ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 74

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
19 maart 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/402 van de Raad van 15 januari 2016 betreffende de sluiting en de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

1

 

 

Overeenkomst tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/404 van de Commissie van 18 maart 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/405 van de Commissie van 18 maart 2016 tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovoalbumine van oorsprong uit Oekraïne

30

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/406 van de Commissie van 18 maart 2016 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

32

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/407 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van België EGF/2015/007 — BE/Henegouwen-Namen glas)

34

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/408 van de Raad van 10 maart 2016 inzake de tijdelijke opschorting van de herplaatsing van 30 % van de verzoekers die aan Oostenrijk zijn toegewezen op grond van Besluit (EU) 2015/1601 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

36

 

*

Besluit (EU) 2016/409 van de Raad van 14 maart 2016 tot benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

38

 

*

Besluit (EU) 2016/410 van de Raad van 14 maart 2016 tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

39

 

*

Besluit (GBVB) 2016/411 van de Raad van 18 maart 2016 tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

40

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/412 van de Commissie van 17 maart 2016 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van essenhout van oorsprong uit of verwerkt in Canada (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 1635)

41

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 van de Commissie van 18 maart 2016 tot bepaling van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU ( 1 )

45

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/1


BESLUIT (EU) 2016/402 VAN DE RAAD

van 15 januari 2016

betreffende de sluiting en de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name artikel 37, en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 6, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft tijdens zijn zitting van 20 januari 2014 besloten de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheid (HV) op grond van artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te machtigen om overeenkomstig de procedure van artikel 218, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiliging van gegevens.

(2)

Ingevolge deze machtiging heeft de HV met de Raad van ministers van de Republiek Albanië onderhandelingen gevoerd over een overeenkomst inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens.

(3)

Die overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

J.R.V.A. DIJSSELBLOEM


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/3


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Raad van ministers van de Republiek Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

De Raad van ministers van de Republiek Albanië, hierna „Albanië” te noemen,

en

de Europese Unie, hierna „de EU” te noemen,

hierna „de partijen” te noemen;

OVERWEGENDE dat de partijen zich beide ten doel stellen hun eigen veiligheid op alle mogelijke manieren te versterken;

OVERWEGENDE dat de partijen het erover eens zijn dat onderlinge samenwerking over beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang geboden is;

OVERWEGENDE dat er in dit verband een voortdurende behoefte bestaat aan uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de partijen;

ONDERKENNENDE dat volledige en doeltreffende samenwerking en raadpleging inzage in en uitwisseling van gerubriceerde gegevens en aanverwant materiaal van de partijen kunnen vergen;

ZICH ERVAN BEWUST dat die inzage en uitwisseling van gerubriceerde gegevens en aanverwant materiaal vereisen dat passende beveiligingsmaatregelen worden genomen,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1.   Ter verwezenlijking van de doelstelling om de veiligheid van elk van beide partijen op alle mogelijke manieren te versterken, is deze overeenkomst tussen Albanië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (hierna „de overeenkomst” te noemen) van toepassing op gerubriceerde gegevens of gerubriceerd materiaal in welke vorm dan ook, verstrekt door of uitgewisseld tussen de partijen.

2.   Elke partij beschermt de van de andere partij ontvangen gerubriceerde gegevens tegen verlies of openbaarmaking zonder machtiging, volgens het bepaalde in deze overeenkomst en volgens de respectieve wet- en regelgeving van de partijen.

Artikel 2

In deze overeenkomst wordt onder „gerubriceerde gegevens” verstaan gegevens of materiaal in enige vorm:

a)

met betrekking waartoe door een van de partijen is bepaald dat deze/dit bescherming behoeven/behoeft tegen verlies of ongeoorloofde openbaarmaking die de belangen van Albanië of van de EU of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate zou kunnen schaden of benadelen, en

b)

waarop een rubriceringsmarkering is aangebracht overeenkomstig artikel 7.

Artikel 3

1.   De EU-instellingen en -entiteiten waarop deze overeenkomst van toepassing is, zijn: de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad”), het secretariaat-generaal van de Raad, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden (hierna „de EDEO”) en de Europese Commissie. In deze overeenkomst wordt hierna naar deze instellingen en entiteiten verwezen als „de EU”.

2.   Deze EU-instellingen en -entiteiten mogen uit hoofde van deze overeenkomst ontvangen gerubriceerde informatie delen met andere EU-instellingen en -entiteiten, zulks na schriftelijke instemming van de verstrekkende partij en behoudens passende waarborgen dat de ontvangende entiteit de informatie adequaat zal beschermen.

Artikel 4

Iedere partij zorgt ervoor dat zij beschikt over passende beveiligingssystemen en -maatregelen, gebaseerd op de grondbeginselen en minimumnormen voor beveiliging die zijn vastgelegd in haar wet- of regelgeving, en die worden weerspiegeld in de overeenkomstig artikel 12 vast te stellen beveiligingsregelingen, opdat er een gelijkwaardig beschermingsniveau geldt voor gerubriceerde gegevens krachtens deze overeenkomst.

Artikel 5

Iedere partij:

a)

beschermt gerubriceerde gegevens die krachtens deze overeenkomst worden verstrekt door of uitgewisseld met de andere partij, op een beschermingsniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het door de verstrekkende partij toegekende beschermingsniveau;

b)

draagt er zorg voor dat de krachtens deze overeenkomst verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde gegevens de beveiligingsrubricering behouden die door de verstrekkende partij daaraan is toegekend en niet lager worden gerubriceerd of gederubriceerd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verstrekkende partij. De ontvangende partij beschermt gerubriceerde gegevens volgens haar eigen beveiligingsvoorschriften inzake gegevens met een gelijkwaardige beveiligingsrubricering, zoals gespecificeerd in artikel 7;

c)

gebruikt de gerubriceerde gegevens niet voor andere doeleinden dan die welke door de afzender zijn vastgesteld of waarvoor de gegevens zijn verstrekt of uitgewisseld;

d)

maakt de gerubriceerde gegevens niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verstrekkende partij openbaar aan derden;

e)

verschaft particulieren geen toegang tot dergelijke gerubriceerde gegevens, tenzij voor hen een noodzaak van kennisname geldt en zij aan een passend veiligheidsonderzoek zijn onderworpen overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving van de ontvangende partij;

f)

voorziet in een passende veiligheidscertificering voor locaties waar verstrekte gerubriceerde gegevens worden verwerkt en bewaard, en

g)

zorgt ervoor dat alle personen met toegang tot gerubriceerde gegevens op de hoogte zijn van hun verantwoordelijkheid om deze te beschermen overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving.

Artikel 6

1.   Gerubriceerde gegevens worden openbaar gemaakt of vrijgegeven overeenkomstig het beginsel van instemming door de afzender.

2.   De ontvangende partij besluit per geval tot bekendmaking of vrijgave van de gerubriceerde gegevens aan andere ontvangers dan de partijen, zulks na schriftelijke instemming van de verstrekkende partij en overeenkomstig het beginsel van instemming door de afzender.

3.   Algemene vrijgave is alleen mogelijk indien tussen de partijen procedures inzake bepaalde categorieën van gegevens zijn overeengekomen die aan hun specifieke behoeften beantwoorden.

4.   Niets in deze overeenkomst verplicht de partijen tot onderlinge vrijgave van gerubriceerde gegevens.

5.   Gerubriceerde gegevens krachtens deze overeenkomst mogen, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de verstrekkende partij, worden verstrekt aan een aannemer of potentiële aannemer. Voorafgaand aan de vrijgave vergewist de ontvangende partij zich ervan dat de aannemer of potentiële aannemer de gegevens kan beschermen en dat hij aan een passend veiligheidsonderzoek wordt onderworpen.

Artikel 7

Met het oog op een gelijkwaardig niveau van bescherming voor door de partijen verstrekte of tussen de partijen uitgewisselde gegevens komen de beveiligingsrubriceringen als volgt overeen:

EU

Albanië

TRES SECRET UE/EU TOP SECRET

TEPËR SEKRET

SECRET UE/EU SECRET

SEKRET

CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL

KONFIDENCIAL

RESTREINT UE/EU RESTRICTED

I KUFIZUAR

Artikel 8

1.   De partijen dragen er boven op de noodzaak van kennisname van artikel 5, letter e), zorg voor dat personen die bij het vervullen van hun officiële werkzaamheden toegang dienen te hebben tot in het kader van deze overeenkomst verstrekte of uitgewisselde, als CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of KONFIDENCIAL of hoger gerubriceerde gegevens, of wier werkzaamheden of taken hen in staat stellen daar toegang toe te krijgen, aan een gedegen veiligheidsonderzoek worden onderworpen voordat zij toegang krijgen tot dergelijke gegevens.

2.   Veiligheidsonderzoekprocedures zijn van dien aard dat kan worden bepaald of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, inzage kan krijgen in gerubriceerde gegevens.

Artikel 9

De partijen verlenen elkaar bijstand op het gebied van de beveiliging van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst en van beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang. De in artikel 12 genoemde autoriteiten overleggen met elkaar over beveiligingsaangelegenheden en leggen onderling evaluatiebezoeken af, teneinde de doeltreffendheid van de onder hun verantwoordelijkheid ressorterende en ingevolge datzelfde artikel vast te stellen beveiligingsregelingen te beoordelen.

