat kleinschaliger initiatieven en instellingen voor volwasseneneducatie nog meer gemarginaliseerd of zelfs verdrongen worden. Zij moeten integendeel kracht worden bijgezet.

1.8

Volwasseneneducatie mag niet in de eerste plaats worden opgevat als compensatie voor een onvoldoende doeltreffend formeel opleidingssysteem. Het is onrustwekkend dat het aantal personen dat de school voortijdig verlaat, tot meer dan 15 % van de bevolking opgelopen is. Het Comité roept de lidstaten en de Commissie dan ook op werk te maken van sociaal-pedagogische hervormingen van de onderwijsstelsels op basis van de talrijke goede praktijkvoorbeelden in Europa en de OESO-landen.

1.9

Het Comité verzoekt de Europese Commissie een begeleidend gendermainstreaming-plan uit te werken.

1.10

Het betreurt dat de Commissie zich niet duidelijk uitspreekt over de noodzakelijke investeringen.

1.11

Het zou graag zien dat meer rekening wordt gehouden met de territoriale dimensie van volwasseneneducatie en de bijdrage daarvan aan de sociale samenhang, met name in afgelegen gebieden.

1.12

Het is er niet over te spreken dat er geen gewag wordt gemaakt van de bijzondere, op volwassenen gerichte onderwijs- en leervormen in volkshogescholen („Heimvolkshochschule”) die op transregionaal en Europees niveau actief zijn.

1.13

Het pleit voor nieuw opgezette, multifunctionele centra voor volwasseneneducatie op lokaal niveau die ook aandacht schenken aan nieuwe technologieën en e-learning.

1.14

Het EESC ijvert voor menswaardige arbeidsvoorwaarden (decent work) voor leerkrachten en administratief personeel in de sector van de volwasseneneducatie, alsook voor behoorlijke (bij)scholingsvoorwaarden die voor alle volwassenen toegankelijk zijn.

1.15

In het kader van het actieplan dringt het aan op een haalbaarheidsstudie voor de ontwikkeling van specifieke Europese infrastructuur voor onderzoek en voortgezette opleiding in de sector van de volwasseneneducatie. Er moet daarbij ook absoluut werk worden gemaakt van specifieke methodes en verspreiding ervan.

1.16

Het Comité pleit voor bevordering van Europese „festivals van het leren” als bijdrage aan de internationale beweging met als motto „leren is een feest” en beveelt aan Europese informatie- en motivatiecampagnes op te zetten die het leren voor volwassenen aantrekkelijker kunnen maken.

1.17

Het stelt de Europese Commissie voor in de toekomst meer aandacht te schenken aan de internationale dimensie van volwasseneneducatie en het Comité bij deze ontwikkelingen te betrekken. Het Comité zou graag deelnemen aan de Europese voorbereidingen voor de volgende internationale VN-conferentie over volwasseneneducatie (CONFINTEA VI) 2009 in Brazilië.

1.18

Het EESC verheugt zich over de inspanningen van de Europese Commissie voor totstandbrenging van een Europees bestand van kerngegevens en meer convergentie in de gebruikte taal; het betreurt evenwel dat er geen specifieke prioriteiten voor volwasseneneducatie bij de geplande indicatoren zijn aangegeven.

2.   Conclusies en aanbevelingen

2.1

Volwasseneneducatie heeft in vele Europese landen een lange geschiedenis. Wegens de banden met sociale bewegingen als de arbeidersbeweging, de beweging voor vrouwenrechten, nationale bewegingen en bewegingen voor het stemrecht, werd volwasseneneducatie zelfs lange tijd geassocieerd met sociale en emancipatiedoelstellingen. In tal van Europese landen werden vormingscentra en volkshogescholen („Heimvolkshochschulen”) met een zowel culturele als pedagogische dimensie opgericht om in eerste instantie de persoonlijke ontplooiing en de maatschappelijke inzet te stimuleren. In de loop der tijd kwamen daar nog centra voor „tweedekansonderwijs”, beroepsopleidingen en hogescholen bij, die bewust gericht waren op tot dusver op onderwijsgebied benadeelde groepen van de bevolking.

