EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0659

2006/659/EG: Beschikking van de Raad van 25 september 2006 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

PB L 272 van 3.10.2006, p. 15–16 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 200M van 1.8.2007, p. 1–2 (MT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/659/oj

3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/15


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 25 september 2006

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2006/659/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 27, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 7 april 2005, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om te mogen afwijken van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG.

(2)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 26 oktober 2005 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 27 oktober 2005 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk wil de derogatie vervangen die was vastgesteld bij Beschikking 86/356/EEG van de Raad van 21 juli 1986 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in verband met de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde op de kosten van motorbrandstoffen voor bedrijfsvoertuigen forfaitaire maatregelen toe te passen (2), op grond van welke beschikking het land bijzondere vereenvoudigingsmaatregelen mocht treffen om de btw ter zake van brandstofuitgaven voor auto's van de zaak die ook voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen. Dankzij deze procedure hoeven belastingplichtigen geen kilometeradministratie bij te houden om voor iedere auto het precieze bedrag aan btw te berekenen ter zake van het zakelijke en het privégebruik. De voorgestelde nieuwe regeling zal, net zoals de bestaande regeling, facultatief zijn voor belastingplichtigen.

(4)

De bestaande regeling is gebaseerd op het soort brandstof dat wordt gebruikt, en de motoromvang van de auto. Het Verenigd Koninkrijk wil deze regeling wijzigen en voortaan de CO2-uitstoot van de auto als grondslag nemen, omdat deze in evenredige verhouding staat tot het brandstofverbruik en dus ook tot de brandstofuitgaven. Dit betekent dat met een forfaitaire regeling volgens een schaal op basis van CO2-uitstoot hetzelfde doel, namelijk de belasting van de brandstofuitgaven van een onderneming voor het privégebruik van auto's van de zaak, kan worden bereikt. Tegelijkertijd verwacht het Verenigd Koninkrijk ook dat het de heffing voor privégebruik preciezer zal kunnen bepalen door de schaalverdeling te verfijnen in vergelijking met de huidige indeling.

(5)

Deze regeling heeft het Verenigd Koninkrijk effectief toegelaten de belastingheffing ter zake van brandstofuitgaven voor auto's van de zaak te vereenvoudigen en de voorgestelde regeling, die de CO2-uitstoot als grondslag heeft, zal eenzelfde effect hebben. In de nieuwe regeling zou nauwkeuriger rekening moeten worden gehouden met het privégebruik.

(6)

De machtiging moet worden beperkt in de tijd, zodat op basis van de tot op het bewuste tijdstip opgedane ervaring kan worden beoordeeld of de derogatie nog altijd gerechtvaardigd is.

(7)

Beschikking 86/356/EEG dient na zekere tijd te worden ingetrokken, doch in ieder geval op de datum van inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel, teneinde te vermijden dat er op hetzelfde ogenblik een machtiging is voor beide regelingen.

(8)

Het Verenigd Koninkrijk dient de Commissie de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel mee te delen zodra deze zijn aangenomen, en dient er zorg voor te dragen dat deze maatregel niet in werking treedt vóór 30 april 2007.

(9)

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om van 1 mei 2007 tot 31 december 2015 de btw ter zake van de brandstofuitgaven voor auto's van de zaak die voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde belasting wordt uitgedrukt in vaste bedragen, die worden vastgesteld op basis van het CO2-uitstootniveau van het voertuigtype, dat het brandstofverbruik weergeeft. Het Verenigd Koninkrijk past deze vaste bedragen jaarlijks aan aan de wijzigingen in de gemiddelde brandstofprijzen.

Artikel 3

De op basis van deze beschikking opgezette regeling is facultatief voor belastingplichtigen.

Artikel 4

Beschikking 86/356/EEG wordt ingetrokken op 30 april 2007.

Het Verenigd Koninkrijk deelt de Commissie de in artikel 1 bedoelde nationale bepalingen mee zodra deze zijn aangenomen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 25 september 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/69/EG (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9).

(2)  PB L 212 van 2.8.1986, blz. 35.


Top