ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.011.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 11

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
15 januari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 25/2011 van de Raad van 14 januari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

1

 

*

Verordening (EU) nr. 26/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 tot verlening van een vergunning voor vitamine E als toevoegingsmiddel in diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

18

 

 

Verordening (EU) nr. 27/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

22

 

 

Verordening (EU) nr. 28/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 januari 2011

24

 

 

Verordening (EU) nr. 29/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 inzake de verkoopprijzen voor granen in reactie op de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving

27

 

 

Verordening (EU) nr. 30/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

29

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/17/GBVB van de Raad van 11 januari 2011 tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

31

 

*

Besluit 2011/18/GBVB van de Raad van 14 januari 2011 tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

36

 

 

2011/19/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten, overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor voegkitten in bouwconstructies en voor afdichtingen in vloeren (voetgangers) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 62)  ( 1 )

49

 

 

2011/20/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 13 december 2010 inzake de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB/2010/26)

53

 

 

2011/21/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 13 december 2010 betreffende het storten van de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (ECB/2010/27)

54

 

 

2011/22/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 13 december 2010 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (ECB/2010/28)

56

 

 

2011/23/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 31 december 2010 inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Eesti Pank (ECB/2010/34)

58

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2011/24/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende de certificering van defensieondernemingen uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap ( 1 )

62

 

 

2011/25/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 14 januari 2011 tot vaststelling van richtsnoeren voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, biociden en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ( 1 )

75

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/1


VERORDENING (EU) Nr. 25/2011 VAN DE RAAD

van 14 januari 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 2,

Gezien Besluit 2010/656/GBVB van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1), gewijzigd bij Besluit 2011/18/GBVB van 14 januari 2011 (2),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2010/656/GBVB, als gewijzigd, voorziet in beperkende maatregelen tegen personen die niet door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité zijn aangewezen, maar die niettemin een bedreiging vormen voor de vrede en voor het nationale verzoeningsproces in Ivoorkust, en met name degenen die het resultaat van het verkiezingsproces in gevaar brengen, en tegen rechtspersonen, entiteiten of lichamen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van dergelijke personen en tegen personen, entiteiten of lichamen die namens hen of op hun aanwijzing optreden.

(2)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is EU-regelgeving noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging, om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast.

(3)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, meer bepaald het recht op een effectief rechtsmiddel en op een eerlijk proces en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. Voorts eerbiedigt deze verordening ten volle de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties en het juridisch bindende karakter van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad.

(4)

Gezien de specifieke bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid die uitgaat van de situatie in Ivoorkust, en met het oog op samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlagen I en II bij Besluit 2010/656/GBVB, dient de bevoegdheid om de lijsten in de bijlagen I en I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(5)

De procedure tot wijziging van de lijsten in de bijlagen I en I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 dient in te houden dat de aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, dient de Raad zijn besluit in het licht van die opmerkingen te toetsen en dient hij de betrokken personen, entiteiten of lichamen daarvan op de hoogte te brengen.

(6)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens de verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

(7)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in de bijlagen I of I bis zijn vermeld, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in de bijlagen I en I bis genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te omzeilen.

4.   In bijlage I worden de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen vermeld als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Besluit 2010/656/GBVB, als gewijzigd.

5.   In bijlage I bis worden de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen vermeld als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van Besluit 2010/656/GBVB, als gewijzigd.”;

2)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 2 bis

1.   In de bijlagen I en I bis worden de redenen vermeld waarom een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam op de lijst is opgenomen, zoals vastgesteld door de VN-Veiligheidsraad of, wat bijlage I betreft, door het Sanctiecomité.

2.   De bijlagen I en I bis bevatten verder, wanneer beschikbaar, informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen identificeren zoals deze door de VN-Veiligheidsraad of, wat bijlage I betreft, door het Sanctiecomité is verstrekt. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermeldt tevens de datum van aanwijzing door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité.”;

3)

de artikelen 3 en 4 worden vervangen door:

„Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 2 kunnen de op de websites in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bevroren tegoeden en economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen.

Voor een persoon, entiteit of lichaam van bijlage I stellen de lidstaten het Sanctiecomité in kennis van hun voornemen om toegang te verlenen tot de tegoeden of economische middelen. De toelating wordt niet verleend als zij binnen twee werkdagen na deze kennisgeving een negatief besluit van het Sanctiecomité ontvangen.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 2, en alleen voor de personen, entiteiten en lichamen van bijlage I, kunnen de op de websites in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bevroren tegoeden en economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en mits de lidstaten het Sanctiecomité in kennis hebben gesteld van hun besluit en dat besluit door het Comité is goedgekeurd, overeenkomstig de voorwaarden van punt 14, onder e), van Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad.

3.   In afwijking van het bepaalde in artikel 2, en alleen voor de personen, entiteiten en lichamen van bijlage I bis, kunnen de op de websites in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en mits de betrokken lidstaat aan alle andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voordat de toelating wordt verleend de redenen heeft meegedeeld waarom de toelating moet worden verleend.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 kunnen de op de websites in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen toestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop deze verordening van toepassing werd op de in artikel 2 bedoelde personen, entiteiten of lichamen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een persoon, entiteit of lichaam genoemd in bijlage I of I bis;

d)

de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat; en

e)

het retentierecht of het vonnis is door de lidstaten gemeld aan het Sanctiecomité, indien het betrekking heeft op personen, entiteiten of lichamen van bijlage I.”;

4)

artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Artikel 2, lid 2, vormt geen beletsel voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die op de rekening van een op de lijst voorkomende natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam worden overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.”;

5)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

De verbodsbepaling van artikel 2, lid 2, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die financiering of financiële bijstand verstrekten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de bedoelde verbodsbepalingen.”;

6)

artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

De Commissie wordt gemachtigd bijlage II te wijzigen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.”;

7)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 bis

1.   Wanneer de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam op de lijst plaatst, neemt de Raad die natuurlijke persoon of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam op in bijlage I.

2.   Wanneer de Raad besluit een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage I bis dienovereenkomstig.

3.   De Raad stelt de in de leden 1 en 2 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in kennis van zijn besluit en van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat zij daarover opmerkingen kunnen indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen daarvan op de hoogte.

5.   Indien de Verenigde Naties besluiten een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam van de lijst te schrappen, of de identificatiegegevens van een op de lijst geplaatste natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam te wijzigen, past de Raad bijlage I dienovereenkomstig aan.

6.   De lijst in bijlage I bis wordt met regelmatige tussenpozen en ten minste om de 12 maanden opnieuw bezien.”;

8)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Wanneer in deze verordening wordt bepaald dat zaken moeten worden gemeld of meegedeeld aan de Commissie of anderszins met de Commissie moet worden gecommuniceerd, wordt daartoe gebruik gemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.”;

9)

artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.”;

10)

de tekst in bijlage I bij deze verordening wordt als bijlage I bis opgenomen in Verordening (EG) nr. 560/2005;

11)

bijlage II van Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MARTONYI


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.

(2)  Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I BIS

Lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die niet zijn aangewezen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité, als bedoeld in de artikelen 2, 4 en 7

A.   Natuurlijke personen

 

Namen (en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

De heer Pascal Affi N'Guessan

Geboren op 1 januari 1953 te Bouadikro.

Nr. paspoort: PD-AE 09DD00013.

Voorzitter van het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans volksfront). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

2.

Luitenant-kolonel Nathanaël Ahouman Brouha

Geboren op 6 juni 1960.

Bevelhebber van de „Groupement de Securité de la Présidence de la République” (GSPR) (presidentieel veiligheidscorps).

Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

3.

De heer Aké N'Gbo Gilbert Marie

Geboren op 8 oktober 1955 te Abidjan.

Nr. paspoort: 08 AA 61107 (verstrijkt op 2 april 2014)

Vermeend eerste minister en minister van Planning en Ontwikkeling. Maakt deel uit van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

4.

De heer Pierre Israël Amessan Brou

 

Directeur-generaal van de Radio Télévision Ivoirienne (RTI) (Ivoriaanse radio en televisie).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

5.

De heer Frank Anderson Kouassi

 

Voorzitter van de Conseil National de la Communication Audiovisuelle (CNCA) (nationale raad voor de audiovisuele media).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

6.

Mevrouw Nadiani Bamba

Geboren op 13 juni 1974 te Abidjan.

Nr. paspoort:

PD - AE 061 FP 04

Directeur van de groep „Cyclone” die de krant „Le Temps” uitgeeft. Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

7.

De heer Kadet Bertin

Geboren rond 1957 te Mama.

Veiligheidsadviseur van de heer Gbagbo.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen. Aanstichter van repressie- en intimidatiebewegingen.

8.

Generaal Dogbo Blé

Geboren op 2 februari 1959 te Daloa

Opperbevelhebber van de Republikeinse Garde.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

9.

De heer Bohoun Bouabré Paul Antoine

Geboren op 9 februari 1957 te Issia.

Nr. paspoort: PD AE 015 FO 02

Voormalig staatsminister, hoge verantwoordelijke van het FPI.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

10.

Sous-préfet (onderprefect) Oulaï Delefosse

Geboren op 28 oktober 1968.

Topman van de Union Patriotique pour la résistance du Grand Ouest (UPRGO) (Patriottische verzetsunie voor West-Ivoorkust).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

11.

Admiraal Vagba Faussignau

Geboren op 31 december 1954 te Bobia.

Opperbevelhebber van de Ivoriaanse marine - Onderstafchef. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

12.

Pasteur Gammi

 

Hoofd van de Mouvement Ivoirien pour la Libération de l'Ouest de la Côte d'Ivoire (MILOCI) (Ivoriaanse beweging voor de bevrijding van het Westen van Ivoorkust). Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

13.

De heer Laurent Gbagbo

Geboren op 31 mei 1945 te Gagnoa.

Vermeend President van de Republiek. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

14.

Mevrouw Simone Gbagbo

Geboren op 20 juni 1949 te Moossou.

Fractievoorzitter in de Nationale Vergadering voor het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans Volksfront). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

15.

Generaal Guiai Bi Poin

Geboren op 31 december 1954 te Gounela.

Chef van het Centre de Commandement des Opérations de Sécurité (CECOS) (Commandocentrum voor veiligheidsoperaties).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

16.

De heer Denis Maho Glofiei

Geboren in het departement Val-de-Marne.

Leider van het Front de Libération du Grand Ouest (FLGO) (Bevrijdingsfront voor West-Ivoorkust).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

17.

Kapitein Anselme Séka Yapo

Geboren op 2 mei 1973 te Adzopé.

Lijfwacht van mevrouw Ghagbo.

Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

18.

De heer Désiré Tagro

Geboren op 27 januari 1959 te Issia.

Nr. paspoort:

PD - AE 065FH08.

Secretaris-generaal van het vermeende „presidentschap” van de heer Gbagbo. Maakt deel uit van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen;

betrokken bij de gewelddadige onderdrukking van de volksbewegingen van februari, november en december 2010.

19.

De heer Yao N'Dré

Geboren op 29 december 1956.

Voorzitter van de Conseil Constitutionnel (Grondwettelijke Raad). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

20.

De heer Yanon Yapo

 

Vermeend grootzegelbewaarder, minister van Justitie en Mensenrechten.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

21.

De heer Dogou Alain

Geboren op 16 juli 1964 te Aboisso.

Nr. paspoort:

PD-AE/053FR05 (verstrijkt op 27 mei 2011)

Vermeend minister van Defensie en van de Burgerdienst.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

22.

De heer Emile Guiriéoulou

Geboren op 1 januari 1949 te Guiglo.

Nr. paspoort:

PD-AE/008GO03 (verstrijkt op 14 maart 2013)

Vermeend minister van Binnenlandse Zaken. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

23.

De heer Charles Désiré Noël Laurent Dallo

Geboren op 23 december 1955 te Gagnoa.

Nr. paspoort:

08AA19843 (verstrijkt op 13 oktober 2013)

Vermeend minister van Economie en Financiën.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

24.

De heer Augustin Kouadio Komoé

Geboren op 19 september 1961 te Kokomian.

Nr. paspoort:

PD-AE/010GO03 (verstrijkt op 14 maart 2013)

Vermeend minister van Mijnbouw en Energie. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

25.

