ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 367

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
14 december 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 2116/2004 van de Raad van 2 december 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, inzake Verdragen met de Heilige Stoel

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2117/2004 van de Raad van 7 december 2004 tot verlenging van de schorsing van het antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Beschikking nr. 2730/2000/EGKS van de Commissie op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm uit de Volksrepubliek China

3

 

 

Verordening (EG) nr. 2118/2004 van de Commissie van 13 december 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

6

 

*

Verordening (EG) nr. 2119/2004 van de Commissie van 13 december 2004 houdende opening van openbare inschrijving nr. 53/2004 EG voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik

8

 

*

Verordening (EG) nr. 2120/2004 van de Commissie van 10 december 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2729/2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector

11

 

*

Verordening (EG) nr. 2121/2004 van de Commissie van 13 december 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1727/1999 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand en Verordening (EG) nr. 2278/1999 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging

17

 

 

Verordening (EG) nr. 2122/2004 van de Commissie van 13 december 2004 tot vaststelling van de hoeveelheden waarvoor in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 aanvragen voor invoercertificaten kunnen worden ingediend in het kader van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië

21

 

*

Richtlijn 2004/112/EG van de Commissie van 13 december 2004 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 95/50/EG van de Raad betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg ( 1 )

23

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/846/EG:Besluit Proxima/2/2004 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2004 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Politiemissie van de EU in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, EUPOL Proxima

29

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2004/847/GBVB van de Raad van 9 december 2004 inzake de politiemissie van de Europese Unie in Kinshasa (DRC) met betrekking tot de geïntegreerde politie-eenheid (EUPOL Kinshasa)

30

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/848/GBVB van de Raad van 13 december 2004 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/1


VERORDENING (EG) Nr. 2116/2004 VAN DE RAAD

van 2 december 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, inzake Verdragen met de Heilige Stoel

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 57, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen (1) bepaalt dat beslissingen ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk, gegeven krachtens de verdragen tussen de Heilige Stoel en Portugal, Italië en Spanje (concordaten), in de lidstaten worden erkend onder de voorwaarden als vermeld in hoofdstuk III van die verordening.

(2)

Bijlage II van de Toetredingsakte van 2003 heeft aan artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1347/2000 de Overeenkomst toegevoegd van 3 februari 1993 tussen de Heilige Stoel en Malta inzake de erkenning van de burgerrechtelijke gevolgen van canonieke huwelijken en van beslissingen van de kerkelijke autoriteiten en rechtbanken aangaande zulke huwelijken, met het tweede Aanvullend Protocol van 6 januari 1995.

(3)

Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (2) werd goedgekeurd op 27 november 2003. Verordening (EG) nr. 2201/2003 is op 1 augustus 2004 in werking getreden en wordt met ingang van 1 maart 2005 van kracht in alle lidstaten, behalve in Denemarken.

(4)

Malta heeft verzocht artikel 63 van Verordening (EG) nr. 2201/2003, dat overeenstemt met artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1347/2000, in die zin te wijzigen dat het verdrag tussen Malta en de Heilige Stoel erin wordt opgenomen.

(5)

Artikel 57 van de Toetredingsakte van 2003 bepaalt dat de aanpassing van besluiten van vóór de toetreding die in verband met de toetreding moeten worden aangepast, verloopt volgens een vereenvoudigde procedure waarbij de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op voorstel van de Commissie.

(6)

Het is gerechtvaardigd het verzoek van Malta in aanmerking te nemen en Verordening (EG) nr. 2201/2003 dienovereenkomstig te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 63 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In lid 3 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

de Overeenkomst van 3 februari 1993 tussen de Heilige Stoel en Malta inzake de erkenning van de burgerrechtelijke gevolgen van canonieke huwelijken en van beslissingen van de kerkelijke autoriteiten en rechtbanken aangaande zulke huwelijken, met inbegrip van het toepassingsprotocol van diezelfde datum, met het tweede Aanvullend Protocol van 6 januari 1995.”

2)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De in lid 2 voorgeschreven erkenning van beslissingen kan in Spanje, in Italië en in Malta worden onderworpen aan dezelfde procedures en controles die van toepassing zijn voor beslissingen van kerkelijke rechterlijke instanties op grond van de in lid 3 genoemde internationale verdragen met de Heilige Stoel.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 2 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

J. P. H. DONNER


(1)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 19. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2004 (PB L 318 van 19.10.2004, blz. 7).

(2)  PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1.


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/3


VERORDENING (EG) Nr. 2117/2004 VAN DE RAAD

van 7 december 2004

tot verlenging van de schorsing van het antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Beschikking nr. 2730/2000/EGKS van de Commissie op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 14, lid 4,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

De Commissie heeft bij Beschikking nr. 2730/2000/EGKS (2) een definitief antidumpingrecht van 32,6 EUR per ton ingesteld op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm (hierna „cokes 80 +” genoemd), uit de Volksrepubliek China, dat wordt ingedeeld onder GN-code ex 2704 00 19(Taric-code 2704001910).

(2)

Bij Besluit 2004/264/EG (3) (hierna „het besluit” genoemd), schorste de Commissie het definitieve antidumpingrecht voor een periode van negen maanden met ingang van 20 maart 2004.

B.   REDENEN VOOR DE VERLENGING VAN DE SCHORSING

(3)

In artikel 14, lid 4, van de basisverordening is voorzien in de mogelijkheid van schorsing van antidumpingmaatregelen in het belang van de Gemeenschap indien de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk zou zijn dat als gevolg van de schorsing opnieuw schade zou ontstaan. De antidumpingmaatregelen mogen bij een besluit van de Commissie voor een periode van negen maanden worden geschorst. Verder wordt in artikel 14, lid 4, van de basisverordening bepaald dat die schorsing met ten hoogste één jaar wordt verlengd indien de Raad hiertoe op voorstel van de Commissie besluit.

(4)

Na de schorsing van het definitieve antidumpingrecht is de Commissie, in overeenstemming met overweging 15 van het besluit, de marktsituatie van cokes 80 + blijven volgen. Afgezien van de analyse die werd uitgevoerd, van de invoer uit de Volksrepubliek China, werd een vragenlijst verzonden naar alle belanghebbenden met het verzoek gegevens te verstrekken over de productie, de verkochte hoeveelheden en de prijzen op de EG-markt en de winstgevendheid voor 2003 en het eerste halfjaar van 2004.

(5)

Zij ontving antwoord van zowel de klager als de verwerkende bedrijven. Vier EG-producenten verleenden hun medewerking: drie EU-15 bedrijven (klagende bedrijfstak) en één bedrijf in Polen. Twaalf bedrijven die zowel de steenwolsector als de gieterijsector vertegenwoordigen, verleenden eveneens hun medewerking.

(6)

In de eerste zes maanden van 2004 was de invoer (volume) van het betrokken product uit China in de Europese Gemeenschap met 4 % gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2003. Op grond van ervaringen in voorgaande jaren lijkt de invoer in de tweede helft van het jaar gewoonlijk hoger te liggen. Uit de vergelijking van de ingevoerde hoeveelheden tussen januari en juni 2004 en de laatste zes maanden van 2003 blijkt in dit geval echter dat deze invoer met 11 % is afgenomen.

(7)

De gemiddelde prijs van cokes 80 + liet tijdens de eerste zes maanden van 2004 een stijging zien van 107 % ten opzichte van de gemiddelde prijs in 2003. Gemiddeld bedroeg de prijs per eenheid 124 EUR per ton in 2003 en 256 EUR per ton in de eerste zes maanden van 2004. In de eerste vijf maanden van 2004 was er een lichte stijging van 110 EUR tot 140 EUR, terwijl de prijs in juni steeg tot 403 EUR.

(8)

Tijdens het oorspronkelijke onderzoek waren Polen en Tsjechië de voornaamste concurrenten van de Volksrepubliek China. Op basis van Eurostat-gegevens bedroeg de totale invoer in 2003 uit deze landen 924 602t vergeleken met 318 005t uit de Volksrepubliek China. Deze landen maken nu deel uit van de EG-bedrijfstak en met hun gegevens werd dan ook rekening gehouden.

(9)

De productie van de EG-producenten (EU-15) steeg van 442 397t in 2003 tot naar schatting 543 920t in 2004, dat wil zeggen met 23 %. De verkochte hoeveelheden lieten in diezelfde periode een stijging zien van 35 % en de prijzen van 8 %. De EG-bedrijfstak lijkt zich relatief goed te herstellen van de eerdere schade omdat de gemiddelde winst in 2003 8,5 % bedroeg en eind juni 2004 12,4 %.

