ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.328.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 328

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
15 december 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen

10

 

*

Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap

27

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/947/EG

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2009 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

39

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van het Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, met het oog op de deelname, als overeenkomstsluitende partijen, van de Republiek Bulgarije en Roemenië, op grond van hun toetreding tot de Europese Unie

40

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten

41

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures

42

 

*

Besluit 2009/949/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake de aanpassing van de basissalarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol

48

 

 

V   Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag

 

 

BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS

 

 

Verordening (EU) nr. 1218/2009 van de Commissie van 14 december 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

50

 

*

Verordening (EU) nr. 1219/2009 van de Commissie van 14 december 2009 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing, in 2010, van de tariefcontingenten voor de invoer van baby beef-producten van oorsprong uit Kroatië, Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Kosovo en Montenegro

52

 

*

Verordening (EU) nr. 1220/2009 van de Commissie van 14 december 2009 tot 117e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

66

 

 

BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE NIET VERPLICHT IS

 

 

2009/950/EU

 

*

Besluit van de Europese Raad, genomen met instemming van de voorzitter van de Commissie, van 4 december 2009 houdende benoeming van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid

69

 

 

2009/951/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 14 december 2009 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2006/766/EG tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9870)  ( 1 )

70

 

 

2009/952/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 14 december 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9909)  ( 1 )

76

 

 

2009/953/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 14 december 2009 tot wijziging van Beschikking 2007/716/EG wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9906)  ( 1 )

78

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1205/2008 van de Commissie van 3 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende metagegevens (PB L 326 van 4.12.2008)

83

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/1


VERORDENING (EG) Nr. 1215/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering.

(3)

De verwachting is dat een voortgezette openstelling van de communautaire markt voor invoer vanuit de landen op de westelijke Balkan tot het proces van politieke en economische stabilisering in de regio zal bijdragen zonder dat dit nadelige gevolgen voor de Gemeenschap heeft.

(4)

Het is derhalve dienstig de autonome handelspreferenties van de Gemeenschap verder te verbeteren door alle resterende tariefplafonds voor industrieproducten af te schaffen en de toegang tot de communautaire markt voor landbouwproducten, waaronder verwerkte landbouwproducten en visserijproducten, verder te verbeteren.

(5)

Deze maatregelen worden voorgesteld als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie om tegemoet te komen aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Zij zullen geen precedent vormen voor het communautaire handelsbeleid van de Gemeenschap met andere derde landen.

(6)

Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dat gebaseerd is op de Regionale Aanpak en de conclusies van de Raad van 29 april 1997, zijn aan de ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen op de westelijke Balkan bepaalde voorwaarden verbonden. De toekenning van autonome handelspreferenties is afhankelijk van de eerbiediging van democratische grondbeginselen en de rechten van de mens alsook de bereidheid van de betrokken landen om onderling economische betrekkingen te ontwikkelen. De toekenning van verbeterde autonome handelspreferenties aan landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dient te worden gekoppeld aan hun bereidheid tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met de desbetreffende GATT/WTO-normen. Voorwaarde voor de toekenning van autonome handelspreferenties is dat de begunstigden een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de Gemeenschap aangaan ter voorkoming van fraude.

(7)

Handelspreferenties kunnen slechts worden toegekend aan landen of gebieden die een douaneadministratie hebben.

(8)

Bosnië-Herzegovina, Servië en Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 1999, onder internationaal burgerlijk bestuur van de VN-missie in Kosovo (UNMIK), hierna „Kosovo” genoemd, voldoen aan deze voorwaarden en om ongelijke behandeling in de regio te vermijden, dienen aan al deze landen identieke handelspreferenties te worden toegekend.

(9)

De handelsmaatregelen waarin deze verordening voorziet, dienen er rekening mee te houden dat Servië en Kosovo elk een afzonderlijk douanegebied vormen.

(10)

De Gemeenschap heeft met Servië een overeenkomst inzake de handel in textielproducten gesloten (3).

(11)

Albanië, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro blijven uitsluitend in aanmerking komen voor de toepassing van deze verordening voor zover deze verordening voorziet in concessies die gunstiger zijn dan de concessies in de contractuele regelingen tussen de Gemeenschap en die landen.

(12)

Voor de vaststelling van de oorsprong en voor de administratieve samenwerking moeten de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (4) worden toegepast.

(13)

Ter wille van de doelmatigheid en vereenvoudiging is het dienstig te bepalen dat de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de in deze verordening vastgelegde bijzondere procedures, alle noodzakelijke veranderingen en technische wijzigingen in deze verordening mag aanbrengen.

(14)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(15)

De in deze verordening vervatte invoerregelingen moeten worden hernieuwd op basis van de door de Raad vastgestelde voorwaarden en in het licht van de ervaringen bij de toekenning ervan op grond van deze verordening. De duur van deze regelingen dient derhalve tot 31 december 2010 te worden beperkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Preferentiële regelingen

1.   Onverminderd de bijzondere bepalingen in artikel 3 gelden voor producten van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina of uit de douanegebieden van Servië of Kosovo, andere dan die welke onder de posten 0102, 0201, 0202, 0301, 0302, 0303, 0304, 0305, 1604, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, bij invoer in de Gemeenschap geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking noch douanerechten en heffingen van gelijke werking.

2.   Voor de invoer van suikerproducten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur, van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina of uit de douanegebieden van Servië of Kosovo, gelden de in artikel 3 bedoelde concessies.

3.   Producten van oorsprong uit Albanië, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of Montenegro zullen verder onder de bepalingen van deze verordening blijven vallen wanneer zulks wordt vermeld of wanneer de in deze verordening vastgestelde maatregelen gunstiger zijn dan de handelsconcessies die in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen worden toegekend.

Artikel 2

Voorwaarden voor preferentiële regelingen

1.   Het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

a)

de bepalingen betreffende de oorsprong in deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 moeten in acht zijn genomen,

b)

de in artikel 1 genoemde landen en gebieden stellen na 30 september 2000 geen nieuwe douanerechten of heffingen van gelijke werking dan wel nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking vast voor de invoer van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, verhogen de bestaande douanerechten of heffingen niet en voeren geen andere beperkingen in, en

c)

de begunstigden gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking ter voorkoming van fraude.

2.   Het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferenties is, onverminderd de in lid 1 vermelde voorwaarden, afhankelijk van de bereidheid van de begunstigde landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT-overeenkomst van 1994 en andere toepasselijke WTO-bepalingen.

Bij niet-naleving hiervan kan de Raad bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen.

Artikel 3

Landbouwproducten — tariefcontingenten

1.   Voor bepaalde, in bijlage I vermelde visserijproducten en wijn van oorsprong uit de in artikel 1 genoemde landen en gebieden, worden de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap geschorst gedurende de perioden, op het niveau en binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten en volgens de voorwaarden die voor ieder product en iedere oorsprong in die bijlage zijn vastgesteld.

2.   De bij invoer van de in bijlage II vermelde producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen en gebieden toepasselijke douanerechten bedragen 20 % van het ad valoremrecht en 20 % van het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde specifieke recht, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 11 475 t geslacht gewicht.

Het tariefcontingent van 11 475 t wordt als volgt over de begunstigde landen en gebieden verdeeld:

a)

1 500 t geslacht gewicht voor producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina;

b)

9 175 t (geslacht gewicht) voor producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit de douanegebieden van Servië of Kosovo.

Voor de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage II omschreven producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit Albanië gelden geen tariefconcessies.

Verzoeken om invoer binnen deze contingenten moeten vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van het land van uitvoer afgegeven certificaat van echtheid, waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het betrokken land of gebied en aan de omschrijving in bijlage II bij deze verordening voldoen. Dit certificaat wordt volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (6) bedoelde procedure door de Commissie vastgesteld.

3.   Voor de invoer van suikerproducten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur, van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina en uit de douanegebieden van Servië of Kosovo, gelden de volgende jaarlijkse tariefcontingenten zonder douanerechten:

a)

12 000 t (nettogewicht) voor suikerproducten van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina;

b)

180 000 t (nettogewicht) voor suikerproducten van oorsprong uit de douanegebieden van Servië of Kosovo.

4.   Onverminderd de andere bepalingen van deze verordening, en met name artikel 10, kan de Commissie, gezien de bijzondere gevoeligheid van de landbouw- en visserijmarkten, in overeenstemming met de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure, passende maatregelen nemen indien de invoer van landbouw- en visserijproducten een ernstige verstoring van de communautaire markten en de regulerende mechanismen daarvan veroorzaakt.

Artikel 4

Toepassing van de tariefcontingenten voor „baby beef” en suiker

Nadere regels voor de toepassing van de tariefcontingenten voor producten van de categorie „baby beef” worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

Nadere regels voor de toepassing van de tariefcontingenten voor suikerproducten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad bedoelde procedure.

Artikel 5

Beheer van de tariefcontingenten

De in artikel 3, lid 1, van deze verordening, bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

De verbindingen die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie bestaan, geschieden zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

Artikel 6

Toegang tot de tariefcontingenten

Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de importeurs zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat in gelijke mate en zonder onderbreking toegang tot de tariefcontingenten hebben.

Artikel 7

Verlening van bevoegdheden

De Commissie stelt volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure de voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke bepalingen, andere dan die bedoeld in artikel 4, vast, en met name:

a)

wijzigingen en technische aanpassingen naar aanleiding van wijzigingen in de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdelingen,

b)

de nodige aanpassingen als gevolg van de sluiting van andere overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de in artikel 1 genoemde landen en gebieden.

Artikel 8

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7) ingestelde Comité Douanewetboek (hierna „Comité” genoemd).

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op een maand vastgesteld.

Artikel 9

Samenwerking

De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om te verzekeren dat deze verordening, en met name artikel 10, lid 1, wordt nageleefd.

Artikel 10

Tijdelijke schorsing

1.   Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de in artikel 1 genoemde landen en gebieden niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, dat hun uitvoer naar de Gemeenschap een scherpe stijging vertoont die hun normale productieniveau en uitvoercapaciteit overstijgt, of dat zij artikel 2, lid 1, overtreden, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:

a)

het Comité heeft ingelicht;

b)

de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen en/of de begunstigde landen en gebieden ertoe te brengen artikel 2, lid 1, na te leven;

c)

in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht heeft bekendgemaakt waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel bestaat over de toepassing van de preferentiële regelingen en/of de naleving van de bepalingen in artikel 2, lid 1, door het betrokken begunstigde land of gebied, waardoor twijfel wordt opgeroepen over het recht van dit land of gebied verder voor de voordelen van deze verordening in aanmerking te komen.

2.   Een lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen tien dagen naar de Raad doorverwijzen. De Raad kan binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

3.   Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie, na overleg met het Comité, de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig lid 1 te verlengen.

Artikel 11

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2007/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 12

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

S. O. LITTORIN


(1)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1.

(2)  Zie bijlage III.

(3)  PB L 90 van 8.4.2005, blz. 36.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(7)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE I

DE IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE TARIEFCONTINGENTEN

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Volgnr.

GN-code

Omschrijving

Omvang contingent per jaar (1)

Begunstigden

Recht

09.1571

0301 91 10

0301 91 90

0302 11 10

0302 11 20

0302 11 80

0303 21 10

0303 21 20

0303 21 80

0304 19 15

0304 19 17

ex 0304 19 19

ex 0304 19 91

0304 29 15

0304 29 17

ex 0304 29 19

ex 0304 99 21

ex 0305 10 00

ex 0305 30 90

0305 49 45

ex 0305 59 80

ex 0305 69 80

Forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

50 t

Bosnië-Herzegovina, de douanegebieden van Servië of Kosovo

Vrij

09.1573

0301 93 00

0302 69 11

0303 79 11

ex 0304 19 19

ex 0304 19 91

ex 0304 29 19

ex 0304 99 21

ex 0305 10 00

ex 0305 30 90

ex 0305 49 80

ex 0305 59 80

ex 0305 69 80

Karper: levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

110 t

Bosnië-Herzegovina, de douanegebieden van Servië of Kosovo

Vrij

09.1575

ex 0301 99 80

0302 69 61

0303 79 71

ex 0304 19 39

ex 0304 19 99

ex 0304 29 99

ex 0304 99 99

ex 0305 10 00

ex 0305 30 90

ex 0305 49 80

ex 0305 59 80

ex 0305 69 80

Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

75 t

Bosnië-Herzegovina, de douanegebieden van Servië of Kosovo

Vrij

09.1577

ex 0301 99 80

0302 69 94

ex 0303 77 00

ex 0304 19 39

ex 0304 19 99

ex 0304 29 99

ex 0304 99 99

ex 0305 10 00

ex 0305 30 90

ex 0305 49 80

ex 0305 59 80

ex 0305 69 80

Zeebaars (Dicentrarchus labrax): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd; gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

60 t

Bosnië-Herzegovina, de douanegebieden van Servië of Kosovo

Vrij

09.1561

1604 16 00

1604 20 40

Bereidingen en conserven van ansjovis

60 t

Bosnië-Herzegovina, de douanegebieden van Servië of Kosovo

12,5 %

09.1515

ex 2204 21 79

ex 2204 21 80

ex 2204 21 84

ex 2204 21 85

2204 29 65

ex 2204 29 75

2204 29 83

ex 2204 29 84

Wijn van verse druiven met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 15 vol.-%, andere dan mousserende wijn

129 000 hl (2)

Albanië (3), Bosnië-Herzegovina, Kroatië (4), voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (5), Montenegro (6), de douanegebieden van Servië of Kosovo

Vrij


(1)  Globaal volume per tariefcontingent voor invoer van oorsprong uit de begunstigde landen.

(2)  Het volume van dit globaal tariefcontingent wordt verlaagd indien het volume van het afzonderlijke tariefcontingent onder volgnummer 09.1588 voor bepaalde wijnen van oorsprong uit Kroatië wordt verhoogd.

(3)  Voor wijn van oorsprong uit Albanië geldt de toegang tot dit globaal tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het aanvullend wijnprotocol met Albanië zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1512 en 09.1513.

(4)  Voor wijn van oorsprong uit Kroatië geldt de toegang tot dit globaal tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het aanvullend wijnprotocol met Kroatië zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1588 en 09.1589.

(5)  Voor wijn van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geldt de toegang tot dit globaal tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten, vastgesteld in het aanvullend wijnprotocol met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1588 en 09.1559.

(6)  Voor wijn van oorsprong uit Montenegro geldt de toegang tot de globale tariefcontingenten pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten vastgesteld in het wijnprotocol met Montenegro zijn opgebruikt. Dat afzonderlijke tariefcontingent is geopend onder volgnummer 09.1514.


BIJLAGE II

Omschrijving van de in artikel 3, lid 2, bedoelde „baby beef”-producten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

 

 

Levende runderen:

 

 

– andere:

 

 

– – huisdieren:

 

 

– – – met een gewicht van meer dan 300 kg:

 

 

– – – – vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

ex 0102 90 51

 

– – – – – slachtvaarzen:

 

10

– nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 320 kg of meer doch niet meer dan 470 kg (1)

ex 0102 90 59

 

– – – – – andere:

 

11

21

31

91

– nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 320 kg of meer doch niet meer dan 470 kg (1)

 

 

– – – – andere:

ex 0102 90 71

 

– – – – – slachtdieren:

 

10

– stieren en ossen, nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 350 kg of meer doch niet meer dan 500 kg (1)

ex 0102 90 79

 

– – – – – andere:

 

21

91

– stieren en ossen, nog zonder vervangingstanden en met een gewicht van 350 kg of meer doch niet meer dan 500 kg (1)

 

 

Vlees van runderen, vers of gekoeld:

ex 0201 10 00

 

– hele en halve dieren:

 

91

– hele dieren met een gewicht van 180 kg of meer doch niet meer dan 300 kg en halve dieren met een gewicht van 90 kg of meer doch niet meer dan 150 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de schaambeenverbinding en de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

 

 

– andere delen, met been:

ex 0201 20 20

 

– – „compensated quarters”:

 

91

– „compensated quarters” met een gewicht van 90 kg of meer doch niet meer dan 150 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de schaambeenverbinding en de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

ex 0201 20 30

 

– – voorvoeten en voorspannen:

 

91

– voorvoeten met een gewicht van 45 kg of meer doch niet meer dan 75 kg, met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)

ex 0201 20 50

 

– – achtervoeten en achterspannen:

 

91

– achtervoeten met een gewicht van 45 kg of meer doch niet meer dan 75 kg (welk gewicht 38 kg of meer doch niet meer dan 68 kg bedraagt wanneer het de zogenaamde „Pistola”-versnijding betreft) met een geringe mate van verbening van het kraakbeen (met name van de uiteinden van de wervels), met helderroze vlees, en met wit tot heldergeel vet van bijzonder fijne structuur (1)


(1)  Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen.


BIJLAGE III

Ingetrokken verordening

met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad

(PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1).

 

Verordening (EG) nr. 2563/2000 van de Raad

(PB L 295 van 23.11.2000, blz. 1).

 

Verordening (EG) nr. 2487/2001 van de Commissie

(PB L 335 van 19.12.2001, blz. 9).

 

Verordening (EG) nr. 607/2003 van de Commissie

(PB L 86 van 3.4.2003, blz. 18).

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 374/2005 van de Raad

(PB L 59 van 5.3.2005, blz. 1).

 

Verordening (EG) nr. 1282/2005 van de Commissie

(PB L 203 van 4.8.2005, blz. 6).

 

Verordening (EG) nr. 1946/2005 van de Raad

(PB L 312 van 29.11.2005, blz. 1).

 

Verordening (EG) nr. 530/2007 van de Raad

(PB L 125 van 15.5.2007, blz. 1).

 

Verordening (EG) nr. 407/2008 van de Commissie

(PB L 122 van 8.5.2008, blz. 7).

 


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2007/2000

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 2, eerste alinea

Artikel 3, lid 2, eerste alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, onder d)

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea

Artikel 3, lid 2, derde en vierde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 3, lid 3

Artikel 6

Artikel 4

Artikel 7

Artikel 5

Artikel 8

Artikel 6

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 11

Artikel 17

Artikel 12

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/10


VERORDENING (EG) Nr. 1216/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 37 en 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Het Verdrag voorziet in de instelling van een gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten.

(3)

Bepaalde landbouwproducten zijn een bestanddeel van talrijke, niet in bijlage I bij het Verdrag genoemde goederen

(4)

Maatregelen, in samenhang met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de gemeenschappelijke handelspolitiek, zijn noodzakelijk om, gelet op de verschillen tussen de voorzieningskosten van landbouwproducten in en buiten de Gemeenschap en de verschillen tussen de prijzen van landbouwproducten, rekening te houden met het effect van het handelsverkeer van deze goederen op de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag enerzijds en van de krachtens artikel 37 van het Verdrag vastgestelde maatregelen op de economische positie van deze goederen anderzijds.

(5)

Het Verdrag bepaalt dat het landbouwbeleid en de handelspolitiek communautaire beleidssectoren zijn. Voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen moeten volledige, in de gehele Gemeenschap toepasselijke algemene regels betreffende het handelsverkeer van deze goederen worden vastgesteld, om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken.

(6)

Er dient rekening te worden gehouden met de eisen van de overeenkomst inzake de landbouw die is gesloten in het kader van het multilaterale handelsoverleg in de Uruguayronde (4).

(7)

Bepaalde goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen en die in bijlage II bij deze verordening zijn vermeld, worden verkregen door verwerking van landbouwproducten die onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid vallen. De bij invoer geheven belasting moet bijgevolg het verschil tussen de prijzen van deze landbouwproducten op de wereldmarkt en op de communautaire markt dekken, en moet de industrie die deze landbouwproducten verwerkt, beschermen.