Mevrouw Christine Adjobi Nebout (alias Aya Christine Rosalie Adjobi, geboren Nebout)

Geboren op 24 juli 1949 te Grand Bassam.

Nr. paspoort:

PD-AE/017FY12 (verstrijkt op 14 december 2011)

Vermeend minister van Volksgezondheid en Aidsbestrijding. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

26.

De heer Yapo Atsé Benjamin

Geboren op 1 januari 1951 te Akoupé.

Nrs paspoorten:

PD-AE/089GO04 (verstrijkt op 1 april 2013)

PS-AE/057AN06

Vermeend minister van Bouw en Stadsplanning. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

27.

De heer Coulibaly Issa Malick

Geboren op 19 augustus 1953 te Korhogo.

Nr. paspoort:

PD-AE/058GB05 (verstrijkt op 10 mei 2012)

Vermeend minister van Landbouw. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

28.

De heer Ahoua Don Mello

Geboren op 23 juni 1958 te Bongouanou.

Nr. paspoort:

PD-AE/044GN02 (verstrijkt op 23 februari 2013)

Vermeend minister van Uitrusting en Sanering; woordvoerder van de regering. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

29.

De heer N'Goua Abi Blaise

 

Vermeend minister van Vervoer. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

30.

Mevrouw Anne Jacqueline Lohouès Oble

Geboren op 7 november 1950 te Dabou.

Nr. paspoort:

PD-AE/050GU08 (verstrijkt op 4 augustus 2013)

Vermeend minister van Onderwijs. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

31.

Mevrouw Angèle Gnonsoa (alias Zon Sahon)

Geboren op 1 januari 1940 te Taï.

Nr. paspoort:

PD-AE/040ER05 (verstrijkt op 28 mei 2012)

Vermeend minister van Technisch Onderwijs.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

32.

De heer Koffi Koffi Lazare

 

Vermeend minister van Milieu, Waterhuishouding en Bosbeheer. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

33.

Mevrouw Elisabeth Badjo Djékouri,

echtgenote van

Dagbo Jeannie

Geboren op 24 december 1971 te Lakota.

Nrs. paspoorten: 08AA15517 (verstrijkt op 25 november 2013);

PS-AE/040HD12 (verstrijkt op 1 december 2011)

Vermeend minister van het Openbaar Ambt. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

34.

De heer Charles Blé Goudé

Geboren op 1 januari 1972 te Kpoh.

Oud paspoort:

DD-AE/088OH12

Vermeend minister van Jeugdzaken, Beroepsopleiding en Werkgelegenheid, Voorzitter van het Congrès Panafricain des Jeunes et des Patriotes (COJEP).

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

p.m.: tegen hem zijn door de VN-Veiligheidsraad sinds 2005 reeds sancties ingesteld

35.

De heer Philippe Attey

Geboren op 10 oktober 1951 te Agboville.

Oud paspoort AE/32AH06

Vermeend minister van Industrie en Ontwikkeling van de Particuliere Sector.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

36.

Mevrouw Danièle Boni Claverie (Frans en Ivoriaans onderdaan)

 

Vermeend minister van Vrouw, Gezin en Kind.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

37.

De heer Ettien Amoikon

 

Vermeend minister van Informatie- en Communicatietechnologie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

38.

De heer Ouattara Gnonzié

 

Vermeend minister van Communicatie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

39.

De heer Alphonse Voho Sahi

Geboren op 15 juni 1958 te Gueyede.

Nr. paspoort:

PD-AE/066FP04 (verstrijkt op 1 april 2011)

Vermeend minister van Cultuur.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

40.

De heer Kata Kéké (alias Keke Joseph Kata)

Geboren op 1 januari 1951 te Daloa.

Nr. paspoort:

PD-AE/086FO02 (verstrijkt op 27 februari 2011)

Vermeend minister van Wetenschappelijk Onderzoek.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

41.

De heer Franck Guéi

Geboren op 20 februari 1967.

Nr. paspoort:

PD-AE/082GL12 (verstrijkt op 22 december 2012)

Vermeend minister van Sport.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

42.

De heer Touré Amara

 

Vermeend minister van Handel.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

43.

De heer Kouamé Sécré Richard

 

Vermeend minister van Toerisme en Ambachten.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

44.

Mevrouw Anne Gnahouret Tatret

 

Vermeend minister van Solidariteit, Wederopbouw en Sociale Cohesie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

45.

De heer Nyamien Messou

Geboren op 20 juni 1954 te Bongouanou.

Oud paspoort PD-AE/056FE05 (verstreken op 29 mei 2010)

Vermeend minister van Werkgelegenheid

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

46.

De heer Koné Katina Justin

 

Vermeend toegevoegd minister van Begroting.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

47.

De heer N'Guessan Yao Thomas

 

Vermeend toegevoegd minister aan de minister van Onderwijs, belast met hoger onderwijs.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

48.

Mevrouw Lago Daléba Loan Odette

Geboren op 1 januari 1955 te Floleu.

Nr. paspoort:

08AA68945 (verstrijkt op 29 april 2014)

Vermeend staatssecretaris belast met het school- en studentenleven.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

49.

De heer Georges Armand Alexis Ouégnin

Geboren op 27 augustus 1953 te Bouaké.

Nr. paspoort:

08AA59267 (verstrijkt op 24 maart 2014)

Vermeend staatssecretaris belast met de universele ziekteverzekering.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

50.

De heer Dogo Djéréké Raphaël

 

Vermeend staatssecretatis verantwoordelijk voor personen met een handicap.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

51.

De heer Dosso Charles Radel Durando

 

Vermeend staatssecretaris verantwoordelijk voor oorlogsslachtoffers.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

52.

De heer Timothée Ahoua N'Guetta

Geboren op 25 april 1931 te Aboisso.

Nr. paspoort:

PD-AE/084FK10 (verstrijkt op 20 oktober 2013)

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

53.

De heer Jacques André Daligou Monoko

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

54.

De heer Bruno Walé Ekpo

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

55.

De heer Félix Tano Kouakou

Geboren op 12 maart 1959 te Ouelle.

Nr. paspoort:

PD-AE/091FD05 (verstreken op 13 mei 2010)

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

56.

Mevrouw Hortense Kouassi Angoran

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

57.

Mevrouw Joséphine Suzanne Touré

Geboren op 28 februari 1972 te Abidjan.

Nrs. paspoorten:

PD-AE/032GL12 (verstrijkt op 7 december 2012);

08AA62264 (verstrijkt op 6 april 2014)

Lid van de Grondwettelijke Raad. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

58.

De heer Konaté Navigué

Geboren op 4 maart 1974 te Tindara.

Nr. paspoort:

PD-AE/076FE06 (verstreken op 5 juni 2010)

Jongerenvoorzitter van het Front Populaire Ivoirien (FPI).

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

59.

De heer Patrice Baï

 

Veiligheidsadviseur van voormalig president Gbagbo. Coördineert intimidatie-acties tegen opposanten. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

60.

De heer Marcel Gossio

Geboren op 18 februari 1951 te Adjamé.

Nr. paspoort: 08AA14345 (verstrijkt op 6 oktober 2013)

Directeur-generaal van de Autonome haven van Abidjan. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

61.

De heer Alphonse Mangly (alias Mangley)

Geboren op 1 januari 1958 te Danané.

Nrs paspoorten: 04LE57580 (verstrijkt op 16 juni 2011);

PS-AE/077HK08 (verstrijkt op 3 augustus 2012);

PD-AE/065GK11 (verstrijkt op 15 november 2012)

PD-AE/065GK11 (verstrijkt op 15 november 2012)

Directeur-generaal van de douane.

Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

62.

De heer Marc Gnatoa

 

Chef van het FSCO (Front de sécurisation du Centre-Ouest) (beveiligingsfront voor Midden- en West-Ivoorkust). Heeft deelgenomen aan repressieve acties. Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

63.

De heer Moussa Touré Zéguen

Geboren op 9 september 1944.

Oud paspoort: AE/46CR05

Secretaris-generaal van de GPP (Groupement des Patriotes pour la Paix) (vereniging patriotten voor de vrede).

Verantwoordelijk voor milities. Heeft deelgenomen aan het repressieve optreden na de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

64.

Mevrouw Bro Grébé Geneviève, geboren Yobou

Geboren op 13 maart 1953 te Grand Alepé.

Nr. paspoort:

PD-AE/072ER06 (verstrijkt op 6 juni 2012)

Voorzitter van de Femmes patriotiques de Côte d'Ivoire (patriottische vrouwen van Ivoorkust).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

65.

Mevrouw Lorougnon Souhonon Marie Odette, geboren Gnabri

 

Nationaal vrouwensecretaris van het FPI (Front Populaire Ivoirien).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

66.

De heer Felix Nanihio

 

Secretaris-generaal van de CNCA (Conseil National de la Communication Audio Visuel) (nationale raad voor de audiovisuele media). Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

67.

De heer Stéphane Kipré

 

Uitgever van de krant „Le Quotidien d'Abidjan”. Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

68.

De heer Lahoua Souanga Etienne (alias César Etou)

 

Uitgever en hoofdredacteur van de krant „Notre Voie”.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

69.

De heer Jean Baptiste Akrou

Geboren op 1 januari 1956 te Yamoussoukro.

Nr. paspoort: 08AA15000

(verstrijkt op 5 oktober 2013)

Algemeen directeur van de krant „Fraternité Matin”.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

70.

Luitenant-generaal Philippe Mangou

 

Chef Defensiestaf. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

71.

Generaal Affro (gendarmerie)

 

Toegevoegd aan het oppercommando van de gendarmerie. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

72.

De heer Ottro Laurent Zirignon

Geboren op 1 januari 1943 te Gagnoa.

Nrs. paspoorten: 08AB47683 (verstrijkt op 26 januari 2015);

PD-AE/062FR06 (verstrijkt op 1 juni 2011);

97LB96734

Voorzitter van de Raad van bestuur van de Société Ivoirienne de Raffinage (SIR) (Ivoriaanse raffinage-maatschappij). Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

73.

De heer Kassoum Fadika

Geboren op 7 juni 1962 te Man.

Nr. paspoort: 08AA57836 (verstrijkt op 1 april 2014)

Directeur van PETROCI. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

74.

Mevrouw Djédjé Mama Ohoua Simone

Geboren op 1 januari 1957 te Zialegrehoa of Gagnoa.

Nrs. paspoorten: 08AA23624 (verstrijkt op 22 oktober 2013);

PD-AE/006FR05

Directeur-generaal van de schatkist. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

75.

De heer Kessé Feh Lambert

Geboren op 22 november 1948 te Gbonne.

Nr. paspoort:

PD-AE/047FP03 (verstrijkt op 26 maart 2011)

Directeur-generaal van de Dienst Belastingen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

76.

De heer Aubert Zohoré

 

Bijzonder adviseur van de heer Gbagbo voor economische zaken. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

77.

De heer Thierry Legré

 

Lid van de Mouvance de la jeunesse patriotique (patriottische jeugdbeweging). Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

78.

Luitenant-generaal Kassaraté Edouard Tiapé

 

Opperbevelhebber van de gendarmerie. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

79.

Kolonel-majoor Babri Gohourou Hilaire

 

Woordvoerder van de Forces de Sécurité de Côte d'Ivoire (Ivoriaanse Veiligheidstroepen). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld. Vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

80.

Divisiecommisaris Yoro Claude

 

Directeur van de Unités d'Intervention de la Police Nationale (Interventie-eenheden van de nationale politie). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

81.

Hoofdcommissaris Loba Gnango Emmanuel Patrick

 

Commandant van de Brigade Anti-émeute (BAE) (oproerbrigade). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

82.

Kapitein Guei Badia

 

Marinebasis - Nationale marine. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

83.

Luitenant Ourigou Bawa

 

Marinebasis - Nationale marine. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

84.

Hoofdcommissaris Joachim Robe Gogo

 

Hoofd van de operaties van het Centre de Commandement des Opérations de Sécurité (CECOS) (Commandocentrum voor veiligheidsoperaties). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

85.

de heer Gilbert Anoh N'Guessan

 

Voorzitter van het Comité de Gestion de la Filière Café et Cacao (CGFCC) (Comité van beheer voor de bedrijfstak koffie-cacao). Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.


