ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 91

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
29 maart 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening) ( 1 )

19

 

*

Verordening (EU) 2019/517 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de toepassing en werking van de .eu-topniveaudomeinnaam, tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 733/2002 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie ( 1 )

25

 

*

Verordening (EU) 2019/518 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 wat bepaalde kosten van grensoverschrijdende betalingen in de Unie en valutawisselkosten betreft ( 1 )

36

 

*

Verordening (EU) 2019/519 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 167/2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen ( 1 )

42

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie ( 1 )

45

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/957 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ( PB L 173 van 9.7.2018 )

77

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad ( PB L 317 van 23.11.2016 )

77

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/1


VERORDENING (EU) 2019/515 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen is gewaarborgd volgens de Verdragen. Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen met hetzelfde effect zijn tussen de lidstaten verboden. Dit verbod betreft elke nationale maatregel die de handel in goederen binnen de Unie direct of indirect, feitelijk of potentieel kan belemmeren. Het vrije verkeer van goederen binnen de interne markt wordt gewaarborgd door de harmonisatie van regels op Unieniveau waarbij gemeenschappelijke voorschriften worden vastgesteld voor het in de handel brengen van bepaalde goederen. Het vrije verkeer van goederen of van aspecten van goederen die niet volledig onder de harmonisatieregels van de Unie vallen, wordt gewaarborgd door de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, zoals omschreven door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(2)

Een goed functionerend beginsel van wederzijdse erkenning is een essentiële aanvulling op harmonisatie van regels op Unieniveau, met name wanneer er rekening mee wordt gehouden dat veel goederen zowel geharmoniseerde als niet-geharmoniseerde aspecten hebben.

(3)

Wanneer de wetgeving voor goederen of bepaalde aspecten van goederen niet op Unieniveau geharmoniseerd is, is het mogelijk dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat onrechtmatige belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen tussen lidstaten opwerpen door op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, nationale voorschriften toe te passen, bijvoorbeeld technische vereisten met betrekking tot aanduiding, vorm, omvang, gewicht, samenstelling, aanbiedingsvorm, etikettering of verpakking. De toepassing van dergelijke voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, kan in strijd zijn met de artikelen 34 en 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), ook al zijn die voorschriften zonder onderscheid van toepassing op alle goederen.

(4)

Het beginsel van wederzijdse erkenning vloeit voort uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Volgens dit beginsel kunnen lidstaten de verkoop op hun grondgebied van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, niet verbieden, zelfs niet indien die goederen, met inbegrip van de goederen die niet door een fabricageproces zijn verkregen, overeenkomstig andere technische voorschriften zijn geproduceerd. Het beginsel van wederzijdse erkenning is echter niet absoluut. De lidstaten kunnen beperkingen instellen tegen het in de handel brengen van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht wanneer dergelijke beperkingen gerechtvaardigd zijn op basis van de in artikel 36 VWEU genoemde gronden of op grond van andere dwingende redenen van openbaar belang die zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot het vrij verkeer van goederen, en wanneer deze beperkingen in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Deze verordening legt de verplichting op duidelijk te rechtvaardigen waarom markttoegang wordt beperkt of ontzegd.

(5)

Het begrip „dwingende reden van openbaar belang” is een dynamisch concept dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn rechtspraak omtrent de artikelen 34 en 36 VWEU heeft ontwikkeld. Indien er gerechtvaardigde verschillen bestaan tussen lidstaten, kunnen dergelijke dwingende redenen de toepassing van nationale technische voorschriften door de bevoegde autoriteiten rechtvaardigen. Administratieve besluiten moeten echter altijd naar behoren worden gemotiveerd en moeten legitiem, geschikt en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zijn, en de bevoegde autoriteit moet voor het minst restrictieve besluit kiezen. Teneinde de interne markt voor goederen beter te doen functioneren, dienen de nationale technische voorschriften geschikt te zijn voor het beoogde doel en mogen zij geen onevenredige non-tarifaire belemmeringen opwerpen. Voorts mogen de administratieve besluiten die de toegang tot de markt van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, beperken of ontzeggen, niet louter gebaseerd zijn op het feit dat de beoordeelde goederen op een andere manier aan het door de lidstaat nagestreefde rechtmatige algemene doel voldoen dan de manier waarop goederen in die lidstaat aan dat doel voldoen. Teneinde de lidstaten te helpen, moet de Commissie niet-bindende richtsnoeren aanreiken over de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende het begrip „dwingende reden van openbaar belang” en aangeven hoe het beginsel van wederzijdse erkenning moet worden toegepast. De bevoegde autoriteiten moeten in de gelegenheid worden gesteld om bijdragen te leveren en feedback te geven op de richtsnoeren.

(6)

In de door de Raad Concurrentievermogen op december 2013 aangenomen conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt is erop gewezen dat met het oog op betere randvoorwaarden voor ondernemingen en consumenten in de eengemaakte markt, naar behoren gebruik moet worden gemaakt van alle relevante instrumenten, inclusief wederzijdse erkenning. De Raad heeft de Commissie uitgenodigd verslag uit te brengen over de gevallen waarin het beginsel van wederzijdse erkenning niet voldoende functioneert of op problemen stuit. In zijn conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt van februari 2015 heeft de Raad Concurrentievermogen er bij de Commissie op aangedrongen voorstellen te doen om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning effectief functioneert.

(7)

Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) werd vastgesteld om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken. Daartoe bevat de verordening procedures om zo veel mogelijk uit te sluiten dat onrechtmatige belemmeringen worden opgeworpen voor het vrije verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Ondanks die verordening bestaan er nog steeds talrijke problemen met betrekking tot de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Uit de tussen 2014 en 2016 uitgevoerde evaluatie is gebleken dat het beginsel van wederzijdse erkenning niet naar behoren werkt en dat Verordening (EG) nr. 764/2008 een beperkte invloed heeft gehad op de verbetering van de toepassing ervan. De instrumenten en procedurele waarborgen die bij die verordening zijn ingesteld, hebben hun doelstelling — een betere toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning — niet verwezenlijkt. Zo is het netwerk van productcontactpunten, dat werd opgezet om de marktdeelnemers informatie te verstrekken over de geldende nationale voorschriften en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, nauwelijks bekend bij de marktdeelnemers en wordt het nauwelijks gebruikt. Binnen dat netwerk werken de nationale autoriteiten onvoldoende samen. Aan de kennisgevingsvereiste voor administratieve besluiten die de toegang tot de markt beperken of ontzeggen, wordt nauwelijks voldaan. Bijgevolg blijven belemmeringen bestaan voor het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt.

(8)

Verordening (EG) nr. 764/2008 heeft verschillende tekortkomingen en moet daarom worden herzien en versterkt. Ter wille van de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 764/2008 worden vervangen door onderhavige verordening. In de onderhavige verordening moeten duidelijke procedures worden vastgesteld om het vrij verkeer van in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen te waarborgen, en om ervoor te zorgen, dat de lidstaten het vrij verkeer enkel kunnen beperken op grond van legitieme openbare belangen en dat de beperking gerechtvaardigd en evenredig is. Deze verordening dient er ook voor te zorgen dat de bestaande rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning zowel door de marktdeelnemers als door de nationale autoriteiten worden geëerbiedigd.

(9)

Deze verordening mag, in voorkomend geval, geen afbreuk doen aan de verdere harmonisering van de voorwaarden voor het in de handel brengen van goederen met het oog op het beter doen functioneren van de interne markt.

(10)

Handelsbelemmeringen kunnen ook voortvloeien uit andere soorten maatregelen die binnen het toepassingsgebied van de artikelen 34 en 36 VWEU vallen. Bij deze maatregelen kan het bijvoorbeeld gaan om technische specificaties ten behoeve van aanbestedingsprocedures of voorschriften tot gebruik van de officiële talen in de lidstaten. Deze maatregelen mogen geen nationaal technisch voorschrift vormen in de zin van deze verordening, en mogen derhalve niet binnen de werkingssfeer ervan vallen.

(11)

In de lidstaten worden nationale technische voorschriften soms uitgevoerd door middel van een procedure voor voorafgaande machtiging die inhoudt dat formele goedkeuring van een bevoegde autoriteit moet worden verkregen voordat de goederen in die lidstaat in de handel kunnen worden gebracht. Het bestaan van een dergelijke procedure voor voorafgaande machtiging beperkt als zodanig het vrij verkeer van goederen. Om gerechtvaardigd te zijn met betrekking tot het grondbeginsel van het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt, moet een dergelijke procedure een door het Unierecht erkend doel van openbaar belang nastreven, en moet zij evenredig en niet-discriminerend zijn. In het licht van de overwegingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt beoordeeld of een dergelijke procedure in overeenstemming is met het Unierecht. Daarom moeten administratieve besluiten die de toegang tot de markt beperken of ontzeggen louter omdat er geen geldige voorafgaande machtiging is verleend voor de goederen, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Wanneer evenwel een aanvraag voor een verplichte voorafgaande machtiging betreffende goederen is ingediend, mag een administratief besluit om de aanvraag af te wijzen op grond van een in die lidstaat geldend nationaal technisch voorschrift uitsluitend worden genomen overeenkomstig deze verordening, zodat de verzoeker de geboden procedurele bescherming van deze verordening kan genieten. Hetzelfde geldt voor de vrijwillige voorafgaande machtiging, indien deze bestaat.

(12)

Het is van belang te verduidelijken dat de soorten goederen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen ook landbouwproducten omvatten. De term „landbouwproducten” omvat de voortbrengselen van visserij, als vastgesteld in artikel 38, lid 1, VWEU. Teneinde te helpen bepalen welke soorten goederen onder deze verordening vallen, dient de Commissie de haalbaarheid en de voordelen van het verder ontwikkelen van een indicatieve lijst van producten voor wederzijdse erkenning te beoordelen.

(13)

Het is eveneens van belang te verduidelijken dat de term „producent” niet enkel de fabrikanten van de goederen omvat, maar ook de personen die goederen produceren die niet het resultaat zijn van een fabricageproces, met inbegrip van landbouwproducten, alsmede de personen die zich als de producent van goederen presenteren.

(14)

Beslissingen van nationale rechterlijke instanties waarin de wettigheid wordt beoordeeld van zaken waarin in één lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen wegens de toepassing van een nationaal technisch voorschrift geen toegang tot de markt in een andere lidstaat krijgen, en beslissingen van nationale rechterlijke instanties waarin sancties worden opgelegd, moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(15)

Om onder het beginsel van wederzijdse erkenning te vallen, moeten goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Om te worden beschouwd als in een andere lidstaat rechtmatig in de handel te zijn gebracht, moet worden verduidelijkt dat de goederen moeten voldoen aan de in die lidstaat geldende relevante regels, en aan eindgebruikers in die lidstaat moeten worden aangeboden.

(16)

Om de nationale autoriteiten en de marktdeelnemers van het beginsel van wederzijdse erkenning bewust te maken, kunnen de lidstaten overwegen om duidelijke en ondubbelzinnige „eengemaaktemarktclausules” in hun nationale technische voorschriften op te nemen teneinde de toepassing van dat beginsel te vergemakkelijken.

(17)

Het bewijs dat nodig is om aan te tonen dat goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten. Dit heeft onnodige lasten, vertragingen en aanvullende kosten voor de marktdeelnemers tot gevolg, en verhindert de nationale autoriteiten de nodige informatie te verkrijgen voor een tijdige beoordeling van de goederen. Dit kan de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning hinderen. Het is daarom van essentieel belang dat marktdeelnemers eenvoudiger kunnen aantonen dat hun goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. De marktdeelnemers zouden de mogelijkheid moeten hebben een eigen verklaring op te stellen waarin aan de bevoegde autoriteiten alle noodzakelijke informatie wordt verstrekt over de goederen en over de conformiteit ervan met de in die andere lidstaat geldende regels. Indien gebruik wordt gemaakt van vrijwillige eigen verklaringen, kunnen nationale autoriteiten toch administratieve besluiten nemen om de toegang tot de markt te beperken of te ontzeggen, op voorwaarde dat dergelijke besluiten evenredig en gerechtvaardigd zijn en het beginsel van wederzijdse erkenning eerbiedigen en in overeenstemming zijn met deze verordening.

(18)

Een producent, een importeur of een distributeur moet de mogelijkheid hebben een verklaring op te stellen inzake het rechtmatig in de handel brengen van goederen, en wel voor het doel van wederzijdse erkenning („verklaring van wederzijdse erkenning”). De producent is het meest geschikt voor het verstrekken van de informatie in de verklaring van wederzijdse erkenning omdat de producent de goederen het best kent en in het bezit is van de nodige bewijzen voor het verifiëren van de informatie in de verklaring van wederzijdse erkenning. De producent moet zijn gemachtigde vertegenwoordiger toestemming kunnen geven dergelijke verklaringen op te stellen namens de producent en onder de verantwoordelijkheid van de producent. Indien een marktdeelnemer in de verklaring evenwel alleen informatie over de rechtmatigheid van het in de handel brengen van de goederen kan verstrekken, moet het voor een andere marktdeelnemer mogelijk zijn de informatie te verstrekken dat de goederen in de betrokken lidstaat ter beschikking van eindgebruikers worden gesteld, op voorwaarde dat die marktdeelnemer de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de informatie die hij in de verklaring van wederzijdse erkenning heeft verstrekt en de nodige bewijzen kan verstrekken voor het verifiëren van deze informatie.

(19)

De verklaring van wederzijdse erkenning moet te allen tijde juiste en volledige informatie bevatten over de goederen. De verklaring moet daarom worden geactualiseerd opdat deze wijzigingen bevat, zoals wijzigingen in de relevante nationale technische voorschriften.

(20)

Opdat de in een verklaring van wederzijdse erkenning verstrekte informatie volledig is, moet voor dergelijke verklaringen een geharmoniseerde structuur worden opgezet die kan worden gebruikt door de marktdeelnemers die dergelijke verklaringen willen opstellen.

(21)

Het is van belang ervoor te zorgen dat de verklaring van wederzijdse erkenning waarheidsgetrouw en nauwkeurig is ingevuld. Het is daarom noodzakelijk te eisen dat marktdeelnemers verantwoordelijk zijn voor de informatie die door hen in de verklaring van wederzijdse erkenning wordt opgenomen.

(22)

Voor het verbeteren van de efficiëntie en het concurrentievermogen van ondernemingen die actief zijn op het gebied van goederen die niet vallen onder de harmonisatiewetgeving van de Unie, moet het mogelijk zijn gebruik te maken van nieuwe informatietechnologieën die het verstrekken van de verklaring van wederzijdse erkenning gemakkelijker maken. Marktdeelnemers moeten daarom in staat zijn hun verklaringen van wederzijdse erkenning voor het publiek online toegankelijk te maken, op voorwaarde dat de verklaring van wederzijdse erkenning gemakkelijk toegankelijk is en in een betrouwbaar formaat wordt gepresenteerd.

(23)

De Commissie moet ervoor zorgen dat op de digitale toegangspoort een model voor de verklaring van wederzijdse erkenning, alsmede richtsnoeren voor het invullen van die verklaring beschikbaar worden gesteld in alle officiële talen van de Unie.

(24)

Deze verordening moet ook van toepassing zijn op goederen waarvan slechts sommige aspecten onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. Wanneer de marktdeelnemers uit hoofde van de harmonisatiewetgeving van de Unie een EU-conformiteitsverklaring moeten opstellen om aan te tonen dat zij aan die wetgeving voldoen, moet aan deze marktdeelnemers worden toegestaan dat zij de verklaring van wederzijdse erkenning uit hoofde van deze verordening aan de EU-conformiteitsverklaring toevoegen.

(25)

Wanneer marktdeelnemers besluiten geen gebruik te maken van de verklaring van wederzijdse erkenning, dienen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming op duidelijk omschreven wijze om de specifieke informatie te verzoeken die zij noodzakelijk achten voor de beoordeling van de goederen, met eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

(26)

Marktdeelnemers moeten voldoende tijd krijgen om documenten of andere informatie in te dienen waar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming om verzoekt, alsook om eventuele argumenten aan te voeren of opmerkingen in te dienen met betrekking tot de beoordeling van de betrokken goederen.

(27)

Bij Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt van de lidstaten vereist dat zij ieder ontwerp voor een nationaal technisch voorschrift betreffende producten, met inbegrip van landbouwproducten en visserijproducten, aan de Commissie en de overige lidstaten voorleggen, met vermelding van de redenen waarom de vaststelling van dat voorschrift nodig is. Er moet echter op worden toegezien dat het beginsel van wederzijdse erkenning na de vaststelling van een dergelijk nationaal technisch voorschrift in afzonderlijke gevallen op elk specifiek goed correct wordt toegepast. Bij deze verordening moeten procedures worden vastgesteld voor de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in afzonderlijke gevallen, door bijvoorbeeld van de lidstaten te verlangen dat zij de nationale technische voorschriften vermelden waarop het administratieve besluit gebaseerd is, alsook de legitieme grond van openbaar belang die de toepassing van het nationale technische voorschrift rechtvaardigt ten aanzien van een goed dat in een andere lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht. De evenredigheid van het nationale technische voorschrift is de grondslag voor het aantonen van de evenredigheid van het administratieve besluit dat op dit voorschrift is gebaseerd. De wijze waarop de evenredigheid van het administratieve besluit moet worden aangetoond, moet geval per geval worden bepaald.

(28)

Aangezien administratieve besluiten die de toegang tot de markt voor in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen beperken of ontzeggen, een uitzondering moeten zijn op het fundamentele beginsel van wederzijdse erkenning, dient erop te worden toegezien dat zulke besluiten de bestaande verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning in acht nemen. Daarom dient er een duidelijke procedure te worden vastgesteld om te bepalen of goederen in de andere betrokken lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en, zo ja, of de rechtmatige openbare belangen die door het toepasselijke nationale technische voorschrift van de lidstaat van bestemming gewaarborgd worden, voldoende beschermd worden, in overeenstemming met artikel 36 VWEU en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Die procedure moet ervoor zorgen dat alle genomen administratieve besluiten evenredig zijn, het beginsel van wederzijdse erkenning eerbiedigen en in overeenstemming zijn met deze verordening.

(29)

Als een bevoegde autoriteit goederen onderzoekt teneinde te beslissen of zij die goederen de toegang tot de markt beperkt of ontzegt, mag die autoriteit niet de bevoegdheid hebben om te besluiten tot opschorting van de toegang tot de markt, behalve in gevallen waar snel ingrijpen vereist is om te voorkomen dat hetzij de veiligheid of de gezondheid van personen, hetzij het milieu in het gedrang komt of om te voorkomen dat goederen worden aangeboden wanneer daarvoor een algemeen verbod geldt op grond van het openbaar belang of de openbare veiligheid, waaronder bijvoorbeeld misdaadpreventie.

(30)

Bij Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) is een accreditatieregeling ingevoerd die de wederzijdse erkenning van het bekwaamheidsniveau van de conformiteitsbeoordelingsinstanties waarborgt. Derhalve mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geen gebrek aan bekwaamheid aanvoeren om de door geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties opgestelde testrapporten en certificaten weigeren te aanvaarden. Voorts mogen de lidstaten ook testrapporten en certificaten die andere conformiteitsbeoordelingsinstanties in overeenstemming met het Unierecht hebben afgegeven, niet weigeren te aanvaarden om zo veel mogelijk te vermijden dat tests en procedures die al uitgevoerd zijn in een andere lidstaat, worden herhaald. De bevoegde autoriteiten moeten naar behoren rekening houden met de inhoud van de ingediende testrapporten of certificaten.

(31)

Bij Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) is bepaald dat uitsluitend veilige producten in de handel mogen worden gebracht, en zijn de verplichtingen voor producenten en distributeurs op het vlak van productveiligheid vastgesteld. De richtlijn geeft de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid gevaarlijke producten met onmiddellijke ingang te verbieden, of een product dat gevaarlijk kan zijn tijdelijk te verbieden, zolang dit voor de verschillende controles, onderzoeken of veiligheidsbeoordelingen noodzakelijk is. Daarnaast wordt in die richtlijn de procedure beschreven die de bevoegde autoriteiten moeten volgen om passende maatregelen te nemen indien de producten een risico vormen, waaronder de maatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b) tot en met f), van die richtlijn, en worden de lidstaten verplicht de Commissie en de andere lidstaten van deze maatregelen in kennis te stellen. De bevoegde autoriteiten moeten die richtlijn, en met name artikel 8, lid 1, onder b) tot en met f), en artikel 8, lid 3, ervan bijgevolg kunnen blijven toepassen.

(32)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7) is onder meer een systeem voor snelle waarschuwingen ingesteld voor kennisgevingen van het bestaan van een direct of indirect risico voor de volksgezondheid dat verband houdt met een levensmiddel of diervoeder. De verordening eist van de lidstaten dat zij de Commissie door middel van het systeem voor snelle waarschuwingen onverwijld in kennis stellen van elke door hen vastgestelde maatregel waarbij het in de handel brengen van levensmiddelen of diervoeders wordt beperkt of waarbij het uit de handel nemen of het terugroepen daarvan wordt voorgeschreven met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid, en waarvoor snelle actie vereist is. De bevoegde autoriteiten moeten die verordening, en met name artikel 50, lid 3, en artikel 54, kunnen blijven toepassen.

(33)

Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (8) brengt een geharmoniseerd Uniekader tot stand voor de organisatie van officiële controles, en voor de organisatie van andere officiële activiteiten dan officiële controles, voor de hele voedselketen, rekening houdend met de voorschriften inzake officiële controles van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) en van de sectorale Uniewetgeving ter zake. Verordening (EU) 2017/625 bevat een specifieke procedure om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemer in geval van niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders, en diergezondheid en dierenwelzijn, de situatie rechtzet. De bevoegde autoriteiten moeten Verordening (EU) 2017/625, en met name artikel 138, kunnen blijven toepassen.

(34)

Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) brengt een geharmoniseerd Uniekader tot stand voor het uitvoeren van controles overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde criteria met betrekking tot de verplichtingen die in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) zijn vastgesteld, en geeft aan dat lidstaten er voor zorgen dat elke marktdeelnemer die aan die verplichtingen voldoet, het recht heeft onder een controlesysteem te vallen. De bevoegde autoriteiten moeten Verordening (EU) nr. 1306/2013, en met name artikel 90, kunnen blijven toepassen.

(35)

In elk administratief besluit dat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uit hoofde van deze verordening is genomen, moeten de voor de marktdeelnemer beschikbare rechtsmiddelen worden vermeld, zodat een marktdeelnemer overeenkomstig het nationale recht tegen het besluit in beroep kan gaan of een zaak bij de bevoegde nationale rechterlijke instantie aanhangig kan maken. Het administratieve besluit moet ook vermelden dat marktdeelnemers het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Internal Market Problem Solving Network — Solvit) kunnen gebruiken, alsmede het probleemoplossingsmechanisme waarin deze verordening voorziet.

(36)

Effectieve oplossingen voor marktdeelnemers die een ondernemingsvriendelijk alternatief wensen bij het betwisten van administratieve besluiten die de toegang tot de markt beperken of ontzeggen, zijn essentieel om te waarborgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning op correcte en consistente wijze wordt toegepast. Om die oplossingen te waarborgen en om vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen juridische kosten te vermijden, moet marktdeelnemers een buitengerechtelijk probleemoplossingsmechanisme worden geboden.

(37)

Solvit is een door de nationale overheid in elke lidstaat aangeboden dienst die tot doel heeft oplossingen te vinden voor particulieren en bedrijven wanneer hun rechten worden geschonden door de overheidsinstanties van een andere lidstaat. De regels voor de werking van Solvit zijn vastgelegd in Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie (12), volgens welke elke lidstaat een Solvit-centrum moet opzetten dat is voorzien van toereikende personele en financiële middelen opdat het Solvit-centrum kan deelnemen aan Solvit. De Commissie moet meer bekendheid geven aan het bestaan en de voordelen van Solvit, met name onder bedrijven.

(38)

Solvit is een doeltreffend buitengerechtelijk probleemoplossingsmechanisme dat kosteloos wordt aangeboden. Solvit werkt met korte deadlines en biedt particulieren en bedrijven praktische oplossingen wanneer zij problemen ondervinden in verband met de erkenning van hun Unierechten door overheidsinstanties. Indien de marktdeelnemer, het betrokken Solvit-centrum en de betrokken lidstaten allen overeenstemming bereiken over de passende oplossing, dient geen verdere actie nodig te zijn.

(39)

Indien de informele benadering van Solvit faalt en er twijfels blijven bestaan over de verenigbaarheid van het administratieve besluit met het beginsel van wederzijdse erkenning, moet de Commissie evenwel de bevoegdheid hebben om deze kwestie op verzoek van een van de betrokken Solvit-centra nader te bestuderen. Na een beoordeling dient de Commissie een advies uit te brengen dat via het betrokken Solvit-centrum aan de betrokken marktdeelnemer en aan de bevoegde autoriteiten moet worden meegedeeld en tijdens de Solvit-procedure nader moet worden bezien. Voor het optreden van de Commissie moet een termijn van 45 werkdagen gelden, exclusief de tijd die de Commissie nodig heeft voor de ontvangst van de aanvullende informatie en documenten die zij nodig acht. Indien de zaak binnen deze termijn wordt opgelost, hoeft de Commissie geen advies uit te brengen. Deze Solvit-zaken moeten in de Solvit-databank een gescheiden traject volgen en mogen niet in de gewone Solvit-statistieken worden opgenomen.

(40)

Het advies van de Commissie met betrekking tot een administratief besluit dat de toegang tot de markt beperkt of ontzegt, mag enkel betrekking hebben op de vraag of het administratieve besluit verenigbaar is met het beginsel van wederzijdse erkenning en met de vereisten van deze verordening. Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie krachtens artikel 258 VWEU en de verplichting van de lidstaten om het Unierecht na te leven wanneer systemische problemen met betrekking tot de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning verder kunnen worden aangepakt.

(41)

Het is belangrijk voor de interne markt voor goederen dat ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, aan betrouwbare en specifieke informatie kunnen komen over de wetgeving die in een bepaalde lidstaat geldt. De productcontactpunten moeten een belangrijke rol spelen in het bevorderen van de communicatie tussen de nationale autoriteiten en de marktdeelnemers door informatie te verspreiden over specifieke productvoorschriften en over de wijze waarop het beginsel van wederzijdse erkenning op het grondgebied van hun lidstaat wordt toegepast. Daarom moet de rol van de productcontactpunten als voornaamste verstrekkers van informatie over alle productgerelateerde voorschriften, met inbegrip van nationale technische voorschriften die onder wederzijdse erkenning vallen, worden versterkt.

(42)

Om het vrij verkeer van goederen te vergemakkelijken, moeten de productcontactpunten kosteloos een redelijk niveau van informatie geven over hun nationale technische voorschriften en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Productcontactpunten moeten adequaat worden uitgerust en van middelen voorzien. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad (13) moeten zij dergelijke informatie verstrekken via een website en voldoen aan de bij die verordening voorgeschreven kwaliteitscriteria. De taken van productcontactpunten in verband met de verstrekking van die informatie, met inbegrip van elektronische of onlinetoegang tot de nationale technische voorschriften, moeten worden vervuld zonder afbreuk te doen aan de nationale regelgeving met betrekking tot de verspreiding van nationale technische voorschriften. Voorts mag niet van productcontactpunten worden verlangd dat zij schriftelijk of online inzage geven in normen waarop de intellectuele-eigendomsrechten van normalisatie-instellingen of -organisaties van toepassing zijn.

(43)

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten is van essentieel belang voor het vlotte functioneren van het beginsel van wederzijdse erkenning en voor het creëren van een cultuur van wederzijdse erkenning. De productcontactpunten en de nationale bevoegde autoriteiten moeten dus samenwerken en informatie en deskundigheid uitwisselen opdat het beginsel van wederzijdse erkenning en deze verordening op correcte en consistente wijze worden toegepast.

