ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 157

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
23 juni 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/960 van de Raad van 19 juni 2015 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/961 van de Raad van 22 juni 2015 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

20

 

*

Gedelegeerde verordening (EU) 2015/962 van de Commissie van 18 december 2014 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft ( 1 )

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/963 van de Commissie van 22 juni 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

32

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/964 van de Commissie van 22 juni 2015 tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector varkensvlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 442/2009

34

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/965 van de Commissie van 22 juni 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 bepaalde hoeveelheid in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende tariefcontingent voor vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

36

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/966 van de Commissie van 22 juni 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 bepaalde hoeveelheden in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 voor de sector eieren en ovoalbumine geopende tariefcontingenten

38

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/967 van de Commissie van 22 juni 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

40

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/968 van de Commissie van 22 juni 2015 tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovoalbumine van oorsprong uit Oekraïne

42

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/969 van het Politiek en Veiligheidscomité van 19 juni 2015 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO)

44

 

*

Besluit (GBVB) 2015/970 van de Raad van 22 juni 2015 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

45

 

*

Besluit (GBVB) 2015/971 van de Raad van 22 juni 2015 houdende wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

50

 

*

Besluit (GBVB) 2015/972 van de Raad van 22 juni 2015 tot aanvang van de militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED)

51

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/973 van de Raad van 22 juni 2015 houdende uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

52

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/974 van de Commissie van 17 juni 2015 houdende toestemming voor de lidstaten om bepaalde afwijkingen vast te stellen krachtens Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4087)

53

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/975 van de Commissie van 19 juni 2015 betreffende een door Spanje overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen maatregel om het in de handel brengen van een door HIDALGO'S GROUP (Spanje) in Spanje ingevoerde slagboormachine te verbieden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4086)  ( 1 )

96

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2015/976 van de Commissie van 19 juni 2015 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van tropaanalkaloïden in levensmiddelen ( 1 )

97

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2014 van de Associatieraad EU-Oekraïne van 15 december 2014 tot vaststelling van zijn reglement van orde en van dat van het Associatiecomité en van subcomités [2015/977]

99

 

*

Besluit nr. 2/2014 van de Associatieraad EU-Oekraïne van 15 december 2014 tot instelling van twee subcomités [2015/978]

110

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur ( PB L 189 van 27.6.2014 )

112

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/1


VERORDENING (EU) 2015/960 VAN DE RAAD

van 19 juni 2015

tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In juni 2014 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea — ICES) wetenschappelijk advies uitgebracht over het zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en bevestigd dat dit bestand sinds 2012 snel achteruitgaat. Bovendien heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) de mate beoordeeld waarin geldende nationale maatregelen de zeebaars beschermen en deze, in het algemeen, ondoeltreffend bevonden. Zeebaars is een langzaam groeiende soort die laat geslachtsrijp wordt. De visserijsterfte bij het zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ligt momenteel vier keer hoger dan het niveau dat de maximale duurzame opbrengst zou opleveren (maximum sustainable yield — MSY).

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 (1) heeft de Commissie op basis van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) noodmaatregelen genomen met het oog op het reduceren van de visserijsterfte die wordt veroorzaakt door gericht op paaibestanden van zeebaars vissende pelagische vaartuigen. Die uitvoeringsverordening is op 30 april 2015 verstreken.

(3)

Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (3) is gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/523 van de Raad (4), met als doel de impact van recreatievisserijen op de visserijsterfte te reduceren.

(4)

Een verdere reductie van de vangsten is noodzakelijk, en daarom moeten de vangsten van gerichte commerciële visserijen worden beperkt aan de hand van maandelijkse vangstbeperkingen in de ICES-sectoren IVb en IVc, alsmede in VIId, VIIe, VIIf en VIIh. In de ICES-sectoren VIIa en VIIg moeten de maandelijkse vangstbeperkingen enkel in de Britse territoriale wateren worden toegepast. Deze vangstbeperking moet de vissers in staat stellen hun huidige visserijpraktijken zo aan te passen dat zij zeebaars vermijden, maar toch een zekere incidentele bijvangst mogen behouden.

(5)

Daarnaast moeten de door Ierland genomen instandhoudingsmaatregelen, namelijk verbodsmaatregelen inzake het vangen, aan boord houden, overladen, verplaatsen of aanlanden van zeebaars, worden behouden en worden uitgebreid tot alle vaartuigen van de Unie die actief zijn in de ICES-sectoren VIIb, VIIc, VIIj en VIIk. Deze maatregelen moeten tevens van toepassing zijn in de ICES-sectoren VIIa en VIIg, met uitzondering van de wateren binnen 12 zeemijl vanaf de basislijn die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, waar de regeling van de maandelijkse vangstbeperking van toepassing is.

(6)

De zeebaarsvangsten moeten maandelijks worden gemonitord aan de hand van door de lidstaten verzamelde gegevens.

(7)

In de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds (5), en in het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in die overeenkomst (6) is bepaald dat 7,7 % van de totaal toegestane vangst (total available catches — TAC) voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden V en XIV aan de Unie wordt toegewezen.

(8)

Bij Verordening (EU) 2015/104 is voor 2015 voor het loddebestand in de betrokken Groenlandse wateren een Uniequotum van 0 ton vastgesteld.

(9)

Op 13 mei 2015 hebben de Groenlandse autoriteiten de Unie meegedeeld dat de TAC voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden V en XIV voor de periode van 20 juni 2015 tot en met 30 april 2016 was vastgesteld, waarbij aan de Unie een quotum van 23 100 ton werd gegeven. Het is passend de vangstmogelijkheden van de Unie dienovereenkomstig vast te stellen en te verdelen.

(10)

In het kader van het jaarlijkse overleg inzake visserij tussen de Unie en Noorwegen heeft de Unie zich ertoe verbonden voor 2015 een extra hoeveelheid van 20 000 ton lodde in de Groenlandse wateren van ICES-deelgebied XIV aan Noorwegen toe te wijzen. Het is passend deze hoeveelheid af te nemen van het quotum dat de Unie in deze wateren ter beschikking staat. De bij de onderhavige verordening vastgestelde vangstbeperkingen voor lodde dienen met ingang van 20 juni 2015 van toepassing te zijn.

(11)

Noorwegen heeft ingestemd met een verhoging van de Uniequota voor de volgende bestanden: kabeljauw in de Noorse wateren van I en II met 1 512 ton; schelvis in de Noorse wateren van I en II met 88 ton; leng in de Noorse wateren van IV met 150 ton, en schelvis in IV en de Uniewateren van IIa met 250 ton. De tabellen voor de betreffende TAC's moeten derhalve dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(12)

Er moet worden verduidelijkt dat de flexibiliteitsmarge van 5 % tussen gebieden (bijzondere voorwaarde) voor golfrog uitsluitend van toepassing is op het quotum voor de bijvangst van golfrog.

(13)

Bepaalde vangsten van ruwe haai kunnen worden toegelaten, maar het verbod op het vangen van ruwe haai met beuglijnen moet wel behouden blijven.

(14)

De partijen bij de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (North-East Atlantic Fisheries Commission — NEAFC) zijn het niet eens geworden over een passende beheersmaatregel voor de roodbaarsbestanden in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II voor 2015, en de ICES heeft geadviseerd dat de aanbevolen vangst voor alle partijen niet meer zou bedragen dan 30 000 ton. Aangezien zowel in de wateren van de kuststaten als in de internationale wateren op dit bestand wordt gevist, heeft de Unie tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de NEAFC in november 2014 aanbevolen om een maatregel aan te nemen waarmee deze visserijen beperkt worden tot 19 500 ton. Omdat er nog steeds geen beheersmaatregel op NEAFC-niveau is, moet de visserijinspanning in de internationale wateren, net als in 2014, worden beperkt en voor 2015 worden vastgesteld op 19 500 ton voor alle vaartuigen van de in het gebied actieve NEAFC-partijen, Unievaartuigen daaronder begrepen.

(15)

Het overleg over de vangstmogelijkheden voor het roodbaarsbestand in de Noorse wateren van I en II zal in 2015 worden voortgezet. De vangstbeperkingen voor dit bestand zullen in de loop van 2015 worden vastgesteld, rekening houdend met het resultaat van dit overleg.

(16)

Voor een juist beeld van de verdeling, voor 2015, van het vistuig van de Spaanse blauwvintonijnvloot moet bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/104, waarin de beperkingen van de vangst,-, kweek- en mestcapaciteit voor blauwvintonijn zijn vastgelegd, worden gewijzigd.

(17)

Onlangs is een vaartuig dat de vlag van Frankrijk voerde en in het IOTC-verdragsgebied (Indian Ocean Tuna Commission — Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan) op tropische tonijn viste, omgevlagd naar een Italiaans vaartuig. De capaciteit in brutotonnage die in dit verband in bijlage VI bij Verordening (EU) 2015/104 aan Frankrijk is toegewezen, moet daarom worden overgedragen aan Italië. Met deze overdracht worden de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde capaciteitsbeperkingen voor Italië niet overschreden. De overdracht heeft evenmin gevolgen voor de door de IOTC vastgestelde capaciteitsbeperkingen.

(18)

Verordening (EU) 2015/104 moet op een aantal punten worden gecorrigeerd om te waarborgen dat de afronding van het totaal van de quota van de lidstaten niet tot gevolg heeft dat het voor de Unie beschikbare quotum wordt overschreden, en tevens om typografische onnauwkeurigheden weg te werken of rapportagecodes toe te voegen.

(19)

Verordening (EU) 2015/104 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

De maatregelen in deze verordening moeten zo snel mogelijk van toepassing worden. Deze verordening moet derhalve in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EU) 2015/104 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Maatregelen inzake zeebaars

1.   Het is vaartuigen van de Unie verboden om in de volgende gebieden meer dan de in lid 2 vastgestelde hoeveelheden zeebaars te vissen en om meer dan de in dat lid vastgestelde, in die gebieden gevangen hoeveelheden zeebaars aan boord te houden, te verplaatsen, over te laden of aan te landen:

a)

ICES-sectoren IVb, IVc, VIId, VIIe, VIIf en VIIh;

b)

wateren binnen 12 zeemijl vanaf de basislijn die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen in de ICES-sectoren VIIa en VIIg.

2.   Voor de toepassing van lid 1 gelden de volgende vangstbeperkingen:

Categorie en code van vistuig (7)

Maximale toegestane zeebaarsvangst per vaartuig per kalendermaand (in kg)

Pelagische trawls, inclusief OTM en PTM

1 500

Alle types demersale trawls, inclusief Deense/Schotse zegens, inclusief OTB, OTT, PTB, TBB, SSC, SDN, SPR, SV, SB, SX, TBN, TBS en TB

1 800

Alle GN, alle drijfnetten en vaste (schakel)netten, inclusief GTR, GNS, GND, FYK, FPN en FIX

1 000

Alle beuglijnen en hengels, inclusief LHP, LHM, LLD, LL, LTL, LX en LLS

1 300

Ringzegens, codes van vistuig PS en LA

3 000

3.   Voor vaartuigen van de Unie die in één kalendermaand meer dan één vistuig gebruiken, geldt de laagste van de vangstbeperkingen die in lid 2 voor de betrokken vistuigen zijn vastgesteld.

4.   Overdracht van de in lid 2 vastgestelde vangstbeperkingen van de ene maand naar de andere of tussen vaartuigen is verboden.

5.   Het aan boord hebben, overladen, verplaatsen of aanlanden van zeebaars die is gevangen in de ICES-sectoren VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, alsmede in de wateren van de ICES-sectoren VIIa en VIIg buiten 12 zeemijl vanaf de basislijn die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, is verboden voor vaartuigen van de Unie.

6.   De lidstaten melden uiterlijk 20 dagen na het einde van elke maand aan de Commissie hoeveel zeebaars per vistuigtype is gevangen.”.

Artikel 2

1.   Bijlage IA bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

2.   Bijlage IB bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

3.   Bijlage IC bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij de onderhavige verordening.

4.   Bijlage ID bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij de onderhavige verordening.

5.   Bijlage IF bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij de onderhavige verordening.

6.   Bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/104 wordt vervangen door de tekst in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

7.   Bijlage VI bij Verordening (EU) 2015/104 wordt vervangen door de tekst in bijlage VII bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 19 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. REIRS


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 31).

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2015/523 van de Raad van 25 maart 2015 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) 2015/104 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden (PB L 84 van 28.3.2015, blz. 1).

(5)  PB L 172 van 30.6.2007, blz. 4.

(6)  PB L 293 van 23.10.2012, blz. 5.

(7)  Volgens de alfa 3-vistuigcodes van de FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties).


BIJLAGE I

1.

De vangstmogelijkhedentabel voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus) in IV en in de Uniewateren van IIa wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied:

IV; wateren van de Unie van IIa

(HAD/2AC4.)

België

254

 

 

Denemarken

1 745

 

 

Duitsland

1 111

 

 

Frankrijk

1 936

 

 

Nederland

190

 

 

Zweden

176

 

 

Verenigd Koninkrijk

28 785

 

 

Unie

34 197

 

 

Noorwegen

6 514

 

 

TAC

40 711

 

Analytische TAC

Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 

Noorse wateren van IV (HAD/*04N-)

Unie

25 252

2.

De vangstmogelijkhedentabel voor leng (Molva molva) in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Leng

Molva molva

Gebied:

Noorse wateren van IV

(LIN/04-N.)

België

8

 

 

Denemarken

965

 

 

Duitsland

27

 

 

Frankrijk

11

 

 

Nederland

2

 

 

Verenigd Koninkrijk

87

 

 

Unie

1 100

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

3.

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen (Rajiformes) in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

wateren van de Unie van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

(SRX/67AKXD)

België

725 (1)  (2)  (3)

 

 

Estland

4 (1)  (2)  (3)

 

 

Frankrijk

3 255 (1)  (2)  (3)

 

 

Duitsland

10 (1)  (2)  (3)

 

 

Ierland

1 048 (1)  (2)  (3)

 

 

Litouwen

17 (1)  (2)  (3)

 

 

Nederland

3 (1)  (2)  (3)

 

 

Portugal

18 (1)  (2)  (3)

 

 

Spanje

876 (1)  (2)  (3)

 

 

Verenigd Koninkrijk

2 076 (1)  (2)  (3)

 

 

Unie

8 032 (1)  (2)  (3)

 

 

TAC

8 032 (3)

 

Voorzorgs-TAC

Artikel 11 van deze verordening is van toepassing

4.

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen (Rajiformes) in de Uniewateren van VIId wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

wateren van de Unie van VIId

(SRX/07D.)

België

72 (4)  (5)  (6)

 

 

Frankrijk

602 (4)  (5)  (6)

 

 

Nederland

4 (4)  (5)  (6)

 

 

Verenigd Koninkrijk

120 (4)  (5)  (6)

 

 

Unie

798 (4)  (5)  (6)

 

 

TAC

798 (6)

 

Voorzorgs-TAC

5.

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen (Rajiformes) in de wateren van de Unie van VIII en IX wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

wateren van de Unie van VIII en IX

(SRX/89-C.)

België

7 (7)  (8)

 

 

Frankrijk

1 298 (7)  (8)

 

 

Portugal

1 051 (7)  (8)

 

 

Spanje

1 057 (7)  (8)

 

 

Verenigd Koninkrijk

7 (7)  (8)

 

 

Unie

3 420 (7)  (8)

 

 

TAC

3 420 (8)

 

Voorzorgs-TAC

6.

De eerste voetnoot in de vangstmogelijkhedentabel voor doornhaai (Squalus acanthias) in de wateren van de Unie van IIa en IV en de eerste voetnoot van de vangstmogelijkhedentabel voor doornhaai (Squalus acanthias) in de wateren van de Unie en internationale wateren van I, V, VI, VII, XII en XIV worden vervangen door de volgende bepalingen:

„In de gebieden waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op doornhaai worden gevist. Exemplaren die worden gevangen buiten visserijen die onder de aanlandingsverplichting vallen, worden ongedeerd gelaten en worden onmiddellijk vrijgelaten. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden.”

7.

De vangstmogelijkhedentabel voor kever en bijvangsten (Trisopterus esmarkii) in IIIa, de Uniewateren van IIa en IV wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Kever en bijvangsten

Trisopterus esmarkii

Gebied:

IIIa; wateren van de Unie van IIa en IV

(NOP/2A3A4.)

Denemarken

127 882 (9)

 

 

Duitsland

24 (9)  (10)

 

 

Nederland

94 (9)  (10)

 

 

Unie

128 000 (9)  (11)

 

 

Noorwegen

15 000

 

 

Faeröer

7 000 (12)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

8.

De vangstmogelijkhedentabel voor andere soorten in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Andere soorten

Gebied:

Noorse wateren van IV

(OTH/04-N.)

België

40

 

 

Denemarken

3 624

 

 

Duitsland

409

 

 

Frankrijk

168

 

 

Nederland

290

 

 

Zweden

Niet relevant (13)

 

 

Verenigd Koninkrijk

2 719

 

 

Unie

7 250 (14)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

(1)  Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/67AKXD), zandrog (Raja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld.

(2)  Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de wateren van de Unie van VIId (SRX/*07D.), onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*07D.), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*07D.), zandrog (Raja circularis) (RJI/*07D.) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/*07D.) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor golfrog (Raja undulata).

(3)  Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in sector VIIe alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/67AKXD). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:

Soort:

Golfrog

Raja undulata

Gebied:

wateren van de Unie van VIIe

(RJU/67AKXD)

België

9

 

 

Estland

0

 

 

Frankrijk

41

 

 

Duitsland

0

 

 

Ierland

13

 

 

Litouwen

0

 

 

Nederland

0

 

 

Portugal

0

 

 

Spanje

11

 

 

Verenigd Koninkrijk

26

 

 

Unie

100

 

 

TAC

100

 

Voorzorgs-TAC

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de wateren van de Unie van VIId; de vangsten worden gemeld onder de volgende code: (RJU/*07D.). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden.

(4)  Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/07D.) en golfrog (Raja undulata) (RJU/07D.) worden afzonderlijk gemeld.

(5)  Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de wateren van de Unie van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD). Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*67AKD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*67AKD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*67AKD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*67AKD) en kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*67AKD) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor golfrog (Raja undulata).

(6)  Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in het gebied waarvoor deze TAC geldt alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/07D.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:

Soort:

Golfrog

Raja undulata

Gebied:

wateren van de Unie van VIIe

(RJU/07D.)

België

1

 

 

Frankrijk

8

 

 

Nederland

0

 

 

Verenigd Koninkrijk

2

 

 

Unie

11

 

 

TAC

11

 

Voorzorgs-TAC

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de wateren van de Unie van VIIe; de vangsten worden gemeld onder de volgende code: (RJU/*67AKD). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden.

(7)  Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/89-C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/89-C.) en stekelrog (Raja clavata) (RJC/89-C.) worden afzonderlijk gemeld.

(8)  Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in deelgebied VIII alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/89-C.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:

Soort:

Golfrog

Raja undulata

Gebied:

wateren van de Unie van VIIe

(RJU/89-C.)

België

0

 

 

Frankrijk

9

 

 

Portugal

8

 

 

Spanje

8

 

 

Verenigd Koninkrijk

0

 

 

Unie

25

 

 

TAC

25

 

Voorzorgs-TAC

(9)  Onverminderd de aanlandingsverplichting, mogen vangsten van wijting voor ten hoogste 5 % in mindering worden gebracht op het quotum (OT2/*2A3A4), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor kever uitmaken.

(10)  Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de wateren van de Unie van ICES-zones IIa, IIIa en IV.

(11)  Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 januari tot en met 31 oktober 2015.

(12)  Er moet een sorteerrooster worden gebruikt, met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.

(13)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.

(14)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg.


BIJLAGE II

1.

De vangstmogelijkhedentabel voor haring (Clupea harengus) in de wateren van de Unie en internationale wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

wateren van de Unie en internationale wateren van I en II

(HER/1/2-)

België

6 (1)

 

 

Denemarken

6 314 (1)

 

 

Duitsland

1 105 (1)

 

 

Spanje

21 (1)

 

 

Frankrijk

272 (1)

 

 

Ierland

1 634 (1)

 

 

Nederland

2 259 (1)

 

 

Polen

319 (1)

 

 

Portugal

21 (1)

 

 

Finland

98 (1)

 

 

Zweden

2 339 (1)

 

 

Verenigd Koninkrijk

4 036 (1)

 

 

Unie

18 424 (1)

 

 

Faeröer

9 000 (2)  (3)

 

 

TAC

Niet vastgesteld

 

Analytische TAC

2.

De vangstmogelijkhedentabel voor kabeljauw (Gadus morhua) in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Noorse wateren van I en II

(COD/1N2AB.)

Duitsland

2 663

 

 

Griekenland

330

 

 

Spanje

2 970

 

 

Ierland

330

 

 

Frankrijk

2 444

 

 

Portugal

2 970

 

 

Verenigd Koninkrijk

10 329

 

 

Unie

22 036

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

3.

De vangstmogelijkhedentabel voor lodde (Mallotus villosus) in de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied:

Groenlandse wateren van V en XIV

(CAP/514GRN)

Denemarken

2 635

 

 

Duitsland

115

 

 

Zweden

189

 

 

Verenigd Koninkrijk

25

 

 

Alle lidstaten

136 (4)

 

 

Unie

3 100 (5)

 

 

Noorwegen

20 000

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

4.

De vangstmogelijkhedentabel voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus) in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied:

Noorse wateren van I en II

(HAD/1N2AB.)

Duitsland

276

 

 

Frankrijk

166

 

 

Verenigd Koninkrijk

846

 

 

Unie

1 288

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

5.

De vangstmogelijkhedentabel voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied:

Noorse wateren van I en II

(RED/1/2AB.)

Unie

Nog vast te stellen

 

 

TAC

Niet relevant

 

 

6.

De vangstmogelijkhedentabel voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de internationale wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied:

Internationale wateren van I en II

(RED/1/2INT)

Unie

Niet relevant (6)  (7)

 

 

TAC

19 500

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


(1)  Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de in elk van de volgende gebieden gevangen hoeveelheden gerapporteerd: gereglementeerd gebied van de NEAFC en wateren van de Unie.