B.   Rechtspersonen, entiteiten en lichamen

 

Namen (en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

PETROCI (Société Nationale d'Opérations Pétrolières de la Côte d'Ivoire) (nationale maatschappij voor petroleumtransacties van Ivoorkust)

Abidjan Plateau, Immeuble les Hévéas - 14 boulevard Carde

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

2.

SIR (Société Ivoirienne de Raffinage) (Ivoriaanse Raffinagemaatschappij)

Abidjan Port Bouët, Route de Vridi – Boulevard de Petit Bassam

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

3.

Port Autonome d'Abidjan (autonome haven van Abidjan)

Abidjan Vridi, Zone portuaire

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

4.

Port Autonome de San Pedro (autonome haven van San Pedro)

San Pedro, Zone portuaire

Vertegenwoordiging in Abidjan: Immeuble Ancien Monoprix, face Gare Sud Plateau - 1er Etage côté Rue du Commerce

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

5.

BNI (Banque Nationale d'Investissement) (nationale investeringsbank)

Abidjan Plateau, Avenue Marchand – Immeuble SCIAM

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

6.

BFA (Banque pour le Financement de l'Agriculture) (bank voor landbouwfinanciering)

Abidjan Plateau, Rue Lecoeur – Immeuble Alliance B, 2ème – 4ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

7.

Versus Bank

Abidjan Plateau, Avenue Botreau Roussel – Immeuble CRRAE UMOA, derrière la BCEAO, face à la rue des Banques

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

8.

CGFCC (Comité de Gestion de la Filière Café et Cacao) (Comité van beheer voor de bedrijfstak koffie-cacao)

Abidjan Plateau - Immeuble CAISTAB, 23ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

9.

APROCANCI (l'Association des Producteurs de Caoutchouc Naturel de Côte d'Ivoire) (vereniging van producenten van natuurlijk rubber van Ivoorkust)

Cocody II Plateau Boulevard Latrille – Sicogi, bloc A Bâtiment D 1er étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

10.

SOGEPE (Société de gestion du patrimoine de l'électricité) (beheersmaatschappij voor het elektriciteitspatrimonium)

Abidjan Plateau, Place de la République - Immeuble EECI, 15ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

11.

RTI (Radiodiffusion Télévision ivoirienne) (Ivoriaanse radio en televisie)

Cocody Boulevard des Martyrs, 08 - BP 883 - Abidjan 08 - Côte d'Ivoire

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Websites van de in de artikelen 3, 4, 5, 7 en 8 bedoelde bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.government.bg

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://www.um.dk/da/menu/Udenrigspolitik/FredSikkerhedOgInternationalRetsorden/Sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Aussenwirtschaft/Aussenwirtschaftsrecht/embargos.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/www.mfa.gr/en-US/Policy/Multilateral+Diplomacy/Global+Issues/International+Sanctions/

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/ Sanciones_%20Internacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

http://www.minbuza.nl/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst instrumenten buitenlands beleid

Eenheid FPIS.2

CHAR 12/106

B-1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

Tel.: (32 2) 295 55 85

Fax: (32 2) 299 08 73”


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/18


VERORDENING (EU) Nr. 26/2011 VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

tot verlening van een vergunning voor vitamine E als toevoegingsmiddel in diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Vitamine E werd bij Richtlijn 70/524/EEG zonder tijdsbeperking toegestaan als toevoegingsmiddel in diervoeding voor gebruik bij alle diersoorten in de groep „Vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking”. Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van vitamine E als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij is verzocht om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 25 mei 2010 geconcludeerd dat vitamine E onder de voorgestelde gebruiksomstandigheden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu (3). De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van vitamine E blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Aangezien de voorwaarden van de vergunning niet om veiligheidsredenen worden gewijzigd, moet worden voorzien in een overgangsperiode om de bestaande voorraden van de voormengsels en mengvoeders op te maken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage beschreven preparaten, die behoren tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Diervoeding die vitamine E bevat en geëtiketteerd is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG of Verordening (EG) nr. 1831/2003 mag verder in de handel worden gebracht en gebruikt totdat de voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

(3)  EFSA Journal 2010; 8(6):1635 (samenvatting).


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving, analysemethoden

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking

3a700

Vitamine E/all-rac-alfa-tocoferylacetaat

 

Werkzame stof

 

all-rac-alfa-tocoferylacetaat: C31H52O3

CAS-nr.: 7695-91-2

 

Zuiverheidscriteria: all-rac-alfa-tocoferylacetaat > 93 %

 

Analysemethoden

1.

Voor de bepaling van vitamine E (in olievorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-0439.

2.

Voor de bepaling van vitamine E (in poedervorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-0691.

3.

Voor de bepaling van het gehalte aan toegelaten vitamine E in diervoeding: Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (1)

Alle diersoorten

1.

Als vitamine E op het etiket wordt vermeld, worden de volgende equivalenties voor de meeteenheden voor de gehaltes gebruikt:

1 mg all-rac-alfa-tocoferylacetaat = 1 IU

1 mg RRR-alfa-tocoferol = 1,49 IU

1 mg RRR-alfa-tocoferylacetaat = 1,36 IU

2.

Vitamine E mag ook via het drinkwater worden toegediend.

4 februari 2021

Vitamine E/RRR-alfa-tocoferylacetaat

 

Werkzame stof

 

RRR-alfa-tocoferylacetaat: C31H52O3

CAS-nr.: 58-95-7

 

Zuiverheidscriteria: RRR-alfa-tocoferylacetaat > 40 %

 

Analysemethoden

1.

Voor de bepaling van vitamine E (in olievorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-1257.

2.

Voor de bepaling van vitamine E (in poedervorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-1801.

3.

Voor de bepaling van het gehalte aan toegelaten vitamine E in diervoeding: Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie.

 

 

 

 

 

 

Vitamine E/RRR-alfa-tocoferol

 

Werkzame stof

 

RRR-alfa-tocoferol: C29H50O2

CAS-nr.: 59-02-9

 

Zuiverheidscriteria: RRR-alfa-tocoferol > 67 %

 

Analysemethoden

1.

Voor de bepaling van vitamine E (in olievorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-1256.

2.

Voor de bepaling van vitamine E (in poedervorm) in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Europese farmacopee EP-1801.

3.

Voor de bepaling van het gehalte aan toegelaten vitamine E in diervoeding: Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie.

 

 

 

 

 

 


(1)  PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/22


VERORDENING (EU) Nr. 27/2011 VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

76,6

TN

113,1

TR

107,2

ZZ

99,0

0707 00 05

EG

158,2

JO

87,5

TR

145,3

ZZ

130,3

0709 90 70

MA

41,4

TR

127,5

ZZ

84,5

0805 10 20

EG

57,3

IL

67,1

MA

54,7

TR

70,4

ZA

56,7

ZZ

61,2

0805 20 10

MA

69,3

TR

79,6

ZZ

74,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

129,3

HR

46,1

IL

68,0

JM

100,4

MA

103,8

TR

73,2

ZZ

86,8

0805 50 10

TR

58,5

ZZ

58,5

0808 10 80

CA

99,7

CN

95,7

US

124,4

ZZ

106,6

0808 20 50

CN

87,7

US

114,6

ZZ

101,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/24


VERORDENING (EU) Nr. 28/2011 VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 januari 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 januari 2011, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 januari 2011, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 16 januari 2011 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Unie worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee of de Zwarte Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

31.12.2010-13.1.2011

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

260,12

184,60

Fob-prijs VSA

283,80

273,80

253,80

162,56

Golfpremie

11,46

Grote-Merenpremie

81,04

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

20,17 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

— EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/27


VERORDENING (EU) Nr. 29/2011 VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

inzake de verkoopprijzen voor granen in reactie op de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder f), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van granen.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 en artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1017/2010 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Besloten is dat op grond van de voor de 4e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs moet worden vastgesteld voor sommige granen en voor sommige lidstaten.

(4)

Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening van kracht worden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van granen, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 12 januari 2011 is verstreken, wordt de verkoopprijs per graansoort en per lidstaat vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 293 van 11.11.2010, blz. 41

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Besluiten over verkoop

(EUR/t)

Lidstaat

Minimumverkoopprijs

Zachte tarwe

Gerst

Mais

GN-code 1001 90

GN-code 1003 00

GN-code 1005 90 00

België/Belgique

X

X

X

България

X

X

X

Česká republika

X

180,28

X

Danmark

X

195,00

X

Deutschland

X

198,00

X

Eesti

X

185,50

X

Eire/Ireland

X

X

X

Ellάda

X

X

X

España

X

X

X

France

X

198,10

X

Italia

X

X

X

Κύproς

X

X

X

Latvija

X

X

X

Lietuva

X

X

X

Luxembourg

X

X

X

Magyarország

X

201,21

X

Malta

X

X

X

Nederland

X

X

X

Österreich

X

X

X

Polska

X

X

X

Portugal

X

X

X

România

X

X

X

Slovenija

X

X

X

Slovensko

X

180,30

X

Suomi/Finland

X

180,00

X

Sverige

X

190,00

X

United Kingdom

X

198,01

X

(—)

Geen minimumverkoopprijs vastgesteld (alle inschrijvingen afgewezen).

(°)

Geen inschrijvingen.

(X)

Geen granen beschikbaar voor verkoop.

(#)

Niet van toepassing.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/29


VERORDENING (EU) Nr. 30/2011 VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 24/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 10 van 14.1.2011, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 15 januari 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

61,95

0,00

1701 11 90 (1)

61,95

0,00

1701 12 10 (1)

61,95

0,00

1701 12 90 (1)

61,95

0,00

1701 91 00 (2)

60,43

0,00

1701 99 10 (2)

60,43

0,00

1701 99 90 (2)

60,43

0,00

1702 90 95 (3)

0,60

0,17


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/31


BESLUIT 2011/17/GBVB VAN DE RAAD

van 11 januari 2011

tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 oktober 2010 heeft de Raad Besluit 2010/656/GBVB aangenomen tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1).

(2)

Op 22 december 2010 heeft de Raad Besluit 2010/801/GBVB (2) aangenomen tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB, teneinde een visumverbod in te stellen tegen degenen die het proces van vrede en nationale verzoening belemmeren en met name de goede afloop van het verkiezingsproces bedreigen.

(3)

Gezien de ernst van de situatie in Ivoorkust dienen nieuwe personen opgenomen te worden in de lijst van personen tegen wie beperkende maatregelen van kracht zijn, als vervat in bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij dit besluit genoemde personen worden toegevoegd aan de lijst in bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 11 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MARTONYI


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.

(2)  PB L 341 van 23.12.2010, blz. 45.


BIJLAGE

Personen bedoeld in artikel 1

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

Yanon Yapo

 

Vermeend grootzegelbewaarder, minister van Justitie en Mensenrechten

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

2.

Dogou Alain

 

Vermeend minister van Defensie en van de Burgerdienst

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

3.

Emile Guiriéoulou

 

Vermeend minister van Binnenlandse Zaken

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

4.

Charles Désiré Noël Laurent Dallo

 

Vermeend minister van Economie en Financiën

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

5.

Augustin Kouadio Komoé

 

Vermeend minister van Mijnbouw en Energie

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

6.

Christine Adjobi Nebout

 

Vermeend minister van Volksgezondheid en Aidsbestrijding

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

7.

Yapo Atsé Benjamin

 

Vermeend minister van Bouw en Stadsplanning

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

8.

Coulibaly Issa Malick

 

Vermeend minister van Landbouw

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

9.

Ahoua Don Mello

 

Vermeend minister van Uitrusting en Sanering

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

10.

N'Goua Abi Blaise

 

Vermeend minister van Vervoer

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

11.

Anne Jacqueline Lohouès Oble

 

Vermeend minister van Onderwijs

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

12.

Angèle Gnonsoa

 

Vermeend minister van Technisch Onderwijs

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

13.

Koffi Koffi Lazare

 

Vermeend minister van Milieubeheer, Waterhuishouding en Bosbeheer

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

14.