Artikel 10

1.   In het kader van deze overeenkomst geldt het onderstaande:

a)

wat de EU betreft, wordt alle correspondentie gericht aan het hoofd postregistratie van de Raad en door hem doorgestuurd aan de lidstaten en de in artikel 3 bedoelde instellingen of entiteiten, onverminderd lid 2;

b)

wat Albanië betreft, wordt alle correspondentie via de EU-delegatie in Albanië gericht aan het Central Registry van het Classified Information Security Directorate.

2.   Bij wijze van uitzondering kan de correspondentie van een partij waartoe slechts bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van deze partij toegang hebben, om operationele redenen gericht worden aan — en uitsluitend toegankelijk zijn voor — bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van de andere partij, die daartoe uitdrukkelijk als ontvangers zijn aangewezen, gelet op hun bevoegdheden en volgens de noodzaak van kennisneming. Wat de EU betreft, wordt de doorzending van deze correspondentie verzorgd door respectievelijk het hoofd postregistratie van de Raad, het hoofd postregistratie van de EDEO of het hoofd postregistratie van de Europese Commissie. Wat Albanië betreft, wordt de doorzending van deze correspondentie verzorgd door het Central Registry van het Classified Information Security Directorate.

Artikel 11

Het Central Registry van het Classified Information Security Directorate, de secretaris-generaal van de Raad, het voor beveiligingsvraagstukken bevoegde lid van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid houden toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 12

1.   Ter uitvoering van deze overeenkomst stellen de hieronder aangewezen bevoegde beveiligingsautoriteiten, die elk handelen onder de leiding van en namens hun hiërarchische meerderen, onderlinge beveiligingsregelingen in, teneinde de normen voor de wederzijdse bescherming van gerubriceerde gegevens krachtens deze overeenkomst vast te stellen:

enerzijds het Classified Information Security Directorate van Albanië, en

anderzijds

i)

de Dienst beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad;

ii)

Directoraat HR.DS — het Directoraat beveiliging van de Europese Commissie, en

iii)

het directoraat Beveiliging van de EDEO.

2.   Voordat de partijen uit hoofde van deze overeenkomst gerubriceerde gegevens aan elkaar verstrekken of met elkaar uitwisselen, dienen de in lid 1 bedoelde bevoegde beveiligingsautoriteiten te besluiten dat de ontvangende partij in staat is deze gegevens overeenkomstig de op grond van dat lid vast te stellen beveiligingsregelingen te beschermen.

Artikel 13

1.   De in artikel 12 bedoelde bevoegde autoriteit van de partijen informeert de bevoegde autoriteit van de andere partij onverwijld over elk bewezen of vermoedelijk geval van ongeoorloofde openbaarmaking of verlies van gerubriceerde gegevens die door die partij zijn verstrekt. De bevoegde autoriteit stelt een onderzoek in, zo nodig met steun van de andere partij, en brengt aan deze verslag uit over de resultaten.

2.   De in artikel 12 bedoelde autoriteiten stellen de procedures vast die in die gevallen moeten worden gevolgd.

Artikel 14

Elke partij draagt de kosten die zij ter uitvoering van deze overeenkomst heeft gemaakt.

Artikel 15

Niets in deze overeenkomst doet afbreuk aan bestaande overeenkomsten of regelingen tussen de partijen of aan overeenkomsten tussen Albanië en lidstaten van de EU. Deze overeenkomst belet de partijen niet andere overeenkomsten betreffende de verstrekking of uitwisseling van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst te sluiten, mits deze niet onverenigbaar zijn met de verplichtingen krachtens deze overeenkomst.

Artikel 16

Geschillen tussen de partijen die voortkomen uit de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst, worden in onderhandelingen tussen de partijen behandeld. Tijdens die onderhandelingen blijven beide partijen al hun verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst naleven.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na die waarin de partijen elkaar hebben kennisgegeven van de voltooiing van de daartoe vereiste interne procedures.

2.   Elke partij stelt de andere partij in kennis van eventuele wijzigingen in haar wet- en regelgeving die gevolgen zouden kunnen hebben voor de bescherming van de in deze overeenkomst bedoelde gerubriceerde gegevens.

3.   Deze overeenkomst kan, op verzoek van een van beide partijen, ter overweging van mogelijke wijzigingen opnieuw in behandeling worden genomen.

4.   Wijzigingen van deze overeenkomst komen uitsluitend schriftelijk en in onderlinge overeenstemming tussen de partijen tot stand. Zij treden in werking na wederzijdse kennisgeving als bedoeld in lid 1.

Artikel 18

Deze overeenkomst kan door een van de partijen worden beëindigd middels een schriftelijke kennisgeving van beëindiging aan de andere partij. De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij, maar is niet van invloed op verplichtingen welke reeds uit hoofde van deze overeenkomst zijn aangegaan. Inzonderheid blijven volgens deze overeenkomst verstrekte of uitgewisselde gegevens onderworpen aan bescherming volgens het bepaalde in deze overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

Opgesteld te Tirana op drie maart tweeduizend zestien, in twee exemplaren, één in het Engels en één in het Albanees. In geval van een geschil heeft de Engelse tekst voorrang.

Voor de Europese Unie

Voor de Raad van ministers van de Republiek Albanië


VERORDENINGEN

19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/8


VERORDENING (EU) 2016/403 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG (1) van de Raad, en met name artikel 6, lid 2,

Gezien Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG (2) van de Raad, en met name artikel 9, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1071/2009 dient de Commissie een lijst op te stellen van categorieën en soorten ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie, met inbegrip van de zwaarte daarvan, die, naast die welke zijn vastgesteld in bijlage IV bij die verordening, kunnen leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van de vervoersonderneming of de vervoersmanager.

(2)

Daartoe dient de Commissie de ernst van de inbreuken vast te stellen in het licht van het eventuele risico op overlijden of ernstige verwondingen dat de inbreuken inhouden en dient zij vast te stellen boven welke frequentie herhaalde inbreuken als ernstiger worden beschouwd.

(3)

De lijst van de categorieën en soorten ernstige inbreuken en de zwaarte daarvan moet inbreuken op de wetgeving van de Unie bevatten in verband met de gebieden die zijn vermeld in artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1071/2009.

(4)

Op grond van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 dienen de lidstaten bij de bepaling van de prioriteiten voor gerichte controles bij ondernemingen die als risicobedrijf zijn aangemerkt, rekening te houden met de informatie over deze inbreuken.

(5)

De vast te stellen maatregelen zijn nodig om transparantie, eerlijkheid en rechtszekerheid te waarborgen bij de beoordeling van de ernst van de inbreuken en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheidsstatus van de vervoersonderneming of de vervoersmanager.

(6)

Het is echter de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat om volgens een volledig nationale administratieve procedure vast te stellen of het verlies van de betrouwbaarheidsstatus in individuele gevallen in verhouding staat tot de inbreuk. Een dergelijke nationale onderzoeksprocedure moet, desgevallend, een controle ter plaatse bij de betrokken onderneming omvatten. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus moeten de lidstaten rekening houden met het gedrag van de onderneming, haar managers en andere relevante personen.

(7)

De geharmoniseerde categorisering van ernstige inbreuken moet de basis vormen voor de uitbreiding van het nationale risicoclassificatiesysteem dat elke lidstaat heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG, zodat alle in artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1071/2009 vermelde ernstige inbreuken op de regels voor wegvervoer van de Unie die van invloed kunnen zijn op de betrouwbaarheidsstatus van de vervoersonderneming of de vervoersmanager, worden gedekt.

(8)

Op grond van artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 dienen de lidstaten die ernstige inbreuken uiterlijk vanaf 1 januari 2016 op te nemen in het nationaal elektronisch register van wegvervoerondernemingen. De geharmoniseerde categorisering van inbreuken is dus een belangrijke stap voorwaarts naar een eerlijke concurrentie tussen ondernemingen, een eenduidiger handhaving en een goede werking van het informatie-uitwisselingssysteem van het Europees register van wegvervoerondernemingen.

(9)

Het is in het belang van transparantie en eerlijke concurrentie dat een gemeenschappelijke methode wordt vastgesteld voor de berekening van het aantal herhaalde inbreuken waarboven deze als ernstiger worden beschouwd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging. Dergelijke herhaalde inbreuken kunnen leiden tot een nationale administratieve procedure die, afhankelijk van het oordeel van de bevoegde autoriteit, kan leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van een vervoerondernemer.

(10)

Als algemene regel geldt dat bij de bepaling van de frequentie rekening moet worden gehouden met de ernst van de inbreuk, de periode en het gemiddelde aantal bestuurders. Dit zijn maximumdrempels, waarbij de lidstaten de mogelijkheid hebben lagere drempelwaarden toe te passen op grond van hun nationale administratieve procedures voor de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus.

(11)

Omwille van de juridische samenhang en de transparantie moet ook bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG worden gewijzigd door de ernst van bepaalde daarin vermelde inbreuken aan te passen aan de lijst van ernstigste inbreuken in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009.