(2)  Mag worden gevangen in de EU-wateren ten noorden van 62° NB

(3)  Te verrekenen met de vangstbeperkingen van de Faeröer.

Bijzondere voorwaarde:

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen (HER/*2AJMN)

0

 

II, Vb benoorden 62° NB (wateren van de Faeröer) (HER/*25B-F)

België

3

Denemarken

3 084

Duitsland

540

Spanje

10

Frankrijk

133

Ierland

798

Nederland

1 104

Polen

156

Portugal

10

Finland

48

Zweden

1 143

Verenigd Koninkrijk

1 971

(4)  Denemarken, Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk mogen pas gebruikmaken van het quotum voor „alle lidstaten” wanneer zij hun eigen quotum hebben opgebruikt. Lidstaten waaraan meer dan 10 % van het quotum van de Unie is toegewezen, mogen het quotum voor „alle lidstaten” evenwel niet gebruiken.

(5)  Voor een visseizoen van 20 juni tot en met 30 april van het daaropvolgende jaar.

(6)  Er mag enkel worden gevist in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2015. De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de verdragsluitende partijen bij de NEAFC. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het NEAFC-secretariaat de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de TAC volledig is opgebruikt. Vanaf die datum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaarzen door vaartuigen die hun vlag voeren, verboden.

(7)  De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaarzen in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.


BIJLAGE III

De vangstmogelijkhedentabel voor kortvinpijlinktvis (Illex illecebrosus) in de NAFO-deelgebieden 3 en 4 wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Kortvinpijlinktvis

Illex illecebrosus

Gebied:

NAFO-deelgebieden 3 en 4

(SQI/N34.)

Estland

128 (1)

 

 

Letland

128 (1)

 

 

Litouwen

128 (1)

 

 

Polen

227 (1)

 

 

Unie

Niet relevant (1)  (2)

 

 

TAC

34 000

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


(1)  Te vangen van 1 juli tot en met 31 december 2015.

(2)  Aandeel van de Unie niet nader bepaald. Canada en de lidstaten van de Unie, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 458 ton.


BIJLAGE IV

De vangstmogelijkhedentabel voor Noord-Atlantische witte tonijn (Thunnus alalunga) in de Atlantische Oceaan benoorden 5° NB wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Noord-Atlantische witte tonijn

Thunnus alalunga

Gebied:

Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB

(ALB/AN05N)

Ierland

2 510,64 (2)

 

 

Spanje

17 690,59 (2)

 

 

Frankrijk

4 421,71 (2)

 

 

Verenigd Koninkrijk

195,89 (2)

 

 

Portugal

2 120,3 (2)

 

 

Unie

26 939,13 (1)

 

 

TAC

28 000

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


(1)  Het aantal vissersvaartuigen van de Unie dat op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vist, wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 [1] vastgesteld op: 1 253

[1]

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3).

(2)  Het maximumaantal vissersvaartuigen dat de vlag van een lidstaat voert en gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 als volgt over de lidstaten verdeeld:

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Ierland

50

Spanje

730

Frankrijk

151

Verenigd Koninkrijk

12

Portugal

310


BIJLAGE V

1.

De vangstmogelijkhedentabel voor Beryx spp. (Beryx spp.) in het SEAFO-verdragsgebied wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Beryx spp.

Beryx spp.

Gebied:

SEAFO

(ALF/SEAFO)

TAC

200 (1)

 

Voorzorgs-TAC

2.

De vangstmogelijkhedentabel voor Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus) in deelsector B1 van het SEAFO-verdragsgebied wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Atlantische slijmkop

Hoplostethus atlanticus

Gebied:

SEAFO-deelsector B1 (2)

(ORY/F47NAM)

TAC

0 (3)

 

Voorzorgs-TAC

(1)  In deelsector B1 (ALF/*F47NA) mag niet meer dan 132 ton worden gevangen.

(2)  In het kader van deze TAC mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:

ten westen door de lengtegraad 0° OL,

ten noorden door de breedtegraad 20° ZB,

ten zuiden door de breedtegraad 28° ZB, en

ten oosten door de buitengrenzen van de exclusieve economische zone van Namibië.

(3)  Met uitzondering van een toegestane bijvangst van 4 ton (ORY/*F47NA).


BIJLAGE VI

Bijlage IV wordt vervangen door:

„BIJLAGE IV

ICCAT-VERDRAGSGEBIED  (1)

1.   Maximumaantal met de hengel of de sleeplijn vissende vaartuigen van de Unie die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen:

Frankrijk

37

Unie

37

2.   Maximumaantal vaartuigen van de Unie die in het kader van de ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen:

Spanje

84

Frankrijk

94

Italië

30

Cyprus

6 (2)

Malta

28 (3)

Unie

242

3.   Maximumaantal vaartuigen van de Unie die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden:

Kroatië

11

Italië

12

Unie

23

4.   Maximumaantal en totale in brutotonnage uitgedrukte capaciteit van de vissersvaartuigen van elke lidstaat die blauwvintonijn mogen bevissen, aan boord houden, overladen, vervoeren of aanlanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee:

Tabel A

Aantal vissersvaartuigen (4)

 

Cyprus (5)

Griekenland (6)

Kroatië

Italië

Frankrijk

Spanje

Malta (7)

Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen

1

1

11

12

17

6

1

Vaartuigen voor de visserij met de beug

6 (8)

0

0

30

8

59

28

Met de hengel vissende vaartuigen

0

0

0

0

8

15

0

Vaartuigen voor de visserij met de handlijn

0

0

12

0

29 (9)

1

0

Trawlers

0

0

0

0

57

0

0

Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij (10)

0

21

0

0

94

273

0


Tabel B

Totale in brutotonnage uitgedrukte capaciteit

 

Cyprus

Kroatië

Griekenland

Italië

Frankrijk

Spanje

Malta

Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Vaartuigen voor de visserij met de beug

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Met de hengel vissende vaartuigen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Met de handlijn vissende vaartuigen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Trawlers

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

5.   Maximumaantal tonnara's dat elke lidstaat in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag toestaan voor de visserij op blauwvintonijn:

Aantal tonnara's (11)

Spanje

5

Italië

6

Portugal

2

6.   Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van blauwvintonijn voor elke lidstaat, en maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee mag verdelen:

Tabel A

Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn

 

Aantal bedrijven

Capaciteit (in ton)

Spanje

14

11 852

Italië

15

13 000

Griekenland

2

2 100

Cyprus

3

3 000

Kroatië

7

7 880

Malta

8

12 300


Tabel B

Maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn (in ton)

Spanje

5 855

Italië

3 764

Griekenland

785

Cyprus

2 195

Kroatië

2 947

Malta

8 768


(1)  De in de punten 1, 2 en 3 vermelde aantallen kunnen naar beneden worden bijgesteld om aan de internationale verplichtingen van de Unie te voldoen.

(2)  Dit aantal kan met tien worden verhoogd, indien Cyprus beslist het vaartuig voor de visserij met de ringzegen te vervangen door tien vaartuigen voor de visserij met de beug, als vermeld in voetnoot 5 bij tabel A van punt 4.

(3)  Dit aantal kan met tien worden verhoogd, indien Malta beslist het vaartuig voor de visserij met de ringzegen te vervangen door tien vaartuigen voor de visserij met de beug, als vermeld in voetnoot 7 bij tabel A van punt 4.

(4)  De in deze tabel A van punt 4 vermelde aantallen kunnen nog worden verhoogd, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan.

(5)  Één middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan tien vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.

(6)  Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan tien vaartuigen voor ambachtelijke visserij of door één klein vaartuig voor de visserij met de ringzegen en drie vaartuigen voor ambachtelijke visserij worden vervangen.

(7)  Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan tien vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.

(8)  Polyvalente vaartuigen die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig.

(9)  Vaartuigen voor de sleeplijnvisserij die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan vissen.

(10)  Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig (beug, handlijn, sleeplijn).

(11)  Dit aantal kan nog worden verhoogd, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan.”.


BIJLAGE VII

Bijlage VI wordt vervangen door:

„BIJLAGE VI

IOTC-VERDRAGSGEBIED

1.

Maximumaantal vaartuigen van de Unie dat in het IOTC-verdragsgebied op tropische tonijn mag vissen:

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Capaciteit (brutotonnage)

Spanje

22

61 364

Frankrijk

27

45 383

Portugal

5

1 627

Italië

1

2 137

Unie

55

110 511

2.

Maximumaantal vaartuigen van de Unie dat in het IOTC-verdragsgebied op zwaardvis en witte tonijn mag vissen:

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Capaciteit (brutotonnage)

Spanje

27

11 590

Frankrijk

41 (1)

7 882

Portugal

15

6 925

Verenigd Koninkrijk

4

1 400

Unie

87

27 797

3.

De in punt 1 vermelde vaartuigen mogen in het IOTC-verdragsgebied tevens op zwaardvis en witte tonijn vissen.

4.

De in punt 2 vermelde vaartuigen mogen in het IOTC-verdragsgebied tevens op tropische tonijn vissen.”.


(1)  In dit aantal zijn geen in Mayotte geregistreerde vaartuigen begrepen; het aantal kan in de toekomst worden verhoogd in overeenstemming met het vlootontwikkelingsplan van Mayotte.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/961 VAN DE RAAD

van 22 juni 2015

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 januari 2012 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 36/2012 vastgesteld.

(2)

Eén persoon dient verwijderd te worden van de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 vervatte lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen.

(3)

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

De naam van de volgende persoon en de bijbehorende vermelding worden geschrapt van de lijst in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012:

A.   Personen

12.

Fawwaz (

Image

) Al-Assad (

Image

).

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/21


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/962 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3, onder b), van Richtlijn 2010/40/EU is vastgesteld dat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten voor de ontwikkeling en het gebruik van specificaties en normen een prioritaire actie is.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2010/40/EU moet de Commissie de specificaties vaststellen die noodzakelijk zijn om te zorgen voor compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit bij de invoering en het operationele gebruik van intelligente vervoerssystemen (hierna „ITS” genoemd) voor de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten. Deze verordening beoogt een verbetering van de toegankelijkheid, de uitwisseling, het hergebruik en de actualisering van de weg- en verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de levering van kwalitatief hoogstaande en continue realtimeverkeersinformatiediensten in de hele Unie.

(3)

In artikel 5 van Richtlijn 2010/40/EU is bepaald dat specificaties die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van deze richtlijn moeten worden toegepast op de ITS-toepassingen en -diensten, zonder afbreuk te doen aan het recht van de lidstaten om zelf te beslissen over de invoering van deze toepassingen en diensten op hun grondgebied.

(4)

Deze specificaties dienen van toepassing te zijn op de levering van alle realtimeverkeersinformatiediensten, onverminderd bijzondere specificaties die zijn vastgesteld in andere handelingen uit hoofde van Richtlijn 2010/40/EU, met name Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 885/2013 van de Commissie (2) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 886/2013 van de Commissie (3).

(5)

Er bestaat al een markt voor de verlening van realtimeverkeersinformatiediensten in de Unie en het is in het belang van zowel de gebruikers en klanten als de aanbieders van die diensten dat de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd om deze markt in stand te houden en op innovatieve wijze verder te ontwikkelen. Wat betreft de verlening van realtimeverkeersinformatiediensten, zijn in Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) minimumregels vastgesteld voor het hergebruik van overheidsinformatie in de hele Unie. Met betrekking tot het hergebruik van gegevens die in het bezit zijn van de wegbeheerders en publieke wegbeheerders, zijn de bij deze verordening vastgestelde voorschriften, met name die betreffende de actualisering van de gegevens, van toepassing onverminderd de voorschriften van de Richtlijn 2003/98/EG.

(6)

Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) schept een Europese infrastructuur voor ruimtelijke gegevens om de uitwisseling van en de publieke toegang tot ruimtelijke informatie (met inbegrip van het ruimtelijke gegevensthema „vervoersnetwerken”) in de hele Unie mogelijk te maken, teneinde het milieubeleid van de Unie en de beleidsmaatregelen of activiteiten die van invloed kunnen zijn op het milieu, te ondersteunen. De specificaties die in deze verordening zijn vastgesteld, moeten verenigbaar zijn met de specificaties die zijn vastgesteld in Richtlijn 2007/2/EG en de uitvoeringshandelingen daarvan, met name Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de Commissie (6). De uitbreiding van de toepassing van deze specificaties tot alle types statische weggegevens zou ook verdere harmonisatie op dit gebied kunnen bevorderen.

(7)

In Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) is de wegeninfrastructuur omschreven, die deel uitmaakt van het kernnetwerk en het uitgebreide trans-Europese vervoersnetwerk. Deze verordening dient van toepassing te zijn op het uitgebreide trans-Europese wegennet zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1315/2013, aangezien het merendeel van het internationale vervoer over de weg plaatsvindt op dit net. Aangezien de meeste autosnelwegen reeds zijn opgenomen in dit net, dienen de andere snelwegen eveneens onder deze verordening te vallen om de coherentie voor de weggebruikers te garanderen. Terugkerende externe kosten van het verkeer en andere problemen met verkeersbeheer, zoals congestie, luchtvervuiling of geluidshinder, blijven niet beperkt tot het trans-Europese wegennet of tot snelwegen. In feite vindt een aanzienlijk deel van de terugkerende verkeerscongestie plaats in stedelijke gebieden. De lidstaten moeten dan ook toestemming krijgen om deze specificaties toe te passen op geselecteerde wegen buiten het trans-Europese wegennet en het snelwegennet die zij als prioritaire gebieden beschouwen. Gezien de voortdurend veranderende aard van de verkeerspatronen, moeten de lidstaten toestemming krijgen om deze prioritaire gebieden te wijzigen.

(8)

Statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens hebben allemaal andere kenmerken en moeten allemaal aan passende voorschriften voldoen. Gezien de diversiteit van de gegevensbronnen, variërend van infrastructuurgebaseerde sensoren tot voertuigen die als sensor dienst doen, is het van belang dat de specificaties van toepassing zijn op de relevante gegevenscategorieën, ongeacht de bron van gegevens en de technologie die wordt gebruikt voor het creëren of actualiseren van de gegevens.

(9)

Indien de persoonsgegevens worden verwerkt, moeten zij, voor zover mogelijk, op onherroepelijke wijze anoniem worden gemaakt. Bovendien moeten ze worden verwerkt overeenkomstig de wetgeving van de Unie, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), en overeenkomstig de nationale wetgeving dienaangaande. Zij moeten bovendien beantwoorden aan de beginselen van doelbeperking en gegevensminimalisering.

(10)

Indien voor de informatiedienst gegevens met geolocatie moeten worden verzameld, hetzij rechtstreeks via de eindgebruikers, hetzij in de toekomst via coöperatieve systemen, moeten de eindgebruikers duidelijk worden geïnformeerd over het feit dat die gegevens worden verzameld, over de regels inzake gegevensverzameling en over de potentiële tracering en bewaringstermijn. Publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en de automobielsector dienen passende technische maatregelen te nemen om de anonimiteit te garanderen van de gegevens die worden ontvangen van eindgebruikers of hun voertuigen.

(11)

Om geharmoniseerde en naadloze realtimeverkeersinformatiediensten te kunnen verlenen, moeten de lidstaten gebruikmaken van bestaande technische oplossingen en normen die door de Europese en internationale normalisatie-instellingen zijn opgesteld, zoals DATEX II (CEN/TS 16157 en latere versies) en de ISO-normen. Voor gegevenstypes waarvoor geen gestandaardiseerd formaat beschikbaar is, dienen de lidstaten en de belanghebbenden te worden aangemoedigd om samen te werken om een akkoord te bereiken over de definitie en het formaat van de gegevens en metagegevens.

(12)

In de Unie bestaan al een aantal methoden voor dynamische plaatsbepaling, die worden toegepast in de lidstaten. Het gebruik van verschillende methoden voor dynamische plaatsbepaling moet toegestaan blijven. De lidstaten en belanghebbenden moeten echter worden aangemoedigd om samen te werken om overeenstemming te bereiken over de toegestane methoden voor plaatsbepaling, indien nodig via Europese normalisatie-instellingen.

(13)

De toegankelijkheid en regelmatige actualisering van statische weggegevens door wegenautoriteiten en wegenexploitanten zijn van essentieel belang om het mogelijk te maken actuele en nauwkeurige digitale kaarten op te stellen, die een belangrijke rol spelen in betrouwbare ITS-toepassingen. De producenten van digitale kaarten moeten worden aangemoedigd om actualiseringen van statische weggegevens tijdig te integreren in hun bestaande kaartdiensten en kaartactualiseringsdiensten. Om te voldoen aan het overheidsbeleid, bijvoorbeeld op het gebied van de verkeersveiligheid, moeten overheidsinstanties aan dienstverleners en producenten van digitale kaarten kunnen vragen om onjuistheden in hun gegevens te corrigeren.

(14)

De toegankelijkheid van nauwkeurige en actuele statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens is van essentieel belang voor het verlenen van realtimeverkeersinformatiediensten in de hele Unie. De relevante gegevens worden verzameld en bewaard door wegenautoriteiten, wegenexploitanten en aanbieders van realtimeverkeersinformatie. Om de uitwisseling en het hergebruik van deze gegevens te vergemakkelijken met het oog op de verlening van de diensten in kwestie, moeten wegenautoriteiten, wegenexploitanten en verleners van realtimeverkeersinformatiediensten de gegevens, de overeenkomstige metagegevens en de informatie over de kwaliteit van de gegevens ter beschikking stellen van andere wegenautoriteiten, wegenexploitanten, verleners van realtimeverkeersinformatiediensten en producenten van digitale kaarten via een nationaal of gemeenschappelijk toegangspunt. Het toegangspunt kan de vorm aannemen van een databank, een register, een internetportaal of een vergelijkbare vorm, afhankelijk van het gegevenstype. De lidstaten moeten de bestaande openbare en particuliere toegangspunten samenvoegen tot één toegangspunt dat de toegang mogelijk maakt tot alle soorten relevante beschikbare gegevens die binnen het toepassingsgebied van deze specificaties vallen. Het moet de lidstaten worden toegestaan om met elkaar samen te werken om een gemeenschappelijk toegangspunt op te zetten dat betrekking heeft op de beschikbare gegevens van de deelnemende lidstaten. Het moet de lidstaten vrij staan om de toegangspunten die zijn vastgesteld uit hoofde van andere krachtens Richtlijn 2010/40/EU goedgekeurde gedelegeerde handelingen te gebruiken als nationale toegangspunten voor de gegevens die onder deze verordening vallen.

(15)

Om de wegenautoriteiten, wegenexploitanten, dienstverleners en producenten van digitale kaarten de gelegenheid te bieden om de relevante gegevens met succes en op kostenefficiënte wijze te zoeken en te gebruiken, is het noodzakelijk om de inhoud en structuur van deze gegevens correct te beschrijven met passende metagegevens.

(16)

Deze specificaties mogen wegenautoriteiten of wegenexploitanten en dienstverleners niet verplichten om gegevens te verzamelen die zij niet reeds verzamelen of om gegevens te digitaliseren die niet reeds beschikbaar zijn in machineleesbaar formaat. De specifieke voorschriften met betrekking tot de actualiseringen van statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens mogen alleen gelden voor de gegevens die werkelijk worden verzameld en die beschikbaar zijn in machineleesbaar formaat. Tegelijkertijd moeten de lidstaten worden aangemoedigd te zoeken naar kosteneffectieve manieren die geschikt zijn om tegemoet te komen aan hun behoefte om bestaande statische weggegevens te digitaliseren.

(17)

Deze specificaties mogen wegenautoriteiten en wegbeheerders niet verplichten om verkeerscirculatieplannen en tijdelijke verkeersbeheersmaatregelen vast te stellen of uit te voeren. Zij mogen de dienstverleners niet verplichten om hun gegevens te delen met ander dienstverleners. Dienstverleners moeten de vrijheid hebben om onderling commerciële overeenkomsten te sluiten voor het hergebruik van relevante gegevens.

(18)

De lidstaten en de ITS-belanghebbenden moeten worden aangemoedigd om samen te werken teneinde overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke definities van gegevenskwaliteit, met het oog op het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren voor de gegevenskwaliteit in de gehele waardeketen van verkeersgegevens, zoals de volledigheid, nauwkeurigheid en actualiteit van de gegevens, de methode waarmee ze zijn verkregen en de gebruikte methode voor plaatsbepaling, alsmede de toegepaste kwaliteitscontroles. Zij moeten ook worden aangemoedigd om inspanningen te blijven leveren om bijbehorende methoden voor kwaliteitsmeting en monitoring van de verschillende soorten gegevens vast te stellen. De lidstaten moeten worden aangemoedigd om hun kennis, ervaring en beste praktijken op dit gebied met elkaar te delen.

(19)

Het wordt erkend dat overheidsinstanties het verkeersbeheer en het infrastructuurbeheer en -onderhoud op kosteneffectieve wijze kunnen verbeteren door gebruik te maken van weg- en verkeersgegevens en realtimeverkeersinformatiediensten die gegenereerd zijn door particuliere dienstverleners. De specifieke voorwaarden die gelden voor het gebruik en het hergebruik van die gegevens en de bijbehorende diensten, moeten worden overgelaten aan de betrokken partijen, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Richtlijn 2003/98/EG.

(20)

Particuliere dienstverleners kunnen gebruikmaken van statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens die door wegenautoriteiten en wegenexploitanten zijn verzameld als input voor hun eigen realtimeverkeersinformatiediensten. De specifieke voorwaarden die gelden voor het hergebruik van die gegevens, moeten worden overgelaten aan de betrokken partijen, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Richtlijn 2003/98/EG.

(21)

Om ervoor te zorgen dat deze voorschriften correct worden toegepast, moeten de lidstaten beoordelen of de eisen inzake toegankelijkheid, uitwisseling, hergebruik en actualisering van de weg- en verkeersgegevens worden nageleefd door de wegenautoriteiten, wegenexploitanten, producenten van digitale kaarten en dienstverleners. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten zich vrij kunnen baseren op empirisch onderbouwde verklaringen van conformiteit die zijn ingediend bij de autoriteiten, wegenexploitanten, producenten van digitale kaarten en dienstverleners.