(8)

De Gemeenschap voorziet in het kader van overeenkomsten in de handhaving van een belasting die niet meer dan de prijsverschillen voor de gebruikte landbouwproducten of een gedeelte van die verschillen compenseert. Voor de betrokken goederen moet bijgevolg worden bepaald welk deel van de totale belasting de prijsverschillen voor de in aanmerking genomen landbouwproducten compenseert.

(9)

Voorts moet er tussen de berekening van het agrarisch element van de op de goederen toe te passen belasting en de belasting op de basisproducten die als zodanig worden ingevoerd, een nauwe band blijven bestaan.

(10)

Om de administratieve formaliteiten niet te verzwaren, is het dienstig te bepalen dat geringe bedragen niet in aanmerking behoeven te worden genomen, en dat de lidstaten bedragen die op een zelfde transactie betrekking hebben, niet hoeven te rectificeren als het saldo van die bedragen zelf ook een gering bedrag is.

(11)

De toepassing van preferentiële overeenkomsten mag de procedures voor het handelsverkeer met derde landen niet verzwaren. Het is in dit verband dienstig zodanige uitvoeringsbepalingen vast te stellen dat wordt voorkomen dat goederen die volgens de uitvoeraangifte in het kader van een preferentiële regeling worden geëxporteerd, in werkelijkheid op grond van de algemene regeling worden uitgevoerd, en omgekeerd.

(12)

In het kader van sommige preferentiële overeenkomsten worden verlagingen van de agrarische elementen toegekend in het kader van het handelsbeleid van de Gemeenschap. Deze verlagingen worden vastgesteld ten opzichte van de agrarische elementen die gelden voor het niet-preferentiële handelsverkeer. Derhalve dient voor de omrekening van deze verlaagde bedragen in nationale valuta dezelfde wisselkoers te worden gebruikt als voor de omrekening van niet-verlaagde bedragen.

(13)

In het kader van sommige preferentiële overeenkomsten worden concessies verleend binnen de grenzen van contingenten die zowel betrekking hebben op de bescherming op landbouwgebied als op de niet-agrarische bescherming, waarbij voor de niet-agrarische bescherming eventueel verlagingen gelden ingevolge deze overeenkomsten. Voor het niet-agrarische gedeelte van de bescherming dienen dezelfde beheersregels te worden toegepast als voor het landbouwgedeelte.

(14)

Voor bepaalde landbouwproducten die voor de vervaardiging van niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen worden gebruikt, dient te worden voorzien in een uitvoerrestitutieregeling om te voorkomen dat de fabrikanten van de genoemde goederen worden benadeeld door de prijzen die zij, als gevolg van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor de landbouwproducten moeten betalen. Deze restituties mogen niet hoger zijn dan het verschil tussen de geconstateerde prijs van een landbouwproduct op de communautaire markt en die op de wereldmarkt. Het is bijgevolg dienstig deze regeling in te stellen in het kader van elke betrokken gemeenschappelijke marktordening.

(15)

In de artikelen 162, 163 en 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (5) is voorzien in de toekenning van dergelijke restituties. De uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Enerzijds moeten de restitutiebedragen volgens dezelfde procedure worden vastgesteld als de restituties voor als zodanig uitgevoerde landbouwproducten. Anderzijds moet bij de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de genoemde regeling vooral rekening worden gehouden met de procédés voor de vervaardiging van de betrokken goederen. Deze bepalingen moeten dan ook op een zelfde grondslag worden vastgesteld.

(16)

Met name moet ervoor worden gezorgd dat de op grond van de verplichtingen gedane uitgaven door middel van de uitgifte van certificaten worden gecontroleerd. Uitgaven die niet door het verkrijgen van één of meer certificaten worden gedekt, worden echter nog steeds geboekt op basis van de restitutiebetalingen, in voorkomend geval in de vorm van een voorschot.

(17)

De Commissie houdt rekening met alle ondernemingen die landbouwproducten verwerken, en in het bijzonder met de situatie van het midden- en kleinbedrijf, met inachtneming van de weerslag van de gerichte maatregelen op de besparingen inzake uitvoerrestituties. Om de specifieke belangen van kleine exporteurs te waarborgen, moeten deze worden vrijgesteld van het overleggen van certificaten in het kader van de regeling voor de toekenning van de uitvoerrestituties.

(18)

Het landbouwbeschermingsmechanisme van deze verordening kan in uitzonderlijke omstandigheden in gebreke blijven. Dit risico bestaat ook bij preferentiële overeenkomsten. Om de gemeenschappelijke markt in dergelijke gevallen niet onbeschermd bloot te stellen aan de verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet worden voorzien in de mogelijkheid snel de nodige maatregelen te nemen.

(19)

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6) moet van toepassing worden op het handelsverkeer waarop onderhavige verordening betrekking heeft.

(20)

Het onderscheid tussen onder bijlage I en niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten, is een specifiek communautair criterium dat is gebaseerd op de situatie van de landbouw en de levensmiddelenindustrie in de Gemeenschap. De situatie in bepaalde derde landen waarmee de Gemeenschap overeenkomsten sluit, kan aanmerkelijk verschillen. Derhalve dient te worden bepaald dat in het kader van dergelijke overeenkomsten de algemene regels voor niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende verwerkte landbouwproducten van overeenkomstige toepassing worden verklaard op bepaalde onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten.

(21)

Op grond van overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten akkoorden is het mogelijk dat de behoeften van de verwerkende industrie aan agrarische grondstoffen niet volledig onder concurrerende voorwaarden kunnen worden gedekt door agrarische grondstoffen uit de Gemeenschap. Verordening (EEG) nr. 2913/92 voorziet in artikel 117, onder c), in de mogelijkheid om goederen onder de regeling actieve veredeling toe te laten mits economische voorwaarden in acht worden genomen, en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7). Gezien bovenbedoelde akkoorden dient tevens te worden bepaald dat de economische voorwaarden om bepaalde hoeveelheden van bepaalde landbouwproducten onder de regeling veredeling toe te laten, worden geacht te zijn vervuld.

(22)

Om de belangen van de producenten van landbouwgrondstoffen te waarborgen, dient in de opeenvolgende begrotingsjaren te worden voorzien in de nodige kredieten om ervoor te zorgen dat goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen ten volle kunnen profiteren van het maximale gebruik van het geldende WTO-plafond. Er moet ook voor worden gezorgd dat er, via een soepele procedure en op basis van een regelmatig herziene geraamde balans, een globale controle plaatsvindt van de onder de regeling actieve veredeling toegelaten hoeveelheden die niet zijn onderworpen aan een voorafgaande afzonderlijke controle van de economische voorwaarden (uitgezonderd agrarische grondstoffen die worden gebruikt in het kader van loonwerk, de gebruikelijke behandelingen of de fabricage van goederen die niet voor restitutie in aanmerking komen); hierbij moet aan de andere algemene voorwaarden van de regeling actieve veredeling worden voldaan. Ten slotte dient rekening te worden gehouden met de situatie van de communautaire markt van de betrokken basisproducten en dienen voornoemde hoeveelheden zorgvuldig te worden beheerd.

(23)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Bij deze verordening wordt de handelsregeling vastgesteld die van toepassing is op bepaalde, in bijlage II genoemde goederen.

Artikel 2

1.   In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „landbouwproducten”: producten die onder bijlage I bij het Verdrag vallen;

b)   „goederen”: de in bijlage II bij deze verordening genoemde producten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen.

De term „goederen”, gebruikt in hoofdstuk III, en in artikel 12 heeft evenwel betrekking op producten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen en zijn opgenomen in bijlage II van de Integrale-GMO-verordening.

2.   Voor de toepassing van bepaalde preferentiële overeenkomsten wordt verstaan onder:

a)   „agrarisch element”: het gedeelte van de belasting dat overeenkomt met de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de in bijlage I vermelde landbouwproducten of, in voorkomend geval, met de rechten die van toepassing zijn op landbouwproducten van oorsprong uit het betrokken land, voor de hoeveelheden van de betrokken landbouwproducten die geacht worden te zijn gebruikt, als bedoeld in artikel 14;

b)   „niet-agrarisch element”: het gedeelte van de belasting dat overeenkomt met het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, verminderd met het onder a) omschreven agrarisch element;

c)   „basisproducten”: sommige landbouwproducten die onder bijlage I van deze verordening vallen of met die producten gelijkgesteld zijn, dan wel zijn verkregen door verwerking ervan, en waarvoor de desbetreffende in het gemeenschappelijk douanetarief gepubliceerde rechten worden gebruikt voor de vaststelling van het agrarisch element van de op de goederen geheven belasting.

Artikel 3

Deze verordening kan, wat betreft het preferentiële handelsverkeer, ook op sommige landbouwproducten worden toegepast.

In dit geval wordt de lijst van die aan de voorschriften inzake het goederenverkeer onderworpen landbouwproducten vastgesteld bij de betrokken preferentiële overeenkomst.

HOOFDSTUK II

INVOER

AFDELING I

Handelsverkeer met derde Landen

Artikel 4

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief toegepast op de in bijlage II bedoelde goederen.

Voor de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen bestaat de belasting uit een ad valorem-recht, „vast element” genaamd, en een in euro vastgesteld specifiek bedrag, „agrarisch element” genaamd.

Voor de in tabel 2 van bijlage II bedoelde goederen is het agrarisch element van de belasting een gedeelte van de belasting die van toepassing is bij invoer van die goederen.

2.   Behoudens het bepaalde in artikel 10 en artikel 11 is het verboden andere douanerechten of heffingen van gelijke werking op te leggen dan de in lid 1 bedoelde belasting.

3.   De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de specifieke regels voor de toepassing daarvan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende producten; de uit de toepassing van deze verordening resulterende tariefnomenclatuur staat in het gemeenschappelijk douanetarief.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 5

1.   Wanneer in het gemeenschappelijk douanetarief in een maximumheffing is voorzien, mag de in artikel 4 bedoelde belasting dit maximum niet overschrijden.

Wanneer voor de toepassing van het in de eerste alinea bedoelde maximum moet worden voldaan aan bijzondere voorwaarden, worden deze vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (9) bedoelde procedure.

2.   Wanneer de maximumheffing bestaat uit een ad valorem-recht, verhoogd met een aanvullend recht op suiker, ongeacht de soort, berekend als sacharose (AD-S/Z) of op meel (AD-F/M), is dit aanvullende recht dat van het gemeenschappelijk douanetarief.

AFDELING II

Preferentiële overeenkomsten

Artikel 6

1.   Het in het kader van het preferentiële handelsverkeer geldende agrarisch element is het specifieke bedrag dat is vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

Wanneer echter het betrokken land of landen de voor de verwerkte producten geldende communautaire wetgeving in acht nemen en dezelfde basisproducten als de Gemeenschap aanhouden, en hun regelgeving dezelfde goederen bestrijkt en in dezelfde coëfficiënten voorziet, is het mogelijk:

a)

dit agrarisch element te bepalen aan de hand van de hoeveelheden basisproducten die werkelijk zijn gebruikt, indien de Gemeenschap een overeenkomst voor douanesamenwerking heeft gesloten voor het constateren van deze hoeveelheden;

b)

het bij invoer van een basisproduct geldende recht te vervangen door een bedrag dat is vastgesteld op basis van het verschil tussen het niveau van de in de Gemeenschap en het niveau van de in het betrokken land of gebied toegepaste landbouwprijzen, of door een compensatie ten opzichte van een gemeenschappelijk vastgesteld prijspeil voor het betrokken gebied;

c)

wanneer toepassing van het bepaalde onder b) voor de betrokken goederen in geringe bedragen resulteert, deze regeling te vervangen door een regeling met forfaitaire bedragen of percentages.

2.   De eventueel verlaagde agrarische elementen die van toepassing zijn op de in het kader van een preferentieel akkoord plaatsvindende invoer worden in nationale valuta omgerekend aan de hand van dezelfde wisselkoers als die welke geldt voor het niet-preferentiële handelsverkeer.

3.   De ad valorem-rechten die overeenkomen met het agrarisch element van de belasting op de in tabel 2 van bijlage II bedoelde goederen kunnen in het kader van een preferentiële overeenkomst worden vervangen door een ander agrarisch element.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Deze bepalingen betreffen indien nodig met name:

a)

het opstellen en verspreiden van de documenten die nodig zijn voor de toekenning van het recht op de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde preferentiële regelingen;

b)

de maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer;

c)

de lijst van de basisproducten.

5.   Wanneer methoden voor de analyse van de gebruikte landbouwproducten moeten worden toegepast, worden de methoden gevolgd die zijn voorgeschreven voor de restituties bij uitvoer van dezelfde landbouwproducten naar derde landen.

6.   De Commissie publiceert de uit de toepassing van de in de leden 2 en 3 bedoelde preferentiële overeenkomsten resulterende belastingen.

Artikel 7

1.   Wanneer een preferentiële overeenkomst voorziet in verlaging of geleidelijke afschaffing van het niet-agrarisch element van de belasting, is dat element voor de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen het vaste element.

2.   Wanneer een preferentiële overeenkomst voorziet in de toepassing van een verlaagd agrarisch element, al dan niet binnen de grenzen van een tariefcontingent, worden de uitvoeringsbepalingen voor de bepaling en het beheer van deze verlaagde agrarische elementen vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure, voor zover in de overeenkomst wordt bepaald:

a)

voor welke producten deze verlagingen gelden,

b)

voor welke hoeveelheden goederen of voor welke waarde aan contingenten deze verlagingen gelden of hoe deze hoeveelheden of waarden worden bepaald,

c)

welke elementen bepalend zijn voor een verlaging van het agrarisch element.

3.   De uitvoeringsbepalingen die nodig zijn voor de invoering en het beheer van verlagingen van de niet-agrarische elementen van de belasting worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

4.   De Commissie publiceert de uit de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde preferentiële overeenkomsten resulterende belastingen.

HOOFDSTUK III

UITVOER

Artikel 8

1.   Bij uitvoer van goederen kunnen voor de gebruikte landbouwproducten die voldoen aan het bepaalde van artikel 23, lid 2, van het Verdrag, restituties worden verleend die zijn vastgesteld overeenkomstig de Integrale-GMO-verordening.

Voor de uitvoer van in goederen verwerkte landbouwproducten die niet vallen onder een gemeenschappelijke marktordening die voorziet in de toekenning van een restitutie bij uitvoer in de vorm van deze goederen, kunnen geen restituties worden verleend.

2.   Bij de vaststelling van de lijst van goederen waarvoor restituties gelden, wordt rekening gehouden met:

a)

de invloed van het verschil tussen de prijzen van de gebruikte landbouwproducten op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt en

b)

de noodzaak dit verschil, geheel of gedeeltelijk, te dekken om de uitvoer van de in de betrokken goederen verwerkte landbouwproducten mogelijk te maken.

Deze lijst wordt vastgesteld overeenkomstig de Integrale-GMO-verordening.

3.   De gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de in dit artikel bedoelde restitutieregeling worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

De restitutiebedragen worden vastgesteld volgens dezelfde procedure als die welke wordt toegepast voor de toekenning van de restituties voor de betrokken landbouwproducten wanneer deze als zodanig worden uitgevoerd.

4.   Wanneer in het kader van een preferentiële overeenkomst de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde regeling voor rechtstreekse compensatie wordt ingevoerd, worden de bedragen die moeten worden toegepast bij uitvoer naar het land of de landen waarvoor de overeenkomst geldt, met inachtneming van de bepalingen van de overeenkomst gezamenlijk en op dezelfde grondslag als het agrarisch element van de belasting vastgesteld.

Deze bedragen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure. De voor de toepassing van dit lid noodzakelijke uitvoeringsbepalingen en met name de maatregelen om te waarborgen dat goederen die worden aangegeven voor uitvoer in het kader van een preferentiële regeling niet in werkelijkheid op basis van een niet-preferentiële regeling worden uitgevoerd, of omgekeerd, worden vastgesteld volgens dezelfde procedure.

Wanneer methoden voor de analyse van de gebruikte landbouwproducten moeten worden toegepast, worden de methoden gevolgd die zijn voorgeschreven voor de restituties bij uitvoer van dezelfde landbouwgoederen naar derde landen.

5.   De naleving van de beperkingen die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten akkoorden, wordt gewaarborgd door middel van certificaten die voor de vastgestelde referentieperiodes worden verstrekt, aangevuld met het voor kleine exporteurs vastgestelde bedrag.

6.   Het bedrag waaronder kleine exporteurs kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om certificaten van de uitvoer restitutieregeling over te leggen, wordt vastgesteld op 50 000 EUR per jaar. Het bedrag kan worden aangepast volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 9

Wanneer krachtens de Integrale-WTO-verordening wordt besloten heffingen, belastingen of andere maatregelen toe te passen bij uitvoer van een in bijlage I bedoeld landbouwproduct, kunnen volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure geëigende maatregelen worden vastgesteld ten aanzien van bepaalde goederen waarvan de uitvoer wegens het hoge gehalte aan dit landbouwproduct en het gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt, nadelig kan zijn voor het bereiken van het in de betrokken landbouwsector nagestreefde doel. Hierbij moet terdege rekening worden gehouden met het specifieke belang van de verwerkende industrie.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 10

Wanneer het gevaar bestaat dat een verlaging van het agrarisch element dat geldt bij invoer van goederen in het kader van een preferentiële overeenkomst, de landbouwmarkten of de markten van de betrokken goederen zal verstoren, zijn de vrijwaringsclausules die van toepassing zijn op de invoer van de betrokken landbouwproducten eveneens van toepassing op de in bijlage II bedoelde goederen.

Voor de evaluatie van de betrokken verstoringen worden de kenmerken van de in het kader van de preferentiële regeling daadwerkelijk ingevoerde goederen vergeleken met de kenmerken van de goederen die vóór de invoering van die regeling traditioneel werden ingevoerd.

Artikel 11

1.   Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde goederen die zijn verkregen door verwerking van in bijlage III genoemde landbouwproducten te voorkomen of te beperken, wordt bij invoer van een of meer van deze goederen tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw behalve wanneer deze invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

2.   De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of dreigen zich voor te doen.

3.   De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Deze bepalingen betreffen met name:

a)

de goederen waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw;

b)

de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 12

1.   Alvorens landbouwproducten onder de regeling actieve veredeling worden toegelaten, dient te worden gecontroleerd of aan de in artikel 117, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde economische voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden worden krachtens artikel 552 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 geacht te zijn vervuld.

Bovendien worden de in artikel 117, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde economische voorwaarden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 ook geacht te zijn vervuld voor bepaalde hoeveelheden basisproducten die voor de vervaardiging van goederen worden gebruikt. Deze hoeveelheden worden bepaald aan de hand van een door de Commissie opgestelde balans die gebaseerd is op een vergelijking van de vereiste beschikbare middelen en de verwachte behoefte aan restitutiemiddelen en waarin met name rekening is gehouden met het te verwachten uitvoervolume van betrokken goederen, alsmede met de interne en externe marktsituatie van de betrokken basisproducten. Deze balans, en bijgevolg deze hoeveelheden, worden regelmatig herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de economische factoren en de regelgeving.