(12)

De lijst van categorieën en soorten ernstige inbreuken en de zwaarte daarvan is vastgesteld in overleg met de lidstaten en belanghebbenden in de Unie, waarbij de beoordeling van de ernst is gebaseerd op beste praktijken en ervaringen op het gebied van de handhaving van de relevante wettelijke bepalingen in de lidstaten. De ernstigste inbreuken in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009 vormden de maximale referentiewaarden voor de beoordeling van de ernst van andere relevante inbreuken.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 (3) van de Raad opgerichte Comité voor het wegvervoer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In bijlage I bij deze verordening is voor het commerciële wegvervoer een gemeenschappelijke lijst vastgelegd van categorieën en soorten inbreuken, met inbegrip van de zwaarte daarvan, op de wetgeving van de Unie, die, naast de inbreuken die zijn vastgesteld in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009, kunnen leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers.

2.   Deze verordening voorziet in een maximale frequentie waarboven herhaalde ernstige inbreuken als ernstiger worden beschouwd, rekening houdend met het aantal bestuurders dat wordt ingezet voor de door de vervoersmanager geleide vervoersactiviteiten, als bepaald in bijlage II.

3.   De lidstaten houden rekening met de informatie over ernstige inbreuken als bedoeld in de leden 1 en 2 wanneer zij de nationale administratieve procedure voor de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus toepassen.

Artikel 2

Bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51.

(2)  PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35.

(3)  Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8).


BIJLAGE I

Categorisering van ernstige inbreuken

(als bedoeld in artikel 1)

De volgende tabel bevat categorieën en soorten ernstige inbreuken op de Unieregels voor het commerciële wegvervoer, ingedeeld in drie ernstcategorieën overeenkomstig het eventuele risico op overlijden of ernstige verwondingen.

1.   Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad  (1) (Rij- en rusttijden)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST (2)

MSI

VSI

SI

Bemanning

1.

Artikel 5, lid 1

Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders

 

 

X

Rijtijden

2.

Artikel 6, lid 1

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan

10 h ≤ … < 11 h

 

 

X

3.

11 h ≤ …

 

X

 

4.

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

13 h 30 ≤ …

zonder pauze/rusttijd

X

 

 

5.

Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan

11 h ≤ … < 12 h

 

 

X

6.

12 h ≤ …

 

X

 

7.

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

15 h ≤ …

en zonder pauze/rusttijd

X

 

 

8.

Artikel 6, lid 2

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd

60 h ≤ … < 65 h

 

 

X

9.

65 h ≤ … < 70 h

 

X

 

10.

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25 % of meer

70 h ≤ …

X

 

 

11.

Artikel 6, lid 3

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken

100 h ≤ … < 105 h

 

 

X

12.

105 h ≤ … < 112 h 30

 

X

 

13.

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25 % of meer

112 h 30 ≤ …

X

 

 

Pauzes

14.

Artikel 7

Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen

5 h ≤ … < 6 h

 

 

X

15.

6 h ≤ …

 

X

 

Rusttijden

16.

Artikel 8, lid 2

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan

8 h 30 ≤ … < 10 h

 

 

X

17.

… < 8 h 30

 

X

 

18.

Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

19.

… < 7 h

 

X

 

20.

Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur

3 h + [7 h ≤ … < 8 h]

 

 

X

21.

3 h + [… < 7 h]

 

X

 

22.

Artikel 8, lid 5

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

23.

… < 7 h

 

X

 

24.

Artikel 8, lid 6

Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur

20 h ≤ … < 22 h

 

 

X

25.

… < 20 h

 

X

 

26.

Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan

36 h ≤ … < 42 h

 

 

X

27.

… < 36 h

 

X

 

28.

Artikel 8, lid 6

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

12 h ≤ …

 

X

 

Afwijking van de 12-dagenregel

29.

Artikel 8, lid 6 bis

Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

12 h ≤ …

 

X

 

30.

Artikel 8, lid 6 bis, onder b), ii)

Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur

65 h < … ≤ 67 h

 

 

X

… ≤ 65 h

 

X

 

31.

Artikel 8, lid 6 bis, onder d)

Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd

3 h < … < 4,5 h

 

 

X

4,5 h ≤ …

 

X

 

Organisatie van het werk

32.

Artikel 10, lid 1

Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen

 

X

 

33.

Artikel 10, lid 2

Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen

 

X

 

2.   Categorieën inbreuken op Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad  (3) (Tachograaf)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Installatie van de tachograaf

1.

Artikel 3, lid 1, en artikel 22

Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje)

X

 

 

Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen

2.

Artikel 23, lid 1

Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd

 

X

 

3.

Artikel 27

De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart

 

X

 

4.

Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

5.

Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

6.

Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

7.

Artikel 32, lid 1

Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld)

 

X

 

8.

Artikel 32, lid 1, en artikel 33, lid 1

Tachograaf verkeerd gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.)

 

X

 

9.

Artikel 32, lid 3

Gebruik van een frauduleus apparaat dat de geregistreerde gegevens van de tachograaf kan wijzigen

X

 

 

10.

Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart

X

 

 

11.

Artikel 33, lid 2

De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij

 

X

 

12.

Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar

 

X

 

13.

Artikel 34, lid 1

Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart

 

X

 

14.

Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens

 

X

 

15.

Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan

 

X

 

16.

Artikel 34, lid 2

Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens

 

X

 

17.

Artikel 34, lid 3

Geen manuele input wanneer dit vereist is

 

X

 

18.

Artikel 34, lid 4

Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning)

 

 

X

19.

Artikel 34, lid 5

Incorrect gebruik van de schakelorganen

 

X

 

Voorleggen van informatie

20.

Artikel 36

Controle weigeren

 

X

 

21.

Artikel 36

Niet in staat gegevens te verstrekken voor de lopende dag en de 28 vorige dagen

 

X

 

22.

Bestuurder die een bestuurderskaart bezit, kan geen registratiegegevens van de bestuurderskaart voorleggen

 

X

 

23.

Artikel 36

Bestuurder kan geen manuele registratiegegevens en print-outs voorleggen die tijdens de lopende dag en de vorige 28 dagen zijn gemaakt

 

X

 

24.

Artikel 36

Bestuurder bezit een bestuurderskaart maar kan deze niet voorleggen

 

X

 

Storingen

25.

Artikel 37, lid 1, en artikel 22, lid 1

Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats

 

X

 

26.

Artikel 37, lid 2

De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is

 

X

 

3.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad  (4) (Regels inzake de arbeidstijd)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Maximale wekelijkse arbeidstijd

1.

Artikel 4

Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur, als een mogelijke verlenging tot 60 uur al opgebruikt is

56 h ≤ … < 60 h

 

 

X

2.

60 h ≤ …

 

X

 

3.

Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur als er geen afwijking op grond van artikel 8 is toegestaan

65 h ≤ … < 70 h

 

 

X

4.

70h ≤ …

 

X

 

Pauzes

5.

Artikel 5, lid 1

Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd 6 tot 9 uur bedraagt

10 < … ≤ 20 min

 

 

X

6.

… ≤ 10 min

 

X

 

7.

Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd meer dan 9 uur bedraagt

20 < … ≤ 30 min

 

 

X

8.

… ≤ 20 min

 

X

 

Nachtwerk

9.

Artikel 7, lid 1

Dagelijkse arbeidstijd per periode van 24 uur in geval van nachtwerk, als er geen afwijking op grond van artikel 8 is toegestaan

11 h ≤ … < 13 h

 

 

X

10.

13 h ≤ …

 

X

 

Opgeslagen gegevens

11.

Artikel 9

Werkgevers vervalsen de geregistreerde werktijden of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen

 

X

 

12.

Werknemers/zelfstandige bestuurders vervalsen de geregistreerde gegevens of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen

 

X

 

4.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 96/53/EG van de Raad  (5) (Gewicht en afmetingen)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Gewicht

1.

Artikel 1

Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N3

5 % ≤ … < 10 %

 

 

X

2.

10 % ≤ … < 20 %

 

X

 

3.

20 % ≤ …

X

 

 

4.

Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N2

5 % ≤ … < 15 %

 

 

X

5.

15 % ≤ … < 25 %

 

X

 

6.

25 % ≤ …

X

 

 

Lengte

7.

Artikel 1

Toegestane maximumlengte overschreden

2 % < … < 20 %

 

 

X

8.

20 % ≤ …

 

X

 

Breedte

9.

Artikel 1

Toegestane maximumbreedte overschreden

2,65 ≤ … < 3,10 m

 

 

X

10.

3,10 m ≤ …

 

X

 

5.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 2014/45/EH  (6) (Periodieke technische controle) en Richtlijn 2014/47/EH  (7) (technische controle langs de weg)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Technische controle

1.

Artikelen 8 en 10 van Richtlijn 2014/45/EU en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/47/EU

Rijden zonder geldig bewijs van technische controle, zoals vereist bij de EU-wetgeving

X

 

 

2.