(22)

Deze specificaties beperken de vrijheid van meningsuiting van radio-omroepen niet voor zover zij hen niet verplichten een specifiek standpunt in te nemen met betrekking tot de informatie die moet worden verspreid; ze laten de lidstaten ook genoeg speelruimte om rekening te houden met hun nationale grondwettelijke tradities met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting van radio-omroepen.

(23)

De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) en heeft op 17 juni 2015 een advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening worden de specificaties vastgesteld die nodig zijn om te zorgen voor de toegankelijkheid, de uitwisseling, het hergebruik en de actualisering van weg- en verkeersgegevens die door wegenautoriteiten, wegenexploitanten en dienstverleners worden gebruikt voor het verlenen van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten.

De verordening is van toepassing op het uitgebreide trans-Europese wegennet en op snelwegen die niet in dit net zijn opgenomen, alsmede op prioritaire gebieden die door de nationale autoriteiten zijn geïdentificeerd, wanneer zij dit relevant achten.

De verordening is van toepassing overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2010/40/EU.

Artikel 2

Definities

Met het oog op de toepassing van deze verordening gelden de definities in artikel 4 van Richtlijn 2010/40/EU.

Daarnaast gelden de volgende definities:

1.   „trans-Europees kernwegennet”: de wegvervoersinfrastructuur die deel uitmaakt van het kernnetwerk, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1315/2013;

2.   „uitgebreid trans-Europees wegennet”: de wegvervoersinfrastructuur die deel uitmaakt van het uitgebreide netwerk, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1315/2013;

3.   „snelweg”: een weg die als zodanig is aangewezen door de lidstaat waar hij gelegen is;

4.   „prioritaire gebieden”: weggedeelten die door de nationale autoriteiten zijn aangewezen, voor zover zij dit relevant achten, met name in stedelijke gebieden, en die geen deel uitmaken van het uitgebreide trans-Europese wegennet en geen snelwegen zijn, gebaseerd op het niveau van terugkerende verkeerscongestie of andere beheersoverwegingen;

5.   „toegankelijkheid van de gegevens”: de mogelijkheid om de gegevens te allen tijde in een machineleesbaar formaat op te vragen en te verkrijgen;

6.   „statische weggegevens”: gegevens over het wegennet die niet vaak of op regelmatige basis veranderen, zoals vermeld in punt 1 van de bijlage;

7.   „dynamische weggegevens”: gegevens over het wegennet die vaak of regelmatig veranderen en een beschrijving geven van de toestand van de weg, zoals vermeld in punt 2 van de bijlage;

8.   „verkeersgegevens”: gegevens over de kenmerken van het wegverkeer, zoals vermeld in punt 3 van de bijlage;

9.   „gegevensactualisering”: een wijziging van de bestaande gegevens, inclusief schrappingen of toevoegingen van nieuwe of aanvullende elementen;

10.   „realtimeverkeersinformatie”: informatie die is afgeleid van statische weggegevens, dynamische weggegevens, verkeersgegevens of een combinatie daarvan en die via om het even welk communicatiemiddel door een wegenautoriteit, wegenexploitant of dienstverlener worden verstrekt aan gebruikers en eindgebruikers;

11.   „realtimeverkeersinformatiedienst”: een ITS-dienst die onmiddellijk realtimeverkeersinformatie verstrekt aan gebruikers en eindgebruikers;

12.   „wegenautoriteit”: een overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de planning, de controle of het beheer van wegen die onder haar territoriale bevoegdheid vallen;

13.   „wegenexploitant”: een publieke of particuliere entiteit die verantwoordelijk is voor het onderhoud en beheer van de weg;

14.   „dienstverlener”: een publieke of particuliere aanbieder van een realtimeverkeersinformatiedienst, met uitzondering van loutere doorgeefluiken van informatie, aan gebruikers en eindgebruikers;

15.   „gebruiker”: alle wegenautoriteiten, wegenexploitanten, dienstverleners en producenten van digitale kaarten;

16.   „eindgebruiker”: alle weggebruikers, natuurlijke personen of rechtspersonen die toegang hebben tot realtimeverkeersinformatiediensten;

17.   „toegangspunt”: een digitale interface via dewelke statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens, samen met de overeenkomstige metagegevens, toegankelijk worden gemaakt voor gebruikers met het oog op hergebruik, of waarbij de bronnen en metagegevens van deze gegevens toegankelijk worden gemaakt voor gebruikers met het oog op hergebruik;

18.   „metagegevens”: een gestructureerde beschrijving van de inhoud van de gegevens die het zoeken naar en gebruiken van deze gegevens vergemakkelijken;

19.   „zoekdiensten”: diensten die het mogelijk maken gegevens te zoeken door gebruik te maken van de inhoud van de overeenkomstige metagegevens en die deze inhoud kunnen weergeven;

20.   „tijdelijke verkeersbeheersmaatregelen”: tijdelijke maatregelen om het hoofd te bieden aan een verstoring van het verkeer en om bijvoorbeeld verkeersstromen te controleren en te sturen;

21.   „verkeerscirculatieplannen”: permanente verkeersbeheersmaatregelen die zijn ontworpen door verkeersbeheerders om verkeersstromen te controleren en te sturen in reactie op blijvende of terugkerende verkeersstoringen.

Artikel 3

Nationale toegangspunten

1.   Elke lidstaat zet een nationaal toegangspunt op. Het nationale toegangspunt vormt een uniek punt van toegang voor gebruikers tot de weg- en verkeersgegevens, met inbegrip van actualiseringen van gegevens, die worden verstrekt door de wegenautoriteiten, wegenexploitanten en dienstverleners en die betrekking hebben op het grondgebied van een bepaalde lidstaat.

2.   Bestaande nationale toegangspunten die zijn opgericht om te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit andere op grond van Richtlijn 2010/40/EU vastgestelde gedelegeerde handelingen, mogen worden gebruikt als nationale toegangspunten indien de lidstaten zulks passend achten.

3.   De nationale toegangspunten moeten passende zoekdiensten aanbieden aan de gebruikers.

4.   De wegenautoriteiten en wegenexploitanten, in samenwerking met producenten van digitale kaarten en dienstverleners, zorgen ervoor dat zij de juiste metagegevens verstrekken om gebruikers in staat te stellen de gegevensreeksen waartoe via het nationale toegangspunt toegang wordt verleend, te zoeken en te gebruiken.

5.   Twee of meer lidstaten mogen een gemeenschappelijk toegangspunt opzetten.

Artikel 4

Toegankelijkheid, uitwisseling en hergebruik van statische weggegevens

1.   Om de verlening van compatibele, interoperabele en continue realtimeverkeersinformatiediensten in de hele Unie te vergemakkelijken, zorgen de wegenautoriteiten en de wegenexploitanten ervoor dat de statische weggegevens die zij verzamelen overeenkomstig artikel 8 tijdig worden verstrekt en geactualiseerd in een gestandaardiseerd formaat, voor zover beschikbaar, of in een ander machineleesbaar formaat.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens en de overeenkomstige metagegevens, met inbegrip van informatie over de kwaliteit daarvan, moeten toegankelijk zijn voor uitwisseling en hergebruik door alle producenten van digitale kaarten of dienstverleners in de Unie:

a)

op een niet-discriminerende wijze;

b)

binnen een tijdsbestek dat zorgt voor de tijdige verstrekking van de realtimeverkeersinformatiediensten;

c)

via het nationale of gemeenschappelijke toegangspunt, als bedoeld in artikel 3;

d)

de wegenautoriteiten, wegenexploitanten, producenten van digitale kaarten en dienstverleners die gebruikmaken van de in lid 1 vermelde statische weggegevens, werken samen om te garanderen dat eventuele onnauwkeurigheden in de statische weggegevens onverwijld worden gemeld aan de wegenautoriteiten en wegenexploitanten waarvan de gegevens afkomstig zijn.

3.   Wanneer dienstverleners gebruikmaken van de in lid 1 bedoelde statische weggegevens die zijn verstrekt door wegenautoriteiten en wegenexploitanten, houden zij in de mate van het mogelijke rekening met de verkeerscirculatieplannen die door de bevoegde autoriteiten zijn opgesteld.

Artikel 5

Toegankelijkheid, uitwisseling en hergebruik van dynamische weggegevens

1.   Om de verlening van compatibele, interoperabele en continue realtimeverkeersinformatiediensten in de hele Unie te vergemakkelijken, zorgen de wegenautoriteiten en wegenexploitanten ervoor dat de dynamische weggevens die zij verzamelen overeenkomstig artikel 9, worden verstrekt en geactualiseerd in DATEX II-formaat (CEN/TS 16157 en latere versies) of een ander machineleesbaar formaat dat volledig compatibel is met DATEX II.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens en de overeenkomstige metagegevens, met inbegrip van informatie over de kwaliteit daarvan, moeten toegankelijk zijn voor uitwisseling en hergebruik door alle dienstverleners in de Unie:

a)

op een niet-discriminerende wijze;

b)

binnen een tijdsbestek dat zorgt voor de tijdige verstrekking van de realtimeverkeersinformatiediensten;

c)

via het nationale of gemeenschappelijke toegangspunt, als bedoeld in artikel 3.

3.   Wanneer dienstverleners gebruikmaken van de in lid 1 bedoelde dynamische weggegevens die zijn verstrekt door wegenautoriteiten en wegenexploitanten, houden zij in de mate van het mogelijke rekening met alle tijdelijke verkeersbeheersmaatregelen die door de bevoegde autoriteiten zijn genomen.

Artikel 6

Toegankelijkheid, uitwisseling en hergebruik van verkeersgegevens

1.   Om de verlening van compatibele, interoperabele en continue realtimeverkeersinformatiediensten in de hele Unie te vergemakkelijken, zorgen de wegenautoriteiten en de wegenexploitanten ervoor dat de verkeersgegevens die zij verzamelen overeenkomstig artikel 10 worden verstrekt en geactualiseerd in DATEX II-formaat (CEN/TS 16157 en latere versies) of een ander machineleesbaar formaat dat volledig compatibel is met DATEX II.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens en de overeenkomstige metagegevens, met inbegrip van informatie over de kwaliteit daarvan, moeten toegankelijk zijn voor uitwisseling en hergebruik door alle dienstverleners in de Unie:

a)

op een niet-discriminerende wijze;

b)

binnen een tijdsbestek dat zorgt voor de tijdige verstrekking van de realtimeverkeersinformatiediensten;

c)

via het nationale of gemeenschappelijke toegangspunt, als bedoeld in artikel 3.

3.   Om het verkeersbeheer te optimaliseren, mogen wegenautoriteiten en wegenexploitanten aan de dienstverleners vragen om de gegevens te verstrekken die zij verzamelen en actualiseren overeenkomstig artikel 10. Deze gegevens worden via het in artikel 3 bedoelde toegangspunt verstrekt in DATEX II-formaat (CEN/TS 16157 en latere versies) of een ander machineleesbaar formaat dat volledig compatibel is met DATEX II, en gaan vergezeld van de overeenkomstige metagegevens, met inbegrip van informatie over de kwaliteit daarvan.

Artikel 7

Actualiseringen van gegevens

Realtimeverkeersinformatiediensten worden gebaseerd op actualiseringen van statische weggegevens, dynamische weggegevens en verkeersgegevens, of een combinatie daarvan. Alle gegevens worden regelmatig geactualiseerd door de wegenautoriteiten, wegenexploitanten en dienstverleners in overeenstemming met de vereisten van de artikelen 8 tot en met 10. De wegenautoriteiten, wegenexploitanten en dienstverleners dienen tijdig de onjuistheden te corrigeren die zij hebben vastgesteld in de gegevens of die gesignaleerd zijn door andere gebruikers en eindgebruikers.

Artikel 8

Actualiseringen van statische weggegevens

1.   De actualiseringen van de statische weggegevens hebben ten minste betrekking op de volgende parameters:

a)

het type statische weggegevens, zoals beschreven in punt 1 van de bijlage waarop de actualisering betrekking heeft;

b)

de locatie van de toestand waarop de actualisering betrekking heeft;

c)

het type actualisering (wijziging, toevoeging of schrapping);

d)

de beschrijving van de actualisering;

e)

de datum waarop de gegevens zijn bijgewerkt;

f)

de datum en het tijdstip waarop de verandering in een bepaalde toestand heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden;

g)

de kwaliteit van de gegevensactualisering.

De locatie van de toestand waarop de actualisering betrekking heeft, wordt bepaald met een gestandaardiseerde of andere algemeen aanvaarde dynamische plaatsbepalingsmethode die het mogelijk maakt deze locatie ondubbelzinnig te decoderen en te interpreteren.

2.   Wegenautoriteiten en wegenexploitanten waarborgen dat statische weggegevens tijdig worden geactualiseerd en verstrekken deze actualiseringen van tevoren aan gebruikers, voor zover bekend en mogelijk.

3.   Wanneer producenten van digitale kaarten en dienstverleners gebruikmaken van actualiseringen van statische weggegevens, zien zij erop toe dat deze actualiseringen tijdig worden verwerkt om de informatie onverwijld toegankelijk te maken voor de eindgebruikers.

Artikel 9

Actualiseringen van dynamische weggegevens

1.   De actualiseringen van de dynamische weggegevens hebben ten minste betrekking op de volgende parameters:

a)

het type dynamische weggegevens zoals beschreven in punt 2 van de bijlage waarop de actualisering betrekking heeft en, indien nodig, een korte beschrijving ervan;

b)

de locatie van de gebeurtenis of toestand waarop de actualisering betrekking heeft;

c)

de periode waarin de gebeurtenis of toestand waarop de actualisering betrekking heeft, zich heeft voorgedaan;

d)

de kwaliteit van de gegevensactualisering.

De locatie van de gebeurtenis of toestand waarop de actualisering betrekking heeft, wordt bepaald met een gestandaardiseerde of andere algemeen aanvaarde dynamische plaatsbepalingsmethode die het mogelijk maakt deze locatie ondubbelzinnig te decoderen en te interpreteren.

2.   Wegenautoriteiten en wegenexploitanten waarborgen dat dynamische weggegevens tijdig worden geactualiseerd en verstrekken deze actualiseringen van tevoren, voor zover bekend en mogelijk.

3.   Zo spoedig mogelijk nadat de status van de dynamische weggegevens is gewijzigd, wordt de realtimeverkeersinformatie dienovereenkomstig gewijzigd of ingetrokken.

4.   Wanneer dienstverleners gebruikmaken van actualiseringen van dynamische weggegevens, zien zij erop toe dat deze actualiseringen tijdig worden verwerkt om de informatie onverwijld toegankelijk te maken voor de eindgebruikers.

Artikel 10

Het bijwerken van verkeersgegevens

1.   De actualiseringen van de verkeersgegevens hebben ten minste betrekking op de volgende parameters:

a)

het type verkeersgegevens zoals beschreven in punt 3 van de bijlage waarop de actualisering betrekking heeft en, indien nodig, een korte beschrijving ervan;

b)

de locatie van de gebeurtenis of toestand waarop de actualisering betrekking heeft;

c)

de kwaliteit van de gegevensactualisering.

De locatie van de gebeurtenis of toestand waarop de actualisering betrekking heeft, wordt bepaald met een gestandaardiseerde of andere algemeen aanvaarde dynamische plaatsbepalingsmethode die het mogelijk maakt deze locatie ondubbelzinnig te decoderen en te interpreteren.

2.   Zo spoedig mogelijk nadat de status van de verkeersgegevens is gewijzigd, wordt de realtimeverkeersinformatie dienovereenkomstig gewijzigd of ingetrokken door wegenexploitanten en dienstverleners.

3.   Wanneer dienstverleners gebruikmaken van actualiseringen van verkeersgegevens, zien zij erop toe dat deze actualiseringen tijdig worden verwerkt om de informatie onverwijld toegankelijk te maken voor de eindgebruikers.

Artikel 11

Beoordeling van de naleving

1.   De lidstaten beoordelen of de vereisten van de artikelen 3 tot en met 10 worden nageleefd door de wegenautoriteiten, wegenexploitanten, producenten van digitale kaarten en dienstverleners, overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.   Om de beoordeling te kunnen uitvoeren, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de volgende documenten vragen aan de wegenautoriteiten, wegenexploitanten, producenten van digitale kaarten en dienstverleners:

a)

een beschrijving van de weg- en verkeersgegevens, digitale kaarten of realtimeverkeersinformatiediensten die zij verstrekken, alsook de informatie over de kwaliteit daarvan en de voorwaarden voor het hergebruik van deze gegevens;

b)

een op feitelijke gegevens gebaseerde verklaring van overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 10.

3.   De lidstaten controleren steekproefsgewijs de juistheid van de in lid 2, onder b), vermelde verklaringen.

Artikel 12

Verslaglegging

1.   Uiterlijk op 13 juli 2017 dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de eventuele maatregelen die zij hebben genomen om een nationaal toegangspunt op te zetten en over de voorwaarden voor de werking ervan en, alsook, voor zover relevant, de lijst van snelwegen die geen deel uitmaken van het uitgebreide trans-Europese wegennet en de vastgestelde prioritaire gebieden.

2.   Uiterlijk op 13 juli 2018 en daarna om de twee jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met de volgende informatie:

a)

de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de toegankelijkheid, de uitwisseling en het hergebruik van de types weg- en verkeersgegevens die zijn vermeld in de bijlage;

b)

het geografische toepassingsgebied en de weg- en verkeersgegevensinhoud van realtimeverkeersinformatiediensten en hun kwaliteit, met inbegrip van de criteria voor het bepalen van de kwaliteit en de wijze waarop ze wordt gemonitord;

c)

de resultaten van de toetsing van de naleving als bedoeld in artikel 11 aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 10;

d)

indien relevant, een beschrijving van de wijzigingen van het nationale of gemeenschappelijke toegangspunt;

e)

indien relevant, een beschrijving van de wijzigingen van de prioritaire gebieden.

Artikel 13

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 885/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het verstrekken van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen (PB L 247 van 18.9.2013, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 886/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers (PB L 247 van 18.9.2013, blz. 6).

(4)  Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90).

(5)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de Commissie van 23 november 2010 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van verzamelingen ruimtelijke gegevens en van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (PB L 323 van 8.12.2010, blz. 11).

(7)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende EU-richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).

(8)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(9)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(10)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BIJLAGE

GEGEVENSCATEGORIEËN

(zoals vermeld in de artikelen 2, 8, 9, 10 en 12)

1.

De types statische weggegevens omvatten met name:

a)

wegverbindingen en de fysieke kenmerken ervan, zoals:

i)

geometrie,

ii)

breedte van de weg,

iii)

aantal rijstroken,

iv)

hellingshoek,

v)

knooppunten;

b)

wegclassificatie;

c)

verkeerssignalisatie om verkeersregels en gevaren aan te geven, zoals:

i)

toegangsvoorwaarden tot tunnels,

ii)

toegangsvoorwaarden tot bruggen,

iii)

permanente toegangsbeperkingen,

iv)

andere verkeersregels;

d)

snelheidsbeperkingen;

e)

verkeerscirculatieplannen;

f)

regels voor het leveren van goederen;

g)

locatie van tolstations;

h)

identificatie van tolwegen, toepasselijke vaste heffingen voor weggebruikers en beschikbare betaalmethoden;

i)

locatie van parkeerterreinen en tankstations;

j)

locatie en gebruiksvoorwaarden van laadpunten voor elektrische voertuigen;

k)

locatie van tankstations voor gecomprimeerd aardgas, vloeibaar aardgas en vloeibaar petroleumgas;

l)

locatie van stopplaatsen van het openbaar vervoer en overstappunten;

m)

locatie van leverzones.

2.

De types dynamische weggegevens omvatten met name:

a)

sluitingen van wegen;

b)

sluitingen van rijstroken;

c)

sluitingen van bruggen;

d)

inhaalverbod voor vrachtwagens;

e)

wegenwerken;

f)

ongevallen en incidenten;

g)

dynamische snelheidsbeperkingen;

h)

rijrichting op rijstroken met omkeerbare rijrichting;

i)

slechte toestand van de weg;

j)

tijdelijke verkeersbeheersmaatregelen;

k)

variabele heffingen voor weggebruikers en beschikbare betaalmethoden;

l)

beschikbaarheid van parkeerplaatsen;

m)

beschikbaarheid van leverzones;

n)

parkeerkosten;

o)

beschikbaarheid van laadpunten voor elektrische voertuigen;

p)

weersomstandigheden die een invloed hebben op het wegoppervlak en het zicht.

Deze kortetermijngegevens dienen niet te worden opgenomen in actualiseringen van digitale kaarten omdat ze beschouwd worden als wijzigingen die niet van permanente aard zijn.

3.

De types verkeersgegevens omvatten met name:

a)

verkeersvolume;

b)

snelheid;

c)

plaats en lengte van files;

d)

reistijden;

e)

wachttijd aan grensovergangen met niet-EU-lidstaten.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/963 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

141,5

MK

69,6

TR

82,4

ZZ

97,8

0707 00 05

TR

116,3

ZZ

116,3

0709 93 10

TR

112,4

ZZ

112,4

0805 50 10

AR

92,6

BO

147,3

BR

107,1

ZA

145,0

ZZ

123,0

0808 10 80

AR

168,8

BR

101,6

CL

135,7

NZ

159,8

US

148,3

ZA

125,0

ZZ

139,9

0809 10 00

TR

252,1

ZZ

252,1

0809 29 00

TR

331,3

ZZ

331,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/964 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector varkensvlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 442/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 442/2009 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees. De in bijlage I, deel B, van genoemde verordening opgenomen contingenten worden beheerd volgens de methode van het gelijktijdige onderzoek.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 442/2009 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 442/2009 van de Commissie van 27 mei 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector varkensvlees (PB L 129 van 28.5.2009, blz. 13).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg)

09.4038

8 581 250

09.4170

1 230 500

09.4204

1 156 000


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/965 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 bepaalde hoeveelheid in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende tariefcontingent voor vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 536/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor vlees van pluimvee (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 6).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg)

09.4169

5 336 250


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/966 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 bepaalde hoeveelheden in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 voor de sector eieren en ovoalbumine geopende tariefcontingenten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg, equivalent eieren in de schaal)

09.4015

27 000 000

09.4401

795 000

09.4402

3 100 000


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/40


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/967 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg)

09.4091

420 000

09.4092

2 830 000


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/42


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/968 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2015

tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovoalbumine van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten uit de sector eieren en ovalbumine van oorsprong uit Oekraïne.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 32).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg, equivalent eieren in de schaal)

09.4275

1 087 500

09.4276

2 250 000


BESLUITEN

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/44


BESLUIT (GBVB) 2015/969 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 19 juni 2015

tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (1) (EULEX KOSOVO)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (2), en met name artikel 12, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 12, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB is bepaald dat het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd is om overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag de relevante besluiten te nemen met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO), met inbegrip van een besluit tot benoeming van het hoofd van de missie.