(44)

Met het oog op het kennisgeven van administratieve besluiten die de toegang tot de markt beperken of ontzeggen, het mogelijk maken van communicatie tussen productcontactpunten en het waarborgen van administratieve samenwerking is het nodig de lidstaten toegang te geven tot een informatie- en communicatiesysteem.

(45)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(46)

Indien het voor de toepassing van de onderhavige verordening nodig is persoonsgegevens te verwerken, moet deze verwerking gebeuren overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening is naargelang het geval onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679 (15) of (EU) 2018/1725 (16) van het Europees Parlement en de Raad.

(47)

Er moeten betrouwbare en efficiënte monitoringmechanismen worden vastgesteld, zodat informatie kan worden verstrekt over de uitvoering van deze verordening en over de invloed ervan op het vrije verkeer van goederen. Dergelijke mechanismen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(48)

Met het oog op voorlichting over het beginsel van wederzijdse erkenning en om ervoor te zorgen dat deze verordening op correcte en consistente wijze wordt toegepast, moet worden voorzien in Uniefinanciering voor voorlichtingscampagnes, opleidingen, uitwisseling van ambtenaren en andere aanverwante activiteiten ter verbetering en ondersteuning van het vertrouwen en de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, productcontactpunten en marktdeelnemers.

(49)

Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan accurate gegevens in verband met de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en de invloed ervan op de interne markt voor goederen, moet de Unie het verzamelen van dergelijke gegevens financieren.

(50)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met proportionele maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, waar nodig, met administratieve en financiële sancties.

(51)

Het is dienstig de toepassing van deze verordening uit te stellen om de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers voldoende tijd te bieden zich aan de hierin opgenomen bepalingen aan te passen.

(52)

De Commissie moet deze verordening evalueren aan de hand van de gestelde doelen. Voor het evalueren van deze verordening moet de Commissie gebruikmaken van de gegevens die over het functioneren van het beginsel van wederzijdse erkenning en de invloed ervan op de interne markt voor goederen worden verzameld en van de informatie die beschikbaar is in het informatie- en communicatiesysteem. De Commissie moet de lidstaten kunnen verzoeken de aanvullende informatie te verstrekken die nodig is voor haar evaluatie. Op grond van punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (17) moet de evaluatie van deze verordening op basis van doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde het uitgangspunt zijn voor de effectbeoordeling van verdere actiemogelijkheden.

(53)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een vlotte, consistente en correcte toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening heeft tot doel de werking van de interne markt te versterken door een betere toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning en door ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen weg te nemen.

2.   In deze verordening worden regels en procedures vastgesteld voor de toepassing door de lidstaten van het beginsel van wederzijdse erkenning in afzonderlijke gevallen met betrekking tot goederen die onder artikel 34 VWEU vallen en die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel worden gebracht, gelet op artikel 36 VWEU en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

3.   Voorts bevat deze verordening bepalingen over het oprichten en in stand houden van productcontactpunten in de lidstaten en over samenwerking en uitwisseling van informatie bij wederzijdse erkenning.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op goederen van elke soort, met inbegrip van landbouwproducten in de zin van artikel 38, lid 1, tweede alinea VWEU, en op administratieve besluiten die door een bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming zijn genomen of zullen worden genomen over dergelijke goederen, die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, voor zover dit administratieve besluit voldoet aan de volgende criteria:

a)

de basis van het administratieve besluit is een nationaal technisch voorschrift dat geldt in de lidstaat van bestemming, en

b)

het administratieve besluit heeft direct of indirect tot gevolg dat de markttoegang in de lidstaat van bestemming wordt beperkt of ontzegd.

Onder „administratief besluit” valt iedere administratieve stap die op een nationaal technisch voorschrift is gebaseerd en die hetzelfde rechtsgevolg of wezenlijk dezelfde rechtsgevolgen heeft als een administratief besluit als bedoeld onder b).

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder nationaal technisch voorschrift verstaan, iedere wettelijke, reglementaire of andere bestuursrechtelijke bepaling van een lidstaat die de volgende kenmerken heeft:

a)

zij heeft betrekking op goederen of aspecten van goederen waarvoor geen harmonisering op Unieniveau geldt;

b)

zij verbiedt het aanbieden van goederen of van goederen van een bepaalde soort op de markt van deze lidstaat of verplicht, feitelijk of rechtens, de naleving van de bepaling in alle gevallen waarin goederen of goederen van een bepaalde soort op de markt van deze lidstaat worden aangeboden, en

c)

zij voorziet in ten minste i) of ii) hieronder:

i)

het vaststellen van de kenmerken die zijn vereist voor goederen of voor goederen van een bepaalde soort, zoals kwaliteits-, prestatie- of veiligheidsniveau of hun afmetingen, met inbegrip van eisen ten aanzien van deze goederen wat betreft de namen waaronder zij worden verkocht, de bewoordingen, symbolen, testen en testmethoden, verpakking, markering of etikettering en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

ii)

het onderwerpen van goederen of goederen van een bepaalde soort aan andere eisen ter bescherming van de consument of het milieu die van invloed zijn op de levenscyclus van de goederen nadat zij op de markt van die lidstaat zijn aangeboden — zoals eisen inzake de gebruiksvoorwaarden, de recycling, het hergebruik of de verwijdering — indien deze voorwaarden een significante invloed kunnen hebben op de samenstelling of de aard van deze goederen, of op het aanbieden ervan op de markt van die lidstaat.

3.   Lid 2, onder c), i), van dit artikel geldt tevens voor de productiemethoden en -processen voor landbouwproducten in de zin van artikel 38, lid 1, VWEU, en voor producten die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie, alsmede voor productiemethoden en -processen voor andere producten indien die gevolgen hebben voor de kenmerken van deze producten.

4.   Voor de toepassing van deze verordening is een procedure voor voorafgaande machtiging op zichzelf geen nationaal technisch voorschrift, maar een besluit tot weigering van de voorafgaande machtiging op basis van een nationaal technisch voorschrift wordt beschouwd als een administratief besluit in de zin van deze verordening indien dat besluit voldoet aan de andere vereisten van lid 1, eerste alinea.

5.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

gerechtelijke beslissingen van nationale rechterlijke instanties;

b)

gerechtelijke beslissingen van rechtshandhavingsinstanties die zijn genomen in de loop van onderzoeken naar of vervolging van strafbare feiten die te maken hebben met de terminologie, symbolen of elke materiële verwijzing naar ongrondwettelijke of criminele organisaties of inbreuken van racistische, discriminerende of xenofobe aard.

6.   De artikelen 5 en 6 hebben geen invloed op de toepassing van de volgende bepalingen:

a)

artikel 8, lid 1, onder b) tot en met f), en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG;

b)

artikel 50, lid 3, onder a), en artikel 54 van Verordening (EG) nr. 178/2002;

c)

artikel 90 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, en

d)

artikel 138 van Verordening (EU) 2017/625.

7.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichting van Richtlijn (EU) 2015/1535 om de Commissie en de lidstaten in kennis te stellen van ontwerpen van nationale technische voorschriften voordat zij worden vastgesteld.

Artikel 3

Definities

In deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht”: goederen of goederen van dat soort voldoen aan de relevante in die lidstaat geldende voorschriften of zijn daar niet aan dergelijke voorschriften onderworpen en worden aan de eindgebruikers in die lidstaat aangeboden;

2.   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit al dan niet tegen betaling verstrekken van goederen voor distributie, consumptie of gebruik op de markt op het grondgebied van een lidstaat;

3.   „de toegang tot de markt beperken”: voorwaarden opleggen waaraan moet worden voldaan voordat goederen op de markt van de lidstaat van bestemming kunnen worden aangeboden, of voorwaarden opleggen waaraan moet worden voldaan om goederen verder te kunnen aanbieden op die markt, wat in beide gevallen de wijziging van een of meer van de kenmerken van die goederen vereist, als beschreven in artikel 2, lid 2, onder c), i), of het uitvoeren van aanvullende testen;

4.   „de toegang tot de markt ontzeggen”:

a)

verbieden dat goederen op de markt van de lidstaat van bestemming worden aangeboden of op die markt verder worden aangeboden, of

b)

vereisen dat die goederen uit de handel worden genomen of worden teruggeroepen;

5.   „uit de handel nemen”: elke maatregel om te voorkomen dat goederen die zich in de toeleveringsketen bevinden, op de markt worden aangeboden;

6.   „terugroepen”: elke maatregel om de terugkeer te bewerkstelligen van goederen die al aan de eindgebruiker ter beschikking zijn gesteld;

7.   „procedure voor voorafgaande machtiging”: een administratieve procedure uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat die bepaalt dat de bevoegde autoriteit van die lidstaat verplicht is om op basis van een aanvraag door een marktdeelnemer formele toestemming te geven alvorens goederen op de markt van die lidstaat kunnen worden aangeboden;

8.   „producent”:

a)

elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, of die goederen produceert die niet het resultaat zijn van een productieproces, met inbegrip van landbouwproducten, en deze onder de naam of het handelsmerk van die persoon in de handel brengt;

b)

elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die reeds rechtmatig in een lidstaat in de handel gebrachte goederen zodanig wijzigt dat de conformiteit met de relevante in die lidstaat geldende voorschriften erdoor zou kunnen worden beïnvloed, of

c)

elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich als producent van goederen presenteert door daarop of op de documenten die deze goederen begeleiden zijn naam, handelsmerk of een ander merkteken aan te brengen;

9.   „gemachtigde vertegenwoordiger”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door een producent is gemachtigd om namens die producent goederen op de markt aan te bieden;

10.   „importeur”: een binnen de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen uit een derde land voor het eerst in de Unie op de markt aanbiedt;

11.   „distributeur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de producent of de importeur, die goederen op de markt van een lidstaat aanbiedt;

12.   „marktdeelnemer”: een van de volgende met betrekking tot goederen: de producent, de gemachtigde vertegenwoordiger, de importeur of de distributeur;

13.   „eindgebruiker”: een in de Unie verblijvende of gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie goederen ter beschikking zijn of worden gesteld, hetzij als consument — dat wil zeggen: buiten diens bedrijfs- of beroepsactiviteit — hetzij als professionele eindgebruiker bij zijn industriële activiteiten of beroepsactiviteiten;

14.   „legitieme gronden van openbaar belang”: een van de in artikel 36 VWEU genoemde gronden van openbaar belang of andere dwingende redenen van openbaar belang;

15.   „conformiteitsbeoordelingsinstantie”: een conformiteitsbeoordelingsinstantie in de zin van artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 765/2008.

HOOFDSTUK II

PROCEDURES VOOR DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN WEDERZIJDSE ERKENNING IN AFZONDERLIJKE GEVALLEN

Artikel 4

Verklaring van wederzijdse erkenning

1.   De producent van goederen of goederen van een bepaalde soort die op de markt in de lidstaat van bestemming worden aangeboden of zullen worden aangeboden, mag, voor het doel van wederzijdse erkenning, een vrijwillige verklaring opstellen inzake het rechtmatig in de handel brengen van goederen (verklaring van wederzijdse erkenning), om aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming te bewijzen dat de goederen, of goederen van dat soort, in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht.

De producent mag zijn gemachtigde vertegenwoordiger opdragen de verklaring van wederzijdse erkenning namens hem op te stellen.

De verklaring van wederzijdse erkenning volgt de structuur zoals vermeld in deel I en deel II van de bijlage en bevat alle informatie die daarin is opgenomen.

De producent of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, indien hem dit is opgedragen, kan de verklaring van wederzijdse erkenning invullen met enkel de informatie in deel I van de bijlage. In dat geval wordt de informatie in deel II van de bijlage ingevuld door de importeur of de distributeur.

Bij wijze van alternatief kunnen beide delen van de verklaring van wederzijdse erkenning worden opgesteld door de importeur of de distributeur, op voorwaarde dat de ondertekenaar het in artikel 5, lid 4, onder a), bedoelde bewijs kan leveren.

De verklaring van wederzijdse erkenning wordt opgesteld in een van de officiële talen van de Unie. Indien deze taal niet de door de lidstaat van bestemming voorgeschreven taal is, wordt de verklaring van wederzijdse erkenning door de marktdeelnemers vertaald in een door de lidstaat van bestemming voorgeschreven taal.

2.   Marktdeelnemers die de verklaring van wederzijdse erkenning of een deel daarvan ondertekenen, zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de nauwkeurigheid van de informatie die zij verstrekken in de verklaring van wederzijdse erkenning, met inbegrip van de juistheid van de door hen vertaalde informatie. Voor de toepassing van dit lid zijn marktdeelnemers aansprakelijk overeenkomstig de nationale wetgeving.

3.   Marktdeelnemers zorgen ervoor dat de verklaring van wederzijdse erkenning te allen tijde actueel is, zodat eventuele wijzigingen in de informatie die zij hebben verstrekt in de verklaring van wederzijdse erkenning weergegeven worden.

4.   De verklaring van wederzijdse erkenning kan aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming worden verstrekt met het oog op een uit hoofde van artikel 5 te verrichten beoordeling. De verklaring kan op papier of elektronisch worden verstrekt of online beschikbaar worden gesteld, in overeenstemming met de voorschriften van de lidstaat van bestemming.

5.   Indien marktdeelnemers de verklaring van wederzijdse erkenning online beschikbaar maken, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)

het soort of de serie goederen waarop de verklaring van wederzijdse erkenning betrekking heeft, is gemakkelijk herkenbaar, en

b)

de gebruikte techniek zorgt ervoor dat de verklaring gemakkelijk doorzoekbaar is en gemonitord wordt om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de verklaring van wederzijdse erkenning te verzekeren.

6.   Indien voor de goederen waarvoor een verklaring van wederzijdse erkenning is verstrekt, ook op grond van een rechtshandeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, kan de verklaring van wederzijdse erkenning bij de EU-conformiteitsverklaring worden gevoegd.

Artikel 5

Beoordeling van goederen

1.   Indien een bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming voornemens is een beoordeling uit te voeren van goederen die onder deze verordening vallen, om na te gaan of de goederen of goederen van dat soort in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en, zo ja, of de legitieme openbare belangen die gewaarborgd worden door de geldende nationale technische regel in de lidstaat van bestemming, voldoende worden beschermd, gelet op de kenmerken van de betrokken goederen, neemt zij onverwijld contact op met de betrokken marktdeelnemer.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming contact opneemt met de betrokken marktdeelnemer, stelt de autoriteit hem in kennis van de beoordeling en deelt zij hem mede, welke goederen aan de beoordeling zijn onderworpen en welke nationale technische regel of procedure voor voorafgaande machtiging van toepassing is. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming informeert de marktdeelnemer ook over de mogelijkheid om een verklaring van wederzijdse erkenning te verstrekken overeenkomstig artikel 4, zulks voor het doel van die beoordeling.

3.   De markdeelnemer wordt toegestaan goederen op de markt in de lidstaat van bestemming aan te bieden terwijl de bevoegde autoriteit de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordeling uitvoert, en mag dat blijven doen tenzij de marktdeelnemer een administratief besluit heeft ontvangen waarbij de toegang tot de markt van de goederen wordt beperkt of ontzegd. Dit lid geldt niet indien de beoordeling wordt uitgevoerd in het kader van een procedure voor voorafgaande machtiging, of indien de bevoegde autoriteit tijdelijk het aanbieden op de markt van de te beoordelen goederen opschort overeenkomstig artikel 6.

4.   Indien aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming een verklaring van wederzijdse erkenning wordt verstrekt overeenkomstig artikel 4, wordt met het oog op de beoordeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel:

a)

de verklaring van wederzijdse erkenning samen met het ondersteunend bewijsmateriaal dat nodig is om de informatie in de verklaring te verifiëren, en dat werd verstrekt op verzoek van de bevoegde autoriteit, door de bevoegde autoriteit geaccepteerd als zijnde voldoende om aan te tonen dat de goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en

b)

door de bevoegde autoriteit geen andere informatie of documentatie van de marktdeelnemer verlangd om aan te tonen dat de goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht.

5.   Indien aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming geen verklaring van wederzijdse erkenning wordt verstrekt overeenkomstig artikel 4, kan de bevoegde autoriteit voor het doel van de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordeling de betrokken marktdeelnemers verzoeken documentatie en informatie te verstrekken die nodig is voor die beoordeling, en die de volgende elementen betreft:

a)

de kenmerken van de goederen of het soort goederen, en

b)

het rechtmatig in de handel brengen van de goederen in een andere lidstaat.

6.   De marktdeelnemer beschikt over ten minste 15 werkdagen na het verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming om de in lid 4, onder a), of in lid 5 bedoelde documenten en informatie te verstrekken, dan wel om zijn eventuele argumenten of opmerkingen voor te leggen.

7.   Ten behoeve van de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordeling kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming overeenkomstig artikel 10, lid 3, contact opnemen met de bevoegde autoriteiten of de productcontactpunten van de lidstaat waarin volgens de marktdeelnemer zijn goederen rechtmatig in de handel worden gebracht, indien de bevoegde autoriteit de door de marktdeelnemer verstrekte informatie moet verifiëren.

8.   Bij het uitvoeren van de beoordeling uit hoofde van lid 1 houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van bestemming terdege rekening met de inhoud van testrapporten of certificaten die door een conformiteitsbeoordelingsinstantie zijn afgegeven en door de marktdeelnemer zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van bestemming weigeren geen testverslagen of certificaten die zijn afgegeven door een conformiteitsbeoordelingsinstantie welke overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 voor de conformiteitsbeoordelingsactiviteit geaccrediteerd is, op gronden gerelateerd aan de bevoegdheid van die instantie.

9.   Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat van bestemming na voltooiing van een beoordeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel een administratief besluit neemt over de goederen die zij heeft beoordeeld, stelt zij de in lid 1 van dit artikel bedoelde marktdeelnemer onverwijld in kennis van dat administratief besluit. De bevoegde autoriteit deelt dat administratief besluit uiterlijk twintig werkdagen nadat zij het besluit heeft genomen ook mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Daartoe maakt zij gebruik van het in artikel 11 bedoelde systeem.

10.   Het in lid 9 bedoelde administratieve besluit bevat de redenen voor het besluit op een wijze die voldoende gedetailleerd en beargumenteerd is, zodat gemakkelijk kan worden beoordeeld of het besluit verenigbaar is met het beginsel van wederzijdse erkenning en met de voorschriften van deze verordening.

11.   Het in lid 9 bedoelde administratieve besluit bevat in het bijzonder de volgende gegevens:

a)

de nationale technische regel waarop het administratieve besluit gebaseerd is;

b)

de legitieme gronden van openbaar belang die de toepassing van de nationale technische regel die ten grondslag ligt aan het administratieve besluit rechtvaardigen;

c)

het technisch of wetenschappelijk bewijs dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming is overwogen, met inbegrip van, indien van toepassing, alle relevante wijzigingen in de stand van de techniek die zich sinds de inwerkingtreding van de nationale technische regel hebben voorgedaan;

d)

een samenvatting van de door de betrokken marktdeelnemer aangevoerde argumenten die relevant zijn voor de in lid 1 bedoelde beoordeling, indien die er zijn;

e)

bewijs dat aantoont dat het administratieve besluit ertoe dient om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaat dan wat nodig is om dit doel te verwezenlijken.

12.   Het in lid 9 van dit artikel bedoelde administratieve besluit specificeert de rechtsmiddelen die krachtens de in de lidstaat van bestemming geldende nationale wetgeving beschikbaar zijn, en de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen moeten worden aangewend, het bevat eveneens een verwijzing naar de mogelijkheid voor marktdeelnemers om Solvit te gebruiken, en de procedure van artikel 8.

13.   Het in lid 9 bedoelde administratieve besluit wordt pas van kracht wanneer de betrokken marktdeelnemer uit hoofde van dat lid ervan in kennis is gesteld.

Artikel 6

Tijdelijke opschorting van de toegang tot de markt

1.   Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat een beoordeling van de goederen uitvoert uit hoofde van artikel 5, kan zij het aanbieden van deze goederen op de markt in die lidstaat opschorten, doch uitsluitend als:

a)

de goederen een ernstig risico vormen voor de veiligheid of de gezondheid van mens of voor het milieu bij normaal of redelijk te verwachten gebruik, met inbegrip van ernstige risico's waarvan het effect niet onmiddellijk is, en waarvoor snel ingrijpen door de bevoegde autoriteit vereist is, of

b)

het aanbieden van de goederen of van goederen van dat soort op de markt van die lidstaat in het algemeen verboden is in die lidstaat op gronden van openbare zedelijkheid of openbare veiligheid.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt de betrokken marktdeelnemer, de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van tijdelijke opschortingen uit hoofde van lid 1 van dit artikel. Kennisgeving aan de Commissie en aan de andere lidstaten geschiedt via het in artikel 11 bedoelde systeem. In gevallen die vallen onder lid 1, onder a), van dit artikel wordt bij de kennisgeving een gedetailleerde technische of wetenschappelijke rechtvaardiging gevoegd die aantoont waarom het geval binnen de werkingssfeer van dat punt valt.

Artikel 7

Kennisgeving via Rapex of RASFF

Indien het in artikel 5 bedoelde administratieve besluit of de in artikel 6 bedoelde tijdelijke opschorting ook een maatregel is waarvan moet worden kennisgegeven via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG of via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002, is een afzonderlijke kennisgeving aan de Commissie en aan de andere lidstaten uit hoofde van deze verordening niet nodig, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de kennisgeving van de maatregel via Rapex of RASFF vermeldt dat zij ook als kennisgeving uit hoofde van deze verordening moet worden beschouwd, en

b)

het bewijsmateriaal dat vereist is voor het in artikel 5 bedoelde administratieve besluit of voor de in artikel 6 bedoelde tijdelijke opschorting, is gevoegd bij de kennisgeving via Rapex of RASFF.

Artikel 8

Probleemoplossingsmechanisme

1.   Indien een marktdeelnemer die geraakt wordt door een administratief besluit, het besluit aan Solvit heeft voorgelegd en indien het inleidende centrum of het uitvoerende centrum de Commissie in de loop van de Solvit-procedure om advies verzoekt om de zaak te helpen oplossen, verstrekt het inleidende Solvit-centrum en het uitvoerende Solvit-centrum de Commissie alle documenten met betrekking tot het betrokken administratief besluit.

2.   Na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek beoordeelt de Commissie of het administratieve besluit verenigbaar is met het beginsel van wederzijdse erkenning en met de vereisten van deze verordening.

3.   Bij de in lid 2 van dit artikel bedoelde beoordeling neemt de Commissie het administratieve besluit waarvan overeenkomstig artikel 5, lid 9, kennis is gegeven, alsmede de in de Solvit-procedure verkregen documenten en informatie, in aanmerking. Indien aanvullende informatie of documenten nodig zijn voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde beoordeling, verzoekt de Commissie het betrokken Solvit-centrum onverwijld om de marktdeelnemer of de bevoegde autoriteiten die het administratieve besluit genomen hebben, te vragen deze aanvullende informatie of documenten te verstrekken.

4.   Binnen 45 werkdagen na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek voltooit de Commissie haar beoordeling en brengt zij advies uit. Zo nodig worden in het advies van de Commissie de punten van zorg genoemd waaraan in de Solvit-zaak aandacht moet worden besteed, of worden aanbevelingen gedaan om de zaak te helpen oplossen. In de periode van 45 dagen is niet de tijd inbegrepen die de Commissie nodig heeft voor het ontvangen van de aanvullende informatie en documenten als bedoeld in lid 3.

5.   Indien de Commissie tijdens de in lid 2 bedoelde beoordeling wordt medegedeeld dat de zaak is opgelost, hoeft zij geen advies uit te brengen.

6.   Het advies van de Commissie wordt door het desbetreffende Solvit-centrum meegedeeld aan de betrokken marktdeelnemer en aan de bevoegde autoriteiten. De Commissie stelt alle lidstaten via het in artikel 11 bedoelde systeem in kennis van dat advies. Met dit advies wordt rekening gehouden in de in lid 1 van dit artikel bedoelde Solvit-procedure.

HOOFDSTUK III

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING, TOEZICHT EN COMMUNICATIE

Artikel 9

Taken van de productcontactpunten

1.   De lidstaten wijzen op hun grondgebied productcontactpunten aan en houden die in stand, en zij zorgen ervoor dat deze toereikende bevoegdheden hebben en over voldoende middelen beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. De lidstaten zorgen ervoor dat de productcontactpunten hun diensten verlenen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724.

2.   De productcontactpunten bieden online de volgende informatie aan:

a)

informatie over het beginsel van wederzijdse erkenning en de toepassing van deze verordening op het grondgebied van hun lidstaat, met inbegrip van informatie over de in artikel 5 bedoelde procedure;

b)

de contactgegevens via welke de bevoegde autoriteiten in die lidstaat rechtstreeks bereikt kunnen worden, met inbegrip van de gegevens van de instanties die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van de nationale technische voorschriften die op het grondgebied van hun lidstaat gelden;

c)

de rechtsmiddelen en procedures die op het grondgebied van hun lidstaat ter beschikking staan in het geval van een geschil tussen de bevoegde autoriteit en een marktdeelnemer, met inbegrip van de in artikel 8 bedoelde procedure.

3.   Indien nodig ter aanvulling van de uit hoofde van lid 2 online verstrekte informatie, verstrekken de productcontactpunten op verzoek van de marktdeelnemer of de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat alle nuttige informatie, zoals een elektronisch exemplaar van of onlinetoegang tot nationale technische voorschriften en nationale administratieve procedures die gelden voor specifieke goederen of voor een specifieke soort goederen op het grondgebied waar de productcontactpunten gevestigd zijn, of informatie over de vraag of volgens de nationale wetgeving een voorafgaande machtiging vereist is voor die goederen of goederen van dat soort.

4.   De productcontactpunten beantwoorden de verzoeken uit hoofde van lid 3 binnen 15 werkdagen na ontvangst ervan.

5.   De productcontactpunten mogen geen vergoeding in rekening brengen voor het verstrekken van de in lid 3 bedoelde informatie.

Artikel 10

Administratieve samenwerking

1.   De Commissie voorziet in en zorgt voor efficiënte samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de productcontactpunten van de lidstaten, door de volgende activiteiten:

a)

het vergemakkelijken en coördineren van de uitwisseling en verzameling van informatie en beste praktijken met betrekking tot het beginsel van wederzijdse erkenning;

b)

het ondersteunen van de werking van de productcontactpunten en het verbeteren van hun grensoverschrijdende samenwerking;

c)

het vergemakkelijken en coördineren van de uitwisseling van ambtenaren tussen de lidstaten en het organiseren van gemeenschappelijke opleidings- en voorlichtingsprogramma's voor autoriteiten en ondernemingen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten en productcontactpunten deelnemen aan de in lid 1 bedoelde activiteiten.

3.   Op verzoek van een bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming ingevolge artikel 5, lid 7, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar volgens de marktdeelnemer zijn goederen rechtmatig in de handel worden gebracht, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming binnen 15 werkdagen alle informatie over die goederen die relevant is voor de controle van de gegevens en de documenten die de marktdeelnemer ten behoeve van de in artikel 5 bedoelde beoordeling heeft verstrekt. De productcontactpunten kunnen worden gebruikt om, binnen de termijn voor het verstrekken van de gevraagde informatie als bedoeld in artikel 9, lid 4, de contacten tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken.

Artikel 11

Informatie- en communicatiesysteem

1.   Voor de toepassing van de artikelen 5, 6 en 10 van deze verordening wordt gebruikgemaakt van het in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde informatie- en communicatiesysteem, behalve als bepaald in artikel 7 van deze verordening.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij de bijzonderheden en de functies van het in lid 1 van dit artikel bedoelde systeem worden vastgelegd voor de toepassing van deze verordening. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK IV

FINANCIERING

Artikel 12

Financiering van de activiteiten ter ondersteuning van deze verordening

1.   De Unie kan de volgende activiteiten ter ondersteuning van deze verordening financieren:

a)

voorlichtingscampagnes;

b)

onderwijs en opleiding;

c)

uitwisseling van ambtenaren en beste praktijken;

d)

samenwerking tussen productcontactpunten en de bevoegde autoriteiten, alsmede technische en logistieke steun voor deze samenwerking;

e)

het verzamelen van gegevens over de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en het effect ervan op de interne markt voor goederen.