2.2

Op Europees niveau stonden beroepsopleidingen lange tijd in het brandpunt van de belangstelling door de oprichting van comités en gespecialiseerde instellingen als het CEDEFOP en de Europese Stichting voor opleiding. Reeds sinds de jaren 70 werden Europese programma's opgesteld en uitgevoerd voor verbetering van het onderwijs voor mensen met een handicap, migranten, jongeren zonder diploma of beroepsattest, alsook voor bevordering van gelijke kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt. In het CEDEFOP werden daarbij goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld en geëvalueerd.

2.3

Pas via het beleid voor levenslang leren opende de Europese Commissie een aantal mogelijkheden voor tot dusver verwaarloosde sectoren als volwasseneneducatie, die in het kader van het onderwijsbeleid stiefmoederlijk werd behandeld. De invoering van bijzondere steunprogramma's voor kwaliteitsverbetering en innovatie, die ook op volwasseneneducatie betrekking hadden (1995 en later), heeft samen met het Europese Jaar van levenslang leren 1996 en de beginselen van de strategie voor een leven lang leren in de conclusies van de Raad van 20.12.1996 de aanzet gegeven voor een nieuwe fase van uitgebreide politieke activiteit. Op 30 oktober 2000 heeft de Europese Commissie het Memorandum over levenslang leren gepubliceerd, dat een strategie voor de ontwikkeling van een systeem voor een leven lang leren voorstelt en de discussie opent over zes kernboodschappen met betrekking tot de doelstellingen van het systeem voor een leven lang leren (3).

2.4

In het kader van de Lissabonstrategie kan worden gewezen op de besluiten van de Raad over levenslang leren (4) en op het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (5) dat in zijn eerste fase nog geen bijzondere aandacht had voor volwasseneneducatie. Ter ondersteuning van een gemeenschappelijk Europees beleid inzake beroepsopleiding werd in het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” ook nog het „proces van Kopenhagen” gelanceerd, waarvan de eerste fase met het communiqué van Helsinki eind 2006 werd afgesloten (6).

2.5

Het hogeschoolbeleid maakte weliswaar deel uit van het werkprogramma, maar was in het kader van het Bologna-proces sinds 1999 toegespitst op grondige herstructureringen ten gunste van een „Europese hogeschoolruimte”, waardoor de openstelling van hogescholen voor benadeelde doelgroepen en hun opdracht om voortgezette opleiding te verstrekken op universitair niveau, voorlopig op de achtergrond raakten.

2.6

Naast de activiteiten in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” werd de laatste jaren werk gemaakt van een geïntegreerde bevordering van volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven (7) op Europees niveau; een soortgelijk initiatief voor volwassenen van verschillende leeftijden bestaat voorlopig nog niet.

2.7

Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid (8), alsook de mededeling van de Europese Commissie over „Een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering” (9)openen indirect ook nieuwe perspectieven voor volwasseneneducatie.

2.8

Het EESC heeft de activiteiten van de Europese Commissie op het gebied van levenslang leren de laatste jaren steeds toegejuicht en er in zijn adviezen zijn steun voor uitgesproken.

3.   Samenvatting van het actieplan

3.1

Het actieplan inzake volwasseneneducatie „Het is nooit te laat om te leren” sluit aan bij de mededeling van de Commissie over „Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren” (10). Het actieplan op Europees niveau is toegespitst op vijf kernpunten: verbetering van de governancestructuren, met inbegrip van kwaliteit, doelmatigheid en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de volwasseneneducatie, leerondersteuning en erkenning van leerresultaten.

3.2

Het plan moet bijdragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de eerder gepubliceerde Commissiemededeling (11), nl. obstakels voor toegang uit de weg ruimen, kwaliteit en doeltreffendheid van de sector verhogen, erkenning en validatie versnellen, voldoende investeringen garanderen en monitoring van de volwasseneneducatiesector.

3.3

Het actieplan richt zich op degenen die door hun geringe geletterdheid, hun ontoereikende beroepskwalificaties en/of hun onvermogen weinig vooruitzichten hebben op succesvolle integratie in de maatschappij.