(2)

Op 12 juni 2014 heeft de Raad Besluit 2014/349/GBVB (3) tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB en tot verlenging van EULEX KOSOVO tot en met 14 juni 2016 vastgesteld.

(3)

Het PVC heeft op 9 oktober 2014 Besluit 2014/707/GBVB (EULEX KOSOVO/2/2014) (4) aangenomen, houdende benoeming van ambassadeur Gabriele MEUCCI tot hoofd van de missie EULEX KOSOVO tot en met 14 juni 2015.

(4)

Op 15 juni 2015 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voorgesteld het mandaat van ambassadeur Gabriele MEUCCI als missiehoofd van EULEX KOSOVO tot en met 14 juni 2016 te verlengen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van ambassadeur Gabriele MEUCCI als hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO) wordt verlengd tot en met 14 juni 2016.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 15 juni 2015.

Gedaan te Brussel, 19 juni 2015.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(2)  PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.

(3)  Besluit 2014/349/GBVB van de Raad van 12 juni 2014 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 42).

(4)  Besluit 2014/707/GBVB van het Politiek en Veiligheidscomité (EULEX KOSOVO/2/2014) van 9 oktober 2014 tot benoeming van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 59).


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/45


BESLUIT (GBVB) 2015/970 VAN DE RAAD

van 22 juni 2015

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 december 2014 conclusies aangenomen waarin de hernieuwde aanpak van de Unie voor Bosnië en Herzegovina wordt uiteengezet.

(2)

De Raad heeft op 19 januari 2015 Besluit (GBVB) 2015/77 (1) houdende benoeming van de heer Lars-Gunnar WIGEMARK tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina, vastgesteld.

(3)

Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2015.

(4)

Het mandaat van de SVEU moet met nog eens vier maanden worden verlengd.

(5)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Lars-Gunnar WIGEMARK als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (hierna „de SVEU” genoemd) wordt verlengd tot en met 31 oktober 2015. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (hierna „het PVC” genoemd) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „de HV” genoemd), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de volgende beleidsdoelstellingen van de Unie in Bosnië en Herzegovina (hierna „BiH” genoemd): verdere vooruitgang bij het stabilisatie- en associatieproces, met als doel te komen tot een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam, multi-etnisch en verenigd BiH, dat vreedzaam samenwerkt met zijn buurlanden en onherroepelijk op weg is naar lidmaatschap van de Unie. De Unie zal ook de uitvoering van het Algemeen Kaderakkoord voor vrede in BiH (GFAP) verder ondersteunen.

Artikel 3

Mandaat

Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

het politieke proces van het advies van de Unie voorzien en faciliteren;

b)

consistentie en samenhang in het optreden van de Unie brengen;

c)

vooruitgang met betrekking tot de politieke, economische en Europese prioriteiten bevorderen;

d)

toezicht houden en advies verlenen aan de uitvoerende en de wetgevende macht op alle bestuursniveaus in BiH, en contacten onderhouden met de autoriteiten en de politieke partijen in BiH;

e)

ervoor zorgen dat de inspanningen van de Unie voor het gehele scala van activiteiten op het gebied van de rechtsstaat en de hervorming van de veiligheidssector worden uitgevoerd, de algehele coördinatie op Unieniveau bevorderen, en ter plaatse politieke sturing geven aan de inspanningen van de Unie ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie, en in die context, waar nodig, evaluatie en advies verstrekken aan de HV en de Commissie;

f)

ondersteuning bieden voor een intensievere en meer doeltreffende samenwerking tussen openbaar ministerie en politie in BiH;

g)

zonder afbreuk te doen aan de militaire commandostructuur, de commandant van de troepen van de Unie politieke aansturing geven inzake militaire aangelegenheden met een lokale politieke dimensie, met name wat betreft delicate operaties, de betrekkingen met de lokale overheden en met de lokale media; overleg plegen met de commandant van de troepen van de Unie voordat politieke actie wordt ondernomen die gevolgen kan hebben voor de veiligheidssituatie;

h)

de communicatie van de Unie met de bevolking van BiH over Uniekwesties voeren en coördineren;

i)

het proces van integratie in de EU stimuleren, via gerichte publieke diplomatie en het propageren door de Unie van meer begrip en een groter draagvlak bij de bevolking van BiH voor EU-kwesties, onder meer door de actoren van de civiele samenleving in te schakelen;

j)

bijdragen aan de ontwikkeling en bestendiging van het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in BiH, overeenkomstig het mensenrechtenbeleid van de Unie en de richtsnoeren van de Unie inzake mensenrechten;

k)

de bevoegde autoriteiten van BiH door middel van dialoog aansporen tot volledige samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY);

l)

in overeenstemming met het integratieproces van de Unie, advies en bijstand verstrekken inzake de politieke dialoog over de noodzakelijke grondwetswijzigingen, die vergemakkelijken en er toezicht op houden;

m)

nauw contact en overleg onderhouden met de hoge vertegenwoordiger in BiH en andere bevoegde internationale organisaties die in het land werkzaam zijn;

n)

waar nodig de HV adviseren tegen welke natuurlijke of rechtspersonen, gelet op de situatie in BiH, beperkende maatregelen zouden kunnen worden genomen;

o)

zonder afbreuk te doen aan de desbetreffende commandostructuur, ertoe bijdragen dat alle instrumenten van de Unie ter plaatse op coherente wijze worden gebruikt, teneinde de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische adviezen en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (hierna „de EDEO” genoemd) en zijn bevoegde afdelingen.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2015 beloopt 1 700 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Onderdanen van de landen van de Westelijke Balkan mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Er wordt een speciale staf benoemd die de SVEU bijstaat bij de uitvoering van zijn mandaat en bijdraagt tot de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algehele optreden van de Unie in BiH. Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team. Het team dient leden te bevatten die over de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken beschikken. De SVEU houdt de Raad en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. Het salaris van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden naargelang het geval met de ontvangende partij overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van zijn team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (2).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van de SVEU staat, in overeenstemming met het mandaat van de SVEU en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

a)

een specifiek veiligheidsplan op te stellen op basis van richtsnoeren van de EDEO, dat onder meer specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, en het beheer van veiligheidsincidenten omvat en te voorzien in een nood- en evacuatieplan voor de kantoren;

b)

ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een passende beveiligingsopleiding hebben genoten, gebaseerd op de risicoklasse waarin dat gebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

ervoor te zorgen dat alle naar aanleiding van reguliere beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden uitgevoerd, en aan de Raad, de HV, en de Commissie schriftelijk verslag uit te brengen over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Verslagen

De SVEU brengt regelmatig mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde verslagen worden verspreid via het Coreu-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij aan de eenheid, de consistentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en hij helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op coherente wijze worden ingezet teneinde de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van de Commissie, en in voorkomend geval met die van andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie in de regio en met de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse, en coördineert met name nauw met de hoge vertegenwoordiger in BiH.

3.   Ter ondersteuning van crisisbeheersingsoperaties van de Unie draagt de SVEU, samen met de andere actoren van de Unie ter plaatse, zorg voor een betere verspreiding en uitwisseling van informatie door deze actoren, met het oog op een hoge mate van gemeenschappelijk omgevingsbewustzijn en situatiebeoordeling.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en zijn personeel bieden ondersteuning bij het verschaffen van gegevens in reactie op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU's in BiH, en zij bieden administratieve ondersteuning alsmede toegang tot de dossiers die voor dit doel relevant zijn.

Artikel 14

Toetsing

De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie vóór eind september 2015 een verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2015.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit (GBVB) 2015/77 van de Raad van 19 januari 2015 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (PB L 13 van 20.1.2015, blz. 7).

(2)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/50


BESLUIT (GBVB) 2015/971 VAN DE RAAD

van 22 juni 2015

houdende wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 juli 2014 Besluit 2014/512/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 19 maart 2015 heeft de Europese Raad besloten dat de nodige maatregelen zouden worden genomen om een duidelijk verband te leggen tussen de duur van de beperkende maatregelen en de volledige uitvoering van de akkoorden van Minsk uiterlijk 31 december 2015.

(3)

Besluit 2014/512/GBVB moet worden verlengd met zes maanden om de Raad in staat te stellen de uitvoering van de akkoorden van Minsk te beoordelen.

(4)

Besluit 2014/512/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 9, lid 1, van Besluit 2014/512/GBVB wordt vervangen door:

„1.   Dit besluit is van toepassing tot en met 31 januari 2016.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2014/512/GBVB van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 229 van 31.7.2014, blz. 13).


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/51


BESLUIT (GBVB) 2015/972 VAN DE RAAD

van 22 juni 2015

tot aanvang van de militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED) (1), en met name artikel 5,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 mei 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/778 vastgesteld.

(2)

Na de aanbeveling van de operationeel commandant moet EUNAVFOR MED op 22 juni 2015 een aanvang nemen.

(3)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Aangezien Denemarken niet deelneemt aan de vaststelling van dit besluit, is het bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken, en het neemt niet deel aan de financiering van deze operatie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het operatieplan en de inzetregels voor de militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED) worden goedgekeurd.

Artikel 2

1.   EUNAVFOR MED neemt een aanvang op 22 juni 2015.

2.   In overeenstemming met artikel 2, lid 3, van Besluit (GBVB) 2015/778, beoordeelt de Raad of de voorwaarden voor het afsluiten van de eerste fase vervuld zijn, rekening houdend met elke toepasselijke resolutie van de VN-Veiligheidsraad en met de toestemming van de betrokken kuststaten. Onder voorbehoud van deze beoordeling en in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/778, besluit het Politiek en Veiligheidscomité wanneer er naar een volgende fase van de operatie kan worden overgestapt.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/52


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/973 VAN DE RAAD

van 22 juni 2015

houdende uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), en met name artikel 30, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld.

(2)

Eén persoon dient verwijderd te worden van de in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB vervatte lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(3)

Besluit 2013/255/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 22 juni 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14


BIJLAGE

De naam van de volgende persoon en de bijbehorende vermelding, worden geschrapt van de lijst in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB:

A.   Personen

12.

Fawwaz (

Image

) Al-Assad (

Image

).

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/53


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/974 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2015

houdende toestemming voor de lidstaten om bepaalde afwijkingen vast te stellen krachtens Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4087)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (1), en met name artikel 6, leden 2 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, bij Richtlijn 2008/68/EG bevatten lijsten van nationale afwijkingen, die het mogelijk maken rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden. Eén nieuwe nationale afwijking en diverse wijzigingen van toegestane afwijkingen zijn aangevraagd door bepaalde lidstaten.

(2)

Deze afwijkingen moeten worden toegestaan.

(3)

Aangezien bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, derhalve moeten worden aangepast, verdient het ter wille van de duidelijkheid de voorkeur deze bijlagen volledig te vervangen.

(4)

Richtlijn 2008/68/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2008/68/EG ingestelde Comité inzake het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde lidstaten krijgen toestemming om de in die bijlage vermelde afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied toe te passen.

Deze afwijkingen moeten zonder onderscheid worden toegepast.

Artikel 2

Bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, bij Richtlijn 2008/68/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2015.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.


BIJLAGE

Bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2008/68/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, deel I.3, wordt vervangen door:

„I.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RO-a/bi/bii-MS-nn

RO= Wegvervoer

a/bi/bii= artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)

LS= afkorting van de lidstaat

nn= volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG

BE België

RO-a-BE-1

Betreft: Klasse 1 — Kleine hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bij punt 1.1.3.6 wordt de hoeveelheid springstoffen voor mijnbouw die in een gewoon voertuig mag worden vervoerd, beperkt tot 20 kg.

Inhoud van de nationale wetgeving: exploitanten van opslagplaatsen die van de bevoorradingsplaatsen verwijderd zijn, kunnen toestemming krijgen om ten hoogste 25 kg dynamiet of moeilijk ontvlambare springstoffen en 300 slagpijpjes met gewone motorvoertuigen te vervoeren onder de voorwaarden die door de dienst der springstoffen moeten worden vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 111 van het Koninklijk Besluit van 23 september 1958 betreffende springstoffen.

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-a-BE-2

Betreft: vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6

Inhoud van de nationale wetgeving: vermelding op het vervoersdocument: „ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat”.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 6-97.

Toelichting: Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 21 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-a-BE-3

Betreft: Vaststelling van RO-a-UK-4.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-a-BE-4

Betreft: vrijstelling van alle ADR-voorschriften voor het binnenlands vervoer van ten hoogste 1 000 gebruikte ionische rookmelders van particuliere huishoudens naar de verwerkingsinstallatie in België via de inzamelingspunten die zijn opgenomen in het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders.

Verwijzing naar ADR: alle voorschriften.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG:

Inhoud van de nationale wetgeving: voor het huishoudelijk gebruik van ionische rookmelders geldt vanuit radiologisch oogpunt geen regelgeving wanneer de rookmelder van een goedgekeurd type is. Het vervoer van deze rookmelders naar de eindgebruiker is ook vrijgesteld van de ADR-voorschriften. (zie 2.2.7.1.2, onder d)).

Krachtens Richtlijn 2002/96/EG (betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) moeten gebruikte rookmelders gescheiden worden ingezameld voor de behandeling van de printplaten en (voor ionische rookmelders) om de radioactieve stoffen te verwijderen. Om deze gescheiden inzameling mogelijk te maken is een scenario ontwikkeld om particuliere huishoudens te stimuleren hun gebruikte rookmelders naar een inzamelingspunt te brengen om deze rookmelders van daar, soms via een tweede inzamelingspunt of een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerkingsinstallatie te vervoeren.

Op de inzamelingspunten zijn metalen verpakkingen voor maximaal 1 000 rookmelders beschikbaar. Vanuit deze punten kan één pakket met rookmelders samen met ander afval naar een tijdelijke opslagplaats of de verwerkingsinstallatie worden vervoerd. Het pakket wordt gemerkt met het woord „rookmelder”.

Referentie van de nationale wetgeving: Het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders maakt deel uit van de voorwaarden voor de verwijdering van goedgekeurde instrumenten die zijn opgenomen in artikel 3.1.d.2 van het Koninklijk Besluit van 20.7.2001: het algemeen reglement stralingsbescherming.

Toelichting: deze afwijking is nodig om de gescheiden inzameling van gebruikte ionische rookmelders mogelijk te maken.

Vervaldatum: 30 juni 2020

DE Duitsland

RO-a-DE-1

Betreft: gezamenlijke verpakking en gezamenlijke lading van auto-onderdelen met classificatie 1.4G en bepaalde gevaarlijke goederen (n4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10 en 7.5.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake gezamenlijke verpakking en gezamenlijke lading.

Inhoud van de nationale wetgeving: UN 0431 en UN 0503 mogen in bepaalde in de vrijstelling vermelde hoeveelheden, samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1 000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 28.

Toelichting: de afwijking is nodig om de snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto's mogelijk te maken, afhankelijk van de plaatselijke vraag. Door het uitgebreide gamma van producten is het niet gebruikelijk dat plaatselijke garages deze in voorraad hebben.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-DE-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, als bepaald onder punt 1.1.3.6 (n1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen behalve klasse 7: er is geen vervoersdocument nodig indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: de informatie die wordt verstrekt door kenmerking en etikettering van verpakkingen wordt voor het binnenlands vervoer voldoende geacht, aangezien een vervoersdocument bij lokale distributie niet altijd nodig is.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-DE-3

Betreft: vervoer van meetstandaards en brandstofpompen (leeg en ongereinigd).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bepalingen voor de UN-nummers 1202, 1203 en 1223.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakking, kenmerking, documenten, instructies voor vervoer en behandeling, instructies voor de bemanning van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: specificatie van voorschriften en aanvullende bepalingen voor de toepassing van de afwijking; tot 1 000 l: vergelijkbaar met lege, ongereinigde verpakkingen; boven 1 000 l: naleving van bepaalde voorschriften voor tanks; vervoer uitsluitend leeg en ongereinigd.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 24.

Toelichting: lijst nr. 7, 38, 38a.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-DE-5

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1; toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30 g.

Vervaldatum: 30 juni 2021

DK Denemarken

RO-a-DK-2

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in eenzelfde voertuig.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen gemengde verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg moeten de regels van de ADR in acht worden genomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 of 15. august 2001 om vejtransport of farligt gods § 4, stk. l.

Toelichting: praktisch gezien moet men de mogelijkheid hebben op om op eenzelfde voertuig explosieve stoffen samen met ontstekingsinrichtingen te verpakken wanneer deze goederen van de plaats van opslag naar de plaats van gebruik en vice versa worden vervoerd.

Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijk vervoer onder de volgende voorwaarden toestaan:

1)

niet meer dan 25 kg explosieve stoffen van groep D mogen tegelijk worden vervoerd;

2)

niet meer dan 200 stuks ontstekingsinrichtingen van groep B mogen tegelijkertijd worden vervoerd;

3)

ontstekingsinrichtingen en explosieve stoffen moeten afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG;

4)

de tussen verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen aan te houden afstand moet ten minste 1 m bedragen, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden verwijderd;

5)

alle andere regels betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen moeten in acht worden genomen.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-DK-3

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen en voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens en bepaalde bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: Delen en hoofdstukken 2, 3, 4.1, 5.1, 5.2, 5.4, 6, 8.1 en 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, bepalingen voor verpakking, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, algemene eisen voor vervoersmiddelen en -uitrusting aan boord en opleidingseisen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen of voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens of bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld, mogen in bepaalde buitenverpakkingen en/of oververpakkingen samen worden verpakt en verzonden volgens speciale verzendingsprocedures, inclusief beperkingen op speciale verpakkingen en markeringen. De hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnen-verpakking, buitenverpakking en/of vervoerseenheid is beperkt.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4 stk. 3.

Toelichting: Afvalbeheerders kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval met resten van gevaarlijke goederen ter verwijdering verzameld is bij huishoudens en bedrijven. Het afval wordt gewoonlijk verpakt in verpakkingen die in de detailhandel zijn verkocht.

Vervaldatum: 1 januari 2019

FI Finland

RO-a-FI-1

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in bepaalde hoeveelheden in bussen en kleine hoeveelheden laagradioactief materiaal voor gezondheidszorg en onderzoek.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1, 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen voor verpakking, documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van gevaarlijke goederen in bepaalde kleinere hoeveelheden dan die van 1.1.3.6 met een maximale nettomassa van niet meer dan 200 kg in bussen wordt toegestaan zonder gebruik van het vervoersdocument en zonder aan alle verpakkingsvoorschriften te voldoen. Een voertuig dat maximaal 50 kg laagradioactief materiaal vervoert ten behoeve van gezondheidszorg of onderzoek, moet worden gemarkeerd en uitgerust overeenkomstig de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003; 312/2005).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-FI-2

Betreft: beschrijving van lege tanks in het vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepalingen voor lege, ongereinigde verpakkingen, voertuigen, containers, tanks, batterijwagens en MEGC's (multiple element gas containers).

Inhoud van de nationale wetgeving: bij lege, ongereinigde tankwagens waarin twee of meer stoffen met de UN-nummers 1202, 1203 en 1223 zijn vervoerd, mag de beschrijving in het vervoersdocument worden aangevuld met de woorden „laatste inhoud”, gevolgd door de naam van het product met het laagste vlampunt; „Lege tankwagen, 3, laatste inhoud: UN 1203 Motorbrandstof, II”.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-FI-3

Betreft: etikettering en kenmerking van de vervoerseenheid voor explosieven.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene voorschriften voor oranje borden.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoerseenheden die (normaal gesproken in kleine vrachtwagens) kleine hoeveelheden explosieven (maximaal 1 000 kg netto) naar steengroeven en werklocaties vervoeren, mogen aan de voor- en achterkant worden geëtiketteerd met het etiket volgens model 1.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Vervaldatum: 30 juni 2021

FR Frankrijk

RO-a-FR-2

Betreft: vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — article 12.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-FR-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 mogen in het openbaar vervoer als handbagage worden vervoerd: alleen de in 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake verpakking, kenmerking en etikettering van pakketten zijn van toepassing.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit van 29 mei 2009 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, bijlage I, punt 3.1.

Toelichting: in handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Patiënten met ademhalingsproblemen mogen draagbare gashouders in de voor één reis benodigde hoeveelheid meenemen.

Vervaldatum: 28 februari 2022

RO-a-FR-6

Betreft: vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer voor eigen rekening van kleine hoeveelheden andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 waarbij de onder 1.1.3.6 gestelde grenswaarden niet worden overschreden, is vrijgesteld van de onder 5.4.1 vermelde verplichting om in het bezit te zijn van een vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit van 29 mei 2009 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, bijlage I, punt 3.2.1.