Artikel 12, lid 2, van Richtlijn 2014/47/EU

Het voertuig wordt niet in een veilige en verkeersgeschikte toestand gehouden, met een zeer ernstig gebrek aan het remsysteem, het stangenstelsel van de stuurinrichting, de wielen/banden, de ophanging of het chassis of andere uitrusting tot gevolg, wat een zodanig onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert dat wordt besloten het voertuig uit het verkeer te nemen.

X

 

 

Bijlage II bij Richtlijn 2014/47/EH betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen bevat een gedetailleerde indeling in kleine, grote en gevaarlijke technische gebreken, volgens de ernst van de gebreken. Artikel 12, lid 2, van deze richtlijn bevat de volgende definities:

a)

kleine gebreken die geen belangrijke gevolgen hebben voor de veiligheid van het voertuig of geen gevolgen voor het milieu, en andere kleine vormen van niet-naleving;

b)

grote gebreken die de veiligheid van het voertuig in gevaar brengen, gevolgen hebben voor het milieu of andere weggebruikers in gevaar brengen, of andere belangrijke gevallen van niet-naleving;

c)

gevaarlijke gebreken die een direct en onmiddellijk gevaar vormen voor de verkeersveiligheid of gevolgen hebben voor het milieu.

De ernst van de inbreuken op de bepalingen van de richtlijnen voor technische controle stemt overeen met de indeling van de gebreken in bijlage II van Richtlijn 2014/47/EU, namelijk: SI = grote gebreken, VSI = gevaarlijke gebreken, MSI = rijden met gebreken die een onmiddellijk gevaar vormen voor de verkeersveiligheid; kleine gebreken worden gelijkgeschakeld met kleine inbreuken.

6.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 92/6/EEG  (8) van de Raad (Snelheidsbegrenzers)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

1.

Artikelen 2 en 3

Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd

X

 

 

2.

Artikel 5

Snelheidsbegrenzer voldoet niet aan de geldende technische voorschriften

 

X

 

3.

Artikel 5

Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd door een erkende werkplaats

 

 

X

4.

 

Gebruik van een frauduleus apparaat waarmee de gegevens van de snelheidsbegrenzer kunnen worden vervalst of gebruik van een frauduleuze snelheidsbegrenzer

X

 

 

7.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad  (9) (Basiskwalificatie en nascholing van bestuurders)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Opleiding en vergunning

1.

Artikel 3

Het vervoeren van goederen of passagiers zonder verplichte basiskwalificatie en/of verplichte nascholing

 

X

 

2.

Artikel 10 en bijlage II

Bestuurder kan geen geldige kwalificatiekaart of geldig rijbewijs overleggen als vereist bij de nationale wetgeving (bv. verloren, vergeten, beschadigd, onleesbaar)

 

 

X

8.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad  (10) (Eisen inzake rijbewijzen)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

1.

Artikelen 1 en 4 van Richtlijn 2006/126/EG

Vervoer van personen of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs

X

 

 

2.

Artikel 1

Bijlage I

Gebruik van een rijbewijs dat beschadigd, onleesbaar of niet in overeenstemming is met het gemeenschappelijke model

 

 

X

9.   Categorieën inbreuken op Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad  (11) (Vervoer van gevaarlijke goederen over de weg)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

1.

Bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG

Vervoer van gevaarlijke goederen waarvoor een vervoerverbod geldt

X

 

 

2.

Vervoer van gevaarlijke goederen die niet vervoerd mogen worden of van dergelijke goederen in niet erkende middelen van omsluiting, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen

X

 

 

3.

Vervoer van gevaarlijke goederen die die niet op het voertuig vermeld zijn als gevaarlijke goederen, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen

X

 

 

4.

Lekkage van gevaarlijke stoffen

 

X

 

5.

Bulkvervoer in een container die qua constructie niet geschikt is

 

X

 

6.

Vervoer in een voertuig zonder adequaat keuringscertificaat

 

X

 

7.

Voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen en levert direct gevaar op

 

X

 

8.

Niet-naleving van de voorschriften inzake beladen en vastzetten van de lading

 

X

 

9.

Niet-naleving van de voorschriften inzake het gezamenlijk laden van colli

 

X

 

10.

Niet-naleving van de voorschriften inzake de beperking van de hoeveelheden die in één vervoerseenheid mogen worden vervoerd, met inbegrip van de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare vulling van tanks of colli

 

X

 

11.

Er ontbreekt informatie over de stof die wordt vervoerd waardoor de ernst van de inbreuk niet kan worden vastgesteld (bv. UN-nummer, correcte vervoersnaam, verpakkingsgroep)

 

X

 

12.

De bestuurder bezit geen geldig certificaat van een beroepsopleiding

 

X

 

13.

Gebruik van vuur of een onbeschermde lamp

 

X

 

14.

Inbreuk op het rookverbod

 

X

 

15.

Het voertuig staat niet onder afdoende toezicht of is niet juist geparkeerd

 

 

X

16.

De vervoerseenheid bestaat uit meer dan één aanhanger/oplegger

 

 

X

17.

Het voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen maar levert geen direct gevaar op

 

 

X

18.

Het voertuig bevat geen operationele brandblusser, zoals vereist

 

 

X

19.

Het voertuig bevat niet de uitrusting die krachtens het ADR of de schriftelijke instructies vereist is

 

 

X

20.

Er worden colli met een beschadigde verpakking, IBC of grote verpakking of beschadigde ongereinigde lege verpakkingen vervoerd

 

 

X

21.

Vervoer van verpakte goederen in een container die qua constructie niet geschikt is

 

 

X

22.

De tanks/tankcontainers (ook als ze leeg en ongereinigd zijn) zijn niet correct gesloten

 

 

X

23.

Onjuiste etikettering, kenmerking of grote etiketten op het voertuig en/of omsluiting

 

 

X

24.

Er zijn geen schriftelijke instructies in overeenstemming met het ADR of de schriftelijke instructies hebben geen betrekking op de vervoerde goederen

 

 

X

Bijlage II bij Richtlijn 2004/112/EG van de Commissie (12) tot aanpassing van Richtlijn 95/50/EG van de Raad (13) betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, bevat een gedetailleerde indeling van inbreuken tegen de relevante bepalingen, volgens de ernst daarvan ingedeeld in drie risicocategorieën: risicocategorie I, risicocategorie II en risicocategorie III.

De ernst van de inbreuken op de bepalingen is in overeenstemming met de risicocategorieën van bijlage II bij Richtlijn 2004/112/EG, namelijk risicocategorie I = VSI (behalve de inbreuken die al zijn gedefinieerd als MSI in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009), risicocategorie II = SI. Risicocategorie III stemt overeen met een kleine inbreuk.

Deze tabel bevat alleen die inbreuken waarvoor een vervoerder volledig of gedeeltelijk aansprakelijk wordt gehouden. De mate waarin een vervoerder aansprakelijk is voor een inbreuk wordt beoordeeld overeenkomstig de nationale handhavingsprocedure van de lidstaat.

10.   Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad  (14) (Toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Communautaire vergunning

1.

Artikel 3

Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen)

X

 

 

2.

Artikel 4

De vervoersonderneming of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.)

 

X

 

Bestuurdersattest

3.

Artikelen 3

en 5

Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige bestuurdersattest (bv. er is nooit een attest afgegeven of het is vervalst, ingetrokken of vervallen)

 

X

 

4.

De bestuurder of de vervoersonderneming kan geen geldig bestuurdersattest of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan voorleggen aan de inspecteur (bv. bestuudersattest of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan is verloren, vergeten, beschadigd enz.)

 

 

X

11.   Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad  (15) (Toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

Communautaire vergunning

1.

Artikel 4

Personenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen)

X

 

 

2.

Artikel 4, lid 3

De vervoerder of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.)

 

X

 

Vergunning voor geregeld vervoer

3.

Artikelen 5 en 6

Geregeld vervoer zonder geldige vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken, vervallen of verkeerdelijk gebruikt enz.)

 

X

 

4.

Artikel 19

De bestuurder kan geen vergunning voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning verloren, vergeten, beschadigd enz.)

 

 

X

5.

Artikelen 5 en 6

Haltes van geregelde diensten in een lidstaat stemmen niet overeen met afgegeven vergunning

 

 

X

Reisweg van ongeregelde diensten en andere diensten die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht

6.

Artikel 12

Rijden zonder het vereiste reisblad (bv. er is geen reisblad of het is vervalst of bevat niet de vereiste informatie enz.)

 

 

X

12.   Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad  (16) (Dierenvervoer)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

1.

Bijlage I, hoofdstuk II

Tussenschotten zijn niet sterk genoeg om het gewicht van de dieren te weerstaan

 

X

 

2.

Bijlage I, hoofdstuk III

Gebruik van laadbruggen met gladde oppervlakken, zonder beschuttende zijkanten of die te steil zijn

 

 

X

3.

Gebruik van hefplatforms of verdiepingen zonder veiligheidshekken die voorkomen dat dieren er tijdens het laden en lossen af vallen of ontsnappen

 

 

X

4.

Artikel 7

Niet goedgekeurde vervoermiddelen voor lange transporten, of die niet zijn goedgekeurd voor het type van de vervoerde dieren

 

 

X

5.