2.   De financiële assistentie van de Unie voor activiteiten ter ondersteuning van deze verordening wordt verleend volgens Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (18), hetzij rechtstreeks, hetzij door het toevertrouwen van begrotingsuitvoeringstaken aan de in artikel 62, lid 1, onder c), van deze verordening genoemde entiteiten.

3.   De kredieten voor de in deze verordening bedoelde activiteiten worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit vastgesteld, binnen de grenzen van het vigerende financieel kader.

Artikel 13

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt de nodige maatregelen om de financiële belangen van de Unie te beschermen bij de uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, en wel door te bepalen dat preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden genomen, dat effectieve controles worden verricht, en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd, alsmede dat, voor zover van toepassing, effectieve, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties worden getroffen.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan onderzoeken uitvoeren — waaronder controles en inspecties ter plaatse — overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (20) om vast te stellen of er bij een subsidieovereenkomst of -besluit of bij een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, alsmede contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

HOOFDSTUK V

EVALUATIE- EN COMITÉPROCEDURE

Artikel 14

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 20 april 2025 en vervolgens om de vier jaar voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening in het licht van de doelstellingen die deze nastreeft en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel maakt de Commissie gebruik van de informatie die in het in artikel 11 genoemde systeem beschikbaar is en die in de loop van de in artikel 12, lid 1, onder e), bedoelde activiteiten is verzameld. Ook kan de Commissie de lidstaten verzoeken alle informatie in te dienen die nodig is voor de beoordeling van het vrije verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, of informatie over het evalueren van de effectiviteit van deze verordening, en tot slot informatie die nodig is om het functioneren van de productcontactpunten te kunnen beoordelen.

Artikel 15

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Intrekking

Verordening (EG) nr. 764/2008 wordt met ingang van 19 april 2020 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 17

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 19 april 2020.

De verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 283 van 10.8.2018, blz. 19.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 maart 2019.

(3)  Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21).

(4)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(6)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).

(7)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

(11)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(12)  Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2013, blz. 10).

(13)  Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(15)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(17)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(18)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(19)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(20)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE

Verklaring van wederzijdse erkenning voor de toepassing van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad (1)

Deel I

1.   Uniek identificatienummer voor de goederen of het soort goederen: … [Noot: vul het identificatienummer van de goederen in of een ander referentienummer dat een unieke identificatie van de goederen of het soort goederen vormt]

2.   Naam en adres van de marktdeelnemer: … [Noot: vul de naam, het adres en de woonplaats in van de ondertekenaar van deel I van de verklaring van wederzijdse erkenning: de producent en, in voorkomend geval, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger of van de importeur of de distributeur]

3.   Beschrijving van de goederen of het soort goederen waarop de verklaring van wederzijdse erkenning betrekking heeft: … [Noot: de beschrijving moet voldoende zijn om de goederen te kunnen identificeren met het oog op de traceerbaarheid ervan. In voorkomend geval kan een foto bij de beschrijving worden gevoegd]

4.   Verklaring en informatie over de rechtmatigheid van het in de handel brengen van de goederen of goederen van dat soort: …

4.1.   De hierboven beschreven goederen of het soort goederen, alsmede de kenmerken ervan, voldoen aan de volgende in … [Noot: vermeld de lidstaat waarin de goederen of goederen van dat soort volgens de verklaring rechtmatig in de handel zijn gebracht] geldende regels: … [Noot: vul, voor ieder geval, de titel en de gegevens van de officiële bekendmaking van de in die lidstaat geldende regels en de gegevens van het machtigingsbesluit (indien voor de goederen een procedure voor de voorafgaande machtiging vereist is) in],

of

vermeld dat de boven beschreven goederen of het soort goederen niet aan enige relevante regel onderworpen zijn in … [Noot: vermeld de lidstaat waarin de goederen of goederen van dat soort volgens de verklaring rechtmatig in de handel zijn gebracht].

4.2.   Gegevens van de conformiteitsbeoordelingsprocedure voor de goederen of goederen van dat soort, of gegevens of testverslagen van eventuele testen die zijn uitgevoerd door een conformiteitsbeoordelingsinstantie, met inbegrip van de naam en het adres van die instantie (indien een dergelijke procedure is uitgevoerd of indien dergelijke testen zijn uitgevoerd): …

5.   Eventuele aanvullende informatie die relevant wordt geacht voor de beoordeling van de vraag of de goederen of goederen van dat soort in de in punt 4.1 bedoelde lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht: …

6.   Dit deel van de verklaring van wederzijdse erkenning wordt opgesteld onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de in punt 2 bedoelde marktdeelnemer.

Ondertekend voor en namens:

(plaats en datum):

(naam, functie) (handtekening):

Deel II

7.   Verklaring en informatie over het in de handel brengen van de goederen of goederen van dat soort: …

7.1.   De goederen of goederen van dat soort worden aan eindgebruikers op de markt in de in punt 4.1 bedoelde lidstaat aangeboden.

7.2.   Informatie waaruit blijkt dat de goederen of goederen van dat soort aan eindgebruikers in de in punt 4.1 bedoelde lidstaat worden aangeboden, met inbegrip van de datum waarop de goederen voor het eerst aan eindgebruikers op de markt in die lidstaat zijn aangeboden: …

8.   Eventuele aanvullende informatie die relevant wordt geacht voor de beoordeling van de vraag, of de goederen of goederen van dat soort in de in punt 4.1 bedoelde lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht: …

9.   Dit deel van de verklaring van wederzijdse erkenning wordt opgesteld onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van … [Noot: vul de naam, het adres en de woonplaats van de ondertekenaar van deel II van de verklaring van wederzijdse erkenning in, dat wil zeggen: de producent en, in voorkomend geval, zijn gemachtigde vertegenwoordiger, of de importeur of distributeur].

Ondertekend voor en namens

(plaats en datum):

(naam, functie) (handtekening):


(1)  Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 1).


29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/19


VERORDENING (EU) 2019/516 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (bni) vormt de basis voor de berekening van het grootste aandeel van de eigen middelen in de algemene begroting van de Unie. Daarom dient de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van dat aggregaat verder te worden versterkt.

(2)

Wanneer statistieken rechtstreeks voor administratieve doeleinden en voor beleidsvorming op het niveau van de Unie en de lidstaten worden gebruikt, komt groot belang toe aan statistische integriteit door de inachtneming van de beginselen van de praktijkcode Europese statistieken, zoals op 16 november 2017 door het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) herzien en geactualiseerd, en van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(3)

Die statistische gegevens zijn ook een belangrijk analytisch instrument voor de coördinatie van het economische beleid van de lidstaten en voor verscheidene beleidsterreinen van de Unie, alsmede voor onderzoeksactiviteiten.

(4)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad (3), wordt voor de vaststelling van de eigen middelen onder bni verstaan een jaarlijks bni, uitgedrukt in marktprijzen, volgens de in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) bepaalde methoden waarbij het herziene Europees systeem van rekeningen wordt ingesteld (ESR 2010). Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad (5) werd ingetrokken overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad en behoudens het bepaalde in artikel 10, lid 2, van dat besluit.

(5)

Het is van essentieel belang dat bni-gegevens vergelijkbaar zijn tussen de lidstaten, en dat de toepasselijke definities en registratieregels van ESR 2010 worden nageleefd. Met het oog daarop dienen de evaluatieprocedures en de daadwerkelijk gebruikte basisgegevens de mogelijkheid te bieden die definities en registratieregels correct toe te passen.

(6)

Het is van essentieel belang dat de bronnen en de methoden die voor het samenstellen van bni-gegevens worden gebruikt, betrouwbaar zijn. Daarom dienen, zo veel mogelijk, beproefde technieken te worden toegepast op solide, geschikte en actuele basisstatistieken.

(7)

Het is van essentieel belang dat bni-gegevens volledig zijn. Daarom dienen die gegevens ook rekening te houden met informele, niet-geregistreerde en andere activiteiten en transacties die niet in statistische enquêtes of bij fiscale, sociale of andere administratieve autoriteiten worden gemeld. Voor een betere bni-dekking is vereist dat geschikte statistische grondslagen en evaluatieprocedures worden ontwikkeld om betrouwbare statistieken te produceren en, indien van toepassing, de nodige aanpassingen aan te brengen en lacunes en dubbeltelling te voorkomen.

(8)

Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad (6) voorziet in controles in de lidstaten ten behoeve van de controle van de eigen middelen. Met het oog op bni-controle dient de Commissie (Eurostat) het recht te krijgen bni-informatiebezoeken uit te voeren om de kwaliteit van bni-aggregaten en de componenten daarvan en de naleving van ESR 2010 te controleren, alsmede om de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de bni-gegevens te waarborgen. De Commissie (Eurostat) dient de regels betreffende statistische geheimhouding na te leven. De deelname van vertegenwoordigers van nationale statistische autoriteiten aan bni-informatiebezoeken aan andere lidstaten is essentieel voor het bevorderen van de transparantie en de kwaliteit van het bni-controleproces.

(9)

Teneinde de betrouwbaarheid, volledigheid en maximale vergelijkbaarheid van bni-gegevens te waarborgen, in overeenstemming met ESR 2010, dient de bevoegdheid om handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen aan de Commissie te worden overgedragen wat betreft de lijst van de punten die in elke verificatiecyclus moeten worden behandeld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(10)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening met het oog op het verstrekken van bni-aggregaten ten behoeve van de eigen middelen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend tot het vaststellen van de structuur en de gedetailleerde regelingen met betrekking tot het overzicht van de bronnen en de methoden die worden gebruikt voor de productie van de bni-gegevens en de componenten daarvan, overeenkomstig bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013, van het tijdschema voor de actualisering en de toezending ervan en van de specifieke maatregelen voor het verbeteren van de vergelijkbaarheid, de betrouwbaarheid en de volledigheid van de bni-gegevens van de lidstaten op basis van de lijst met door de Commissie bepaalde punten. Die bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(11)

Het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 opgerichte ESS-comité is overeenkomstig artikel 7 van die verordening verzocht professionele sturing te geven.

(12)

Het in artikel 4 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (9) bedoelde bni-comité heeft adviezen uitgebracht voor de Commissie en heeft haar geadviseerd en bijgestaan bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. In de strategie die gericht is op een nieuwe structuur voor het Europees statistisch systeem om de coördinatie en het partnerschap te verbeteren in een duidelijke piramidevormige structuur binnen het systeem, dient het ESS-comité een adviserende rol te hebben en de Commissie bij te staan bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. Daarom dient het bni-comité, wat betreft het bijstaan van de Commissie bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden uit hoofde van deze verordening, te worden vervangen door het ESS-comité. De Commissie dient evenwel een formele deskundigengroep op te richten om haar bij te staan bij andere functies die voorheen uit hoofde van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 door het bni-comité werden vervuld en die geen verband houden met de bijstand aan de Commissie bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden.

(13)

Bij Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad (10) en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 is een procedure ingesteld om de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de gegevens inzake het bruto nationaal product (bnp) en de bni-gegevens te controleren en te evalueren binnen het bnp-comité en het bni-comité, waarin de lidstaten en de Commissie nauw samenwerken. Die procedure dient te worden aangepast om rekening te houden met het gebruik van bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen overeenkomstig ESR 2010, het herziene tijdschema voor de indiening van gegevens ten behoeve van de eigen middelen en de recente ontwikkelingen binnen het Europees statistisch systeem. Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 dienen derhalve te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIE EN BEREKENING VAN HET BRUTO NATIONAAL INKOMEN TEGEN MARKTPRIJZEN

Artikel 1

1.   Het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (bni) en het bruto binnenlands product tegen marktprijzen („bbp”) worden gedefinieerd overeenkomstig het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010), dat bij Verordening (EU) nr. 549/2013 is ingesteld.

2.   Overeenkomstig punt 8.89 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 wordt het bbp gedefinieerd als het eindresultaat van de productieve activiteiten van ingezeten productie-eenheden. Het kan op drie manieren worden gedefinieerd:

a)

vanuit het oogpunt van de productie: het bbp is de som van de bruto toegevoegde waarde van alle institutionele sectoren of bedrijfstakken en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies (die niet aan sectoren en bedrijfstakken worden toegerekend). Het is eveneens de sluitpost van de productierekening van de totale economie;

b)

vanuit het oogpunt van de bestedingen: het bbp is de som van de finale bestedingen aan goederen en diensten door ingezeten institutionele eenheden (eindconsumptie en bruto-investeringen) en het saldo van de uitvoer en invoer van goederen en diensten;

c)

vanuit het oogpunt van het inkomen: het bbp is de som van de bestedingen in de inkomensvormingsrekening van de totale economie (beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen van de totale economie).

3.   Overeenkomstig punt 8.94 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 wordt het bni gedefinieerd als het totaal van de door ingezeten institutionele eenheden ontvangen primaire inkomens: beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, saldo van ontvangen en betaald inkomen uit vermogen, bruto-exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen. Het bni is gelijk aan het bbp minus het primaire inkomen dat ingezeten institutionele eenheden aan niet-ingezeten institutionele eenheden betalen plus het primaire inkomen dat ingezeten institutionele eenheden uit het buitenland ontvangen.

HOOFDSTUK II

TOEZENDING VAN BNI-GEGEVENS EN AANVULLENDE INFORMATIE

Artikel 2

1.   De lidstaten berekenen het bni als gedefinieerd in artikel 1 in het kader van de opstelling van hun nationale rekeningen.

2.   In het kader van de opstelling van de nationale rekeningen verschaffen de lidstaten de Commissie (Eurostat) ieder jaar vóór 1 oktober cijfers voor de bni-aggregaten en de componenten daarvan overeenkomstig de in artikel 1 opgenomen definities. De totalen voor het bbp en de componenten daarvan worden gepresenteerd volgens de drie in artikel 1, lid 2, bedoelde benaderingen. De gegevens worden voor het voorgaande jaar toegezonden en alle wijzigingen van de gegevens van vroegere jaren worden tegelijk meegedeeld.

3.   Het toezenden van de in lid 2 bedoelde gegevens gaat vergezeld van een verslag over de kwaliteit van de bni-gegevens. Dit verslag vermeldt nauwkeurig de methode die is gebruikt voor het produceren van de gegevens en bevat met name een beschrijving van belangrijke veranderingen in de gebruikte bronnen en methoden, alsmede een verklaring voor de herzieningen van bni-aggregaten en de componenten daarvan in vergelijking met eerdere perioden.

Artikel 3

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) een overzicht van de bronnen en methoden die zijn gebruikt om bni-aggregaten en de componenten daarvan overeenkomstig ESR 2010 te produceren.

2.   De Commissie stelt overeenkomstig bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 de structuur en de gedetailleerde regelingen met betrekking tot het in lid 1 van dit artikel bedoelde overzicht door middel van uitvoeringshandelingen vast, evenals een tijdschema voor het actualiseren en toezenden ervan. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat dergelijke uitvoeringshandelingen niet leiden tot aanzienlijke bijkomende kosten die een disproportionele en onrechtvaardige last voor de lidstaten betekenen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure. Het overzicht is consistent met ESR 2010, vergt geen dubbel werk en wordt niet overbeladen.

3.   Om analyses van de naleving eenvoudiger vergelijkbaar te maken, stelt de Commissie, in nauwe samenwerking met de in artikel 4 bedoelde deskundigengroep, een gids voor de samenstelling van de overzichten op.

HOOFDSTUK III

PROCEDURES EN TOEZICHT OP DE BEREKENING VAN HET BNI

Artikel 4

De Commissie richt een formele deskundigengroep op, die bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie, die de Commissie adviseert en zijn standpunt kenbaar maakt ten aanzien van de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de bni-berekeningen, problemen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening onderzoekt en jaarlijks advies uitbrengt over de geschiktheid van de bni-gegevens van de lidstaten voor de vaststelling van de eigen middelen.

Artikel 5

1.   De Commissie controleert de bronnen, het gebruik ervan en de methoden in het in artikel 3, lid 1, vermelde overzicht. Daartoe wordt gebruikgemaakt van een controlemodel dat door de Commissie, in nauwe samenwerking met de in artikel 4 bedoelde deskundigengroep, is opgesteld. Het model is gebaseerd op de beginselen van collegiale toetsing en kosteneffectiviteit en houdt rekening met de in lid 2, tweede alinea, van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen.

2.   De bni-gegevens moeten betrouwbaar, volledig en vergelijkbaar zijn.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 7 de gedelegeerde handelingen vast tot aanvulling van de in de eerste alinea van dit lid opgenomen bepaling door de lijst vast te stellen van de punten die in elke verificatiecyclus moeten worden behandeld met het oog op het waarborgen van de betrouwbaarheid, de volledigheid en hoogst mogelijke mate van vergelijkbaarheid van de bni-gegevens, in overeenstemming met ESR 2010.

3.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen specifieke maatregelen vast om ervoor te zorgen dat de bni-gegevens vergelijkbaarder, betrouwbaarder en vollediger zijn op basis van de lijst van punten die door de Commissie in de in lid 2, tweede alinea, van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen is vastgesteld. Dergelijke gedelegeerde handelingen zijn naar behoren gemotiveerd en in overeenstemming met ESR 2010. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 6

1.   Onverminderd de in artikel 2 van Verordening (EG, Euratom) nr. 608/2014 bedoelde controles kan de Commissie (Eurostat), indien dit passend wordt geacht, in de lidstaten bni-informatiebezoeken afleggen.

2.   Doel van de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatiebezoeken is de controle van de kwaliteit van bni-aggregaten en de componenten daarvan, en de controle van de mate waarin zij aan ESR 2010 voldoen. Bij de uitoefening van haar recht dergelijke informatiebezoeken af te leggen, eerbiedigt de Commissie (Eurostat) de in hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 223/2009 bepaalde regels inzake statistische geheimhouding.

3.   Tijdens informatiebezoeken in de lidstaten kan de Commissie (Eurostat), en wordt zij ertoe aangemoedigd om, bijstand te verzoeken door deskundigen op het gebied van nationale rekeningen die de nationale statistische autoriteiten van andere lidstaten vertegenwoordigen.

De deskundigen op het gebied van nationale rekeningen worden ingeschreven op een lijst, die wordt samengesteld aan de hand van vrijwillige voorstellen die door de Commissie (Eurostat) zijn ontvangen van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de rapportage van nationale rekeningen.De deelname van deskundigen op het gebied van nationale rekeningen van andere lidstaten aan die informatiebezoeken geschiedt op vrijwillige basis.

Artikel 7

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 april 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 5, lid 2, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 8

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 ingestelde Comité voor het Europees statistisch systeem. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

De Commissie dient vóór 1 januari 2023 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening.

Artikel 10

Richtlijn 89/130/EEG, Euratom en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar deze verordening, en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabellen in de bijlage.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 februari 2019.

(2)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

(3)  Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).

(4)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(5)  Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17).

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 29).

(7)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

(10)  Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (PB L 49 van 21.2.1989, blz. 26).


BIJLAGE

Concordantietabellen

Richtlijn 89/130/EEG, Euratom

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1, leden 1 en 3

Artikel 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 3

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 2, lid 3

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11


Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 8

Artikel 5, lid 1

Artikel 5

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11


29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/25


VERORDENING (EU) 2019/517 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

betreffende de toepassing en werking van de .eu-topniveaudomeinnaam, tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 733/2002 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het .eu-topniveaudomein (Top-Level Domain, TLD) is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 733/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) en bij Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie (4). Sinds de vaststelling van die verordeningen zijn de politieke en juridische context in de Unie, alsook de internetomgeving, en de onlinemarkt aanzienlijk veranderd.

(2)

De snelle ontwikkeling van de markt voor TLD's en het dynamische digitale landschap vereisen een toekomstbestendige en flexibele regelgevingsomgeving. Het .eu-TLD is een van de grootste landcode-TLD's (ccTLD's). Het .eu-TLD wordt gebruikt door de instellingen, agentschappen en organen van de Unie, en tevens voor Europese projecten en initiatieven. Doel van het .eu-TLD is, via goed bestuur, de identiteit van de Unie te versterken en de waarden van de Unie online te bevorderen, zoals meertaligheid, eerbiediging van de privésfeer en de veiligheid van de gebruikers en eerbiediging van mensenrechten, alsmede specifieke online-prioriteiten.

(3)

TLD's zijn een essentieel onderdeel van de hiërarchische structuur van het domeinnamensysteem (DNS) en zorgen voor een interoperabel systeem van unieke identificatiecodes die overal ter wereld beschikbaar zijn op elke toepassing en elk netwerk.

(4)

Het .eu-TLD moet het gebruik van en de toegang tot internetnetwerken bevorderen overeenkomstig de artikelen 170 en 171 VWEU door een extra registratiedomein aan te bieden naast de bestaande ccTLD's en de mondiale registratie van generieke TLD's.

(5)

Het .eu-TLD, dat een duidelijk en gemakkelijk herkenbaar label is, moet een duidelijk verband leggen met de Unie en de Europese markt. Het moet bedrijven, organisaties en natuurlijke personen binnen de Unie de mogelijkheid bieden een domeinnaam in het .eu-TLD te registreren. Het bestaan van een dergelijke domeinnaam is belangrijk om de online-identiteit van de Unie te versterken. Verordening (EG) nr. 733/2002 moet derhalve worden gewijzigd om Unieburgers, ongeacht hun verblijfplaats, de mogelijkheid te bieden om een .eu-TLD-naam te registreren met ingang van 19 oktober 2019.

(6)

Domeinnamen in het .eu-TLD moeten, onder voorbehoud van beschikbaarheid, worden toegewezen aan in aanmerking komende partijen.

(7)

De Commissie moet de samenwerking bevorderen tussen het register, het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en overige Unie-agentschappen om speculatieve en nepregistraties van domeinnamen, met inbegrip van „cybersquatting”, te bestrijden en om de administratieve procedures te vereenvoudigen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).

(8)

Met het oog op een betere bescherming van het recht van de partijen om overeenkomsten af te sluiten met, respectievelijk, het register en de registrators, moeten geschillen over de registratie van domeinnamen in het .eu-TLD worden beslecht door in de Unie gevestigde organen die het relevante nationale recht toepassen, zonder afbreuk te doen aan de rechten en plichten van de lidstaten of de Unie uit hoofde van internationale instrumenten.

(9)

De Commissie moet op basis van een open, transparante en niet-discriminerende selectieprocedure, rekening houdend met kostenefficiëntie en administratieve eenvoud, een register voor het .eu-TLD aanwijzen. Teneinde de digitale eengemaakte markt te steunen, een Europese online-identiteit te creëren en grensoverschrijdende online-activiteiten aan te moedigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de ontvankelijkheids- en selectiecriteria en de procedure voor de aanwijzing van het register. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgesteld in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(10)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de lijsten met door de lidstaten gereserveerde en geblokkeerde domeinnamen vast te stellen, om de beginselen vast te stellen die moeten worden opgenomen in de overeenkomst tussen de Commissie en het register en om het register aan te wijzen op grond van naar behoren gemotiveerde dwingende reden van urgentie, met name om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). Dergelijke lijsten moeten worden opgesteld onder voorbehoud van de beschikbaarheid van de domeinnamen, rekening houdend met reeds door de lidstaten gereserveerde of geregistreerde domeinnamen op het tweede niveau.

(11)

De Commissie moet met het aangewezen register een overeenkomst sluiten waarin de gedetailleerde beginselen en procedures zijn opgenomen die van toepassing zijn op het register voor wat de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD betreft. De overeenkomst moet een vaste looptijd hebben en moet eenmaal kunnen worden verlengd zonder dat een nieuwe selectieprocedure nodig is.

(12)

De beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD moeten worden bijgevoegd bij de overeenkomst tussen de Commissie en het aangewezen register.

(13)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 VWEU.

(14)

Het register moet voldoen aan de beginselen van non-discriminatie en transparantie en moet maatregelen nemen om te zorgen voor eerlijke concurrentie, die vooraf door de Commissie moeten worden goedgekeurd, met name wanneer het register diensten verleent aan ondernemingen waarmee het op downstreammarkten concurreert.

(15)

De Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) is momenteel verantwoordelijk voor het coördineren van de delegatie aan registers van codes die voor ccTLD's staan. Het register moet met de ICANN een passende overeenkomst sluiten voor de delegatie van de code van het .eu-ccTLD, waarbij rekening wordt gehouden met de toepasselijke beginselen die zijn vastgesteld door het Governmental Advisory Committee (GAC).

(16)

Het register moet een passende depotovereenkomst sluiten om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen en met name ervoor te zorgen dat het bij herdelegatie of andere onvoorziene omstandigheden mogelijk is met een minimale verstoring diensten te blijven verstrekken aan de plaatselijke internetgemeenschap. Het register moet dagelijks een elektronische kopie van de actuele inhoud van de .eu-databank bij de bewaarnemer deponeren.

(17)

De vast te stellen alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures moeten voldoen aan Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) en in die procedures moet rekening worden gehouden met de internationale beste praktijken op dit gebied en met name met de toepasselijke aanbevelingen van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), zodat speculatieve en onrechtmatige registratie zo veel mogelijk wordt vermeden. Die alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures moeten eenvormige procedurele voorschriften in acht nemen overeenkomstig de voorschriften in het door de ICANN vastgestelde eenvormige beleid voor de beslechting van geschillen (Uniform Dispute Resolution Policy — UDRP).

(18)

Het beleid inzake misbruik bij de registratie van .eu-domeinnamen moet ervoor zorgen dat het register de gegevens controleert die zij ontvangt, met name de gegevens met betrekking tot de identiteit van de registranten, en de toekomstige registratie intrekt of blokkeert van domeinnamen die bij definitieve beslissing van een rechterlijke instantie van een lidstaat als lasterlijk, racistisch of op een andere manier strijdig met het recht van de lidstaat worden beschouwd. Het register moet uiterst zorgvuldig toezien op de juistheid van de gegevens die het ontvangt en waarover het beschikt. De intrekkingsprocedure moet de houder van de domeinnaam een redelijke gelegenheid bieden om inbreuken op de ontvankelijkheidscriteria, registratievereisten of achterstallige schulden te rectificeren alvorens de intrekking van kracht wordt.

(19)

Een domeinnaam die identiek is aan of een verwarrende gelijkenis vertoont met een naam waarvoor in het Unie- of nationale recht een recht is vastgelegd en die door zijn houder zonder recht op of rechtmatig belang bij de naam is geregistreerd, moet in principe worden ingetrokken en, indien nodig, worden overgedragen aan de legitieme houder. Indien is vastgesteld dat de domeinnaam te kwader trouw is gebruikt, moet die altijd worden ingetrokken.

(20)

Het register moet een duidelijk beleid voeren om ervoor te zorgen dat tijdige tracering van onrechtmatige registraties van domeinnamen wordt gewaarborgd en moet, waar mogelijk, samenwerken met de bevoegde autoriteiten en andere overheidsinstanties die relevant zijn voor cyberveiligheid en informatieveiligheid die specifiek betrokken zijn bij de bestrijding van dergelijke registraties, zoals nationale computercrisisteams (CERT's).

(21)

Het register moet rechtshandhavingsinstanties ondersteunen in de strijd tegen misdaad door technische en organisatorische maatregelen te nemen zodat de bevoegde autoriteiten toegang kunnen krijgen tot de gegevens van het register met het oog op preventie, opsporing, onderzoek en vervolging van misdrijven, overeenkomstig het Unie- of nationale recht.

(22)

De uitvoering van deze verordening dient in overeenstemming te zijn met de beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens. Het register moet de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming, de beginselen en de richtsnoeren van de Unie, in het bijzonder de relevante veiligheidsvoorschriften, alsook de beginselen noodzaak, evenredigheid, doelbinding en een niet-buitensporige gegevensbewaarperiode in acht nemen. Ook de bescherming van persoonsgegevens door ontwerp en de bescherming van gegevens door standaardinstellingen moeten worden ingebed in alle gegevensverwerkende systemen en databanken die worden ontwikkeld en onderhouden.