Elisabeth Badjo Djékouri,

echtgenote van

Dagbo Jeannie

 

Vermeend minister van het Openbaar Ambt

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

15.

Charles Blé Goudé

 

Vermeend minister van Jeugdzaken, Beroepsopleiding en Werkgelegenheid, Voorzitter van het Congrès Panafricain des Jeunes et des Patriotes (COJEP)

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo. P.M.: tegen hem zijn door de VN-Veiligheidsraad sinds 2005 reeds sancties ingesteld

16.

Philippe Attey

 

Vermeend minister van Industrie en Ontwikkeling van de Particuliere Sector

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

17.

Danièle Boni Claverie (Frans en Ivoriaans onderdaan)

 

Vermeend minister van Vrouw, Gezin en Kind

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

18.

Ettien Amoikon

 

Vermeend minister van Informatie- en Communicatietechnologie

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

19.

Ouattara Gnonzié

 

Vermeend minister van Communicatie

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

20.

Alphonse Voho Sahi

 

Vermeend minister van Cultuur

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

21.

Kata Kéké

 

Vermeend minister van Wetenschappelijk Onderzoek

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

22.

Franck Guéi

 

Vermeend minister van Sport

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

23.

Touré Amara

 

Vermeend minister van Handel

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

24.

Kouamé Sécré Richard

 

Vermeend minister van Toerisme en Ambachten

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

25.

Anne Gnahouret Tatret

 

Vermeend minister van Solidariteit, Wederopbouw en Sociale Cohesie

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

26.

Nyamien Messou

 

Vermeend minister van Werkgelegenheid

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

27.

Koné Katina Justin

 

Vermeend toegevoegd minister van Begroting

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

28.

N'guessan Yao Thomas

 

Vermeend toegevoegd minister aan de minister van Onderwijs, belast met hoger onderwijs

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

29.

Lago Daléba Loan Odette

 

Vermeend staatssecretaris belast met het school- en studentenleven

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

30.

Georges Armand Alexis Ouégnin

 

Vermeend staatssecretaris belast met de universele ziekteverzekering

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

31.

Dogo Djéréké Raphaël

 

Vermeend staatssecretatis verantwoordelijk voor personen met een handicap

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

32.

Dosso Charles Radel Durando

 

Vermeend staatssecretaris verantwoordelijk voor oorlogsslachtoffers

Deelname aan de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

33.

Timothée Ahoua N'Guetta

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

34.

Jacques André Daligou Monoko

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

35.

Bruno Walé Ekpo

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

36.

Félix Tano Kouakou

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

37.

Hortense Kouassi Angoran

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

38.

Joséphine Suzanne Touré

 

Lid van de Grondwettelijke Raad

Nam deel aan de geldigverklaring van onjuiste verkiezingsuitslagen

39.

Konaté Navigué

 

Voorzitter van de FPI-jongeren

Aanzetten tot haat en geweld

40.

Patrice Bailly

 

Veiligheidsadviseur van voormalig president Gbagbo

41.

Marcel Gossio

 

Directeur-generaal van de Autonome haven van Abidjan

Draagt bij aan de financiering van de staatskassen die onder de effectieve controle van de voormalige president zijn gebleven

42.

Alphonse Mangly

 

Directeur-generaal van de douanes

Draagt bij aan de financiering van de staatskassen die onder de effectieve controle van de voormalige president zijn gebleven

43.

Marc Gnatoa

 

Chef van het FSCO (Front de sécurisation du Centre-Ouest)

Chef van milities. Afpersingen

44.

Moussa Touré Zéguen

 

Secretaris-generaal van de GPP (Groupement des Patriotes pour la Paix)

Verantwoordelijk voor milities. Afpersingen

45.

Bro Grébé Geneviève

 

Voorzitter van de Femmes patriotiques de Côte d'Ivoire

Aanzetten tot haat en geweld

46.

Lorougnon Marie Odette

 

Nationaal secretaris van de FPI-vrouwen

Aanzetten tot haat en geweld

47.

Felix Nanihio

 

Secretaris-generaal van de CNCA (Conseil National de la Communication Audio Visuel)

Actief medeplichtig aan de desinformatiecampagne

48.

Stéphane Kipré

 

Uitgever van de krant Le Quotidien d'Abidjan

Aanzetten tot haat en geweld

49.

Lahoua Souanga Etienne alias César Etou

 

Uitgever en hoofdredacteur van de krant Notre Voie

Aanzetten tot haat en geweld

50.

Jean Baptiste Akrou

 

Algemeen directeur van de krant Fraternité Matin

Aanzetten tot haat en geweld

51.

Luitenant-generaal Philippe Mangou

 

Chef Defensiestaf

Politieke stellingnames ten gunste van de heer Gbgabo.

Onderdrukking van volksbewegingen.

Expliciete steun aan president Gbagbo tijdens de inhuldigingsceremonie.

52.

Kolonel Affro (gendarmerie)

 

Toegevoegd aan het oppercommando van de gendarmerie

Onderdrukking van volksbewegingen in februari, november en december 2010.

53.

Laurent Ottro Zirignon

 

Voorzitter van de Raad van bestuur van de Société Ivoirienne de Raffinage (SIR)

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

54.

Abdoulaye Diallo

 

Voorzitter van de Société Générale d'Importation et d'Exportation de Côte d'Ivoire (SOGIEX SA)

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

55.

Kassoum Fadika

 

Directeur van PETROCI

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

56.

Djédjé Mama Simone

 

Directeur-generaal van de schatkist

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

57.

Feh Kessé Lambert

 

Directeur-generaal van de Dienst Belastingen

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

58.

Frédéric Lafont (Frans onderdaan)

 

Ondernemer

Persoon die het embargo zou kunnen schenden

59.

Mevr. Frédéric Lafont geboren Louise Esme Kado (Frans onderdaan)

 

Ondernemer

Persoon die het embargo zou kunnen schenden


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/36


BESLUIT 2011/18/GBVB VAN DE RAAD

van 14 januari 2011

tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 29 oktober 2010 Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust vastgesteld (1).

(2)

Op 13 december 2010 heeft de Raad gewezen op het belang van de presidentsverkiezingen van 31 oktober en 28 november 2010 voor het herstel van de vrede en de stabiliteit in Ivoorkust en heeft de Raad gesteld dat de door het volk van Ivoorkust soeverein tot uitdrukking gebrachte wil onvoorwaardelijk moet worden geëerbiedigd.

(3)

Op 17 december 2010 heeft de Europese Raad alle Ivoriaanse leiders, zowel burgers als militairen, die zich nog niet onder het gezag van de democratisch verkozen president, de heer Alassan Ouattara, hadden geplaatst, verzocht dit te doen.

(4)

Op 22 december 2010 heeft de Raad Besluit 2010/801/GBVB (2) houdende wijziging van Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld, teneinde reisbeperkingen op te leggen aan degenen die het proces van vrede en nationale verzoening belemmeren, en met name de goede afloop van het verkiezingsproces bedreigen.

(5)

Op 14 januari 2011 heeft de Raad Besluit 2011/17/GBVB (3) houdende wijziging van Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld, teneinde personen toe te voegen aan de lijst van personen aan wie reisbeperkingen worden opgelegd.

(6)

Gezien de ernst van de situatie in Ivoorkust dienen ten aanzien van deze personen aanvullende beperkende maatregelen te worden genomen.

(7)

Daarnaast moet de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen, die als bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB gaat, worden gewijzigd en moet de informatie over bepaalde personen worden bijgewerkt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/656/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van:

a)

de in bijlage I bedoelde, door het Sanctiecomité geïdentificeerde personen, die in artikel 4, lid 1, onder a), worden bedoeld of worden gehouden door entiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn of onder beheer staan van die personen of entiteiten, of van personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen en door het Sanctiecomité zijn geïdentificeerd;

b)

de in bijlage II bedoelde personen of entiteiten, die niet op de lijst in bijlage I staan, en die het proces van vrede en nationale verzoening belemmeren, en met name de goede afloop van het verkiezingsproces bedreigen, of die worden gehouden door entiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn of onder beheer staan van die personen of entiteiten, of van personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen,

worden bevroren.

2.   Tegoeden, financiële activa of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van de in lid 1 bedoelde personen of entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Lidstaten mogen vrijstellingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten, overeenkomstig het nationaal recht, voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden en economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven;

e)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis; in dat geval kunnen de tegoeden en economische middelen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen mits het retentierecht is ingegaan of het vonnis is gewezen vóór de betrokken persoon of entiteit door het Sanctiecomité of de Raad op de lijst werd geplaatst en niet ten goede komt aan een in dit artikel genoemde persoon of entiteit.

Met betrekking tot de in bijlage I vermelde personen en entiteiten:

kunnen de onder a), b) en c), bedoelde vrijstellingen door de betrokken lidstaat worden verleend nadat die het Sanctiecomité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, in voorkomend geval en bij ontstentenis van een negatief besluit van het Sanctiecomité, toestemming te verlenen voor de toegang tot dergelijke tegoeden en economische middelen;

kan de onder d) bedoelde vrijstelling door de betrokken lidstaat worden verleend na kennisgeving aan het Sanctiecomité en goedkeuring door dat comité;

kan de onder e) bedoelde vrijstelling door de betrokken lidstaat worden verleend na kennisgeving aan het Sanctiecomité.

4.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB of bij dit besluit opgelegde beperkende maatregelen op de betrokken rekeningen van toepassing werden,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.”;

2)

artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit wordt zo nodig herzien, gewijzigd of ingetrokken overeenkomstig door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties genomen besluiten.

3.   De in artikel 4, lid 1, onder b), en in artikel 5, lid 1, onder b), bedoelde maatregelen worden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien. Zij zijn niet langer van toepassing ten aanzien van de betrokken personen en entiteiten indien de Raad overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure vaststelt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ervan.”.

Artikel 2

Bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MARTONYI


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.

(2)  PB L 341 van 23.12.2010, blz. 45.

(3)  Zie bladzijde 31 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b) en in artikel 5, lid 1, onder b)

A.   Personen

 

Namen (en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

De heer Pascal Affi N'Guessan

Geboren op 1 januari 1953 te Bouadikro.

Nr. paspoort: PD-AE 09DD00013.

Voorzitter van het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans volksfront). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

2.

Luitenant-kolonel Nathanaël Ahouman Brouha

Geboren op 6 juni 1960.

Bevelhebber van de „Groupement de Securité de la Présidence de la République” (GSPR) (presidentieel veiligheidscorps).

Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

3.

De heer Aké N'Gbo Gilbert Marie

Geboren op 8 oktober 1955 te Abidjan.

Nr. paspoort:

08 AA 61107 (verstrijkt op 2 april 2014)

Vermeend eerste minister en minister van Planning en Ontwikkeling. Maakt deel uit van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo

4.

De heer Pierre Israël Amessan Brou

 

Directeur-generaal van de Radio Télévision Ivoirienne (RTI) (Ivoriaanse radio en televisie).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

5.

De heer Frank Anderson Kouassi

 

Voorzitter van de Conseil National de la Communication Audiovisuelle (CNCA) (nationale raad voor de audiovisuele media).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

6.

Mevrouw Nadiani Bamba

Geboren op 13 juni 1974 te Abidjan.

Nr. paspoort: PD - AE 061 FP 04

Directeur van de groep „Cyclone” die de krant „Le Temps” uitgeeft. Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

7.

De heer Kadet Bertin

Geboren rond 1957 te Mama.

Veiligheidsadviseur van de heer Gbagbo.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen. Aanstichter van repressie- en intimidatiebewegingen.

8.

Generaal Dogbo Blé

Geboren op 2 februari 1959 te Daloa

Opperbevelhebber van de Republikeinse Garde.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

9.

De heer Bohoun Bouabré Paul Antoine

Geboren op 9 februari 1957 te Issia.

Nr. paspoort: PD AE 015 FO 02

Voormalig staatsminister, hoge verantwoordelijke van het FPI.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

10.

Sous-préfet (onderprefect) Oulaï Delefosse

Geboren op 28 oktober 1968.

Topman van de Union Patriotique pour la résistance du Grand Ouest (UPRGO) (Patriottische verzetsunie voor West-Ivoorkust). Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

11.