Artikelen 4, 5 en 6

Vervoer zonder geldige vereiste documentatie, geldig journaal, geldige vervoerdersvergunning of certificaat van vakbekwaamheid

 

 

X


(1)  Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).

(2)  MSI = ernstigste inbreuk/VSI = heel ernstige inbreuk/SI = ernstige inbreuk.

(3)  Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).

(5)  Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59). De richtlijn is gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/719 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 115 van 6.5.2015, blz. 1), die door de lidstaten uiterlijk 7 mei 2017 moet worden omgezet.

(6)  Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51).

(7)  Richtlijn 2014/47/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het verkeer deelnemen en tot intrekking van Richtlijn 2000/30/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 134).

(8)  Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27).

(9)  Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).

(10)  Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 18).

(11)  Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).

(12)  Richtlijn 2004/112/EG van de Commissie van 13 december 2004 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 95/50/EG van de Raad betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 367 van 14.12.2004, blz. 23).

(13)  Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 249 van 17.10.1995, blz. 35).

(14)  Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72).

(15)  Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).

(16)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).


BIJLAGE II

Frequentie van ernstige inbreuken

1.

Wanneer de ernstige (SI) en zeer ernstige (VSI) inbreuken in bijlage I bij herhaling worden begaan, worden zij door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging als ernstiger beschouwd. Bij de berekening van de frequentie van herhaalde inbreuken houden de lidstaten rekening met de volgende factoren:

a)

ernst van de inbreuk (SI of VSI);

b)

periode (ten minste één lopend jaar vanaf de datum van een controle);

c)

het aantal bestuurders dat wordt ingezet voor de door de vervoersmanager geleide vervoersactiviteiten (gemiddelde per jaar).

2.

Rekening houdend met het mogelijke gevaar voor de verkeersveiligheid, wordt de maximale frequentie van ernstige inbreuken waarboven deze inbreuken als ernstiger worden beschouwd als volgt vastgesteld:

3 SI per bestuurder per jaar

=

1 VSI,

3 VSI per bestuurder per jaar

=

de nationale procedure inzake betrouwbaarheidsstatus wordt ingeleid

3.

Het aantal inbreuken per bestuurder per jaar is een gemiddelde berekend door het totale aantal inbreuken van dezelfde ernst (SI of VSI) te delen door het gemiddelde aantal gedurende het jaar werkzame bestuurders. De frequentieformule voorziet in een maximumdrempel voor de frequentie van ernstige inbreuken waarboven zij als ernstiger worden beschouwd. De lidstaten kunnen strengere drempelwaarden instellen volgens de nationale administratieve procedure voor de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus.


BIJLAGE III

Bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

1)   Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST (1)

MSI

VSI

SI

MI

A

Bemanning

A1

Artikel 5, lid 1

Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders

 

 

X

 

B

Rijtijden

B1

Artikel 6, lid 1

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan

9 h < … < 10 h

 

 

 

X

B2

10 h ≤ … < 11 h

 

 

X

 

B3

11 h ≤ …

 

X

 

 

B4

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

13 h 30 ≤ …

zonder pauze/rusttijd

X

 

 

 

B5

Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan

10 h < … < 11 h

 

 

 

X

B6

11 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

B7

12 h ≤ …

 

X

 

 

B8

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

15 h ≤ …

en zonder pauze/rusttijd

X

 

 

 

B9

Artikel 6, lid 2

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd

56 h < … < 60 h

 

 

 

X

B10

60 h ≤ … < 65 h

 

 

X

 

B11

65 h ≤ … < 70 h

 

X

 

 

B12

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25 % of meer

70 h ≤ …

X

 

 

 

B13

Artikel 6, lid 3

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken

90 h < … < 100 h

 

 

 

X

B14

100 h ≤ … < 105 h

 

 

X

 

B15

105 h ≤ … < 112 h 30

 

X

 

 

B16

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25 % of meer

112 h 30 ≤ …

X

 

 

 

C

Pauzes

C1

Artikel 7

Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen

4 h 30 < … < 5 h

 

 

 

X

C2

5 h ≤ … < 6 h

 

 

X

 

C3

6 h ≤ …

 

X

 

 

D

Rusttijden

D1

Artikel 8, lid 2

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan

10 h ≤ … < 11 h

 

 

 

X

D2

8 h 30 ≤ … < 10 h

 

 

X

 

D3

… < 8 h 30

 

X

 

 

D4

Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan

8 h ≤ … < 9 h

 

 

 

X

D5

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

 

D6

… < 7 h

 

X

 

 

D7

Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur

3 h + [8 h ≤ … < 9 h ]

 

 

 

X

D8

3 h + [7 h ≤ … < 8 h]

 

 

X

 

D9

3 h + [… < 7 h ]

 

X

 

 

D10

Artikel 8, lid 5

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning

8 h ≤ … < 9 h

 

 

 

X

D11

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

 

D12

… < 7 h

 

X

 

 

D13

Artikel 8, lid 6

Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur

22 h ≤ … < 24 h

 

 

 

X

D14

20 h ≤ … < 22 h

 

 

X

 

D15

…< 20 h

 

X

 

 

D16

Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan

42 h ≤ … < 45 h

 

 

 

X

D17

36 h ≤ … < 42 h

 

 

X

 

D18

… < 36 h

 

X

 

 

D19

Artikel 8, lid 6

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd

… < 3 h

 

 

 

X

D20

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

D21

12 h ≤ …

 

X

 

 

E

Afwijking van de 12-dagenregel

E1

Artikel 8, lid 6 bis

Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd

… < 3 h

 

 

 

X

E2

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

E3

12 h ≤ …

 

X

 

 

E4

Artikel 8, lid 6 bis, onder b), ii)

Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur

65 h < … ≤ 67 h

 

 

X

 

E5

… ≤ 65 h

 

X

 

 

E6

Artikel 8, lid 6 bis, onder d)

Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd

3 h < … < 4,5 h

 

 

X

 

E7

4,5 h ≤ …

 

X

 

 

F

Organisatie van het werk

F1

Artikel 10, lid 1

Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen

 

X

 

 

F2

Artikel 10, lid 2

Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen

 

X

 

 

2)   Categorieën inbreuken op Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad  (2) (Tachograaf)

Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

MI

G

Installatie van de tachograaf

G1

Artikel 3, lid 1, en artikel 22, lid 2

Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje).

X

 

 

 

H

Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen

H1

Artikel 23, lid 1

Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd

 

X

 

 

H2

Artikel 27

De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart

 

X

 

 

H3

Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H4

Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H5

Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H6

Artikel 32, lid 1

Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld)

 

X

 

 

H7

Artikel 32, lid 1, en artikel 33, lid 1

Tachograaf verkeerd gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.)

 

X

 

 

H8

Artikel 32, lid 3

Gebruik van een frauduleus apparaat dat de geregistreerde gegevens van de tachograaf kan wijzigen

X

 

 

 

H9

Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart

X

 

 

 

H10

Artikel 33, lid 2

De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij

 

X

 

 

H11

Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar

 

X

 

 

H12

Artikel 34, lid 1

Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart

 

X

 

 

H13

Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens

 

X

 

 

H14

Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan

 

X

 

 

H15

Artikel 34, lid 2

Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens

 

X

 

 

H16

Artikel 34, lid 3

Geen manuele input wanneer dit vereist is

 

X

 

 

H17

Artikel 34, lid 4

Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning)

 

 

X

 

H18

Artikel 34, lid 5

Incorrect gebruik van de schakelorganen

 

X

 

 

I

Voorleggen van informatie

I1

Artikel 36

Controle weigeren

 

X

 

 

I2

Artikel 36

Niet in staat gegevens te verstrekken voor de lopende dag en de 28 vorige dagen

 

X

 

 

I3

De bestuurder die een bestuurderskaart bezit, kan de registratiegegevens van de bestuurderskaart niet voorleggen

 

X

 

 

I4

Artikel 36

De bestuurders kan de registratiegegevens en print-outs die tijdens de lopende dag en de vorige 28 dagen zijn gemaakt niet voorleggen

 

X

 

 

I5

Artikel 36

De bestuurder beschikt over een bestuurderskaart, maar kan deze niet voorleggen

 

X

 

 

J

Storingen

J1

Artikel 37, lid 1, en artikel 22, lid 1

Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats

 

X

 

 

J2

Artikel 37, lid 2

De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is

 

X”

 

 


(1)  MSI = ernstigste inbreuk/VSI = heel ernstige inbreuk/SI = ernstige inbreuk/MI = kleine inbreuk.