(23)

Om doeltreffend periodiek toezicht te garanderen, moet het register minstens om de twee jaar op eigen kosten worden gecontroleerd door een onafhankelijk orgaan dat moet bevestigen, middels een conformiteitsbeoordelingsverslag, dat het register al dan niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening. Het register moet dat verslag bij de Commissie indienen in overeenstemming met de overeenkomst met de Commissie.

(24)

De overeenkomst tussen de Commissie en het register moet voorzien in procedures ter verbetering van de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD door het register, in overeenstemming met de instructies van de Commissie op grond van de toezichtactiviteiten van de Commissie uit hoofde van deze verordening.

(25)

In zijn conclusies van 27 november 2014 over „internetgovernance” heeft de Raad opnieuw bevestigd dat de Unie zich verbindt tot het bevorderen van structuren voor multistakeholdergovernance die berusten op een reeks coherente mondiale internetgovernancebeginselen. Inclusieve internetgovernance heeft betrekking op de ontwikkeling en toepassing van gedeelde beginselen, normen, regels, besluitvormingsprocedures en programma's die vorm geven aan de ontwikkeling en het gebruik van het internet, door overheden, de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld, internationale organisaties en de technische gemeenschap, in hun respectieve rollen.

(26)

Er moet een .eu-Multistakeholder-adviesgroep worden opgericht die tot taak heeft de Commissie advies te geven met het oog op sterkere en ruimere input met betrekking tot het goede beheer van het register. De samenstelling van de groep moet een weerspiegeling zijn van het multistakeholdersmodel voor internetgovernance en haar leden, afgezien van de leden die worden afgevaardigd door de autoriteiten van de lidstaten en internationale organisaties, moeten door de Commissie worden benoemd op basis van een open niet-discriminerende en transparante procedure. De vertegenwoordigers van de autoriteiten van de lidstaten moeten worden benoemd op basis van een rouleringssysteem dat zorgt voor voldoende continuïteit in de deelname aan de groep.

(27)

De Commissie moet de doelmatigheid en de werking van het .eu-TLD evalueren. Die evaluatie moet betrekking hebben op de werkmethoden en de relevantie van de taken van het aangewezen register. De Commissie moet op gezette tijden aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag voorleggen over het functioneren van het .eu-TLD.

(28)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”), als verankerd in de Verdragen, met name de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en informatie, en consumentenbescherming. Er moeten passende Unieprocedures in acht worden genomen wanneer ervoor wordt gezorgd dat nationaalrechtelijke bepalingen die gevolgen hebben voor deze verordening voldoen aan het Unierecht en met name aan het Handvest. Het register moet de Commissie verzoeken om ondersteuning wanneer eraan wordt getwijfeld of aan het Unierecht wordt voldaan.

(29)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de implementatie van een pan-Europees TLD als aanvulling op de nationale ccTLD's, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(30)

Om het risico te beperken dat de dienstverlening van het .eu-TLD wordt onderbroken tijdens de tenuitvoerlegging van het nieuwe regelgevingskader, voorziet deze verordening in overgangsbepalingen.

(31)

Verordening (EG) nr. 733/2002 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd en ingetrokken, en Verordening (EG) nr. 874/2004 moet worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en doelstellingen

1.   Bij deze verordening worden het .eu-landcodetopniveaudomein (country code Top-Level Domain, „ccTLD”) en de beschikbare varianten ervan in andere scripts geïmplementeerd, om de digitale eengemaakte markt te steunen, om een online-identiteit op het niveau van de Unie te creëren en om grensoverschrijdende online-activiteiten aan te moedigen. Tevens worden de voorwaarden voor de implementatie ervan vastgesteld, met inbegrip van de aanwijzing en kenmerken van het register. In deze verordening worden ook het rechtskader en het algemene beleidskader vastgesteld, waarbinnen het aangewezen register moet werken.

2.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de in de lidstaten geldende regelingen met betrekking tot hun nationale ccTLD's.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   „register”: de entiteit die wordt belast met de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD, met inbegrip van het onderhoud van de daarmee verbonden databanken en de bijbehorende openbare raadplegingsdiensten, de registratie van domeinnamen, de exploitatie van het register van domeinnamen, de exploitatie van de TLD-naamservers van het register en de verdeling van de TLD-zonebestanden over naamservers;

2)   „registrator”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van een overeenkomst met het register diensten verstrekt aan registranten met het oog op de registratie van domeinnamen;

3)   „protocollen voor geïnternationaliseerde domeinnamen”: normen en protocollen die het gebruik van tekens die niet tot de American Standard Code for Information Interchange (ASCII) behoren, in domeinnamen ondersteunen;

4)   „WHOIS-databank”: de verzameling van gegevens met informatie over de technische en administratieve aspecten van de .eu-TLD-registraties;

5)   „beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD”: gedetailleerde regels met betrekking tot de werking en het beheer van het .eu-TLD;

6)   „registratie”: de reeks handelingen en procedurele stappen, vanaf de initiëring tot de afwikkeling, die registrators en het register ondernemen op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon met het oog op de implementatie van de registratie van een domeinnaam voor een bepaalde duur.

HOOFDSTUK II

IMPLEMENTATIE VAN HET .eu-TLD

AFDELING 1

Algemene beginselen

Artikel 3

Ontvankelijkheidscriteria

De registratie van één of meer domeinnamen onder het .eu-TLD kan worden aangevraagd door:

a)

een Unieburger, ongeacht zijn woonplaats;

b)

een natuurlijke persoon die geen Unieburger is en die in een lidstaat woont;

c)

een in de Unie gevestigde onderneming, en

d)

een in de Unie gevestigde organisatie, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het nationale recht.

Artikel 4

Registratie en intrekking van domeinnamen

1.   Een domeinnaam wordt toegewezen aan de in aanmerking komende partij van wie het verzoek als eerste door het register is ontvangen op een technisch correcte manier overeenkomstig de procedures voor registratieverzoeken op basis van artikel 11, onder b).

2.   Een geregistreerde domeinnaam is niet beschikbaar voor registratie tot het moment waarop de registratie zonder verlenging is verstreken of waarop de domeinnaam is ingetrokken.

3.   Het register kan een domeinnaam uit eigen beweging, zonder het geschil te onderwerpen aan een alternatievegeschillenbeslechtingsprocedure of een gerechtelijke procedure, op de volgende gronden intrekken:

a)

er zijn achterstallige onbetaalde schulden aan het register;

b)

de houder van de domeinnaam voldoet niet aan de ontvankelijkheidscriteria op grond van artikel 3;

c)

de houder van de domeinnaam maakt inbreuk op de in verband met de registratie gestelde eisen die zijn vastgesteld op basis van artikel 11, onder b) en c).

4.   Een domeinnaam kan eveneens worden ingetrokken, en indien nodig vervolgens worden overgedragen op een andere partij, op grond van een passende alternatievegeschillenbeslechtingsprocedure of een passende gerechtelijke procedure, in overeenstemming met de beginselen en procedures inzake het functioneren van het .eu-TLD als vastgesteld op grond van artikel 11, wanneer die naam identiek is aan of een verwarrende gelijkenis vertoont met een naam waarvoor in het Unie- of nationale recht een recht is vastgelegd, en indien de domeinnaam:

a)

door zijn houder zonder recht op of rechtmatig belang bij de naam is geregistreerd, of

b)

te kwader trouw is geregistreerd of wordt gebruikt.

5.   Wanneer een domeinnaam door een rechterlijke instantie van een lidstaat als lasterlijk, racistisch of strijdig met de openbare orde of openbare veiligheid wordt bevonden krachtens het Unierecht of nationaal recht dat voldoet aan het Unierecht, wordt die domeinnaam na kennisgeving van de beslissing van de rechterlijke instantie door het register geblokkeerd en na kennisgeving van de definitieve beslissing van de rechterlijke instantie ingetrokken. Het register blokkeert de registratie van domeinnamen waarvoor een dergelijke beslissing is uitgesproken zolang die beslissing geldt.

6.   Onder het .eu-TLD geregistreerde domeinnamen zijn alleen overdraagbaar aan partijen die in aanmerking komen voor registratie van .eu-TLD-namen.

Artikel 5

Talen, toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid

1.   Domeinnamen wordt geregistreerd in alle tekens van de officiële talen van de Unie-instellingen, overeenkomstig de beschikbare internationale normen, zoals toegestaan door de toepasselijke protocollen voor geïnternationaliseerde domeinnamen.

2.   Overeenkomsten tussen het register en de registrator noch overeenkomsten tussen de registrator en de registrant van een domeinnaam wijzen, onverminderd Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) of de door de lidstaten of de Unie erkende rechten en plichten die voortvloeien uit internationale instrumenten, een ander recht dan het recht van een van de lidstaten aan als toepasselijk recht en zij wijzen evenmin een buiten de Unie gevestigde rechterlijke instantie of arbitrage-instantie aan als het bevoegde geschillenbeslechtingsorgaan.

Artikel 6

Reservering van domeinnamen

1.   Het register kan een aantal domeinnamen reserveren of registreren die noodzakelijk worden geacht voor zijn operationele functies krachtens de in artikel 8, lid 4, bedoelde overeenkomst.

2.   De Commissie kan het register opdragen domeinnamen rechtstreeks onder het .eu-TLD te reserveren of te registreren om door de instellingen en organen van de Unie te worden gebruikt.

3.   De lidstaten kunnen, onverminderd domeinnamen die reeds gereserveerd of geregistreerd zijn, de Commissie een lijst van domeinnamen meedelen die:

a)

op grond van hun nationale recht niet mogen worden geregistreerd, of

b)

alleen op het tweede niveau door de lidstaten mogen worden geregistreerd of gereserveerd.

Met betrekking tot punt b) van de eerste alinea worden dergelijke domeinnamen beperkt tot algemeen erkende geografische of geopolitieke termen die een invloed hebben op de politieke of territoriale organisatie van de lidstaten.

4.   De Commissie stelt de door de lidstaten meegedeelde lijsten vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 7

Registrators

1.   Het register accrediteert registrators volgens redelijke, transparante en niet-discriminerende accreditatieprocedures die vooraf door de Commissie zijn goedgekeurd. Het register maakt de accreditatieprocedures openbaar in een gemakkelijk toegankelijke vorm.

2.   Het register past ten aanzien van de geaccrediteerde .eu-registrators die gelijkwaardige diensten aanbieden, onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toe. Het register biedt hun diensten en informatie aan onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als voor de eigen, gelijkwaardige diensten.

AFDELING 2

Register

Artikel 8

Aanwijzing van het register

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening met betrekking tot de vaststelling van de ontvankelijkheids- en selectiecriteria en de procedure voor de aanwijzing van het register.

2.   De Commissie stelt de in de overeenkomst tussen de Commissie en het register op te nemen beginselen vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   De Commissie wijst een entiteit aan als register nadat de in de leden 1 en 2 bedoelde procedure is afgewikkeld.

4.   De Commissie sluit een overeenkomst met het aangewezen register. In de overeenkomst worden de regels, het beleid en de procedures voor de dienstverlening van het register, alsook de voorwaarden op basis waarvan de Commissie toezicht dient te houden op de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD door het register gespecificeerd. De overeenkomst heeft een beperkte looptijd en is eenmaal hernieuwbaar zonder dat een nieuwe selectieprocedure hoeft te worden georganiseerd. De overeenkomst bevat de verplichtingen van het register alsook de beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD die zijn vastgesteld op basis van de artikelen 10 en 11.

5.   In afwijking van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde procedures kan de Commissie het register om dwingende redenen van urgentie aanwijzen door middel van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 9

Kenmerken van het register

1.   Het register is een organisatie zonder winstoogmerk. De statutaire zetel, het hoofdbestuur en de hoofdvestiging van het register bevinden zich op het grondgebied van de Unie.

2.   Het register kan vergoedingen vorderen. Die vergoedingen zijn direct gerelateerd aan de gemaakte kosten.

Artikel 10

Verplichtingen van het register

Het register dient:

a)

het .eu-TLD in de gehele Unie en in derde landen te promoten;

b)

zich aan de regels, het beleid en de procedures te houden die in deze verordening zijn vastgelegd, alsmede aan de in artikel 8, lid 4, bedoelde overeenkomst, en met name aan het Unierecht inzake gegevensbescherming;

c)

het .eu-TLD in het algemene publieke belang te organiseren, besturen en beheren en in alle aspecten van het bestuur en het beheer van het .eu-TLD zorg te dragen voor hogere kwaliteit, transparantie, veiligheid, stabiliteit, voorspelbaarheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, efficiëntie, non-discriminatie, eerlijke concurrentievoorwaarden en consumentenbescherming;

d)

een passende overeenkomst te sluiten voor de delegatie van de .eu-TLD-code, onder voorbehoud van de voorafgaande toestemming van de Commissie;

e)

de registratie van domeinnamen in het .eu-TLD uit te voeren wanneer dit wordt aangevraagd door een op grond van artikel 3 in aanmerking komende partij;

f)

te garanderen, onverminderd eventuele gerechtelijke procedures en met inachtneming van passende procedurele waarborgen voor de betrokken partijen, dat registrators en registranten ieder contractueel geschil met het register kunnen beslechten via alternatievegeschillenbeslechting;

g)

de beschikbaarheid en integriteit van de databanken van de domeinnamen te garanderen;

h)

op eigen kosten en met instemming van de Commissie een overeenkomst te sluiten met een gereputeerde beheerder of andere bewaarnemer die op het grondgebied van de Unie is gevestigd, waarbij de Commissie als de begunstigde van de depotovereenkomst wordt aangewezen, en de beheerder of bewaarnemer in kwestie dagelijks een geactualiseerde elektronische kopie van de inhoud van de databank van het .eu-TLD toe te zenden;

i)

uitvoering te geven aan de in artikel 6, lid 3, bedoelde lijsten;

j)

de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van internetgovernance te bevorderen, onder andere door deel te nemen aan internationale fora;

k)

de op basis van artikel 11 vastgestelde beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD in alle officiële talen van de instellingen van de Unie te publiceren;

l)

op eigen kosten en ten minste om de twee jaar een controle te laten uitvoeren door een onafhankelijk orgaan om te certificeren dat aan deze verordening is voldaan, en het resultaat daarvan toe te zenden aan de Commissie;

m)

op verzoek van de Commissie deel te nemen aan de werkzaamheden van de .eu-Multistakeholder-adviesgroep en samen te werken met de Commissie aan de verbetering van de werking en het beheer van het .eu-TLD.

Artikel 11

Beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD

De overeenkomstig artikel 8, lid 4, tussen de Commissie en het aangewezen register gesloten overeenkomst bevat, overeenkomstig deze verordening, de beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD, waaronder:

a)

een alternatievegeschillenbeslechtingsbeleid;

b)

voorschriften en procedures inzake registratieverzoeken, een beleid inzake verificatie van registratiecriteria, een beleid inzake verificatie van de gegevens van registranten, en een beleid inzake speculatieve registratie van domeinnamen;

c)

een beleid inzake misbruik bij de registratie van domeinnamen en een beleid inzake de tijdige tracering van domeinnamen die te kwader trouw geregistreerd en gebruikt zijn, als bedoeld in artikel 4;

d)

een beleid inzake intrekking van domeinnamen;

e)

de behandeling van intellectuele-eigendomsrechten;

f)

maatregelen op grond waarvan de bevoegde autoriteiten toegang kunnen krijgen tot de gegevens van het register met het oog op preventie, opsporing, onderzoek en vervolging van misdrijven, overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht dat voldoet aan het Unierecht, met inachtneming van passende checks-and-balances;

g)

gedetailleerde procedures voor de wijziging van de overeenkomst.

Artikel 12

WHOIS-databank

1.   Het register zet een WHOIS-databankfaciliteit op en beheert deze zorgvuldig om de veiligheid, stabiliteit en veerkracht van het .eu-TLD te waarborgen door accurate en actuele informatie over de registratie van domeinnamen onder het .eu-TLD te verstrekken.

2.   De WHOIS-databank bevat relevante informatie over de contactpunten die de domeinnamen onder het .eu-TLD beheren en over de houders van de domeinnamen. De informatie op de WHOIS-databank is niet bovenmatig in verhouding tot het doel van de databank. Het register voldoet aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (9).

AFDELING 3

Toezicht op het register

Artikel 13

Toezicht

1.   De Commissie houdt toezicht en oefent controle uit op de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD door het register.

2.   De Commissie verzekert zich ervan dat het register een degelijk financieel beheer voert en deze verordening en de beginselen en procedures betreffende de werking van het .eu-TLD als bedoeld in artikel 11 naleeft. De Commissie kan daartoe bij het register inlichtingen inwinnen.

3.   Overeenkomstig haar toezichthoudende activiteiten kan de Commissie het register specifieke instructies geven om de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD bij te stellen of te verbeteren.

4.   De Commissie kan in voorkomend geval de .eu-Multistakeholder-adviesgroep en andere relevante belanghebbenden raadplegen, en kan advies van deskundigen inwinnen over de resultaten van de in dit artikel bedoelde toezichthoudende activiteiten, alsook over mogelijkheden om de organisatie, het bestuur en het beheer van het .eu-TLD door het register te verbeteren.

Artikel 14

.eu-Multistakeholder-adviesgroep

1.   De Commissie richt een .eu-Multistakeholder-adviesgroep op. De .eu-Multistakeholder-adviesgroep heeft de volgende taken:

a)

de Commissie adviseren over de uitvoering van deze verordening;

b)

adviezen opstellen voor de Commissie over strategische kwesties met betrekking tot het beheer, de organisatie en het bestuur van het .eu-TLD, inclusief kwesties met betrekking tot cyberveiligheid en gegevensbescherming;

c)

de Commissie adviseren over kwesties met betrekking tot de monitoring van en het toezicht op het register, in het bijzonder met betrekking tot de in artikel 10, onder l), bedoelde controle;

d)

de Commissie adviseren over beste praktijken met betrekking tot beleidsmaatregelen tegen onrechtmatige registraties van domeinnamen, met name registraties zonder rechten op of legitieme belangen bij de geregistreerde naam en registraties die te kwader trouw worden gebruikt.

2.   De Commissie houdt bij de tenuitvoerlegging van deze verordening rekening met de adviezen van de .eu-Multistakeholder-adviesgroep.

3.   De .eu-Multistakeholder-adviesgroep bestaat uit vertegenwoordigers van belanghebbenden die gevestigd zijn in de Unie. Het betreft vertegenwoordigers van de privésector, de technische gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld, alsmede van de autoriteiten van de lidstaten en internationale organisaties. De vertegenwoordigers die niet afkomstig zijn van de autoriteiten van de lidstaten en internationale organisaties worden door de Commissie benoemd op basis van een open, niet-discriminerende en transparante procedure, naar behoren rekening houdend met het beginsel van gendergelijkheid.

4.   Niettegenstaande lid 3 kan de .eu-Multistakeholder-adviesgroep een vertegenwoordiger bevatten van belanghebbenden die buiten de Unie zijn gevestigd.

5.   De .eu-Multistakeholder-adviesgroep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie of door een persoon die door de Commissie is benoemd. De Commissie neemt het secretariaat van de .eu-Multistakeholder-adviesgroep waar.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Voorbehoud van rechten

De Unie behoudt alle rechten die aan het .eu-TLD zijn verbonden, waaronder met name de intellectuele-eigendomsrechten of andere rechten op de registerdatabanken die voor de uitvoering van deze verordening vereist zijn, alsmede het recht om het register opnieuw aan te wijzen.

Artikel 16

Evaluatie en toetsing

1.   Uiterlijk op 13 oktober 2027 en vervolgens om de drie jaar, beoordeelt de Commissie de uitvoering, doelmatigheid en werking van het .eu-TLD, waarbij zij zich met name baseert op de door het register op grond van artikel 10, onder l), verstrekte informatie.

2.   Uiterlijk op 30 juni 2020 beoordeelt de Commissie, rekening houdend met de huidige praktijk of en hoe het register moet samenwerken met het EUIPO en andere Unie-agentschappen om speculatieve en nepregistraties van domeinnamen te bestrijden en of en hoe administratieve procedures moeten worden vereenvoudigd, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). De Commissie kan daartoe zo nodig verdere maatregelen voorstellen.

3.   Uiterlijk op 13 oktober 2024 beoordeelt de Commissie of de in artikel 9 vastgestelde criteria kunnen worden uitgebreid en kan zij, indien passend, een wetgevingsvoorstel indienen.

4.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de bevindingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde beoordeling.

Artikel 17

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité voor communicatie (COCOM) (10). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om een gedelegeerde handeling vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 april 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 8, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19

Overgangsbepalingen

1.   Houders van domeinnamen die domeinnamen hebben die zijn geregistreerd op grond van artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 733/2002 behouden hun rechten met betrekking tot de bestaande geregistreerde domeinnamen.

2.   Uiterlijk op 12 oktober 2021 neemt de Commissie de nodige maatregelen om een entiteit als het register aan te wijzen en er een overeenkomst mee te sluiten op grond van deze verordening. De overeenkomst wordt van kracht met ingang van 13 oktober 2022.

3.   De overeenkomst tussen de Commissie en het register op grond van artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 733/2002 blijft van kracht tot en met 12 oktober 2022.

Artikel 20

Wijziging van Verordening (EG) nr. 733/2002

In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 733/2002 wordt punt b) vervangen door:

„b)

registerdomeinnamen in het .eu-TLD via geaccrediteerde .eu-registrators die zijn aangevraagd door:

i)

een Unieburger, ongeacht zijn woonplaats;

ii)

een natuurlijke persoon die geen Unieburger is en die in een lidstaat woont;

iii)

een in de Unie gevestigde onderneming, of

iv)

een in de Unie gevestigde organisatie, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het nationale recht.”.

Artikel 21

Intrekking

Verordeningen (EG) nr. 733/2002 en (EG) nr. 874/2004 worden ingetrokken met ingang van 13 oktober 2022.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 oktober 2022.

Artikel 20 is evenwel met ingang van 19 oktober 2019 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 112.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 februari 2019.

(3)  Verordening (EG) nr. 733/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 22 april 2002 betreffende de invoering van het .eu-topniveaudomein (PB L 113 van 30.4.2002, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie van 28 april 2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 40).

(5)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(6)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(7)  Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

(8)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(10)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17 december 2018, blz. 36).


29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/36


VERORDENING (EU) 2019/518 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 wat bepaalde kosten van grensoverschrijdende betalingen in de Unie en valutawisselkosten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds de vaststelling van Verordeningen (EG) nr. 2560/2001 (4) en (EG) nr. 924/2009 (5) van het Europees Parlement en de Raad zijn de kosten van grensoverschrijdende betalingen in euro tussen lidstaten van de eurozone sterk gedaald tot een niveau dat in de meeste gevallen verwaarloosbaar is.

(2)

Grensoverschrijdende betalingen in euro van lidstaten buiten de eurozone maken echter ongeveer 80 % uit van alle grensoverschrijdende betalingen uit lidstaten buiten de eurozone. De kosten van dergelijke grensoverschrijdende betalingen blijven in de meeste lidstaten buiten de eurozone buitensporig hoog, ook al hebben betalingsdienstaanbieders die zich in lidstaten buiten de eurozone bevinden, toegang tot dezelfde efficiënte infrastructuren om die transacties tegen zeer lage kosten te verwerken, als betalingsdienstaanbieders die zich binnen de eurozone bevinden.

(3)

De hoge kosten van grensoverschrijdende betalingen blijven een hinderpaal voor de volledige integratie in de interne markt van burgers en ondernemingen uit lidstaten buiten de eurozone, met negatieve gevolgen voor hun concurrentievermogen. Die hoge kosten leiden ertoe dat er in de Unie twee categorieën betalingsdienstgebruikers blijven bestaan: betalingsdienstgebruikers die profiteren van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA) en betalingsdienstgebruikers die hoge kosten betalen voor hun grensoverschrijdende betalingen in euro.

(4)

Om de werking van de interne markt te vergemakkelijken en op het vlak van grensoverschrijdende betalingen in euro een einde te maken aan de ongelijkheden tussen betalingsdienstgebruikers in de lidstaten binnen en buiten de eurozone, moet ervoor worden gezorgd dat de kosten van grensoverschrijdende betalingen in euro binnen de Unie worden gelijkgetrokken met de kosten van overeenkomstige binnenlandse betalingen in de nationale valuta van de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder van de betalingsdienstgebruiker zich bevindt. Een betalingsdienstaanbieder wordt geacht zich te bevinden in de lidstaat waar hij zijn diensten aan de betalingsdienstgebruiker aanbiedt.

(5)

Valutawisselkosten zijn significante kosten van grensoverschrijdende betalingen wanneer in de lidstaat van de betaler en de lidstaat van de begunstigde andere valuta's worden gebruikt. Artikel 45 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (6) bepaalt dat de kosten en de gebruikte wisselkoers transparant moeten zijn, artikel 52, lid 3, van die richtlijn bevat informatievereisten met betrekking tot betalingstransacties die onder een raamovereenkomst vallen, en in artikel 59, lid 2, van die richtlijn zijn informatievereisten neergelegd voor partijen die valutawisseldiensten aanbieden aan een geldautomaat of in het verkooppunt. Die informatievereisten hebben niet tot voldoende transparantie en vergelijkbaarheid van de valutawisselkosten geleid in situaties waarin aan een geldautomaat of in het verkooppunt verschillende valutawisselopties worden aangeboden. Dat gebrek aan transparantie en vergelijkbaarheid verhindert concurrentie die de valutawisselkosten zou doen dalen, en verhoogt het risico dat betalers voor een dure valutawisseloptie kiezen. Daarom moeten extra maatregelen worden ingevoerd om consumenten te beschermen tegen buitensporige kosten voor valutawisseldiensten en ervoor te zorgen dat consumenten de informatie krijgen die zij nodig hebben om de beste valutawisseloptie te kiezen.

(6)

Om te vermijden dat marktdeelnemers onevenredig hoge bedragen zouden moeten investeren in de aanpassing van hun betalingsinfrastructuur, -apparatuur en -processen met het oog op meer transparantie, moeten de uit te voeren maatregelen passend, adequaat en kosteneffectief zijn. Tegelijk moet de verstrekte informatie in situaties waarin de betaler aan een geldautomaat of in het verkooppunt met verschillende valutawisselopties wordt geconfronteerd, vergelijking mogelijk maken zodat de betaler een geïnformeerde keuze kan maken.

(7)

Om vergelijkbaarheid te bewerkstelligen, moeten de valutawisselkosten voor alle op kaarten gebaseerde betalingen op dezelfde wijze worden uitgedrukt, namelijk als in procent uitgedrukte marges op de recentste beschikbare referentiewisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB). Bij omrekening tussen twee andere valuta's dan de euro kan het nodig zijn een marge te baseren op een koers die is afgeleid van twee ECB-koersen.

(8)

Overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2015/2366 vastgestelde algemene informatievereisten met betrekking tot valutawisselkosten moeten aanbieders van valutawisseldiensten informatie over hun valutawisselkosten meedelen voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd. Partijen die valutawisseldiensten aanbieden aan een geldautomaat of in het verkooppunt, moeten op duidelijke en toegankelijke wijze informatie verstrekken over hun kosten voor dergelijke diensten, bijvoorbeeld door hun kosten aan het loket of digitaal op de terminal aan te geven, of op het scherm in het geval van onlineaankopen. Naast de in artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366 bedoelde informatie moeten die partijen, voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd, expliciete informatie verstrekken over het aan de begunstigde te betalen bedrag in de door de begunstigde gebruikte valuta en het totale door de betaler te betalen bedrag in de valuta van de rekening van de betaler. Het bedrag dat moet worden betaald in de door de begunstigde gebruikte valuta moet de prijs van de te kopen goederen en diensten weergeven en kan worden aangegeven aan de kassa in plaats van op de betaalterminal. De door de begunstigde gebruikte valuta is over het algemeen de lokale valuta, maar kan volgens het beginsel van contractuele vrijheid in sommige gevallen een andere valuta van de Unie zijn. Het totale bedrag dat de betaler in de valuta van de rekening van de betaler moet betalen, moet bestaan uit de prijs van de goederen of diensten en de valutawisselkosten. Bovendien moeten beide bedragen worden gedocumenteerd op het ontvangstbewijs of op een andere duurzame drager.