4.   Algemene opmerkingen

4.1

Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie met een eerste actieplan inzake volwasseneneducatie voor de periode 2007-2010 is gekomen. Het onderschrijft dit actieplan ten volle mits met de in dit advies geformuleerde opmerkingen rekening wordt gehouden. Met het actieplan wordt andermaal aangegeven dat het politieke werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” ook gericht is op volwasseneneducatie ter bevordering van de sociale samenhang, actief burgerschap, een rijk gevuld privé- en beroepsleven, een groot aanpassingsvermogen en inzetbaarheid.

4.2

Het Comité waarschuwt voor overlapping met de doelstellingen voor beroepsopleiding in het kader van het „Kopenhagen-proces”, de Europese richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 2005-2008, het Europees Sociaal Fonds en het Leonardo-steunprogramma voor beroepsopleiding, hetgeen van weinig doeltreffendheid getuigt. In deze context wordt bijzondere aandacht geschonken aan de ontwikkeling van informatie- en adviesdiensten, de validatie van informeel verworven competenties, de ontwikkeling en toepassing van het Europees kwalificatiekader en de governance in beroepsopleidingscentra.

4.3

Het EESC bevestigt andermaal zijn standpunt dat alle burgers van Europa behoefte hebben aan levenslange toegang tot volwasseneneducatie met een moderne aanpak. Iedereen moet in de loop van zijn leven nieuwe competenties kunnen verwerven en bestaande vaardigheden kunnen vernieuwen of bijstellen. Onze beroepsactiviteiten en ons leven worden ook beïnvloed door de demografische veranderingen, de klimaatverandering, de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en de uitdagingen en kansen die met de globalisering gepaard gaan. Met het oog op deze veranderingen zijn ook volledig nieuwe kennis en vaardigheden vereist, die volwassenen van verschillende leeftijden nog niet hebben kunnen verwerven op school of tijdens hun opleiding of studies.

4.4

Er is daarom een geïntegreerd raamwerk nodig, dat van de nodige visionaire kracht getuigt en alle leermogelijkheden en -behoeften van volwassenen bestrijkt. Het Comité heeft steeds geijverd voor het scheppen van leermogelijkheden voor iedereen, ook voor mensen met een handicap. Aldus ontstaat er een veelheid van synergieën voor alle betrokkenen. Ook intergenerationeel en intercultureel leren, alsook leren in verschillende talen worden bevorderd.

4.5

Het EESC zou graag zien dat de Commissie, in aansluiting op haar actieplan, door een groep deskundigen op het vlak van volwasseneneducatie een gendermainstreaming-plan laat opstellen, met inbegrip van positieve acties, in een levenslang perspectief.

4.6

Het Comité verwijst naar het Europese referentiekader voor kerncompetenties (12) die iedere volwassene ook moeten kunnen verwerven. Daarbij wordt steeds weer verwezen naar een aantal centrale begrippen die ook op het gebied van volwasseneneducatie een inspiratiebron kunnen vormen voor nieuwe organisatiewijzen en innovatieve onderwijsmethoden: kritisch denken, creativiteit, zin voor initiatief, probleemoplossing, beoordeling van risico's, besluitvorming en emotional intelligence.

4.7

Het zou graag zien dat de Commissie nagaat of het actieplan inzake volwasseneneducatie kan worden opgesmukt met een aantrekkelijk jaarlijks Europees festival van het leren en met informatie- en bewustmakingscampagnes over levenslang leren in de gesproken en geschreven pers. Het dringt er bij de Commissie op aan rekening te houden met de behoefte aan straathoekwerk, dat kan helpen om personen die niet gewend zijn te studeren toch tot studeren aan te zetten. Persoonlijke contacten van straathoekwerkers met maatschappelijk kansarmen passen goed in het streven om het opleidingsniveau te verhogen, het aanpassingsvermogen van iedereen te vergroten en levenslang leren voor iedereen mogelijk te maken.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1

Het EESC verheugt zich erover dat in het actieplan bij het begin (punt 1) niet alleen de doelstelling van een concurrerende kenniseconomie in het licht wordt gesteld maar ook het vooruitzicht van een kennismaatschappij voor iedereen wordt onderbouwd, met aandacht voor sociale integratie en sociale samenhang. Het is dan ook van mening dat bij de analyse van de behoeften aan voortgezette opleiding en van de mogelijkheden tot integratie via levenslang leren, ook de sociale partners, ondernemingen en maatschappelijke organisaties die op lokaal vlak actief zijn, moeten worden betrokken, samen met de volwassenen die op onderwijsvlak benadeeld zijn en hun gezinnen.