Admiraal Vagba Faussignau

Geboren op 31 december 1954 te Bobia.

Opperbevelhebber van de Ivoriaanse marine - Onderstafchef. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

12.

Pasteur Gammi

 

Hoofd van de Mouvement Ivoirien pour la Libération de l'Ouest de la Côte d'Ivoire (MILOCI) (Ivoriaanse beweging voor de bevrijding van het Westen van Ivoorkust). Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

13.

De heer Laurent Gbagbo

Geboren op 31 mei 1945 te Gagnoa.

Vermeend President van de Republiek. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

14.

Mevrouw Simone Gbagbo

Geboren op 20 juni 1949 te Moossou.

Fractievoorzitter in de Nationale Vergadering voor het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans Volksfront). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

15.

Generaal Guiai Bi Poin

Geboren op 31 december 1954 te Gounela.

Chef van het Centre de Commandement des Opérations de Sécurité (CECOS) (Commandocentrum voor veiligheidsoperaties).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

16.

De heer Denis Maho Glofiei

Geboren in het departement Val-de-Marne.

Leider van het Front de Libération du Grand Ouest (FLGO) (Bevrijdingsfront voor West-Ivoorkust).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

17.

Kapitein Anselme Séka Yapo

Geboren op 2 mei 1973 te Adzopé.

Lijfwacht van mevrouw Ghagbo.

Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

18.

De heer Désiré Tagro

Geboren op 27 januari 1959 te Issia.

Nr. paspoort:

PD - AE 065FH08.

Secretaris-generaal van het vermeende „presidentschap” van de heer Gbagbo. Maakt deel uit van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen;

betrokken bij de gewelddadige onderdrukking van de volksbewegingen van februari, november en december 2010.

19.

De heer Yao N'Dré

Geboren op 29 december 1956.

Voorzitter van de Conseil Constitutionnel (Grondwettelijke Raad). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

20.

De heer Yanon Yapo

 

Vermeend grootzegelbewaarder, minister van Justitie en Mensenrechten. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

21.

De heer Dogou Alain

Geboren op 16 juli 1964 te Aboisso.

Nr. paspoort:

PD-AE/053FR05 (verstrijkt op 27 mei 2011)

Vermeend minister van Defensie en van de Burgerdienst.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

22.

De heer Emile Guiriéoulou

Geboren op 1 januari 1949 te Guiglo.

Nr. paspoort:

PD-AE/008GO03 (verstrijkt op 14 maart 2013)

Vermeend minister van Binnenlandse Zaken. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

23.

De heer Charles Désiré Noël Laurent Dallo

Geboren op 23 december 1955 te Gagnoa.

Nr. paspoort:

08AA19843 (verstrijkt op 13 oktober 2013)

Vermeend minister van Economie en Financiën.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

24.

De heer Augustin Kouadio Komoé

Geboren op 19 september 1961 te Kokomian.

Nr. paspoort:

PD-AE/010GO03 (verstrijkt op 14 maart 2013)

Vermeend minister van Mijnbouw en Energie. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

25.

Mevrouw Christine Adjobi Nebout (alias Aya Christine Rosalie Adjobi, geboren Nebout)

Geboren op 24 juli 1949 te Grand Bassam.

Nr. paspoort:

PD-AE/017FY12 (verstrijkt op 14 december 2011)

Vermeend minister van Volksgezondheid en Aidsbestrijding. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

26.

De heer Yapo Atsé Benjamin

Geboren op 1 januari 1951 te Akoupé.

Nrs paspoorten:

PD-AE/089GO04 (verstrijkt op 1 april 2013)

PS-AE/057AN06

Vermeend minister van Bouw en Stadsplanning. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

27.

De heer Coulibaly Issa Malick

Geboren op 19 augustus 1953 te Korhogo.

Nr. paspoort:

PD-AE/058GB05 (verstrijkt op 10 mei 2012)

Vermeend minister van Landbouw. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

28.

De heer Ahoua Don Mello

Geboren op 23 juni 1958 te Bongouanou.

Nr. paspoort:

PD-AE/044GN02 (verstrijkt op 23 februari 2013)

Vermeend minister van Uitrusting en Sanering; woordvoerder van de regering. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

29.

De heer N'Goua Abi Blaise

 

Vermeend minister van Vervoer. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

30.

Mevrouw Anne Jacqueline Lohouès Oble

Geboren op 7 november 1950 te Dabou.

Nr. paspoort:

PD-AE/050GU08 (verstrijkt op 4 augustus 2013)

Vermeend minister van Onderwijs. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

31.

Mevrouw Angèle Gnonsoa (alias Zon Sahon)

Geboren op 1 januari 1940 te Taï.

Nr. paspoort:

PD-AE/040ER05 (verstrijkt op 28 mei 2012)

Vermeend minister van Technisch Onderwijs.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

32.

De heer Koffi Koffi Lazare

 

Vermeend minister van Milieu, Waterhuishouding en Bosbeheer. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

33.

Mevrouw Elisabeth Badjo Djékouri,

echtgenote van

Dagbo Jeannie

Geboren op 24 december 1971 te Lakota.

Nrs. paspoorten: 08AA15517 (verstrijkt op 25 november 2013);

PS-AE/040HD12 (verstrijkt op 1 december 2011)

Vermeend minister van het Openbaar Ambt. Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

34.

De heer Charles Blé Goudé

Geboren op 1 januari 1972 te Kpoh.

Oud paspoort:

DD-AE/088OH12

Vermeend minister van Jeugdzaken, Beroepsopleiding en Werkgelegenheid, Voorzitter van het Congrès Panafricain des Jeunes et des Patriotes (COJEP).

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

p.m.: tegen hem zijn door de VN-Veiligheidsraad sinds 2005 reeds sancties ingesteld

35.

De heer Philippe Attey

Geboren op 10 oktober 1951 te Agboville.

Oud paspoort AE/32AH06

Vermeend minister van Industrie en Ontwikkeling van de Particuliere Sector.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

36.

Mevrouw Danièle Boni Claverie (Frans en Ivoriaans onderdaan)

 

Vermeend minister van Vrouw, Gezin en Kind.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

37.

De heer Ettien Amoikon

 

Vermeend minister van Informatie- en Communicatietechnologie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

38.

De heer Ouattara Gnonzié

 

Vermeend minister van Communicatie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

39.

De heer Alphonse Voho Sahi

Geboren op 15 juni 1958 te Gueyede.

Nr. paspoort:

PD-AE/066FP04 (verstrijkt op 1 april 2011)

Vermeend minister van Cultuur.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

40.

De heer Kata Kéké (alias Keke Joseph Kata)

Geboren op 1 januari 1951 te Daloa.

Nr. paspoort:

PD-AE/086FO02 (verstrijkt op 27 februari 2011)

Vermeend minister van Wetenschappelijk Onderzoek.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

41.

De heer Franck Guéi

Geboren op 20 februari 1967.

Nr. paspoort:

PD-AE/082GL12 (verstrijkt op 22 december 2012)

Vermeend minister van Sport.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

42.

De heer Touré Amara

 

Vermeend minister van Handel.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

43.

De heer Kouamé Sécré Richard

 

Vermeend minister van Toerisme en Ambachten.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

44.

Mevrouw Anne Gnahouret Tatret

 

Vermeend minister van Solidariteit, Wederopbouw en Sociale Cohesie.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

45.

De heer Nyamien Messou

Geboren op 20 juni 1954 te Bongouanou.

Oud paspoort PD-AE/056FE05 (verstreken op 29 mei 2010)

Vermeend minister van Werkgelegenheid

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

46.

De heer Koné Katina Justin

 

Vermeend toegevoegd minister van Begroting.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

47.

De heer N'Guessan Yao Thomas

 

Vermeend toegevoegd minister aan de minister van Onderwijs, belast met hoger onderwijs.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

48.

Mevrouw Lago Daléba Loan Odette

Geboren op 1 januari 1955 te Floleu.

Nr. paspoort:

08AA68945 (verstrijkt op 29 april 2014)

Vermeend staatssecretaris belast met het school- en studentenleven.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert zij het proces voor vrede en verzoening en weigert zij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

49.

De heer Georges Armand Alexis Ouégnin

Geboren op 27 augustus 1953 te Bouaké.

Nr. paspoort:

08AA59267 (verstrijkt op 24 maart 2014)

Vermeend staatssecretaris belast met de universele ziekteverzekering.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

50.

De heer Dogo Djéréké Raphaël

 

Vermeend staatssecretatis verantwoordelijk voor personen met een handicap.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

51.

De heer Dosso Charles Radel Durando

 

Vermeend staatssecretaris verantwoordelijk voor oorlogsslachtoffers.

Door deel uit te maken van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo belemmert hij het proces voor vrede en verzoening en weigert hij het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

52.

De heer Timothée Ahoua N'Guetta

Geboren op 25 april 1931 te Aboisso.

Nr. paspoort:

PD-AE/084FK10 (verstrijkt op 20 oktober 2013)

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

53.

De heer Jacques André Daligou Monoko

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

54.

De heer Bruno Walé Ekpo

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

55.

De heer Félix Tano Kouakou

Geboren op 12 maart 1959 te Ouelle.

Nr. paspoort:

PD-AE/091FD05 (verstreken op 13 mei 2010)

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

56.

Mevrouw Hortense Kouassi Angoran

 

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

57.

Mevrouw Joséphine Suzanne Touré

Geboren op 28 februari 1972 te Abidjan.

Nrs. paspoorten:

PD-AE/032GL12 (verstrijkt op 7 december 2012);

08AA62264 (verstrijkt op 6 april 2014)

Lid van de Grondwettelijke Raad.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening; weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

58.

De heer Konaté Navigué

Geboren op 4 maart 1974 te Tindara.

Nr. paspoort:

PD-AE/076FE06 (verstreken op 5 juni 2010)

Jongerenvoorzitter van het Front Populaire Ivoirien (FPI).

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

59.

De heer Patrice Baï

 

Veiligheidsadviseur van voormalig president Gbagbo. Coördineert intimidatie-acties tegen opposanten. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

60.

De heer Marcel Gossio

Geboren op 18 februari 1951 te Adjamé.

Nr. paspoort: 08AA14345 (verstrijkt op 6 oktober 2013)

Directeur-generaal van de Autonome haven van Abidjan. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

61.

De heer Alphonse Mangly (alias Mangley)

Geboren op 1 januari 1958 te Danané.

Nrs paspoorten: 04LE57580 (verstrijkt op 16 juni 2011);

PS-AE/077HK08 (verstrijkt op 3 augustus 2012);

PD-AE/065GK11 (verstrijkt op 15 november 2012)

PD-AE/065GK11 (verstrijkt op 15 november 2012)

Directeur-generaal van de douane.

Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

62.

De heer Marc Gnatoa

 

Chef van het FSCO (Front de sécurisation du Centre-Ouest) (beveiligingsfront voor Midden- en West-Ivoorkust). Heeft deelgenomen aan repressieve acties. Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

63.

De heer Moussa Touré Zéguen

Geboren op 9 september 1944.

Oud paspoort: AE/46CR05

Secretaris-generaal van de GPP (Groupement des Patriotes pour la Paix) (vereniging patriotten voor de vrede).

Verantwoordelijk voor milities. Heeft deelgenomen aan het repressieve optreden na de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Belemmert het proces voor vrede en verzoening doordat hij weigert te ontwapenen en zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

64.

Mevrouw Bro Grébé Geneviève, geboren Yobou

Geboren op 13 maart 1953 te Grand Alepé.

Nr. paspoort:

PD-AE/072ER06 (verstrijkt op 6 juni 2012)

Voorzitter van de Femmes patriotiques de Côte d'Ivoire (patriottische vrouwen van Ivoorkust).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

65.

Mevrouw Lorougnon Souhonon Marie Odette, geboren Gnabri

 

Nationaal vrouwensecretaris van het FPI (Front Populaire Ivoirien).

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

66.

De heer Felix Nanihio

 

Secretaris-generaal van de CNCA (Conseil National de la Communication Audio Visuel) (nationale raad voor de audiovisuele media). Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

67.

De heer Stéphane Kipré

 

Uitgever van de krant „Le Quotidien d'Abidjan”. Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

68.