(9)

Met betrekking tot artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366 moet de betaler, wanneer aan een geldautomaat of in het verkooppunt een valutawisseldienst wordt aangeboden, de mogelijkheid hebben om die dienst te weigeren en in plaats daarvan te betalen in de valuta die de begunstigde gebruikt.

(10)

Om betalers in staat te stellen de kosten van valutawisselopties aan een geldautomaat of in het verkooppunt te vergelijken, moeten de betalingsdienstaanbieders van de betalers niet alleen volledig vergelijkbare informatie over de toepasselijke valutawisselkosten in de voorwaarden van hun raamovereenkomst opnemen, maar moeten zij die informatie ook op bevattelijke en toegankelijke wijze openbaar maken op een algemeen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk elektronisch platform, in het bijzonder op hun klantenwebsites, hun thuisbankieren-websites en hun mobiele bankapps. Dit zou de ontwikkeling van vergelijkingswebsites mogelijk maken, zodat het voor consumenten gemakkelijker wordt om prijzen te vergelijken wanneer zij in het buitenland reizen of winkelen. Bovendien moeten betalingsdienstaanbieders betalers aan de toepasselijke valutawisselkosten herinneren wanneer een op een kaart gebaseerde betaling in een andere valuta wordt verricht, met behulp van algemeen beschikbare en gemakkelijk toegankelijke elektronische communicatiekanalen zoals sms-berichten, e-mails of pushmeldingen via de mobiele bankapp van de betaler. Betalingsdienstaanbieders moeten met betalingsdienstgebruikers overeenkomen via welk elektronisch communicatiekanaal zij de informatie over valutawisselkosten zullen verstrekken, rekening houdend met het meest doeltreffende kanaal om de betaler te bereiken. Betalingsdienstaanbieders moeten ook gehoor geven aan verzoeken van betalingsdienstgebruikers om de elektronische berichten met informatie over de valutawisselkosten niet te ontvangen.

(11)

Periodieke herinneringen zijn aangewezen in situaties waarin de betaler voor langere tijd in het buitenland verblijft, bijvoorbeeld wanneer de betaler in het buitenland gedetacheerd is of studeert of wanneer de betaler regelmatig een kaart gebruikt voor online aankopen in de lokale valuta. Een verplichting om dergelijke herinneringen te verstrekken, zou geen onevenredige investeringen vereisen om de bestaande bedrijfsprocessen en betalingsverwerkingsinfrastructuur van de betalingsdienstaanbieder aan te passen, en zou ervoor zorgen dat de betaler beter geïnformeerd is wanneer hij verschillende valutawisselopties overweegt.

(12)

De Commissie moet bij het Europees Parlement, de Raad, de ECB en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag indienen over de toepassing van de regel dat de kosten van grensoverschrijdende betalingen in euro gelijk moeten zijn aan die van binnenlandse transacties in nationale valuta en over de effectiviteit van de in deze verordening vastgestelde informatievereisten met betrekking tot valutawissel. De Commissie moet ook verdere mogelijkheden om de regel van gelijke kosten uit te breiden tot alle valuta's van de Unie en de transparantie en vergelijkbaarheid van valutawisselkosten aanvullend te verbeteren — en de technische haalbaarheid van die mogelijkheden — analyseren, en zij moet de mogelijkheid onderzoeken tot deactivering of activering van de optie om valutawissel door andere partijen dan de betalingsdienstaanbieder van de betaler te aanvaarden.

(13)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de grensoverschrijdende aard van de betalingen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 924/2009

Verordening (EG) nr. 924/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1.

artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In deze verordening zijn regels neergelegd betreffende grensoverschrijdende betalingen en de transparantie van valutawisselkosten binnen de Unie.”;

b)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Niettegenstaande de eerste alinea van dit lid, zijn de artikelen 3 bis en 3 ter van toepassing op alle binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen die hetzij in euro, hetzij in een andere nationale valuta van een lidstaat dan de euro luiden en waarbij een valutawisseldienst wordt verricht.”;

2.

in artikel 2 wordt punt 9 vervangen door:

„9.   „kosten”: elk bedrag dat door een betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker in rekening wordt gebracht en direct of indirect verband houdt met een betalingstransactie, elk bedrag dat door een betalingsdienstaanbieder of een partij die overeenkomstig artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (*1) valutawisseldiensten aanbiedt, aan een betalingsdienstgebruiker in rekening wordt gebracht voor een valutawisseldienst, of een combinatie daarvan;

(*1)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).”;"

3.

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De kosten die een betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker aanrekent voor grensoverschrijdende betalingen in euro, zijn dezelfde als de kosten die deze betalingsdienstaanbieder aanrekent voor overeenkomstige binnenlandse betalingen van dezelfde waarde in de nationale valuta van de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder van de betalingsdienstgebruiker zich bevindt.”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   De kosten die een betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker aanrekent voor grensoverschrijdende betalingen in de nationale valuta van een lidstaat die kennis heeft gegeven van zijn beslissing om de toepassing van deze verordening uit te breiden tot zijn nationale valuta overeenkomstig artikel 14, zijn dezelfde als de kosten die deze betalingsdienstaanbieder aan betalingsdienstgebruikers aanrekent voor overeenkomstige binnenlandse betalingen van dezelfde waarde en in dezelfde valuta.”;

c)

lid 3 wordt geschrapt;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De leden 1 en 1 bis zijn niet van toepassing op valutawisselkosten.”;

4.

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

Valutawisselkosten bij op kaarten gebaseerde transacties

1.   Ten aanzien van de informatievereisten met betrekking tot valutawisselkosten en de toe te passen wisselkoers, als bedoeld in artikel 45, lid 1, artikel 52, lid 3, en artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366, drukken betalingsdienstaanbieders en partijen die valutawisseldiensten aanbieden aan een geldautomaat of in het verkooppunt, als bedoeld in artikel 59, lid 2, van die richtlijn, de totale valutawisselkosten uit als een in procent uitgedrukte marge op de recentste beschikbare referentiewisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB). Die marge wordt aan de betaler meegedeeld voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

2.   Betalingsdienstaanbieders maken de in lid 1 bedoelde marges ook op bevattelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar op een algemeen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk elektronisch platform.

3.   Naast de in lid 1 bedoelde informatie verstrekt een partij die een valutawisseldienst aanbiedt bij een geldautomaat of in het verkooppunt, de betaler de volgende informatie voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd:

a)

het aan de begunstigde te betalen bedrag in de door de begunstigde gebruikte valuta;

b)

het door de betaler te betalen bedrag in de valuta van de rekening van de betaler.

4.   Een partij die valutawisseldiensten aanbiedt aan een geldautomaat of in het verkooppunt, vermeldt de in lid 1 bedoelde informatie duidelijk aan de geldautomaat of in het verkooppunt. Voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd, stelt die partij de betaler ook in kennis van de mogelijkheid om in de door de begunstigde gebruikte valuta te betalen en de valutawissel vervolgens door de betalingsdienstaanbieder van de betaler te laten uitvoeren. De in de leden 1 en 3 bedoelde informatie wordt na het initiëren van de betalingstransactie ook op een duurzame drager aan de betaler ter beschikking gesteld.

5.   Voor elke betaalkaart die de betalingsdienstaanbieder van de betaler aan de betaler heeft verstrekt en die aan dezelfde rekening is gekoppeld, stuurt de betalingsdienstaanbieder van de betaler aan de betaler onverwijld nadat de betalingsdienstaanbieder van de betaler een betalingsopdracht voor een geldopname aan een geldautomaat of een betaling in een verkooppunt ontvangt die luidt in een valuta van de Unie die verschilt van de valuta van de rekening van de betaler, een elektronisch bericht met de in lid 1 bedoelde informatie.

Niettegenstaande de eerste alinea wordt een dergelijk bericht eenmaal verzonden in elke maand waarin de betalingsdienstaanbieder van de betaler een in dezelfde valuta luidende betalingsopdracht van de betaler ontvangt.

6.   De betalingsdienstaanbieder komt met de betalingsdienstgebruiker overeen via welk algemeen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk elektronisch communicatiekanaal of via welke algemeen beschikbare en gemakkelijk toegankelijke elektronische communicatiekanalen de betalingsdienstaanbieder het in lid 5 bedoelde bericht zal verzenden.

De betalingsdienstaanbieder biedt betalingsdienstgebruikers de mogelijkheid om af te zien van het ontvangen van de in lid 5 bedoelde elektronische berichten.

De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat lid 5 en dit lid geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn indien de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

7.   De in dit artikel bedoelde informatie wordt gratis en op neutrale en begrijpelijke wijze verstrekt.”;

5.

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 3 ter

Valutawisselkosten bij overmakingen

1.   Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler een valutawisseldienst aanbiedt bij een overmaking als gedefinieerd in artikel 4, punt 24, van Richtlijn (EU) 2015/2366 die rechtstreeks online wordt geïnitieerd via de website of de mobiele bankapp van de betalingsdienstaanbieder, stelt de betalingsdienstaanbieder, ten aanzien van artikel 45, lid 1, en artikel 52, lid 3, van die richtlijn, de betaler voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd, op duidelijke, neutrale en begrijpelijke wijze in kennis van de geraamde kosten van de valutawisseldiensten die op de overmaking van toepassing zijn.

2.   Voordat een betalingstransactie wordt geïnitieerd, deelt de betalingsdienstaanbieder de betaler op duidelijke, neutrale en begrijpelijke wijze het geraamde totale bedrag van de overmaking in de valuta van de rekening van de betaler mee, met inbegrip van eventuele transactiekosten en eventuele valutawisselkosten. De betalingsdienstaanbieder deelt ook het geraamde aan de begunstigde over te maken bedrag mee in de door de begunstigde gebruikte valuta.”;

6.

artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 19 april 2022 legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad, de ECB en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing en het effect van deze verordening voor, dat met name het volgende bevat:

a)

een evaluatie van de wijze waarop betalingsdienstaanbieders artikel 3 van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/518 van het Europees Parlement en de Raad (*2), toepassen;

b)

een evaluatie van de ontwikkeling van de volumes en kosten voor binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen in de nationale valuta van de lidstaten en in euro sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2019/518;

c)

een evaluatie van het effect van artikel 3 van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/518, op de ontwikkeling van de valutawisselkosten en andere kosten in verband met betalingsdiensten, zowel voor de betalers als voor de begunstigden;

d)

een evaluatie van het geraamde effect van een wijziging van artikel 3, lid 1, van deze verordening waarbij het toepassingsgebied zou worden uitgebreid tot alle valuta's van de lidstaten;

e)

een evaluatie van de wijze waarop aanbieders van valutawisseldiensten de in de artikelen 3 bis en 3 ter van deze verordening en de nationale wetgeving tot uitvoering van artikel 45, lid 1, artikel 52, lid 3, en artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366 vastgestelde informatievereisten toepassen en van de vraag of deze regels de transparantie van de valutawisselkosten hebben vergroot;

f)

een evaluatie van de vraag of en de mate waarin aanbieders van valutawisseldiensten problemen hebben ondervonden bij de praktische toepassing van de artikelen 3 bis en 3 ter van deze verordening en de nationale wetgeving tot uitvoering van artikel 45, lid 1, artikel 52, lid 3, en artikel 59, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2366;

g)

een kosten-batenanalyse van de communicatiekanalen en -technologieën die worden gebruikt door of beschikbaar zijn voor aanbieders van valutawisseldiensten en die de transparantie van de valutawisselkosten verder kunnen verbeteren, met inbegrip van een evaluatie van de vraag of er bepaalde kanalen zijn die betalingsdienstaanbieders verplicht zouden moeten aanbieden voor het verzenden van de in artikel 3 bis bedoelde informatie; die analyse omvat ook een beoordeling van de technische haalbaarheid van het gelijktijdig meedelen van de in artikel 3 bis, leden 1 en 3, van deze verordening bedoelde informatie, voordat de transactie wordt geïnitieerd, voor alle aan een geldautomaat of in het verkooppunt beschikbare valutawisselopties;

h)

een kosten-batenanalyse van de invoering van de mogelijkheid voor betalers om de valutawisseloptie die een andere partij dan de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij een geldautomaat of in het verkooppunt aanbiedt, te blokkeren en hun voorkeuren op dit punt te wijzigen;

i)

een kosten-batenanalyse van de invoering van een verplichting voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler om, wanneer hij bij een afzonderlijke betalingstransactie valutawisseldiensten aanbiedt, bij de clearing en afwikkeling van de transactie de wisselkoers toe te passen die gold op het tijdstip van het initiëren van de transactie.

2.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag bestrijkt ten minste de periode van 15 december 2019 tot en met 19 oktober 2021. In het verslag wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende betalingstransacties, en wordt met name een onderscheid gemaakt tussen transacties aan een geldautomaat en transacties in het verkooppunt.

Bij de voorbereiding van haar verslag mag de Commissie gebruikmaken van de gegevens die de lidstaten met betrekking tot lid 1 hebben verzameld.

(*2)  Verordening (EU) 2019/518 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 wat bepaalde kosten van grensoverschrijdende betalingen in de Unie en valutawisselkosten betreft (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 36).”."

Artikel 2

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 15 december 2019, met uitzondering van de volgende onderdelen:

a)

artikel 1, punt 6, is van toepassing met ingang van 18 april 2019;

b)

artikel 1, punten 4 en 5, is, wat artikel 3 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 3 ter van Verordening (EG) nr. 924/2009 betreft, van toepassing met ingang van 19 april 2020;

c)

artikel 1, punt 4, is, wat artikel 3 bis, leden 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 924/2009 betreft, van toepassing met ingang van 19 april 2021;

d)

artikel 1, punt 4, is, wat artikel 3 bis, lid 7, van Verordening (EG) nr. 924/2009 betreft voor zover het betrekking heeft op artikel 3 bis, leden 1 tot en met 4, van die verordening, van toepassing met ingang van 19 april 2020;

e)

artikel 1, punt 4, is, wat artikel 3 bis, lid 7, van Verordening (EG) nr. 924/2009 betreft voor zover het betrekking heeft op artikel 3 bis, leden 5 en 6, van die verordening, van toepassing met ingang van 19 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 382 van 23.10.2018, blz. 7.

(2)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 28.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 maart 2019.

(4)  Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 13).

(5)  Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11).

(6)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).


29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/42


VERORDENING (EU) 2019/519 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 167/2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is nodig de beschrijving van de voertuigen van de categorieën T1 en T2 als opgenomen in Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) te verduidelijken met betrekking tot de positie van de as die zich het dichtst bij de bestuurder bevindt bij trekkers met omkeerbare bestuurdersplaats en met betrekking tot de methode voor de berekening van de hoogte van het zwaartepunt. Om de hoogte van het zwaartepunt van voertuigen van de categorie T2 nauwkeurig en op uniforme wijze te kunnen bepalen, moet worden verwezen naar internationaal toepasselijke normen voor de bepaling van het zwaartepunt van trekkers.

(2)

Een nauwkeurige definitie van de verschillende onderdelen van landbouwtrekkers op basis van een analyse van hun technische kenmerken is van het grootste belang voor de correcte en volledige uitvoering van deze verordening en de uit hoofde ervan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Gezien het feit dat discussies over de definitie van de categorieën worden gevoerd in de relevante internationale fora, waaraan ook de Unie deelneemt, moet de Commissie hiermee rekening houden om onevenredige en negatieve gevolgen voor de toepassing van de technische voorschriften en de testprocedures, alsmede om alle mogelijke negatieve gevolgen voor de fabrikanten, met name van hooggespecialiseerde trekkers, te voorkomen.

(3)

In Verordening (EU) nr. 167/2013 moet duidelijk worden gemaakt dat de term „verwisselbare machines”„verwisselbare uitrustingsstukken” betekent, om ervoor te zorgen dat de terminologie in de hele verordening consequent wordt gebruikt.

(4)

In Verordening (EU) nr. 167/2013 is opgenomen dat importeurs, voor producten die niet conform die verordening zijn of een ernstig risico vormen, een kopie van het certificaat van overeenstemming moeten bewaren. Er moet duidelijk worden gemaakt dat hiermee een EU-typegoedkeuringscertificaat wordt bedoeld. De genoemde verordening moet daarom zo worden gewijzigd dat erin wordt verwezen naar het juiste document.

(5)

In Verordening (EU) nr. 167/2013 wordt bepaald dat het EU-typegoedkeuringscertificaat als bijlage de testresultaten bevat. Er moet duidelijk worden gemaakt dat hiermee het formulier met testresultaten wordt bedoeld. De genoemde verordening moet daarom zo worden gewijzigd dat erin wordt verwezen naar de juiste bijlage.

(6)

Bij Verordening (EU) nr. 167/2013 werd aan de Commissie de bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen toegekend voor een periode van vijf jaar, die op 21 maart 2018 afliep. Aangezien er voortdurend behoefte is aan aanpassing van verschillende elementen van de typegoedkeuringsprocedure die bij die verordening en de uit hoofde daarvan vastgestelde handelingen is vastgesteld, meer bepaald door ze aan de technische vooruitgang aan te passen of rectificaties aan te brengen, moet de periode voor de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie worden verlengd en moet worden voorzien in de mogelijkheid deze daarna stilzwijgend te verlengen.

(7)

In Verordening (EU) nr. 167/2013 is sprake van de intrekking van Richtlijn 74/347/EEG van de Raad (4), terwijl het gaat om de intrekking van Richtlijn 2008/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), waarmee eerstgenoemde richtlijn is gecodificeerd. Bijgevolg moet de relevante verwijzing in Verordening (EU) nr. 167/2013 worden gerectificeerd.

(8)

Daar deze verordening wijzigingen van Verordening (EU) nr. 167/2013 behelst zonder de normatieve inhoud ervan uit te breiden en daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(9)

Verordening (EU) nr. 167/2013 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 167/2013

Verordening (EU) nr. 167/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Deze verordening is niet van toepassing op verwisselbare uitrustingsstukken die in het wegverkeer volledig vrij van de grond zijn of niet rond een verticale as kunnen draaien.”;

2.

in artikel 4 worden de punten 2 en 3 vervangen door:

„2.   „categorie T1”: trekkers op wielen met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een bodemvrijheid van ten hoogste 1 000 mm; voor trekkers met omkeerbare bestuurdersplaats (stoel en stuurwiel omkeerbaar) is de as die zich het dichtst bij de bestuurder bevindt die met de banden met de grootste diameter;

3.   „categorie T2”: trekkers op wielen met een minimumspoorbreedte van minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg, met een bodemvrijheid van ten hoogste 600 mm; als de hoogte van het zwaartepunt van de trekker (overeenkomstig ISO-norm 789-6:1982 bepaald en ten opzichte van de grond gemeten) gedeeld door de gemiddelde minimumspoorbreedte voor elke as meer bedraagt dan 0,90, wordt de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt tot 30 km/u;”;

3.

in artikel 12 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Gedurende tien jaar nadat het voertuig in de handel is gebracht en gedurende vijf jaar nadat een systeem, onderdeel of technische eenheid in de handel is gebracht, houden importeurs een kopie van het EU-typegoedkeuringscertificaat ter beschikking van de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten en zorgen zij ervoor dat het in artikel 24, lid 10, bedoelde informatiepakket op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.”;

4.

in artikel 25, lid 1, wordt punt b) vervangen door:

„b)

het formulier met testresultaten;”;

5.

in artikel 39, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„De eerste alinea is alleen van toepassing op voertuigen die zich op het grondgebied van de Unie bevinden en waarvoor ten tijde van hun productie een geldige EU-typegoedkeuring was verleend, maar die niet zijn geregistreerd of in het verkeer zijn gebracht voor deze EU-typegoedkeuring ongeldig werd.”;

6.

in artikel 71 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De in artikel 17, lid 5, artikel 18, lid 4, artikel 19, lid 6, artikel 20, lid 8, artikel 27, lid 6, artikel 28, lid 6, artikel 45, lid 4, artikel 49, lid 3, artikel 53, lid 12, artikel 61 en artikel 70 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar vanaf 22 maart 2013. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. De Commissie stelt uiterlijk op 22 juni 2022 en negen maanden vóór het einde van elke opeenvolgende periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.”;

7.

in artikel 76 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Onverminderd artikel 73, lid 2, van deze verordening worden de Richtlijnen 76/432/EEG, 76/763/EEG, 77/537/EEG, 78/764/EEG, 80/720/EEG, 86/297/EEG, 86/298/EEG, 86/415/EEG, 87/402/EEG, 2000/25/EG, 2003/37/EG, 2008/2/EG, 2009/57/EG, 2009/58/EG, 2009/59/EG, 2009/60/EG, 2009/61/EG, 2009/63/EG, 2009/64/EG, 2009/66/EG, 2009/68/EG, 2009/75/EG, 2009/76/EG en 2009/144/EG ingetrokken met ingang van 1 januari 2016.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 104.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 maart 2019.

(3)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

(4)  Richtlijn 74/347/EEG van de Raad van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PB L 191 van 15.7.1974, blz. 5).

(5)  Richtlijn 2008/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PB L 24 van 29.1.2008, blz. 30).


RICHTLIJNEN

29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/45


RICHTLIJN (EU) 2019/520 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 maart 2019

betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is ingrijpend gewijzigd. Aangezien er nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet de richtlijn omwille van de duidelijkheid worden herschikt.

(2)

Het is wenselijk dat elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer op grote schaal in de lidstaten en de buurlanden worden ingevoerd, en dat men zo veel mogelijk beschikt over betrouwbare, gebruiksvriendelijke, kostenefficiënte systemen die zijn afgestemd op de toekomstige ontwikkeling van het beleid op Unieniveau inzake rekeningrijden en op toekomstige technische ontwikkelingen. Het is derhalve noodzakelijk om elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer interoperabel te maken teneinde de kosten en lasten in verband met de betaling van tolgelden in de gehele Unie te verminderen.

(3)

Interoperabele elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer dragen bij tot de verwezenlijking van de in het Unierecht inzake wegentol bepaalde doelstellingen.

(4)

Het gebrek aan interoperabiliteit is een aanzienlijk probleem bij elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer wanneer de wegentol gekoppeld is aan de door het voertuig afgelegde afstand (op afstand gebaseerde tolgelden) of op de passage van het voertuig voorbij een bepaald punt (bijvoorbeeld bij een cordonheffing). De bepalingen betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer dienen derhalve uitsluitend van toepassing te zijn op die systemen en niet op systemen waarbij de verschuldigde wegentol gekoppeld is aan de tijd die het voertuig heeft doorgebracht op de infrastructuur waarvoor tol wordt geheven (bijvoorbeeld tijdgerelateerde systemen zoals vignetten).

(5)

De grensoverschrijdende handhaving in de Unie van de verplichting om wegentol te betalen is een aanzienlijk probleem bij alle soorten systemen (op afstand, cordon, of tijd gebaseerde systemen, elektronische of handmatige systemen). Om het probleem van grensoverschrijdende handhaving bij niet-betaling van wegentol aan te pakken, moeten de bepalingen inzake de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie voor al die systemen gelden.

(6)

Naar nationaal recht kan de overtreding die bestaat uit de niet-betaling van wegentol worden gekwalificeerd als administratieve overtreding dan wel als strafbaar feit. Deze richtlijn moet gelden ongeacht de kwalificatie van de overtreding.

(7)

Aangezien er voor parkeergelden geen consistente classificatie voor de gehele Unie bestaat en zij indirect verband houden met het gebruik van de infrastructuur, moeten parkeergelden buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven.

(8)

De interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer vereist harmonisatie van de gebruikte technologie en van de interfaces tussen de interoperabiliteitsonderdelen.

(9)

De harmonisatie van technologieën en interfaces moet worden ondersteund door de ontwikkeling en handhaving van toepasselijke open en openbare normen die op niet-discriminerende wijze voor alle systeemaanbieders beschikbaar zijn.

(10)

Opdat hun boordapparatuur over de vereiste communicatietechnologieën beschikt, moet het aanbieders van Europese elektronische tolheffingsdiensten (EETS) toegestaan zijn om gebruik te maken van en hun apparatuur te koppelen aan andere hardware- en softwaresystemen die al in het voertuig aanwezig zijn, zoals satellietnavigatiesystemen, of draagbare toestellen.

(11)

Er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer die momenteel worden toegepast op lichte voertuigen. Aangezien geen enkele van die elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer momenteel gebruikmaakt van satellietplaatsbepaling of mobiele communicatie, moeten EETS-aanbieders toestemming krijgen om gedurende een beperkte periode gebruikers van lichte voertuigen van boordapparatuur te voorzien die alleen geschikt is voor gebruik met 5,8 GHz-microgolftechnologie. Deze afwijking doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om op satelliet gebaseerde tolheffingssystemen voor lichte voertuigen te implementeren.

(12)

Tolheffingssystemen die gebaseerd zijn op automatische nummerplaatherkenningstechnologie vereisen meer handmatige controles van tolheffingstransacties in de backoffice dan systemen die gebruikmaken van boordapparatuur. Systemen die gebruikmaken van boordapparatuur zijn efficiënter voor grote elektronische tolgebieden, en systemen die gebruikmaken van automatische nummerplaatherkenningstechnologie zijn passender voor kleine gebieden, zoals bij tolheffing in steden, waarbij het gebruik van boordapparatuur voor onevenredige kosten of administratieve lasten zou zorgen. Automatische nummerplaatherkenningstechnologie kan nuttig zijn, met name indien gecombineerd met andere technologieën.

(13)

Gelet op technische ontwikkelingen die verband houden met op automatische nummerplaatherkenningstechnologie gebaseerde oplossingen, moeten de normalisatie-instanties worden aangemoedigd om de nodige technische normen te ontwikkelen.

(14)

De specifieke rechten en plichten van EETS-aanbieders moeten gelden voor entiteiten die bewijzen dat ze aan bepaalde vereisten voldoen en die in hun lidstaat van vestiging een registratie als EETS-aanbieder hebben verkregen.

(15)

De rechten en plichten van de belangrijkste EETS-actoren, zijnde de EETS-aanbieders, tolheffers en EETS-gebruikers, moeten duidelijk worden omschreven teneinde te waarborgen dat de markt op een eerlijke en efficiënte manier functioneert.

(16)

Het is van bijzonder belang dat bepaalde rechten van de EETS-aanbieders, zoals het recht om commercieel gevoelige gegevens te beschermen, worden gewaarborgd, zonder dat dit een nadelige invloed heeft op de kwaliteit van de diensten die aan de tolheffers en de EETS-gebruikers worden verleend. Met name moet van de tolheffers worden geëist dat zij commercieel gevoelige gegevens niet bekendmaken aan concurrenten van de EETS-aanbieder. De hoeveelheid en soort gegevens die EETS-aanbieders meedelen aan tolheffers met het oog op de berekening en heffing van tolgelden of om de berekening te verifiëren van de tol die door de EETS-aanbieders geheven is op de voertuigen van EETS-gebruikers, moeten tot een strikt minimum worden beperkt.

(17)

Van de EETS-aanbieders wordt verlangd dat zij volledig meewerken met de tolheffers om te waarborgen dat de voorschriften worden gehandhaafd, zodat de algemene efficiëntie van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer toeneemt. Tolheffers moeten dan ook de mogelijkheid hebben om, wanneer wordt vermoed dat er geen wegentol is betaald, bij de EETS-aanbieder gegevens op te vragen met betrekking tot het voertuig en de eigenaar of houder van het voertuig die de klant is van de EETS-aanbieder, mits de gegevens uitsluitend voor handhavingsdoeleinden worden gebruikt.

(18)

Om het EETS-aanbieders mogelijk te maken om op niet-discriminerende wijze mee te dingen naar alle klanten in een specifiek EETS-gebied, is het van belang dat zij tijdig voor dat gebied kunnen worden geaccrediteerd, zodat zij vanaf de eerste dag van de werking van het tolheffingssysteem diensten aan de gebruikers kunnen aanbieden.