5.1.1

Het EESC beklemtoont dat ter ondersteuning van de door de Commissie genoemde „laaggekwalificeerde” categorieën niet alleen veranderingen bij de betrokkenen zelf nodig zijn maar ook de nog steeds bestaande leerobstakels weggewerkt moeten worden. Bij het kiezen van de doelgroepen wordt er in het actieplan te weinig aandacht geschonken aan de onderwijsobstakels voor personen die op meer dan één vlak benadeeld zijn, mensen die in armoede leven, of in afgelegen gebieden, tehuizen, inrichtingen en gesloten instellingen verblijven.

5.1.2

Het EESC waarschuwt voor het gevaar van verdere segregatie gelet op de lokale en transregionale „handel” in dienstverleningen voor deze volwassenen, bv. bij aanbestedingen voor specifieke onderwijsmaatregelen van arbeids- en sociale administraties. Volgens hem zouden volwassenen zich nog meer aangesproken voelen door opleidingsmogelijkheden indien hun tijdens de opleiding degelijke informatie zou worden verstrekt over de situatie op de lokale en transregionale arbeidsmarkt en indien zij niet de jure of de facto door leeftijdsbeperkingen zouden worden verhinderd toegang te krijgen tot een baan.

5.1.3

Het Comité beklemtoont dat de taal- en culturele diversiteit die migranten uit Europese en niet-Europese landen inbrengen, een grote rijkdom voor Europa betekenen. Er moet verder werk worden gemaakt van de erkenning van diploma's en getuigschriften van landen in Europa en daarbuiten. Opgemerkt zij dat de zeer uiteenlopende juridische status van migranten (bv. asielzoekers, erkende vluchtelingen, Europese arbeidsmigranten, personen uit derde landen, enz.) vaak ofwel een belemmering vormt voor toegang tot voortgezette opleiding, ofwel in andere gevallen aanleiding geeft tot verplichte onderwijsmaatregelen zoals taalcursussen.

5.1.4

Het EESC betreurt dat er uit de demografische veranderingen geen duidelijke conclusies worden getrokken wat betreft de mogelijkheden inzake levenslang leren voor oudere generaties die niet meer actief zijn in het beroepsleven. In dit verband verwijst het naar de talrijke aanbevelingen ter zake in zijn initiatiefadvies over de demografische veranderingen (13). Daarin wordt duidelijk aangegeven dat mensen van alle leeftijden zich zowel in hun privé- als beroepsleven moeten blijven bijscholen, teneinde deze ontwikkeling mee te beïnvloeden, tegenover anderen verantwoordelijkheid op te nemen en zo lang mogelijk een zelfstandig leven te leiden. In vele sectoren zijn aanvullende kwalificaties nodig, in andere worden volledig nieuwe diensten ontwikkeld waarvoor tijdig (voortgezette) opleidingen moeten worden georganiseerd.

5.1.5

In samenhang met dit actieplan zou het Comité ook graag zien dat rekening wordt gehouden met lerenden met bijzondere behoeften en dat actief wordt tegemoetgekomen aan de specifieke behoeften van mensen met een handicap, met name via maatregelen om hun integratie in reguliere onderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's te bevorderen (14) en om de toegang tot afstandsonderwijs, ook in de vorm van e-learning, te ontwikkelen.

5.1.6

Het EESC is er niet over te spreken dat de persoonlijke leerbehoeften van volwassenen die niet economisch actief zijn maar zich inzetten voor de gemeenschap of de samenleving, onvoldoende aandacht krijgen. Zij beschikken vaak niet over de nodige middelen om toegang tot volwasseneneducatie te krijgen.