De uitvoeringsmaatregelen in verband met de tweede alinea, welke het mogelijk maken te bepalen welke basisproducten onder de regeling actieve veredeling worden toegelaten en de hoeveelheden daarvan te controleren en te plannen, staan tegelijkertijd garant voor een grotere transparantie voor de ondernemers door vooraf de in te voeren indicatieve hoeveelheden voor elke gemeenschappelijke marktordening te publiceren. Deze publicatie vindt op gezette tijden plaats, met name afhankelijk van het gebruik van deze hoeveelheden. De uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

De in dit artikel gebruikte term „basisproducten” heeft betrekking op de in de tabel van bijlage I met GN-code genoemde producten, met inbegrip van uitsluitend noot 1 inzake granen.

2.   De hoeveelheid goederen die tot een andere dan de in lid 1, tweede alinea, bedoelde regeling actieve veredeling wordt toegelaten en waarop bijgevolg niet de in artikel 4 bedoelde belasting wordt geheven met het oog op of als gevolg van de uitvoer van andere goederen, is de werkelijk voor de vervaardiging van laatstbedoelde goederen gebruikte hoeveelheid.

Artikel 13

1.   Tabel 2, bijlage II, kan volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd om deze aan de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten aan te passen.

2.   De Commissie brengt in deze verordening of in de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen de aanpassingen aan die voortvloeien uit wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 14

Dit artikel is van toepassing op alle preferentiële handelstransacties waarbij de vaststelling van het agrarisch element van de belasting, eventueel verlaagd overeenkomstig artikel 7, niet gebaseerd is op de werkelijk gebruikte hoeveelheden landbouwproducten als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), en/of waarbij de basisbedragen niet gebaseerd zijn op de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde prijsverschillen.

De hoedanigheden van de basisproducten en de in aanmerking te nemen hoeveelheden basisproducten zijn die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1460/96 van de Commissie van 25 juli 1996 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de preferentiële handelsregelingen voor bepaalde, door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen, bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad (10).

De eventueel in deze verordening aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 15

1.   Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure kunnen drempels worden bepaald beneden welke de overeenkomstig artikel 6 of artikel 7 bepaalde agrarische elementen op nul worden vastgesteld. Volgens dezelfde procedure kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd voor het niet toepassen van deze agrarische elementen teneinde te voorkomen dat kunstmatige handelsstromen ontstaan.

2.   Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure kan een drempel worden vastgesteld beneden welke de lidstaten de uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende bedragen met betrekking tot een zelfde economische transactie niet hoeven toe te kennen of te innen wanneer het saldo van die bedragen kleiner is dan dat drempelbedrag.

Artikel 16

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer van verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3.   Het comité kan iedere door zijn voorzitter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat, aan de orde gestelde kwestie bespreken.

Artikel 17

De maatregelen die nodig zijn om deze verordening aan te passen aan de wijzigingen die worden aangebracht in de Integrale-GMO-verordening om de huidige regeling in stand te houden, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 18

De methoden voor kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de goederen en de overige technische voorschriften die nodig zijn voor het identificeren van de goederen of voor het bepalen van de samenstelling ervan, worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde procedure.

Artikel 19

De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, en die betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, en eventueel de productie van de goederen enerzijds en de administratieve uitvoeringsmaatregelen anderzijds. De wijze waarop deze gegevens dienen te worden meegedeeld, wordt vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 20

Verordening (EG) nr. 3448/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V.

Artikel 21

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De toepassing van deze verordening op caseïnes van GN-code 3501 10, alsmede op caseïnaten en andere derivaten van caseïne van GN-code 3501 90 90, wordt uitgesteld in afwachting van een nader besluit van de Raad.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

S. O. LITTORIN


(1)  Advies van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18.

(3)  Zie bijlage IV.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(5)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(10)  PB L 187 van 26.7.1996, blz. 18.


BIJLAGE I

Lijst van de landbouwproducten waarvoor het verschil tussen de op de wereldmarkt en op de markt van de Gemeenschap geconstateerde prijzen bij invoer gecompenseerd kan worden  (1)

GN-code

Omschrijving

0401

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0402

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

ex 0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao

0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

ex 0405

Boter en ander van melk afkomstige vetstoffen

0709 90 60

Suikermaïs, vers of gekoeld

0712 90 19

Suikermaïs, gedroogd, ook indien gesneden, fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden

Hoofdstuk 10

Granen (2)

1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose in vaste vorm

1703

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker


(1)  Deze landbouwproducten worden in aanmerking genomen als zij als zodanig of na verwerking worden gebruikt of geacht worden te zijn gebruikt voor de vervaardiging van de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen.

(2)  Met uitzondering van spelt bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1001 90 10), zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed (GN-code 1001 90 91), gerst, zaaigoed (GN-code 1003 00 10), maïs, zaaigoed (GN-codes 1005 10 11 tot en met 1005 10 90), rijst, bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1006 10 10) en graansorghohybriden bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1007 00 10).


BIJLAGE II

Tabel 1

GN-code

Omschrijving

ex 0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao:

0403 10 51 t/m 0403 10 99

– yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao

0403 90 71 t/m 0403 90 99

– andere, gearomatiseerde of met toegevoegde vruchten, noten of cacao

0405 20 10 t/m 0405 20 30

Zuivelpasta's met een vetgehalte van 39 of meer gewichtspercenten doch niet meer dan 75 gewichtspercenten

0710 40 00

Suikermaïs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 90 30

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex 1517

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën en van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan bedoeld bij post 1516:

1517 10 10

– margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1517 90 10

– andere, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1702 50 00

Chemisch zuivere fructose

ex 1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), ander dan zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen, van GN-code 1704 90 10

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen

ex 1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni, couscous, ook indien bereid, met uitzondering van gevulde deegwaren van de GN-codes 1902 20 10 en 1902 20 30

1903 00 00

Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen, andere dan maïs, in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel

2001 90 30

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

2001 90 40

Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

2004 10 91

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

2004 90 10

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2005 20 10

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

2005 80 00

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2008 99 85

Maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toevoeging van suiker noch alcohol

2008 99 91

Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toevoeging van suiker noch alcohol

2101 12 98

Preparaten op basis van koffie

2101 20 98

Preparaten op basis van thee of maté

2101 30 19

Gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei

2101 30 99

Extracten, essences en concentraties van gebrande koffiesurrogaten, andere dan van gebrande cichorei

2102 10 31 en 2102 10 39

Bakkersgist, ook indien gedroogd

2105 00

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, andere dan die genoemd bij de GN-codes 2106 10 20, 2106 90 20 en 2106 90 92, en andere dan suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

2202 90 91 en 2202 90 95 en 2202 90 99

Andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009, bevattende producten van de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404

2905 43 00

Mannitol

2905 44

D-glucitol (sorbitol)

ex 3302

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

3302 10 29

Andere, van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, andere dan met een effectief alcoholgehalte van meer dan 0,5 volumepercent, andere dan van GN-code 3302 10 21

ex 3501

Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne

ex 3505 10

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel, met uitzondering van door ethervorming of door verestering gewijzigd zetmeel van GN-code 3505 10 50

3505 20

Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel

3809 10

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

3824 60

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44


Tabel 2

GN-code

Omschrijving

ex 0505

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren:

0505 10 90

– veren van de soorten die als opvulmateriaal worden gebruikt; dons, andere dan ruw

0505 90

– andere

0511 99 39

Echte sponzen van dierlijke oorsprong, andere dan ruw

1212 20 00

Zeewier en andere algen, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm, met uitzondering van die welke in de geneeskunde worden gebruikt of voor menselijke consumptie zijn bestemd

ex 1302

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agaragar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

1302 12 00

Plantensappen en plantenextracten van zoethout

1302 13 00

Plantensappen en plantenextracten van hop

1302 19 80

Plantensappen en plantenextracten, andere dan plantensappen en plantenextracten van zoethout, hop, vanille-oleohars en opium

ex 1302 20

Pectaten

1302 31 00

Agar-agar, ook indien gewijzigd

1302 32 10

Plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, uit sint-jansbrood of uit sint-jansbroodpitten

1505

Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen

1506

Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex 1515 90 11

Jojobaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1516 20 10

Gehydrogeneerd ricinusolie, zogenaamde „opalwax”

1517 90 93

Mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen

ex 1518

Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxideerd, gedehydreerd, gezwaveld, geblazen, gepolymeriseerd door verhitting in vacuüm of onder inert gas of op andere wijze chemisch gewijzigd, andere dan die bedoeld bij post 1516; mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten en oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, niet geschikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (andere dan de oliën van de GN-codes 1518 00 31 en 1518 00 39)

1520 00 00

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen

1521

Plantaardige was (andere dan triglyceriden), bijenwas, was van andere insecten, alsmede walschot (spermaceti), ook indien geraffineerd of gekleurd

1522 00 10

Degras

1702 90 10

Chemisch zuivere maltose

1704 90 10

Zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen

1803

Cacaopasta, ook indien ontvet

1804 00 00

Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

1805 00 00

Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2001 90 60

Palmharten, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

ex 2008

Vruchten, noten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2008 11 10

– pindakaas

2008 91 00

– palmharten

ex 2101

Extracten, essences en concentraten van koffie, thee of maté en preparaten op basis van deze producten; gebrande cichorei alsmede extracten, essences en concentraten daarvan, andere dan de preparaten van de GN-codes 2101 12 98, 2101 20 98, 2101 30 19 en 2101 30 99

2102 10

Levende gist:

2102 10 10

– reinculturen van gist

2102 10 90

– andere (met uitsluiting van bakkersgist)

2102 20

Inactieve gist; andere eencellige micro-organismen: dood

2102 30 00

Samengesteld bakpoeder

2103

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd

2104

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2106 10

– proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen:

2106 10 20

– – bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel

2106 90

– andere:

2106 90 20

– – samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken

2106 90 92

– – andere preparaten bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel

2201 10

Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd

2202 10 00

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

2202 90 10

Andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009, geen producten van de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404 bevattend

2203 00

Bier van mout

2205

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

ex 2207

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholgehalte van 80 volumepercenten of meer; ethylalcohol en gedistilleerd dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, andere dan verkregen uit landbouwproducten die zijn opgenomen in bijlage I van het Verdrag

ex 2208

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholgehalte van minder dan 80 volumepercenten, andere dan verkregen uit landbouwproducten die zijn opgenomen in bijlage I van het Verdrag; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

2402

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

2403

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid: „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssausen

3301 90 21

Door extractie verkregen oleoharsen van zoethout en van hop

3301 90 30

Door extractie verkregen oleoharsen, andere dan van zoethout en van hop

ex 3302

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

3302 10 10

– van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol

3302 10 21

– van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, met een alcoholgehalte van niet meer dan 0,5 volumepercenten, geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel bevattend of minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose en minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel bevattend

3823

Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen


BIJLAGE III

GN-code

Omschrijving

0403 10 51 t/m 0403 10 99

Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

0403 90 71 t/m 0403 90 99

Karnemelk, gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

0710 40 00

Suikermaïs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 90 30

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

1517 10 10

Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1517 90 10

Andere mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1702 50 00

Chemisch zuivere fructose

2005 80 00

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2905 43 00

Mannitol

2905 44

D-glucitol (sorbitol):

 

– in waterige oplossing:

2905 44 11

– – met een gehalte aan D-mannitol van niet meer dan 2 gewichtspercenten, berekend op het D-glucitolgehalte

2905 44 19

– – andere

 

– andere:

2905 44 91

– – met een gehalte aan D-mannitol van niet meer dan 2 gewichtspercenten, berekend op het D-glucitolgehalte

2905 44 99

– – andere

3505 10 10

Dextrine

3505 10 90

Ander gewijzigd zetmeel dan dextrine, ander dan door ethervorming of door verestering gewijzigd zetmeel

 

Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel:

3505 20 10

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van minder dan 25 gewichtspercenten

3505 20 30

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 25 of meer doch minder dan 55 gewichtspercenten

3505 20 50

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 55 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten

3505 20 90

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 80 of meer gewichtspercenten

3809 10

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen, op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen:

3824 60

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44:


BIJLAGE IV

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad

(PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18)

Verordening (EG) nr. 1097/98 van de Raad

(PB L 157 van 30.5.1998, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 2491/98 van de Commissie

(PB L 309 van 19.11.1998, blz. 28)

Verordening (EG) nr. 2580/2000 van de Raad

(PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5)


BIJLAGE V

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 3448/93

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 1, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, tweede alinea

Artikel 1, lid 2 bis

Artikel 2, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, aanhef

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, aanhef

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 6, leden 5 en 6

Artikel 6, leden 5 en 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 7, lid 2, onder a), b) en c)

Artikel 7, leden 3 en 4

Artikel 7, leden 3 en 4

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, leden 3 tot en met 6

Artikel8, leden 3 tot en met 6

Artikelen 9 en 10

Artikelen 9 en 10

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 14, eerste alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 14, tweede en derde alinea

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 17

Artikel 16, lid 3

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 21

Artikel 20

Artikel 22

Artikel 21

Bijlage A

Bijlage I

Bijlage B

Bijlage II

Bijlage C

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage V


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/27


VERORDENING (EG) Nr. 1217/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, lid 2, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Het is voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig te beschikken over objectieve en bruikbare gegevens, met name met betrekking tot de inkomens in de verschillende categorieën van landbouwbedrijven en tot de bedrijfseconomische werking van de bedrijven behorende tot de categorieën die een bijzondere aandacht op Gemeenschapsniveau vereisen.

(3)

De boekhoudingen van de landbouwbedrijven vormen de hoofdbron van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de waarneming van de inkomens in de landbouwbedrijven en voor de bedrijfseconomische analyse van deze bedrijven.

(4)

Het is noodzakelijk dat de in te winnen gegevens afkomstig zijn van naar behoren en speciaal aan de hand van gemeenschappelijke regels uitgekozen landbouwbedrijven en berusten op controleerbare feiten. Deze gegevens moeten worden beschouwd in samenhang met de technische, economische en sociale positie van het landbouwbedrijf, moeten betrekking hebben op afzonderlijke bedrijven, moeten zo snel mogelijk beschikbaar zijn, moeten beantwoorden aan identieke omschrijvingen, moeten in een gemeenschappelijk schema worden opgenomen en moeten op elk ogenblik en in alle bijzonderheden beschikbaar zijn voor de Commissie.

(5)

De nagestreefde doeleinden kunnen slechts worden bereikt, indien gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijk informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen, hierna „informatienet” genoemd, dat steunt op de bureaus voor landbouwbedrijfsboekhouding in elk land en dat, in het genot van het vertrouwen van de betrokkenen, berust op hun vrijwillige deelneming.

(6)

Om op communautair niveau voldoende homogene boekhoudresultaten te verkrijgen, voor het bepalen van de aantallen bedrijven met boekhouding per streek en per bedrijfsklasse moet worden uitgegaan van een stratificatie van het waarnemingsgebied die is gebaseerd op de communautaire typologie van de landbouwbedrijven, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (4).

(7)

De streken van het informatienet moeten zoveel mogelijk samenvallen met die welke worden aangehouden voor de opstelling van andere regionale gegevens die van essentieel belang zijn voor de oriëntatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(8)

Uit beheersoogpunt is het praktisch de Commissie te machtigen om de vastgestelde lijst van de streken van de lidstaten op verzoek van een lidstaat te wijzigen.

(9)

Het waarnemingsgebied van het informatienet moet alle landbouwbedrijven boven een bepaalde economische omvang omvatten, ongeacht eventuele nevenactiviteiten van het bedrijfshoofd. Dit waarnemingsgebied dient periodiek te worden herzien in het licht van nieuwe gegevens die door middel van de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven worden verkregen.

(10)

De bedrijven met boekhouding moeten worden gekozen overeenkomstig in het kader van een keuzeschema vastgelegde voorschriften die erop gericht zijn tot een voor het waarnemingsgebied representatieve boekhoudsteekproef te komen.

(11)

Het is wenselijk gebleken de voornaamste beslissingen inzake de keuze van de boekhoudbedrijven, en met name inzake de vaststelling van het keuzeschema, op nationaal niveau te nemen. Derhalve moet een orgaan op dat niveau met deze taak worden belast. Het is echter wenselijk toe te staan dat lidstaten met verschillende streken de streekcomités handhaven.

(12)

Het nationale verbindingsorgaan dient een essentiële rol te vervullen bij het beheer van het informatienet.

(13)

De keuze van de landbouwbedrijven, alsmede de kritische bestudering en de beoordeling van de verkregen gegevens vereisen vergelijking met gegevens uit andere informatiebronnen.

(14)

De landbouwers dient zekerheid te worden gegeven dat de boekhoudkundige gegevens van hun bedrijf en alle andere individuele gegevens, verkregen uit hoofde van de onderhavige verordening, noch voor belastingdoeleinden of voor andere doeleinden dan die welke in deze verordening zijn genoemd gebruikt zullen worden, noch zullen worden verspreid door degenen die aan het gemeenschappelijk informatienet voor landbouwbedrijfsboekhoudingen medewerken of hebben medegewerkt.

(15)

Teneinde de objectiviteit en de doelmatigheid van de verkregen gegevens te waarborgen, moet de Commissie in staat zijn alle noodzakelijke inlichtingen in te winnen over de wijze waarop de organen, die de landbouwbedrijven moeten kiezen en de bureaus voor bedrijfsboekhouding die aan het gemeenschappelijk informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen deelnemen, hun taak verrichten en indien zij dit noodzakelijk acht, deskundigen ter plaatse te zenden, met de medewerking van de bevoegde nationale instanties.

(16)

Het informatienet is een nuttig instrument dat de Gemeenschap in staat stelt het gemeenschappelijk landbouwbeleid te ontwikkelen, en daardoor staat het ten dienste van zowel de lidstaten als de Gemeenschap. Bijgevolg dienen de kosten van de voor het informatienet benodigde computersystemen en van studies over en de ontwikkeling van andere aspecten van het informatienet in aanmerking te worden genomen voor financiering door de Gemeenschap.

(17)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. (5)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

OPRICHTING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK INFORMATIENET INZAKE LANDBOUWBEDRIJFSBOEKHOUDINGEN

Artikel 1

1.   Voor de behoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt een gemeenschappelijk informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen, hierna „informatienet” genoemd, in het leven geroepen.

2.   Het informatienet heeft tot doel de boekhoudkundige gegevens te verzamelen, die met name noodzakelijk zijn voor:

a)

het jaarlijks constateren van de inkomens van de landbouwbedrijven die binnen het in artikel 5 genoemde waarnemingsgebied vallen en

b)

de bedrijfseconomische analyse van landbouwbedrijven.

3.   De uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens dienen met name als grondslag voor het opstellen door de Commissie van verslagen over de situatie in de landbouw en op de landbouwmarkten alsmede over de landbouwinkomens in de Gemeenschap, die jaarlijks aan het Europese Parlement en de Raad worden voorgelegd, met name met het oog op de jaarlijkse vaststelling van de prijzen van de landbouwproducten.

Artikel 2

Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt verstaan onder:

a)   bedrijfsleider: de natuurlijke persoon die het lopende en dagelijkse beheer van het landbouwbedrijf voert;

b)   bedrijfsklasse: een aantal landbouwbedrijven die volgens de communautaire typologie van de landbouwbedrijven, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 naar productierichting en economische bedrijfsomvang tot dezelfde klasse behoren;

c)   bedrijf met boekhouding: ieder landbouwbedrijf dat in het kader van het informatienet is of wordt ingeschakeld;

d)   streek: het grondgebied van een lidstaat of een deel van het grondgebied van een lidstaat, dat is afgebakend met het oog op de keuze van de bedrijven met boekhouding. De lijst van deze streken is opgenomen in bijlage I;

e)   boekhoudkundige gegevens: ieder technisch, financieel of economisch gegeven dat kenmerkend is voor een landbouwbedrijf en ontleend is aan een boekhouding waarin tijdens het boekjaar systematisch en regelmatig de verschillende boekingen zijn verricht.