(2)  Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/404 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

171,7

MA

92,1

TN

107,9

TR

107,6

ZZ

119,8

0707 00 05

MA

83,0

TR

143,5

ZZ

113,3

0709 93 10

MA

58,5

TR

160,0

ZZ

109,3

0805 10 20

EG

45,8

IL

77,4

MA

53,7

TN

67,6

TR

65,5

ZZ

62,0

0805 50 10

MA

141,2

TR

96,8

ZZ

119,0

0808 10 80

BR

75,2

US

145,5

ZZ

110,4

0808 30 90

AR

99,6

CL

151,6

CN

72,0

TR

153,6

ZA

106,7

ZZ

116,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/405 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovoalbumine van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten uit de sector eieren en ovalbumine van oorsprong uit Oekraïne.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 maart 2016 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 en die aan de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 57).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 beschikbare hoeveelheden

(in kg, equivalent eieren in de schaal)

09.4275

750 000

09.4276

1 500 000


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/406 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 maart 2016 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 en die aan de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 beschikbare hoeveelheden

(in kg)

09.4091

280 000

09.4092

1 800 000


BESLUITEN

19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/34


BESLUIT (EU) 2016/407 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2016

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van België EGF/2015/007 — BE/Henegouwen-Namen glas)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1), en met name artikel 15, lid 4,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 13,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Fonds voor aanpassing van de globalisering (EFG) heeft tot doel steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de internationale handelspatronen, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren.

(2)

Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3) mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen 2011) niet overschrijden.

(3)

Op 19 augustus 2015 heeft België een aanvraag ingediend om middelen beschikbaar te stellen uit het EFG naar aanleiding van ontslagen en beëindigingen van activiteiten in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 — afdeling 23 (Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten) in de regio's van NUTS-niveau 2 BE32 (de provincie Henegouwen) en BE35 (de provincie Namen) in België. Hierbij werd aanvullende informatie ingediend overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1309/2013. Die aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een een financiële bijdrage uit het EFG overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1309/2013.

(4)

België heeft besloten om door het EFG medegefinancierde individuele dienstverlening overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 ook te verlenen aan 100 NEET's (jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen).

(5)

Aangezien de ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de plaatselijke, regionale en nationale economie, wordt de aanvraag van België overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 als ontvankelijk beschouwd.

(6)

Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 1 095 544 EUR te leveren aan de door België ingediende aanvraag.

(7)

Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016 wordt een bedrag van 1 095 544 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf 9 maart 2016.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

J.A. HENNIS-PLASSCHAERT


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.

(2)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/36


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/408 VAN DE RAAD

van 10 maart 2016

inzake de tijdelijke opschorting van de herplaatsing van 30 % van de verzoekers die aan Oostenrijk zijn toegewezen op grond van Besluit (EU) 2015/1601 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland (1), en met name artikel 4, leden 5 en 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Raad twee besluiten vastgesteld tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland. Op grond van Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad (2) moeten 40 000 verzoekers om internationale bescherming uit Italië en Griekenland in andere lidstaten worden herplaatst. Op grond van Besluit (EU) 2015/1601 moeten 120 000 verzoekers om internationale bescherming uit Italië en Griekenland in de andere lidstaten worden herplaatst.

(2)

Besluit (EU) 2015/1601 werd vastgesteld door een noodsituatie die het gevolg was van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in Italië en Griekenland en de dringende noodzaak om de druk op deze lidstaten snel te verlichten, overeenkomstig het beginsel van solidariteit en eerlijk verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten. Bijgevolg moet iedere lidstaat van herplaatsing ervoor zorgen dat herplaatsing gelijkmatig, onverwijld en op voldoende schaal plaatsvindt.

(3)

Volgens artikel 4, lid 5, van Besluit (EU) 2015/1601 kan een lidstaat, in uitzonderlijke omstandigheden, uiterlijk op 26 december 2015, de Raad en de Commissie ervan in kennis stellen dat hij tijdelijk ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel aan hem toegewezen verzoekers niet kan deelnemen aan de herplaatsing, met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de Unie zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Commissie moet de opgegeven redenen onderzoeken en moet bij de Raad voorstellen indienen betreffende de tijdelijke opschorting van de herplaatsing ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van dat besluit aan de betrokken lidstaat toegewezen verzoekers. Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie voorstellen de termijn voor de herplaatsing van de verzoekers van de overblijvende toewijzing te verlengen met maximaal twaalf maanden na de in artikel 13, lid 2, van dat besluit bedoelde datum.

(4)

Oostenrijk wordt gezien de noodsituatie ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen op zijn grondgebied, met uitzonderlijke omstandigheden geconfronteerd.

(5)

De aanzienlijke toename van irreguliere grensoverschrijdingen naar de Unie en van secundaire bewegingen in de Unie heeft geresulteerd in een sterke toename van het aantal verzoekers om internationale bescherming in Oostenrijk.

(6)

Cijfers van Eurostat bevestigen dat er een sterke toename is geweest van het aantal verzoekers om internationale bescherming in Oostenrijk. Het aantal verzoekers om internationale bescherming is met meer dan 230 % toegenomen, van 23 835 verzoekers in de periode van 1 januari tot en met 30 november 2014 tot 80 880 verzoekers in de periode van 1 januari tot en met 30 november 2015, en sinds september 2015 verzoeken iedere maand meer dan 10 000 personen om internationale bescherming. Hoewel volgens gegevens van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) het aantal verzoekers in december 2015 en januari 2016 is gedaald tegenover de maanden daarvoor, blijft het aantal verzoekers hoog.

(7)

Oostenrijk had in 2015 het op een na hoogste aantal verzoekers om internationale bescherming per hoofd van de bevolking in de Unie, na Zweden (volgens gegevens van Eurostat 9 421 verzoekers per miljoen inwoners).

(8)

De huidige situatie heeft het Oostenrijkse asielstelsel zwaar onder druk gezet, met ernstige praktische gevolgen op het terrein wat betreft de opvangvoorzieningen en de capaciteit van het asielstelsel om de verzoeken te verwerken.

(9)

Daarom is het gezien de huidige migratiesituatie in Oostenrijk en de druk op zijn capaciteit om verzoeken om internationale bescherming te behandelen en te voorzien in adequate opvangvoorzieningen voor personen die duidelijk behoefte hebben aan internationale bescherming, gerechtvaardigd te besluiten tot de tijdelijke opschorting van de herplaatsing van 30 % van de overeenkomstig Besluit (EU) 2015/1601 aan Oostenrijk toegewezen verzoekers, wat overeenstemt met 1 065 verzoekers, voor een periode van één jaar.

(10)

Oostenrijk blijft tijdens deze periode van tijdelijke opschorting verplicht de verzoekers van de overblijvende toewijzing snel en gelijkmatig te herplaatsen.

(11)

De opschorting van de herplaatsing van 30 % van de verzoekers voor een periode van één jaar is als maatregel voldoende en evenredig ten aanzien van de situatie in Oostenrijk. Een verlenging van de termijn voor de herplaatsing van de verzoekers van de overblijvende toewijzing na de in artikel 13, lid 2, van Besluit (EU) 2015/1601 bedoelde datum, zou niet gerechtvaardigd zijn. Het is van essentieel belang dat de herplaatsing vanuit Italië en Griekenland snel en gelijkmatig plaatsvindt, tot 26 september 2017, om Italië en Griekenland in de huidige noodsituatie daadwerkelijk te ondersteunen.

(12)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan hetgeen nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(13)

Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd.

(14)

Het Verenigd Koninkrijk neemt niet deel aan Besluit (EU) 2015/1601. Bijgevolg neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

(15)

Besluit (EU) 2015/1601 is bindend voor Ierland, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van het onderhavige besluit ter uitvoering van Besluit (EU) 2015/1601.

(16)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(17)

Gezien het spoedeisende karakter van de situatie dient dit besluit in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De herplaatsing naar Oostenrijk van 1 065 van de op grond van Besluit (EU) 2015/1601 aan Oostenrijk toegewezen verzoekers, wordt opgeschort tot 11 maart 2017.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

K.H.D.M. DIJKHOFF


(1)  PB L 248 van 24.9.2015, blz. 80.

(2)  Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 146).


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/38


BESLUIT (EU) 2016/409 VAN DE RAAD

van 14 maart 2016

tot benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Spaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van mevrouw Luisa Fernanda RUDÍ ÚBEDA.

(3)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Roberto Pablo BERMÚDEZ DE CASTRO Y MUR,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020:

a)

tot lid:

D. Francisco Javier LAMBÁN MONTAÑÉS, Presidente de Aragón,

alsmede

b)

tot plaatsvervangend lid:

D. Vicente GUILLÉN IZQUIERDO, Consejero de Presidencia del Gobierno de Aragón.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

M.H.P. VAN DAM


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/39


BESLUIT (EU) 2016/410 VAN DE RAAD

van 14 maart 2016

tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Spaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 5 oktober 2015 is bij Besluit (EU) 2015/1792 van de Raad (4) de heer Juan Luís SÁNCHEZ DE MUNIÁIN LACASA als plaatsvervanger vervangen door Ana OLLO HUALDE.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van mevrouw Ana OLLO HUALDE,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:

Sr. D. Mikel IRUJO AMEZAGA, Delegado del Gobierno de Navarra en Bruselas.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

M.H.P. VAN DAM


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).

(4)  Besluit (EU) 2015/1792 van de Raad van 5 oktober 2015 houdende benoeming van vijf Spaanse leden en vijf Spaanse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's (PB L 260 van 7.10.2015, blz. 28)


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/40


BESLUIT (GBVB) 2016/411 VAN DE RAAD

van 18 maart 2016

tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/172/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2011/172/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 22 maart 2017 worden verlengd.