5.1.7

Het pleit ervoor dat het hele formele onderwijsstelsel zich meer openstelt voor de leerbehoeften van volwassenen. Het herhaalt daarom dat er „thans een eind moet worden gemaakt aan de voor onderwijs geldende leeftijdsgrenzen die door de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de Europese burgers werden opgelegd” (15). Passende vaardigheden die eventueel eerder zijn verworven, moeten worden erkend in het kader van open en flexibelere structuren van het formele onderwijsstelsel. Toegang voor iedereen tot computerapparatuur van onderwijsinstellingen zou levenslang leren en leren via internet kunnen bevorderen.

5.1.8

In het beleid voor hoger onderwijs is tot dusverre weinig aandacht besteed aan de bijscholingstaak van universiteiten en hogescholen. Ook instellingen voor hoger onderwijs hebben een verantwoordelijkheid op het gebied van levenslang leren. Het Comité benadrukt dat volwasseneneducatie in het hoger onderwijs en bijscholingsmogelijkheden voor hoogopgeleiden nauw gekoppeld dienen te worden aan de verdere ontwikkeling van de volwasseneneducatie en onderdeel dienen te vormen van een stelsel voor levenslang leren.

5.2

De algemene doelstelling van het actieplan inzake volwasseneneducatie moet zijn de vijf kernboodschappen van de Commissiemededeling „Een mens is nooit te oud om te leren” om te zetten. Het Comité maakt daarbij de kritische opmerking dat voor de vierde kernboodschap („toereikende investeringen”) helemaal geen actie wordt voorgesteld. Een desbetreffende actie moet evenwel absoluut in het plan worden opgenomen.

5.2.1

Het zou graag zien dat bedrijfsleven en staat daarbovenop ook voorzien in aantrekkelijke prikkels om verder te leren. Rendementsverwachtingen (punt 2.2 van het actieplan) van bijscholingscentra kunnen niet de enige motivering zijn om te komen tot gelijke kansen bij de toegang tot levenslang leren.

5.2.2

Bij de validering van informeel verworven competenties is er volgens het EESC nog geen sprake van een degelijke kostenraming. Voorzichtigheidshalve wijst het erop dat de verdere ontwikkeling van de volwasseneneducatie om deze reden niet op de helling mag worden gezet. Het Europees kwalificatiekader (16) en de nationale kwalificatiekaders die voor de erkenning van kwalificaties dienstig zijn, bevinden zich in verschillende lidstaten tijdens de looptijd van het actieplan 2007-2010 nog in een beginstadium van hun ontwikkeling).

5.2.3

Bovendien wijst het Comité met klem op de sociale en economische kosten die dermate grote bevolkingsgroepen met geringe algemene en beroepsopleiding op lange termijn met zich meebrengen.

5.2.4

Het Comité wijst erop dat aanwijzingen voor een welkome mogelijke openstelling van het ESF en het programma Levenslang leren uitgaan van aanzienlijke herschikkingen van middelen ten koste van de huidige prioriteiten, alsook van de terbeschikkingstelling door de lidstaten van eigen middelen voor volwasseneneducatie. Het merkt op dat slechts enkele landen en regio's in Europa in ruime mate gebruik kunnen maken van het ESF voor innovaties; zij kunnen er in de regel evenwel geen beroep op doen voor de financiering van volwasseneneducatie. De actuele herschikking van ESF-middelen in de nieuwe lidstaten zal ook tot beperkingen in andere regio's leiden.

5.3

Het EESC verheugt zich erover dat de Europese sociale partners en de ngo's, na hun deelname aan de raadplegingsprocedure (punt 1.1 van het actieplan) in de voorbereidende fase, ook zullen worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van het actieplan, en hun bijzondere expertise zullen kunnen inbrengen. Het EESC acht het met name van belang dat er gewerkt wordt aan menswaardige arbeidsvoorwaarden voor aanbieders van volwasseneneducatie en behoorlijke (bij)scholingsvoorwaarden die voor volwassen lerenden nieuwe kansen creëren; ongeacht of deze volwassenen zelf voor deze diensten betalen, moeten zij ook van hun consumentenrechten kunnen genieten.