(10)

Wat de nieuwe EU-lidstaten betreft, is de productie van cokes 80 + hoofdzakelijk geconcentreerd in Polen en Tsjechië. Eén van de Poolse producenten verleende zijn medewerking aan deze procedure. De EU-25-productie van de bedrijven die hun medewerking verleenden, steeg van 2003 tot 2004 met 30 %. Tegelijkertijd stegen de verkochte hoeveelheden met 39 % en de verkoopprijzen met 12 %. De gemiddelde winst voor EU-25-producenten bedroeg 13 % in 2003 en 19,1 % in 2004.

(11)

De prijzen van de door de verwerkende bedrijven uit de Volksrepubliek China ingevoerde cokes 80+ steeg van 143 EUR/t in 2003 tot 255 EUR/t in 2004 (april-juni), d.w.z. met 78 %. De hoeveelheid Chinese cokes die door deze bedrijven werd aangekocht, daalde van 158 730 t in 2003 tot naar schatting 65 114 t in 2004, d.w.z. met 59 %.

(12)

De verwerkende bedrijven blijven volhouden dat het aanbod van cokes 80 + niet toereikend is om te voldoen aan de vraag op de EG-markt, ondanks belangrijke verhogingen van productie en verkoop van de EG-bedrijfstak. Chinese cokes 80 + is bovendien niet beschikbaar in voldoende hoeveelheden en dan nog tegen zeer hoge prijzen.

C.   CONCLUSIE

(13)

Uit het bovenstaande blijkt dat de situatie van de markt dezelfde is als toen de maatregelen werden geschorst. Gezien de tijdelijke verandering van de marktomstandigheden en met name het hoge prijspeil van het betrokken product, dat aanzienlijk hoger ligt dan het in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schadelijke prijspeil, alsmede het ontoereikende aanbod van cokes 80 +, is de Commissie van oordeel dat de schade die de EG-bedrijfstak werd berokkend door de invoer van cokes 80 + uit de Volksrepubliek China, onder de huidige omstandigheden waarschijnlijk niet zal worden hervat en dat een verlenging van de schorsing in het belang zou zijn van de Gemeenschap. Aan de voorwaarden voor de schorsing wordt derhalve nog steeds voldaan.

(14)

Gezien het bovenstaande wordt voorgesteld de schorsing van het antidumpingrecht op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm met een jaar te verlengen, overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening.

(15)

Wanneer de verlengde schorsing verstrijkt, zal het bestaande antidumpingrecht zijn vervallen, tenzij er een verzoek om de inleiding van een herzieningsonderzoek is ingediend.

(16)

De belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de voornaamste gegevens en overwegingen die hebben geleid tot deze conclusie. Omdat de cokesmarkt zeer onbestendig is, vroeg de EG-bedrijfstak om een verlenging van ten hoogste negen maanden van de schorsing van het antidumpingrecht. Een kortere periode zou in deze context niet passend zijn, omdat maatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening na overleg te allen tijde weer kunnen worden ingesteld wanneer de reden voor schorsing niet langer bestaat.

(17)

De Commissie zal tijdens de schorsing de ontwikkeling van de invoer van cokes 80+ in de Gemeenschap blijven volgen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De schorsing van het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Beschikking nr. 2730/2000/EGKS, wordt verlengd tot en met 15 december 2005.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

G. ZALM


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz.12).

(2)  PB L 316 van 15.12.2000, blz. 30. Beschikking gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 997/2004 van de Raad (PB L 183 van 20.5.2004, blz. 1).

(3)  PB L 81 van 19.3.2004, blz. 89.


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/6


VERORDENING (EG) Nr. 2118/2004 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 13 december 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

109,2

204

91,2

624

182,9

999

127,8

0707 00 05

052

88,7

220

122,9

999

105,8

0709 90 70

052

130,6

204

63,2

999

96,9

0805 10 10, 0805 10 30, 0805 10 50

052

50,8

204

52,8

382

32,3

388

48,6

528

36,4

999

44,2

0805 20 10

204

66,5

999

66,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

67,8

204

46,2

464

171,7

624

80,7

720

30,2

999

79,3

0805 50 10

052

40,2

528

42,2

999

41,2

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

052

116,3

388

150,4

400

86,2

404

106,9

512

105,4

720

51,5

804

167,7

999

112,1

0808 20 50

400

95,1

720

42,1

999

68,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/8


VERORDENING (EG) Nr. 2119/2004 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2004

houdende opening van openbare inschrijving nr. 53/2004 EG voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2) zijn onder meer de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de afzet van de door distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 ontstane alcoholvoorraden die in het bezit zijn van de interventiebureaus.

(2)

Overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 moeten openbare inschrijvingen voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik worden gehouden om de voorraden communautaire alcohol uit wijnbouwproducten te verkleinen en om het mogelijk te maken dat in de Gemeenschap kleinschalige industriële projecten worden uitgevoerd of dat alcohol wordt verwerkt tot goederen die bestemd zijn voor uitvoer voor industriële doeleinden. De door de lidstaten opgeslagen communautaire alcohol uit wijnbouwproducten bestaat uit hoeveelheden die zijn verkregen bij distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(3)

Sinds 1 januari 1999 en op grond van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (3) moeten de geboden prijzen en de zekerheden in euro worden uitgedrukt en moeten de betalingen plaatsvinden in euro.

(4)

Het is wenselijk om voor de biedingen minimumprijzen vast te stellen die naar categorie van eindbestemming zijn gedifferentieerd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij openbare inschrijving nr. 53/2004 EG wordt alcohol uit wijnbouwproducten verkocht voor nieuwe vormen van industrieel gebruik. De alcohol is verkregen bij distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27 en 28 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en is in het bezit van het Franse interventiebureau.

De te koop aangeboden hoeveelheid bedraagt 120 000 hl alcohol 100 % vol. De nummers van de opslagtanks, de plaatsen van opslag en de hoeveelheid alcohol 100 % vol in elk van die opslagtanks zijn vermeld in de bijlage.

Artikel 2

De verkoop vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 79, 81, 82, 83, 84, 85, 95, 96, 97, 100 en 101 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2799/98.

Artikel 3

1.   De biedingen moeten worden afgegeven bij het interventiebureau dat in het bezit is van de betrokken alcohol, namelijk:

Onivins-Libourne, Délégation nationale

17, avenue de la Ballastière, boîte postale 231

F-33505 Libourne Cedex

Tel.: (33-5) 57 55 20 00

Telex: 57 20 25

Fax: (33-5) 57 55 20 59),

of bij aangetekend schrijven aan het adres van dit interventiebureau worden toegezonden.

2.   De biedingen moeten zich bevinden in een verzegelde enveloppe met de vermelding „Soumission — adjudication en vue de nouvelles utilisations industrielles, no 53/2004 CE” (bod — openbare inschrijving voor nieuwe vormen van industrieel gebruik nr. 53/2004 EG), welke enveloppe zelf in de enveloppe met het adres van het betrokken interventiebureau moet zijn gedaan.

3.   De biedingen moeten het betrokken interventiebureau bereiken uiterlijk op 4 januari 2005 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

4.   Elk bod moet vergezeld gaan van het bewijs dat bij het interventiebureau dat de betrokken alcohol in zijn bezit heeft, een inschrijvingszekerheid ten bedrage van 4 EUR per hl alcohol 100 % vol is gesteld.

Artikel 4

De laagste prijs die kan worden geboden, bedraagt 8,35 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van bakkersgist, 26 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van scheikundige producten van het type aminen en chloraal voor uitvoer, 32 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van eau de Cologne voor uitvoer en 7,50 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor andere vormen van industrieel gebruik.

Artikel 5

De regeling inzake de bemonstering is vastgesteld bij artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1623/2000. De prijs van de monsters bedraagt 10 EUR per liter.

Het interventiebureau verstrekt alle nuttige inlichtingen over de kenmerken van de te koop aangeboden alcohol.

Artikel 6

De uitvoeringszekerheid bedraagt 30 EUR per hectoliter alcohol à 100 % vol.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1774/2004 (PB L 316 van 15.10.2004, blz. 61).

(3)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.