(19)

Tolheffers moeten EETS-aanbieders op niet-discriminerende wijze toegang verlenen tot hun EETS-gebied.

(20)

Om alle EETS-aanbieders garanties te bieden voor transparantie en niet-discriminerende toegang tot de EETS-gebieden, moeten de tolheffers alle relevante informatie inzake toegangsrechten in een EETS-gebiedsverklaring kenbaar maken.

(21)

Alle restituties van of kortingen op tolgelden die door een lidstaat of tolheffer worden aangeboden aan gebruikers van boordapparatuur moeten transparant, publiekelijk bekendgemaakt en onder dezelfde voorwaarden ook beschikbaar zijn voor klanten van EETS-aanbieders.

(22)

EETS-aanbieders moeten aanspraak kunnen maken op een billijke vergoeding, die wordt berekend op basis van een transparante, niet-discriminerende en identieke methode.

(23)

Tolheffers moeten van de vergoeding van EETS-aanbieders de passende kosten kunnen aftrekken die gemaakt zijn om de EETS-specifieke elementen van het elektronische tolheffingssysteem voor het wegverkeer beschikbaar te stellen, te bedienen en te onderhouden.

(24)

EETS-aanbieders moeten de tolheffer alle door hun klanten verschuldigde tolgelden betalen. EETS-aanbieders zijn evenwel niet aansprakelijk voor niet-betaalde tolgelden van klanten die uitgerust zijn met aan de tolheffer ongeldig verklaarde boordapparatuur.

(25)

Wanneer een juridische entiteit een toldienstaanbieder is en ook andere rollen in een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer vervult of andere activiteiten verricht die niet rechtstreeks verband houden met elektronische tolheffing, dient zij een financiële administratie te voeren waarin een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten en de kosten en inkomsten in verband met andere activiteiten, en dient zij op verzoek informatie over die kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten te verstrekken aan de betrokken bemiddelende of rechterlijke instantie. Kruissubsidies tussen de in de rol van toldienstaanbieder vervulde activiteiten en andere activiteiten dienen niet toegestaan te worden.

(26)

De gebruikers moeten zich op EETS kunnen abonneren via eender welke EETS-aanbieder, ongeacht hun nationaliteit, lidstaat van verblijf of de lidstaat van inschrijving van hun voertuig.

(27)

Om dubbele betaling te voorkomen en gebruikers rechtszekerheid te verschaffen, moet de betaling van tolgeld aan een EETS-aanbieder worden beschouwd als naleving van de verplichtingen van de gebruiker ten aanzien van de betrokken tolheffer.

(28)

De contractuele relatie tussen tolheffers en EETS-aanbieders moeten er onder meer voor zorgen dat tolgelden correct wordt betaald.

(29)

Er moet worden voorzien in een bemiddelingsprocedure waarmee geschillen tussen tolheffers en EETS-aanbieders tijdens contractonderhandelingen en in hun contractuele relatie kunnen worden beslecht. Wanneer tolheffers en EETS-aanbieders een geschil met betrekking tot het recht op niet-discriminerende toegang tot EETS-gebieden wensen te beslechten, moeten zij de nationale bemiddelende instanties raadplegen.

(30)

De bemiddelende instanties moeten worden gemachtigd na te gaan of de aan een EETS-aanbieder opgelegde contractvoorwaarden niet-discriminerend zijn. Meer bepaald moeten zij worden gemachtigd om na te gaan of de vergoeding die de tolheffer aanbiedt aan de EETS-aanbieders in overeenstemming is met de in deze richtlijn vastgelegde beginselen.

(31)

De verkeersgegevens van EETS-gebruikers vormen een input die essentieel is voor het verbeteren van het vervoersbeleid van de lidstaten. De lidstaten moeten die gegevens derhalve bij toldienstaanbieders, waaronder EETS-aanbieders, kunnen opvragen ten behoeve van het uitstippelen van het vervoersbeleid en het verbeteren van het verkeersbeheer of voor ander niet-commercieel gebruik door de staat, in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming.

(32)

Er is een kader nodig de procedures vast te leggen voor de accreditering van EETS-aanbieders voor een EETS-gebied, en dat zorgt voor een eerlijke toegang tot de markt en tegelijk een toereikend dienstverleningsniveau waarborgt. In de EETS-gebiedsverklaring moet in detail de accreditatieprocedure van een EETS-aanbieder in het EETS-gebied worden beschreven, met name de procedure voor de controle op de naleving van de specificaties en de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen. De procedure moet voor alle EETS-aanbieders identiek zijn.

(33)

Teneinde te waarborgen dat EETS-marktdeelnemers gemakkelijk toegang tot informatie hebben, dienen de lidstaten alle belangrijke gegevens betreffende de EETS te verzamelen en bekend te maken in voor het publiek beschikbare nationale registers.

(34)

Met het oog op technologische vooruitgang is het van belang dat tolheffers nieuwe technologieën of concepten voor tolheffing kunnen testen. Die testen moeten evenwel beperkt blijven, en van EETS-aanbieders mag niet worden verlangd dat zij aan die testen deelnemen. De Commissie moet kunnen weigeren om toestemming te geven voor die testen indien deze de correcte werking van het reguliere elektronische tolheffingssysteem voor het wegverkeer of van het EETS in het gedrang kunnen brengen.

(35)

Grote verschillen in technische specificaties van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer kunnen de totstandbrenging van Uniebrede interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen belemmeren, en zo bijdragen tot het voortduren van de huidige situatie waarin gebruikers verschillende soorten boordapparatuur moeten hebben om in de Unie tolgelden te betalen. Deze situatie is nadelig voor de efficiëntie van vervoersverrichtingen, de kostenefficiëntie van tolheffingssystemen en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het vervoersbeleid. Derhalve moeten de achterliggende oorzaken worden aangepakt.

(36)

Terwijl de grensoverschrijdende interoperabiliteit in de hele Unie verbetert, is de middellange en langetermijndoelstelling ervoor te zorgen dat bestuurders met slechts één soort boordapparatuur door de Unie kunnen reizen. Het is derhalve van belang dat de Commissie een routekaart opstelt om deze doelstelling te verwezenlijken, teneinde administratieve lasten en kosten voor weggebruikers te vermijden en het vrije verkeer van mensen en goederen in de Unie te faciliteren, zonder de mededinging op de markt nadelig te beïnvloeden.

(37)

De EETS is een marktgebaseerde dienst en derhalve mogen EETS-aanbieders niet worden gedwongen de dienst in de hele Unie te verlenen. In het belang van gebruikers moeten EETS-aanbieders echter wel alle EETS-gebieden bestrijken in elk land waar zij besluiten hun diensten te verlenen. Bovendien moet de Commissie nagaan of de flexibiliteit voor EETS-aanbieders er niet toe leidt dat kleine of perifere EETS-gebieden worden uitgesloten van de EETS, en waar nodig actie ondernemen indien zij van mening is dat dit het geval is.

(38)

De EETS-gebiedsverklaring moet een gedetailleerde beschrijving geven van de commerciële kadervoorwaarden voor de activiteiten van EETS-aanbieders in het EETS-gebied in kwestie. Met name moet een beschrijving worden gegeven van de methode die wordt gebruikt om de vergoeding van EETS-aanbieders te berekenen.

(39)

Wanneer er een nieuw elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer in werking treedt of een bestaand systeem ingrijpend wordt gewijzigd, moet de tolheffer de nieuwe of bijgewerkte EETS-gebiedsverklaringen tijdig genoeg publiceren zodat EETS-aanbieders uiterlijk één maand voor de dag waarop het systeem in werking treedt (opnieuw) kunnen worden geaccrediteerd. De tolheffer moet de procedure voor de accreditatie respectievelijk heraccreditatie van EETS-aanbieders op zodanige wijze ontwerpen en volgen dat de procedure uiterlijk één maand voor de inbedrijfstelling van het nieuwe of ingrijpend gewijzigde systeem kan worden afgerond. Tolheffers moeten hun deel van de geplande procedure als gedefinieerd in de EETS-gebiedsverklaring naleven.

(40)

Tolheffers mogen van EETS-aanbieders geen specifieke technische oplossingen vragen of eisen die de interoperabiliteit met andere EETS-gebieden en met de bestaande interoperabiliteitsonderdelen van de EETS-aanbieder in gevaar zouden kunnen brengen.

(41)

Met de EETS kunnen de administratieve kosten en lasten van internationale vervoersondernemers en bestuurders aanzienlijk worden verminderd.

(42)

EETS-aanbieders moeten facturen kunnen verzenden naar EETS-gebruikers. Tolheffers moeten echter kunnen verlangen dat facturen worden verzonden in naam en voor rekening van, aangezien rechtstreekse facturering op naam van de EETS-aanbieder in bepaalde EETS-gebieden ongunstige administratieve en fiscale gevolgen kan hebben.

(43)

Iedere lidstaat met ten minste twee EETS-gebieden moet een instantie aanwijzen waartoe EETS-aanbieders zich kunnen wenden als zij de EETS willen aanbieden op het grondgebied van die lidstaat, teneinde hun contacten met de tolheffers te faciliteren.

(44)

Toepassingen voor elektronische tolheffing en andere diensten, zoals coöperatieve ITS (C-ITS) maken gebruik van soortgelijke technologieën en aangrenzende frequentiebanden voor korteafstandscommunicatie tussen voertuigen onderling en tussen voertuigen en de infrastructuur. In de toekomst moeten de mogelijkheden voor het toepassen van andere opkomende technologieën voor de elektronische tolheffing nader worden bekeken, na een grondige beoordeling van de kosten, baten, technische hinderpalen en mogelijke oplossingen daarvoor. Het is belangrijk dat maatregelen worden genomen om de bestaande investeringen in de 5,8 GHz-microgolftechnologie te beschermen tegen belemmering van andere technologieën.

(45)

Onverminderd de voorschriften inzake staatssteun en mededinging, moeten de lidstaten maatregelen ter bevordering van elektronische tolheffing en -invordering kunnen ontwikkelen.

(46)

Wanneer normen die relevant zijn voor EETS worden herzien door normaliseringsinstanties, moeten er passende overgangsregelingen zijn om de continuïteit van EETS en de verenigbaarheid van de op het ogenblik van de herziening reeds in gebruik zijnde interoperabiliteitsonderdelen met de tolheffingssystemen te garanderen.

(47)

Het EETS moet de ontwikkeling van intermodaliteit mogelijk maken, waarbij naleving van de beginselen „de gebruiker betaalt” en „de vervuiler betaalt” wordt nagestreefd.

(48)

Problemen met de identificatie van niet-ingezeten overtreders van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer belemmeren de verdere uitrol van dergelijke systemen en de ruimere toepassing van de beginselen „de gebruiker betaalt” en „de vervuiler betaalt” op de wegen van de Unie, en daarom moet een manier worden gevonden om die personen te identificeren en hun persoonsgegevens te verwerken.

(49)

Om redenen van samenhang en efficiënt gebruik van middelen moet het systeem voor de uitwisseling van informatie over personen die geen wegentol betalen en over hun voertuigen, gebruikmaken van dezelfde instrumenten als het bij Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziene systeem voor de uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

(50)

In een aantal lidstaten wordt de niet-betaling van wegentol pas vastgesteld wanneer de verplichting om wegentol te betalen ter kennis van de gebruiker is gebracht. Aangezien de richtlijn de nationale wetgeving op dit gebied niet harmoniseert, moeten de lidstaten deze richtlijn kunnen toepassen om gebruikers en voertuigen met het oog op kennisgeving te kunnen identificeren. Dergelijke uitgebreide toepassing mag evenwel uitsluitend worden toegestaan wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

(51)

Afhandelingsprocedures die worden ingeleid bij niet-betaling van wegentol zijn niet geharmoniseerd in de Unie. Vaak krijgt de geïdentificeerde weggebruiker de mogelijkheid de verschuldigde wegentol, of een vastgesteld vervangend bedrag, rechtstreeks aan de instantie te betalen die verantwoordelijk is voor de heffing van de wegentol, alvorens er verdere administratieve of strafrechtelijke procedures door de autoriteiten van de lidstaten worden gestart. Het is van belang dat een dergelijke efficiënte procedure om de niet-betaling van wegentol af te handelen op vergelijkbare voorwaarden beschikbaar is voor alle weggebruikers. Daartoe moeten de lidstaten de instantie die verantwoordelijk is voor de heffing van de wegentol kunnen voorzien van de gegevens die noodzakelijk zijn om het voertuig waarvoor geen wegentol is betaald en de eigenaar of houder te identificeren, mits de bescherming van de persoonsgegevens is gewaarborgd. In dit verband moeten de lidstaten ervoor zorgen dat wanneer de door de relevante instantie verstrekte betalingsopdracht is uitgevoerd de niet-betaling van wegentol is afgehandeld.

(52)

In sommige lidstaten wordt de afwezigheid of een storing van boordapparatuur beschouwd als niet-betaling van wegentol indien dergelijke wegentol alleen kan worden betaald met boordapparatuur.

(53)

De lidstaten moeten de Commissie de nodige informatie en gegevens verstrekken om de effectiviteit en efficiëntie van het systeem voor de uitwisseling van informatie over personen die geen wegentol betalen, te evalueren. De Commissie moet de verkregen gegevens en informatie beoordelen en, indien nodig, wijzigingen van deze richtlijn voorstellen.

(54)

Bij de analyse van de mogelijke maatregelen om de grensoverschrijdende handhaving van de verplichting om wegentol te betalen in de Unie verder te faciliteren, moet de Commissie in haar verslag ook nagaan in hoeverre er behoefte is aan wederzijdse bijstand tussen de lidstaten.

(55)

De handhaving van de verplichting om wegentol te betalen, het identificeren van het voertuig en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een niet-betaling van wegentol werd vastgesteld, en het verzamelen van gegevens over de gebruiker teneinde te waarborgen dat de tolheffer zijn verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten nakomt, gaan gepaard met de verwerking van persoonsgegevens. Die verwerking dient te geschieden met inachtneming van de Unievoorschriften zoals onder meer vastgesteld in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6), Richtlijn (EU) 2106/680 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). Het recht op bescherming van persoonsgegevens is uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(56)

Deze richtlijn laat de vrijheid van de lidstaten om voorschriften inzake wegeninfrastructuurheffing en belastingaangelegenheden vast te stellen onverlet.

(57)

Om de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over de voertuigen en de eigenaars of houders van voertuigen waarvoor een niet-betaling van wegentol is vastgesteld, te faciliteren, moet de Commissie overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de bevoegdheid krijgen om wetgevingshandelingen vast te stellen met het oog op de aanpassing van bijlage I aan wijzigingen van het Unierecht. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet worden gedelegeerd aan de Commissie, ook ter bepaling van de nadere regels voor de classificatie van voertuigen met het oog op het vaststellen van de toepasselijke tarieftabellen, ter nadere omschrijving van de verplichtingen van de EETS-gebruikers met betrekking tot de verstrekking van gegevens aan de EETS-aanbieder en het gebruik en de bediening van de boordapparatuur, ter bepaling van de eisen voor interoperabiliteitsonderdelen, wat betreft veiligheid en gezondheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid, milieubescherming, technische verenigbaarheid, beveiliging en privacy, en bediening en beheer, ter bepaling van de algemene infrastructurele vereisten voor interoperabiliteitsonderdelen en ter bepaling van de minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(58)

De uitvoering van deze richtlijn vereist uniforme voorwaarden voor de toepassing van technische en administratieve specificaties voor de uitrol in de lidstaten van procedures waarbij EETS-actoren zijn betrokken en interfaces tussen hen, teneinde de interoperabiliteit te faciliteren en te garanderen dat voor de nationale tolheffingsmarkten gelijkwaardige voorschriften gelden. Teneinde uniforme voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn te garanderen en die technische en administratieve specificaties te omschrijven, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(59)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.

(60)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de bescherming van persoonsgegevens.

(61)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (11),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Deze richtlijn legt de voorwaarden vast die noodzakelijk zijn voor de volgende doelstellingen:

a)

de interoperabiliteit tussen elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarborgen op het gehele wegennet van de Unie, van snelwegen binnen en tussen steden, hoofdwegen en secundaire wegen tot kunstwerken, zoals tunnels of bruggen, en veerponten, en

b)

de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens met betrekking tot voertuigen en de eigenaren of houders van voertuigen waarvoor in de Unie geen wegentol is betaald, faciliteren.

Om het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen, laat deze richtlijn de beslissingen van lidstaten om wegentol op te leggen aan bepaalde voertuigtypes en om het niveau van die heffingen en het doel waarvoor die tol wordt opgelegd te bepalen, onverlet.

2.   De artikelen 3 tot en met 22 zijn niet van toepassing op:

a)

tolheffingssystemen die niet elektronisch in de zin van artikel 2, punt 10, zijn, en

b)

kleine, strikt lokale tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor de kosten van de aanpassing aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 22 niet in verhouding zouden staan tot de opbrengst;

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op parkeergelden.

4.   De doelstelling van interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Unie wordt verwezenlijkt via een Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS), die een aanvulling vormt op de nationale elektronische tolheffingsdiensten van de lidstaten.

5.   Wanneer het nationale recht vereist dat de gebruiker een kennisgeving ontvangt over de verplichting om wegentol te betalen vooraleer een geval van niet-betaling kan worden vastgesteld, mogen de lidstaten deze richtlijn toepassen ten behoeve van kennisgeving om de eigenaar of houder van het voertuig en het voertuig zelf te identificeren, mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a)

er zijn geen andere middelen om de eigenaar of houder van het voertuig te identificeren, en

b)

de kennisgeving aan de eigenaar of houder van het voertuig van de verplichting om te betalen is een verplichte stap in de wegentolbetalingsprocedure naar nationaal recht.

6.   Indien een lidstaat lid 5 toepast, neemt hij de nodige maatregelen opdat eventuele afhandelingsprocedures in verband met de verplichting wegentol te betalen door overheidsinstanties worden gevolgd. Verwijzingen naar gevallen van niet-betaling van wegentol in deze richtlijn omvatten ook onder lid 5 vallende gevallen indien de lidstaat waar de niet-betaling plaatsvindt voornoemd lid toepast.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „toldienst”: een dienst die gebruikers in staat stelt gebruik te maken van een voertuig in een of meer EETS-gebieden onder één overeenkomst en indien nodig met één soort boordapparatuur, met inbegrip van:

a)

indien nodig, het verstrekken van op maat gemaakte boordapparatuur aan de gebruikers en het onderhouden van de functionaliteit ervan;

b)

het waarborgen dat de door de gebruiker verschuldigde tol wordt betaald aan de tolheffer;

c)

het beschikbaar stellen aan de gebruiker van betaalmethoden of het accepteren van een bestaande methode;

d)

het innen van tolgelden bij de gebruiker;

e)

het beheren van de klantenrelatie met de gebruiker, en

f)

het uitvoeren en naleven van het beveiligings- en privacybeleid voor de tolheffingssystemen voor het wegverkeer;

2.   „toldienstaanbieder”: een juridische entiteit die toldiensten verleent aan klanten in een of meer EETS-gebieden voor een of meer voertuigcategorieën;

3.   „tolheffer”: een publieke of private entiteit die tolgelden heft op het gebruik van voertuigen in een EETS-gebied;

4.   „aangewezen tolheffer”: een publieke of private entiteit die is benoemd als de tolheffer in een toekomstig EETS-gebied;

5.   „Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS)”: de toldienst die door een EETS-aanbieder in het kader van een overeenkomst aan een EETS-gebruiker wordt verleend in een of meer EETS-gebieden;

6.   „EETS-aanbieder”: een entiteit die, onder een afzonderlijke overeenkomst, een EETS-gebruiker toegang verleent tot de EETS, de tolgelden overmaakt aan de betrokken tolheffer, en die in zijn lidstaat van vestiging is geregistreerd;

7.   „EETS-gebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een contract heeft met een EETS-aanbieder om toegang te krijgen tot EETS;

8.   „EETS-gebied”: een weg, een wegennet, een kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of een veerpont, waarvoor tolgeld wordt geïnd met gebruikmaking van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer;

9.   „EETS-conform systeem”: een reeks elementen van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer die specifiek noodzakelijk is voor de integratie van EETS-aanbieders in het systeem en voor het functioneren van EETS;

10.   „elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer”: een tolheffingssysteem waarbij de verplichting voor de gebruiker om tolgeld te betalen uitsluitend ontstaat door en gekoppeld is aan de automatische detectie van de aanwezigheid van het voertuig op een bepaalde locatie door middel van communicatie op afstand met boordapparatuur in het voertuig of automatische nummerplaatherkenning;

11.   „boordapparatuur”: alle aan boord van een voertuig geïnstalleerde of meegenomen hardware- en softwarecomponenten die worden gebruikt als onderdeel van de toldienst, teneinde gegevens te verzamelen, op te slaan, te verwerken en vanop afstand te ontvangen/verzenden, als een afzonderlijk toestel of geïntegreerd in het voertuig;

12.   „hoofddienstaanbieder”: een toldienstaanbieder met specifieke verplichtingen, zoals de verplichting om overeenkomsten te sluiten met alle belanghebbende gebruikers, of met specifieke rechten, zoals een specifieke vergoeding of een gegarandeerde langetermijnovereenkomst, die verschillen van de rechten en plichten van andere aanbieders van diensten;

13.   „interoperabiliteitsonderdeel”: een basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van apparatuur die deel uitmaken of bestemd zijn om deel uit te maken van de EETS en waarvan de interoperabiliteit van deze dienst direct of indirect afhankelijk is, met inbegrip van zowel materiële als immateriële zaken zoals software;

14.   „geschiktheid voor gebruik”: het vermogen van een interoperabiliteitsonderdeel om een specifieke prestatie te verrichten en te blijven verrichten zolang het in gebruik is, waarbij een representatieve integratie in de EETS met betrekking tot het systeem van een tolheffer gewaarborgd moet zijn;

15.   „tolcontextgegevens”: de door de verantwoordelijke tolheffer vastgestelde informatie die noodzakelijk is om het tolgeld te bepalen dat voor een bepaald voertuig in een specifiek tolgebied moet worden betaald en om de toltransactie af te ronden;

16.   „tolmelding”: een mededeling aan een tolheffer, in een vorm die is vastgesteld door de toldienstaanbieder en de tolheffer, waarmee de aanwezigheid van een voertuig in een EETS-gebied wordt bevestigd;

17.   „voertuigclassificatieparameters”: de voertuiginformatie voor het berekenen van het tolgeld op basis van de tolcontextgegevens;

18.   „backoffice”: het centrale elektronische systeem dat door de tolheffer, een groep van tolheffers die een interoperabiliteitshub hebben gevormd of een EETS-aanbieder wordt gebruikt om in het kader van een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer informatie te verzamelen, te verwerken en te verzenden;

19.   „ingrijpend gewijzigd systeem”: een bestaand elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer dat een verandering heeft ondergaan of ondergaat waardoor EETS-aanbieders genoodzaakt zijn wijzigingen aan te brengen in de interoperabiliteitsonderdelen die zij gebruiken, zoals het herprogrammeren of het aanpassen van de interfaces van hun backoffice, en wel in die mate dat heraccreditatie nodig is;

20.   „accreditatie”: de door de tolheffer opgezette en beheerde procedure die een EETS-aanbieder moet doorlopen alvorens in een EETS-gebied EETS te mogen aanbieden;

21.   „tolgeld” of „wegentol”: de vergoeding die door de weggebruiker moet worden betaald om zich te mogen verplaatsen op een weg, een wegennet, een kunstwerk, zoals een brug of een tunnel, of een veerpont;

22.   „niet-betaling van wegentol”: de overtreding die bestaat uit het niet-betalen door een weggebruiker van wegentol in een lidstaat, zoals gedefinieerd in de desbetreffende nationale voorschriften van die lidstaat;

23.   „lidstaat van inschrijving”: de lidstaat waarin het voertuig waarvoor wegentol verschuldigd is, is ingeschreven;

24.   „nationaal contactpunt”: een bevoegde autoriteit van een lidstaat die is aangewezen voor de grensoverschrijdende uitwisseling van voertuigregistratiegegevens;

25.   „geautomatiseerde zoekopdracht”: een online-toegangsprocedure voor het raadplegen van de databanken van één, meerdere of alle lidstaten;

26.   „voertuig”: een motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer over de weg van passagiers of goederen;

27.   „houder van het voertuig”: de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven, zoals gedefinieerd in het recht van de lidstaat van inschrijving;

28.   „zwaar voertuig”: een voertuig met een maximaal toegestane massa van meer dan 3,5 ton;

29.   „licht voertuig”: een voertuig met een maximaal toegestane massa van niet meer dan 3,5 ton.

Artikel 3

Technologische oplossingen

1.   Alle nieuwe elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor boordapparatuur moet worden geïnstalleerd of gebruikt, maken voor de afhandeling van elektronische tolheffingstransacties gebruik van een of meer van de volgende technologieën:

a)

satellietplaatsbepaling;

b)

mobiele communicatie;

c)

5,8 GHz microgolftechnologie.

Bestaande elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor boordapparatuur moet worden geïnstalleerd of gebruikt en die andere technologieën gebruiken, moeten voldoen aan de vereisten van de eerste alinea indien substantiële technologische verbeteringen worden uitgevoerd.

2.   De Commissie verzoekt de relevante normalisatie-instellingen, overeenkomstig de procedure van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (12) snel normen voor elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer op basis van de in de eerste alinea van lid 1 vermelde technologieën en de automatische nummerplaatherkenningstechnologie vast te stellen, en die normen indien nodig te actualiseren. De Commissie vraagt dat de normalisatie-instellingen toezien op de blijvende verenigbaarheid van interoperabiliteitsonderdelen.

3.   Boordapparatuur dat gebruikmaakt van satellietplaatsbepalingstechnologie en die in de handel is gebracht na 19 oktober 2021 moet verenigbaar zijn met de plaatsbepalingsdiensten die worden verleend door Galileo en Egnos (European Geostationary Navigation Overlay Service).

4.   Onverminderd lid 6, stellen EETS-aanbieders boordapparatuur ter beschikking van de EETS-gebruikers die geschikt is voor gebruik, interoperabel is en in staat is te communiceren met de desbetreffende in de lidstaten in gebruik zijnde elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer die gebruikmaken van de in lid 1, eerste alinea, vermelde technologieën.

5.   De boordapparatuur mag gebruikmaken van eigen hardware en software, van elementen van andere hardware en software die in het voertuig aanwezig is of van beide. Om met andere in het voertuig aanwezige hardwaresystemen te kunnen communiceren, mag de boordapparatuur gebruikmaken van andere dan de in de eerste alinea van lid 1 vermelde technologieën, op voorwaarde dat de veiligheid, de kwaliteit van de dienst en de privacy worden gewaarborgd.

EETS-boordapparatuur mag andere diensten dan tolheffing faciliteren, op voorwaarde dat de werking van die diensten niet de toldiensten in enig EETS-gebied belemmert.

6.   Onverminderd het recht van de lidstaten om elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer voor lichte voertuigen in te voeren die zijn gebaseerd op satellietplaatsbepaling of mobiele communicatie, mogen EETS-aanbieders gebruikers van lichte voertuigen tot 31 december 2027 boordapparatuur dat alleen geschikt is voor gebruik met de 5,8 GHz microgolftechnologie ter beschikking stellen, met het oog op het gebruik ervan in EETS-gebieden waar geen technologieën voor satellietplaatsbepaling of mobiele communicatie nodig zijn.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE BEGINSELEN VAN DE EETS

Artikel 4

Registratie van EETS-aanbieders

Elke lidstaat stelt een procedure vast voor de registratie van EETS-aanbieders. Hij verleent de registratie aan op zijn grondgebied gevestigde entiteiten die om registratie verzoeken en kunnen aantonen dat zij:

a)

in het bezit zijn van een EN ISO 9001-certificaat of gelijkwaardige erkenning;

b)

over de nodige technische apparatuur beschikken en in het bezit zijn van de EG-verklaring of -certificaat van conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen;

c)

bekwaam zijn om elektronische toldiensten te verstrekken of bekwaam zijn op andere relevante gebieden;

d)

over de nodige financiële draagkracht beschikken;

e)

een alomvattend risicobeheersplan handhaven dat minstens om de twee jaar aan een controle moet worden onderworpen, en

f)

betrouwbaar zijn.