(3)

Besluit 2011/172/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Besluit 2011/172/GBVB wordt de tweede alinea vervangen door:

„Dit besluit is van toepassing tot en met 22 maart 2017.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Besluit 2011/172/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 63).


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/41


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/412 VAN DE COMMISSIE

van 17 maart 2016

tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van essenhout van oorsprong uit of verwerkt in Canada

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 1635)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, in samenhang met bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2.3, bij die richtlijn, is voorzien in bijzondere eisen voor het in de Unie binnenbrengen van hout van Fraxinus L. (essenhout) van oorsprong uit Canada.

(2)

Canada heeft verzocht om erkenning van een combinatie van procedures die tezamen dezelfde fytosanitaire robuustheid verschaffen als gewaarborgd wordt ingevolge bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2.3, bij Richtlijn 2000/29/EG.

(3)

Uit de door Canada ingediende officiële informatie blijkt dat het risico van besmetting door Agrilus planipennis Fairmaire wordt weggenomen door de toepassing van een geïntegreerde systeembenadering tijdens de houtverwerking.

(4)

Om het risico weg te nemen, moet die benadering worden aangevuld met bepaalde eisen betreffende voorzieningen, inspecties voorafgaand aan uitvoer en etikettering.

(5)

Bedoelde procedures moeten bijgevolg worden erkend als alternatief voor bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2.3, bij Richtlijn 2000/29/EG voor invoer uit Canada.

(6)

Om doeltreffende controles en een overzicht van de invoer van essenhout en van de gevallen van niet-naleving van de eisen voor deze invoer te waarborgen, moeten eisen worden vastgesteld voor fytosanitaire certificaten, rapportage van invoer en kennisgeving van gevallen van niet-naleving.

(7)

Gezien de verspreiding van het schadelijke organisme Agrilus planipennis Fairmaire in Noord-Amerika is het passend de afwijking tot en met 31 december 2017 toe te staan.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Machtiging om af te wijken

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, in samenhang met bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2.3, bij die richtlijn mogen de lidstaten toestaan dat op hun grondgebied hout van Fraxinus L., van oorsprong uit of verwerkt in Canada (hierna „het gespecificeerde hout” genoemd), wordt binnengebracht, mits dat hout voorafgaand aan de verplaatsing vanuit Canada aan de in de bijlage bij dit besluit vastgestelde voorwaarden voldoet.

Artikel 2

Fytosanitair certificaat

1.   Het gespecificeerde hout gaat vergezeld van een in Canada afgegeven fytosanitair certificaat overeenkomstig artikel 13 bis, leden 3 en 4, van Richtlijn 2000/29/EG, waarin wordt verklaard dat bij inspectie is gebleken dat het hout vrij van schadelijke organismen is.

2.   In de rubriek „Aanvullende aangifte” van het fytosanitair certificaat komen de volgende vermeldingen voor:

a)

de verklaring „In overeenstemming met de vereisten van de Europese Unie in Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/412”;

b)

het bundelnummer of de bundelnummers;

c)

de naam van de erkende voorziening(en) in Canada.

Artikel 3

Rapportage van invoer

De lidstaat van invoer verstrekt de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 31 december van elk jaar informatie over de hoeveelheden van de zendingen gespecificeerd hout die in de voorgaande twaalf maanden op grond van dit besluit zijn ingevoerd.

Artikel 4

Kennisgeving van niet-naleving

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van elke zending die niet aan dit besluit voldoet. De kennisgeving geschiedt niet later dan drie werkdagen na de datum van onderschepping van een dergelijke zending.

Artikel 5

Geldigheidsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2017.

Artikel 6

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 maart 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.


BIJLAGE

1.   Eisen voor de verwerking

De verwerking van het gespecificeerde hout, als bedoeld in artikel 1, moet aan alle volgende eisen voldoen:

a)   Ontschorsing

Het gespecificeerde hout is van bast ontdaan, met uitzondering van visueel afzonderlijke en duidelijk te onderscheiden stukjes bast — ongeacht hun aantal — die voldoen aan een van de volgende vereisten:

a)

zij zijn minder dan 3 cm breed (ongeacht de lengte), of

b)

indien zij breder dan 3 cm zijn, is de totale oppervlakte van elk afzonderlijk stuk bast kleiner dan 50 cm2.

b)   Zagen

Het gespecificeerde gezaagde hout is vervaardigd van rondhout dat van bast is ontdaan.

c)   Warmtebehandeling

Het gespecificeerde hout is in een door het Canadian Food Inspection Agency (CFIA) of een door het CFIA erkende instantie goedgekeurde verwarmingskamer gedurende 1 200 minuten door de doorsnede verwarmd tot ten minste 71 °C.

d)   Drogen

Het gespecificeerde hout is gedurende ten minste twee weken gedroogd volgens een door het CFIA erkend industrieel droogschema.

Het uiteindelijke vochtgehalte van het hout mag niet hoger zijn dan 10 %, berekend op de droge stof.

2.   Eisen voor voorzieningen

Het gespecificeerde hout moet zijn geproduceerd, behandeld of opgeslagen in een voorziening die aan alle volgende eisen voldoet:

a)

zij is officieel erkend door het CFIA overeenkomstig zijn certificeringsprogramma voor het schadelijke organisme Agrilus planipennis Fairmaire;

b)

zij is geregistreerd in een databank, die op de CFIA-website is gepubliceerd;

c)

zij wordt ten minste een keer per maand geïnspecteerd door het CFIA of een door het CFIA erkende instantie, waarbij is vastgesteld dat aan de eisen van deze bijlage wordt voldaan;

d)

zij gebruikt voor de houtbehandeling apparatuur die overeenkomstig de gebruikershandleiding wordt geijkt;

e)

zij houdt gegevens over de uitgevoerde procedures bij, die door het CFIA of een door het CFIA erkende instantie kunnen worden gecontroleerd; deze gegevens betreffen onder meer de duur van de behandeling, de temperatuur tijdens de behandeling en het uiteindelijke vochtgehalte van elke uit te voeren bundel.

3.   Etikettering

Op elke bundel van het gespecificeerde hout moeten het bundelnummer en een etiket met de woorden „HT-KD” of „Heat Treated-Kiln Dried” zichtbaar worden aangebracht. Het etiket moet zijn afgegeven door of onder toezicht van een aangewezen functionaris van de erkende voorziening nadat deze heeft gecontroleerd dat voldaan is aan de eisen voor de verwerking in punt 1 en de eisen voor voorzieningen in punt 2.

4.   Inspecties voorafgaand aan uitvoer

Het voor de Unie bestemde gespecificeerde hout moet door het CFIA of een door het CFIA officieel erkende instantie worden geïnspecteerd om te controleren of het voorafgaand aan de uitvoer alle fytosanitaire procedures en maatregelen heeft ondergaan die vereist zijn om te kunnen concluderen dat het vrij is van het schadelijke organisme Agrilus planipennis Fairmaire.


19.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/45


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/413 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot bepaling van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 12, lid 3, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 heeft de Commissie algemene verantwoordelijkheid voor het Galileo-programma en beschikt zij over uitvoeringsbevoegdheden voor het bepalen van de locaties van de grondinfrastructuur van het door dat programma ingestelde systeem en het waarborgen van de goede werking ervan. Die infrastructuur bestaat uit grondcentra en grondstations.

(2)

Door middel van haar Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU (2) heeft de Commissie het overgrote deel van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem reeds bepaald.

(3)

Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU is vastgesteld op grond van de bepalingen van artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3), die is ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) nr. 1285/2013. Teneinde de continuïteit van het programma te waarborgen en rekening te houden met de nieuwe beperkingen en behoeften die zich gedurende de ontwikkeling ervan hebben aangediend, is het passend de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem opnieuw te bepalen en maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de goede werking ervan. Er dient aan te worden herinnerd dat voor het aantal en de locatie van de in Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU bedoelde centra en stations rekening wordt gehouden met de geografische en technische beperkingen in verband met een optimale verdeling over de gehele aarde en met de eventuele aanwezigheid van bestaande, voor de toegewezen taken geschikte installaties en voorzieningen, alsmede met de beveiligingsbehoeften van elk centrum en station en de vereisten van de nationale veiligheid van elke lidstaat.

(4)

Er moet echter wel rekening worden gehouden met de nieuwe beperkingen en behoeften die zich gedurende de ontwikkeling van het programma hebben aangediend met betrekking tot bepaalde elementen in verband met in Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU vermelde centra en stations.

(5)

Wat betreft de centra heeft zich, met het oog op een betere exploitatie van het systeem, de noodzaak aangediend een zevende centrum op te zetten, het centrum voor geïntegreerde logistieke ondersteuning (hierna „ILS-centrum” genoemd), dat bedoeld is om op gecentraliseerde wijze de verschillende uitrustingen en reserveonderdelen van de infrastructuur in voorraad te houden.