Vervaldatum: 28 februari 2022

RO-a-FR-7

Betreft: vervoer over de weg van monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten, met het oog op markttoezicht.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, bijzondere bepalingen en vrijstellingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen die verpakt zijn in kleine hoeveelheden, bepalingen betreffende het gebruik van verpakkingen en tanks, verzendingsprocedures, eisen voor de vervaardiging van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, behandeling, laden en lossen, eisen inzake vervoersapparatuur en vervoersactiviteiten, eisen inzake de vervaardiging en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten en die met het oog op analyse worden vervoerd in het kader van een markttoezichtsactiviteit worden verpakt in combinatieverpakkingen. Ze moeten beantwoorden aan de regels inzake maximumhoeveelheden voor binnenverpakkingen, afhankelijk van het type gevaarlijke goederen. De buitenverpakking moet beantwoorden aan de eisen voor stevige plastic dozen (4H2, hoofdstuk 6.1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG). Op de buitenverpakking moeten het in punt 3.4.7, bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG, vermelde merkteken en de tekst „Echantillons destinés à l'analyse” (monsters voor analyse) worden aangebracht. Als aan deze voorschriften is voldaan, is het vervoer vrijgesteld van de toepassing van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 12 décembre 2012 modifiant l'arrêté du 29 mai 2009 relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres

Toelichting: De afwijking van punt 1.1.3, bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG voorziet niet in het vervoer van monsters van gevaarlijke goederen die met het oog op analyse zijn genomen door of namens de bevoegde autoriteiten. Om te zorgen voor effectief markttoezicht heeft Frankrijk een procedure vastgesteld op basis van het systeem dat van toepassing is op beperkte hoeveelheden, teneinde de veiligheid te garanderen van het vervoer van monsters die gevaarlijke goederen bevatten. Aangezien het niet altijd mogelijk is de bepalingen van tabel A toe te passen, is de beperking van de hoeveelheid voor de binnenverpakking op een meer operationele wijze gedefinieerd.

Vervaldatum: 1 januari 2019

HU Hongarije

RO-a-HU-1

Betreft: invoering van RO-a-DE-2

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020

RO-a-HU-2

Betreft: vaststelling van RO-a-UK-4

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020

IE Ierland

RO-a-IE-1

Betreft: vrijstelling van het voorschrift van 5.4.0 van de ADR voor een vervoersdocument voor het vervoer van pesticiden van ADR-klasse 3 die onder 2.2.3.3 zijn aangeduid als FT2-pesticiden (vlampunt < 23 °C) en ADR-klasse 1.2 die onder 2.2.61.3 zijn aangeduid als T6-pesticiden, vloeibaar (vlampunt niet lager dan 23 °C), wanneer de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift voor vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: een vervoersdocument is niet nodig voor het vervoer van pesticiden van ADR-klassen 3 en 6.1, wanneer de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(9) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: onnodig en moeilijk voorschrift voor het plaatselijk vervoer en de plaatselijke levering van deze pesticiden.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-IE-4

Betreft: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3, 5.4, deel 7 en bijlage B van de ADR in verband met het vervoer van gascilinders voor tapinstallaties (voor dranken), wanneer deze op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3, 5.4, 7 en bijlage B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: het kenmerken van de voertuigen, de mee te nemen documentatie en de bepalingen betreffende de vervoersmiddelen en het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3 en 5.4, deel 7, en bijlage B van de ADR voor gascilinders die worden gebruikt voor het tappen van dranken, wanneer deze gascilinders op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Referentie van de nationale wetgeving: Voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: de hoofdactiviteit is de distributie van verpakte dranken, die niet onder de ADR vallen, en daarnaast kleine hoeveelheden kleine cilinders met bijbehorende gassen voor het tappen.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-IE-5

Betreft: vrijstelling, voor binnenlands vervoer binnen Ierland, van de in de hoofdstukken 6.2 en 4.1 van de ADR vermelde voorschriften voor de constructie en beproeving van houders en de voorschriften voor het gebruik daarvan voor cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2 die een multimodaal vervoerstraject hebben afgelegd, met inbegrip van vervoer over zee, wanneer i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd, beproefd en gebruikt, ii) deze cilinders en drukvaten niet in Ierland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject worden geretourneerd en iii) deze cilinders en drukvaten lokaal in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.4.2, 4.1 en 6.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake multimodale vervoerstrajecten, met inbegrip van vervoer over zee, het gebruik van cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2 en de constructie en beproeving van deze cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2.

Inhoud van de nationale wetgeving: de bepalingen van de hoofdstukken 4.1 en 6.2 zijn niet van toepassing op cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2, mits i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd en beproefd, ii) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden gebruikt, iii) deze cilinders en drukvaten via een multimodaal vervoerstraject, met inbegrip van vervoer over zee, naar de afzender zijn vervoerd, iv) het vervoer van deze cilinders en drukvaten naar de eindgebruiker bestaat uit één traject, dat binnen één dag wordt afgelegd, van de bestemmeling van het multimodale vervoer (bedoeld onder iii)), v) deze cilinders en drukvaten niet in het binnenland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject (bedoeld onder iii)) worden geretourneerd, en vi) deze cilinders en drukvaten lokaal in het binnenland in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: de gassen in deze cilinders en drukvaten voldoen aan een door de eindgebruikers verlangde specificatie, op grond waarvan ze van buiten het ADR-gebied moeten worden ingevoerd. Na gebruik moeten deze nominaal lege cilinders en drukvaten naar het land van herkomst worden geretourneerd om met het gas met de speciale specificatie te worden nagevuld — ze worden niet in Ierland en zelfs niet binnen het ADR-gebied nagevuld. Ze voldoen weliswaar niet aan de ADR, maar voldoen wel aan en zijn geaccepteerd voor de IMDG-code. De eindbestemming van het multimodale vervoerstraject, dat buiten het ADR-gebied begint, is de locatie van de importeur, vanwaar deze cilinders en drukvaten in kleine hoeveelheden lokaal binnen Ierland naar de eindgebruiker worden gedistribueerd. Dit vervoer binnen Ierland zou onder het gewijzigde artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG vallen.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-IE-6

Betreft: vrijstelling van sommige van de bepalingen bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6) verlopen pyrotechnische voorwerpen van de classificatiecodes 1.3G, 1.4G en 1.4S van klasse 1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG met als respectieve identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 voor vervoer naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor verwijdering.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 2, 4, 5 en 6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen. Classificatie. Verpakkingsvoorschriften. Verzendingsvoorschriften. Constructie en beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: de bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van verlopen pyrotechnische voorwerpen met als respectieve identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 voor vervoer naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne zijn niet van toepassing, mits aan de algemene bepalingen van de bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake verpakking wordt voldaan en in het vervoersdocument aanvullende informatie wordt opgenomen. De afwijking geldt alleen voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden vervallen pyrotechnische voorwerpen naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor veilige verwijdering.

Referentie van de nationale wetgeving: S.I. 349 of 2011 Regulation 57(f) and (g)

Toelichting: Het vervoer van kleine hoeveelheden „verlopen” pyrotechnische scheepvaartuitrusting, met name van eigenaren van pleziervaartuigen en scheepsbevoorraders, naar militaire kazernes voor een veilige verwijdering daarvan heeft problemen opgeleverd, vooral wat de verpakkingsvoorschriften betreft. Deze afwijking geldt voor kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarde van 1.1.3.6) voor lokaal vervoer, voor alle aan pyrotechnische scheepvaartuitrusting toegekende UN-nummers.

Vervaldatum: 30 januari 2020

UK Verenigd Koninkrijk

RO-a-UK-1

Betreft: vervoer van bepaalde voorwerpen die laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: de meeste ADR-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten. (Lichtgevend product dat is bedoeld om door een persoon te worden gedragen; maximaal 500 rookmelders voor huishoudelijk gebruik met een individuele activiteit van maximaal 40 kBq; of maximaal vijf tritiumlichtbronnen op basis van gas met een individuele activiteit van maximaal 10 GBq in eenzelfde voertuig of spoorvoertuig).

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d) The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(10).

Toelichting: deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen van de regels van de IAEA (Internationale Organisatie voor Atoomenergie) in de ADR zijn opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen (niet van klasse 7) als gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor beperkte hoeveelheden is geen vervoersdocument nodig, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(a).

Toelichting: deze vrijstelling is geschikt voor het binnenlandse vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd nodig is voor lokale distributie.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-3

Betreft: vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur aan boord moeten hebben (E4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur aan boord moeten hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: ontheffing van het voorschrift brandblusapparatuur aan boord te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde colli worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).

Beperking van het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d)

Toelichting: het aan boord hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant bij het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-4

Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (met uitzondering van de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: verpakkingen behoeven geen RID/ADR- of UN-kenmerk te hebben gekregen of anderszins te zijn gemerkt als ze goederen bevatten zoals bepaald in bijlage 3.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(4) and Regulation 36 Authorisation Number 13.

Toelichting: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking is bedoeld om ervoor te zorgen dat binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandelsdistributie op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-5

Betreft: verschillende „maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid” voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.6.3 (N10).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor per vervoerseenheid vervoerde hoeveelheden.

Inhoud van de nationale wetgeving: voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en samenlading van explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13 and Schedule 5; reg. 14 and Schedule 4.

Toelichting: Behelst verschillende grenswaarden voor hoeveelheden goederen van klasse 1, namelijk „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2 gehanteerd.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-6

Betreft: verhoging van de maximaal toelaatbare nettomassa van explosieven in voertuigen van type EX/II (N13).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.5.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Inhoud van de nationale wetgeving: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13, Schedule 3.

Toelichting: Voorschriften van het VK behelzen een maximale nettomassa van 5 000 kg in voertuigen van type II voor compatibiliteitsgroepen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1J.

Veel in de Unie vervoerde voorwerpen van de klassen 1.1C, 1,1D, 1.1E en 1.1J zijn groot of omvangrijk en langer dan ongeveer 2,5 m. Het gaat hier vooral om explosieve voorwerpen voor militair gebruik. De beperkingen voor de constructie van EX/III-voertuigen (dit moeten gesloten voertuigen zijn) maken het laden en lossen van dergelijke voorwerpen heel moeilijk. Voor sommige voorwerpen zou zowel aan het begin als aan het eind van de reis gespecialiseerde laad- en losapparatuur nodig zijn. In de praktijk is die zelden voorhanden. Er worden in het Verenigd Koninkrijk maar weinig EX/III-voertuigen gebruikt en het zou voor de industrie uiterst problematisch zijn indien zou worden geëist dat voor het vervoer van dergelijke explosieven meer gespecialiseerde EX/III-voertuigen worden gebouwd.

In het Verenigd Koninkrijk worden militaire explosieven meestal door commerciële vervoersbedrijven vervoerd, die niet onder de vrijstelling voor militaire voertuigen in Richtlijn 2008/68/EG vallen. Om dit probleem te verhelpen heeft het VK altijd toestemming gegeven voor het vervoer van maximaal 5 000 kg van dergelijke voorwerpen op EX/II-voertuigen. De huidige grenswaarde is niet altijd voldoende omdat een voorwerp meer dan 1 000 kg explosieven kan bevatten.

Sinds 1950 hebben zich slechts twee incidenten voorgedaan (beide in de jaren 50) met de ontploffing van explosieven met een gewicht van meer dan 5 000 kg. De incidenten werden veroorzaakt door een brandende band en een heet uitlaatsysteem waardoor de bekleding in brand vloog. Deze branden zouden zich ook met een kleinere lading hebben kunnen voordoen. Er vielen geen doden of gewonden.

Empirisch bewijsmateriaal wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat correct verpakte explosieve voorwerpen door schokken, bijvoorbeeld bij een botsing, ontploffen. Uit militaire rapporten en de resultaten van proeven met de inslag van raketten blijkt dat de inslagsnelheid groter moet zijn dan die bij de 12 m-valproef om patronen tot ontploffing te brengen.

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de huidige veiligheidsnormen.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-7

Betreft: vrijstelling van de eisen inzake toezicht voor kleine hoeveelheden van bepaalde goederen van klasse 1 (N12).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.4 en 8.5 S1(6)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: eisen inzake toezicht voor voertuigen die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen vervoeren.

Inhoud van de nationale wetgeving: bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar eist, in tegenstelling tot hoofdstuk 1.8 S1(5) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 6.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 24.

Toelichting: de ADR-voorschriften inzake toezicht zijn in een nationale context niet altijd uitvoerbaar.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-8

Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten samenlading.

Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale wetgeving is minder strikt voor de samenlading van explosieven, mits het vervoer hiervan zonder risico's kan gebeuren.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 18.

Toelichting: het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking omvat een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of deze anderszins in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het Verenigd Koninkrijk toestemming wenst te geven:

1.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (met uitzondering van ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet groter is dan 500 kg of 500 l en de totale nettomassa van deze explosieven niet groter is dan 500 kg.

3.

Explosieven van 1.4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen van vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen van vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 20 l en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257, mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet groter zijn dan 20 kg.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-9

Betreft: alternatief voor het aanbrengen van oranje borden op kleine voertuigen bij het vervoer van kleine partijen radioactief materiaal.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting voor kleine voertuigen tot het voeren van oranje borden bij het vervoer van radioactief materiaal.

Inhoud van de nationale wetgeving: laat iedere in het kader van dit proces goedgekeurde vrijstelling toe. De aangevraagde vrijstelling luidt als volgt:

Voertuigen moeten:

a)

hetzij, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het ADR, par. 5.3.2, van grote oranje etiketten worden voorzien; of

b)

mogen in het geval van een voertuig dat niet meer dan tien verpakkingen met niet-splijtbaar of vrijgesteld splijtbaar radioactief materiaal vervoert, waarbij de som van de transportindexen van deze verpakkingen niet hoger is dan 3, een bord voeren dat voldoet aan de eisen die in de nationale wetgeving zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d).

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-UK-10

Betreft: vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: alle bepalingen

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de voorschriften van bijlage I, deel I.1, voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Deze afwijking zal worden toegekend onder The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2011.

Vervaldatum: 1 januari 2017

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

BE België

RO-bi-BE-4

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tanks voor verwijdering door verbranding.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2.

Inhoud van de nationale wetgeving: in afwijking van de tabel in hoofdstuk 3.2 is het toegestaan voor het vervoer van vloeistof reactief met water, giftig, groep III, n.e.g., onder bepaalde omstandigheden een tank/container met tankcode L4BH in plaats van tankcode L4DH te gebruiken.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 012002.

Toelichting: deze regeling mag alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval over korte afstand.

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-bi-BE-5

Betreft: vervoer van afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.2, 5.4, 6.1 (oude regelgeving: A5, 2X14, 2X12).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, kenmerking en voorschriften voor de verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: in plaats van de classificatie van afval aan de hand van de ADR wordt het in verschillende afvalgroepen geclassificeerd (brandbare oplosmiddelen, verf, zuren, batterijen enz.) om gevaarlijke reacties binnen één groep te voorkomen. De voorschriften voor de vervaardiging van verpakkingen zijn minder streng.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: deze regeling mag worden gebruikt voor het vervoer van kleine hoeveelheden afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-bi-BE-6

Betreft: vaststelling van RO-bi-SE-5.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-bi-BE-7

Betreft: vaststelling van RO-bi-SE-6.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-bi-BE-8

Betreft: vaststelling van RO-bi-UK-2.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Vervaldatum: 30 juni 2020

RO-bi-BE-9

Betreft: Vaststelling van RO-bi-SE-3.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Vervaldatum: 15 januari 2018

RO-bi-BE-10

Betreft: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, de etikettering en de kenmerking van verpakkingen en het diploma van de chauffeur.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: In de onderstaande lijst zijn het nummer van de afwijking in de nationale wetgeving, de toegestane afstand de gevaarlijke goederen in kwestie vermeld.

afwijking 2-2001

:

300 m (klassen 3, 6.1 en 8) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 6-2004

:

maximum 5 km (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 7-2005

:

oversteken van een openbare weg (UN 1202) — vervaldatum 30 juni 2015

afwijking 1-2006

:

600 m (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 13-2007

:

8 km (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 2-2009

:

350 m (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 3-2009

:

maximum 4,5 km (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 5-2009

:

maximum 4,5 km (verpakte chemicaliën) — vervaldatum: 30 juni 2015

afwijking 9-2009

:

maximum 20 km (klasse 2 in verpakking) — vervaldatum: 9 september 2015

afwijking 16-2009

:

200 m (IBC) — vervaldatum: 15 januari 2018

Vervaldatum: 15 januari 2018

DE Duitsland

RO-bi-DE-1

Betreft: vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen, behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7:

In het vervoersdocument moet geen vermelding worden opgenomen:

a)

van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en vervoer met specifieke trajecten);

b)

van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en het voertuig voldoet aan alle bepalingen van de bijlagen A en B;

c)

voor lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-AusnahmeverordnungGGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: toepassing van alle voorschriften is ten aanzien van dergelijk vervoer niet uitvoerbaar.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DE-3

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 tot en met 5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-AusnahmeverordnungGGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DE-4

Betreft: Vaststelling van RO-bi-BE-1

Referentie van de nationale wetgeving: —

Vervaldatum: 1 januari 2017

RO-bi-DE-5

Betreft: plaatselijk vervoer van UN 3343 (nitroglycerinemengsel, ongevoelig gemaakt, vloeibaar, ontvlambaar, niet anders gespecificeerd, met niet meer dan 30 % nitroglycerine) in tankcontainers, bij wijze van afwijking van punt 4.3.2.1.1 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake het gebruik van tankcontainers

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van nitroglycerine (UN 3343) in tankcontainers, over korte afstanden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1.   Eisen met betrekking tot tankcontainers

1.1.

Er mag alleen gebruik worden gemaakt van tankcontainers waarvoor een speciale toestemming is afgegeven en die beantwoorden aan de in hoofdstuk 6.8 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG vastgestelde bepalingen inzake constructie, uitrusting, vergunning van het constructiemodel, tests, etikettering en werking.

1.2.

Het sluitmechanisme van de tankcontainer moet zijn uitgerust met een decompressiesysteem dat opengaat bij een interne druk van 300 kPa (3 bar) boven de normale druk, waarbij een naar boven gerichte opening van minstens 135 cm2 (diameter: 132 mm) opengaat. Deze opening mag zich na de activering niet opnieuw sluiten. Met het oog op de veiligheid kunnen een of meer veiligheidselementen met hetzelfde activeringsgedrag en overeenkomstig decompressieoppervlak worden gebruikt. Het constructietype van de veiligheidsinstallatie moet met succes de typetests hebben doorstaan en typegoedkeuring hebben verkregen van de verantwoordelijke autoriteit.

2.   Etikettering

Op elke tankcontainer moet aan beide zijden een etiket met een gevarenlabel worden aangebracht van model 3 van punt 5.2.2.2.2 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

3.   Exploitatiebepalingen

3.1.

Er moet op worden toegezien dat de nitroglycerine tijdens het vervoer evenredig verdeeld is in het flegmatiseringsmedium en dat geen ontmenging kan plaatsvinden.

3.2.

Het is niet toegestaan tijdens het laden en lossen in of op een voertuig te blijven, behalve om de laad- en losapparatuur te bedienen.

3.3.

Op de losplaats worden de tankcontainers volledig geledigd. Als ze niet volledig kunnen worden geledigd, worden ze na het lossen vast afgesloten tot ze opnieuw worden gevuld.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking Noordrijn-Westfalen

Opmerkingen: dit heeft betrekking op plaatselijk vervoer over de weg in tankcontainers, over korte afstanden, als onderdeel van een industrieel proces tussen twee vaste productievestigingen. Om een farmaceutisch product te produceren, levert productievestiging A, als onderdeel van een vervoersactiviteit die aan de regels beantwoordt, een ontvlambare (UN 600) harsoplossing van verpakkingsgroep II in tankcontainers van 1866 l aan productievestiging B. Daar wordt een nitroglycerineoplossing toegevoegd en gebeurt de menging, waardoor een lijmmengsel met ongevoelig gemaakte, vloeibare, ontvlambare, niet anders gespecificeerde nitroglycerine ontstaat, met niet meer dan 30 % nitroglycerine (UN 3343), voor verder gebruik. Het vervoer terug van deze substantie naar vestiging A gebeurt ook met de bovenvermelde tankcontainers, die door de relevante autoriteit specifiek zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor deze specifieke vervoersactiviteit en waarop de tankcode L10DN is aangebracht.

Vervaldatum: 1 januari 2017

RO-bi-DE-6

Betreft: Vaststelling van RO-bi-SE-6.

Referentie van de nationale wetgeving: § 1 Absatz 3 Nummer 1 der Gefahrgutverordnung Straße, Eisenbahn und Binnenschifffahrt (GGVSEB)

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DE-7

Betreft: Vaststelling van RO-bi-BE-10

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 20 maart 2021

DK Denemarken

RO-bi-DK-1

Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 — geen vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument vereist.

Inhoud van de nationale wetgeving: bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in het kader van distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is een vervoersdocument niet vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens de ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods.

Toelichting: de reden voor deze nationale afwijking is dat oliemaatschappijen dankzij de ontwikkeling van elektronische apparatuur bijvoorbeeld permanent informatie over klanten naar hun voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, is het niet mogelijk de vervoersdocumenten vóór het vertrek op te stellen. Dergelijk vervoer vindt binnen een beperkt gebied plaats.

Denemarken geniet een afwijking voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DK-2

Betreft: vaststelling van RO-bi-SE-6.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, zoals gewijzigd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DK-3

Betreft: vaststelling van RO-bi-UK-1.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, zoals gewijzigd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-DK-4

Betreft: Vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelingspunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties met het oog op verwijdering.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Algemene bepalingen, classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, verpakkingsvoorschriften verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, laden, lossen en behandelen, voorschriften voor voertuigbemanningen, apparatuur, exploitatie en documentatie en voorschriften voor de vervaardiging en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Gevaarlijke goederen mogen onder bepaalde voorwaarden van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelingspunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties worden vervoerd met het oog op verwijdering. Al naargelang de aard en de risico's van het vervoer moeten andere voorschriften worden nageleefd, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, per buitenverpakking en/of per vervoerseenheid, en of het vervoer van gevaarlijke goederen verband houdt met de hoofdactiviteit van de ondernemingen of niet.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4 stk. 3.

Toelichting: Afvalbeheerders en bedrijven kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval dat resten van gevaarlijke goederen kan bevatten, van privéwoningen en/of bedrijven wordt vervoerd naar inzamelingspunten met het oog op verwijdering. Het afval betreft gewoonlijk verpakkingen die oorspronkelijk zijn vervoerd op basis van de vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG en/of in de detailhandel zijn verkocht. De vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), geldt echter niet voor vervoer naar afvalinzamelingspunten, en de bepalingen van punt 3.4 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG zijn niet geschikt voor het vervoer van afval van binnenverpakkingen.

Vervaldatum: 1 januari 2019

EL Griekenland

RO-bi-EL-1

Betreft: Vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) die voor 31.12.2001 zijn geregistreerd voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden van sommige categorieën gevaarlijke goederen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, 6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1, 6.8.2.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vereisten inzake constructie, uitrusting, typekeuring, inspectie en beproeving, en kenmerking van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van MEGC's.