Artikel 5

Rechten en plichten van EETS-aanbieders

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat door hen geregistreerde EETS-aanbieders binnen een termijn van 36 maanden na hun registratie EETS-overeenkomsten sluiten voor alle EETS-gebieden op het grondgebied van ten minste vier lidstaten, overeenkomstig artikel 4. Zij nemen de nodige maatregelen opdat die EETS-aanbieders overeenkomsten sluiten voor alle EETS-gebieden in een bepaalde lidstaat binnen een termijn van 24 maanden na de sluiting van de eerste overeenkomst in die lidstaat, behalve voor EETS-gebieden waarin de verantwoordelijke tolheffers niet voldoen aan artikel 6, lid 3.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat door hen geregistreerde EETS-aanbieders te allen tijde alle EETS-gebieden bestrijken zodra zij overeenkomsten daarvoor hebben gesloten. Zij nemen de nodige maatregelen opdat een EETS-aanbieder die een EETS-gebied niet kan blijven bestrijken omdat de tolheffer niet voldoet aan deze richtlijn, de volledige dienstverlening voor het betrokken gebied zo snel mogelijk herstelt.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat door hen geregistreerde EETS-aanbieders informatie bekendmaken over de EETS-gebieden die zij bestrijken en over alle desbetreffende wijzigingen, alsmede, binnen een maand na de registratie, gedetailleerde plannen betreffende uitbreiding van hun diensten tot andere EETS-gebieden, die jaarlijks worden bijgewerkt.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat, indien nodig, door hen geregistreerde EETS-aanbieders of EETS-aanbieders die de EETS op hun grondgebied aanbieden de EETS-gebruikers boordapparatuur verschaffen dat voldoet aan de in deze richtlijn en in Richtlijnen 2014/53/EU (13) en 2014/30/EU (14) van het Europees Parlement en de Raad gestelde vereisten. Zij kunnen verlangen dat de betrokken EETS-aanbieders aantonen dat aan de bedoelde eisen is voldaan.

5.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS-aanbieders die EETS op hun grondgebied aanbieden, lijsten bijhouden van ongeldig verklaarde boordapparatuur die verband houdt met hun EETS-overeenkomsten met de EETS-gebruikers. Zij nemen de nodige maatregelen opdat die lijsten worden bijgehouden in strikte overeenstemming met de Unievoorschriften voor de bescherming van persoonsgegevens, waaronder Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.

6.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat door hen geregistreerde EETS-aanbieders hun beleid openbaar maken dat zij toepassen bij het sluiten van overeenkomsten met EETS-gebruikers.

7.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS-aanbieders die de EETS op hun grondgebied aanbieden, de tolheffers de informatie verstrekken die zij nodig hebben voor het berekenen en heffen van tol op de voertuigen van EETS-gebruikers, of tolheffers alle nodige informatie verstrekken zodat zij de berekening kunnen verifiëren van de tol die door de EETS-aanbieders is geheven op de voertuigen van EETS-gebruikers.

8.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS-aanbieders die de EETS op hun grondgebied aanbieden, met de tolheffers samenwerken om vermoedelijke overtreders te identificeren. De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat, indien een niet-betaling van wegentol wordt vermoed, de tolheffer bij de EETS-aanbieder de gegevens kan opvragen betreffende het voertuig dat betrokken is bij de vermeende niet-betaling van wegentol en betreffende de eigenaar of houder van dat voertuig die klant is van deze EETS-aanbieder. Die gegevens worden onmiddellijk door de EETS-aanbieder ter beschikking gesteld.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de tolheffer die gegevens niet bekendmaakt aan andere toldienstaanbieders. Zij nemen de nodige maatregelen opdat, wanneer de tolheffer en een toldienstaanbieder deel uitmaken van één entiteit, de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor het identificeren van vermeende overtreders, of overeenkomstig artikel 27, lid 3.

9.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat een tolheffer die voor een EETS-gebied op hun grondgebied verantwoordelijk is, bij een EETS-aanbieder gegevens kan opvragen betreffende alle voertuigen die eigendom zijn van of worden gehouden door klanten van de EETS-aanbieder, en die in een bepaalde periode hebben gereden in het EETS-gebied waarvoor de tolheffer verantwoordelijk is, evenals gegevens betreffende de eigenaars of houders van deze voertuigen, mits de tolheffer die gegevens nodig heeft om zijn verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten na te komen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de EETS-aanbieder de gevraagde gegevens uiterlijk twee dagen na de ontvangst van het verzoek verstrekt. Zij nemen de nodige maatregelen opdat de tolheffer die gegevens niet bekendmaakt aan andere toldienstaanbieders. Zij nemen de nodige maatregelen opdat, wanneer de tolheffer en een toldienstaanbieder deel uitmaken van één entiteit, de gegevens uitsluitend worden gebruikt opdat de tolheffer zijn verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten kan nakomen.

10.   De gegevens die EETS-aanbieders aan tolheffers verstrekken, worden verwerkt overeenkomstig de Unievoorschriften voor de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Verordening (EU) 2016/679, en de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter omzetting van Richtlijnen 2002/58/EG en (EU) 2016/680.

11.   De Commissie stelt uiterlijk 19 oktober 2019 uitvoeringshandelingen vast ter nadere omschrijving van de verplichtingen van de EETS-aanbieders met betrekking tot:

a)

het toezicht op de prestaties van hun dienstniveau, en de samenwerking met tolheffers bij verificatiecontroles;

b)

de samenwerking met tolheffers bij het verrichten van tests van de systemen van de tolheffers;

c)

de dienstverlening aan en technische ondersteuning van EETS-gebruikers en de personalisering van de boordapparatuur;

d)

de facturering aan EETS-gebruikers;

e)

de in lid 7 bedoelde informatie die EETS-aanbieders aan tolheffers moeten verstrekken, en

f)

het informeren van de EETS-gebruiker over een ontdekt geval van niet-melding van tol.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 6

Rechten en plichten van tolheffers

1.   Indien een EETS-gebied niet voldoet aan de in deze richtlijn gestelde technische en procedurele EETS-interoperabiliteitsvoorwaarden, neemt de lidstaat op het grondgebied waarvan het EETS-gebied ligt, de nodige maatregelen opdat de verantwoordelijke tolheffer het probleem met de betrokken belanghebbenden bespreekt en neemt hij, mits hij daarvoor bevoegd is, maatregelen opdat de EETS-interoperabiliteit van het tolheffingssysteem gewaarborgd is. Indien nodig werkt de lidstaat het in artikel 21, lid 1, bedoelde register bij met betrekking tot de onder a) daarvan bedoelde informatie.

2.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat iedere tolheffer die verantwoordelijk is voor een EETS-gebied op het grondgebied van de lidstaat, een EETS-gebiedsverklaring opstelt en in stand houdt met de algemene voorwaarden voor EETS-aanbieders inzake toegang tot zijn EETS-gebieden, zulks overeenkomstig de in lid 9 bedoelde uitvoeringshandelingen.

Indien een nieuw elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer wordt opgezet op het grondgebied van een lidstaat, neemt die lidstaat de nodige maatregelen opdat de aangewezen tolheffer die verantwoordelijk is voor dat systeem, de EETS-gebiedsverklaring tijdig genoeg bekendmaakt om geïnteresseerde EETS-aanbieders uiterlijk een maand voor de operationele start van het nieuwe systeem te kunnen accrediteren, met inachtneming van de duur van de procedure in verband met de beoordeling van de conformiteit met de specificaties en de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen als bedoeld in artikel 15, lid 1.

Indien een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer op het grondgebied van een lidstaat ingrijpend wordt gewijzigd, neemt die lidstaat de nodige maatregelen opdat de tolheffer die verantwoordelijk is voor het systeem, de bijgewerkte EETS-gebiedsverklaring tijdig genoeg bekendmaakt om reeds geaccrediteerde EETS-aanbieders in staat te stellen hun interoperabiliteitsonderdelen aan te passen aan de nieuwe vereisten en om hen uiterlijk een maand voor de operationele start van het gewijzigde systeem opnieuw te kunnen accrediteren, met inachtneming van de duur van de procedure in verband met de beoordeling van de conformiteit met de specificaties en de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen als bedoeld in artikel 15, lid 1.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat tolheffers die verantwoordelijk zijn voor EETS-gebieden op hun grondgebied, op niet-discriminerende wijze toegang verlenen aan elke EETS-aanbieder die EETS wenst aan te bieden in een of meer van de bedoelde EETS-gebieden.

Een EETS-aanbieder wordt in een EETS-gebied aanvaard indien hij voldoet aan de verplichtingen en algemene voorwaarden die in de EETS-gebiedsverklaring zijn vermeld.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat tolheffers niet van de EETS-aanbieders verlangen dat zij specifieke technische oplossingen of processen gebruiken die de interoperabiliteit van de interoperabiliteitsonderdelen van een EETS-aanbieder met elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in andere EETS-gebieden belemmeren.

Indien de tolheffer en de EETS-aanbieder geen overeenstemming bereiken, kan de zaak worden voorgelegd aan de bemiddelende instantie die verantwoordelijk is voor het bedoelde tolgebied.

4.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat de overeenkomsten tussen de tolheffer en de EETS-aanbieder, met betrekking tot het aanbieden van EETS op het grondgebied van die lidstaat, het mogelijk maken dat de factuur voor het tolgeld rechtstreeks door de EETS-aanbieder aan de EETS-gebruiker wordt gestuurd.

De tolheffer kan eisen dat de EETS-aanbieder de factuur voor de gebruiker uitschrijft in naam van en voor rekening van de tolheffer, en de EETS-aanbieder voldoet aan die eis.

5.   Het tolgeld dat de tolheffer int van EETS-gebruikers bedraagt niet meer dan het dienovereenkomstige nationale of lokale tolgeld. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om restituties of kortingen in te voeren om het gebruik van elektronische tolbetalingen te stimuleren. Alle restituties van of kortingen op tolgelden die door een lidstaat of tolheffer worden aangeboden aan gebruikers van boordapparatuur moeten transparant zijn, openbaar worden aangekondigd en onder dezelfde voorwaarden beschikbaar zijn voor klanten van EETS-aanbieders.

6.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat tolheffers in hun EETS-gebieden alle operationele boordapparatuur toelaten die wordt gebruikt door EETS-aanbieders met wie zij een contractuele relatie onderhouden op voorwaarde dat de apparatuur gecertificeerd is overeenkomstig de in de in artikel 15, lid 7, bedoelde uitvoeringshandelingen omschreven procedure, en niet voorkomt op een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur zoals bedoeld in artikel 5, lid 5.

7.   Bij een aan de tolheffer toerekenbare EETS-storing voorziet de tolheffer in een beperkte dienstverlening waarbij voertuigen die zijn uitgerust met de in lid 6 bedoelde apparatuur zich veilig kunnen verplaatsen met zo min mogelijk oponthoud en zonder ervan te worden verdacht geen wegentol te hebben betaald.

8.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat tolheffers op niet-discriminerende wijze met EETS-aanbieders, of fabrikanten of aangemelde instanties samenwerken bij de beoordeling van de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen in hun EETS-gebieden.

9.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de minimuminhoud van de EETS-gebiedsverklaring, met inbegrip van:

a)

de eisen voor EETS-aanbieders;

b)

de procedurele voorwaarden, met inbegrip van commerciële voorwaarden;

c)

de procedure voor de accreditatie van EETS-aanbieders, en

d)

de tolcontextgegevens.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Vergoeding

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS-aanbieders recht hebben om door de tolheffer te worden vergoed.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de methode voor het bepalen van de vergoeding van de EETS-aanbieders transparant, niet-discriminerend en identiek is voor alle EETS-aanbieders die voor een bepaald EETS-gebied zijn geaccrediteerd. Zij nemen de nodige maatregelen opdat deze methode wordt bekendgemaakt als onderdeel van de commerciële voorwaarden in de EETS-gebiedsverklaring.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat, in EETS-gebieden met een hoofddienstaanbieder, de methode voor het berekenen van de vergoeding van EETS-aanbieders dezelfde structuur heeft als voor de vergoeding van vergelijkbare diensten die worden verleend door de hoofddienstaanbieder. Het bedrag van de vergoeding van EETS-aanbieders kan verschillen van dat van de vergoeding van de hoofddienstaanbieder, mits dit wordt gerechtvaardigd door:

a)

de kosten in verband met specifieke eisen en verplichtingen die de hoofddienstaanbieder heeft en de EETS-aanbieders niet, en

b)

de noodzaak om van de vergoeding van EETS-aanbieders de vaste kosten af te trekken die door de tolheffer worden opgelegd op grond van de kosten die de tolheffer maakt door in zijn tolgebied een EETS-conform systeem beschikbaar te stellen, te bedienen en te onderhouden, met inbegrip van de accreditatiekosten, wanneer die kosten niet in het tolgeld zijn opgenomen.

Artikel 8

Tolgelden

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat wanneer, voor het vaststellen van het voor een gegeven voertuig geldende toltarief, de voertuigclassificatie van de EETS-aanbieder afwijkt van die van de tolheffer, de classificatie van de tolheffer prevaleert, tenzij wordt aangetoond dat er sprake is van een fout.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de tolheffer van een EETS-aanbieder kan eisen dat hij betaalt voor elke onderbouwde tolmelding en voor elke onderbouwde niet-tolmelding die betrekking heeft op een door die EETS-aanbieder beheerde EETS-gebruikersrekening.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat een EETS-aanbieder die een lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur als bedoeld in artikel 5, lid 5, aan een tolheffer heeft gezonden, niet aansprakelijk kan worden gesteld voor aanvullende tolgelden die door gebruik van dergelijke ongeldig verklaarde boordapparatuur verschuldigd zijn. De tolheffers en de EETS-aanbieders maken afspraken over het aantal zaken dat in de lijst van ongeldig verklaarde boordapparatuur wordt opgenomen, de vorm van de lijst en de actualiseringsfrequentie.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de tolheffers in tolheffingssystemen die werken op basis van microgolven, onderbouwde tolmeldingen doen toekomen aan de EETS-aanbieders met betrekking tot de verschuldigde tolgelden van hun respectieve EETS-gebruikers.

5.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de details voor de classificatie van voertuigen met het oog op het vaststellen van de toepasselijke tarieftabellen, met inbegrip van de procedures die nodig zijn voor het vaststellen van die tabellen. Het geheel aan voertuigclassificatieparameters dat moet worden ondersteund door de EETS legt geen beperkingen op aan de tolheffers bij de keuze van de tarieftabellen. De Commissie voorziet in voldoende flexibiliteit om te waarborgen dat de ontwikkeling van de door de EETS te ondersteunen classificatieparameters beantwoordt aan de verwachte toekomstige behoeften. Die handelingen doen geen afbreuk aan de vaststelling, in Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), van de parameters volgens welke de tolheffingen variëren.

Artikel 9

Boekhouding

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat juridische entiteiten die toldiensten aanbieden, een financiële administratie bijhouden waarin een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten en de kosten en inkomsten in verband met andere activiteiten. De informatie over de kosten en inkomsten in verband met het verlenen van toldiensten wordt op verzoek verstrekt aan de betrokken bemiddelende of rechterlijke instantie. De lidstaten nemen ook de nodige maatregelen opdat kruissubsidies tussen activiteiten die worden verricht in de hoedanigheid van toldienstaanbieder en andere activiteiten niet toegestaan zijn.

Artikel 10

Rechten en plichten van EETS-gebruikers

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS-gebruikers zich op de EETS kunnen abonneren via om het even welke EETS-aanbieder, ongeacht hun nationaliteit, lidstaat van verblijf of lidstaat waar hun voertuig is ingeschreven. Bij het sluiten van de overeenkomst worden de EETS-gebruikers naar behoren geïnformeerd over geldige betaalmiddelen en, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, over de verwerking van hun persoonsgegevens en de rechten die voortvloeien uit de geldende wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.

2.   De betaling van tolgeld door de EETS-gebruiker aan zijn EETS-aanbieder geldt als voldoening van de betalingsverplichtingen van de EETS-gebruiker ten aanzien van de betrokken tolheffer.

Indien twee of meer soorten boordapparatuur worden geïnstalleerd of worden meegenomen aan boord van een voertuig, is het de verantwoordelijkheid van de EETS-gebruiker de relevante boordapparatuur voor een specifiek EETS-gebied te gebruiken of te activeren.

3.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast ter nadere omschrijving van de verplichtingen van de EETS-gebruikers met betrekking tot:

a)

de verstrekking van gegevens aan de EETS-aanbieder, en

b)

het gebruik en de behandeling van de boordapparatuur.

HOOFDSTUK III

BEMIDDELENDE INSTANTIE

Artikel 11

Oprichting en taken

1.   Elke lidstaat met ten minste één EETS-gebied wijst een bemiddelende instantie aan of stelt een dergelijke instantie in om bemiddeling mogelijk te maken tussen tolheffers die over een op het grondgebied van de lidstaat gelegen EETS-gebied beschikken en EETS-aanbieders die met die tolheffers overeenkomsten hebben gesloten of daarover onderhandelen.

2.   De bemiddelende instantie is met name bevoegd om na te gaan of de door een tolheffer aan EETS-aanbieders opgelegde contractvoorwaarden niet-discriminerend zijn. Ook is zij bevoegd om na te gaan of de EETS-aanbieders volgens de in artikel 7 vastgestelde beginselen worden vergoed.

3.   De in lid 1 bedoelde lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat hun bemiddelende instanties qua organisatie en juridische structuur onafhankelijk zijn van de commerciële belangen van tolheffers en toldienstaanbieders.

Artikel 12

Bemiddelingsprocedure

1.   Elke lidstaat met ten minste één EETS-gebied stelt een bemiddelingsprocedure vast opdat een tolheffer of een EETS-aanbieder de betrokken bemiddelende instantie kan verzoeken tussenbeide te komen in geschillen betreffende hun contractuele relatie of onderhandelingen.

2.   De in lid 1 bedoelde bemiddelingsprocedure vereist dat de bemiddelende instantie binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het bemiddelingsverzoek bepaalt of ze over alle voor de bemiddeling noodzakelijke documenten beschikt.

3.   De in lid 1 bedoelde bemiddelingsprocedure vereist dat de bemiddelende instantie uiterlijk zes maanden na de ontvangst van het bemiddelingsverzoek advies uitbrengt over het geschil.

4.   Teneinde de werkzaamheden van de bemiddelende instanties te bevorderen, verlenen de lidstaten hun de bevoegdheid om relevante informatie op te vragen bij tolheffers, EETS-aanbieders en derden die betrokken zijn bij de EETS-dienstverlening in de bedoelde lidstaat.

5.   De lidstaten met ten minste één EETS-gebied en de Commissie nemen de nodige maatregelen opdat er informatie tussen de bemiddelende instanties over hun werkzaamheden, richtsnoeren en praktijken wordt uitgewisseld.

HOOFDSTUK IV

TECHNISCHE BEPALINGEN

Artikel 13

Eén ononderbroken dienst

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat EETS aan EETS-gebruikers wordt aangeboden als één ononderbroken dienst.

Dit betekent dat:

a)

zodra de voertuigclassificatieparameters, met inbegrip van de variabele parameters, zijn opgeslagen of aangegeven, of beide, tijdens het traject geen menselijke interventie meer vereist is in het voertuig, tenzij de kenmerken van het voertuig worden gewijzigd, en

b)

de menselijke interactie met een specifiek onderdeel van de boordapparatuur identiek is voor elk EETS-gebied.

Artikel 14

Aanvullende elementen betreffende EETS

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de interactie van EETS-gebruikers met tolheffers als onderdeel van EETS waar van toepassing wordt beperkt tot het factureringsproces overeenkomstig artikel 6, lid 4, en tot handhavingsprocessen. Interacties tussen EETS-gebruikers en EETS-aanbieders (of hun boordapparatuur) kunnen specifiek zijn per EETS-aanbieder, zonder dat de EETS-interoperabiliteit hierdoor in het gedrang komt.

2.   De lidstaten kunnen van toldienstaanbieders, met inbegrip van EETS-aanbieders, verlangen dat zij op verzoek van de autoriteiten van de lidstaten verkeersgegevens van hun klanten verstrekken, met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften. Dergelijke gegevens worden door de lidstaten alleen gebruikt ten behoeve van verkeersbeleid en ter verbetering van het verkeersbeheer, en worden niet gebruikt om de klanten te identificeren.

3.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 uitvoeringshandelingen vast ter vastlegging van de specificaties van elektronische interfaces tussen de interoperabiliteitsonderdelen van tolheffers, EETS-aanbieders en EETS-gebruikers, met inbegrip van, waar van toepassing, de inhoud van de berichten die de actoren via die interfaces uitwisselen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15

Interoperabiliteitsonderdelen

1.   Wanneer een nieuw elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer wordt ingesteld op het grondgebied van een lidstaat, neemt die lidstaat de nodige maatregelen opdat de aangewezen, voor het systeem verantwoordelijke tolheffer in de EETS-gebiedsverklaring de gedetailleerde planning vaststelt en bekendmaakt van de procedure voor de beoordeling van de conformiteit met de specificaties en van de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen, aan de hand waarvan geïnteresseerde EETS-aanbieders uiterlijk één maand voor de operationele start van het nieuwe systeem kunnen worden geaccrediteerd.

Wanneer een elektronisch tolheffingssysteem voor het wegverkeer op het grondgebied van een lidstaat ingrijpend wordt gewijzigd, neemt die lidstaat de nodige maatregelen opdat de voor het systeem verantwoordelijke tolheffer in de EETS-gebiedsverklaring, naast de in de eerste alinea bedoelde elementen, tevens de gedetailleerde planning vaststelt en bekendmaakt van de herbeoordeling van de conformiteit met de specificaties en van de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen van EETS-aanbieders die reeds vóór de ingrijpende wijziging waren geaccrediteerd voor het systeem. Aan de hand van die planning kunnen de betrokken EETS-aanbieders uiterlijk één maand vóór de operationele start van het gewijzigde systeem opnieuw worden geaccrediteerd.

De tolheffer respecteert die planning.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat elke tolheffer die verantwoordelijk is voor een EETS-gebied op het grondgebied van die lidstaat, een testomgeving tot stand brengt waarin de EETS-aanbieder of zijn gemachtigde kan controleren of zijn boordapparatuur geschikt is voor gebruik in het EETS-gebied van de tolheffer en certificering kan verkrijgen voor de succesvolle voltooiing van de tests. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om tolheffers in staat te stellen één testomgeving voor meer dan een EETS-gebied tot stand te brengen, en één gemachtigde toe te laten de geschiktheid voor gebruik van één soort boordapparatuur te controleren namens meer dan een EETS-aanbieder.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat tolheffers van EETS-aanbieders of hun gemachtigden kunnen verlangen dat zij de kosten van de tests dekken.

3.   De lidstaten mogen het in de handel brengen van interoperabiliteitsonderdelen voor EETS-gebruik die voorzien zijn van de CE-markering of een verklaring van conformiteit met de specificaties of een verklaring van geschiktheid voor gebruik, of beide, niet verbieden, beperken of belemmeren. Zij verlangen, in het bijzonder, geen verificaties die al zijn verricht in het kader van de procedure die tot de verklaring van conformiteit met de specificaties of geschiktheid voor gebruik, of beide, heeft geleid.

4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 uiterlijk op 19 oktober 2019 gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de eisen voor interoperabiliteitsonderdelen, wat betreft veiligheid en gezondheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid, milieubescherming, technische verenigbaarheid, beveiliging en privacy en bediening en beheer.

5.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de algemene infrastructurele vereisten met betrekking tot:

a)

de nauwkeurigheid van de via tolmeldingen verzonden gegevens om gelijke behandeling van EETS-gebruikers te waarborgen met betrekking tot tolheffingen en kosten;

b)

de identificatie van de verantwoordelijke EETS-aanbieder met behulp van de boordapparatuur;

c)

het gebruik van open normen voor de interoperabiliteitsonderdelen van de EETS-apparatuur;

d)

de integratie van de boordapparatuur in het voertuig, en

e)

de waarschuwing van de bestuurder dat er een wegentol moet worden betaald.

6.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 uiterlijk op 19 oktober 2019 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de algemene infrastructurele vereisten betreffende:

a)

vereisten voor gemeenschappelijke communicatieprotocollen tussen tolheffers en apparatuur van EETS-aanbieders;

b)

vereisten voor instrumenten voor tolheffers om te kunnen vaststellen of een voertuig dat in hun EETS-gebied rijdt met geldige en functionerende boordapparatuur is uitgerust;

c)

vereisten voor de mens-machine-interface in de boordapparatuur;

d)

vereisten die specifiek gelden voor interoperabiliteitsonderdelen in tolheffingssystemen die gebaseerd zijn op microgolftechnologie, en

e)

vereisten die specifiek gelden voor op het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) gebaseerde tolheffingssystemen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

7.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de procedure die de lidstaten dienen toe te passen voor het beoordelen van de conformiteit met de specificaties en van de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, ook wat betreft de inhoud en het formaat van de EG-verklaringen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK V

VRIJWARINGSCLAUSULES

Artikel 16

Vrijwaringsprocedure

1.   Wanneer een lidstaat reden heeft om aan te nemen dat van de van CE-markering voorziene interoperabiliteitsonderdelen die in de handel zijn gebracht en worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming de naleving van de desbetreffende vereisten in het gedrang dreigen te brengen, neemt hij alle nodige stappen om het toepassingsgebied van die onderdelen te beperken, het gebruik ervan te verbieden of ze uit de handel te nemen. De lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van de genomen maatregelen en geeft de redenen van zijn besluit aan, en met name of het gebrek aan conformiteit het gevolg is van:

a)

onjuiste toepassing van de technische specificaties, of

b)

de ontoereikendheid van de technische specificaties.

2.   De Commissie pleegt zo spoedig mogelijk overleg met de betrokken lidstaat, fabrikant, EETS-aanbieder of hun in de Unie gevestigde gemachtigden. Indien de Commissie na dat overleg vaststelt dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de betrokken lidstaat, alsmede de overige lidstaten, daar onmiddellijk van in kennis. Indien de Commissie na dat overleg echter vaststelt dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de betrokken lidstaat, alsmede de fabrikant of diens in de Unie gevestigde gemachtigde en de overige lidstaten, daar onmiddellijk van in kennis.

3.   Wanneer een interoperabiliteitsonderdeel dat voorzien is van de CE-markering niet blijkt te voldoen aan de interoperabiliteitseisen, verzoekt de bevoegde lidstaat de fabrikant of diens in de Unie gevestigde gemachtigde de conformiteit met de specificaties of geschiktheid voor gebruik, of beide, van het interoperabiliteitsonderdeel te herstellen onder de door de lidstaat vastgestelde voorwaarden en stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 17

Transparantie van beoordelingen

Door een lidstaat of tolheffer genomen beslissingen betreffende de beoordeling van de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen en op grond van artikel 16 genomen beslissingen worden met redenen omkleed. Zij worden zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de betrokken fabrikant, EETS-aanbieder of hun gemachtigden, onder vermelding van de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn krachtens de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving en de voor de toepassing van deze rechtsmiddelen toegestane termijnen.

HOOFDSTUK VI

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 18

Eén contactbureau

Elke lidstaat met ten minste twee EETS-gebieden op zijn grondgebied wijst één contactbureau voor EETS-aanbieders aan. De lidstaat maakt de contactgegevens van dit bureau bekend, en verstrekt deze op verzoek aan geïnteresseerde EETS-aanbieders. De lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat het contactbureau, op verzoek van de EETS-aanbieder, vroegtijdige administratieve contacten tussen de EETS-aanbieder en de tolheffers die verantwoordelijk zijn voor de EETS-gebieden op het grondgebied van de lidstaat, faciliteert en coördineert. Het contactbureau kan een natuurlijk persoon of een publiek- of privaatrechtelijk lichaam zijn.