Artikel 3

Op verzoek van een lidstaat wordt de lijst van de streken volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure gewijzigd, mits het verzoek betrekking heeft op de streken van die lidstaat.

HOOFDSTUK II

CONSTATERING VAN HET INKOMEN IN DE LANDBOUWBEDRIJVEN

Artikel 4

Dit hoofdstuk is van toepassing op de verzameling van boekhoudkundige gegevens met het oog op de jaarlijkse constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven.

Artikel 5

1.   Het in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde waarnemingsgebied omvat de landbouwbedrijven waarvan de economische omvang groter is dan of gelijk is aan een drempelwaarde, uitgedrukt in euro overeenkomend met één van de ondergrenzen van de klassen van de economische bedrijfsomvang, zoals omschreven in de communautaire typologie.

2.   Als bedrijven met boekhouding worden gekozen landbouwbedrijven

a)

waarvan de economische omvang groter dan of gelijk is aan een overeenkomstig lid 1 vast te stellen drempelwaarde,

b)

die worden geëxploiteerd door landbouwers die over een boekhouding beschikken of die bereid en in staat zijn om een bedrijfsboekhouding te voeren en ermee instemmen dat de boekhoudkundige gegevens van hun bedrijf ter beschikking van de Commissie worden gesteld,

c)

die samen op streekniveau representatief zijn voor het waarnemingsgebied.

3.   Het maximumaantal bedrijven met boekhouding bedraagt 105 000 voor de Gemeenschap.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name de drempelwaarde voor de economische omvang en het aantal bedrijven met boekhouding per streek, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 6

1.   Iedere lidstaat stelt een Nationaal Comité van het informatienet in (hierna „Nationaal Comité”) te noemen.

2.   Het Nationaal Comité is verantwoordelijk voor de keuze van de bedrijven met boekhouding. Tot zijn taak behoort daartoe met name het goedkeuren van:

a)

het schema voor de keuze van de bedrijven met boekhouding, dat met name de aantallen bedrijven met boekhouding per bedrijfsklasse bepaalt en de wijze van kiezen van genoemde bedrijven,

b)

het verslag betreffende de uitvoering van het schema voor de keuze van de bedrijven met boekhouding.

3.   De voorzitter van het Nationaal Comité wordt door de lidstaat aangewezen uit de leden van het Comité.

Het Nationaal Comité besluit met eenstemmigheid; ingeval geen eenstemmigheid wordt bereikt, worden de besluiten getroffen door een door de lidstaat aangewezen autoriteit.

4.   De lidstaten met meer dan één streek mogen voor elke streek een Streekcomité van het informatienet oprichten, hierna „Streekcomité” te noemen.

Het Streekcomité heeft met name tot taak bij de keuze van de bedrijven met boekhouding samen te werken met het in artikel 7 bedoelde verbindingsorgaan.

5.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 7

1.   Iedere lidstaat wijst een verbindingsorgaan aan dat tot taak heeft:

a)

het in kennis stellen van het Nationaal Comité, de Streekcomités en de bureaus voor bedrijfsboekhouding van de hen betreffende uitvoeringsbepalingen en het toezicht op de naleving daarvan;

b)

het opstellen, het ter goedkeuring aan het Nationaal Comité voorleggen en het vervolgens bij de Commissie indienen van:

i)

het schema voor de keuze van de bedrijven met boekhouding, welk schema moet zijn gebaseerd op de meest recente statistische gegevens, opgesteld volgens de communautaire typologie van de landbouwbedrijven;

ii)

het verslag betreffende de uitvoering van het schema voor de keuze van de bedrijven met boekhouding;

c)

het opstellen van:

i)

de lijst van bedrijven met boekhouding;

ii)

de lijst van de bureaus voor bedrijfsboekhouding die bereid en in staat zijn de bedrijfsformulieren overeenkomstig de in de artikelen 10 en 15 bedoelde overeenkomsten in te vullen;

d)

het inzamelen van de hem door de bureaus voor bedrijfsboekhouding toegezonden bedrijfsformulieren en het nagaan, aan de hand van een gemeenschappelijk controleprogramma, of deze naar behoren zijn ingevuld;

e)

het na controle doorzenden naar de Commissie van de naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren;

f)

het doen toekomen aan het Nationaal Comité, de Streekcomités en de bureaus voor bedrijfsboekhouding van de in artikel 17 genoemde verzoeken om inlichtingen en het toezenden aan de Commissie van de desbetreffende antwoorden.

2.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8

1.   Voor ieder bedrijf met boekhouding geldt een anoniem en individueel bedrijfsformulier.

2.   Het formulier omvat de boekhoudkundige gegevens waardoor het mogelijk is:

het bedrijf met boekhouding te kenmerken door de voornaamste bestanddelen van zijn productiefactoren;

de verschillende aspecten van het inkomen in het bedrijf met boekhouding te beoordelen;

de inhoud van het formulier steekproefsgewijze te verifiëren.

3.   De aard van de boekhoudkundige gegevens die op de bedrijfsformulieren moeten voorkomen, hun opmaak en de hiermede verband houdende omschrijvingen en instructies worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 9

De landbouwer wiens bedrijf is uitgekozen als bedrijf met boekhouding kiest uit de hiertoe door het verbindingsorgaan opgestelde lijst het bureau voor bedrijfsboekhouding dat bereid is het formulier van zijn bedrijf overeenkomstig de bepalingen van de in artikel 10 bedoelde overeenkomst in te vullen.

Artikel 10

1.   Onder verantwoordelijkheid van de lidstaat wordt jaarlijks tussen de door deze aangewezen bevoegde instantie en ieder bureau voor bedrijfsboekhouding, uitgekozen overeenkomstig artikel 9, een overeenkomst gesloten. Bij deze overeenkomst verplichten de bureaus voor bedrijfsboekhouding zich om de bedrijfsformulieren met inachtneming van het in artikel 8 bepaalde tegen een forfaitaire vergoeding in te vullen.

2.   De bepalingen van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, die in alle lidstaten gelijkluidend dienen te zijn, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

3.   Ingeval de taken van een bureau voor bedrijfsboekhouding door een administratieve dienst worden verricht, vindt de kennisgeving van deze taken plaats langs administratieve weg.

HOOFDSTUK III

VERZAMELING VAN DE BOEKHOUDKUNDIGE GEGEVENS MET HET OOG OP DE BEDRIJFSECONOMISCHE ANALYSE VAN LANDBOUWBEDRIJVEN

Artikel 11

Dit hoofdstuk is van toepassing op de verzameling van de boekhoudkundige gegevens met het oog op de bedrijfseconomische analyse van landbouwbedrijven.

Artikel 12

Volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld:

het onderwerp van de analyses, vermeld in artikel 1, lid 2, onder b);

uitgaande van de doelstellingen van elk der analyses, voorschriften inzake de wijze waarop de bedrijven met boekhouding worden uitgekozen, alsmede hun aantal.

Artikel 13

1.   Voor ieder overeenkomstig de in artikel 12, tweede streepje, bedoelde voorschriften uitgekozen bedrijf met boekhouding geldt een speciaal individueel en anoniem bedrijfsformulier. Dit bedrijfsformulier omvat de in artikel 8, lid 2, genoemde boekhoudkundige gegevens, alsmede alle aanvullende gegevens en bijzonderheden van boekhoudkundige aard die aan de bijzondere behoeften van elk der analyses beantwoorden.

2.   De aard van de gegevens die op de speciale bedrijfsformulieren moeten voorkomen, hun opmaak en de hiermede verband houdende omschrijvingen en instructies, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

3.   Het speciale bedrijfsformulier wordt ingevuld door het overeenkomstig artikel 14 uitgekozen bureau voor bedrijfsboekhouding.

Artikel 14

De landbouwer wiens bedrijf is uitgekozen overeenkomstig de in artikel 12, tweede streepje, bedoelde voorschriften kiest uit de hiertoe door het verbindingsorgaan opgestelde lijst het bureau voor bedrijfsboekhouding dat bereid is het speciale formulier van zijn bedrijf overeenkomstig de bepalingen van de in artikel 15 bedoelde overeenkomst in te vullen.

Artikel 15

1.   Onder verantwoordelijkheid van de lidstaat wordt tussen de door deze aangewezen bevoegde instantie en ieder bureau voor bedrijfsboekhouding, uitgekozen overeenkomstig artikel 14, een overeenkomst gesloten. Bij deze overeenkomst verplichten de bureaus voor bedrijfsboekhouding zich, de speciale bedrijfsformulieren met inachtneming van het in artikel 13 bepaalde tegen een forfaitaire vergoeding in te vullen.

2.   De bepalingen van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, die in alle lidstaten gelijkluidend dienen te zijn, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure.

De aanvullende bepalingen die een lidstaat aan deze overeenkomst kan toevoegen, worden volgens dezelfde procedure vastgesteld.

3.   Ingeval de taken van een bureau voor bedrijfsboekhouding door een administratieve dienst worden verricht, vindt de kennisgeving van deze taken plaats langs administratieve weg.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 16

1.   Het is verboden om individuele boekhoudkundige gegevens en alle andere individuele gegevens die op grond van deze verordening worden verkregen te gebruiken voor belastingdoeleinden, deze gegevens te verspreiden of ze te gebruiken voor andere doeleinden dan die welke in artikel 1 worden genoemd.

2.   De personen die aan het informatienet medewerken of medegewerkt hebben, mogen individuele boekhoudkundige gegevens of alle andere individuele gegevens die hun in of door de uitoefening van hun functie ter kennis zijn gekomen, niet verspreiden.

3.   De lidstaten nemen alle passende maatregelen om inbreuken op het bepaalde in lid 2 strafbaar te stellen.

Artikel 17

1.   Het Nationaal Comité, de Streekcomités, het verbindingsorgaan en de bureaus voor bedrijfsboekhouding moeten, elk voor zich, de Commissie alle inlichtingen verstrekken, die deze van hen zou kunnen vragen met betrekking tot de vervulling van hun taken in het kader van deze verordening.

Deze verzoeken om inlichtingen, gericht aan het Nationaal Comité, de Streekcomités en de bureaus voor bedrijfsboekhouding, alsmede de daarop betrekking hebbende antwoorden, worden schriftelijk toegezonden via het verbindingsorgaan.

2.   Indien de verstrekte inlichtingen onvoldoende zijn of niet tijdig worden verstrekt, kan de Commissie met de medewerking van het verbindingsorgaan deskundigen ter plaatse zenden.

Artikel 18

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (hierna het „gemeenschappelijk comité”) genoemd.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3.   Het gemeenschappelijk comité wordt geraadpleegd:

a)

inzake het nagaan of de schema's voor de keuze van de bedrijven met boekhouding in overeenstemming zijn met artikel 5;

b)

inzake het kritisch onderzoek en de beoordeling van de jaarlijkse gewogen uitkomsten van het informatienet, waarbij met name rekening wordt gehouden met gegevens afkomstig uit andere bronnen, zoals statistieken en globale economische rekeningen.

4.   Het gemeenschappelijk comité kan ieder ander vraagstuk bestuderen dat door de voorzitter, hetzij op diens initiatief hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde wordt gesteld.

Ieder jaar in oktober onderzoekt het gemeenschappelijk comité de ontwikkeling van de landbouwinkomens in de Gemeenschap, met name op basis van de bijgewerkte uitkomsten van het informatienet.

Het wordt regelmatig ingelicht over de werkzaamheden in het kader van het informatienet.

5.   De voorzitter roept de vergaderingen van het gemeenschappelijk comité bijeen.

De Commissie verzorgt het secretariaat van het gemeenschappelijk comité.

Artikel 19

1.   In de algemene begroting van de Europese Unie, afdeling Commissie, worden kredieten opgenomen ter dekking van:

a)

de kosten van het informatienet die voortvloeien uit de forfaitaire vergoedingen aan de bureaus voor bedrijfsboekhouding teneinde de in de artikelen 10 en 15 bedoelde verplichtingen na te komen;

b)

alle kosten van de computersystemen die door de Commissie worden gebruikt voor de ontvangst, verificatie, verwerking en analyse van de door de lidstaten verstrekte boekhoudkundige gegevens.

De onder b) bedoelde kosten omvatten, waar dat passend is, de kosten die zijn gemoeid met de verspreiding van de resultaten van die activiteiten, alsmede de kosten van studies over en de ontwikkeling van andere aspecten van het informatienet.

2.   De kosten voor de oprichting en de werking van het Nationaal Comité, de Streekcomités en de verbindingsorganen worden niet in de begroting van de Gemeenschap opgenomen.

Artikel 20

Verordening nr. 79/65/EEG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

S. O. LITTORIN


(1)  Advies van 20 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65.

(3)  Zie bijlage II.

(4)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


BIJLAGE

Lijst van streken, bedoeld in artikel 2, onder d)

België

1.

Vlaanderen

2.

Bruxelles — Brussel

3.

Wallonie

Bulgarije

1.

Северозападен (Severozapaden)

2.

Северен централен (Severen tsentralen)

3.

Североизточен (Severoiztochen)

4.

Югозападен (Yugozapaden)

5.

Южен централен (Yuzhen tsentralen)

6.

Югоизточен (Yugoiztochen)

Bulgarije kan tot 31 december 2009 evenwel één streek vormen.

Tsjechië

Vormt één streek

Denemarken

Vormt één streek

Duitsland

1.

Schleswig-Holstein

2.

Hamburg

3.

Niedersachsen

4.

Bremen

5.

Nordrhein-Westfalen

6.

Hessen

7.

Rheinland-Pfalz

8.

Baden-Württemberg

9.

Bayern

10.

Saarland

11.

Berlin

12.

Brandenburg

13.

Mecklenburg-Vorpommern

14.

Sachsen

15.

Sachsen-Anhalt

16.

Thüringen

Estland

Vormt één enkele streek

Ierland

Vormt één streek

Griekenland

1.

Μακεδονία — Θράκη

2.

Ήπειρος — Πελοπόννησος — Νήσοι Ιονίου

3.

Θεσσαλία

4.

Στερεά Ελλάς — Νήσοι Αιγαίου — Κρήτη

Spanje

1.

Galicia

2.

Asturias

3.

Cantabria

4.

País Vasco

5.

Navarra

6.

La Rioja

7.

Aragón

8.

Cataluña

9.

Baleares

10.

Castilla-León

11.

Madrid

12.

Castilla-La Mancha

13.

Comunidad Valenciana

14.

Murcia

15.

Extremadura

16.

Andalucía

17.

Canarias

Frankrijk

1.

Île de France

2.

Champagne-Ardenne

3.

Picardie

4.

Haute-Normandie

5.

Centre

6.

Basse-Normandie

7.

Bourgogne

8.

Nord-Pas-de-Calais

9.

Lorraine

10.

Alsace

11.

Franche-Comté

12.

Pays de la Loire

13.

Bretagne

14.

Poitou-Charentes

15.

Aquitaine

16.

Midi-Pyrénées

17.

Limousin

18.

Rhône-Alpes

19.

Auvergne

20.

Languedoc-Roussillon

21.

Provence-Alpes-Côte d'Azur

22.

Corse

Italië

1.

Piemonte

2.

Valle d'Aosta

3.

Lombardia

4.

Alto Adige

5.

Trentino

6.

Veneto

7.

Friuli-Venezia Giulia

8.

Liguria

9.

Emilia-Romagna

10.

Toscana

11.

Umbria

12.

Marche

13.

Lazio

14.

Abruzzi

15.

Molise

16.

Campania

17.

Puglia

18.

Basilicata

19.

Calabria

20.

Sicilia

21.

Sardegna

Cyprus

Vormt één streek

Letland

Vormt één streek

Litouwen

Vormt één streek

Luxemburg

Vormt één streek

Hongarije

1.

Közép-Magyarország

2.

Közép-Dunántúl

3.

Nyugat-Dunántúl

4.

Dél-Dunántúl

5.

Észak-Magyarország

6.

Észak-Alföld

7.

Dél-Alföld

Malta

Vormt één streek

Nederland

Vormt één streek

Oostenrijk

Vormt één streek

Polen

1.

Pomorze en Mazury

2.

Wielkopolska en Śląsk

3.

Mazowsze en Podlasie

4.

Małopolska en Pogórze

Portugal

1.

Norte e Centro

2.

Ribatejo-Oeste

3.

Alentejo e Algarve

4.

Açores e Madeira

Roemenië

1.

Nord-Est

2.

Sud-Est

3.

Sud-Muntenia

4.

Sud-Vest-Oltenia

5.

Vest

6.

Nord-Vest

7.

Centru

8.

București-Ilfov

Slovenië

Vormt één streek

Slowakije

Vormt één streek

Finland

1.

Etelä-Suomi

2.

Sisä-Suomi

3.

Pohjanmaa

4.

Pohjois-Suomi

Zweden

1.

De laagvlakten van Zuid- en Midden-Zweden

2.

De land- en bosbouwgebieden van Zuid- en Midden-Zweden

3.

Het gebied Noord-Zweden

Verenigd Koninkrijk

1.

England—North Region

2.

England—East Region

3.

England—West Region

4.

Wales

5.

Scotland

6.

Northern Ireland


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad

(PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65)

 

Toetredingsakte van 1972

 

Verordening (EEG) nr. 2835/72 van de Raad

(PB L 298 van 31.12.1972, blz. 47)

 

Verordening (EEG) nr. 2910/73 van de Raad

(PB L 299 van 27.10.1973, blz. 1)

 

Toetredingsakte van 1979

 

Verordening (EEG) nr. 2143/81 van de Raad

(PB L 210 van 30.7.1981, blz. 1)

 

Verordening (EEG) nr. 3644/85 van de Raad

(PB L 348 van 24.12.1985, blz. 4)

 

Toetredingsakte van 1985

 

Verordening (EEG) nr. 3768/85 van de Raad

(PB L 362 van 31.12.1985, blz. 8)

Uitsluitend punt 2 van de bijlage

Verordening (EEG) nr. 3577/90 van de Raad

(PB L 353 van 17.12.1990, blz. 23)

Uitsluitend bijlage XVI

Punt V.A.I van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 117)

 

Verordening (EEG) nr. 2801/95 van de Raad

(PB L 291 van 6.12.1995, blz. 3)

 

Verordening (EEG) nr. 1256/97 van de Raad

(PB L 174 van 2.7.1997, blz. 7)

 

Verordening (EEG) nr. 806/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

Uitsluitend punt 1 van bijlage II

Punt 6.A.1 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 346)

 

Verordening (EEG) nr. 2059/2003 van de Raad

(PB L 308 van 25.11.2003, blz. 1)

 

Verordening (EEG) nr. 660/2004 van de Commissie

(PB L 104 van 8.4.2004, blz. 97)

 

Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Commissie

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1)

Uitsluitend punt 1 van hoofdstuk 5, onderdeel A, van de bijlage

Verordening (EG) nr. 1469/2007 van de Commissie

(PB L 329 van 14.12.2007, blz. 5)

 


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening nr. 79/65/EEG

De onderhavige verordening

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 2 bis

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6, lid 1, onder a)

Artikel 7, lid 1, onder a)

Artikel 6, lid 1, onder b), eerste streepje

Artikel 7, lid 1, onder b), punt i)

Artikel 6, lid 1, onder b), tweede streepje

Artikel 7, lid 1, onder b), punt ii)

Artikel 6, lid 1, onder c), eerste streepje

Artikel 7, lid 1, onder c), punt i)

Artikel 6, lid 1, onder c), tweede streepje

Artikel 7, lid 1, onder c), punt ii)

Artikel 6, lid 1, onder e), f) en g)

Artikel 7, lid 1, onder e), f) en g)

Artikel 6, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19, leden 1, 2 en 3

Artikel 18, leden 1, 2 en 3

Artikel 20, leden 1 en 2

Artikel 18, leden 4 en 5

Artikel 21, eerste en tweede alinea

Artikel 18, lid 6

Artikel 21, derde alinea

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 21

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/39


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

(2009/947/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 juni 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst.