BIJLAGE

OPENBARE INSCHRIJVING NR. 53/2004 EG VOOR DE VERKOOP VAN ALCOHOL VOOR NIEUWE VORMEN VAN INDUSTRIEEL GEBRUIK

Plaats van opslag, hoeveelheid en kenmerken van de te koop aangeboden alcohol

Lidstaat

Plaatsen

Nummer van de opslagtank

Hoeveelheid zuivere alcohol in hl 100 % vol

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1493/1999, artikel:

Type alcohol

Alcoholvolumegehalte (% vol)

FRANKRIJK

Onivins–Longuefuye

F-53200 Longuefuye

8

22 565

27

ruw

+ 92

1

22 605

27

ruw

+ 92

7

22 620

27

ruw

+ 92

2

22 640

27

ruw

+ 92

15

710

28

ruw

+ 92

21

8 860

27

ruw

+ 92

Onivins-Port-la-Nouvelle

Entrepôt d’alcool

Avenue Adolphe Turrel

BP 62

F-11210 Port-la-Nouvelle

35

8 785

27

ruw

+ 92

27

2 505

27

ruw

+ 92

34

8 710

27

ruw

+ 92

 

TOTAAL

 

120 000

 

 

 


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/11


VERORDENING (EG) Nr. 2120/2004 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2004

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2729/2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 72, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 11, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie (2) is het minimumaantal monsters vastgesteld dat elk jaar moet worden genomen voor de in artikel 10 van die verordening bedoelde databank met analyseresultaten. Naar aanleiding van de toetreding van Tsjechië, Cyprus, Hongarije, Malta, Slovenië en Slowakije moet het aantal monsters dat voor die landen moet worden genomen, worden vastgesteld.

(2)

In artikel 12 is het aantal analyses vastgesteld dat moet worden uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO); hieronder vallen ook de analyses van de monsters van lidstaten die nog niet over de nodige uitrusting beschikken. Er moet worden voorzien in een overgangsperiode voor de oprichting en de organisatie van performante isotopenlaboratoria in die lidstaten.

(3)

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 2729/2000 bevatten nauwkeurige voorschriften over de manier waarop de monsters moeten worden verwerkt en geanalyseerd en de analyseverslagen moeten worden opgesteld. Deze voorschriften moeten worden aangepast in het licht van de inmiddels opgedane ervaring en de technische vooruitgang.

(4)

Verordening (EG) nr. 2729/2000 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2729/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 11, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Voor de databank worden jaarlijks ten minste de volgende aantallen monsters genomen:

20 in Tsjechië,

200 in Duitsland,

50 in Griekenland,

200 in Spanje,

400 in Frankrijk,

400 in Italië,

10 in Cyprus,

4 in Luxemburg,

50 in Hongarije,

4 in Malta,

50 in Oostenrijk,

50 in Portugal,

20 in Slovenië,

15 in Slowakije,

4 in het Verenigd Koninkrijk.”.

2)

Artikel 12, lid 1, eerste zin, wordt vervangen door:

„Tot 31 juli 2008 sturen wijnproducerende lidstaten die niet beschikken over de nodige uitrusting voor het verrichten van isotopenanalyses, hun wijnmonsters voor analyse aan het GCO, in afwachting van de installatie van adequate analyseapparatuur.”.

3)

Bijlage I wordt vervangen door de in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen tekst.

4)

Bijlage II wordt vervangen door de in bijlage II bij de onderhavige verordening opgenomen tekst.

5)

Bijlage III wordt vervangen door de in bijlage III bij de onderhavige verordening opgenomen tekst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 316 van 15.12.2000, blz. 16.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Voorschriften voor het nemen van monsters verse druiven, en de verwerking daarvan tot wijn die bestemd is voor de in artikel 11 bedoelde isotopenanalyse

I.   HET NEMEN VAN DRUIVENMONSTERS

A.

Elk monster bestaat uit ten minste 10 kg rijpe druiven van hetzelfde wijnstokras. Zij worden verzameld zoals ze worden aangetroffen.

De monsters worden genomen gedurende de oogstperiode voor het betrokken perceel. De ingezamelde druiven moeten representatief zijn voor het hele perceel. Het monster verse druiven of de daaruit geperste most mag worden ingevroren voor later gebruik.

Slechts indien het zuurstof-18-gehalte van het water van de most moet worden gemeten, dient na de persing van het gehele druivenmonster een apart aliquot van de most te worden genomen en bewaard.

B.

Bij de monsterneming wordt een signalementskaart opgesteld. Deze kaart bestaat uit een deel I dat betrekking heeft op het nemen van het druivenmonster en een deel II dat betrekking heeft op de vinificatie. Deze kaart wordt bij het monster bewaard en vergezelt dit bij ieder transport. Elke behandeling van het monster wordt erop vermeld.

De signalementskaart inzake de monsterneming wordt opgesteld conform deel I van de vragenlijst in bijlage II.

II.   VINIFICATIE

A.

De vinificatie wordt door de bevoegde instantie of een door haar daartoe gemachtigde dienst uitgevoerd in omstandigheden die zoveel mogelijk overeenkomen met die welke gebruikelijk zijn in het productiegebied waarvoor het monster representatief is. De vinificatie moet leiden tot de volledige omzetting van suiker in alcohol, d.w.z. dat het eindproduct minder dan 2 gram suiker per liter mag bevatten. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld met het oog op een betere representativiteit, mogen grotere hoeveelheden suiker in het eindproduct worden toegestaan. Zodra de wijn is geklaard en door middel van SO2 is gestabiliseerd, wordt hij gebotteld in flessen van 75 cl en geëtiketteerd.

B.

De signalementskaart inzake de vinificatie wordt opgesteld conform deel II van de vragenlijst in bijlage II.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Vragenlijst over het nemen van druivenmonsters en de vinificatie daarvan voor isotopenanalyse

De analysemethoden en de eenheden voor de weergave van de resultaten zijn beschreven in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 (er mag tevens gebruik worden gemaakt van analysemethoden of eenheden waarvan de gelijkwaardigheid kan worden aangetoond door de bij de analyse betrokken laboratoria).

DEEL I

1)   Algemene informatie

1.1.

Nummer van het monster:

1.2.

Naam en functie van de functionaris of de gemachtigde die het monster heeft genomen:

1.3.

Naam en adres van de voor de monsterneming verantwoordelijke bevoegde instantie:

1.4.

Naam en adres van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de vinificatie en verzending van het monster, indien verschillend van de in punt 1.3 genoemde instantie:

2)   Algemene beschrijving van het monster

2.1.

Herkomst (land, streek):

2.2.

Oogstjaar:

2.3.

Wijnstokras:

2.4.

Kleur van de druiven:

3)   Beschrijving van de wijngaard

3.1.

Naam en adres van de exploitant van het perceel:

3.2.

Ligging van het perceel:

gemeente:

gehucht:

kadastrale omschrijving:

breedtegraad, lengtegraad:

3.3.

Grondsoort (bv. kalkhoudend, lemig, kalkhoudend-lemig, zandig):

3.4.

Ligging (bv. op heuvel, in de vlakte, expositie):

3.5.

Aantal wijnstokken per hectare:

3.6.

Ouderdom van de wijngaard (bij benadering: minder dan 10 jaar, tussen 10 en 25 jaar, ouder dan 25 jaar):

3.7.

Hoogte:

3.8.

Leivorm en snoeiwijze:

3.9.

Wijncategorie die gewoonlijk uit deze druiven wordt vervaardigd (tafelwijn, v.q.p.r.d., andere)-(zie definities in bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 1493/1999):

4)   Gegevens over de oogst en de most

4.1.

Op basis van het geoogste perceel geschatte opbrengst per hectare (kg/ha):

4.2.

Gezondheidstoestand van de druiven (bv. gezond, rot), waarbij wordt gespecificeerd of de druiven op het moment van de monsterneming droog of nat waren:

4.3.

Datum van de monsterneming:

5)   Weersomstandigheden vóór de oogst

5.1.

Neerslag in de tiendaagse periode vóór de oogst: ja/neen. Indien ja: verstrek aanvullende inlichtingen indien deze beschikbaar zijn.

6)   Geïrrigeerde wijngaarden

Als de wijngaarden geïrrigeerd zijn, datum waarop voor het laatst water is gegeven:

(Stempel van de voor de monsterneming verantwoordelijke bevoegde instantie, en naam, functie en handtekening van de functionaris die het monster heeft genomen)

DEEL II

1)   Microvinificatie

1.1.

Gewicht van het druivenmonster in kg:

1.2.

Wijze van persen:

1.3.

Verkregen hoeveelheid most:

1.4.

Gegevens over de most:

door refractometrie verkregen suikerconcentratie, uitgedrukt in gram per liter:

totaal zuur, uitgedrukt in gram wijnsteenzuur per liter (facultatief):

1.5.

Behandeling van de most (bv. bezinking, centrifugatie):

1.6.

Inoculatie met gist (gebruikte gistvariëteit). Geef aan of er spontane gisting is geweest:

1.7.

Temperatuur tijdens de gisting:

1.8.

Manier waarop het eindpunt van de gisting is bepaald:

1.9.

Behandeling van de wijn (bv. afhevelen):

1.10.

Toevoeging van zwaveldioxide, uitgedrukt in mg per liter:

1.11.