5.4

Ook andere directoraten-generaal van de Europese Commissie en de bevoegde Europese instanties moeten bij de verdere uitwerking van het actieplan worden betrokken. Deze samenwerking zal de samenhang tussen doelstellingen en acties van de afzonderlijke directoraten-generaal bevorderen.

5.5

Het EESC is ermee ingenomen dat ook internationale organisaties bij de raadplegingen worden betrokken (punt 1.1 van het actieplan). Als volgende stap pleit het ervoor dat de Europese Commissie, samen met de betrokken directoraten-generaal, een aanvullend internationaal actieplan voor volwasseneneducatie opstelt.

5.6

Het dringt erop aan dat bij de vaststelling van regels inzake goed bestuur („governance”, punt 2.2 van het actieplan) in instellingen voor volwasseneneducatie, voldoende ruimte blijft voor veelheid en diversiteit, zodat ook kleinere instellingen die doelstellingen van algemeen belang nastreven, een grote culturele meerwaarde hebben of innovatieve werkmethoden hanteren, voor ondersteuning in aanmerking komen.

5.7

Volgens het EESC zijn modern uitgeruste multifunctionele lokale leercentra een conditio sine qua non voor goed bestuur (punt 2.2 van het actieplan).

5.7.1

Het Comité is ingenomen met de verwijzing naar nuttige „partnerschappen” (punt 2) in steden en regio's maar betreurt dat er geen concrete aanbevelingen worden geformuleerd m.b.t. de behoefte aan coördinatie bij de systematische territoriale ontwikkeling van volwasseneneducatie. In dit verband wordt ook verwezen naar het voorbeeldige initiatief „Lerende steden” en „Lerende regio's” (17) in Europa.

5.7.2

Het Comité pleit ervoor dat meer aandacht wordt geschonken aan de bouw van nieuwe, toekomstgerichte en aantrekkelijke leercentra voor alle volwassenen in alle Europese regio's, die dicht bij woongebieden moeten liggen. Bij volwasseneneducatie wordt van oudsher grotendeels gebruik gemaakt van lokalen die eigenlijk voor andere doeleinden zijn bedoeld en slechts voor beperkte tijd beschikbaar zijn.

5.7.3

Het Comité betreurt dat volkshogescholen („Heimvolkshochschule”) niet uitdrukkelijk bij het actieplan worden betrokken, hoewel zij op het gebied van didactische methoden als lichtbakens voor de Europese volwasseneneducatie kunnen worden beschouwd. Dankzij hun internaten zijn zij belangrijke ontmoetingsplekken voor mobiele lerenden en leerkrachten uit heel Europa. Zij hebben het laatste decennium beduidend minder ondersteuning gekregen; tal van (ook Europees geprofileerde) instellingen hebben de laatste jaren dan ook hun deuren moeten sluiten.

5.8

Het Comité zou graag zien dat de mogelijkheden en problemen van communicatietechnologieën bij de omzetting van het actieplan duidelijker tot uiting worden gebracht en in grotere mate in het actieplan worden meegenomen. Gebrekkige toegang tot informatietechnologieën is een van de factoren van sociale uitsluiting die aan belang toenemen. Zo heeft 46 % van de gezinnen in Europa geen internettoegang (18) en is 40 % van de Europeanen naar eigen zeggen onkundig op het gebied van het internet (19). Er is nog niet veel vooruitgang geboekt met de verdere openstelling van kosteloos toegankelijk leermateriaal voor alle volwassenen op het internet, terwijl tegelijkertijd reeds octrooien voor leermodellen worden besproken en aangevraagd (20).

5.9

Het EESC erkent dat werkgevers ook een groot deel van de volwasseneneducatie in Europa voor hun rekening nemen (punt 2.2 van het actieplan). Daarnaast wordt volwasseneneducatie ook gestimuleerd door vakverenigingen in hun eigen organisaties en in de bedrijven, bv. door het organiseren van lokale en transnationale cursussen in hun eigen organisaties en door het verstrekken van motiverend leeradvies en –begeleiding in bedrijven. In het actieplan moet er ook voor worden gezorgd dat er een evenwicht bestaat tussen het leeraanbod en billijke toegangsvoorwaarden voor alle lerenden.