(2)

Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie werd gemachtigd om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst, heeft de Commissie namens de Gemeenschap onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Azerbeidzjan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (2) (de overeenkomst).

(3)

De overeenkomst is namens de Gemeenschap ondertekend op 7 juli 2009, onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/741/EG van de Raad (3).

(4)

Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  Advies van 25 oktober 2005 (PB C 272 E van 9.11.2006, blz. 56).

(2)  PB L 265 van 9.10.2009, blz. 25.

(3)  PB L 265 van 9.10.2009, blz. 24.


OVEREENKOMSTEN

Raad

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/40


Informatie betreffende de inwerkingtreding van het Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, met het oog op de deelname, als overeenkomstsluitende partijen, van de Republiek Bulgarije en Roemenië, op grond van hun toetreding tot de Europese Unie

Het Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, met het oog op de deelname, als overeenkomstsluitende partijen, van de Republiek Bulgarije en Roemenië, op grond van hun toetreding tot de Europese Unie (1), die tot sluiting waarvan de Raad op 27 november 2008 heeft besloten (2), is op 1 juni 2009 in werking getreden, aangezien de kennisgevingen van de afsluiting van de in artikel 7 van het protocol bedoelde procedures op 5 mei 2009 zijn voltooid.


(1)  PB L 124 van 20.5.2009, blz. 53.

(2)  Ibid., blz. 51.


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/41


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten

De Raad heeft op 19 oktober 2009 (1) de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (2) goedgekeurd. Aangezien op 30 november 2009, overeenkomstig artikel 2 van de overeenkomst, de laatste kennisgeving van de voltooiing van de procedures is ontvangen, is de overeenkomst op 1 december 2009 in werking getreden.


(1)  PB L 288 van 4.11.2009, blz. 22.

(2)  PB L 352 van 31.12.2008, blz. 23.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/42


KADERBESLUIT 2009/948/JBZ VAN DE RAAD

van 30 november 2009

over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 1, onder c) en d), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen.

(2)

Volgens het Haags Programma (1) ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, dat door de Europese Raad tijdens zijn zitting van 4 en 5 november 2004 werd vastgesteld, dienen de lidstaten wetgeving over rechtsmachtgeschillen te onderzoeken, met het oog op efficiëntere vervolging, waarbij de goede rechtsbedeling is verzekerd, teneinde het uitgebreide programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafprocedures te completeren.

(3)

De in dit kaderbesluit vervatte regels moeten voorkomen dat tegen dezelfde persoon in verschillende lidstaten wegens dezelfde feiten parallelle strafprocedures worden gevoerd, die ertoe zouden kunnen leiden dat in deze procedures einduitspraken worden gedaan in twee of meer lidstaten. Het kaderbesluit strekt dus tot het voorkomen van schending van het beginsel „ne bis in idem”, dat is vastgelegd in artikel 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (2), zoals het is uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

(4)

Er dient rechtstreeks overleg plaats te vinden tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op het bereiken van overeenstemming over een effectieve oplossing waardoor nadelige gevolgen van parallelle procedures worden voorkomen, alsmede verspilling van tijd en middelen van de betrokken bevoegde autoriteiten. Een dergelijke oplossing zou erin kunnen bestaan de strafprocedure in één lidstaat te voeren, bijvoorbeeld door middel van overdracht van de strafvervolging. Er kan ook worden gedacht aan andere mogelijkheden waardoor de procedures op een efficiënte en rationele manier kunnen worden afgehandeld, onder andere betreffende het te volgen tijdspad, bijvoorbeeld door een verwijzing van de zaak naar Eurojust, in de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken. Het vraagstuk van de bewijsgaring, die kan worden beïnvloed door het feit dat parallelle procedures plaatsvinden, verdient daarbij bijzondere aandacht.

(5)

De bevoegde autoriteit in een lidstaat die op redelijke gronden aanneemt dat in een andere lidstaat een parallelle strafrechtelijke procedure wegens dezelfde feiten en ten aanzien van dezelfde personen wordt gevoerd, die ertoe zou kunnen leiden dat er einduitspraken worden gedaan in twee of meer lidstaten, dient in contact te treden met de bevoegde autoriteit in de andere lidstaat. De vraag of er al dan niet redelijke gronden bestaan, wordt uitsluitend door de contacterende bevoegde autoriteit onderzocht. Redelijke gronden kunnen onder meer aanwezig zijn indien een verdachte, onder verstrekking van nadere gegevens, aanvoert dat tegen hem in een andere lidstaat een parallelle strafrechtelijke procedure wegens dezelfde feiten wordt gevoerd, indien uit een rechtshulpverzoek van een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat blijkt dat er mogelijk een dergelijke procedure loopt, of indien een politiële autoriteit informatie in die zin verstrekt.

(6)

De procedure voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten is gebaseerd op verplichte uitwisseling van een nader bepaald minimum aan gegevens dat altijd moet worden verstrekt. Deze gegevens dienen ertoe om naar behoren de betrokkenen, de aard en de stand van de respectieve parallelle procedures te kunnen vaststellen.

(7)

Op de bevoegde autoriteit met wie de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat contact heeft opgenomen, rust de algemene verplichting om te antwoorden op het verzoek om informatie. De contacterende autoriteit wordt aangespoord om aan te geven binnen welke termijn de gecontacteerde autoriteit zo mogelijk zou moeten antwoorden. De bevoegde autoriteiten dienen tijdens de contactprocedure ten volle rekening te houden met de specifieke situatie van de personen wier vrijheid is ontnomen.

(8)

De samenwerking in de zin van dit kaderbesluit is gestoeld op rechtstreeks contact tussen de bevoegde autoriteiten. Een lidstaat kan gelet op de nationale autonomie met betrekking tot procedures, zelf beslissen welke autoriteiten bevoegd zijn om op te treden in de zin van dit kaderbesluit, op voorwaarde dat deze autoriteiten krachtens het recht van die lidstaat bevoegdheid zijn.

(9)

De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij overeenstemming trachten te bereiken over een goede oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle, in twee of meer lidstaten gevoerde procedures, te bedenken dat iedere zaak specifieke kenmerken heeft en in al haar feitelijke en juridische aspecten moet worden beschouwd. Om tot overeenstemming te komen dienen de bevoegde instanties alle relevante criteria bij hun beoordeling te betrekken, waaronder die welke zijn vervat in de richtsnoeren uit het jaarverslag van Eurojust over 2003 en zijn opgesteld ten behoeve van de praktijk, en dienen zij bijvoorbeeld rekening te houden met de plaats waar in overwegende mate de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, de schade is geleden, de plaats waar één of meer verdachten zich bevinden alsmede de mogelijkheid van overlevering of uitlevering aan een andere rechtsmacht, de nationaliteit of verblijfplaats van de verdachten, wezenlijke belangen van de verdachten, slachtoffers en getuigen, de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, en mogelijke vertraging.

(10)

De aan de bevoegde autoriteiten opgelegde verplichting om rechtstreeks met elkaar in overleg te treden teneinde in de context van dit kaderbesluit overeenstemming te bereiken, sluit niet uit dat dit rechtstreekse overleg met bijstand van Eurojust kan worden gevoerd.

(11)

Een lidstaat kan niet worden verplicht rechtsmacht uit te oefenen dan wel er afstand van te doen. Zolang er geen overeenstemming is bereikt over het concentreren van de strafrechtelijke procedures, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de strafprocedure voortzetten ten aanzien van strafbare feiten die binnen hun bevoegdheid vallen.

(12)

Aangezien dit kaderbesluit juist tot doel heeft onnodige parallelle strafrechtelijke procedures die zouden kunnen resulteren in een schending van het beginsel „ne bis in idem” te voorkomen, mag de toepassing ervan niet leiden tot een rechtsmachtgeschil dat zich anders niet zou hebben voorgedaan. In een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt het beginsel van verplichte vervolging, dat het procesrecht van verscheidene lidstaten beheerst, zo uitgelegd en toegepast dat het wordt geacht te zijn geëerbiedigd als enigerlei lidstaat ervoor zorgt dat een bepaald strafbaar feit strafrechtelijk wordt vervolgd.

(13)

Ingeval overeenstemming is bereikt over het concentreren van de strafrechtelijke procedure in één lidstaat, dienen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat te handelen op een wijze die verenigbaar is met dat akkoord.

(14)

Aangezien Eurojust bijzonder geschikt is om bijstand te verlenen bij het oplossen van jurisdictiegeschillen, is verwijzing van een zaak naar Eurojust een natuurlijk vervolg, wanneer het niet mogelijk was overeenstemming te bereiken. Ingevolge artikel 13, lid 7, onder a), van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (3) („het Eurojust-besluit”), zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust (4) dient Eurojust in kennis te worden gesteld van zaken waarin zich rechtsmachtgeschillen voordoen of zich waarschijnlijk zullen voordoen. Een zaak kan overigens te allen tijde naar Eurojust worden verwezen wanneer ten minste één bij het rechtstreekse overleg betrokken bevoegde autoriteit dat passend acht.

(15)

Dit kaderbesluit laat de procedures op grond van het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging, ondertekend te Straatsburg op 15 mei 1972, alsmede andere regelingen betreffende overdracht van strafvervolging tussen de lidstaten, onverlet.

(16)

Het kaderbesluit dient niet te leiden tot onnodige administratieve lasten in de gevallen waar betere oplossingen beschikbaar zijn voor het probleem dat aan de orde is. In voorkomende gevallen kan aan toepassing van flexibelere regelingen tussen de lidstaten de voorkeur worden gegeven boven dit kaderbesluit.

(17)

In dit kaderbesluit worden uitsluitend bepalingen vastgesteld met betrekking tot uitwisseling van informatie en rechtstreeks overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten; het doet derhalve geen afbreuk aan het recht van personen om te bepleiten dat zij in hun eigen of in een andere rechtsmacht worden vervolgd voor zover het nationale recht daarin voorziet.

(18)

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (5) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die krachtens het onderhavige kaderbesluit worden uitgewisseld.

(19)

De lidstaten worden ertoe aangemoedigd om in hun verklaring over de talenregeling, behalve hun officiële taal, ten minste één in de Europese Unie frequent gebruikte taal te vermelden.

(20)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

Doel

1.   Het doel van dit kaderbesluit is, ter wille van een efficiëntere en betere rechtsbedeling, een nauwere samenwerking te bevorderen tussen de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten waar een strafprocedure wordt gevoerd met het oog op een efficiënte en goede rechtsbedeling.

2.   De nauwere samenwerking heeft ten doel:

a)

te voorkomen dat tegen dezelfde persoon in verschillende lidstaten parallelle strafprocedures worden gevoerd wegens dezelfde feiten, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat een einduitspraak in twee of meer lidstaten wordt gedaan waardoor het beginsel „ne bis in idem” wordt geschonden, en

b)

overeenstemming te bereiken over een effectieve oplossing om de nadelige gevolgen van dergelijke parallelle procedures te voorkomen.

Artikel 2

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Ter verwezenlijking van het in artikel 1 gestelde doel wordt in dit kaderbesluit een kader vastgesteld betreffende:

a)

een procedure voor het leggen van contact tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, teneinde na te gaan of er parallelle strafprocedures lopen wegens dezelfde feiten en ten aanzien van dezelfde personen;

b)

de uitwisseling van informatie, door rechtstreeks overleg, tussen de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten waar parallelle strafprocedures worden gevoerd wegens dezelfde feiten en ten aanzien van dezelfde personen, die hiervan al kennis droegen, teneinde overeenstemming te bereiken over een effectieve oplossing waardoor de nadelige gevolgen van dergelijke parallelle procedures worden voorkomen.

2.   Dit kaderbesluit is niet van toepassing op procedures vallende onder de werkingssfeer van de artikelen 5 en 13 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (6).

Artikel 3

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)

„parallelle procedures”, strafrechtelijke procedures, zowel in de fase vóór de behandeling ter terechtzitting als de behandeling ter terechtzitting, die in twee of meer lidstaten worden gevoerd wegens dezelfde feiten en tegen dezelfde persoon;

b)

„bevoegde autoriteit”, een rechterlijke autoriteit of een andere autoriteit die volgens het recht van haar lidstaat bevoegd is ter zake van de in artikel 2, lid 1, van de kaderbesluit beoogde handelingen;

c)

„contacterende autoriteit”, een bevoegde autoriteit van een lidstaat die een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat vraagt na te gaan of er parallelle procedures lopen;

d)

„gecontacteerde autoriteit”, de bevoegde autoriteit die door een contacterende autoriteit wordt verzocht na te gaan of er parallelle procedures lopen.

Artikel 4

Vaststelling van de bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten bepalen op zodanige wijze dat dit het rechtstreekse contact tussen autoriteiten bevordert, welke autoriteiten bevoegd zijn.

2.   Overeenkomstig lid 1 stelt elke lidstaat het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van de autoriteiten die krachtens het nationale recht bevoegd zijn om in de zin van dit kaderbesluit te handelen.

3.   Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2 kan elke lidstaat, indien zijn interne organisatie zulks vereist, één of meer centrale autoriteiten belasten met het doorzenden en administratief in ontvangst nemen van verzoeken om informatie, als bedoeld in artikel 5, en/of met het assisteren van de bevoegde autoriteiten bij het overleg. De lidstaten die gebruikmaken van de mogelijkheid om één of meer centrale autoriteiten aan te wijzen, stellen het secretariaat-generaal van de Raad hiervan in kennis.

4.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de op grond van de leden 2 en 3 ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

HOOFDSTUK 2

UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 5

Verplichting tot het leggen van contact

1.   Indien een bevoegde autoriteit van een lidstaat op redelijke gronden aanneemt dat in een andere lidstaat een parallelle procedure wordt gevoerd, treedt zij met de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat in contact om na te gaan of er een parallelle procedure loopt en, in voorkomend geval, om het in artikel 10 bedoelde rechtstreekse overleg in te voeren.

2.   Indien de contacterende autoriteit de identiteit van de bevoegde autoriteit met wie hij contact moet opnemen niet kent, wint zij de nodige inlichtingen in, onder meer bij de contactpunten van het Europees justitieel netwerk.

3.   Er hoeft geen contact te worden opgenomen indien de bevoegde autoriteiten die parallelle procedures voeren anderszins op de hoogte zijn van het bestaan van deze procedures.

Artikel 6

Verplichting tot beantwoording

1.   De gecontacteerde autoriteit beantwoordt een verzoek als bedoeld in artikel 5, lid 1, binnen elke door de contacterende autoriteit gestelde redelijke termijn of, indien geen termijn is bepaald, met bekwame spoed, en deelt de contacterende autoriteit mee of in haar land een parallelle procedure wordt gevoerd. De gecontacteerde autoriteit die van de contacterende autoriteit heeft vernomen dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis of bewaring bevindt, behandelt het verzoek met spoed.

2.   Indien de gecontacteerde autoriteit niet binnen een door de contacterende autoriteit gestelde termijn een antwoord kan geven, stelt zij deze autoriteit hiervan onmiddellijk en onder opgave van redenen in kennis van de termijn waarbinnen zij de gevraagde informatie denkt te verstrekken.

3.   Indien de autoriteit waarmee de contacterende autoriteit in contact is getreden, niet de bevoegde autoriteit is in de zin van artikel 4, zendt deze het informatieverzoek met bekwame spoed door aan de bevoegde autoriteit, en stelt zij de contacterende autoriteit hiervan in kennis.

Artikel 7

Communicatiemiddelen

De contacterende en gecontacteerde autoriteiten kunnen met behulp van alle middelen contact onderhouden, mits deze contacten schriftelijk kunnen worden vastgelegd.

Artikel 8

Minimaal in het verzoek te verstrekken informatie

1.   De contacterende autoriteit die overeenkomstig artikel 5 een verzoek indient, verstrekt de volgende gegevens:

a)

de contactgegevens van de bevoegde autoriteit;

b)

een beschrijving van de feiten en omstandigheden die het voorwerp uitmaken van de strafprocedure;

c)

alle relevante identiteitsgegevens van de verdachte en, in voorkomend geval, van slachtoffers;

d)

de stand van de procedure, en

e)

in voorkomend geval, informatie over de voorlopige hechtenis van de verdachte.

2.   De contacterende autoriteit kan de nodige aanvullende gegevens verstrekken betreffende de in haar lidstaat gevoerde strafrechtelijke procedure, bijvoorbeeld over de aldaar ondervonden moeilijkheden.

Artikel 9

Minimaal in het antwoord te verstrekken informatie

1.   De autoriteit die overeenkomstig artikel 6 is gecontacteerd, verstrekt in haar reactie de volgende informatie:

a)

het antwoord op de vraag of een strafrechtelijke procedure wordt of is gevoerd wegens feiten waarvan een aantal of alle overeenstemmen met die wegens welke de in het informatieverzoek van de contacterende autoriteit bedoelde strafprocedure wordt gevoerd, en of dezelfde persoon daarbij is betrokken;

indien het antwoord positief is,

b)

de contactgegevens van de bevoegde autoriteit, en

c)

de stand van deze procedure of, wanneer een einduitspraak is bereikt, de aard van die einduitspraak.

2.   De gecontacteerde autoriteit kan de nodige aanvullende gegevens verstrekken betreffende de strafprocedure welke in haar land wordt of is gevoerd, met name betreffende verwante feiten die daarvan het voorwerp uitmaken.

HOOFDSTUK 3

RECHTSTREEKS OVERLEG

Artikel 10

Verplicht rechtstreeks overleg

1.   Als is vastgesteld dat er parallelle procedures lopen, treden de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten rechtstreeks met elkaar in overleg, teneinde overeenstemming te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van de nadelige gevolgen van die parallelle procedures hetgeen, al naargelang het geval, kan leiden tot de concentratie van de strafvervolgingen in één lidstaat.

2.   De bevoegde autoriteiten stellen elkaar tijdens de volledige duur van het rechtstreekse overleg in kennis van alle belangrijke procedurele maatregelen die zij in de procedure hebben getroffen.

3.   Tijdens het rechtstreekse overleg beantwoorden de bij het overleg betrokken bevoegde autoriteiten, wanneer dat redelijkerwijs mogelijk is, verzoeken om informatie van de andere bij het overleg betrokken bevoegde autoriteiten. Indien een bevoegde autoriteit door een andere bevoegde autoriteit echter wordt verzocht specifieke informatie te verstrekken waardoor wezenlijke nationale veiligheidsbelangen kunnen worden geschaad of de veiligheid van personen in gevaar zou kunnen komen, hoeft zij deze informatie niet te geven.

Artikel 11

Procedure voor het bereiken van overeenstemming

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die rechtstreeks met elkaar overleggen over een zaak, teneinde overeenstemming als bedoeld in artikel 10 te bereiken, betrekken daarbij alle feiten en juridische aspecten van de zaak, alsmede alle factoren die zij relevant achten.