Analyse van de verkregen wijn:

effectief alcoholgehalte, uitgedrukt in volumepercent:

totaal droge stof:

reducerende suikers, uitgedrukt in gram invertsuiker per liter:

2)   Chronologisch overzicht van de vinificatie van het monster

Datum van:

bemonstering (dezelfde datum als de oogstdatum, deel I, punt 4.3):

persing:

begin van de gisting:

einde van de gisting:

botteling:

Datum waarop deel II is opgesteld:

(Stempel van de bevoegde instantie die de vinificatie heeft uitgevoerd en handtekening van de bevoegde functionaris van die instantie)”


BIJLAGE III

„BIJLAGE III

ANALYSEVERSLAG

Met de in de GCO-isotopendatabank in te voeren resultaten van de overeenkomstig de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 uitgevoerde isotopenanalyse van monsters van wijn en wijnbouwproducten

I.   ALGEMENE INFORMATIE (overgenomen uit bijlage II)

1.

Land:

2.

Nummer van het monster:

3.

Jaar:

4.

Wijnstokras:

5.

Wijncategorie:

6.

Regio/district:

7.

Naam en adres van het voor de resultaten verantwoordelijke laboratorium:

8.

Monster voor een controleanalyse in het GCO: ja/neen

II.   METHODEN EN RESULTATEN

1.   Wijn (overgenomen uit bijlage II)

1.1.

:

Alcoholvolumegehalte

:

% vol

1.2.

:

Totaal droge stof

:

g/l

1.3.

:

Reducerende suiker

:

g/l

1.4.

:

Totaal zuur, uitgedrukt in wijnsteenzuur

:

g/l

1.5.

:

Totaal zwaveldioxide

:

mg/l

2.   Wijndistillatie voor SNIF-NMR-analyse

2.1.

Beschrijving van de distillatieappatuur:

2.2.

Volume gedistilleerde wijn/gewicht van het distillaat:

3.   Analyse van het distillaat

3.1.

Alcoholgehalte van het distillaat: % (m/m)

4.   Resultaten van de bepaling van de isotopenverhoudingen van deuterium van ethanol, gemeten door middel van NMR

4.1.

=

(D/H)I

=

ppm

4.2.

=

(D/H)II

=

ppm

4.3.

=

„R”

=

5.   NMR parameters

Geobserveerde frequentie:

6.   Resultaat van de bepaling van de isotopenverhouding 18O/16O van wijn

δ 18O [‰]= ‰ V. SMOW — SLAP

7.   Resultaat van de bepaling van de isotopenverhouding 18O/16O van most (in voorkomend geval)

δ 18O [‰]= ‰ V. SMOW — SLAP

8.   Resultaat van de bepaling van de isotopenverhouding 13C/12C van ethanol van wijn

δ 13C [‰]= ‰ V-PDB”


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/17


VERORDENING (EG) Nr. 2121/2004 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1727/1999 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand en Verordening (EG) nr. 2278/1999 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 14, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2152/2003 is sedert 1 januari 2003 van toepassing en vormt de rechtsgrond voor de voortzetting, in geïntegreerde vorm, van de maatregelen die voorheen ten uitvoer werden gelegd krachtens Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad van 17 november 1986 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging (2) en Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand (3). Voorts is Verordening (EG) nr. 2152/2003 vastgesteld ter voortzetting van de bewaking van de bossen op het vlak van luchtverontreiniging en bosbranden en ter bestudering van eventuele toekomstige ontwikkelingen van de regeling teneinde nieuwe milieuvraagstukken die voor de Gemeenschap relevant zijn, het hoofd te bieden.

(2)

Artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2152/2003 bepaalt dat de activiteiten waarin de artikelen 4 en 5, artikel 6, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 2, voorzien, worden uitgevoerd in het kader van nationale programma's die de lidstaten voor periodes van twee jaar opstellen. Overeenkomstig artikel 8, lid 5, neemt de Commissie op basis van de ingediende nationale programma's of op basis van eventuele goedgekeurde aanpassingen van deze nationale programma's een besluit over de financiële bijdragen in de subsidiabele kosten.

(3)

Krachtens artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2152/2003 moeten de lidstaten de instanties aanwijzen die bevoegd zijn om de in de goedgekeurde nationale programma's opgenomen activiteiten te beheren. Bij die verordening worden uitvoeringstaken dus uitdrukkelijk aan de nationale instanties gedelegeerd.

(4)

Zolang er geen verordening van de Commissie is waarbij nadere uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2152/2003 worden vastgesteld, blijft het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1696/87 van de Commissie van 10 juni 1987 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging (inventarissen, net, balansen) (4), Verordening (EG) nr. 804/94 van de Commissie van 11 april 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad wat informatiesystemen betreffende bosbranden betreft (5), Verordening (EG) nr. 1091/94 van de Commissie van 29 april 1994 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging (6), Verordening (EG) nr. 1727/1999 van de Commissie (7) en Verordening (EG) nr. 2278/1999 van de Commissie (8) van toepassing, voorzover het niet strijdig is met Verordening (EG) nr. 2152/2003.

(5)

Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1727/1999 en Verordening (EG) nr. 2278/1999 dienen echter in overeenstemming te worden gebracht met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9), en met name artikel 54, lid 2, onder c), en artikel 56, en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (10).

(6)

Uit een voorafgaande analyse is gebleken dat de delegatie van de taken tot uitvoering van de begroting aan nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten in overeenstemming met artikel 54, lid 2, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 voldoet aan de eisen van goed financieel beheer en de naleving van het beginsel van non-discriminatie alsook de zichtbaarheid van de communautaire actie waarborgt.

(7)

Criteria voor de selectie van de entiteiten die in aanmerking komen om door de lidstaten te worden aangewezen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2152/2003, moeten in Verordening (EG) nr. 1727/1999 en Verordening (EG) nr. 2278/1999 worden opgenomen, samen met bepalingen die de naleving van de eisen van goed financieel beheer en de onverkorte toepassing van de beginselen van non-discriminatie en transparantie garanderen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1727/1999 en Verordening (EG) nr. 2278/1999 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 1727/1999 wordt het volgende artikel 2 bis ingevoegd:

„Artikel 2 bis

1.   De bevoegde instanties die door de lidstaten krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad (11) worden aangewezen om de in de goedgekeurde nationale programma's opgenomen activiteiten te beheren, leven de bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (12) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (13) vastgestelde regels alsook het bepaalde in deze verordening na.

2.   In het bijzonder dienen de in lid 1 bedoelde instanties, hierna „de bevoegde instanties” genoemd, ten minste aan de volgende criteria te voldoen:

a)

zij zijn nationale publiekrechtelijke organen of met een openbaredienstverleningstaak belaste privaatrechtelijke entiteiten die onderworpen zijn aan het recht van een lidstaat;

b)

zij bieden passende financiële garanties, bij voorkeur uitgaand van een overheidsinstantie, met name wat betreft de volledige invordering van alle aan de Commissie verschuldigde bedragen;

c)

zij ontplooien hun activiteiten overeenkomstig de eisen van goed financieel beheer;

d)

zij garanderen de doorzichtigheid van de overeenkomstig artikel 56, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verrichte handelingen.

3.   Naast het feit dat zij aan de criteria van lid 2 dienen te voldoen, leveren de in lid 2, onder a), bedoelde privaatrechtelijke entiteiten het bewijs

a)

van hun technische en professionele geschiktheid, op basis van bescheiden betreffende de opleiding en beroepskwalificaties van hun hoger personeel;

b)

van hun financiële en economische draagkracht, op basis van passende verklaringen van banken of het bewijs van een relevante verzekering tegen beroepsrisico’s of een staatsgarantie, dan wel balansen of uittreksels daarvan betreffende ten minste de laatste twee afgesloten boekjaren, ingeval de bekendmaking van de balans is voorgeschreven krachtens de bedrijfswetgeving van het land waar de entiteit is gevestigd;

c)

dat zij naar nationaal recht bevoegd zijn om de taken tot uitvoering van de begroting te vervullen, bijvoorbeeld blijkens documenten die het bewijs vormen van hun inschrijving in het beroeps- of handelsregister, een verklaring onder ede of een attest, lidmaatschap van een specifieke organisatie, uitdrukkelijke vergunning of inschrijving in het BTW-register;

d)

dat zij zich niet in een van de in de artikelen 93 en 94 van Verordening (EG) nr. 1605/2002 genoemde gevallen bevinden.

4.   De Commissie sluit met de bevoegde instanties een overeenkomst conform artikel 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

5.   De bevoegde instanties voeren periodieke controles uit om te garanderen dat de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2152/2003 gefinancierde maatregelen correct worden uitgevoerd. Zij nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval vervolging in om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen in te vorderen.