De heer Lahoua Souanga Etienne (alias César Etou)

 

Uitgever en hoofdredacteur van de krant „Notre Voie”.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

69.

De heer Jean Baptiste Akrou

Geboren op 1 januari 1956 te Yamoussoukro.

Nr. paspoort: 08AA15000

(verstrijkt op 5 oktober 2013)

Algemeen directeur van de krant „Fraternité Matin”.

Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.

70.

Luitenant-generaal Philippe Mangou

 

Chef Defensiestaf. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

71.

Generaal Affro (gendarmerie)

 

Toegevoegd aan het oppercommando van de gendarmerie. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

72.

De heer Ottro Laurent Zirignon

Geboren op 1 januari 1943 te Gagnoa.

Nrs. paspoorten: 08AB47683 (verstrijkt op 26 januari 2015);

PD-AE/062FR06 (verstrijkt op 1 juni 2011);

97LB96734

Voorzitter van de Raad van bestuur van de Société Ivoirienne de Raffinage (SIR) (Ivoriaanse raffinage-maatschappij). Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

73.

De heer Kassoum Fadika

Geboren op 7 juni 1962 te Man.

Nr. paspoort: 08AA57836 (verstrijkt op 1 april 2014)

Directeur van PETROCI. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

74.

Mevrouw Djédjé Mama Ohoua Simone

Geboren op 1 januari 1957 te Zialegrehoa of Gagnoa.

Nrs. paspoorten: 08AA23624 (verstrijkt op 22 oktober 2013);

PD-AE/006FR05

Directeur-generaal van de schatkist. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

75.

De heer Kessé Feh Lambert

Geboren op 22 november 1948 te Gbonne.

Nr. paspoort:

PD-AE/047FP03 (verstrijkt op 26 maart 2011)

Directeur-generaal van de Dienst Belastingen. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

76.

De heer Aubert Zohoré

 

Bijzonder adviseur van de heer Gbagbo voor economische zaken. Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

77.

De heer Thierry Legré

 

Lid van de Mouvance de la jeunesse patriotique (patriottische jeugdbeweging). Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld.

78.

Luitenant-generaal Kassaraté Edouard Tiapé

 

Opperbevelhebber van de gendarmerie. Belemmert het proces voor vrede en verzoening; verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

79.

Kolonel-majoor Babri Gohourou Hilaire

 

Woordvoerder van de Forces de Sécurité de Côte d'Ivoire (Ivoriaanse Veiligheidstroepen). Belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld. Vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

80.

Divisiecommisaris Yoro Claude

 

Directeur van de Unités d'Intervention de la Police Nationale (Interventie-eenheden van de nationale politie). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

81.

Hoofdcommissaris Loba Gnango Emmanuel Patrick

 

Commandant van de Brigade Anti-émeute (BAE) (oproerbrigade). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

82.

Kapitein Guei Badia

 

Marinebasis - Nationale marine. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

83.

Luitenant Ourigou Bawa

 

Marinebasis - Nationale marine. Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

84.

Hoofdcommissaris Joachim Robe Gogo

 

Hoofd van de operaties van het Centre de Commandement des Opérations de Sécurité (CECOS) (Commandocentrum voor veiligheidsoperaties). Verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht in Ivoorkust; vooraanstaande militair die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen.

85.

de heer Gilbert Anoh N'Guessan

 

Voorzitter van het Comité de Gestion de la Filière Café et Cacao (CGFCC) (Comité van beheer voor de bedrijfstak koffie-cacao). Vooraanstaande figuur die weigert zich onder het gezag van de democratisch verkozen president te stellen; draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.


B.   Entiteiten

 

Namen (en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

PETROCI (Société Nationale d'Opérations Pétrolières de la Côte d'Ivoire) (nationale maatschappij voor petroleumtransacties van Ivoorkust)

Abidjan Plateau, Immeuble les Hévéas - 14 boulevard Carde

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

2.

SIR (Société Ivoirienne de Raffinage) (Ivoriaanse Raffinagemaatschappij)

Abidjan Port Bouët, Route de Vridi – Boulevard de Petit Bassam

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

3.

Port Autonome d'Abidjan (autonome haven van Abidjan)

Abidjan Vridi, Zone portuaire

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

4.

Port Autonome de San Pedro (autonome haven van San Pedro)

San Pedro, Zone portuaire

Vertegenwoordiging in Abidjan: Immeuble Ancien Monoprix, face Gare Sud Plateau - 1er Etage côté Rue du Commerce

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

5.

BNI (Banque Nationale d'Investissement) (nationale investeringsbank)

Abidjan Plateau, Avenue Marchand – Immeuble SCIAM

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

6.

BFA (Banque pour le Financement de l'Agriculture) (bank voor landbouwfinanciering)

Abidjan Plateau, Rue Lecoeur – Immeuble Alliance B, 2ème – 4ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

7.

Versus Bank

Abidjan Plateau, Avenue Botreau Roussel – Immeuble CRRAE UMOA, derrière la BCEAO, face à la rue des Banques

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

8.

CGFCC (Comité de Gestion de la Filière Café et Cacao) (Comité van beheer voor de bedrijfstak koffie-cacao)

Abidjan Plateau - Immeuble CAISTAB, 23ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

9.

APROCANCI (l'Association des Producteurs de Caoutchouc Naturel de Côte d'Ivoire) (vereniging van producenten van natuurlijk rubber van Ivoorkust)

Cocody II Plateau Boulevard Latrille – Sicogi, bloc A Bâtiment D 1er étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

10.

SOGEPE (Société de gestion du patrimoine de l'électricité) (beheersmaatschappij voor het elektriciteitspatrimonium)

Abidjan Plateau, Place de la République - Immeuble EECI, 15ème étage

Draagt bij aan de financiering van de onwettige regering van de heer Laurent Gbagbo.

11.

RTI (Radiodiffusion Télévision ivoirienne) (Ivoriaanse radio en televisie)

Cocody Boulevard des Martyrs, 08 - BP 883 - Abidjan 08 - Côte d'Ivoire

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.”


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/49


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten, overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor voegkitten in bouwconstructies en voor afdichtingen in vloeren (voetgangers)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 62)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/19/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), en met name artikel 13, lid 4,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor de bouw,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Van de twee in artikel 13, lid 3, van Richtlijn 89/106/EEG bedoelde procedures voor de conformiteitsverklaring van een product moet de Commissie er een kiezen. Ingevolge dat artikel moet zij de minst kostbare veiligheidsconforme procedure kiezen. Derhalve is het noodzakelijk vast te stellen of voor een bepaald product of een bepaalde productfamilie het bestaan van een onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant vallend productiecontrolesysteem in de fabriek een noodzakelijke en toereikende voorwaarde is voor een conformiteitsverklaring, dan wel of daarvoor, om redenen die verband houden met de naleving van de in artikel 13, lid 4, van die richtlijn genoemde criteria, een erkende instantie moet worden ingeschakeld.

(2)

Krachtens artikel 13, lid 4, moet de aldus gekozen procedure in de mandaten en technische specificaties worden genoemd. Derhalve is het wenselijk na te gaan naar wat voor producten of productfamilies in de technische specificaties wordt verwezen.

(3)

De twee procedures van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 89/106/EEG zijn in bijlage III bij die richtlijn nader beschreven. Het is derhalve noodzakelijk voor elk product of elke productfamilie duidelijk de methoden voor de toepassing van de twee procedures aan te geven onder verwijzing naar genoemde bijlage III, daar die bijlage aan bepaalde systemen de voorkeur geeft.

(4)

De procedure van artikel 13, lid 3, onder a), komt overeen met de systemen die in mogelijkheid 1, zonder permanente bewaking, en in de mogelijkheden 2 en 3 van punt 2, onder ii), van bijlage III zijn vastgelegd. De procedure van artikel 13, lid 3, onder b), komt overeen met de systemen die in punt 2, onder i), van bijlage III en in mogelijkheid 1, met permanente bewaking, van punt 2, onder ii), van bijlage III zijn vastgelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De conformiteit van de in bijlage I genoemde producten en productfamilies wordt vastgesteld aan de hand van een procedure waarbij, naast een door de fabrikant uitgevoerd productiecontrolesysteem in de fabriek, bij de beoordeling en de bewaking van de productiecontrole of van het product zelf een erkende instantie wordt ingeschakeld.

Artikel 2

De procedure voor de conformiteitsverklaring overeenkomstig bijlage II wordt in de mandaten voor geharmoniseerde Europese normen vermeld.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.


BIJLAGE I

De volgende voegkitten in bouwconstructies en voor afdichtingen in vloeren (voetgangers):

1.

voegkitten voor buiten- en/of binnenmuren, scheidingsmuren;

2.

beglazingskit (met uitzondering van voegkitten voor aquaria, structurele beglazing, eerste en buitenste kit voor het vervaardigen van geïsoleerde beglazingseenheden, horizontale beglazing (onder 7°) en organisch glas);

3.

voegkitten voor sanitaire voegen (met uitzondering van industriële, drinkwater- en onderwatertoepassingen (zwembaden, rioleringssystemen enz.) en toepassingen die met levensmiddelen in aanraking komen);

4.

voegkitten voor vloeren (voetgangers) (met uitzondering van voegkitten voor chemische inperkingen, onderwatervoegen, wegen en andere verkeerszones, luchthavens en rioolwaterzuiveringsinstallaties).


BIJLAGE II

Noot: Voor producten uit onderstaande productfamilies met meer dan één beoogde toepassing zijn de taken voor de erkende instantie, gebaseerd op de relevante systemen voor conformiteitsverklaring, cumulatief.

PRODUCTFAMILIE

VOEGKITTEN IN BOUWCONSTRUCTIES EN VOOR AFDICHTINGEN IN VLOEREN (VOETGANGERS) (1/2)

Systemen van conformiteitsverklaring

Het CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde Europese normen voor de onderstaande producten en de beoogde toepassingen daarvan het volgende systeem/de volgende systemen van conformiteitsverklaring te vermelden:

Product

Beoogde toepassingen

Niveau(s) of klasse(n)

AOC-systeem

Voegkitten voor buitenmuren

Buitentoepassingen

3

Voegkitten voor binnenmuren, scheidingsmuren

Binnentoepassingen

4

Beglazingskit

Voor toepassingen in de bouw

3

Voegkitten voor afdichtingen in vloeren (voetgangers)

3

Voegkitten voor sanitaire voegen

3

Systeem 3: zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, onder ii), mogelijkheid 2.

Systeem 4: zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, onder ii), mogelijkheid 3.

De specificatie van het systeem moet zodanig zijn dat het ook kan worden toegepast wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld omdat minstens één lidstaat geen wettelijk voorschrift heeft voor een dergelijke eigenschap (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen is de verificatie van een dergelijke eigenschap niet verplicht voor de fabrikant indien hij in dit opzicht niets over de prestatie van dit product wil meedelen.

PRODUCTFAMILIE

VOEGKITTEN IN BOUWCONSTRUCTIES EN VOOR AFDICHTINGEN IN VLOEREN (VOETGANGERS) (2/2)

Systemen van conformiteitsverklaring

Het CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde Europese normen voor de onderstaande producten en de beoogde toepassingen daarvan het volgende systeem van conformiteitsverklaring te vermelden:

Product(en)

Beoogde toepassing(en)

Niveau(s) of klasse(n)

(brandprestaties)

Systeem van conformiteitsverklaring

Voegkitten in bouwconstructies en voor afdichtingen in vloeren (voetgangers)

Voor toepassingen die onder de voorschriften inzake brandbestendigheid vallen

A1 (1), A2 (1), B (1), C (1)

1

A1 (2), A2 (2), B (2), C (2), D, E

3

(A1 tot E) (3), F

4

Systeem 1: zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, onder ii), zonder steeksproefgewijze controle (audit-testing).

Systeem 3: zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, onder ii), mogelijkheid 2.

Systeem 4: zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, onder ii), mogelijkheid 3.

De specificatie van het systeem moet zodanig zijn dat het ook kan worden toegepast wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld omdat minstens één lidstaat geen wettelijk voorschrift heeft voor een dergelijke eigenschap (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen is de verificatie van een dergelijke eigenschap niet verplicht voor de fabrikant indien hij in dit opzicht niets over de prestatie van dit product wil meedelen.