Inhoud van de nationale wetgeving: overgangsbepaling: voor de eerste maal tussen 1 januari 1985 en 31 december 2001 in Griekenland geregistreerde vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks en tankcontainers mogen nog steeds worden gebruikt. Deze overgangsbepaling betreft voertuigen voor het vervoer van de volgende gevaarlijke materialen (UN: 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262, 3257). De bepaling is bedoeld voor het vervoer van kleine hoeveelheden of lokaal vervoer door in die periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsperiode zal gelden voor tankvoertuigen die zijn aangepast in overeenstemming met:

1.

paragrafen van de ADR betreffende inspecties en beproevingen: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, (ADR 1999: 211.151, 211.152, 211.153, 211.154).

2.

minimale dikte van de houderwand: 3 mm voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 3 500 l en minstens 4 mm zacht staal voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 6 000 l, ongeacht het type of de dikte van de scheidingswanden;

3.

Indien als materiaal aluminium of een ander metaal gebruikt is, moeten de tanks voldoen aan de vereisten voor dikte en andere technische specificaties welke voortvloeien uit de technische tekeningen die zijn goedgekeurd door de lokale overheid van het land waar zij voordien geregistreerd waren. Bij ontbreken van technische tekeningen, moeten de tanks voldoen aan de vereisten van 6.8.2.1.17 (211.127).

4.

De tanks moeten voldoen aan de eisen van de randnummers 211.128, 6.8.2.1.28 (211.129), paragraaf 6.8.2.2 met subparagrafen 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2 (211.130, 211.131).

Meer in het bijzonder mogen tankvoertuigen met een massa van minder dan 4 ton die uitsluitend zijn bestemd voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202), die vóór 31 december 2002 voor het eerst zijn geregistreerd en waarvan de wanddikte minder dan 3 mm bedraagt, alleen worden gebruikt indien zij overeenkomstig randnummer 211.127 (5)b4 (6.8.2.1.20) worden omgebouwd.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία (vereisten inzake constructie, uitrusting, inspectie en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks die in circulatie zijn, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen).

Vervaldatum: 30 juni 2016

RO-bi-EL-2

Betreft: vrijstelling van vóór 31 december 2001 ingeschreven voertuigen voor het plaatselijk vervoer van gevaarlijke goederen van de vereisten voor de constructie van basisvoertuigen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: ADR 2001: 9.2, 9.2.3.2, 9.2.3.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vereisten inzake de constructie van basisvoertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: de vrijstelling is van toepassing op voertuigen voor het plaatselijke vervoer van gevaarlijke goederen (categorieën UN 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262 en 3257) die vóór 31 december 2001 voor het eerst zijn ingeschreven.

De voertuigen moeten voldoen aan de vereisten van hoofdstuk 9 (9.2.1 tot en met 9.2.6) van bijlage B bij Richtlijn 94/55/EG, met de volgende uitzonderingen.

Aan de vereisten van paragraaf 9.2.3.2 moet alleen worden voldaan indien het voertuig door voertuigfabrikant is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem en het moet worden uitgerust met een remvertrager als omschreven in paragraaf 9.2.3.3.1, zonder dat er noodzakelijkerwijs aan de paragrafen 9.2.3.3.2 en 9.2.3.3.3 behoeft te worden voldaan.

De voeding van de tachograaf moet verlopen via een rechtstreeks op de accu aangesloten stroombegrenzer (randnummer 220 514) en de elektrische uitrusting van het hefmechanisme van het draaistel moet op dezelfde plaats worden geïnstalleerd als waar deze door de voertuigfabrikant oorspronkelijk was aangebracht en moet met een hiertoe geschikte gesloten behuizing worden beschermd (randnummer 220 517).

Specifiek voor het plaatselijke vervoer van dieselolie voor verwarmingsdoeleinden bestemde tankvoertuigen met een maximale massa van minder dan 4 t (UN: 1202) moeten voldoen aan de vereisten van de paragrafen 9.2.2.3, 9.2.2.6, 9.2.4.3 en 9.2.4.5, maar niet noodzakelijkerwijs aan die van andere voldoen.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές ήδη κυκλοφορούντων οχημάτων που διενεργούν εθνικές μεταφορές ορισμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων (technische vereisten voor reeds in gebruik zijnde voertuigen die bestemd zijn voor het plaatselijke vervoer van bepaalde categorieën gevaarlijke goederen).

Toelichting: in vergelijking met het totale aantal reeds ingeschreven voertuigen gaat het hier om een betrekkelijk klein aantal voertuigen die bovendien alleen voor plaatselijk vervoer bestemd zijn. De vorm van de aangevraagde vrijstelling, de grootte van het wagenpark in kwestie en het soort goederen dat hier vervoerd wordt, zijn niet van die aard dat zij een bedreiging voor de veiligheid op de weg zullen vormen.

Vervaldatum: 30 juni 2016

ES Spanje

RO-bi-ES-2

Betreft: speciale apparatuur voor de distributie van ammoniakgas.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8.2.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: teneinde elk verlies van de inhoud bij beschadiging van de uitwendige laad- en losinrichtingen (pijpen, zijafsluiters) te voorkomen, moeten de inwendige afsluiter en de zitting daarvan zodanig ontworpen of beschermd zijn dat zij niet kunnen afbreken ten gevolge van uitwendige belastingen. De laad- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of schroefdoppen) alsmede de eventuele beschermkappen, moeten beveiligd kunnen worden tegen elk onbedoeld openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tanks die worden gebruikt voor de distributie en toepassing van ammoniakgas in de landbouw en die vóór 1 januari 1997 in gebruik zijn genomen, mogen van een uitwendige in plaats van een inwendige beveiliging worden voorzien, mits die een beveiliging bieden die ten minste gelijkwaardig is met de beveiliging die door de wand van de tank wordt geboden.

Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 3 (Koninklijk Besluit 97/2014, bijlage 1, punt 3).

Toelichting: Vóór 1 januari 1997 werden er in de landbouw voor het rechtstreeks opbrengen van ammoniakgas op het land uitsluitend tanks met een uitwendige beveiliging gebruikt. Een aantal van deze tanks worden nog steeds gebruikt. Ze rijden zelden met lading op de weg, maar worden uitsluitend gebruikt voor het uitrijden van mest op grote boerderijen.

Vervaldatum: 28 februari 2022

FI Finland

RO-bi-FI-1

Betreft: wijziging van de informatie in het vervoersdocument voor explosieve stoffen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.2.1(a)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepalingen voor klasse 1.

Inhoud van de nationale wetgeving: In het vervoersdocument mag in plaats van de feitelijke nettomassa aan explosieve stoffen het aantal ontstekers worden vermeld (1 000 ontstekers stemt overeen met 1 kg explosieven).

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Toelichting: deze informatie wordt voor binnenlands vervoer voldoende geacht. Deze afwijking wordt voornamelijk gebruikt door de springstofindustrie voor plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 31.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-FI-2

Betreft: vaststelling van RO-bi-SE-10.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-FI-3

Betreft: vaststelling van RO-bi-DE-1.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 28 februari 2022

FR Frankrijk

RO-bi-FR-1

Betreft: gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument bij korte trajecten na het lossen van het schip.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.

Inhoud van de nationale wetgeving: het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdocument gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — article 23.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-FR-3

Betreft: vervoer van vaste LPG-opslagtanks (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste LPG-opslagtanks gelden specifieke regels. Deze zijn alleen van toepassing bij korte afstanden.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — article 30.

Vervaldatum: 30 juni 2021

HU Hongarije

RO-bi-HU-1

Betreft: invoering van RO-bi-SE-3

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020

IE Ierland

RO-bi-IE-3

Betreft: vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5 en 8.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: aanvullende voorschriften inzake het laden, het lossen en de behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: in afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(5) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: voor binnenlands vervoer vormt deze bepaling een zeer bewerkelijke verplichting voor de bevoegde instanties.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-IE-6

Betreft: vrijstelling van het voorschrift in 4.3.4.2.2, waarin wordt bepaald dat niet permanent met de tank van een tankwagen verbonden buigzame laad- en losleidingen tijdens het vervoer leeg moeten zijn.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gebruik van tankwagens.

Inhoud van de nationale wetgeving: flexibele slanghaspels (inclusief de bijbehorende vaste pijpleidingen) die zijn verbonden aan tankwagens voor kleinhandelsdistributie van aardolieproducten met identificatienummers UN 1011, UN 1202, UN 1223, UN 1863 en UN 1978, moeten tijdens het vervoer over de weg niet leeg zijn, mits afdoende maatregelen worden genomen om verlies van de inhoud te voorkomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(8) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: flexibele slangen die zijn verbonden aan tankwagens voor levering aan huis, moeten zelfs tijdens het vervoer te allen tijde vol blijven. Het leveringssysteem vereist dat de meter en de slang van de tankwagen vooraf gevuld zijn om ervoor te zorgen dat de afnemer de juiste hoeveelheid product ontvangt.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-IE-7

Betreft: vrijstelling van bepaalde voorschriften van de hoofdstukken 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11 van de ADR voor het bulkvervoer van ammoniumnitraatmeststoffen (UN 2067) van havens naar de bestemmelingen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Het voorschrift voor een apart vervoersdocument met de correcte totale hoeveelheid van de specifieke lading voor elk vervoerstraject en het voorschrift dat het voertuig voor en na het traject moet worden gereinigd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorgestelde afwijking om wijzigingen toe te staan in de ADR-voorschriften voor het vervoersdocument en de reiniging van het voertuig; teneinde rekening te houden met de praktische aspecten van bulkvervoer van de haven naar de geadresseerde.

Referentie van de nationale wetgeving: Voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: de bepalingen van de ADR vereisen a) een apart vervoersdocument met de totale massa vervoerde gevaarlijke goederen voor de specifieke lading en b) het aanvullende voorschrift „CV24” inzake de reiniging voor elke afzonderlijke lading die bij het lossen van een bulkschip tussen de haven en de bestemmeling wordt vervoerd. Aangezien het hier om plaatselijk vervoer bij het lossen van een bulkschip gaat, waarbij dezelfde stof in verschillende ladingen (op dezelfde dag of opeenvolgende dagen) tussen het bulkschip en de geadresseerde wordt vervoerd, zou één vervoersdocument met een benaderde totale massa van elke lading moeten volstaan en zou aanvullend voorschrift „CV24” niet verplicht behoeven te zijn.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-IE-8

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of tussen delen van privéterreinen die aan weerszijden van een openbare weg gelegen zijn.

Referentie van de bijlage bij de richtlijn: bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften worden niet toegepast wanneer de gevaarlijke goederen met een voertuig worden overgebracht.

a)

tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of

b)

tussen twee delen van een privéterrein die door een openbare weg van elkaar worden gescheiden,

indien het vervoer via de kortste route gebeurt.

Referentie van de nationale wetgeving: European Communities (Carriage of Dangerous Goods by Road and Use of Transportable Pressure Equipment) Regulations 2011 and 2013, Regulation 56.

Toelichting: in bepaalde aantal situaties moeten goederen worden vervoerd tussen delen van een privéterrein of tussen een privéterrein en daarmee verbonden voertuig, dat door een openbare weg van dat terrein wordt gescheiden. Deze vorm van vervoer vormt geen vervoer van gevaarlijke goederen in de gebruikelijke betekenis. Derhalve moeten de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke goederen niet worden toegepast. Zie ook RO-bi-SE-3 en RO-bi-UK-1.

Vervaldatum: 30 januari 2020

NL Nederland

RO-bi-NL-13

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6, 3.3, 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10, 5.1.2, 5.4.0, 5.4.1, 5.4.3, 6.1, 7.5.4, 7.5.7, 7.5.9, 8 en 9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor bepaalde hoeveelheden; bijzondere bepalingen; gebruik van verpakking; gebruik van oververpakking; documentatie, constructie en beproeving van verpakking; laden, lossen en behandeling; bemanning; apparatuur; exploitatie; voertuigen en documentatie; constructie en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: bepalingen voor het vervoer van klein ingezameld huishoudelijk gevaarlijk afval en huishoudelijk gevaarlijk afval van bedrijven, dat wordt aangeleverd in een geschikte verpakking met een maximale capaciteit van 60 liter. Gelet op de kleine hoeveelheden waar het in ieder geval om gaat en gelet op de uiteenlopende aard van de verschillende stoffen is het niet mogelijk de ADR-voorschriften bij het vervoer volledig in acht te nemen. Daarom wordt dan ook in genoemde regeling een vereenvoudigde variant vastgesteld die van een aantal bepalingen in de ADR afwijkt.

Referentie van de nationale wetgeving: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.

Toelichting: de regeling is zo ontworpen dat particulieren en bedrijven de mogelijkheid krijgen „klein chemisch afval” op één locatie aan te bieden. Het gaat dan ook om restproducten, zoals verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij onder meer speciale transportelementen worden gebruikt en voor het publiek duidelijk zichtbare gele zwaailichten en borden „niet roken”. Cruciaal is dat de veiligheid wordt gewaarborgd. Hier kan bijvoorbeeld voor worden gezorgd door de stoffen in gesloten verpakkingen te laten vervoeren, zodat verspreiding wordt voorkomen en er geen risico ontstaat dat giftige dampen weglekken of zich in het voertuig ophopen. Het voertuig bevat elementen die geschikt zijn om de verschillende categorieën afval erin op te slaan en bescherming bieden tegen schuiven, onopzettelijke verplaatsing en onbedoeld openen. Ongeacht de kleine hoeveelheden afval die worden aangeboden, moet de vervoersexploitant gezien de uiteenlopende aard van de betrokken stoffen toch een vakbekwaamheidscertificaat hebben. Omdat privépersonen niet voldoende op de hoogte zijn van de aan deze stoffen verbonden gevaren, moeten er schriftelijke instructies beschikbaar zijn, zoals in de bijlage bij de regeling is bepaald.

Vervaldatum: 30 juni 2021

PT Portugal

RO-bi-PT-1

Betreft: vervoersdocumentatie voor UN 1965.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: de juiste vervoersnaam die op het vervoersdocument moet worden vermeld voor in cilinders vervoerd commercieel butaan- en propaangas dat onder de verzamelrubriek „UN 1965 Mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g.” valt, zoals bepaald in punt 5.4.1 van het RPE (Regulamento Nacional de Transporte de Mercadorias Perigosas por Estrada), mag worden vervangen door de volgende andere handelsnamen:

 

„UN 1965 Butaan” voor de mengsels A, A01, A02 en A0, zoals beschreven in subsectie 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders;

 

„UN 1965 Propaan” voor mengsel C, zoals beschreven in subsectie 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 7560/2004, 16 april 2004, krachtens artikel 5, nr. 1, van Decreto-Lei nr. 267-A/2003 van 27 oktober.

Toelichting: het is belangrijk dat het invullen van vervoersdocumenten voor gevaarlijke goederen door economische operatoren wordt vergemakkelijkt, mits de veiligheid van die activiteiten niet in het gedrang komt.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-PT-2

Betreft: vervoersdocumentatie voor lege ongereinigde tanks en containers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor de terugritten van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd, mag het in punt 5.4.1 van het RPE bedoelde vervoersdocument worden vervangen door het vervoersdocument dat is afgegeven voor de onmiddellijk daaraan voorafgaande rit die is uitgevoerd voor het leveren van de goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 15162/2004, 28 juli 2004, krachtens artikel 5, nr. 1, van Decreto-Lei nr. 267-A/2003 van 27 oktober.

Toelichting: de verplichting dat voor het vervoer van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd een vervoersdocument moet zijn afgegeven dat voldoet aan het RPE, veroorzaakt in sommige gevallen praktische problemen die tot een minimum kunnen worden beperkt zonder dat de veiligheid hierdoor in het gedrang komt.

Vervaldatum: 30 juni 2021

SE Zweden

RO-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten als afval moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van het ADR; hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Uitzonderingen zijn niet toegestaan voor alle soorten stoffen en voorwerpen.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen, zonder te voldoen aan de bepalingen van de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, hoeven niet te worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage I, deel I.1, van deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; toerental en vermogen

de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, een bruto massa hebben van niet meer dan de toegestane bruto massa die vermeld is op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; en

de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: „Verpakt overeenkomstig deel 16 van ADR-S”

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel SSpecifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-2

Betreft: vermelding van de naam en het adres van de afzender op het vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: in de nationale wetgeving wordt bepaald dat lege, ongereinigde verpakkingen als onderdeel van een distributiesysteem mogen worden geretourneerd zonder vermelding van de naam en het adres van de afzender.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: lege, ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, bevatten in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen.

Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven wanneer lege, ongereinigde gashouders in ruil voor volle worden geretourneerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-3

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en kenmerking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het keuringscertificaat overeenkomstig deel 9.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: er zijn verschillende situaties waarin gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en er moeten derhalve de nodige eisen aan worden gesteld. Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-4

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: afwijkingen van de voorschriften kunnen met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico's bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal, worden toegestaan.

Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstandigheden afdoende is.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: deze afwijkingen kunnen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.

Deze afwijking is bedoeld voor plaatselijk vervoer van bijvoorbeeld goederen die door de politie in beslag zijn genomen zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de classificatie nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens de ADR verpakt, gekenmerkt of geëtiketteerd. Jaarlijks vinden er enkele honderden van dergelijke transporten door de politie plaats. Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar het in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een installatie waar het wordt vernietigd, waarbij de afstand tussen deze laatste twee locaties soms erg groot is. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet nodig elke verpakking te etiketteren en b) het is niet nodig goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elke pallet met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Jaarlijks vinden er ongeveer 20 van dergelijke transporten plaats.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in en in de directe omgeving van havens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.2, 8.1.5, 9.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: documenten die in de vervoerseenheid moeten worden meegenomen; elke vervoerseenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) moeten niet in de vervoerseenheid worden meegenomen.

Een vervoerseenheid moet niet met de onder 8.1.5 gespecificeerde apparatuur worden uitgerust.

Voor trekkers is er geen goedkeuringsbewijs nodig.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-6

Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: chauffeurs van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: de inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, behoeven niet de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en behoeven geen ADR-diploma te hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: in sommige gevallen kunnen de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen als lading vervoeren, bijvoorbeeld lege, ongereinigde tanks.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-7

Betreft: lokale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6, 5.4.1.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6. In andere documenten kunnen naam en adres van verschillende bestemmelingen worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers is de beschrijving in het vervoersdocument overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet vereist wanneer bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan „0” wordt ingevuld. De naam en het adres van de bestemmeling moeten niet in het document aan boord van het voertuig worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-9

Betreft: plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4, 6.8 en 9.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument; constructie van tanks, goedkeuringscertificaat.

Inhoud van de nationale wetgeving: bij het plaatselijke vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties zijn een aantal voorschriften niet van toepassing:

a)

de declaratie van gevaarlijke goederen is niet nodig;

b)

oudere tanks/containers die niet overeenkomstig hoofdstuk 6.8, maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en op een bouwkeet zijn aangebracht, mogen nog worden gebruikt;

c)

oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van 6.7 of 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, 1999, 3256 en 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak, mogen nog voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden worden gebruikt;

d)

goedkeuringscertificaten voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak zijn niet vereist.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet-goedgekeurde tank/container met dieselbrandstof voor bosbouwtrekkers.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-10

Betreft: vervoer van explosieven in tanks.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: explosieven mogen alleen overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4 worden verpakt.

Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale bevoegde instantie zal voertuigen goedkeuren die bestemd zijn voor het vervoer van explosieven in tanks. Vervoer in tanks is uitsluitend toegestaan voor de in de regelgeving vermelde explosieven of met speciale toestemming van de bevoegde autoriteit.

Een voertuig dat met explosieven in tanks is geladen, moet overeenkomstig 5.3.2.1.1, 5.3.1.1.2 en 5.3.1.4 worden gekenmerkt en geëtiketteerd. Slechts één voertuig in de vervoerseenheid mag gevaarlijke goederen bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel SSpecifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen en de Zweedse verordening SÄIFS 1993: 4.

Toelichting: dit geldt alleen voor binnenlands vervoer en wanneer het vervoer meestal plaatselijk is. Deze regeling was reeds van kracht vóór de toetreding van Zweden tot de Europese Unie.

Slechts twee bedrijven verzorgen vervoer van explosieven in tanks. In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.

Voorheen afwijking nr. 84.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-11

Betreft: Rijbewijs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake de opleiding van de voertuigbemanning.

Inhoud van de nationale wetgeving: opleiding van bestuurders is niet toegestaan met de in 8.2.1.1 genoemde voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel SSpecifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: plaatselijk vervoer.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-SE-12

Betreft: vervoer van UN 0335-vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het gebruik van voertuigen van type EX/II en EX/III.

Inhoud van de nationale wetgeving: bijzondere bepaling V2 (1) in 7.2.4 is alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335-vuurwerk wanneer een netto explosieve lading van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) wordt vervoerd, mits het vuurwerk is geclassificeerd overeenkomstig de tabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de 14e herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen onder UN 0335.

Aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

Deze classificatie moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Een classificatiebewijs moet op de vervoerseenheid aanwezig zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel SSpecifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer van de verzender naar de opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. Zowel de distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra als het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen verloopt echter moeizaam door een tekort aan EX-goedgekeurde voertuigen. Vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien ze hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.

Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking moet zijn geclassificeerd op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.

Bijzondere bepaling 651, punt 3.3.1 van de ADR 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336-vuurwerk.

Vervaldatum: 30 juni 2021

UK Verenigd Koninkrijk

RO-bi-UK-1

Betreft: het oversteken van de openbare weg door voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (N8).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: de voorschriften voor gevaarlijke goederen worden niet toegepast voor het vervoer binnen privéterreinen die door een weg worden doorsneden. Voor klasse 7 geldt deze afwijking niet ten aanzien van de bepalingen van de Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 Schedule 2(3)(b); Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 3(3)(b).