6.   De bevoegde instanties verstrekken de Commissie alle informatie waarom deze verzoekt. De Commissie kan overeenkomstig de regels van goed financieel beheer controles van de documenten en controles ter plaatse uitvoeren naar hun bestaan, relevantie en goede werking.

7.   De bijdrage van de Gemeenschap wordt uitbetaald via de bevoegde instanties, die ook de rekeningen en bescheiden betreffende de ontvangst en uitbetaling van die bijdrage ter ondersteuning van het nationale programma bijhouden, met inbegrip van alle facturen en documenten met een soortgelijke bewijskracht ter staving van de directe en indirecte kosten van het programma.”.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 2278/1999 wordt als volgt gewijzigd. Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 2 bis

1.   De bevoegde instanties die door de lidstaten krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad (14) worden aangewezen om de in de goedgeheurde nationale programma's opgenomen activiteiten te beheren, leven de bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (15) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (16) vastgestelde regels alsook het bepaalde in deze verordening na.

2.   In het bijzonder dienen de in lid 1 bedoelde instanties, hierna „de bevoegde instanties” genoemd, ten minste aan de volgende criteria te voldoen:

a)

zij zijn nationale publiekrechtelijke organen of met een openbaredienstverleningstaak belaste privaatrechtelijke entiteiten die onderworpen zijn aan het recht van een lidstaat;

b)

zij bieden passende financiële garanties, bij voorkeur uitgaand van een overheidsinstantie, met name wat betreft de volledige invordering van alle aan de Commissie verschuldigde bedragen;

c)

zij ontplooien hun activiteiten overeenkomstig de eisen van goed financieel beheer;

d)

zij garanderen de doorzichtigheid van de overeenkomstig artikel 56, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verrichte handelingen.

3.   Naast het feit dat zij aan de criteria van lid 2 dienen te voldoen, leveren de in lid 2, onder a), bedoelde privaatrechtelijke entiteiten het bewijs

a)

van hun technische en professionele geschiktheid, op basis van bescheiden betreffende de opleiding en beroepskwalificaties van hun hoger personeel;

b)

van hun financiële en economische draagkracht, op basis van passende verklaringen van banken of het bewijs van een relevante verzekering tegen beroepsrisico’s of een staatsgarantie, dan wel balansen of uittreksels daarvan betreffende ten minste de laatste twee afgesloten boekjaren, ingeval de bekendmaking van de balans is voorgeschreven krachtens de bedrijfswetgeving van het land waar de entiteit is gevestigd;

c)

dat zij naar nationaal recht bevoegd zijn om de taken tot uitvoering van de begroting te vervullen, bijvoorbeeld blijkens documenten die het bewijs vormen van hun inschrijving in het beroeps- of handelsregister, een verklaring onder ede of een attest, lidmaatschap van een specifieke organisatie, uitdrukkelijke vergunning of inschrijving in het BTW-register;

d)

dat zij zich niet in een van de in de artikelen 93 en 94 van Verordening (EG) nr. 1605/2002 genoemde gevallen bevinden.

4.   De Commissie sluit met de bevoegde instanties een overeenkomst conform artikel 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

5.   De bevoegde instanties voeren periodieke controles uit om te garanderen dat de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2152/2003 gefinancierde maatregelen correct worden uitgevoerd. Zij nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval vervolging in om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen in te vorderen.

6.   De bevoegde instanties verstrekken de Commissie alle informatie waarom deze verzoekt. De Commissie kan overeenkomstig de regels van goed financieel beheer controles van de documenten en controles ter plaatse uitvoeren naar hun bestaan, relevantie en goede werking.

7.   De bijdrage van de Gemeenschap wordt uitbetaald via de bevoegde instanties, die ook de rekeningen en bescheiden betreffende de ontvangst en uitbetaling van die bijdrage ter ondersteuning van het nationale programma bijhouden, met inbegrip van alle facturen en documenten met een soortgelijke bewijskracht ter staving van de directe en indirecte kosten van het programma.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 788/2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17).

(2)  PB L 326 van 21.11.1986, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 804/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 17.5.2002, blz. 1).

(3)  PB L 217 van 31.7.1992, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 805/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 17.5.2002, blz. 3).

(4)  PB L 161 van 22.6.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2278/1999 (PB L 279 van 29.10.1999, blz. 3).

(5)  PB L 93 van 12.4.1994, blz. 11.

(6)  PB L 125 van 18.5.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2278/1999.

(7)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 41.

(8)  PB L 279 van 29.10.1999, blz. 3.

(9)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(10)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(11)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 1.

(12)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(13)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(14)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 1.

(15)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(16)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/21


VERORDENING (EG) Nr. 2122/2004 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2004

tot vaststelling van de hoeveelheden waarvoor in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 aanvragen voor invoercertificaten kunnen worden ingediend in het kader van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1279/98 van de Commissie van 19 juni 1998 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij de Besluiten 2003/286/EG en 2003/18/EG van de Raad zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië (1), en met name op artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1349/2004 van de Commissie van 23 juli 2004 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de in juli 2004 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië (2) zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de aanvragen voor invoercertificaten voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004 kunnen worden ingewilligd.

(2)

Wat betreft de hoeveelheden producten van de sector rundvlees van oorsprong uit Bulgarije die in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004 mogen worden ingevoerd onder speciale voorwaarden, zoals vastgesteld in artikel 2, eerste alinea, van Verordening EG nr. 1279/98, zijn de beschikbare hoeveel heden volledig opgebruikt.

(3)

De hoeveelheden producten van de sector rundvlees van oorsprond uit Roemenië die in die periode van 1 juli tot en met 31 december 2004 mogen worden ingevoerd onder speciale voorwaarden, zoals vastgesteld in artikel 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1279/98 en waarvoor certificaten zijn aangevraagd, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Derhalve dienen, overeenkomstig de tweede alinea van vorengenoemd artikel, de voor deze periode resterende hoeveelheden voor Roemenië te worden opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheden.

(4)

De hoeveelheden producten van de sector rundvlees van oorsprong uit Roemenië die in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 mogen worden ingevoerd onder speciale voorwaarden, moeten worden vastgesteld rekening houdend met de hoeveelheden die beschikbaar blijven uit hoofde van de afgelopen periode, overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1279/98,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 aanvragen voor invoercertificaten kunnen worden ingediend in het kader van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld, zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening, per land van oorsprong en per volgnummer van het contingent.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 176 van 20.6.1998, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(2)  PB L 250 van 24.7.2004, blz. 7.


BIJLAGE

Voor de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1279/98 bedoelde periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 beschikbare hoeveelheden

Land van oorsprong

Volgnummer

GN-code

Beschikbare hoeveelheid

(in t)

Roemenië

09.4753

0201

0202

2 860

09.4765

0206 10 95

0206 29 91

0210 20

0210 99 51

100

09.4768

1602 50

415

Bulgarije

09.4651

0201

0202

125


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/23


RICHTLIJN 2004/112/EG VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2004

tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 95/50/EG van de Raad betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1), en met name op artikel 9 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (2) zijn uniforme regels vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke goederen in de Gemeenschap.

(2)

De bijlagen van Richtlijn 95/50/EG van de Raad hangen samen met de bijlagen van Richtlijn 94/55/EG. Een aanpassing van de bijlagen van Richtlijn 94/55/EG aan de vooruitgang van wetenschap en techniek kan van invloed zijn op de bijlagen van Richtlijn 95/50/EG.

(3)

Om rekening te houden met Richtlijn 2003/28/EG van de Commissie van 7 april 2003 tot vierde aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg dienen de bijlagen van Richtlijn 95/50/EG te worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 94/55/EG ingestelde Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 95/50/EG wordt als volgt gewijzigd:

De bijlagen I, II en III worden vervangen door de bijlagen I, II en III van de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk één jaar na de publicatie van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de tekst van deze bepalingen en een correlatietabel tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Lid van de Commissie


(1)  PB L 249 van 17.10.1995, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/26/EG (PB L 168 van 23.6.2001, blz. 23).

(2)  PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/28/EG van de Commissie (PB L 90 van 8.4.2003, blz. 45).


BIJLAGE I

Image

Image


BIJLAGE II

INBREUKEN

In het kader van deze richtlijn bevat de volgende niet-volledige lijst, ingedeeld in drie risicocategorieën (waarvan categorie I de ernstigste is), een leidraad voor wat als inbreuk dient te worden beschouwd.

Bij de bepaling van de juiste risicocategorie moet rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden; de bepaling hiervan wordt overgelaten aan de controlerende instantie/functionaris ter plaatse.

Tekortkomingen die niet onder de risicocategorieën worden genoemd, worden aan de hand van de beschrijvingen van de categorieën ingedeeld.