(1)  Producten/materialen waarbij in een duidelijk identificeerbare fase van het productieproces een verbetering van de klassenindeling naar materiaalgedrag bij brand wordt bewerkstelligd (bv. door toevoeging van brandvertragende middelen of beperking van de organische stoffen).

(2)  Producten/materialen die niet onder voetnoot (*) vallen.

(3)  Producten/materialen waarvan het materiaalgedrag bij brand niet behoeft te worden getest (bv. producten/materialen van klasse A1, overeenkomstig Beschikking 96/603/EG van de Commissie).


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/53


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 december 2010

inzake de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank

(ECB/2010/26)

(2011/20/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 28.1,

Gezien Verordening (EG) nr. 1009/2000 van de Raad van 8 mei 2000 betreffende kapitaalverhoging van de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 1,

Overwegende:

(1)

Overeenkomstig de eerste zin van artikel 28.1 van de ESCB-statuten bedraagt het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) 5 000 miljoen EUR. Vanwege tot de Unie toegetreden lidstaten en hun nationale centrale banken die deel gingen uitmaken van het Europees Stelsel van centrale banken, werd het kapitaal van de ECB overeenkomstig artikel 48.3 van de ESCB-statuten verhoogd tot 5 760 652 402,58 EUR.

(2)

Overeenkomstig de tweede zin van artikel 28.1 van de ESCB-statuten kan het kapitaal van de ECB worden verhoogd met bedragen die worden bepaald door de Raad van bestuur met de gekwalificeerde meerderheid van stemmen die is voorgeschreven in artikel 10.3 van de ESCB-statuten, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Raad van de Europese Unie volgens de procedure van artikel 41 van de ESCB-statuten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1009/2000 kan de Raad van bestuur van de ECB het kapitaal van de ECB tot een hoger bedrag dan het in artikel 28.1, eerste zin, van de statuten gespecificeerde bedrag verhogen met een aanvullend bedrag van maximaal 5 000 miljoen EUR.

(4)

Overeenkomstig de vierde overweging van Verordening (EG) nr. 1009/2000, stelt de verordening een grens vast voor toekomstige verhogingen van het kapitaal van de ECB, zodat de Raad van bestuur van de ECB een besluit kan nemen over een feitelijke verhoging op enig moment in de toekomst met het oog op het waarborgen van de toereikendheid van het eigen vermogen dat nodig is voor de activiteiten van de ECB.

(5)

Rekening houdend met de verhoging van het balanstotaal van de ECB in de afgelopen jaren wordt het noodzakelijk geacht het kapitaal van de ECB met 5 000 miljoen EUR te verhogen om de toereikendheid van het eigen vermogen dat nodig is voor de activiteiten van de ECB te waarborgen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Verhoging van het kapitaal van de ECB

Het kapitaal van de ECB wordt van 5 760 652 402,58 EUR tot 10 760 652 402,58 EUR met 5 000 miljoen EUR verhoogd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 29 december 2010.

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 december 2010.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 115 van 16.5.2000, blz. 1.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/54


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 december 2010

betreffende het storten van de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben

(ECB/2010/27)

(2011/21/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 28.3,

Overwegende:

(1)

Besluit ECB/2008/24 van 12 december 2008 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten (1), bepaalde in welke vorm en in hoeverre de nationale centrale banken (NCB’s) van de lidstaten die de euro als munt hebben, gehouden waren tot volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) op 1 januari 2009.

(2)

Krachtens artikel 1 van Besluit ECB/2010/26 van 13 december 2010 betreffende de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (2), is het kapitaal van de Europese Centrale Bank met ingang van 29 december 2010 met 5 000 miljoen EUR verhoogd van 5 760 652 402,58 EUR tot 10 760 652 402,58 EUR.

(3)

Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (3), stelt overeenkomstig artikel 29.3 van de ESCB-statuten de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ECB vast en legt met ingang van 1 januari 2009 de aan elke NCB toegewezen weging in de kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „wegingen in de kapitaalverdeelsleutel” te noemen).

(4)

Luidens artikel 28.3 van de ESCB-statuten heeft de Raad van bestuur de bevoegdheid om met de in artikel 10.3 van de ESCB-statuten voorgeschreven gekwalificeerde meerderheid van stemmen te bepalen in hoeverre en in welke vorm het kapitaal moet worden gestort.

(5)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2010/416/EU van de Raad van 13 juli 2010, overeenkomstig artikel 140, lid 2 van het Verdrag betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011 (4), voldoet Estland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag (5) van 2003 aan Estland verleende derogatie met ingang van 1 januari 2011 worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig Besluit ECB/2010/34 van 31 december 2010 inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrages aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Eesti Pank (6), is Eesti Pank gehouden het resterende deel van haar inschrijving op het kapitaal van de ECB met ingang van 1 januari 2011 te storten, rekening houdend met de verhoging van het kapitaal van de ECB met ingang van 29 december 2010, en rekening houdend met de vorm waarin het kapitaal gestort dient te worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mate en vorm van het geplaatste en gestorte kapitaal

1.   Rekening houdend met de in artikel 2 van Besluit ECB/2008/23 genoemde wegingen in de kapitaalverdeelsleutel en rekening houdend met de verhoging van het kapitaal van de ECB overeenkomstig artikel 1 van Besluit ECB/2010/26, geldt voor iedere NCB met betrekking tot het totale geplaatste kapitaal het naast haar naam in de volgende tabel vermelde bedrag:

NCB

EUR

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique

261 010 384,68

Deutsche Bundesbank

2 037 777 027,43

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

119 518 566,24

Bank of Greece

211 436 059,06

Banco de España

893 564 575,51

Banque de France

1 530 293 899,48

Banca d’Italia

1 344 715 688,14

Central Bank of Cyprus

14 731 333,14

Banque centrale du Luxembourg

18 798 859,75

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

6 800 732,32

De Nederlandsche Bank

429 156 339,12

Österreichische Nationalbank

208 939 587,70

Banco de Portugal

188 354 459,65

Banka Slovenije

35 381 025,10

Národná banka Slovenska

74 614 363,76

Suomen Pankki

134 927 820,48

2.   Elke NCB stort het in de volgende tabel naast haar naam vermelde aanvullende bedrag:

NCB

EUR

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique

121 280 000

Deutsche Bundesbank

946 865 000

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

55 535 000

Bank of Greece

98 245 000

Banco de España

415 200 000

Banque de France

711 060 000

Banca d’Italia

624 830 000

Central Bank of Cyprus

6 845 000

Banque centrale du Luxembourg

8 735 000

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

3 160 000

De Nederlandsche Bank

199 410 000

Österreichische Nationalbank

97 085 000

Banco de Portugal

87 520 000

Banka Slovenije

16 440 000

Národná banka Slovenska

34 670 000

Suomen Pankki

62 695 000

3.   NCB’s betalen de in lid 2 vermelde bedragen aan de ECB middels een aparte overboeking via het geautomatiseerde trans-Europees „real-time” bruto-vereveningssysteem (TARGET2).

4.   Iedere NCB stort haar aandeel in het verhoogde kapitaal in drie gelijke jaarlijkse termijnen. De eerste termijn wordt op 29 december 2010 betaald, en de volgende termijnen worden twee werkdagen voor de laatste openingsdag van TARGET2 in de volgende twee jaren betaald.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 29 december 2010.

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 december 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 69.

(2)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66.

(4)  PB L 196 van 28.7.2010, blz. 24.

(5)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).

(6)  Zie bladzijde 58 van dit Publicatieblad.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/56


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 december 2010

betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied

(ECB/2010/28)

(2011/22/EU)

DE ALGEMENE RAAD VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 47,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 47 van de ESCB-statuten bepaalt dat de centrale banken van de lidstaten met een derogatie (hierna „NCB’s van buiten het eurogebied”) het kapitaal waarop zij hebben ingeschreven niet storten, tenzij de Algemene Raad met een gekwalificeerde meerderheid die ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal van de ECB en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigt, besluit dat een minimaal percentage moet worden gestort als bijdrage aan de bedrijfskosten van de ECB.

(2)

Artikel 1 van Besluit ECB/2008/28 van 15 december 2008 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de niet-deelnemende lidstaten (1) bepaalt dat NCB’s van buiten het eurogebied met ingang van 1 januari 2009 7 % van hun inschrijving op het kapitaal van de ECB storten.

(3)

Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (2), stelt overeenkomstig artikel 29.3 van de ESCB-statuten de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ECB vast en legt met ingang van 1 januari 2009 de aan elke nationale centrale bank toegewezen weging in de kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „wegingen in de kapitaalverdeelsleutel” te noemen).

(4)

Krachtens artikel 1 van Besluit ECB/2010/26 van 13 december 2010 betreffende de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (3), is het kapitaal van de Europese Centrale Bank met ingang van 29 december 2010 met 5 000 miljoen EUR verhoogd van 5 760 652 402,58 EUR tot 10 760 652 402,58 EUR.

(5)

De verhoging van het kapitaal van de ECB zou vereisen dat de centrale banken van buiten het eurogebied 7 % van hun respectieve aandeel in het verhoogde kapitaal storten, ook al rechtvaardigen de bedrijfskosten van de ECB een verhoging in absolute termen niet. Om deze verhoogde bijdrage aan de bedrijfskosten van de ECB door de NCB’s van buiten het eurogebied te vermijden, is vereist dat het door de centrale banken van buiten het eurogebied te storten percentage wordt verlaagd, opdat de te storten bedragen op een vergelijkbaar niveau blijven,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mate en vorm van het geplaatste en gestorte kapitaal

Elke NCB van buiten het eurogebied stort met ingang van 29 december 2010 3,75 % van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB. Rekening houdend met de wegingen in de kapitaalverdeelsleutel zoals vastgelegd in artikel 2 van Besluit ECB/2008/23, gelden voor elke NCB van buiten het eurogebied inzake het geplaatste en gestorte kapitaal de naast haar naam in de volgende tabel vermelde bedragen:

NCB van buiten het eurogebied

Aandeel in het geplaatste kapitaal per 29 december 2010

(in EUR)

Aandeel in het gestorte kapitaal per 29 december 2010

(in EUR)

Българска народна банка (Bulgarian National Bank)

93 467 026,77

3 505 013,50

Česká národní banka

155 728 161,57

5 839 806,06

Danmarks Nationalbank

159 634 278,39

5 986 285,44

Eesti Pank

19 261 567,80

722 308,79

Latvijas Banka

30 527 970,87

1 144 798,91

Lietuvos bankas

45 797 336,63

1 717 400,12

Magyar Nemzeti Bank

149 099 599,69

5 591 234,99

Narodowy Bank Polski

526 776 977,72

19 754 136,66

Banca Națională a României

265 196 278,46

9 944 860,44

Sveriges Riksbank

242 997 052,56

9 112 389,47

Bank of England

1 562 145 430,59

58 580 453,65

Artikel 2

Aanpassing van het gestorte kapitaal

1.   Aangezien iedere NCB van buiten het eurogebied reeds 7 % van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB heeft gestort, zoals van toepassing op 28 december 2010 krachtens Besluit ECB/2008/28, stort ieder van hen het in de hiernavolgende tabel vermelde bedrag dat het verschil is tussen het in artikel 1 vermelde gestorte kapitaal en het eerder gestorte bedrag:

NCB van buiten het eurogebied

(in EUR)

Българска народна банка (Bulgarian National Bank)

2 421,63

Česká národní banka

4 034,75

Danmarks Nationalbank

4 135,95

Eesti Pank

499,04

Latvijas Banka

790,95

Lietuvos bankas

1 186,56

Magyar Nemzeti Bank

3 863,01

Narodowy Bank Polski

13 648,22

Banca Națională a României

6 870,95

Sveriges Riksbank

6 295,79

Bank of England

40 473,51

2.   NCB’s van buiten het eurogebied betalen op 29 december 2010 de in lid 1 vermelde bedragen aan de ECB middels een aparte overboeking via het geautomatiseerde trans-Europees „real-time” brutovereveningssysteem (Target2).