5.10

Het Comité hecht aan het beginsel, ook in geval van basale ondersteuning van instellingen of ondersteuning van hun projecten door de overheid, dat niet mag worden geraakt aan de vrijheid van aanbieders van voortgezette opleidingen om zelfstandig leerplannen en -programma's op te stellen, noch aan hun recht om hun personeel vrij te kiezen, mits bepaalde normen inzake kwaliteit en doeltreffendheid in acht worden genomen.

5.11

Het onderschrijft de stelling dat lerenden een centrale plaats moeten krijgen in goed bestuur en dat „nauwe betrekkingen” met „organisaties van lerenden” wenselijk zijn. Voor de volwasseneneducatie volstaat dit evenwel niet.

5.11.1

In het actieplan wordt geen duidelijke melding gemaakt van participatie van volwassen lerenden en van hun belangenvertegenwoordiging in de volwasseneneducatie. De democratische rechten van jonge scholieren in formele onderwijsstelsels zijn in de meeste Europese landen thans wezenlijk beter verzekerd dan de rechten van lerenden in de volwasseneneducatie.

5.11.2

Het EESC stelt voor de eigen beoordeling van de lerenden bij evaluaties centraal te stellen. Er moet met name werk worden gemaakt van uitwisseling van op de vraag gebaseerde en op lerenden toegespitste modellen van kwaliteitsonderzoek en deze moeten prioriteit krijgen bij de invoering van nieuwe overheidsmaatregelen voor „bewaking” van de kwaliteit van de aanbieders (21).

5.11.3

Het Comité stelt voor ook bijzondere aandacht te schenken aan de bescherming van de rechten van volwassen gebruikers („consumenten”) van opleidingsdiensten die tegen betaling worden aangeboden. Hun rechten moeten verder worden uitgewerkt, bv. m.b.t. gevallen waarin de cursus moet worden onderbroken of wanneer de cursus niet voldoet, de data ervan worden gewijzigd of lessen worden geannuleerd. De aanbevelingen inzake passagiersrechten in Europa zouden hiervoor model kunnen staan.

5.12

Het EESC bevestigt dat de lidstaten en de Commissie meer aandacht zouden moeten schenken aan de opleiding (initiële opleiding en bij- en nascholing), de status en de beloning van personeel in de volwasseneneducatie (punt 3.2 van het actieplan).

5.12.1

Het erkent dat de sector van de volwasseneneducatie zeer soepel inzetbaar personeel nodig heeft, daar de lerenden steeds centraal staan, maar eist dan ook dat deze hoge flexibiliteitseisen gepaard gaan met een hoog niveau van sociale bescherming. De sociale partners zouden in begeleidende maatregelen kunnen voorzien om de onzekere situatie van leerkrachten te verhelpen en hun participatierechten te verbeteren.

5.12.2

Het Comité pleit ervoor dat bij de verbetering van de beroepsdeskundigheid niet alleen wordt gekeken naar de vaardigheden die nodig zijn om les te geven aan volwassenen, maar ook naar de competenties in een bepaald vakgebied, daar de leerresultaten daardoor wezenlijk beïnvloed worden.

5.12.3

Voorts moet werk worden gemaakt van analyses en aanbevelingen m.b.t. de status van vrijwilligers die zich maatschappelijk inzetten in de sector van de volwasseneneducatie.

5.13

Het EESC neemt nota van de prioritaire doelstelling om zo veel mogelijk volwassenen de mogelijkheid te geven „om op te klimmen in onderwijsniveau” (punt 3.3). De indeling van mensen en hun leerdoelstellingen naar onderwijsniveaus is in de algemene volwasseneneducatie slechts van beperkt nut, ook al moet natuurlijk in individuele cursussen bijzondere aandacht worden geschonken aan de samenhang met voorafgaande kennis. Er kan ook niet worden gegarandeerd dat mensen die een hoger formeel onderwijsniveau hebben bereikt, daardoor ook meer sociale erkenning of een baan zullen vinden. De mogelijkheid om zeer uiteenlopende lerenden te ontmoeten is hetgeen volwasseneneducatie zo aantrekkelijk maakt, en vormt, in economische termen, het „sociale kapitaal” ervan.