Wanneer er sprake is van verschillende inbreuken per vervoerseenheid, wordt voor de rapportage (zie bijlage III van deze richtlijn) alleen de ernstigste risicocategorie vermeld (zoals aangegeven onder punt 39 van bijlage I van deze richtlijn).

1.   Risicocategorie I

Wanneer er bij het niet in acht nemen van de desbetreffende ADR-bepalingen een hoog risico op dodelijke slachtoffers, ernstig letsel voor personen of significante aantasting van het milieu ontstaat, zullen er normaal gesproken onmiddellijk afdoende corrigerende maatregelen worden genomen, zoals het blokkeren van het voertuig.

Dergelijke gevallen zijn:

1)

de gevaarlijke goederen mogen niet worden vervoerd;

2)

lekkage van gevaarlijke stoffen;

3)

vervoer via een verboden vervoerwijze of met een ongeschikt vervoermiddel;

4)

bulkvervoer in een container die qua constructie niet geschikt is;

5)

vervoer in een voertuig zonder adequaat goedkeuringscertificaat;

6)

het voertuig voldoet niet langer aan de goedkeuringsnormen en levert een direct gevaar op (anders ingedeeld in risicocategorie II);

7)

er wordt een niet-goedgekeurde verpakking gebruikt;

8)

de verpakking voldoet niet aan de verpakkingsinstructie die van toepassing is;

9)

er wordt niet voldaan aan de speciale bepalingen voor gezamenlijke verpakking;

10)

er wordt niet voldaan aan de voorschriften inzake beladen en vastzetten;

11)

er wordt niet voldaan aan de voorschriften inzake het gezamenlijk laden van colli;

12)

er wordt niet voldaan aan de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare vulling van tanks of colli;

13)

er wordt niet voldaan aan de voorschriften inzake de beperking van de hoeveelheden die in één vervoerseenheid mogen worden vervoerd;

14)

vervoer van gevaarlijke goederen zonder vermelding van hun aanwezigheid (bijvoorbeeld documenten, kenmerking en etikettering van de colli, grote etiketten en kenmerking op het voertuig, …);

15)

vervoer zonder grote etiketten en kenmerking op het voertuig;

16)

er ontbreekt informatie over de stof die wordt vervoerd waardoor kan worden vastgesteld of er sprake is van een inbreuk van risicocategorie I (bijvoorbeeld UN-nummer, correcte vervoersnaam, verpakkingsgroep, …);

17)

de chauffeur heeft geen geldig certificaat van een beroepsopleiding;

18)

er wordt vuur of een onbeschermde lamp gebruikt;

19)

het rookverbod wordt niet in acht genomen.

2.   Risicocategorie II

Wanneer er bij het niet in acht nemen van de desbetreffende ADR-bepalingen een risico op letsel voor personen of aantasting van het milieu ontstaat, zullen er normaal gesproken afdoende corrigerende maatregelen worden genomen, zoals aanpassing op de controleplaats indien dit mogelijk en van toepassing is, maar uiterlijk bij het voltooien van het vervoerstraject van dat moment.

Dergelijke gevallen zijn:

1)

de vervoerseenheid bestaat uit meer dan een aanhanger/oplegger;

2)

het voertuig voldoet niet langer aan de goedkeuringsnormen maar levert geen direct gevaar op;

3)

het voertuig bevat geen operationele brandblusser, zoals vereist; een brandblusser kan nog als operationeel worden beschouwd als alleen de voorgeschreven verzegeling en/of de vervaldatum ontbreken; dit gaat echter niet op als duidelijk zichtbaar is dat de brandblusser niet langer operationeel is, bijvoorbeeld als de drukmeter op 0 staat;

4)

het voertuig bevat niet de uitrusting die krachtens het ADR of de schriftelijke instructies vereist is;

5)

er is niet voldaan aan de beproevings- en inspectiedata en gebruiksperiode voor verpakkingen, IBC’s of grote verpakkingen;

6)

er worden colli met een beschadigde verpakking, IBC of grote verpakking of beschadigde ongereinigde lege verpakkingen vervoerd;

7)

vervoer van verpakte goederen in een container die qua constructie niet geschikt is;

8)

de tanks/tankcontainers (ook als ze leeg en ongereinigd zijn) zijn niet correct gesloten;

9)

vervoer van een combinatieverpakking met een buitenverpakking die niet correct gesloten is;

10)

onjuiste etikettering, kenmerking of grote etiketten;

11)

er zijn geen schriftelijke instructies in overeenstemming met het ADR of de schriftelijke instructies hebben geen betrekking op de vervoerde goederen;

12)

het voertuig staat niet onder afdoende toezicht of is niet juist geparkeerd.

3.   Risicocategorie III

Wanneer er bij het niet in acht nemen van de desbetreffende bepalingen een gering risico op letsel voor personen of aantasting van het milieu ontstaat en wanneer afdoende corrigerende maatregelen niet op de controleplaats behoeven te worden genomen, maar later bij de onderneming kunnen worden genomen.

Dergelijke gevallen zijn:

1)

de omvang van grote etiketten of etiketten of de grootte van letters, cijfers of symbolen op grote etiketten of etiketten voldoet niet aan de voorschriften;

2)

in de documentatie voor het vervoer ontbreekt andere informatie dan onder risicocategorie I (punt 16) wordt vermeld;

3)

het opleidingscertificaat bevindt zich niet in het voertuig, maar er zijn gegevens waaruit blijkt dat de chauffeur dit wel heeft.


BIJLAGE III

MODELFORMULIER VOOR HET AAN DE COMMISSIE TE ZENDEN RAPPORT OVER INBREUKEN EN SANCTIES

Image


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/29


BESLUIT PROXIMA/2/2004 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 30 november 2004

betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Politiemissie van de EU in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, EUPOL Proxima

(2004/846/EG)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, lid 3,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2004/789/GBVB van de Raad van 22 november 2004 betreffende de verlenging van de Politiemissie van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (EUPOL Proxima), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 8, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2004/789/GBVB staat dat de Raad het Politiek en Veiligheidscomité machtigt de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het VEU, met inbegrip van de benoeming, op voorstel van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, van een hoofd van de missie.

(2)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger heeft de benoeming van de heer Jürgen SCHOLZ voorgesteld,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Jürgen SCHOLZ wordt met ingang van 15 december 2004 benoemd tot hoofd van de missie van de Politiemissie van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (EUPOL Proxima).

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Het is van toepassing tot en met 14 december 2005.

Gedaan te Brussel, 30 november 2004.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

A. HAMER


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/30


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2004/847/GBVB VAN DE RAAD

van 9 december 2004

inzake de politiemissie van de Europese Unie in Kinshasa (DRC) met betrekking tot de geïntegreerde politie-eenheid (EUPOL „Kinshasa”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde lid, artikel 26 en artikel 28, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika (1) vastgesteld.

(2)

In het kader van de operatie Artemis in de Democratische Republiek Congo (DRC) in 2003 op grond van Gemeenschappelijk Optreden 2003/423/GBVB van 5 juni 2003 inzake de militaire operatie van de EU in de Democratische Republiek Congo (2) heeft de Europese Unie reeds concrete stappen genomen om de veiligheid in het land te doen terugkeren.

(3)

Op 14 december 2000 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2000/792/GBVB (3) vastgesteld, waarbij de heer Aldo Ajello is benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika en Gemeenschappelijk Optreden 96/250/GBVB is ingetrokken. Het mandaat van de speciale vertegenwoordiger is laatstelijk verlengd bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/530/GBVB (4).

(4)

De Raad heeft op 29 september 2003 Gemeenschappelijk Standpunt 2003/680/GBVB (5) tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/829/GBVB betreffende de levering van bepaalde uitrusting aan de DRC vastgesteld.

(5)

Zowel de algemene en alomvattende overeenkomst betreffende de overgang in de DRC, die op 17 december 2002 in Pretoria is ondertekend, als het memorandum over de veiligheid en het leger van 29 juni 2003 voorzien in de oprichting van een geïntegreerde politie-eenheid (GPE).

(6)

Op 28 juli 2003 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1493 (2003) aangenomen, waarin hij zijn waardering uitdrukt voor de afkondiging, op 4 april 2003, van de voorlopige Grondwet van de DRC en voor de vorming van de overgangsregering van nationale eenheid die op 30 juni 2003 is bekendgemaakt. De Veiligheidsraad spoort tevens donoren aan, de oprichting van een geïntegreerde Congolese politie-eenheid te steunen, en gaat ermee akkoord dat MONUC, de VN-missie in de DRC, de extra steun verleent die voor de opleiding van die politie-eenheid nodig zou zijn.