Artikel 12

Samenwerking met Eurojust

1.   Dit kaderbesluit vult het Eurojust-besluit aan, en laat het onverlet.

2.   Indien geen overeenstemming in de zin van artikel 10 kan worden bereikt, dient, in voorkomend geval, de zaak door een bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten te worden verwezen naar Eurojust, mits Eurojust overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het Eurojust-besluit bevoegd is.

Artikel 13

Kennisgeving van het resultaat van de strafprocedure

Indien tijdens het overeenkomstig artikel 10 gevoerde rechtstreekse overleg overeenstemming is bereikt over de overdracht van de strafvervolgingen naar één lidstaat, stelt de bevoegde autoriteit van deze lidstaat de respectieve bevoegde autoriteit(en) van de andere lidstaat in kennis van het resultaat van de strafvervolging.

HOOFDSTUK 4

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Talen

1.   Elke lidstaat deelt in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neer te leggen verklaring mee in welke officiële talen van de instellingen van de Unie contact kan worden opgenomen zoals bedoeld in hoofdstuk 2.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen voor hun rechtstreekse overleg overeenkomstig artikel 10 elke taal kiezen.

Artikel 15

Verhouding tot andere rechtsinstrumenten en andere regelingen

1.   Voor zover andere rechtsinstrumenten of regelingen een uitbreiding van de doelen van dit kaderbesluit toestaan of bijdragen tot het vereenvoudigen of het bevorderen van de procedure volgens welke nationale autoriteiten informatie uitwisselen over strafrechtelijke procedures, rechtstreeks in overleg treden en overeenstemming trachten te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle procedures, kunnen de lidstaten:

a)

bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit kaderbesluit van kracht zijn, blijven toepassen;

b)

ook na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit dergelijke overeenkomsten of regelingen sluiten.

2.   De in lid 1 bedoelde overeenkomsten en regelingen laten in ieder geval de betrekkingen met de lidstaten die daarbij geen partij zijn, onverlet.

Artikel 16

Tenuitvoerlegging

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 15 juni 2012 aan dit kaderbesluit te voldoen.

De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie uiterlijk op 15 juni 2012 de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in nationaal recht omzetten.

Artikel 17

Verslag

Uiterlijk op 15 december 2012 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten aan dit kaderbesluit hebben voldaan, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(2)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(3)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(4)  PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14.

(5)  PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

(6)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/48


BESLUIT 2009/949/JBZ VAN DE RAAD

van 30 november 2009

inzake de aanpassing van de basissalarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Besluit van de Raad van 3 december 1998 houdende vaststelling van het Statuut voor de personeelsleden van Europol (1) („het Statuut”), en met name op artikel 44,

Gezien het initiatief van de Tsjechische Republiek,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het onderzoek van de raad van bestuur van Europol naar de bezoldiging van de functionarissen van Europol,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De raad van bestuur heeft in het onderzoek naar de bezoldiging van de functionarissen van Europol rekening gehouden met de wijzigingen van de kosten van levensonderhoud in Nederland, alsmede met de wijzigingen in de salarissen van het overheidspersoneel in de lidstaten.

(2)

Uit de onderzoeksperiode, die liep van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008, blijkt dat een verhoging van 1,2 % van de bezoldiging gerechtvaardigd is voor de periode ingaande op 1 juli 2008 en eindigend op 30 juni 2009.

(3)

Op basis van dit onderzoek moet de Raad met eenparigheid van stemmen beslissen over een aanpassing van de basissalarissen en de vergoedingen van de Europolfunctionarissen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het statuut wordt als volgt gewijzigd:

Met ingang van 1 juli 2008:

a)

wordt de in artikel 45 opgenomen tabel van het maandelijkse basissalaris vervangen door navolgende tabel:

 

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

1

15 578,99

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

13 989,27

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

9 601,74

9 849,73

10 097,73

10 364,80

10 631,87

10 911,63

11 190,13

11 483,94

11 779,62

12 091,21

12 399,59

4

8 361,77

8 584,33

8 803,72

9 035,81

9 267,91

9 512,71

9 754,34

10 011,89

10 269,40

10 539,67

10 809,91

5

6 889,73

7 070,95

7 248,99

7 439,76

7 630,53

7 834,00

8 034,30

8 247,32

8 457,16

8 679,71

8 902,28

6

5 904,14

6 059,89

6 215,70

6 381,03

6 543,17

6 714,86

6 886,55

7 067,78

7 248,99

7 439,76

7 630,53

7

4 921,68

5 052,05

5 179,21

5 315,93

5 452,63

5 595,72

5 738,78

5 891,40

6 040,83

6 199,81

6 358,77

8

4 184,07

4 295,35

4 403,43

4 521,09

4 635,53

4 756,36

4 877,17

5 007,54

5 134,71

5 271,42

5 404,94

9

3 688,09

3 786,64

3 885,22

3 986,93

4 088,69

4 196,78

4 304,89

4 419,34

4 530,66

4 651,45

4 769,08

10

3 198,47

3 284,32

3 366,96

3 455,97

3 541,84

3 637,22

3 732,59

3 831,15

3 926,53

4 031,46

4 133,20

11

3 099,91

3 182,58

3 262,04

3 347,90

3 433,73

3 525,93

3 614,97

3 710,35

3 805,73

3 907,48

4 006,00

12

2 460,87

2 527,59

2 591,18

2 657,97

2 724,74

2 797,85

2 870,98

2 947,29

3 020,41

3 099,91

3 179,39

13

2 114,28

2 171,52

2 225,57

2 285,99

2 343,22

2 406,79

2 467,21

2 533,97

2 597,58

2 667,51

2 734,26

b)

wordt in artikel 59, lid 3, het bedrag „1 036,76 EUR” vervangen door „1 049,20 EUR”;

c)

wordt in artikel 59, lid 3, het bedrag „2 073,51 EUR” vervangen door „2 098,39 EUR”;

d)

wordt in artikel 60, lid 1, het bedrag „276,48 EUR” vervangen door „279,80 EUR”;

e)

wordt in artikel 2, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „289,03 EUR” vervangen door „292,50 EUR”;

f)

wordt in artikel 3, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „12 566,73 EUR” vervangen door „12 717,53 EUR”;

g)

wordt in artikel 3, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „2 827,52 EUR” vervangen door „2 861,45 EUR”;

h)

wordt in artikel 3, lid 2, van aanhangsel 5, het bedrag „16 965,09 EUR” vervangen door „17 168,67 EUR”;

i)

wordt in artikel 4, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „1 256,68 EUR” vervangen door „1 271,76 EUR”;

j)

wordt in artikel 4, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „942,53 EUR” vervangen door „953,84 EUR”;

k)

wordt in artikel 4, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „628,33 EUR” vervangen door „635,87 EUR”;

l)

wordt in artikel 4, lid 1, van aanhangsel 5, het bedrag „502,66 EUR” vervangen door „508,69 EUR”;

m)

wordt in artikel 5, lid 3, van aanhangsel 5, het bedrag „1 773,42 EUR” vervangen door „1 794,70 EUR”;

n)

wordt in artikel 5, lid 3, van aanhangsel 5, het bedrag „2 364,57 EUR” vervangen door „2 392,94 EUR”;

o)

wordt in artikel 5, lid 3, van aanhangsel 5, het bedrag „2 955,70 EUR” vervangen door „2 991,17 EUR”.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn aanneming.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  PB C 26 van 30.1.1999, blz. 23.

(2)  Advies van 22.10.2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


V Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag

BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/50


VERORDENING (EU) Nr. 1218/2009 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 december 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

50,4

MA

65,2

TN

90,9

TR

69,2

ZZ

68,9

0707 00 05

EG

155,5

MA

62,1

TR

85,2

ZZ

100,9

0709 90 70

MA

50,3

TR

128,4

ZZ

89,4

0805 10 20

MA

44,7

TR

67,4

ZA

62,7

ZZ

58,3

0805 20 10

MA

82,4

TR

85,9

ZZ

84,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

37,8

IL

62,9

TR

74,8

ZZ

58,5

0805 50 10

TR

75,8

ZZ

75,8

0808 10 80

CA

76,2

CN

83,6

MK

24,5

US

86,7

ZZ

67,8

0808 20 50

CN

90,3

TR

92,0

US

182,1

ZZ

121,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/52


VERORDENING (EU) Nr. 1219/2009 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing, in 2010, van de tariefcontingenten voor de invoer van „baby beef”-producten van oorsprong uit Kroatië, Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Kosovo en Montenegro

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, onder a), in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (2) is voorzien in een jaarlijks preferentieel tariefcontingent van 1 500 ton „baby beef”-producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, en van 9 175 ton „baby beef”-producten van oorsprong uit Montenegro en de douanegebieden van Servië en Kosovo (3).

(2)

In het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, die is goedgekeurd bij Besluit 2005/40/EG, Euratom van de Raad en de Commissie (4), de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, die is goedgekeurd bij Besluit 2004/239/EG, Euratom van de Raad en de Commissie (5) en de Interimovereenkomst met Montenegro, die is goedgekeurd bij Besluit 2007/855/EG van de Raad van 15 oktober 2007 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (6), en de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina, die is goedgekeurd bij Besluit 2008/474/EG van de Raad van 16 juni 2008 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds (7), zijn jaarlijkse preferentiële tariefcontingenten voor „baby beef” van respectievelijk 9 400 ton, 1 650 ton, 800 ton en 1 500 ton vastgesteld.

(3)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2248/2001 van de Raad van 19 november 2001 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kroatië (8) en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (9), is bepaald dat gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor de concessies inzake „baby beef” moeten worden vastgesteld.

(4)

Voor controledoeleinden is in Verordening (EG) nr. 2007/2000 bepaald dat voor invoer in het kader van de „baby beef”-contingenten voor Bosnië en Herzegovina en de douanegebieden van Servië en Kosovo een echtheidscertificaat moet worden overgelegd waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het land van afgifte en dat zij volkomen beantwoorden aan de definitie in bijlage II bij die verordening. Met het oog op harmonisatie moet ook voor invoer in het kader van de contingenten „baby beef” van oorsprong uit Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro worden bepaald dat een echtheidscertificaat moet worden overgelegd waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het land van afgifte en dat zij volkomen beantwoorden aan de definitie in bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, of bijlage II bij de Interimovereenkomst met Montenegro. Voorts dienen het model voor deze echtheidscertificaten en de bepalingen voor het gebruik daarvan te worden vastgesteld.

(5)

Voor het beheer van het desbetreffende contingent moet van invoercertificaten worden gebruikgemaakt. Daartoe zijn, behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening, de bepalingen van toepassing die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (10) en bij Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (11).

(6)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (12) bevat nadere bepalingen over invoercertificaataanvragen, de status van de aanvragers, de afgifte van invoercertificaten en de mededelingen van de lidstaten aan de Commissie. Bij die verordening is de geldigheid van de certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoertariefcontingentperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 is van toepassing op de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorschriften en afwijkingen.

(7)

Met het oog op een deugdelijk beheer van de invoer van de desbetreffende producten mogen de invoercertificaten pas worden afgegeven na verificatie, met name van de gegevens op de echtheidscertificaten.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010 worden de volgende tariefcontingenten geopend:

a)

9 400 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Kroatië;

b)

1 500 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina;

c)

1 650 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

d)

9 175 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit de douanegebieden van Servië en Kosovo;

e)

800 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Montenegro.

De volgnummers van de in de eerste alinea bedoelde contingenten zijn respectievelijk 09.4503, 09.4504, 09.4505, 09.4198 en 09.4199.

Voor de afboeking op deze contingenten wordt 100 kilogram levend gewicht gelijkgesteld met 50 kilogram geslacht gewicht.

2.   Bij invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten bedraagt het douanerecht 20 % van het advaloremrecht en 20 % van het specifieke recht, zoals is vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

3.   In het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten kunnen uitsluitend de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2007/2000, de in bijlage III bij de met Kroatië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, de in bijlage III bij de met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, en de in bijlage II bij de Interimovereenkomst met Montenegro en de in bijlage II bij de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina bedoelde levende dieren en aanbiedingsvormen van vlees van de volgende GN-codes worden ingevoerd:

ex 0102 90 51, ex 0102 90 59, ex 0102 90 71 en ex 0102 90 79,

ex 0201 10 00 en ex 0201 20 20,

ex 0201 20 30,

ex 0201 20 50.

Artikel 2

Behoudens andersluidende bepalingen in de voorliggende verordening zijn hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 van toepassing.

Artikel 3

1.   In vak 8 van de certificaataanvraag en het certificaat moet het land of het douanegebied van oorsprong worden vermeld en het woord „ja” worden aangekruist. Het certificaat verplicht tot invoer uit dat land of douanegebied.

In vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat moet een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen worden aangebracht.

2.   Het originele exemplaar van het overeenkomstig artikel 4 opgestelde echtheidscertificaat en een afschrift ervan moeten aan de bevoegde instantie worden overgelegd samen met de aanvraag voor het eerste invoercertificaat dat op basis van dit echtheidscertificaat wordt aangevraagd.

Binnen de grenzen van de in het echtheidscertificaat vermelde hoeveelheid kan dit certificaat voor de afgifte van verschillende invoercertificaten worden gebruikt. In dat geval zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat:

a)

het echtheidscertificaat telkens voor de toegewezen hoeveelheid wordt geviseerd;

b)

de invoercertificaten die betrekking hebben op dat echtheidscertificaat op dezelfde dag worden afgegeven.

3.   De bevoegde autoriteiten mogen de invoercertificaten pas afgeven nadat zij hebben geverifieerd dat alle gegevens op het echtheidscertificaat overeenstemmen met de van de Commissie in de desbetreffende wekelijkse mededelingen ontvangen informatie. Na deze verificatie wordt het invoercertificaat onverwijld afgegeven.

Artikel 4

1.   Elke invoercertificaataanvraag in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten moet vergezeld gaan van een door de in bijlage II vermelde autoriteiten van het land of douanegebied van uitvoer afgegeven echtheidscertificaat waarin wordt verklaard dat de producten van oorsprong zijn uit het desbetreffende land of douanegebied en dat zij beantwoorden aan de definitie in, al naar het geval, bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2007/2000, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, bijlage II bij de Interimovereenkomst met Montenegro, of bijlage II bij de Interimovereenkomst met Bosnië en Herzegovina.

2.   De echtheidscertificaten worden, overeenkomstig het in de bijlagen III tot en met VIII vastgestelde model voor het desbetreffende land of het desbetreffende douanegebied van uitvoer, opgesteld in de vorm van een origineel met twee afschriften, die worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. Zij mogen eveneens worden gedrukt en ingevuld in de officiële taal of in een van de officiële talen van het land of douanegebied van uitvoer.

Het staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de invoercertificaataanvraag wordt ingediend, vrij een vertaling van het certificaat te eisen.

3.   Het origineel en de afschriften van het echtheidscertificaat worden in machineschrift of met de hand worden ingevuld. In het laatste geval worden zij met zwarte inkt en in drukletters ingevuld.

Het certificaat meet 210 bij 297 millimeter. Het te gebruiken papier weegt minstens 40 g per m2. De kleur van het origineel is wit, die van het eerste afschrift roze en die van het tweede afschrift geel.

4.   Elk certificaat draagt een individueel volgnummer, gevolgd door de naam van het land of van het douanegebied van afgifte.

Op de afschriften komen hetzelfde volgnummer en dezelfde naam voor als op het origineel.

5.   De certificaten zijn alleen geldig als ze naar behoren zijn geviseerd door de in bijlage II vermelde instantie van afgifte.

6.   Het certificaat is naar behoren geviseerd als datum en plaats van afgifte zijn vermeld, het stempel van de instantie van afgifte is aangebracht en het is ondertekend door de daartoe gemachtigde persoon of personen.

Artikel 5

1.   Een instantie van afgifte mag alleen in de lijst van bijlage II worden opgenomen als:

a)

zij als zodanig is erkend door het desbetreffende land of douanegebied van uitvoer;

b)

zij zich ertoe verbindt de in de certificaten vermelde gegevens te verifiëren;

c)

zij zich ertoe verbindt de Commissie ten minste wekelijks alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de verificatie van de in de echtheidscertificaten vermelde gegevens, met name het certificaatnummer, de exporteur, de geadresseerde, het land van bestemming, het product (levende dieren/vlees), het nettogewicht en de datum van ondertekening.

2.   De lijst in bijlage II wordt door de Commissie herzien wanneer niet meer aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarde is voldaan of wanneer een instantie van afgifte een of meer van haar verplichtingen niet nakomt of wanneer een nieuwe instantie van afgifte wordt aangewezen.

Artikel 6

De geldigheidsduur van de echtheids- en de invoercertificaten bedraagt drie maanden, te rekenen vanaf de respectieve data van afgifte.

Artikel 7

Het desbetreffende land of douanegebied van uitvoer bezorgt de Commissie een specimen van de afdruk van de door hun instanties van afgifte gebruikte stempels, alsook naam en handtekening van de tot het ondertekenen van de echtheidscertificaten gemachtigde personen. De Commissie geeft deze informatie door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 8

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 28 februari 2011, de producthoeveelheden, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven gedurende de voorgaande invoertariefcontingentperiode;

b)

uiterlijk op 30 april 2011, de producthoeveelheden, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven.

2.   Uiterlijk op 30 april 2011 delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens de voorgaande invoertariefcontingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde mededelingen worden gedaan zoals is aangegeven in de bijlagen IX, X en XI bij deze verordening en daarbij wordt gebruikgemaakt van de in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008 opgenomen productcategorieën.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1.

(3)  Kosovo zoals omschreven in Resolutie 1244/1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

(4)  PB L 26 van 28.1.2005, blz. 1.

(5)  PB L 84 van 20.3.2004, blz. 1.

(6)  PB L 345 van 28.12.2007, blz. 1.

(7)  PB L 169 van 30.6.2008, blz. 10.

(8)  PB L 304 van 21.11.2001, blz. 1.

(9)  PB L 25 van 29.1.2002, blz. 16.

(10)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(11)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(12)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE I

In artikel 3, lid 1, bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

‘Baby beef’ (Регламент (ЕC) № 1219/2009)

:

in het Spaans

:

‘Baby beef’ [Reglamento (UE) no 1219/2009]

:

in het Tsjechisch

:

‘Baby beef’ (Nařízení (EU) č. 1219/2009)

:

in het Deens

:

‘Baby beef’ (Forordning (EU) nr. 1219/2009)

:

in het Duits

:

‘Baby beef’ (Verordnung (EU) Nr. 1219/2009)

:

in het Ests

:

‘Baby beef’ (Määrus (EL) nr 1219/2009)

:

in het Grieks

:

‘Baby beef’ [Κανονισμός (ΕE) αριθ. 1219/2009]

:

in het Engels

:

‘Baby beef’ (Regulation (EU) No 1219/2009)

:

in het Frans

:

‘Baby beef’ [Règlement (UE) no 1219/2009]

:

in het Italiaans

:

‘Baby beef’ [Regolamento (UE) n. 1219/2009]

:

in het Lets

:

‘Baby beef’ (Regula (ES) Nr. 1219/2009)

:

in het Litouws

:

‘Baby beef’ (Reglamentas (ES) Nr. 1219/2009)

:

in het Hongaars

:

‘Baby beef’ (1219/2009/EU rendelet)

:

in het Maltees

:

‘Baby beef’ (Regolament (UE) Nru 1219/2009)

:

in het Nederlands

:

‘Baby beef’ (Verordening (EU) nr. 1219/2009)

:

in het Pools

:

‘Baby beef’ (Rozporządzenie (UE) nr 1219/2009)

:

in het Portugees

:

‘Baby beef’ [Regulamento (UE) n.o 1219/2009]

:

in het Roemeens

:

‘Baby beef’ [Regulamentul (UE) nr. 1219/2009]

:

in het Slowaaks

:

‘Baby beef’ [Nariadenie (EÚ) č. 1219/2009]

:

In het Sloveens

:

‘Baby beef’ (Uredba (EU) št. 1219/2009)

:

in het Fins

:

‘Baby beef’ (Asetus (EU) N:o 1219/2009)

:

in het Zweeds

:

‘Baby beef’ (Förordning (EU) nr 1219/2009)


BIJLAGE II

Instanties van afgifte:

Republiek Kroatië: Croatian Agricultural Agency, Poljana Križevačka 185, 48260 Križevci, Croatia.