Toelichting: een dergelijke situatie kan zich gemakkelijk voordoen wanneer goederen worden vervoerd tussen twee privéterreinen die aan weerskanten van een weg zijn gelegen. Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en in dergelijke gevallen moet geen van de voorschriften voor gevaarlijke goederen worden toegepast.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-UK-2

Betreft: vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen bij een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of eindgebruiker en van een detailhandelaar naar een eindgebruiker (behalve klasse 7) (N11).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde „tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd”.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 12(3).

Toelichting: indien het verbod in de bijlage letterlijk wordt genomen, kan het ernstige problemen voor de detailhandelsdistributie opleveren.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-UK-3

Betreft: alternatieve vervoersvoorschriften voor houten vaten die UN 3065 van verpakkingsgroep III bevatten.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: hoofdstukken 1.4, 4.1, 5.2 en 5.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake verpakking en etikettering.

Inhoud van de nationale wetgeving: Staat het vervoer toe van alcoholische dranken met een alcoholpercentage van meer dan 24 %, doch met niet meer dan 70 % alcohol (verpakkingsgroep III) in niet VN-gekeurde houten vaten zonder gevarenlabels indien strengere ladings- en voertuigvoorschriften worden nageleefd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(13) and (14).

Toelichting: Het betreft hier het vervoer tussen stokerijen en douane-entrepots in met overheidszegels verzegelde voertuigen van hoogwaardige producten waarop accijnzen worden geheven. Met de versoepeling inzake verpakking en etikettering wordt rekening gehouden in de aanvullende veiligheidsvoorschriften.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-UK-4

Betreft: vaststelling van RO-bi-SE-12.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007 Part 1.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-bi-UK-5

Betreft: inzameling van gebruikte batterijen voor verwijdering of recycling.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepaling 636.

Inhoud van de nationale wetgeving: de volgende alternatieven voor bijzondere bepaling 636 van hoofdstuk 3.3 worden toegestaan:

Gebruikte lithiumcellen en -batterijen (UN 3090 en UN 3091) die samen met andere cellen of batterijen dan met lithium (UN 2800 en UN 3028) worden ingezameld en met het oog op verwijdering worden aangeboden voor vervoer tussen het inzamelingspunt voor de consumenten en de tussenliggende verwerkingsinstallatie, vallen niet onder de overige ADR-voorschriften als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

 

ze worden verpakt in IH2-vaten of 4H2-dozen die voldoen aan het in verpakkingsgroep II vastgestelde prestatieniveau voor vaste stoffen;

 

hoogstens 5 % van elke verpakking mag uit lithium- en lithiumionbatterijen bestaan;

 

het brutogewicht van elke verpakking mag niet meer dan 25 kg bedragen;

 

de totale hoeveelheid verpakkingen per vervoerseenheid mag niet meer dan 333 kg wegen;

 

er worden geen andere gevaarlijke goederen vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment 2007 part 1.

Toelichting: inzamelingspunten voor consumenten bevinden zich gewoonlijk in detailhandelszaken en het is niet praktisch om grote aantallen mensen op te leiden in het sorteren en verpakken van gebruikte batterijen volgens de ADR. Het systeem van het Verenigd Koninkrijk werkt op basis van richtsnoeren die door het UK Waste and Resources Action Programme zijn vastgesteld en omvat onder meer het leveren van geschikte ADR-conforme verpakkingen en het geven van passende instructies.

Vervaldatum: 30 juni 2021”.

2)

Bijlage II, deel II.3, wordt vervangen door:

„II.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RA-a/bi/bii-MS-nn

RA= Spoor

a/bi/bii= artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)

LS= afkorting van de lidstaat

nn= volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-a-DE-2

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1: toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-AusnahmeverordnungGGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30 g.

Vervaldatum: 30 juni 2021

FR Frankrijk

RA-a-FR-3

Betreft: vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie over gevaarlijke materialen die op de vrachtbrief moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij van hoeveelheden die niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 vermelde grenswaarden, gelden niet de verplichtingen inzake de aangifte van de lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de ferArticle 20.2.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-a-FR-4

Betreft: vrijstelling van de opschriften op bepaalde postwagens.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: alleen op postwagens met meer dan 3 t materiaal van dezelfde klasse (met uitzondering van 1, 6.2 of 7) moet een opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de ferArticle 21.1.

Vervaldatum: 30 juni 2021

SE Zweden

RA-a-SE-1

Betreft: op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, behoeft geen opschrift te worden aangebracht.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen worden vervoerd, moet een opschrift worden aangebracht.

Inhoud van de nationale wetgeving: op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, behoeft geen opschrift te worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).

Toelichting: het RID bevat kwantitatieve beperkingen voor goederen die als expresgoederen worden aangeduid. Dit betekent dat het hier om kleine hoeveelheden gaat.

Vervaldatum: 30 juni 2021

UK Verenigd Koninkrijk

RA-a-UK-1

Betreft: vervoer van voorwerpen die bepaalde laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: de meeste RID-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen in de IAEA-regels in het RID worden opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-a-UK-2

Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten samenlading.

Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale wetgeving is minder strikt voor de samenlading van explosieven, mits het vervoer hiervan zonder risico's kan gebeuren.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking kent een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of anderszins deze in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het Verenigd Koninkrijk toestemming wenst te geven:

1.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (met uitzondering van ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet groter is dan 500 kg of 500 l en de totale nettomassa van deze explosieven niet groter is dan 500 kg.

3.

Explosieven van 1,4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen van vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen van vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 20 l en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257, mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet groter zijn dan 20 kg.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-a-UK-3

Betreft: verschillende maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.1.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen in verband met de aard van het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en samenlading van explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(b).

Toelichting: behelst verschillende grenswaarden voor hoeveelheden en vermenigvuldigingsfactoren voor samenlading van goederen van klasse 1, namelijk „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2 gehanteerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-a-UK-4

Betreft: vaststelling van RA-a-FR-6.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.3.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: versoepeling van etiketteringsvoorschriften voor gecombineerd spoorweg/wegvervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: de etiketteringsvoorschriften zijn niet van toepassing wanneer de voertuigetiketten duidelijk zichtbaar zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(12).

Toelichting: deze bepaling heeft altijd bestaan in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-a-UK-5

Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (met uitzondering van de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: verpakkingen behoeven geen RID/ADR- of UN-kenmerk te hebben gekregen.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007: Voorschrift nr. 26.

Toelichting: RID-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking is bedoeld om ervoor te zorgen dat binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandeldistributie op het deel per spoor van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-bi-DE-2

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 tot en met 5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-AusnahmeverordnungGGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-bi-DE-3

Betreft: Lokaal vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, in spoorwegtankwagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8, 6.8.2.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor de vervaardiging van tanks en tankwagons. Volgens hoofdstuk 6.8, subdeel 6.8.2.3, moet een typegoedkeuring worden afgegeven voor tanks voor het vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water).

Inhoud van de nationale wetgeving: Lokaal vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, over korte afstanden (van Sassnitz-Mukran naar Lutherstadt Wittenberg-Piesteritz en Bitterfeld), in spoorwegtankwagons die volgens Russische normen zijn vervaardigd. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 1/92.

Vervaldatum: 30 januari 2020 (goedkeuring verlengd)

DK Denemarken

RA-bi-DK-1

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en beveiligingsafstanden

Inhoud van de nationale wetgeving: de wetgeving bevat alternatieve bepalingen voor die in bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG voor vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Grote Belt. Deze alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af eksplosiver i jernbanetunnelerne på Storebælt og Øresund, 15 februari 2005.

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2021

RA-bi-DK-2

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en beveiligingsafstanden

Inhoud van de nationale wetgeving: de wetgeving bevat andere bepalingen dan in bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG zijn opgenomen, voor het vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over Øresund. Deze alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af eksplosiver i jernbanetunnelerne på Storebælt og Øresund, 15 februari 2005.

Toelichting:

Vervaldatum: 28 februari 2022

SE Zweden

RA-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten als afval moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn; hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Uitzonderingen zijn niet toegestaan voor alle soorten stoffen en voorwerpen.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen, zonder te voldoen aan de bepalingen van de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, hoeven niet te worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage II, deel II.1, van deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; toerental en vermogen

de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, een bruto massa hebben van niet meer dan de toegestane bruto massa die vermeld is op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; toerental en vermogen

de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: „Verpakt overeenkomstig deel 16 van RID-S”

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel SSpecifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over het spoor, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2021

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), ii), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-bii-DE-1

Betreft: Plaatselijk vervoer van UN 1051 (cyaanwaterstof), gestabiliseerd, vloeibaar, met hoogstens 1 % water, in spoorwegtankwagons, afwijkend van punt 4.3.2.1.1 van bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op het vervoer van UN 1051 (cyaanwaterstof), gestabiliseerd, vloeibaar, met hoogstens 1 % water

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor op speciaal aangewezen routes, dat deel uitmaakt van een welbepaald industrieel proces en onder duidelijk omschreven voorwaarden strikt gecontroleerd wordt. Het vervoer vindt plaats in tankwagons waarvoor een specifieke vergunning met het oog op deze toepassing is afgegeven en waarvan de constructie en de uitrusting permanent wordt aangepast aan de laatste veiligheidstechnologie (bv. uitrusting met stootbalken overeenkomstig TE 22). Het vervoersproces is in detail geregeld in aanvullende operationele veiligheidsvoorschriften, in overleg met de relevante veiligheids- en risicovermijdingsautoriteiten en wordt gemonitord door de relevante toezichthoudende autoriteiten.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking nr. E 1/97 (4e gewijzigde versie), federaal spoorwegbureau

Vervaldatum: 1 januari 2017

RA-bii-DE-2

Betreft: plaatselijk vervoer op aangewezen routes van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, in containers of wagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 7.3.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Algemene bepalingen voor bulkvervoer. Volgens hoofdstuk 3.2, tabel A, is vervoer van calciumcarbide in bulk niet toegestaan.

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, op specifiek aangewezen routes, als onderdeel van een gedefinieerd industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. De ladingen worden vervoerd in specifiek daarvoor gebouwde containers in wagons. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 3/10.

Vervaldatum: 15 januari 2018”.

3)

Bijlage III, deel III.3, wordt vervangen door:

„III.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: IW-a/bi/bii-MS-nn

IW= binnenwateren

a/bi/bii= artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)

LS= afkorting van de lidstaat

nn= volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

BG Bulgarije

IW-bi-BG-1

Betreft: Classificatie en inspectie van bunkerschepen

Verwijzing naar bijlage III, deel III.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: hoofdstuk 1.15

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Volgens de bepalingen van hoofdstuk 1.15, erkenning van classificatiebureaus, moet een classificatiebureau, om te kunnen worden erkend, de in punt 1.15.2 gespecificeerde erkenningsprocedure doorlopen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het is toegestaan dat de classificatie en inspectie van bunkerschepen voor petroleumproducten die actief zijn in de wateren van Bulgaarse rivierhavens of andere gebieden onder de rechtstreekse jurisdictie van deze havens wordt uitgevoerd door een classificatiebureau dat niet erkend is overeenkomstig hoofdstuk 1.15 van bijlage III, deel III.1, bij Richtlijn 2008/68/EG, voor zover de veiligheid niet in het gedrang komt.

Referentie van de nationale wetgeving: Наредба № 16 от 20 юни 2006 г. за обработка и превоз на опасни товари по море и по вътрешни водни пътища; Наредба № 4 от 9 януари 2004 г. за признаване на организации за извършване на прегледи на кораби и корабопритежатели (ordonnantie nr. 16 van 20 juni 2006 inzake de behandeling van gevaarlijke goederen en het vervoer ervan over zee en over de binnenwateren; Ordonnantie nr. 4 van 9 januari 2004 inzake de erkenning van bureaus voor scheepsinspectie en onderzoek van scheepseigenaars).

Toelichting: de afwijking geldt alleen voor schepen die actief zijn in havengebieden of andere gebieden die onder de rechtstreekse jurisdictie van deze havens staan.

Vervaldatum: 15 januari 2018”.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/96


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/975 VAN DE COMMISSIE

van 19 juni 2015

betreffende een door Spanje overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen maatregel om het in de handel brengen van een door HIDALGO'S GROUP (Spanje) in Spanje ingevoerde slagboormachine te verbieden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4086)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Spanje heeft de Commissie in kennis gesteld van een maatregel om het in de handel brengen van de slagboormachine van het type Dayron/70000 die in Spanje wordt ingevoerd door HIDALGO'S GROUP (Spanje), te verbieden.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG was de slagboormachine voorzien van de CE-markering.

(3)

De reden voor de maatregel was de niet-conformiteit van de slagboormachine met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG, punt 1.3.2 — Risico van breuken tijdens het gebruik, punt 1.7.3 — Markering op machines en punt 1.7.4.2. — Inhoud van de gebruiksaanwijzing, omdat het toestel de sterkteproef niet heeft doorstaan aangezien het frame is gebroken, met het risico op snijwonden en/of het vrij komen te liggen van de actieve delen als gevolg.

(4)

Spanje heeft de distributeur en de importeur op de hoogte gebracht van de gebreken. De importeur heeft vrijwillig de nodige maatregelen getroffen om de niet-conforme producten uit de handel te nemen.

(5)

De beschikbare documentatie, de opmerkingen en de maatregelen van de betrokken partijen tonen aan dat de slagboormachine van het type Dayron/70000 niet voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG. Het is daarom passend de door Spanje genomen maatregel als gerechtvaardigd te beschouwen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Spanje genomen maatregel om het in de handel brengen van de slagboormachine van het type Dayron/70000 die in Spanje wordt ingevoerd door HIDALGO'S GROUP (Spanje), te verbieden, is gerechtvaardigd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 juni 2015.

Voor de Commissie

Elżbieta BIEŃKOWSKA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.


AANBEVELINGEN

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/97


AANBEVELING (EU) 2015/976 VAN DE COMMISSIE

van 19 juni 2015

betreffende de monitoring van de aanwezigheid van tropaanalkaloïden in levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen (hierna het „Contam-panel” genoemd) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de EFSA” genoemd) heeft een wetenschappelijk advies over tropaanalkaloïden in levensmiddelen en diervoeders (1) uitgebracht.

(2)

De meest bestudeerde tropaanalkaloïden zijn (–)-hyoscyamine en (–)-scopolamine. Atropine is het racemische mengsel van (–)-hyoscyamine en (+)-hyoscyamine waarvan alleen de enantiomeer (–)-hyoscyamine een anticholinerge werking vertoont.

(3)

De aanwezigheid van tropaanalkaloïden in het geslacht Datura is bekend. Datura stramonium is wijdverbreid in gematigde en tropische regio's; bijgevolg zijn er zaden van Datura stramonium als onzuiverheden in lijnzaad, sojabonen, sorghum, gierst, zonnebloemzaad en boekweit en in producten daarvan aangetroffen. De zaden van Datura stramonium kunnen niet gemakkelijk uit sorghum, gierst en boekweit worden verwijderd door middel van sorteren en reinigen.

(4)

Er zijn meer gegevens nodig over de aanwezigheid van tropaanalkaloïden in levensmiddelen. Er is ook behoefte aan inzicht in de agrarische omstandigheden waaronder tropaanalkaloïden in landbouwproducten terechtkomen.

(5)

Daarom is het passend aan te bevelen om de aanwezigheid van tropaanalkaloïden in levensmiddelen te monitoren,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten zouden met de actieve betrokkenheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven de aanwezigheid van tropaanalkaloïden in levensmiddelen moeten monitoren, en met name in:

granen en van granen afgeleide producten, met name (in volgorde van prioriteit):

boekweit, sorghum, gierst en mais en meel van boekweit, sorghum, gierst en mais,

levensmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters,

ontbijtgranen,

producten van de graanmeelindustrie,

granen voor menselijke consumptie;

glutenvrije producten,

voedingssupplementen, thee en kruidenthee,

leguminosen (vers, zonder schil), gedroogde peulvruchten en oliehoudende zaden en afgeleide producten.

2.

Van de tropaanalkaloïden zouden ten minste atropine en scopolamine moeten worden geanalyseerd; daarnaast zou het ook goed zijn, indien mogelijk, een afzonderlijke analyse van de enantiomeren van hyoscyamine en een analyse van andere tropaanalkaloïden uit te voeren.

3.

Om ervoor te zorgen dat de monsters representatief zijn voor de bemonsterde partij zouden de lidstaten de bemonsteringswijzen moeten volgen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (2).

4.

De aanbevolen analysemethode voor de monitoring is hogedrukvloeistofchromatografie-massaspectrometrie/(massaspectrometrie) (HPLC-MS/(MS)) of, als HPLC-MS/(MS) niet mogelijk is, gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS).

De bepaalbaarheidsgrens (LOQ) voor atropine (racemisch mengsel van enantiomeren van hyoscyamine) en scopolamine zijn bij voorkeur lager dan 5 μg/kg en niet hoger dan 10 μg/kg voor landbouwproducten, ingrediënten, voedingssupplementen en kruidenthee en zijn bij voorkeur lager dan 2 μg/kg voor afgewerkte levensmiddelen (bv. ontbijtgranen) en 1 μg/kg voor levensmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters.

5.

Indien in levensmiddelen de aanwezigheid van significante hoeveelheden tropaanalkoloïden wordt vastgesteld, zouden de lidstaten met de actieve betrokkenheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten onderzoeken welke agrarische factoren hiertoe leiden.

6.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de EFSA de analyseresultaten regelmatig en uiterlijk eind oktober 2016 ontvangt in het door de EFSA gevraagde formaat voor de indiening van gegevens en in overeenstemming met de richtsnoeren van de EFSA betreffende de standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description — SSD) voor levensmiddelen en diervoeders (3) en de aanvullende specifieke rapportagevereisten van de EFSA.

Gedaan te Brussel, 19 juni 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  Contam-panel van de EFSA (EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen), 2013. Wetenschappelijk advies over tropaanalkaloïden in levensmiddelen en diervoeders. EFSA Journal 2013;11(10):3386, 113 blz. doi:10.2903/j.efsa.2013.3386.

(2)  Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12).

(3)  http://www.efsa.europa.eu/en/datex/datexsubmitdata.htm


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/99


BESLUIT Nr. 1/2014 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE

van 15 december 2014

tot vaststelling van zijn reglement van orde en van dat van het Associatiecomité en van subcomités [2015/977]

DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE,

Gezien de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 462,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 486 van de overeenkomst worden bepaalde delen van de overeenkomst voorlopig toegepast met ingang van 1 november 2014.

(2)

Volgens artikel 462, lid 2, van de overeenkomst moet de Associatieraad zijn reglement van orde vaststellen.

(3)

Volgens artikel 464, lid 1, van de overeenkomst moet de Associatieraad in de uitvoering van zijn taken worden bijgestaan door een Associatiecomité en volgens artikel 465, lid 1, van de overeenkomst moet de Associatieraad in zijn reglement van orde de taken en de werking van het Associatiecomité vaststellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van de Associatieraad en het reglement van orde van het Associatiecomité en de subcomités, zoals uiteengezet in respectievelijk de bijlagen I en II, worden hierbij vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.


BIJLAGE I

REGLEMENT VAN ORDE VAN DE ASSOCIATIERAAD

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   De bij artikel 461, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (hierna „de overeenkomst” genoemd), ingestelde Associatieraad voert zijn taken uit overeenkomstig de artikelen 461 en 463 van de overeenkomst.

2.   Zoals bepaald in artikel 5, lid 1, van de overeenkomst voeren de partijen regelmatig een politieke dialoog op topbijeenkomsten. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de overeenkomst vindt op het niveau van de ministers een in onderlinge overeenstemming vast te stellen politieke dialoog plaats binnen de in artikel 460 van de overeenkomst bedoelde Associatieraad en in het kader van regelmatige vergaderingen tussen vertegenwoordigers van de partijen op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken.

3.   Volgens artikel 462, lid 1, van de overeenkomst bestaat de Associatieraad uit de leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, enerzijds, en leden van de regering van Oekraïne, anderzijds. De samenstelling van de Associatieraad wordt afgestemd op de specifieke vraagstukken die op een bepaalde vergadering worden behandeld. De Associatieraad komt bijeen op ministerieel niveau.

4.   Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken heeft de Associatieraad volgens artikel 463, lid 1, van de overeenkomst de bevoegdheid besluiten te nemen die bindend zijn voor de partijen. De Associatieraad treft de nodige maatregelen voor de uitvoering van zijn besluiten, waaronder indien nodig het machtigen van in het kader van de overeenkomst ingestelde specifieke organen om in zijn naam te handelen. De Associatieraad kan tevens aanbevelingen doen. De Associatieraad stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, na voltooiing van hun interne procedures voor de vaststelling van deze besluiten en aanbevelingen. De Associatieraad kan bevoegdheden overdragen aan het Associatiecomité.

5.   De partijen in dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 482 van de overeenkomst.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van de Associatieraad wordt bij toerbeurt voor een periode van 12 maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste zitting van de Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 3

Zittingen

1.   De Associatieraad komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en verder wanneer de omstandigheden zulks vereisen, in onderlinge overeenstemming van de partijen. Tenzij de partijen anderszins overeenkomen, worden de zittingen van de Associatieraad gehouden op de plaats waar de zittingen van de Raad van de Europese Unie gewoonlijk worden gehouden.

2.   Elke zitting van de Associatieraad wordt gehouden op een door de partijen overeengekomen datum.

3.   De zittingen van de Associatieraad worden door de secretarissen van de Associatieraad gezamenlijk in overeenstemming met de voorzitter van de Associatieraad bijeengeroepen, uiterlijk dertig kalenderdagen voor de datum van de zitting.

Artikel 4

Vertegenwoordiging

1.   De leden van de Associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen indien zij verhinderd zijn de zitting bij te wonen. Indien een lid zich wenst te laten vertegenwoordigen, deelt hij voor de desbetreffende zitting de naam van zijn vertegenwoordiger schriftelijk mee aan de voorzitter van de Associatieraad.

2.   De vertegenwoordiger van een lid van de Associatieraad oefent alle rechten van dit lid uit.

Artikel 5

Delegaties

1.   De leden van de Associatieraad mogen door ambtenaren worden vergezeld. Voor elke zitting wordt de voorzitter van de Associatieraad via het secretariaat van de Associatieraad in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

2.   In overeenstemming tussen de partijen kan de Associatieraad vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op een bepaald gebied uitnodigen om als waarnemer deel te nemen aan zijn zittingen of om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen komen overeen onder welke voorwaarden die waarnemers aan de vergaderingen kunnen deelnemen.