(6)

De locatie van het ILS-centrum is volgens een open en transparante procedure in twee fasen geselecteerd. Allereerst heeft de Commissie de lidstaten opgeroepen blijken van belangstelling in te dienen; daarbij werden de kandidaturen van België en Tsjechië in aanmerking genomen. In een tweede fase zijn deze twee lidstaten uitgenodigd om gedetailleerde voorstellen in te dienen, teneinde een keuze tussen de twee kandidaten mogelijk te maken. Na beoordeling van deze voorstellen aan de hand van criteria inzake beveiliging, risico's, tijdschema en kosten door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, het Europees Ruimteagentschap en het Europees GNSS-Agentschap, werd het voorstel van België het meest geschikt geacht, aangezien de architectuur en het ontwerp van het gebouw op de locatie Transinne volledig zijn geoptimaliseerd voor het verzorgen van de logistiek van het door het Galileo-programma ingestelde systeem. Het centrum moet in 2016 worden opgezet en voor dit centrum moet een overeenkomst met België worden gesloten.

(7)

Daarnaast zijn de werkzaamheden voor het opzetten van twee controlecentra (GCC's) in 2014 voltooid en dienen met betrekking tot die centra overeenkomsten te worden gesloten met Duitsland en Italië; met de werkzaamheden voor het opzetten van het Galileo-beveiligingscentrum (GSMC) is begonnen in 2013 en hiervoor zijn in 2013 overeenkomsten getekend met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, maar deze werkzaamheden zullen pas in 2017 en niet al in 2015 worden voltooid; voor de werkzaamheden voor het opzetten van het GNSS-dienstencentrum (GSC) is op 30 juni 2014, en niet al in 2013, een overeenkomst getekend met Spanje; de werkzaamheden voor het opzetten van het SAR-dienstencentrum hebben tussen 2012 en 2014 plaatsgevonden en hiervoor dient een raamcontract voor diensten te worden gesloten met het Centre National d'Etudes Spatiales (CNES), in plaats van een overeenkomst met Frankrijk; de werkzaamheden voor het opzetten van het Galileo-referentiecentrum (GRC), dat zich bevindt in Noordwijk in Nederland in de nabijheid van Estec maar niet op het terrein van Estec zelf, strekken zich uit over de periode 2015-2017 in plaats van 2013-2016, en hiervoor dient in 2016 een overeenkomst met Nederland te worden gesloten; de werkzaamheden voor het opzetten van een station voor testen in de omloopbaan, in Redu, maakten geen onderdeel uit van het contract dat met de onderneming Spaceopal was gesloten.

(8)

Wat betreft de stations zijn de werkzaamheden voor het opzetten van de TTC-stations van Réunion en Nouméa inderdaad tussen 2012 en 2014 uitgevoerd, maar die voor het opzetten van het TTC-station van Papeete op Tahiti zullen pas in 2016-2017 plaatsvinden. Daarnaast zijn de GSS-stations van Kiruna, Jan Mayen, de Azoren, Kerguelen, Saint-Pierre en Miquelon, Ascension en de Falklandeilanden weliswaar tussen 2012 en 2014 opgezet, maar is het opzetten van de GSS-stations van de Canarische Eilanden en Madeira geannuleerd, dat van het GSS-station van Wallis uitgesteld tot 2016-2017, en wordt het eventueel opzetten van de GSS-stations van Tokio, Adélieland en Diego Garcia nog bestudeerd, terwijl in Redu wel een GSS-station is opgezet.

(9)

Ten slotte heeft het opzetten van de SAR-stations weliswaar plaatsgevonden zoals voorzien, en zijn hiervoor contracten en een memorandum van overeenstemming gesloten, maar is het dienstig te preciseren dat er twee types van deze stations zijn: enerzijds de zogenoemde Meolut-stations („Medium Earth Orbit Local User Terminal”), die door de satellieten doorgegeven noodsignalen ontvangen en zich in Makarios en Maspalomas en op Svalbard bevinden, en anderzijds de stations die bestaan uit een SAR-referentiebaken en die referentienoodsignalen afgeven waarmee het systeem gekalibreerd kan worden en de prestaties ervan gemeten kunnen worden; deze bevinden zich eveneens in Makarios en Maspalomas en op Svalbard, maar tevens in Toulouse en op Santa Maria (Azoren).

(10)

Bovendien is het, aangezien dit besluit Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU vervangt, passend dat dat besluit wordt ingetrokken. In het belang van juridische duidelijkheid en goed bestuur worden de in de bijlage bij Besluit 2012/117/EU opgenomen elementen en de door het onderhavige besluit vastgestelde nieuwe elementen in de bijlage geconsolideerd.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1285/2013 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU van de Commissie van 23 februari 2012 tot vaststelling van een lijst van kritieke beslissingsmomenten voor de beoordeling van de uitvoering van het Galileo-programma wat de in het kader van de ontwikkelings- en de stationeringsfase van het programma op te zetten grondcentra en grondstations betreft (PB L 52 van 24.2.2012, blz. 28).

(3)  Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma's voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Benaming

Locaties en maatregelen voor het opzetten teneinde de goede werking te waarborgen

Grondcentra

Twee Galileo-controlecentra (GCC's)

De twee controlecentra zijn tussen 2009 en 2014 opgezet, respectievelijk in Oberpfaffenhofen (Duitsland) en Fucino (Italië). Over deze centra moeten twee overeenkomsten worden getekend, met respectievelijk Duitsland en Italië.

Galileo-centrum voor beveiligingscontrole (GSMC)

In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wordt het in tweeën gesplitste Galileo-beveiligingscentrum opgezet. De werkzaamheden hiervoor zijn in 2013 begonnen en moeten in 2017 worden voltooid. Over deze werkzaamheden zijn in 2013 met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk overeenkomsten getekend.

GNSS-dienstencentrum (GSC)

In Madrid (Spanje) wordt het GNSS-dienstencentrum opgezet. De werkzaamheden hiervoor zijn in 2011 begonnen en moeten in 2016 worden voltooid. Over deze werkzaamheden is in 2014 een overeenkomst met Spanje getekend.

SAR-dienstencentrum

Het SAR-dienstencentrum is tussen 2012 en 2014 in Toulouse (Frankrijk) opgezet. Over dit centrum moet een raamcontract voor diensten worden gesloten met het Centre National d'Etudes Spatiales (CNES).

Galileo-referentiecentrum (GRC)

In Noordwijk (Nederland) wordt het Galileo-referentiecentrum opgezet. De werkzaamheden hiervoor zijn in 2015 begonnen en moeten in 2017 worden voltooid. Over deze werkzaamheden moet in 2016 een overeenkomst met Nederland worden getekend.

ILS-centrum

In Transinne (België) moet in de loop van 2016 het centrum voor geïntegreerde logistieke ondersteuning (ILS-centrum) worden opgezet, en voor dit centrum moet een overeenkomst met België worden gesloten.

Station voor testen in de omloopbaan

In Redu (België) is in 2010 het station voor testen in de omloopbaan opgezet.

 

Grondstations op afstand

TTC-stations

In Kiruna (Zweden) en Kourou (Frankrijk), op Réunion (Frankrijk) en in Nouméa (Nieuw-Caledonië) zijn tussen 2010 en 2014 TTC-stations opgezet.

In Papeete (Frans-Polynesië) moet in 2016-2017 een TTC-station worden opgezet.

Voor het opzetten van deze TTC-stations zijn contracten gesloten tussen het Europees Ruimteagentschap en dienstverleners.

GSS-stations

Op de Azoren (Portugal) en Ascension, in Fucino (Italië), op Jan Mayen (Noorwegen), in Kerguelen, Kiruna (Zweden) en Kourou (Frankrijk), op Réunion (Frankrijk) en de Falklandeilanden, in Nouméa (Nieuw-Caledonië), Papeete (Frans-Polynesië), Redu (België) en Saint-Pierre en Miquelon, op Svalbard (Noorwegen) en in Troll (Noorwegen) zijn tussen 2009 en 2014 GSS-stations opgezet.

Op Wallis moet in 2016-2017 een GSS-station worden opgezet.

Voor het opzetten van deze GSS-stations zijn contracten gesloten tussen het Europees Ruimteagentschap en dienstverleners.

ULS-stations

Op Tahiti (Frans-Polynesië), in Kourou (Frankrijk), op Réunion (Frankrijk), in Nieuw-Caledonië en op Svalbard (Noorwegen) zijn tussen 2009 en 2011 ULS-stations opgezet.

Voor het opzetten van deze ULS-stations zijn contracten gesloten tussen het Europees Ruimteagentschap en dienstverleners.

SAR-stations

In Makarios (Cyprus) en Maspalomas (Spanje) en op Svalbard (Noorwegen) zijn in 2012 en 2013 SAR-stations van het zogenoemde Meolut-type opgezet. In Makarios (Cyprus) en Maspalomas (Spanje), op Santa Maria (Portugal), in Toulouse (Frankrijk) en op Svalbard (Noorwegen) zijn SAR-stations opgezet die bestaan uit een SAR-referentiebaken.

Voor het opzetten van deze SAR-stations zijn voor de stations van Maspalomas, Santa Maria en Svalbard contracten tussen het Europees Ruimteagentschap en dienstverleners, voor het station van Makarios een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en Cyprus, en voor het station van Toulouse een contract tussen de Commissie en een dienstverlener gesloten.