Artikel 19

Aangemelde instanties

1.   De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten mee welke instanties zijn belast met de uitvoering van, of het toezicht op de procedure voor de beoordeling van de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor gebruik als bedoeld in de in artikel 15, lid 7, bedoelde uitvoeringshandelingen, onder vermelding van hun respectieve bevoegdheden en de vooraf van de Commissie ontvangen identificatienummers. De Commissie maakt de lijst van deze instanties met hun respectieve identificatienummer alsmede hun bevoegdheden bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en zorgt ervoor dat deze lijst actueel blijft.

2.   De lidstaten hanteren de criteria die zijn vastgesteld in de in lid 5 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen, voor de beoordeling van de aan te melden instanties. De instanties die voldoen aan de beoordelingscriteria welke in de desbetreffende Europese normen zijn opgenomen, worden geacht aan de genoemde criteria te voldoen.

3.   Indien een instantie niet meer voldoet aan de criteria die zijn vastgesteld in de in lid 5 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen, trekt de betrokken lidstaat de aanmelding van die instantie in. Hij brengt de Commissie en de overige lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

4.   Indien een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat een door een andere lidstaat aangemelde instantie niet voldoet aan de criteria die zijn vastgesteld in de in lid 5 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen, wordt de kwestie voorgelegd aan het in artikel 31, lid 1, bedoelde Comité elektronische tolheffing, dat binnen een termijn van drie maanden advies uitbrengt. In het licht van het advies van dat comité brengt de Commissie de lidstaat die de betrokken instantie heeft aangemeld, op de hoogte van alle wijzigingen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat de aangemelde instantie de haar verleende status kan behouden.

5.   De Commissie stelt uiterlijk op 19 oktober 2019 overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties.

Artikel 20

Coördinatiegroep

Er wordt een Coördinatiegroep van de krachtens artikel 19, lid 1, aangemelde instanties opgericht („de coördinatiegroep”) als werkgroep van het in artikel 31, lid 1, bedoelde Comité elektronische tolheffing, overeenkomstig het reglement van orde van dat comité.

Artikel 21

Registers

1.   Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houdt elke lidstaat een nationaal elektronisch register bij van:

a)

de EETS-gebieden op haar grondgebied, met informatie over:

i)

de betrokken tolheffers;

ii)

de gebruikte tolheffingstechnologieën;

iii)

de tolcontextgegevens;

iv)

de EETS-gebiedsverklaring, en

v)

de EETS-aanbieders die EETS-overeenkomsten hebben gesloten met de op het grondgebied van die lidstaat actieve tolheffers.

b)

de EETS-aanbieders aan wie hij registratie heeft verleend overeenkomstig artikel 4, en

c)

de gegevens van het in artikel 18 bedoelde enkele contactbureau voor EETS als bedoeld, waaronder een e-mailadres en een telefoonnummer.

Tenzij anders vermeld gaan de lidstaten ten minste eenmaal per jaar na of nog wordt voldaan aan de in artikel 4, onder a), d), e) en f), gestelde eisen en werken zij het register dienovereenkomstig bij. Het register dient tevens de conclusies te bevatten van de in artikel 4, onder e), bedoelde controle. De lidstaten kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de handelingen van de in hun register opgenomen EETS-aanbieders.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat alle gegevens in het nationale elektronische register actueel en correct zijn.

3.   De registers zijn elektronisch toegankelijk voor het publiek.

4.   De registers zijn beschikbaar vanaf 19 oktober 2021.

5.   Aan het einde van elk kalenderjaar sturen de voor de registers verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie via elektronische weg de registers van EETS-gebieden en EETS-aanbieders. De Commissie stelt de informatie beschikbaar aan de andere lidstaten. Inconsistenties met de situatie in een lidstaat worden onder de aandacht van de lidstaat van registratie en van de Commissie gebracht.

HOOFDSTUK VII

EXPERIMENTELE SYSTEMEN

Artikel 22

Experimentele tolheffingssystemen

1.   Ten behoeve van de technische ontwikkeling van EETS kunnen de lidstaten tijdelijk in beperkte delen van hun tolgebied toestemming geven voor de toepassing van experimentele tolheffingssystemen, parallel met het EETS-conform systeem, waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe tolheffingstechnologieën of concepten die niet voldoen aan één of meer bepalingen van deze richtlijn.

2.   EETS-aanbieders worden niet verplicht om aan experimentele tolheffingssystemen deel te nemen.

3.   Alvorens van start te gaan met een experimenteel tolheffingssysteem verzoekt de betrokken lidstaat om toestemming van de Commissie. De Commissie verleent of weigert deze toestemming in de vorm van een besluit binnen zes maanden vanaf het tijdstip van ontvangst van het verzoek. De Commissie kan de toestemming weigeren als het experimentele tolheffingssysteem de correcte werking van het reguliere elektronische tolheffingssysteem voor het wegverkeer of van de EETS kan belemmeren. De toestemming geldt voor een aanvankelijke periode van hoogstens drie jaar.

HOOFDSTUK VIII

UITWISSELING VAN INFORMATIE OVER DE NIET-BETALING VAN WEGENTOL

Artikel 23

Procedure voor de uitwisseling van informatie tussen lidstaten

1.   Met het oog op de identificatie van het voertuig en van de eigenaar of houder van dat voertuig, waarvoor een niet-betaling van wegentol is vastgesteld, verleent elke lidstaat enkel aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten toegang tot de volgende nationale voertuigregistratiegegevens, met de bevoegdheid om daarover geautomatiseerde zoekopdrachten uit te voeren:

a)

gegevens met betrekking tot voertuigen, en

b)

gegevens met betrekking tot de eigenaars of houders van het voertuig.

De onder a) en b) bedoelde gegevenselementen die noodzakelijk zijn om een geautomatiseerde zoekopdracht uit te voeren, moeten in overeenstemming zijn met bijlage I.

2.   Met het oog op de uitwisseling van de in lid 1 bedoelde gegevens, wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan. De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de uitwisseling van informatie tussen lidstaten alleen tussen de nationale contactpunten plaatsvindt. De bevoegdheden van het nationaal contactpunt zijn geregeld in het toepasselijke recht van de betrokken lidstaat. Bij die procedure van gegevensuitwisseling wordt bijzondere aandacht besteed aan de passende bescherming van de persoonsgegevens.

3.   Bij het uitvoeren van een geautomatiseerde zoekopdracht in de vorm van een uitgaand verzoek, gebruikt het nationaal contactpunt van de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, een volledig kenteken.

Die geautomatiseerde zoekopdrachten worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van punten 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (16) en de eisen van bijlage I bij de onderhavige richtlijn.

De lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, gebruikt de verkregen gegevens om vast te stellen wie aansprakelijk is voor de niet-betaling van die tol.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de uitwisseling van informatie geschiedt aan de hand van de softwaretoepassing Eucaris (Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem) en gewijzigde versies van die software, overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn en punten 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ.

5.   Elke lidstaat draagt de eigen kosten in verband met de administratie, het gebruik en het onderhoud van de in lid 4 vermelde softwaretoepassingen.

Artikel 24

Kennisgeving van niet-betaling van wegentol

1.   De lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, beslist al dan niet een afhandelingsprocedure met betrekking tot het geval van niet-betaling van wegentol in te stellen.

Als de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, beslist een dergelijke procedure in te stellen, stelt die lidstaat, overeenkomstig zijn nationaal recht, de eigenaar, de houder van het voertuig of de persoon die anderszins geïdentificeerd is als degene die ervan verdacht wordt de wegentol niet te hebben betaald, daarvan in kennis.

Deze kennisgeving maakt, zoals geldt krachtens het nationale recht, melding van de juridische gevolgen daarvan op het grondgebied van de lidstaat waarop het geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, uit hoofde van het recht van die lidstaat.

2.   Wanneer de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden de kennisgeving verstuurt aan de eigenaar, de houder van het voertuig of aan de persoon die anderszins geïdentificeerd is als degene die ervan verdacht wordt de wegentol niet te hebben betaald, deelt hij, overeenkomstig zijn nationaal recht, alle relevante informatie mee, met name de aard van het geval van niet-betaling van wegentol, de titel van de overtreden nationale wetsartikelen, het recht van beroep en toegang tot informatie en de geldende sancties voor een dergelijke overtreding, en in voorkomend geval gegevens betreffende de apparatuur die is gebruikt om vast te stellen dat er geen wegentol is betaald. Daartoe baseert de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, de kennisgeving op het model in bijlage II.

3.   Indien de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden beslist een afhandelingsprocedure met betrekking tot het geval van niet-betaling van wegentol in te stellen, verstuurt de lidstaat, met het oog op de eerbiediging van de grondrechten, de kennisgeving in de taal van het kentekenbewijs van het voertuig, voor zover dat beschikbaar is, of in één van de officiële talen van de lidstaat van inschrijving.

Artikel 25

Afhandelingsprocedure van de heffingsinstanties

1.   De lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden mag de voor de heffing van wegentol verantwoordelijke entiteit de gegevens die zijn verkregen volgens de in artikel 23, lid 1, bedoelde procedure alleen ter beschikking stellen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de overgedragen gegevens zijn beperkt tot wat nodig is voor die instantie om de verschuldigde wegentol te innen;

b)

de procedure voor de inning van de verschuldigde wegentol voldoet aan de in artikel 24 vastgestelde procedure;

c)

de betrokken instantie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze procedure, en

d)

met de uitvoering van de door de relevante entiteit verstrekte betalingsopdracht is de niet-betaling van wegentol afgehandeld.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevens die worden verstrekt aan de verantwoordelijke instantie uitsluitend worden gebruikt voor de inning van de verschuldigde wegentol en onmiddellijk worden gewist wanneer de wegentol is betaald of, als betaling achterwege blijft, binnen een door de lidstaat te bepalen redelijke termijn na de overdracht van de gegevens.

Artikel 26

Rapportering door de lidstaten aan de Commissie

Elke lidstaat dient uiterlijk op 19 april 2023 en daarna om de drie jaar een uitgebreid verslag in bij de Commissie.

In dat uitgebreide verslag wordt vermeld hoeveel geautomatiseerde zoekopdrachten de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol heeft plaatsgevonden, heeft gevraagd aan het nationaal contactpunt van de lidstaat van registratie, naar aanleiding van gevallen van niet-betaling van wegentol op zijn grondgebied, samen met het aantal mislukte verzoeken.

Het uitgebreide verslag bevat ook een beschrijving van de situatie op nationaal niveau met betrekking tot de afhandeling van gevallen van niet-betaling van wegentol, op basis van het gedeelte gevallen van niet-betaling van wegentol waarvoor een kennisgeving werd verstuurd.

Artikel 27

Gegevensbescherming

1.   Verordening (EU) 2016/679 en de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter omzetting van Richtlijnen 2002/58/EG en (EU) 2016/680 zijn van toepassing op de persoonsgegevens die in het kader van deze richtlijn worden verwerkt.

2.   De lidstaten nemen, overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, nodige maatregelen opdat:

a)

de verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van de artikelen 23, 24 en 25 beperkt is tot de soorten gegevens die zijn vermeld in bijlage I bij deze richtlijn;

b)

persoonsgegevens nauwkeurig zijn, geactualiseerd worden en verzoeken om rectificatie en wissing onverwijld worden behandeld, en

c)

er een tijdslimiet wordt vastgesteld voor de opslag van persoonsgegevens:

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat in het kader van deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens uitsluitend worden gebruikt met als doel:

a)

het identificeren van vermoedelijke overtreders van de verplichting om wegentol te betalen binnen het toepassingsgebied van artikel 5, lid 8;

b)

ervoor zorgen dat de tolheffer voldoet aan zijn verplichtingen ten aanzien van de belastingautoriteiten binnen het toepassingsgebied van artikel 5, lid 9, en

c)

het voertuig en de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor niet-betaling van wegentol is vastgesteld, identificeren binnen het toepassingsgebied van de artikelen 23 en 24.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de betrokkenen dezelfde rechten hebben op informatie, toegang, rectificatie, wissing en beperking van verwerking, en om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit voor gegevensbescherming, compensatie en een doeltreffende voorziening in rechte als bepaald in Verordening (EU) 2016/679 of, indien van toepassing, Richtlijn (EU) 2016/680.

3.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om de reikwijdte van de verplichtingen en rechten waarin sommige bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 voorzien, te beperken overeenkomstig artikel 23 van die verordening met het oog op de in lid 1 van dat artikel vermelde doelstellingen.

4.   Elke betrokkene heeft het recht onverwijld informatie te krijgen over welke in de lidstaat van registratie opgeslagen persoonsgegevens zijn doorgestuurd naar de lidstaat waarin een geval van niet-betaling van wegentol is vastgesteld, met inbegrip van de datum van het verzoek en de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied een geval van niet-betaling van wegentol is vastgesteld.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Verslag

1.   Uiterlijk op 19 april 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de tenuitvoerlegging en de gevolgen van deze richtlijn, met name wat betreft de vorderingen en de uitrol van de EETS en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het mechanisme voor de uitwisseling van gegevens in het kader van het onderzoek naar gevallen van niet-betaling van wegentol.

In dat verslag wordt met name het volgende geanalyseerd:

a)

het effect van artikel 5, leden 1 en 2, op de uitrol van EETS, met speciale aandacht voor de beschikbaarheid van de dienst in kleine of perifere EETS-gebieden;

b)

de effectiviteit van de artikelen 23, 24 en 25 inzake de beperking van het aantal gevallen van niet-betaling van wegentol in de Unie, en

c)

de vooruitgang die geboekt is met betrekking tot de interoperabiliteitsaspecten tussen elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer die gebruikmaken van satellietplaatsbepaling en 5,8 GHz microgolftechnologie.

2.   Het verslag gaat indien nodig vergezeld van een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot nadere herziening van deze richtlijn, met name met betrekking tot de volgende elementen:

a)

aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat de EETS beschikbaar is in alle EETS-gebieden, ook kleine en perifere;

b)

maatregelen om de grensoverschrijdende handhaving van de verplichting om wegentol te betalen in de Unie verder te faciliteren, met inbegrip regelingen voor wederzijdse bijstand, en

c)

de uitbreiding van de bepalingen ter facilitering van grensoverschrijdende handhaving tot lage-emissiezones, beperkt toegankelijke zones of andere regelingen om de toegang van voertuigen te reguleren.

Artikel 29

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter actualisering van bijlage I, teneinde rekening te houden met door te voeren relevante wijzigingen van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad (17) en Besluit 2008/616/JBZ van de Raad, of wanneer dit vereist is uit hoofde van andere relevante rechtshandelingen van de Unie.

Artikel 30

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 3, artikel 15, leden 4 en 5, artikel 19, lid 5, en artikel 29 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 april 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   De in artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 3, artikel 15, leden 4 en 5, artikel 19, lid 5, en artikel 29 bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 3, artikel 15, leden 4 en 5, artikel 19, lid 5, en artikel 29 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 31

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité elektronische tolheffing.

Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 32

Omzetting

1.   De lidstaten stellen uiterlijk op 19 oktober 2021 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om aan de artikelen 1 tot en met 27 en bijlagen I en II te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mee.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 19 oktober 2021.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 33

Intrekking

Richtlijn 2004/52/EG wordt ingetrokken met ingang van 20 oktober 2021, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, vermelde uiterste termijn voor de omzetting van de richtlijn in nationale wetgeving.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 34

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 35

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 181.

(2)  PB C 176 van 23.5.2018, blz. 66.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 maart 2019.

(4)  Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 124).

(5)  Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (PB L 68 van 13.3.2015, blz. 9).

(6)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(7)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(8)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(9)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(10)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(11)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(12)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).

(14)  Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79).

(15)  Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (PB L 187 van 20.7.1999, blz. 42).

(16)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).

(17)  Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).


BIJLAGE I

Gegevenselementen die nodig zijn om de in artikel 23, lid 1, bedoelde geautomatiseerde zoekopdrachten uit te voeren

Item

V/F (1)

Opmerkingen

Gegevens met betrekking tot het voertuig

V

 

Lidstaat van inschrijving

V

 

Kenteken

V

(A (2))

Gegevens met betrekking tot de niet-betaling van wegentol

V

 

Lidstaat op wiens grondgebied zich een geval van niet-betaling van wegentol heeft voorgedaan

V

 

Referentiedatum van het voorval

V

 

Referentietijdstip van het voorval

V

 

Gegevenselementen die worden verstrekt als resultaat van de krachtens artikel 23, lid 1, uitgevoerde geautomatiseerde zoekopdracht

Deel I.   Gegevens met betrekking tot voertuigen

Item

V/F (3)

Opmerkingen

Kenteken

V

 

Chassisnummer/VIN

V

 

Lidstaat van inschrijving

V

 

Merk

V

(D.1 (4)) bijvoorbeeld Ford, Opel, Renault

Handelsbenaming van het voertuig

V

(D.3) bijvoorbeeld Focus, Astra, Mégane

EU-categoriecode

V

(J) bijvoorbeeld scooter, motorfiets, auto

Euro-emissienorm

V

bijvoorbeeld Euro 4, Euro 6

Deel II.   Gegevens met betrekking tot eigenaars of houders van voertuigen

Item

V/F (5)

Opmerkingen

Gegevens met betrekking tot de houder van het voertuig

 

(C.1 (6))

De gegevens hebben betrekking op de houder van het specifieke kentekenbewijs.

Naam van (het bedrijf van) de houder van het kentekenbewijs

V

(C.1.1)

Gebruik aparte velden voor familienaam, tussenvoegsels, titels enz., en deel de naam mee in printbaar formaat.

Voornaam

V

(C.1.2)

Gebruik aparte velden voor de voornaam (voornamen) en initialen, en deel de naam mee in printbaar formaat.

Adres

V

(C.1.3)

Gebruik aparte velden voor straat, huisnummer en toevoeging, postcode, verblijfplaats, land van verblijf enz., en deel het adres mee in printbaar formaat.

Geslacht

F

Man, vrouw

Geboortedatum

V

 

Juridische entiteit

V

Particulier, vereniging, bedrijf, firma enz.

Geboorteplaats

F

 

ID-nummer

F

Een uniek identificatienummer dat de persoon of het bedrijf identificeert.

Gegevens met betrekking tot de eigenaar van het voertuig

 

(C.2) De gegevens hebben betrekking op de eigenaar van het voertuig.

Naam van de eigenaar (bedrijf)

V

(C.2.1)

Voornaam

V

(C.2.2)

Adres

V

(C.2.3)

Geslacht

F

Man, vrouw

Geboortedatum

V

 

Juridische entiteit

V

Particulier, vereniging, bedrijf, firma enz.

Geboorteplaats

F

 

ID-nummer

F

Een uniek identificatienummer dat de persoon of het bedrijf identificeert.

 

 

In het geval van autowrakken, gestolen voertuigen of nummerplaten, of verlopen kentekenbewijzen, wordt geen informatie over de eigenaar/houder verstrekt. In plaats daarvan wordt het bericht „Informatie niet bekendgemaakt” getoond.


(1)  V = verplicht indien beschikbaar in het nationaal register, F = facultatief.

(2)  Geharmoniseerde Uniecode, zie Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57).

(3)  V = verplicht indien beschikbaar in het nationaal register, F = facultatief.

(4)  Geharmoniseerde Uniecode, zie Richtlijn 1999/37/EG.

(5)  V = verplicht indien beschikbaar in het nationaal register, F = facultatief.

(6)  Geharmoniseerde Uniecode, zie Richtlijn 1999/37/EG.


BIJLAGE II

MODEL VOOR DE KENNISGEVING

bedoeld in artikel 24

[Voorblad]

[Naam, adres en telefoonnummer van de verzender]

[Naam en adres van de geadresseerde]

KENNISGEVING

betreffende de niet-betaling van wegentol in …

[naam van de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol werd vastgesteld]

Blz. 2

Op [datum] … werd een geval van niet-betaling van wegentol met het voertuig met kenteken … merk … model … vastgesteld door…

[naam van het bevoegde orgaan]

[Optie 1] (1)

U staat geregistreerd als de houder van het kentekenbewijs van het voornoemde voertuig.

[Optie 2] (1)

De houder van het kentekenbewijs van het voornoemde voertuig heeft aangegeven dat u het voertuig bestuurde op het ogenblik dat de niet-betaling van wegentol werd begaan.

De relevante bijzonderheden van het geval van niet-betaling van wegentol zijn beschreven op blz. 3.

De boete voor de niet-betaling van de wegentol bedraagt … EUR/nationale munt. (1)

De verschuldigde wegentol bedraagt … EUR/nationale munt. (1)

Uiterste termijn voor de betaling: …

Wij raden u aan het bijgevoegde antwoordformulier (blz. 4) in te vullen en naar het vermelde adres terug te sturen als u weigert deze boete (1)/wegentol (1) te betalen.

Deze kennisgeving wordt verwerkt overeenkomstig het nationale recht van …

[naam van de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol werd vastgesteld].

Blz. 3

Relevante bijzonderheden van het geval van niet-betaling van wegentol

a)

Gegevens betreffende het voertuig waarmee het geval van niet-betaling van wegentol werd begaan:

 

Kentekenbewijs: …

 

Lidstaat van inschrijving: …

 

Merk en model: …

b)

Gegevens betreffende het geval van niet-betaling van wegentol:

 

Plaats, datum en tijdstip van het geval van niet-betaling van wegentol:

 

Aard en juridische classificatie van het geval van niet-betaling van wegentol:

 

Gedetailleerde beschrijving van het geval van niet-betaling van wegentol:

 

Verwijzing naar de relevante rechtsbepaling(en):

 

Beschrijving van of verwijzing naar de bewijsstukken met betrekking tot het geval van niet-betaling van wegentol:

c)

Gegevens betreffende de apparatuur dat werd gebruikt om het geval van niet-betaling van wegentol vast te stellen (2):

 

Specificatie van de apparatuur:

 

Identificatienummer van het toestel:

 

Vervaldatum van de laatste ijking:

(1)

Schrappen indien niet van toepassing.

(2)

Niet van toepassing indien geen toestel werd gebruikt.

Blz. 4

Antwoordformulier

(Invullen in drukletters)

A.

Identiteit van de bestuurder:

Volledige naam:

Geboorteplaats en -datum:

Nummer van het rijbewijs: … afgegeven op (datum): … en te (plaats): …

Adres: …

B.

Vragenlijst:

1.

Staat het voertuig van het merk …, met kenteken …, op uw naam ingeschreven? … ja/nee (1)

Indien nee, de kentekenhouder is: …

(naam, voornaam, adres)

2.

Erkent u dat u geen wegentol heeft betaald? ja/nee (1)

3.

Indien u dit niet erkent, leg dan uit waarom:

Stuur het ingevulde formulier binnen 60 dagen na deze kennisgeving naar de volgende instantie of entiteit: …

op het volgende adres: …

INFORMATIE

(Indien de kennisgeving wordt verzonden door de instantie die verantwoordelijk is voor de wegentol overeenkomstig artikel 25):

 

Als de verschuldigde wegentol niet binnen de in deze kennisgeving gestelde termijn wordt betaald, zal deze zaak worden doorgezonden aan en worden behandeld door de bevoegde autoriteit van …

[naam van de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol werd vastgesteld].

 

Indien geen gevolg wordt gegeven aan deze zaak, wordt u daar binnen 60 dagen na ontvangst van het antwoordformulier of het bewijs van betaling van in kennis gesteld. (1)

/

(Indien de kennisgeving wordt verzonden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat):

 

Deze zaak zal worden onderzocht door de bevoegde autoriteit van …

[naam van de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol werd vastgesteld].

 

Indien geen gevolg wordt gegeven aan deze zaak, wordt u daar binnen 60 dagen na ontvangst van het antwoordformulier of het bewijs van betaling van in kennis gesteld. (1)

(1)

Schrappen indien niet van toepassing.

Indien wel gevolg wordt gegeven aan deze zaak, is de volgende procedure van toepassing:

[in te vullen door de lidstaat op wiens grondgebied het geval van niet-betaling van wegentol werd vastgesteld — wat is de verdere procedure, met inbegrip van nadere informatie over de mogelijkheden en de procedure om beroep in te stellen tegen het besluit om verder gevolg te geven aan deze zaak. Deze informatie moet in elk geval omvatten: naam en adres van de autoriteit of instantie die bevoegd is om gevolg te geven aan de zaak, uiterste termijn voor betaling, naam en adres van het desbetreffende beroepsorgaan, uiterste termijn voor beroep].

Deze kennisgeving heeft op zich geen rechtsgevolgen.

Disclaimer gegevensbescherming

 

[Indien Verordening (EU) 2016/679 van toepassing is:

Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 heeft u het recht te verzoeken om inzage in en rectificatie of wissing van uw persoonsgegevens, of beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens, alsook om bezwaar te maken tegen de verwerking, en heeft u recht op gegevensoverdraagbaarheid. U heeft ook het recht op het indienen van een klacht bij [naam en adres van de relevante toezichthoudende instantie].

 

[Indien Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing is:

Overeenkomstig [naam van de nationale omzettingswet van Richtlijn (EU) 2016/680] heeft u het recht de verwerkingsverantwoordelijke inzage in en rectificatie of wissing van uw persoonsgegevens te vragen, evenals een beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens. U heeft ook het recht op het indienen van een klacht bij [naam en adres van de relevante toezichthoudende instantie].]


BIJLAGE III

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging daarvan

(bedoeld in artikel 33)

Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad

PB L 166 van 30.4.2004, blz. 124

Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad

PB L 87 van 31.3.2009, blz. 109

DEEL B

Uiterste termijn voor de omzetting in nationale wetgeving

(bedoeld in artikel 33)

Richtlijn

Uiterste termijn voor omzetting

Richtlijn 2004/52/EG

20 november 2005


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Richtlijn 2004/52/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 1, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 2, eerste zin

Artikel 1, lid 1, tweede alinea

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 1, lid 2, onder b)

Artikel 1, lid 2, onder c)

Artikel 1, lid 2, onder b)

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 6

Artikel 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 3, lid 1, eerste alinea

Artikel 3, lid 1, tweede alinea

Artikel 2, lid 2, eerste zin

—Artikel 4, lid 7

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 2, lid 2, tweede en derde zin

Artikel 3, lid 4

Artikel 2, lid 2, vierde zin

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 7

Artikel 27

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2, eerste zin

Artikel 1, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, lid 2, tweede zin

Artikel 3, lid 2, derde zin

Artikel 3, lid 3

 

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 1

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

 

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5.

Artikel 4, lid 7

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, lid 8

Artikel 5, lid 4

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 26

Artikel 2, lid 7

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 5

Artikel 31

Artikel 6

Artikel 32, lid 1

Artikel 32, lid 2

Artikel 33

Artikel 7

Artikel 34

Artikel 8

Artikel 35

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV


Rectificaties

29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/77


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/957 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 9 juli 2018 )

Bladzijde 22, artikel 1, punt 2), onder c), tweede alinea, tweede zin:

in plaats van:

„De werkgever vergoedt onverminderd lid 1, eerste alinea, onder h), ter beschikking gestelde werknemers voor die uitgaven volgens het voor het dienstverband van de ter beschikking gestelde werknemer geldende nationaal recht en/of de nationale praktijk.”,

lezen:

„De werkgever vergoedt onverminderd lid 1, eerste alinea, onder i), ter beschikking gestelde werknemers voor die uitgaven volgens het voor het dienstverband van de ter beschikking gestelde werknemer geldende nationaal recht en/of de nationale praktijk.”.


29.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/77


Rectificatie van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 317 van 23 november 2016 )

Bladzijde 98, bijlage VIII, deel C, punt 6:

in plaats van:

„☐

is afkomstig van een productielocatie die officieel vrij van (D) is bevonden

is afkomstig van een productielocatie die officieel vrij van (E) is bevonden”,

lezen:

„☐

is afkomstig van een productiefaciliteit die officieel vrij van (D) is bevonden

is afkomstig van een productieplaats die officieel vrij van (E) is bevonden”.