Bosnië en Herzegovina:

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: Univerzitet Sv. Kiril I Metodij, Institut za hrana, Fakultet za veterinarna medicina, „Lazar Pop-Trajkov 5-7”, 1000 Skopje

Montenegro: Veterinary Directorate, Bulevar Svetog Petra Cetinjskog br.9, 81000 Podgorica, Montenegro

Douanegebied van Servië (1): „YU Institute for Meat Hygiene and Technology, Kacanskog 13, Belgrade, Yugoslavia.”

Douanegebied van Kosovo:


(1)  Met uitzondering van Kosovo volgens Resolutie 1244/1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.


BIJLAGE III

Image


BIJLAGE IV

Image


BIJLAGE V

Image


BIJLAGE VI

Image


BIJLAGE VII

Image


BIJLAGE VIII

Image


BIJLAGE IX

Mededeling van (afgegeven) invoercertificaten — Verordening (EG) nr. 1219/2009

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1219/2009

Producthoeveelheden waarvoor een invoercertificaat is afgegeven

Van: … tot: …


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

Hoeveelheid

(productgewicht in kilogram of aantal stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën als is aangegeven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.


BIJLAGE X

Mededeling van invoercertificaten (ongebruikte hoeveelheden) — Verordening (EG) nr. 1219/2009

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1219/2009

Producthoeveelheden waarvoor het invoercertificaat niet is gebruikt

Van: … tot: …


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

Ongebruikte hoeveelheid

(productgewicht in kilogram of aantal stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën als is aangegeven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.


BIJLAGE XI

Mededeling van hoeveelheden in het vrije verkeer gebrachte producten — Verordening (EG) nr. 1219/2009

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1219/2009

In het vrije verkeer gebrachte producthoeveelheden:

Van: … tot: … (invoertariefcontingentperiode).


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

In het vrije verkeer gebrachte producthoeveelheden

(productgewicht in kilogram of aantal stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën als aangegeven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/66


VERORDENING (EU) Nr. 1220/2009 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot 117e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa‘ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 3 december 2009 besloten één natuurlijke persoon te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 1 september 2009, 23 september 2009 en 17 november 2009 besloten de identificatiegegevens van een aantal natuurlijke personen op de lijst te wijzigen.

(3)

Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João Vale DE ALMEIDA

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De vermelding: „Zia, Mohammad (ook bekend als Zia, Ahmad); c/o Ahmed Shah s/o Painda Mohammad al-Karim Set, Peshawar, Pakistan; c/o Alam General Store Shop 17, Awami Market, Peshawar, Pakistan; c/o Zahir Shah s/o Murad Khan Ander Sher, Peshawar, Pakistan” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt geschrapt.

(2)

De vermelding: „Faycal Boughanemi (ook bekend als Faical Boughanmi). Adres: viale Cambonino, 5/B, Cremona, Italië. Geboortedatum: 28.10.1966. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Overige informatie: (a) Italiaans fiscaal nummer: BGHFCL66R28Z352G, (b) veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf in Italië op 15.7.2006, momenteel gedetineerd in Italië” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Faycal Boughanemi (ook bekend als a) Faical Boughanmi, b) Faysal al-Bughanimi). Adres: viale Cambonino, 5/B, Cremona, Italië. Geboortedatum: 28.10.1966. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: BGHFCL66R28Z352G, b) momenteel (juni 2009) gedetineerd in Italië. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 29.7.2005.”

(3)

De vermelding: „Jamal Housni (ook bekend als a) Djamel de Marokkaan, b) Jamal Al Maghrebi, c) Hicham). Geboortedatum: 22.2.1983. Geboorteplaats: Marokko. Adres: a) Via Uccelli di Nemi 33, Milaan, Italië, b) Via F. De Lemene 50, Milaan, Italië. Overige informatie: in voorlopige hechtenis bij arrest nr. 5236/02 R.G.N.R van 25 november 2003 — 1511/02 R.G.GIP van de rechtbank van Milaan. Veroordeeld.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Jamal Housni (ook bekend als a) Djamel il marocchino, b) Jamal Al Maghrebi, c) Hicham). Geboortedatum: 22.2.1983. Geboorteplaats: Marokko. Adres: a) Via Uccelli di Nemi 33, Milaan, Italië, b) Via F. De Lemene 50, Milaan, Italië. Overige informatie: in hechtenis (juni 2009). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 2.8.2006.”

(4)

De vermelding: „Fethi Ben Al-Rabei Ben Absha Mnasri (ook bekend als a) Fethi Alic, b) Amor, c) Omar Abu). Adres: a) Via Toscana 46, Bologna, Italië, b) Via di Saliceto 51/9, Bologna, Italië. Geboortedatum: 6.3.1969. Geboorteplaats: Baja, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoortnummer: L497470 (Tunesisch paspoort afgegeven op 3.6.1997, vervallen op 2.6.2002). Overige informatie: in januari 2003 in Italië veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Fethi Ben Al-Rabei Ben Absha Mnasri (ook bekend als a) Fethi Alic, b) Amor, c) Omar Abu). Adres: Birmingham, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: 6.3.1969. Geboorteplaats: Baja, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoortnummer: L497470 (Tunesisch paspoort afgegeven op 3.6.1997, vervallen op 2.6.2002). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.6.2003.”

(5)

De vermelding: „Fahid Mohammed Ally Msalam (ook bekend als a) Ally, Fahid Mohammed; b) Msalam, Fahad Ally; c) Msalam, Fahid Mohammed Ali; d)Msalam, Mohammed Ally; e) Musalaam, Fahid Mohammed Ali; f) Salem, Fahid Muhamad Ali; g) Fahid Mohammed Aly; h) Ahmed Fahad; i) Ali Fahid Mohammed; j) Fahad Mohammad Ally; k) Fahad Mohammed Ally; l) Fahid Mohamed Ally; m) Msalam Fahad Mohammed Ally; n) Msalam Fahid Mohammad Ally; o) Msalam Fahid Mohammed Ali; p) Msalm Fahid Mohammed Ally; q) Al-Kini, Usama; r) Mohammed Ally Mohammed; s) Ally Fahid M). Adres: Mombasa, Kenia. Geboortedatum: 19.2.1976. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoortnummer: A260592 (Keniaans paspoort); b) A056086 (Keniaans paspoort); c) A435712 (Keniaans paspoort); d) A324812 (Keniaans paspoort); e) 356095 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 12771069 (Keniaanse identiteitskaart). Overige informatie: naar verluidt in januari 2009 overleden in Pakistan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.10.2001” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Fahid Mohammed Ally Msalam (ook bekend als a) Fahid Mohammed Ally; b) Fahad Ally Msalam; c) Fahid Mohammed Ali Msalam; d) Mohammed Ally Msalam; e) Fahid Mohammed Ali Musalaam; f) Fahid Muhamad Ali Salem; g) Fahid Mohammed Aly; h) Ahmed Fahad; i) Ali Fahid Mohammed; j) Fahad Mohammad Ally; k) Fahad Mohammed Ally; l) Fahid Mohamed Ally; m) Msalam Fahad Mohammed Ally; n) Msalam Fahid Mohammad Ally; o) Msalam Fahid Mohammed Ali; p) Msalm Fahid Mohammed Ally; q) Usama Al-Kini; r) Mohammed Ally Mohammed; s) Ally Fahid M). Adres: Mombasa, Kenia. Geboortedatum: 19.2.1976. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoortnummer: A260592 (Keniaans paspoort); b) A056086 (Keniaans paspoort); c) A435712 (Keniaans paspoort); d) A324812 (Keniaans paspoort); e) 356095 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 12771069 (Keniaanse identiteitskaart). Overige informatie: op 1 januari 2009 overleden in Pakistan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.10.2001.”

(6)

De vermelding: „Nessim Ben Romdhane Sahraoui (ook bekend als Dass). Geboortedatum: 3.8.1973. Geboorteplaats: Bizerta, Tunesië. Overige informatie: in voorlopige hechtenis bij arrest nr. 36601/2001 R.G.N.R van 17 mei 2005 — 7464/2001 R.G.GIP van de rechtbank van Milaan. Uitzetting uit Italië in 2002. Voortvluchtig.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Nessim Ben Romdhane Sahraoui (ook bekend als a) Dass, b) Nasim al-Sahrawi). Geboortedatum: 3.8.1973. Geboorteplaats: Bizerta, Tunesië. Overige informatie: Uitzetting uit Italië in 2002. In hechtenis in Tunesië sinds juni 2009. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 2.8.2006.”

(7)

De vermelding: „Sheikh Ahmed Salim Swedan (ook bekend als a) Ahmed Ally, b), Sheikh Ahmad Salem Suweidan, c) Sheikh Swedan, d) Sheikh Ahmed Salem Swedan, e) Ally Ahmad, f) Muhamed Sultan, g) Sheik Ahmed Salim Sweden, h) Sleyum Salum, i) Sheikh Ahmed Salam, j) Ahmed The Tall, k) Bahamad, l) Sheik Bahamad, m) Sheikh Bahamadi, n) Sheikh Bahamad). Titel: Sjeik. Geboortedatum: a) 9.4.1969; b) 9.4.1960; c) 4.9.1969. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoortnummer: A163012 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 8534714 (Keniaanse identiteitskaart afgegeven op 14.11.1996). Overige informatie: naar verluidt in januari 2009 overleden in Pakistan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.10.2001” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Sheikh Ahmed Salim Swedan (ook bekend als a) Ahmed Ally, b), Sheikh Ahmad Salem Suweidan, c) Sheikh Swedan, d) Sheikh Ahmed Salem Swedan, e) Ally Ahmad, f) Muhamed Sultan, g) Sheik Ahmed Salim Sweden, h) Sleyum Salum, i) Sheikh Ahmed Salam, j) Ahmed The Tall, k) Bahamad, l) Sheik Bahamad, m) Sheikh Bahamadi, n) Sheikh Bahamad). Titel: Sjeik. Geboortedatum: a) 9.4.1969; b) 9.4.1960; c) 4.9.1969. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoortnummer: A163012 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 8534714 (Keniaanse identiteitskaart afgegeven op 14.11.1996). Overige informatie: op 1 januari 2009 overleden. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.10.2001.”


BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE NIET VERPLICHT IS

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/69


BESLUIT VAN DE EUROPESE RAAD,

genomen met instemming van de voorzitter van de Commissie,

van 4 december 2009

houdende benoeming van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid

(2009/950/EU)

DE EUROPESE RAAD,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 18, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 december 2009 is Catherine ASHTON benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de periode die loopt van 1 december 2009 tot het einde van de ambtstermijn van de Commissie die op dat moment in functie is.

(2)

Overeenkomstig artikel 17, lid 7, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.

(3)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid moet worden benoemd voor de periode die loopt van het einde van de ambtstermijn van de huidige Commissie tot en met 31 oktober 2014,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Catherine ASHTON wordt benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de periode die loopt van het einde van de ambtstermijn van de huidige Commissie tot en met 31 oktober 2014.

Artikel 2

Dit besluit wordt door de voorzitter van de Europese Raad ter kennis van Catherine ASHTON gebracht.

Het wordt van toepassing op de dag van de kennisgeving.

Artikel.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 december 2009.

Voor de Europese Raad

De voorzitter

H. VAN ROMPUY


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/70


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2006/766/EG tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9870)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/951/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 854/2004 bepaalt dat producten van dierlijke oorsprong alleen mogen worden ingevoerd uit een derde land of een deel van een derde land dat op een overeenkomstig die verordening opgestelde lijst staat. Zij stelt ook bijzondere voorwaarden vast voor de invoer van tweekleppige weekdieren, manteldieren, stekelhuidigen en mariene buikpotigen en van visserijproducten uit derde landen.

(2)

Verordening (EG) nr. 854/2004 bepaalt dat bij de opstelling en bijwerking van deze lijsten rekening moet worden gehouden met de controles van de Unie in derde landen en de door de bevoegde autoriteiten van derde landen geboden garanties wat betreft de naleving van of de gelijkwaardigheid van hun wetgeving met de EU-wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2).

(3)

Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (3) bevat de lijsten van de derde landen die aan de in artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 854/2004 bedoelde criteria voldoen en bijgevolg kunnen waarborgen dat die naar de Europese Unie uitgevoerde producten aan de hygiënische voorwaarden voldoen die in de EU-wetgeving zijn vastgesteld om de gezondheid van de consumenten te beschermen. Bijlage I bij die beschikking bevat bijgevolg een lijst van derde landen waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen — in welke vorm ook — voor menselijke consumptie mogen worden ingevoerd, terwijl in bijlage II een lijst is opgenomen van derde landen en gebieden waaruit visserijproducten — in welke vorm ook — voor menselijke consumptie mogen worden ingevoerd.

(4)

Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) stelt overgangsmaatregelen vast voor een periode die eindigt op 31 december 2009. Die maatregelen omvatten een afwijking van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004, ingevolge welke de lidstaten de invoer van tweekleppige weekdieren en visserijproducten uit de in de lijst van bijlage I respectievelijk bijlage II bij die verordening opgenomen landen mogen toestaan, mits de bevoegde autoriteit van het derde land of grondgebied de betrokken lidstaat onder meer de garantie heeft geboden dat het desbetreffende product is verkregen onder voorwaarden die ten minste gelijkwaardig zijn met die welke gelden voor de productie en het in de handel brengen van EU-producten.

(5)

Canada is momenteel opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2076/2005. Uit de EU-controles in Canada met het oog op de evaluatie van het bestaande controlesysteem voor de productie van voor uitvoer naar de Europese Unie bestemde tweekleppige weekdieren (de laatste controle vond plaats in 2009) en uit de aanbevelingen van het gemengd comité van beheer, opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten (5) van 17 december 1998, betreffende de wederzijdse gelijkwaardigheid van de Canadese en EU-normen voor levende tweekleppige weekdieren blijkt dat de in Canada geldende voorwaarden voor tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen, bestemd voor de Europese Unie, gelijkwaardig zijn met die welke in de desbetreffende EU-wetgeving zijn vastgesteld.

(6)

Groenland is momenteel opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2076/2005. Uit de EU-controles in Groenland met het oog op de evaluatie van het bestaande controlesysteem voor de productie van voor uitvoer naar de Europese Unie bestemde tweekleppige weekdieren (de laatste controle vond plaats in 2009) en de door de bevoegde autoriteit van Groenland geboden garanties blijkt dat de in dat derde land geldende voorwaarden voor tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen, bestemd voor de Europese Unie, gelijkwaardig zijn met die welke in de desbetreffende EU-wetgeving zijn vastgesteld. Bijgevolg moet Groenland worden opgenomen in de lijst in bijlage I bij Beschikking 2006/766/EG.

(7)

Uit de EU-controles in de Verenigde Staten met het oog op de evaluatie van het bestaande controlesysteem voor de productie van voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde tweekleppige weekdieren (de laatste controle vond plaats in 2009) bleek dat er verschillen waren tussen de Amerikaanse en de EU-normen voor levende tweekleppige weekdieren maar dat er geen ernstige risico’s voor de menselijke gezondheid bestonden, met uitzondering van het productiegebied van de Golf van Mexico. De Verenigde Staten en de Europese Unie zijn overeengekomen om de wederzijdse gelijkwaardigheid tussen de normen van de Verenigde Staten en die van de Unie voor levende tweekleppige weekdieren te onderzoeken. Daarom moet de invoer in de Europese Unie van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen uit de Verenigde Staten, met uitzondering van in de Golf van Mexico geoogste tweekleppige weekdieren, tijdelijk worden toegestaan. Deze tijdelijke vergunning moet zes maanden na de inwerkingtreding daarvan opnieuw worden bekeken rekening houdend met de resultaten van het onderzoek van de gelijkwaardigheid tussen de normen van de Verenigde Staten en die van de Unie voor levende tweekleppige weekdieren.

(8)

Angola, Azerbeidzjan, Benin, Congo, Eritrea, Israël, Myanmar, de Salomonseilanden, Sint-Helena en Togo zijn momenteel opgenomen in de lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2076/2005. Uit de EU-controles met het oog op de evaluatie van het bestaande controlesysteem voor de productie van voor uitvoer naar de Europese Unie bestemde visserijproducten, waarvan de laatste plaatsvond in Angola in 2007, in Azerbeidzjan in 2007, in Benin in 2009, in Congo in 2009, in Eritrea in 2008, in Israël in 2009, in Myanmar in 2009, op de Salomonseilanden in 2007, op Sint-Helena in 2003 en in Togo in 2009, en de garanties die zijn geboden door de bevoegde autoriteiten van Angola, Azerbeidzjan (alleen voor kaviaar), Benin, Congo (alleen voor visserijproducten, gevangen, (eventueel) gestript, ingevroren en in hun eindverpakking verpakt op zee), Eritrea, Israël, Myanmar (alleen voor in het wild gevangen ingevroren visserijproducten), de Salomonseilanden, Sint-Helena en Togo (alleen voor levende kreeften) blijkt dat de in die derde landen geldende voorwaarden voor visserijproducten, bestemd voor de Europese Unie, gelijkwaardig zijn met die welke in de desbetreffende EU-wetgeving zijn vastgesteld. Bijgevolg moeten die derde landen worden opgenomen in de lijst in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG.

(9)

Om rekening te houden met de verschillen in de door die derde landen geboden garanties moet bovendien worden voorzien in bepaalde beperkingen in de lijsten in bijlage I en II bij Beschikking 2006/766/EG.

(10)

Sint-Helena, Tristan da Cunha en Ascension vormen één enkel overzees gebied. Omdat deze eilanden ver van elkaar liggen en in de praktijk afzonderlijk worden bestuurd, hebben zij echter gekozen voor de oprichting van afzonderlijke bevoegde autoriteiten die voor de veiligheid van de visserijproducten verantwoordelijk zijn. Daarom geldt de opname van Sint-Helena als derde land waaruit de invoer van visserijproducten wordt toegestaan, niet voor de eilanden Tristan da Cunha en Ascension.

(11)

Voor de duidelijkheid van de EU-wetgeving moeten de titels van de bijlagen I en II bij Beschikking 2006/766/EG worden gewijzigd. De titel van bijlage I moet duidelijk maken dat de invoer van voor menselijke consumptie bestemde levende, ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen alleen is toegestaan uit de in deze bijlage opgenomen derde landen. De titel van bijlage II moet duidelijk maken dat deze bijlage betrekking heeft op de invoer van visserijproducten, als omschreven in punt 3.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6), met uitzondering van die welke vallen onder bijlage I bij dit besluit. Dit onderscheid is nodig omdat de EU-voorschriften voor deze twee groepen producten verschillen.