(7)

In de gemeenschappelijke verklaring over de samenwerking tussen de VN en de EU inzake crisisbeheersing van 29 september 2003 toonden de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zich ingenomen met de huidige samenwerking tussen de Verenigde Naties en de Europese Unie op het gebied van civiele en militaire crisisbeheersing, en zochten zij naar manieren om bijstand te bieden bij de oprichting van een geïntegreerde politie-eenheid in Kinshasa die de veiligheid van de overgangsregering en-instellingen moet waarborgen.

(8)

Op 20 oktober 2003 heeft de regering van de DRC bij de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB een officieel verzoek ingediend om steun van de Europese Unie voor de oprichting van een GPE, die de overheidsinstellingen moet helpen beschermen en het interne veiligheidsapparaat moet helpen versterken.

(9)

Op 15 december 2003 heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) ermee ingestemd dat de Europese Unie de oprichting van de GPE zou steunen volgens een aanpak in drie fasen: renovatie en herstelling van een opleidingscentrum en levering van basisuitrusting; opleiding van de GPE; en follow-up, monitoring en begeleiding van de concrete uitvoering van het mandaat van de GPE na de eerste opleidingsfase.

(10)

De Commissie heeft in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) een financieringsbesluit vastgesteld voor een project betreffende technische bijstand, renovatie van het opleidingscentrum, de levering van bepaald materiaal voor de GPE en het verstrekken van de nodige opleidingen.

(11)

Op 17 mei 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/494/GBVB (6) vastgesteld, waarin de Europese Unie zich ertoe verbindt „de consolidering van de interne veiligheid in de DRC - een essentiële factor voor het vredesproces en de ontwikkeling van het land - te steunen door in Kinshasa een geïntegreerde politie-eenheid (GPE) te helpen oprichten”. De Europese Unie en de lidstaten hebben hiertoe, naast de in het kader van het EOF gefinancierde activiteiten, bijdragen in geld en/of in natura geleverd, zodat de regering van de DRC kan beschikken over de ordehandhavingsuitrusting, de wapens en munitie die nodig worden geacht voor de oprichting van de GPE.

(12)

Op 1 oktober 2004 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1565 (2004) aangenomen, waarin hij besluit de inzet van MONUC te verlengen tot en met 31 maart 2005. Voorts besluit de VN-Veiligheidsraad dat MONUC ter ondersteuning van de overgangsregering van nationale eenheid onder meer tot taak zal hebben bij te dragen tot regelingen die worden getroffen voor de veiligheid van de instellingen en de bescherming van functionarissen van de overgang in Kinshasa totdat de geïntegreerde politie-eenheid klaar is om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen en de Congolese autoriteiten bij te staan bij de ordehandhaving op andere strategische gebieden.

(13)

De huidige veiligheidssituatie in de DRC kan verslechteren, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben voor het proces van versterking van de democratie, de rechtsstaat en de veiligheid op internationaal en regionaal vlak. Een bestendige toezegging van politieke steun en middelen van de EU zal ertoe bijdragen de stabiliteit in de regio te versterken.

(14)

Volgens overweging 12 van Gemeenschappelijk Optreden 2004/494/GBVB kan de Raad zo nodig besluiten tot een vervolg op het EOF-project en de levering van uitrusting voor ordehandhaving, wapens en munitie aan de GPE, in de vorm van een EVDB-onderdeel betreffende toezicht, opleiding en advies.

(15)

Het PVC heeft tijdens zijn vergadering van 16 november 2004 ingestemd met het concept van een EVDB-missie om het EOF-project te volgen.

(16)

Op 22 november 2004 heeft de Raad zijn toezegging herhaald om zeer nauw met MONUC samen te werken en deze missie doeltreffend te steunen opdat deze haar mandaat, waaronder het opleiden van de politie, kan volbrengen.

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie stelt hierbij een politiemissie van de Europese Unie (EUPOL „KINSHASA”) in ten behoeve van de follow-up van het in Gemeenschappelijk Optreden 2004/494/GBVB bedoelde EOF-project inzake de oprichting van een geïntegreerde politie-eenheid (GPE) in Kinshasa (DRC) vanaf begin januari 2005. Voor die datum wordt uiterlijk op 1 december 2004 ter voorbereiding van de politiemissie een planningsteam opgericht dat operationeel is tot de missie aanvangt.

2.   EUPOL „KINSHASA” treedt op in overeenstemming met de doelstellingen en andere bepalingen vervat in de taakopvatting in artikel 3.

Artikel 2

Planningsfase

1.   Tijdens de planningsfase omvat het planningsteam een politiehoofd van de missie/hoofd van het planningsteam en het nodige personeel voor het uitvoeren van de taken die voortvloeien uit de behoeften van de missie.

2.   Als prioriteit in het planningsproces zal een alomvattende risicobeoordeling worden verricht die eventueel kan worden bijgewerkt.

3.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt het operationeel concept (CONOPS) op. Vervolgens stelt het planningsteam het operatieplan (OPLAN) op en ontwikkelt het alle technische instrumenten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de EUPOL „KINSHASA”. Het CONOPS en het OPLAN zullen rekening houden met de alomvattende risicobeoordeling. De Raad keurt het CONOPS en het OPLAN goed.

Artikel 3

Taak

De Europese Unie voert in Kinshasa (DRC) een politiemissie uit teneinde bij de oprichting en in de aanloopfase van de GPE toezicht te houden, begeleiding te bieden en advies te verlenen om ervoor te zorgen dat de GPE optreedt volgens de opleiding die zij in het opleidingscentrum heeft gekregen en overeenkomstig de internationale beste praktijken op dit gebied. Bij deze activiteiten moet de commandostructuur van de GPE centraal staan, om het beheersvermogen van de GPE te versterken en om op de operationele eenheden toezicht uit te oefenen bij de uitvoering van haar taken en haar te begeleiden en van advies te dienen.

Artikel 4

Structuur van de missie

De missie bestaat uit een hoofdkwartier dat in de operationele basis van de GPE gestationeerd is. Het hoofdkwartier bestaat uit het bureau van het hoofd van de missie, een afdeling die voor toezicht, begeleiding en advies zorgt, een afdeling voor administratieve ondersteuning en officieren voor de verbinding met de belangrijkste actoren wat de GPE betreft.

Artikel 5

Hoofd van de missie/directeur van politie

1.   Op voorstel van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger benoemt het PVC een hoofd van de missie/directeur van politie. Het hoofd van de missie/de directeur van politie wordt belast met de operationele controle (OPCON) van EUPOL „KINSHASA” en draagt zorg voor het dagelijks beheer van de EUPOL „KINSHASA”-functies.

2.   Het hoofd van de missie/de directeur van politie wordt aangeworven op contractbasis bij de Commissie.

3.   Alle politiefunctionarissen blijven volledig onder bevel van de daartoe geëigende nationale autoriteit. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over aan het hoofd van EUPOL „KINSHASA”.

4.   Het hoofd van de missie/de directeur van politie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen uitgevoerd door de betrokken nationale of EU-autoriteit.

Artikel 6

Personeel

1.   Het aantal en het niveau van de EUPOL „KINSHASA”-personeelsleden zijn in overeenstemming met de in artikel 3 bedoelde taakopvatting en met de in artikel 4 bedoelde structuur van de missie.

2.   De politiefunctionarissen worden door de lidstaten gedetacheerd. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met de door hem gedetacheerde politiefunctionarissen, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen met uitzondering van dagvergoedingen en huisvestingstoelagen, en kosten voor vervoer van en naar de DRC.

3.   Internationaal civiel personeel en lokaal personeel wordt naar gelang van de behoeften op contractbasis door EUPOL „KINSHASA” aangeworven.

4.   De bijdragende staten of communautaire instellingen kunnen ook, indien nodig, internationaal civiel personeel detacheren. Elke bijdragende staat of communautaire instelling draagt de kosten in verband met elk door hem gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen met uitzondering van dagvergoedingen en huisvestingstoelagen, en kosten voor vervoer van en naar de DRC.

Artikel 7

Commandostructuur

EUPOL „KINSHASA” heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) rapporteert via de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger aan de Raad,

Het PVC zorgt voor politieke controle en strategische aansturing,

Het hoofd van de missie/de directeur van politie leidt de EUPOL „KINSHASA” en neemt het dagelijks beheer op zich,

Het hoofd van de missie/de directeur van politie rapporteert via de SVEU aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger,

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger verstrekt via de SVEU richtsnoeren aan het hoofd van de missie/de directeur van politie.

Artikel 8

Politieke controle en strategische aansturing

1.   Onder de verantwoordelijkheid van de Raad oefent het PVC de politieke controle op en de strategische leiding van de operatie uit. Daarbij machtigt de Raad het PVC om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het operatieplan en de commandostructuur te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de operatie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger.