Artikel 6

Secretariaat

Een ambtenaar van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en een ambtenaar van Oekraïne treden gezamenlijk op als secretarissen van de Associatieraad.

Artikel 7

Correspondentie

1.   De voor de Associatieraad bestemde correspondentie wordt gericht aan de secretaris van de Unie of aan de secretaris van Oekraïne, die op zijn beurt de andere secretaris verwittigt.

2.   De twee secretarissen van de Associatieraad zorgen ervoor dat deze correspondentie wordt doorgestuurd aan de voorzitter van de Associatieraad en, in voorkomend geval, wordt verspreid onder de leden van de Associatieraad.

3.   De aldus verspreide correspondentie wordt, waar passend, doorgestuurd naar het secretariaat-generaal van de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de Europese Unie, het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en de diplomatieke vertegenwoordiging van Oekraïne bij de Europese Unie.

4.   De secretarissen sturen mededelingen van de voorzitter van de Associatieraad namens hem aan de geadresseerden. Dergelijke mededelingen worden in voorkomend geval verspreid onder de leden van de Associatieraad, overeenkomstig lid 3.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

De zittingen van de Associatieraad zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan de Associatieraad informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.

Artikel 9

Agenda voor zittingen

1.   De voorzitter van de Associatieraad stelt voor elke zitting een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van de Associatieraad uiterlijk 15 dagen voor de zitting aan de in artikel 7 bedoelde geadresseerden gezonden.

2.   De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot plaatsing op de agenda heeft ontvangen. Dergelijke punten worden alleen op de voorlopige agenda geplaatst als de bijbehorende ondersteunende documenten naar het secretariaat zijn gestuurd voordat de agenda wordt verzonden.

3.   De agenda wordt bij het begin van iedere zitting door de Associatieraad vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan elk punt dat niet op de voorlopige agenda staat als agendapunt worden opgenomen.

4.   De voorzitter kan in overleg met de partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 10

Notulen

1.   Van elke zitting worden door de secretarissen van de Associatieraad gezamenlijk ontwerpnotulen opgesteld.

2.   Doorgaans bevatten de notulen voor elk agendapunt:

a)

de aan de Associatieraad voorgelegde documenten;

b)

eventuele verklaringen die op verzoek van een lid van de Associatieraad zijn opgenomen in de notulen, en

c)

door de partijen overeengekomen onderwerpen, zoals bijvoorbeeld besluiten, verklaringen en conclusies die zijn vastgesteld.

3.   De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan de Associatieraad voorgelegd. De Associatieraad keurt deze ontwerpnotulen tijdens zijn volgende zitting goed. De goedkeuring van de ontwerpnotulen kan ook via een schriftelijke procedure gebeuren.

Artikel 11

Besluiten en aanbevelingen

1.   De Associatieraad neemt zijn besluiten en formuleert zijn aanbevelingen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, na voltooiing van de desbetreffende interne procedures.

2.   Als de partijen dit overeenkomen, kan de Associatieraad besluiten of aanbevelingen bij schriftelijke procedure vaststellen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 door de voorzitter van de Associatieraad schriftelijk meegedeeld aan de leden, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt gesteld waarbinnen de leden hun voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis brengen. De voorzitter kan in overleg met de partijen deze termijn inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

3.   De handelingen van de Associatieraad in de zin van artikel 463, lid 1, van de overeenkomst worden voorzien van de vermelding „Besluit” dan wel „Aanbeveling”, gevolgd door een nummer, de datum van vaststelling en een beschrijving van het onderwerp. Deze besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen van de Associatieraad. Deze besluiten en aanbevelingen worden toegezonden aan elk van de in artikel 7 van dit reglement van orde bedoelde geadresseerden. Elke partij kan besluiten de besluiten en aanbevelingen van het Associatiecomité in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.

4.   Elk besluit van de Associatieraad treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld, tenzij anderszins is bepaald in dat besluit.

Artikel 12

Talen

1.   De officiële talen van de Associatieraad zijn de officiële talen van de partijen.

2.   Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt de Associatieraad op basis van in die talen opgestelde documenten.

Artikel 13

Kosten

1.   Elke partij draagt haar personeels-, reis- en verblijfskosten en haar kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan zittingen van de Associatieraad.

2.   Kosten in verband met tolkwerkzaamheden en het vertalen en reproduceren van documenten komen ten laste van de Unie. Indien Oekraïne vertolking en vertaling in of uit andere dan de in artikel 12 bedoelde talen wenst, komen de kosten daarvan ten laste van Oekraïne.

3.   Andere uitgaven met betrekking tot de materiële organisatie van zittingen komen ten laste van de partij die de zittingen organiseert.

Artikel 14

Associatiecomité

1.   Overeenkomstig artikel 464, lid 1, van de overeenkomst wordt de Associatieraad in de uitvoering van zijn taken bijgestaan door het Associatiecomité. Het Associatiecomité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren.

2.   Het Associatiecomité bereidt de zittingen en de beraadslagingen van de Associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de Associatieraad uit, en draagt zorg voor continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst in het algemeen. Het Associatiecomité behandelt alle zaken die de Associatieraad aan het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de uitvoering van de overeenkomst. Voorstellen, c.q. ontwerpbesluiten of ontwerpaanbevelingen worden door het Associatiecomité ter goedkeuring aan de Associatieraad voorgelegd. Overeenkomstig artikel 465, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad de bevoegdheid om besluiten te nemen overdragen aan het Associatiecomité.

3.   Het Associatiecomité neemt de besluiten en doet de aanbevelingen waarvoor het op grond van de overeenkomst bevoegd is.

4.   In de gevallen waarin de overeenkomst spreekt van een verplichting of een mogelijkheid tot raadpleging, of waarin de partijen in onderlinge overeenstemming besluiten elkaar te raadplegen, kan deze raadpleging plaatsvinden in het Associatiecomité, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald. Dit overleg kan, indien de partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de Associatieraad.

Artikel 15

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 11.


BIJLAGE II

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EN DE SUBCOMITÉS

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   Het bij artikel 464, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (hierna „de overeenkomst” genoemd), ingestelde Associatiecomité staat de Associatieraad bij in de uitvoering van zijn taken en voert de taken uit die in de overeenkomst of door de Associatieraad aan het comité zijn toegewezen. Volgens artikel 465, lid 1, van de overeenkomst stelt de Associatieraad in zijn reglement van orde de taken en de werking van het Associatiecomité vast.

2.   Het Associatiecomité bereidt de zittingen en de beraadslagingen van de Associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de Associatieraad uit, en draagt zorg voor continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst in het algemeen. Het Associatiecomité behandelt alle zaken die de Associatieraad aan het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de dagelijkse uitvoering van de overeenkomst. Voorstellen, c.q. ontwerpbesluiten of ontwerpaanbevelingen worden door het Associatiecomité voor aanneming aan de Associatieraad voorgelegd.

3.   Overeenkomstig artikel 464, lid 2, van de overeenkomst bestaat het Associatiecomité uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren, met verantwoordelijkheid voor de specifieke aangelegenheden die tijdens een bepaalde vergadering worden behandeld.

4.   Volgens artikel 465, lid 4, van de overeenkomst bestaat het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, als beschreven in artikel 465, lid 4, van de overeenkomst (hierna „het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken” genoemd), wanneer het de taken uitvoert die hem zijn toegekend op grond van titel IV van de overeenkomst, uit hoge ambtenaren van de Europese Commissie en Oekraïne met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden. Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie of van Oekraïne met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden fungeert als voorzitter van het Associatiecomité overeenkomstig artikel 2 van dit reglement van orde. De vergaderingen worden ook bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor extern optreden.

5.   Overeenkomstig artikel 465, lid 3, van de overeenkomst is het Associatiecomité bevoegd besluiten vast te stellen in de in de overeenkomst genoemde gevallen en op de gebieden waarvoor de Associatieraad bevoegdheden heeft overgedragen aan het Associatiecomité. Die besluiten zijn bindend voor de partijen die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Het Associatiecomité stelt zijn besluiten vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, na voltooiing van hun interne procedures voor de vaststelling van die besluiten.

6.   De partijen bij dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 482 van de overeenkomst.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het Associatiecomité wordt bij toerbeurt voor een periode van 12 maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste zitting van de Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 3

Vergaderingen

1.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, vergadert het Associatiecomité regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar. Op verzoek van een partij kunnen in onderling overleg bijzondere sessies van het Associatiecomité belegd worden.

2.   Een vergadering van het Associatiecomité wordt door de voorzitter ervan bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen plaats en datum. De convocatie wordt uiterlijk 28 kalenderdagen voor de vergadering door het secretariaat van het Associatiecomité aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   Het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken komt ten minste eenmaal per jaar, en telkens als de omstandigheden dit vereisen, bijeen. Deze vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken op een door de partijen overeengekomen plaats, datum en wijze. De convocatie wordt uiterlijk 15 kalenderdagen voor de vergadering door het secretariaat van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

4.   Voor zover mogelijk wordt de jaarlijkse vergadering van het Associatiecomité vroeg genoeg voor de jaarlijkse zitting van de Associatieraad bijeengeroepen.

5.   Bij wijze van uitzondering en indien de partijen ermee instemmen, kunnen de vergaderingen van het Associatiecomité plaatsvinden met behulp van technologische hulpmiddelen zoals videoconferentie.

Artikel 4

Delegaties

Voor elke vergadering worden de partijen via het secretariaat van het Associatiecomité in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties die de vergadering bijwonen.

Artikel 5

Secretariaat

1.   Een ambtenaar van de Unie en een ambtenaar van Oekraïne treden gezamenlijk op als secretarissen van het Associatiecomité en voeren gezamenlijk de secretariaatstaken uit, tenzij anders bepaald in dit reglement van orde, in een sfeer van wederzijds vertrouwen en wederzijdse samenwerking.

2.   Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van Oekraïne, beiden met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden, treden gezamenlijk op als secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.

Artikel 6

Correspondentie

1.   De voor het Associatiecomité bestemde correspondentie wordt gericht aan de secretaris van het Associatiecomité van een van de partijen, die op zijn beurt de andere secretaris verwittigt.

2.   Het secretariaat van het Associatiecomité ziet erop toe dat de correspondentie die aan het Associatiecomité is gericht, naar de voorzitter van het Associatiecomité wordt doorgestuurd, en in voorkomend geval als in artikel 7 bedoelde documenten wordt verspreid.

3.   Het secretariaat stuurt mededelingen van de voorzitter namens hem aan de partijen. Dergelijke correspondentie wordt in voorkomend geval verspreid overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Documenten

1.   Documenten worden verspreid door de secretarissen van het Associatiecomité.

2.   Een partij stuurt documenten naar haar secretaris. De secretaris stuurt de documenten door naar de secretaris van de andere partij.

3.   De secretaris van de Unie stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Unie en zet de secretaris van Oekraïne daarbij systematisch in kopie.

4.   De secretaris van Oekraïne stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van Oekraïne en zet de secretaris van de Unie daarbij systematisch in kopie.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

De vergaderingen van het Associatiecomité zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan het Associatiecomité informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.

Artikel 9

Agenda voor de vergaderingen

1.   Het secretariaat van het Associatiecomité stelt op basis van voorstellen van de partijen voor elke vergadering van het Associatiecomité een voorlopige agenda op, alsmede een ontwerp van de in artikel 10 bedoelde operationele conclusies. Op de voorlopige agenda staan de punten waarvoor het secretariaat van het Associatiecomité uiterlijk 21 kalenderdagen voor de datum van de vergadering een verzoek van een partij tot plaatsing op de agenda, samen met de desbetreffende documenten, heeft ontvangen.

2.   De voorlopige agenda wordt, samen met de desbetreffende documenten, uiterlijk 15 kalenderdagen voor het begin van de vergadering verspreid overeenkomstig artikel 7.

3.   De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het Associatiecomité vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, als agendapunt worden opgenomen.

4.   In overeenstemming tussen de partijen kan het Associatiecomité vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op een bepaald gebied op ad-hocbasis uitnodigen een vergadering bij te wonen om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen zorgen ervoor dat dergelijke waarnemers en deskundigen mogelijke vertrouwelijkheidsvereisten in acht nemen.

5.   De voorzitter van de vergadering van het Associatiecomité kan in overleg met de partijen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten.

Artikel 10

Notulen en operationele conclusies

1.   Van elke vergadering van het Associatiecomité worden door de secretarissen van het Associatiecomité ontwerpnotulen opgesteld.

2.   Doorgaans bevatten de notulen voor elk agendapunt:

a)

een lijst van deelnemers aan de vergadering, een lijst van de ambtenaren die hen begeleiden en een lijst van eventuele waarnemers of deskundigen die de vergadering hebben bijgewoond;

b)

de opgave van de aan het Associatiecomité voorgelegde documenten;

c)

de verklaringen waarvan het Associatiecomité verzocht heeft dat ze in de notulen zouden worden opgenomen, en

d)

de operationele conclusies van de vergadering, als bedoeld in lid 4.

3.   De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan het Associatiecomité voorgelegd. Het Associatiecomité keurt deze ontwerpnotulen tijdens zijn volgende vergadering goed. De goedkeuring van de ontwerpnotulen kan ook via een schriftelijke procedure gebeuren. De ontwerpnotulen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken worden binnen de 28 kalenderdagen na elke vergadering goedgekeurd. Aan elk van de in artikel 7 bedoelde geadresseerden wordt een afschrift gezonden.

4.   De secretaris van de partij die het voorzitterschap van het Associatiecomité bekleedt, stelt voor elke vergadering een ontwerp van operationele conclusies op en stuurt deze samen met de agenda aan de partijen, gewoonlijk uiterlijk 15 kalenderdagen voor het begin van de vergadering. Dat ontwerp van operationele conclusies wordt tijdens de vergadering geactualiseerd, zodat het Associatiecomité tot slot van de vergadering, tenzij de partijen anderszins overeenkomen, de operationele conclusies vaststelt, waarin ook de door de partijen overeengekomen follow-upacties zijn opgenomen. Na overeenstemming over de operationele conclusies worden deze aan de notulen gehecht; de tenuitvoerlegging ervan wordt tijdens elke volgende vergadering van het Associatiecomité geëvalueerd. Het Associatiecomité stelt hiervoor een model op, waarin voor elk actiepunt een specifieke termijn wordt vermeld.

Artikel 11

Besluiten en aanbevelingen

1.   Het Associatiecomité is bevoegd om besluiten vast te stellen in de in de overeenkomst genoemde gevallen en wanneer de Associatieraad de bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan het Associatiecomité heeft overgedragen. Het Associatiecomité kan ook aanbevelingen doen. Het Associatiecomité neemt zijn besluiten en formuleert zijn aanbevelingen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, na voltooiing van de desbetreffende interne procedures. Besluiten en aanbevelingen worden ondertekend door de voorzitter van het Associatiecomité en gewaarmerkt door de secretarissen van het Associatiecomité.

2.   Als de partijen dit overeenkomen, kan het Associatiecomité bij schriftelijke procedure besluiten nemen of aanbevelingen formuleren. Een schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota's tussen de twee secretarissen die in overeenstemming met de partijen handelen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 schriftelijk meegedeeld, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt gesteld waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis worden gebracht. De voorzitter kan in overleg met de partijen de in dit lid genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten. Nadat overeenstemming is bereikt over de tekst, wordt het besluit of de aanbeveling ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen.

3.   De handelingen van het Associatiecomité worden voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling”. Elk besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld, tenzij anderszins is bepaald in dat besluit.

4.   De besluiten en aanbevelingen worden aan de partijen gezonden.

5.   Elke partij kan besluiten de besluiten en aanbevelingen van het Associatiecomité in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.

Artikel 12

Verslagen

Het Associatiecomité brengt tijdens elke gewone zitting van de Associatieraad verslag uit over zijn activiteiten en de activiteiten van zijn subcomités, werkgroepen en andere organen.

Artikel 13

Talen

1.   De officiële talen van het Associatiecomité zijn de officiële talen van de partijen.

2.   De werktalen van het Associatiecomité zijn het Engels en het Oekraïens. Tenzij anders wordt besloten, beraadslaagt het Associatiecomité op basis van in die talen opgestelde documenten.

Artikel 14

Kosten

1.   Elke partij draagt haar personeels-, reis- en verblijfskosten en haar kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van het Associatiecomité.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die de vergadering organiseert.

3.   De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten in of uit het Engels en het Oekraïens, zoals vermeld in artikel 13, lid 1, komen ten laste van de partij die de vergadering organiseert.

Kosten voor vertolking en vertaling in of uit andere talen komen rechtstreeks ten laste van de verzoekende partij.

4.   Wanneer vertaling van documenten in de officiële talen van de Unie vereist is, komen de kosten daarvan ten laste van de Unie.

Artikel 15

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van de Associatieraad overeenkomstig artikel 465, lid 1, van de overeenkomst.

Artikel 16

Subcomités, speciale comités of organen

1.   Op specifieke terreinen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst, kan het Associatiecomité overeenkomstig artikel 466, leden 1 en 3, van de overeenkomst besluiten tot instelling van andere subcomités dan die waarin de overeenkomst voorziet, om het Associatiecomité in de uitvoering van zijn taken bij te staan. Het Associatiecomité kan besluiten een dergelijk subcomité op te heffen en zijn reglement van orde vast te stellen of te wijzigen. Tenzij anders wordt besloten, werken deze subcomités onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen.

2.   Tenzij in de overeenkomst anders is bepaald of in de Associatieraad anders is overeengekomen, is dit reglement van orde mutatis mutandis van toepassing op alle in lid 1 bedoelde subcomités.

3.   De vergaderingen van de subcomités kunnen flexibel worden georganiseerd naar gelang van de behoefte; zij kunnen in vivo plaatsvinden in Brussel of in Oekraïne of bijvoorbeeld via videoconferentie. De subcomités fungeren als platform om toezicht te houden op de vordering van de aanpassing van de wetgeving op bepaalde terreinen, om bepaalde vraagstukken en problemen met betrekking tot dat proces te bespreken en om aanbevelingen en operationele conclusies te formuleren.

4.   Het secretariaat van het Associatiecomité ontvangt een kopie van alle correspondentie, documenten en mededelingen met betrekking tot elk subcomité, speciaal comité of orgaan.

5.   Tenzij in de overeenkomst anders is bepaald of door de partijen in de Associatieraad anders is overeengekomen, kan elk subcomité, speciaal comité of orgaan alleen aanbevelingen aan het Associatiecomité doen.

Artikel 17

Tenzij anders bepaald is dit reglement van orde mutatis mutandis van toepassing op het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.


23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/110


BESLUIT Nr. 2/2014 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE

van 15 december 2014

tot instelling van twee subcomités [2015/978]

DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE,

Gezien de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 466,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 486 van de overeenkomst worden bepaalde delen van de overeenkomst voorlopig toegepast met ingang van 1 november 2014.

(2)

Volgens artikel 466, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad besluiten op specifieke gebieden speciale comités of organen in te stellen om hem bij te staan bij de uitvoering van zijn taken wanneer dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst.

(3)

Om op deskundigenniveau te kunnen beraadslagen op de kerngebieden die onder de voorlopige toepassing van de overeenkomst vallen, moeten twee subcomités worden ingesteld.

(4)

Het moet voor de partijen in onderlinge overeenstemming mogelijk zijn zowel de lijst van subcomités als hun respectieve werkterreinen te wijzigen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage genoemde subcomités worden hierbij ingesteld.

Artikel 2

Op het reglement van orde van de in de bijlage vermelde subcomités is artikel 16 van het reglement van orde van het Associatiecomité en de subcomités, vastgesteld bij Besluit nr. 1/2014 van de Associatieraad EU-Oekraïne, van toepassing.

Artikel 3

De partijen kunnen overeenkomen de in de bijlage opgenomen lijst van subcomités en het respectieve werkterrein van de in de bijlage vermelde subcomités te wijzigen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.


BIJLAGE

LIJST VAN SUBCOMITÉS

1.

Subcomité Vrijheid, veiligheid en justitie

2.

Subcomité Economische samenwerking en samenwerking in andere sectoren.


Rectificaties

23.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/112


Rectificatie van Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur

( Publicatieblad van de Europese Unie L 189 van 27 juni 2014 )

Bladzijde 184, artikel 14, lid 7:

in plaats van:

„7.   In afwijking van de leden 1 en 2 van onderhavig artikel kunnen de bevoegde autoriteiten, wanneer zulks gerechtvaardigd is, toestemming verlenen om de in artikel 2 bedoelde drukapparatuur en afzonderlijke samenstellen die niet de in de leden 1 en 2 van onderhavig artikel genoemde procedures hebben doorlopen, op het grondgebied van de betreffende lidstaat op de markt aan te bieden en in bedrijf te stellen voor experimenteerdoeleinden.”,

te lezen:

„7.   In afwijking van de leden 1 tot en met 6 van onderhavig artikel kunnen de bevoegde autoriteiten, wanneer zulks gerechtvaardigd is, toestemming verlenen om de in artikel 2 bedoelde drukapparatuur en afzonderlijke samenstellen die niet de in de leden 1 tot en met 6 van onderhavig artikel genoemde procedures hebben doorlopen, op het grondgebied van de betreffende lidstaat op de markt aan te bieden en in bedrijf te stellen voor experimenteerdoeleinden.”.

Bladzijde 200, artikel 48, lid 2:

in plaats van:

„2.   De lidstaten belemmeren niet dat drukapparatuur of samenstellen die onder Richtlijn 97/23/EG vallen en in overeenstemming met die richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden en/of in bedrijf worden gesteld, wanneer die drukapparatuur of samenstellen voor 1 juni 2015 in de handel zijn gebracht.”,

te lezen:

„2.   De lidstaten belemmeren niet dat drukapparatuur of samenstellen die onder Richtlijn 97/23/EG vallen en in overeenstemming met die richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden en/of in bedrijf worden gesteld, wanneer die drukapparatuur of samenstellen voor 19 juli 2016 in de handel zijn gebracht.”.