(12)

Beschikking 2006/766/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2006/766/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van bijlage I wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

Lijst van derde landen waaruit levende, ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen voor menselijke consumptie mogen worden ingevoerd  (7)

b)

de volgende vermelding voor Canada wordt ingevoegd na de vermelding voor Australië:

„CA

CANADA”

 

c)

de volgende vermelding voor Groenland wordt ingevoegd na de vermelding voor Chili:

„GL

GROENLAND”

 

d)

de volgende vermelding voor de Verenigde Staten wordt ingevoegd na de vermelding voor Turkije:

„US

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

Slechts tot en met 1 juli 2010

en

met uitzondering van de invoer van tweekleppige weekdieren, geoogst in de staten Florida, Texas, Mississippi, Alabama en Louisiana.”

2.

Bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53.

(4)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.

(5)  PB L 71 van 18.3.1999, blz. 3.

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Bijlage I: „3.1. Visserijproducten: alle vrije of gekweekte zee- of zoetwaterdieren (met uitzondering van levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen, en alle zoogdieren, reptielen en kikkers), alle eetbare vormen, delen en producten van deze dieren daaronder begrepen.”.

(7)  Waaronder die welke vallen onder de definitie van visserijproducten in punt 3.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).”;


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Lijst van derde landen en gebieden waaruit de invoer van andere visserijproducten voor menselijke consumptie dan die vermeld in bijlage I bij dit besluit is toegestaan

(Landen en gebieden, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 854/2004)

ISO-code

Landen

Beperkingen

AE

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

 

AG

ANTIGUA EN BARBUDA

Alleen levende kreeften

AL

ALBANIË

 

AM

ARMENIË

Alleen levende wilde rivierkreeften, warmtebehandelde niet-gekweekte rivierkreeften en ingevroren niet-gekweekte rivierkreeften

AN

NEDERLANDSE ANTILLEN

 

AO

ANGOLA

 

AR

ARGENTINIË

 

AU

AUSTRALIË

 

AZ

AZERBEIDJZAN

Alleen kaviaar

BA

BOSNIË en HERZEGOVINA

 

BD

BANGLADESH

 

BJ

BENIN

 

BR

BRAZILIË

 

BS

BAHAMA’S

 

BY

BELARUS

 

BZ

BELIZE

 

CA

CANADA

 

CG

CONGO

Alleen visserijproducten gevangen, (eventueel) gestript, ingevroren en in hun eindverpakking verpakt op zee

CH

ZWITSERLAND

 

CI

IVOORKUST

 

CL

CHILI

 

CN

CHINA

 

CO

COLOMBIA

 

CR

COSTA RICA

 

CU

CUBA

 

CV

KAAPVERDIË

 

DZ

ALGERIJE

 

EC

ECUADOR

 

EG

EGYPTE

 

ER

ERITREA

 

FK

FALKLANDEILANDEN

 

GA

GABON

 

GD

GRENADA

 

GH

GHANA

 

GL

GROENLAND

 

GM

GAMBIA

 

GN

GUINEA

Alleen vis die geen andere bereiding of verwerking heeft ondergaan dan ontkoppen, strippen, koelen of invriezen. De bij Beschikking 94/360/EG van de Commissie vastgestelde verlaagde frequentie van materiële controles is niet van toepassing (PB L 158 van 25.6.1994, blz. 41).

GT

GUATEMALA

 

GY

GUYANA

 

HK

HONGKONG

 

HN

HONDURAS

 

HR

KROATIË

 

ID

INDONESIË

 

IL

ISRAËL

 

IN

INDIA

 

IR

IRAN

 

JM

JAMAICA

 

JP

JAPAN

 

KE

KENIA

 

KR

ZUID-KOREA

 

KZ

KAZACHSTAN

 

LK

SRI LANKA

 

MA

MAROKKO

 

ME

MONTENEGRO

 

MG

MADAGASCAR

 

MM

MYANMAR

Alleen in het wild gevangen ingevroren visserijproducten (zoetwater- of zeewatervis, garnalen)

MR

MAURITANIË

 

MU

MAURITIUS

 

MV

MALEDIVEN

 

MX

MEXICO

 

MY

MALEISIË

 

MZ

MOZAMBIQUE

 

NA

NAMIBIË

 

NC

NIEUW-CALEDONIË

 

NG

NIGERIA

 

NI

NICARAGUA

 

NZ

NIEUW-ZEELAND

 

OM

OMAN

 

PA

PANAMA

 

PE

PERU

 

PF

FRANS-POLYNESIË

 

PG

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

 

PH

FILIPIJNEN

 

PM

SAINT-PIERRE EN MIQUELON

 

PK

PAKISTAN

 

RS

SERVIË

Uitgezonderd Kosovo als omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Alleen gehele verse vissen uit vangsten in wild zeewater

RU

RUSLAND

 

SA

SAUDI-ARABIË

 

SB

SALOMONSEILANDEN

 

SC

SEYCHELLEN

 

SG

SINGAPORE

 

SH

SINT-HELENA

De eilanden Tristan da Cunha en Ascension niet inbegrepen

 

SN

SENEGAL

 

SR

SURINAME

 

SV

EL SALVADOR

 

TG

TOGO

Alleen levende kreeften

TH

THAILAND

 

TN

TUNESIË

 

TR

TURKIJE

 

TW

TAIWAN

 

TZ

TANZANIA

 

UA

OEKRAÏNE

 

UG

UGANDA

 

Verenigde Staten

VERENIGDE STATEN

 

UY

URUGUAY

 

VE

VENEZUELA

 

VN

VIETNAM

 

YE

JEMEN

 

YT

MAYOTTE

 

ZA

ZUID-AFRIKA

 

ZW

ZIMBABWE”

 


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/76


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9909)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/952/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2008/855/EG van de Commissie (3) stelt bepaalde bestrijdingsmaatregelen vast in verband met klassieke varkenspest in de lidstaten of regio’s daarvan als genoemd in de bijlage bij die beschikking.

(2)

In artikel 7 van Beschikking 2008/855/EG wordt bepaald dat er geen zendingen vers varkensvlees uit bedrijven, gelegen in de in deel III van de bijlage bij die beschikking genoemde gebieden, en vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit die gebieden naar andere lidstaten worden verzonden.

(3)

Beschikking 2008/855/EG is van toepassing tot en met 31 december 2009. Gezien de ziektesituatie in bepaalde gebieden in Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije en Slowakije moet de geldigheidsduur van die beschikking worden verlengd tot en met 31 december 2011.

(4)

Beschikking 2006/779/EG van de Commissie van 14 november 2006 tot vaststelling van overgangsmaatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Roemenië (4) werd gegeven teneinde de verspreiding van de klassieke varkenspest van Roemenië naar andere lidstaten te voorkomen. Die beschikking is van toepassing tot en met 31 december 2009.

(5)

Roemenië heeft de Commissie informatie verstrekt waarin wordt aangegeven dat de situatie met betrekking tot de klassieke varkenspest in die lidstaat aanzienlijk verbeterd is. Gezien de beschikbare gegevens dienen echter aanvullende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest voor Roemenië van toepassing te blijven. Roemenië dient daarom te worden opgenomen in deel III van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG. Het opnemen van Roemenië in deel III van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG zou moeten worden heroverwogen in het licht van de uitkomsten van een inspectie van de Unie die in het eerste halfjaar van 2010 in Roemenië zal plaatsvinden.

(6)

Om de veiligheid van vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten die de in deel III van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG genoemde gebieden binnenkomen vanuit niet in dat deel III genoemde gebieden te waarborgen, dienen de inrichtingen die dergelijke producten vervaardigen, opslaan en verwerken, door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd onder kennisgeving aan de Commissie. Bovendien dient de vervaardiging, opslag en verwerking van dergelijk vlees en dergelijke vleesproducten en -bereidingen afzonderlijk van andere producten van of met vlees afkomstig van bedrijven in de in deel III van de bijlage bij die beschikking genoemde gebieden, plaats te vinden.

(7)

Om de herkomst van vers varkensvlees en van vleesbereidingen en vleesproducten van of met vers vlees, die de in deel III van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG genoemde gebieden binnenkomen vanuit niet in dat deel III genoemde gebieden, te kunnen achterhalen, dienen het vlees en de vleesproducten en -bereidingen naar behoren te worden gemerkt. Daarom dient vers varkensvlees te worden gemerkt met een gezondheidsmerk, zoals voorgeschreven in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (5). De vleesbereidingen en vleesproducten met dergelijk varkensvlees dienen te worden gemerkt met een identificatiemerk, zoals voorgeschreven in sectie I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (6).

(8)

Beschikking 2008/855/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2008/855/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Verzending van vers varkensvlees en van vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit andere dan de in deel III van de bijlage opgenomen gebieden naar andere lidstaten

1.   De betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn genoemd, mogen goedkeuring verlenen aan het vervoer naar andere lidstaten van vers varkensvlees van varkens die afkomstig zijn van buiten de in deel III van de bijlage genoemde gebieden gelegen bedrijven, alsmede van vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees, indien het vlees, de vleesbereidingen en de vleesproducten worden verkregen, opgeslagen en verwerkt in inrichtingen:

a)

die voor dat doel zijn erkend door de bevoegde autoriteit en waarvan de Commissie in kennis is gebracht;

b)

waar de productie, opslag en verwerking afzonderlijk plaatsvindt van andere producten van of met vlees afkomstig van bedrijven gelegen in de in deel III van de bijlage genoemde gebieden.

2.   Het in lid 1 bedoelde verse varkensvlees wordt gemerkt zoals voorgeschreven in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

De in lid 1 bedoelde vleesbereidingen en vleesproducten worden gemerkt zoals voorgeschreven in sectie I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004.”.

2.

In artikel 15 wordt de datum „31 december 2009” vervangen door „31 december 2011”.

3.

In deel III van de bijlage wordt de volgende vermelding ingevoegd:

Roemenië

het hele grondgebied van Roemenië.”.

Artikel 2

Punt 3 van artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 19.

(4)  PB L 314 van 15.11.2006, blz. 48.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.


15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/78


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2009

tot wijziging van Beschikking 2007/716/EG wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9906)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/953/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/716/EG van de Commissie (2) zijn overgangsmaatregelen vastgesteld voor structurele voorschriften voor bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije die zijn opgenomen in de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 (3) en (EG) nr. 853/2004 (4) van het Europees Parlement en de Raad. Zolang die inrichtingen zich in de overgangsfase bevinden, mogen producten die daarvan afkomstig zijn, alleen op de binnenlandse markt worden verkocht of worden gebruikt voor verdere verwerking in Bulgaarse inrichtingen in de overgangsfase.

(2)

Uit een officiële verklaring van de bevoegde Bulgaarse autoriteit blijkt dat bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector hun activiteiten hebben gestaakt of hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan de wetgeving van de Unie voldoen. Die inrichtingen moeten daarom worden geschrapt uit de lijst van inrichtingen in de overgangsfase.

(3)

De bijlage bij Beschikking 2007/716/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/716/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 289 van 7.11.2007, blz. 14.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 2007/716/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen betreffende vleesverwerkende inrichtingen worden geschrapt:

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

Stad/straat of dorp/regio

„2.

BG 0101003

ET „Saray-73-Georgi Belezhkov”

gr.Razlog

Promishlena zona „Zapad”

9.

BG 0201019

ET „Viatex-V.Slavov”

gr. Sungurlare

ul. „Tundzha” 7

14.

BG 0301014

ET „Valeria-94”

s. Kamenar

obl. Varna

22.

BG 0601001

„Ivagus” EOOD

gr. Vratsa

Krivodolsko shose

29.

BG 0801011

„Miit” OOD

s. Dropla

obl. Dobrich

36.

BG 1001003

„Evromiyt end milk” EOOD

gr. Kocherinovo

obsht. Kocherinovo

55.

BG 1701001

„Kolevi” OOD

s. Kichenitsa

obl. Razgrad

59.

BG 1801012

Svinekompleks „Golyamo Vranovo-Invest” AD

s. Golyamo Vranovo

obl. Ruse

64.

BG 2001001

„Eko Asorti-05” EOOD

s. Mechkarevo

obl. Sliven

72.

BG 2301008

„Aldagot” OOD

gr. Kostinbrod

ul. „Lomsko shose” 95

73.

BG 2301009

ET „Murgash 91-Tatyana Georgieva”

gr. Svoge

ul. Zhelensko shose

74.

BG 2301010

ET „Despina-9”

gr. Kostinbrod

ul. „Aleksandar Stamboliiski” 62A

89.

BG 2801020

„Ivkota” EOOD

gr. Yambol,

ul. „Bitolya” 60

91.

BG 0202006

„Ekvator” EOOD

gr. Burgas ul. „Chataldzha” 52

99.

BG 0402008

„Megalodon” OOD

gr. Kilifarevo

120.

BG 2002001

ET „Slavi Danev”

gr. Nova Zagora

zh.k. „Zagore” 1

121.

BG 2002003

TD „Momchevi i sie”

gr. Sliven

kv. Industrialen

123.

BG 2202007

EOOD „Euro Balkan Fuud”

gr. Sofia

kv. Levski, ul. „546” bl.10 A

128.

BG 2202029

„Givis” OOD

gr. Sofia

ul. „V. Hanchev” 11

137.

BG 0305013

ET „Aleko-Al. Aleksandrov”

gr. Varna

ul. „T.Peyachevich” 3

138.

BG 0305030

ET „Dari”

gr. Varna

kv. „Asparuhovo”

ul. „Kishinev” 21

152.

BG 0605021

„Orbita” OOD

gr. Vratsa

m. Turkanitsa

155.

BG 0805012

ET „Diana Hristova”

gr. Balchik

ul. „Asen Petrov” 21

160.

BG 1005009

„Reksim 99” EOOD

gr. Sapareva banya

kv. Gyurgevo

163.

BG 1305014

ET „Medi-Emil Dimitrov”

s. Glavinitsa

obl. Pazardzhik

164.

BG 1305018

„Marineli” OOD

gr. Velingrad

kv. „Industrialen”

189.

BG 2205069

„Slavchev 2000” EOOD

gr. Sofia

ul. „Sofroniy Vrachanski” 12

201.

BG 2705007

OOD „Kapsikum-I”

gr. Shumen

bul. „Madara” 26

202.

BG 2705008

ET „Georgi Krastev”

gr. Shumen

ul. „Industrialna baza”

208.

BG 0104004

„Mes-Ko” EOOD

gr. Petrich,

ul. „Mesta” 15

214.

BG 0204015

„PART” OOD

gr. Burgas,

ul. „Angel Kanchev” 29

217.

BG 0204021

„Ekvator” EOOD

gr. Burgas

ul. „Chataldzha” 52

225.

BG 0304037

„Zhar” OOD

S. Slanchevo

obl. Varna

235.

BG 0504001

„ADANIS” EOOD

gr. Vidin

ul „Targovska” 2

251.

BG 1004001

„K + M” OOD

gr. Kyustendil

ul. „Petar Beron” 26

252.

BG 1104001

„Slavi mes” OOD

gr. Lovech

kv. „Goznitsa”

255.

BG 1104006

ET „Minko Cholakov-H. Cholakov”

s. Dobrodan

obsht. Troyan

259.

BG 1204006

ZPTK „Rik-98”

s. Vinishte

obl. Montana

265.

BG 1304002

ET „Yavor Luks”

gr. Pazardzhik

ul. „Sintievsko shose” 2

266.

BG 1304013

„Rodopa Pazardzhik” AD

gr. Pazardzhik

ul „D. Debelyanov” 46

271.

BG 1404006

„Benet” OOD

gr. Breznik

281.

BG 1604012

„Tri star treyding” OOD

s. Voyvodinovo

obl. Plovdiv

301.

BG 1804006

„TIS-98” OOD

gr. Ruse,

ul. „Malyovitsa” 33

304.

BG 1804019

SD „Georgi Hristov Vichev-Vicheva i Sie”

s. Shtraklev

obl. Ruse

312.

BG 2004016

„Momchevi i sie” OOD

gr. Sliven

kv. Industrialen

313.

BG 2004017

„Ekoprom” OOD

gr. Sliven

kv. „Industrialen” 10B

314.

BG 2004019

„Kooperatsia Megakol”

gr. Nova Zagora

kv. „Industrialen”

330.

BG 2204080

„Bitolya” OOD

gr. Sofia

ul. „Kazbeg” 14a

337.

BG 2204108

ET „Alto-Emil Petrov”

gr. Sofia

kv. Benkovski

338.

BG 2204109

„SS-ADLER” EOOD

gr. Sofia

obsht. Krasna polyana

341.

BG 2304002

„Nikas” AD

gr. Botevgra

ul. „Tsar Ivan Shishman” 39

346.

ВG 2404016

„Iveko” OOD

s. Kolarovo

obsht. Radnevo

350.

ВG 2404029

„KEN” AD

gr. St. Zagora

kv. „Industrialen”

361.

BG 2604012

SD „Bairche-Stoychevi i sie”

s. Brod

obsht. Dimitrovgrad

366.

BG 2604020

„Toska” OOD

gr. Haskovo

mestnost „Balakli”

373.

BG 2804003

„Doni-M” OOD

s. Bezmer,

obl. Yambolska”

2)

De volgende vermeldingen betreffende melkverwerkende inrichtingen worden geschrapt:

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

Stad/straat of dorp/regio

„40.

BG 2412033

„Gospodinovi” OOD

s. Yulievo

obsht. Maglizh

41.

BG 2412037

„Stelimeks” EOOD

s. Asen

72.

0312025

„Dzhenema” EOOD

s. Gen.Kiselovo

81.

0712003

„Elvi” OOD

s. Velkovtsi

obsht. Gabrovo

88.

0912015

„Anmar” OOD

s. Padina

obsht. Ardino

89.

0912016

OOD „Persenski”

s. Zhaltusha

obsht. Ardino

91.

1012014

ET „Georgi Gushterov DR”

s. Yahinovo

92.

1012018

„Evro miyt end milk” EOOD

gr. Kocherinovo

obsht. Kocherinovo

93.

1112004

„Matev-Mlekoproduct” OOD

s. Goran

94.

1112012

„Stilos” OOD

s. Lesidren

95.

1112017

ET „Rima-Rumen Borisov”

s. Vrabevo

102.

1312023

„Inter-D” OOD

s. Kozarsko

103.

1312024

ET „Mezmedin Halil-46”

s. Sarnitsa

113.

1612049

„Alpina-Milk” EOOD

s. Zhelyazno

114.

1612064

OOD „Ikay”

s. Zhitnitsa

osht. Kaloyanovo

148.

2112008

MK „Rodopa milk”

s. Smilyan

obsht. Smolyan

170.

2412007

„Inikom” OOD

s. Sarnevo

obsht. Radnevo

174.

2412039

„Penchev” EOOD

gr. Chirpan

ul. „Septemvriytsi” 58

179.

2512016

„Milktreyd-BG” OOD

s. Saedinenie obl. Targovishte

181.

2512021

„Keya-Komers-03” EOOD

s. Svetlen

197.

BG 1318007

ET „Palmite-Vesela Popova”

gr. Strelcha

ul. „Osvobozhdenie” 17

201.

BG 1518005

ET „Kris-88-Emil Todorov”

gr. Pleven

Ul „Grenaderska” 97

203.

BG 1618040

„Galko” EOOD

s. Voyvodinovo

obsht. Maritsa

obl. Plovdiv”


Rectificaties

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/83


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1205/2008 van de Commissie van 3 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende metagegevens

( Publicatieblad van de Europese Unie L 326 van 4 december 2008 )

Op bladzijde 12 wordt de ondertitel „(Voor de EER relevante tekst)” geschrapt.

Op bladzijde 20, bijlage, deel D „Waardedomeinen”, punt 1.3:

in plaats van:

„Diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (services)”,

te lezen:

„Dienst met betrekking tot ruimtelijke gegevens (service)”.