2.   De SVEU stuurt het politiehoofd van de missie op lokaal niveau aan. De SVEU staat in voor de coördinatie met andere EU-actoren en voor de betrekkingen met de autoriteiten van het gastland.

3.   Het PVC rapporteert op geregelde tijdstippen aan de Raad, rekening houdend met de SVEU-rapporten.

4.   Het PVC ontvangt op geregelde tijdstippen verslagen van het hoofd van de missie/de directeur van politie over het verloop van de missie. Het PVC mag het hoofd van de missie/de directeur van politie in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 9

Deelname door derde landen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de EU en het ene institutionele kader van de Unie worden de toetredende landen uitgenodigd en kunnen kandidaat-lidstaten en andere derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUPOL „KINSHASA”, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van de politiefunctionarissen en/of het door hen gedetacheerde internationaal civiel personeel, met inbegrip van salarissen, vergoedingen en kosten voor vervoer van en naar de DRC, en dat zij in voorkomend geval in een evenredig deel van de bedrijfskosten van EUPOL „KINSHASA” bijdragen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om, op aanbeveling van de operationeel commandant en van het Comité voor de civiele aspecten van crisisbeheersing, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   Alle derde landen die bijdragen aan EUPOL „KINSHASA” hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten bij de dagelijkse leiding van de operatie.

4.   Het PVC handelt de regelingen voor deelneming af, en legt die zo nodig aan de Raad voor; dat geldt ook voor de mogelijke financiële deelneming van derde landen in de gemeenschappelijke kosten.

5.   Uitvoerige regelingen wat betreft de deelname van derde landen worden vastgelegd in overeenkomsten conform artikel 24 van het Verdrag. De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de EU en een derde land een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van dit derde land aan EU-crisisbeheersingsoperaties, dan zijn de bepalingen van die overeenkomst in het kader van deze operatie van toepassing.

Artikel 10

Financiële regelingen

1.   De kosten voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden gedurende de planningsfase en het jaar 2005 bedragen ten hoogste 4 370 000 EUR.

2.   Ten aanzien van uit de Gemeenschapsbegroting gefinancierde uitgaven is het volgende van toepassing:

a)

uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de begroting, met als uitzondering dat eventuele prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven. Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen;

b)

het hoofd van het planningsteam/de directeur van politie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

3.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de EUPOL „KINSHASA”, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van de teams van de missie.

Artikel 11

Optreden van de Gemeenschap en andere desbetreffende acties

1.   De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie haar optreden te richten op de verwezenlijking van dit gemeenschappelijk optreden, in voorkomend geval door relevante communautaire maatregelen.

2.   De Raad neemt er voorts nota van dat er coördinatieregelingen nodig zijn in Kinshasa en in Brussel, onder meer met betrekking tot eventuele toekomstige EOF-projecten, rekening houdend met de bestaande coördinatiemechanismen.

Artikel 12

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger is gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan derde staten die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

2.   Voorts is de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van de missie, aan de Verenigde Naties gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven. Te dien einde zullen plaatselijke regelingen worden vastgesteld.

3.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voorts gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan het gastland. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan het gastland volgens de daartoe bestemde procedures op het niveau van samenwerking tussen het gastland en de Europese Unie.

4.   De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger is gemachtigd om door de EU niet-gerubriceerde documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de operatie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan derde staten die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

Artikel 13

Status van het EUPOL „KINSHASA”-personeel

1.   Over de status van het EUPOL „KINSHASA”-personeel in de DRC, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUPOL „KINSHASA”, wordt overeenstemming bereikt volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag. De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen.

2.   De staat of communautaire instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken staat of communautaire instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid in.

Artikel 14

Inwerkingtreding en duur

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt op 31 december 2005.

De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 9 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

L. J. BRINKHORST


(1)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 25.

(2)  PB L 143 van 11.6.2003, blz. 50.

(3)  PB L 318 van 16.12.2000, blz. 1.

(4)  PB L 234 van 3.7.2004, blz. 13.

(5)  PB L 249 van 1.10.2003, blz. 64.

(6)  PB L 182 van 19.5.2004, blz. 41.


14.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 367/35


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2004/848/GBVB VAN DE RAAD

van 13 december 2004

tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 september 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus aangenomen (1).

(2)

De internationale verkiezingswaarnemingsmissie in Belarus is tot de conclusie gekomen dat de parlementsverkiezingen en het referendum die op 17 oktober 2004 in Belarus zijn gehouden, ver beneden de elementaire OVSE-verbintenissen van Belarus zijn gebleven. De EU is van oordeel dat de Belarussische autoriteiten rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de door de waarnemers geconstateerde onregelmatigheden.

(3)

De EU wijst er ook op dat de Belarussische politie en andere veiligheidskorpsen tegen verschillende oppositieleiders en vertegenwoordigers van de media gewelddadige aanvallen hebben gepleegd ter gelegenheid van vreedzame politieke demonstraties na de verkiezingen en het referendum in Minsk.

(4)

Derhalve heeft de Raad op 22 november 2004 besloten dat toelatingsrestricties moeten worden opgelegd aan de functionarissen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum en aan personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging.

(5)

In deze context heeft de Raad op 22 november 2004 president Loekasjenko en zijn regering opgeroepen te breken met hun huidige beleid en fundamentele democratische en economische hervormingen door te voeren, die het land dichter bij de gemeenschappelijke waarden van Europa zullen brengen. De EU heeft voorts verklaard open te blijven staan voor een dialoog met Belarus over de geleidelijke ontwikkeling van bilaterale betrekkingen, zodra uit concrete acties van de Belarussische autoriteiten een oprechte bereidheid zou blijken om dit proces te hervatten. In het verlengde daarvan heeft de Europese Unie zich nogmaals bereid verklaard haar betrekkingen met Belarus te verdiepen, onder meer in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, zodra van Belarussische zijde een duidelijke bereidheid zou blijken om de democratische waarden en de beginselen van de rechtsstaat te eerbiedigen.

(6)

De werkingssfeer van de bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB opgelegde beperkende maatregelen dient bijgevolg te worden uitgebreid tot de personen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum die op 17 oktober 2004 in Belarus hebben plaatsgevonden, alsook tot de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus.

(7)

De beperkende maatregelen tegen de personen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus en tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum, dienen opnieuw te worden bezien in het licht van hervormingen in de kieswet die erop gericht zijn deze in overeenstemming te brengen met de OVSE-richtsnoeren en andere internationale normen voor democratische verkiezingen, zoals aanbevolen door de OVSE/het ODIHR, alsook in het licht van concrete maatregelen van de autoriteiten om de mensenrechten met betrekking tot vreedzame betogingen te eerbiedigen,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT AANGENOMEN:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van personen die verantwoordelijk zijn:

voor, maar hebben nagelaten een aanvang te maken met, het onafhankelijk onderzoek en de vervolging van de vermoedelijke misdaden en degenen die in het Pourgourides-verslag worden aangemerkt als centrale figuren in de verdwijning van vier algemeen bekende personen in Belarus in 1999/2000 en bij de daaropvolgende doofpotoperatie, gezien hun klaarblijkelijke tegenwerking van het gerecht; de lijst van deze personen staat in bijlage I;

voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus, alsook van de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus; de lijst van deze personen staat in bijlage II.”;

2)

artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

De Raad neemt op voorstel van een lidstaat of van de Commissie de wijzigingen van de lijst in de bijlagen I en II aan die op grond van de politieke ontwikkelingen in Belarus nodig zijn.”;

3)

de bijlage wordt vervangen door de bijlagen I en II in de bijlage bij dit gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel 13 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 67.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste streepje

1)

SIVAKOV, JOERI (YURIJ) Leonidovitsj, minister van Toerisme en Sport van Belarus, geboren op 5 augustus 1946 in de Sachalin-regio, voormalige Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek.

2)

SJEJMAN (SJEÏMAN), VICTOR Vladimirovitsj, hoofd van het presidentieel kabinet van Belarus, geboren op 26 mei 1958 in de Grodno-regio.

3)

PAVLITSJENKO (PAVLIUTSJENKO), DMITRI (Dmitry) Valerijevitsj, officier van de speciale troepen van Belarus, geboren in 1966 in Vitebsk.

4)

NAUMOV, VLADIMIR Vladimirovitsj, minister van Binnenlandse Zaken, geboren in 1956.

BIJLAGE II

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, tweede streepje

1)

Lidia YERMOSJINA, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie.

2)

Joeri PODOBED, hoofd van de speciale politie-eenheid OMON in Minsk.