5.14

Er moet worden aangegeven welke indicatoren gepland zijn die ook rekening houden met niet-beroepsgerichte volwasseneneducatie, de territoriale verspreiding van deze diensten en, meer dan thans het geval is, de educatie van personen van alle leeftijden die geen beroepsactiviteit uitoefenen.

Brussel, 13 maart 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  „Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren” (COM(2006) 614 final)

(2)  De Deense N.F.S. Grundtvig die op het gebied van volwasseneneducatie actief was, inspireerde in de 19e eeuw met zijn democratische en sociale ideeën de beweging van de volkshogescholen („Heimvolkshochschule”). Vanaf 2001 heeft de EU-Commissie het tweede steunprogramma voor volwasseneneducatie, de Grundtvig-actie van het nieuwe Socrates-programma 2001-2006, naar hem genoemd.

(3)  SEC(2000) 1832, van 30.10.2000.

(4)  Resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren (PB C 163 van 9.7.2002).

(5)  Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa (PB C 142 van 14.06.2002).

(6)  Communiqué over de monitoring van de prioriteiten en strategieën van het proces van Kopenhagen, Helsinki, 5.12.2006, www.minedu.fi/export/sites/default/vet2006/pdf/Helsinki_Communiqué_de.pdf.

(7)  COM(2007) 498 final.

(8)  COM(2005) 596 final. Zie het EESC-advies in PB C 324 van 30.12.06 (rapporteur: mevrouw Le Nouail).

(9)  SEC(2007) 570 final.

(10)  COM(2006) 614 final.

(11)  Idem.

(12)  COM(2005) 548 final. Zie het EESC-advies over kerncompetenties in PB C 195 van 18.08.06 (rapporteur: mevrouw Herczog). Naast competenties in communicatie in de moedertaal en in vreemde talen, wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie, digitale competentie en leercompetentie worden ook sociale en civiele competentie, zin voor initiatief en ondernemerschap, cultureel bewustzijn en uitdrukkingsvermogen als gelijkwaardige competenties genoemd.

(13)  Zie het initiatiefadvies van het EESC van 15.9.2004 over het thema „In het vooruitzicht van het Zevende Kaderprogramma voor O&TO: de noodzaak van onderzoek naar demografische veranderingen — De kwaliteit van het bestaan van ouderen en technologische behoeften” — rapporteur: HEINISCH (PB C 74 van 23.3.2005).

(14)  Zie het EESC-advies van 10.02.2005 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren” — rapporteur: KORYFIDIS (PB C 221 van 08.09.05).

(15)  Idem.

(16)  COM(2006) 479 final. Zie in dit verband het EESC-advies van 30.05.2007 over een leven lang leren — rapporteur: Rodríguez García-Caro (PB C 175 van 27.07.2007)

(17)  Voorbeelden zijn opgenomen in de publicatie van DG onderwijs en cultuur van de Europese Commissie „European Networks to promote the local and regional dimension of lifelong learning” (het „R3L -initiatief”), maart 2003.

(18)  Gezinnen met minstens 1 persoon tussen 16 en 74 jaar oud, EU-27 (Eurostat, stand van zaken: 08/02/2008).

(19)  Personen van 16 tot 74 jaar oud, EU-27 (Eurostat, stand van zaken: 08/02/2008).

(20)  Bepalend is o.a. het besluit van de Raad over de „Benutting van de mogelijkheden van de informatiemaatschappij ten behoeve van sociale insluiting” (PB C 292 van 18.10.2001, blz. 6) maar de resultaten van de daaruit voortkomende activiteiten werden voor het actieplan niet geëvalueerd.

(21)  In Duitsland wordt de onafhankelijke stichting „Bildungstest” gesteund.


Top