3.   Indien een NCB van buiten het eurogebied geen toegang heeft tot Target2, worden de in lid 1 omschreven bedragen overgeboekt door de creditering van een bankrekening die de ECB of NCB van buiten het eurogebied te zijner tijd bekend zal maken.

Artikel 3

Slotbepalingen

1.   Dit besluit treedt in werking op 29 december 2010.

2.   Bij dezen wordt Besluit ECB/2008/28 met ingang van 29 december 2010 ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2008/28 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 december 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 81.

(2)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66.

(3)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/58


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 31 december 2010

inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Eesti Pank

(ECB/2010/34)

(2011/23/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 30.1, artikel 30.3, artikel 48.1 en 48.2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2010/416/EU van de Raad van 13 juli 2010, overeenkomstig artikel 140, lid 2 van het Verdrag betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011 (1), voldoet Estland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 (2) aan Estland verleende derogatie met ingang van 1 januari 2011 worden ingetrokken.

(2)

Artikel 48.1 van de ESCB-statuten bepaalt dat de nationale centrale bank (NCB) van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken, haar aandeel in het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) stort ten belope van hetzelfde percentage als de NCB’s van andere lidstaten die de euro als munt hebben. Ingevolge artikel 2 van Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (3), is de weging van Eesti Pank in de kapitaalverdeelsleutel van de ECB 0,1790 %. Ingevolge artikel 1 van Besluit ECB/2010/28 van 13 december 2010 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (4), heeft Eesti Pank al een deel van haar inschrijving op het kapitaal van de ECB gestort.

(3)

Ingevolge artikel 1 van Besluit ECB/2010/26 van 13 december 2010 betreffende de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (5), is het kapitaal van ECB met ingang van 29 december 2010 met 5 000 miljoen EUR verhoogd van 5 760 652 402,58 EUR tot 10 760 652 402,58 EUR. Ingevolge artikel 1 van Besluit ECB/2010/27 van 13 december 2010 inzake de storting van de verhoging van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (6), dient het verhoogde kapitaal in drie gelijke jaarlijkse termijnen te worden gestort.

(4)

Dienovereenkomstig dient Eesti Pank het resterende deel van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB dat 18 539 259,01 EUR bedraagt als volgt te storten: op 3 januari 2011 een bedrag van 9 589 259,01 EUR, zijnde de vermenigvuldiging van het op 28 december 2010 geplaatste kapitaal van de ECB (5 760 652 402,58 EUR) met de weging in de kapitaalverdeelsleutel van Eesti Pank (0,1790 %), min haar reeds gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB dat overeenkomstig Besluit ECB/2010/27 reeds is volgestort en een aanvullend bedrag van 8 950 000,00 EUR, zijnde de vermenigvuldiging van de verhoging van het geplaatste kapitaal van de ECB (5 000 000 000 EUR) met de weging in de kapitaalverdeelsleutel van Eesti Pank. Eesti Pank dient het voornoemde bedrag in drie gelijke termijnen te betalen. De eerste termijn dient te worden betaald met het bedrag van 9 589 259,01 EUR en de overige twee termijnen van elk 2 983 333,33 EUR twee werkdagen voor de laatste openingsdag van TARGET2 in 2011 en 2012.

(5)

Artikel 48.1, in samenhang met artikel 30.1 van de ESCB-statuten, bepaalt dat de NCB van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken ook externe reserves aan de ECB moet overdragen. Ingevolge artikel 48.1 van de ESCB-statuten wordt het over te dragen bedrag bepaald door de Euro-waarde tegen lopende wisselkoersen van de reeds overeenkomstig artikel 30.1 van de ESCB-statuten aan de ECB overgedragen externe reserves te vermenigvuldigen met de ratio tussen het aantal aandelen waarop de betrokken NCB heeft ingeschreven en het aantal aandelen dat de NCB’s van de andere lidstaten die de euro als munt hebben al hebben volgestort. Bij de vaststelling van de „reeds overeenkomstig artikel 30.1 aan de ECB overgedragen externe reserves” dient gepast rekening te worden gehouden met de vorige aanpassingen van de kapitaalverdeelsleutel (7) ingevolge artikel 29.3 van de ESCB-statuten en de uitbreidingen van de kapitaalverdeelsleutel ingevolge artikel 48.3 van de ESCB-statuten (8). Ingevolge Besluit ECB/2008/27 van 12 december 2008 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aan het geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese Centrale Bank en voor de aanpassing van de vorderingen van de nationale centrale banken ter grootte van de overgedragen externe reserves (9), bedraagt dientengevolge de waarde van externe reserves in euro die al aan de ECB zijn overgedragen krachtens artikel 30.1 van de ESCB-statuten 145 853 596,60 EUR.

(6)

Eesti Pank draagt de externe reserves over in Japanse yen en goud of deze luiden in Japanse yen en goud.

(7)

Artikel 30.3 van de ESCB-statuten bepaalt dat de ECB aan elke NCB van een lidstaat die de euro als munt heeft, een vordering toekent ter grootte van de externe reserves die zij aan de ECB heeft overgedragen. De bepalingen betreffende de denominatie en rentevergoeding van de vorderingen die al gecrediteerd werden aan de NCB’s van de lidstaten die de euro als munt hebben (10), dienen ook te gelden voor de denominatie en rentevergoeding van de vorderingen van Eesti Pank.

(8)

Artikel 48.2 van de ESCB-statuten bepaalt dat de NCB van een lidstaat wiens derogatie is ingetrokken, bijdraagt tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen overeenkomstig het saldo van de winst-en-verliesrekening per 31 december van het jaar voorafgaand aan de intrekking van de derogatie. De hoogte van deze bijdrage wordt bepaald in overeenstemming met artikel 48.2 van de ESCB-statuten.

(9)

Analoog met artikel 3.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (11) had de president van Eesti Pank de kans opmerkingen te maken bij dit besluit voor de aanneming ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

a)   „externe reserves”: goud of liquiditeiten;

b)   „goud”: troy ounces fijn goud in de vorm van London Good Delivery bars, zoals gespecificeerd door de London Bullion Market Association;

c)   „liquiditeiten”: het wettig betaalmiddel van Japan (Japanse yen).

Artikel 2

Mate en vorm van het gestorte kapitaal

1.   Eesti Pank stort het resterende deel van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB dat 18 539 259,01 EUR bedraagt.

2.   Eesti Pank betaalt de ECB op 3 januari 2011 een eerste termijn van 12 572 592,35 EUR middels een aparte overboeking via het geautomatiseerde trans-Europees „real-time” bruto-vereveningssysteem (TARGET2). Twee werkdagen voor de laatste openingsdag van TARGET2 in 2011 en 2012 betaalt Eesti Pank twee verdere termijnen van 2 983 333,33 EUR elk.

3.   Eesti Pank betaalt de ECB op 3 januari 2011 middels een aparte TARGET2-overboeking, de lopende interest op 1 en 2 januari 2011 over het ingevolge de eerste zin van lid 2 aan de ECB verschuldigde bedrag. Deze interest wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor zijn meest recente basisherfinancieringstransactie hanteerde.

Artikel 3

Overdracht van externe reserves

1.   Met ingang van 1 januari 2011, zulks overeenkomstig dit artikel en de regelingen die op grond van dit artikel zijn getroffen, draagt Eesti Pank aan de ECB een bedrag aan externe reserves over luidende in Japanse yen en goud ten belope van 145 853 596,60 EUR, en wel als volgt:

Bedrag Japanse yen in contanten in euro

Bedrag aan goud in euro

Totaalbedrag in euro

123 975 557,11

21 878 039,49

145 853 596,60

2.   Het in euro uitgedrukte bedrag aan externe reserves dat ingevolge lid 1 door Eesti Pank overgedragen moet worden, wordt berekend op basis van de wisselkoersen tussen de euro en de Japanse yen, zoals vastgelegd in de dagelijkse schriftelijke overlegprocedure op 31 december 2010 tussen het Eurosysteem en Eesti Pank en, in het geval van goud, op basis van de prijs in US dollar per troy ounce fijn goud, vastgesteld bij de London gold fixing op 31 december 2010, 10.30 uur Londense tijd.

3.   De ECB bevestigt het overeenkomstig lid 2 berekende bedrag zo snel mogelijk aan Eesti Pank.

4.   Eesti Pank draagt aan de ECB Japanse yen in contanten over.

5.   De overdracht van liquiditeiten geschiedt naar de door de ECB vastgelegde rekeningen. De afwikkelingsdatum voor de aan de ECB over te dragen liquiditeiten is 4 januari 2011. Eesti Pank geeft opdracht tot uitvoering van die overdracht aan de ECB.

6.   De waarde van het goud dat Eesti Pank overeenkomstig lid 1 aan de ECB overdraagt, sluit zo dicht mogelijk aan bij 21 878 039,49 EUR, zonder dit bedrag te boven te gaan.

7.   Eesti Pank boekt het in lid 1 genoemde goud in niet-geïnvesteerde vorm over naar de bankrekeningen en de plaatsen die de ECB bepaalt. De afwikkelingsdatum voor het aan de ECB over te dragen goud is 6 januari 2011. Eesti Pank geeft opdracht tot uitvoering van die overdracht aan de ECB.

8.   Als Eesti Pank goud aan de ECB overdraagt met een lagere waarde dan in lid 1 bedoeld, maakt zij op 6 januari 2011 een bedrag, ten belope van het verschil, in Japanse yen over naar een door de ECB te bepalen bankrekening van de ECB. Een dergelijk bedrag in contanten in Japanse yen maakt geen deel uit van de in Japanse yen luidende externe reserves die Eesti Pank aan de ECB overdraagt, zulks overeenkomstig de linkerkolom van de tabel in lid 1.

9.   Een eventueel verschil tussen het totaalbedrag in euro vermeld in lid 1 en het bedrag vermeld in artikel 4, lid 1 wordt verevend overeenkomstig de Overeenkomst van 31 december 2010 tussen Eesti Pank en de Europese Centrale Bank betreffende de vordering toegekend aan Eesti Pank door de Europese Centrale Bank krachtens artikel 30.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (12).

Artikel 4

Denominatie, rentevergoeding en vervaldatum van vorderingen ter grootte van de bijdragen

1.   Met ingang van 1 januari 2011 en met inachtneming van de specificaties in artikel 3 betreffende de afwikkelingsdata van de overdracht van externe reserves, crediteert de ECB Eesti Pank met een in euro luidende vordering gelijk aan het totaalbedrag in euro van haar bijdrage aan externe reserves. Deze vordering bedraagt 103 115 678,01 EUR.

2.   Op de vordering waarmee de ECB Eesti Pank crediteert, wordt rente vergoed vanaf de afwikkelingsdatum. De lopende interest wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan 85 % van de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor diens meest recente basisherfinancieringstransactie heeft gehanteerd.

3.   De rentevergoeding op de vorderingen vindt aan het einde van ieder boekjaar plaats. De ECB stelt Eesti Pank elk kwartaal in kennis van het cumulatieve bedrag.

4.   De vordering is niet aflosbaar.

Artikel 5

Bijdragen aan de reserves en de voorzieningen van de ECB

1.   Met ingang van 1 januari 2011 en overeenkomstig artikel 3, lid 5 en lid 6, draagt Eesti Pank bij tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld, en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen overeenkomstig het saldo van de winst-en-verliesrekening per 31 december 2010.

2.   De bedragen die Eesti Pank moet bijdragen, worden overeenkomstig artikel 48.2 van de ESCB-statuten bepaald. De verwijzingen in artikel 48.2 naar „het aantal aandelen waarop de betrokken centrale bank heeft ingeschreven” en „het aantal aandelen dat de andere centrale banken al hebben volgestort” verwijzen naar de weging van Eesti Pank, respectievelijk de NCB’s van de overige lidstaten die de euro als munt hebben, in de kapitaalverdeelsleutel van de ECB, krachtens Besluit ECB/2008/23.

3.   Voor de toepassing van lid 1 omvatten de „reserves van de ECB” en de „voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld”, het algemeen reservefonds van de ECB, tegoeden op herwaarderingsrekeningen en voorzieningen voor wisselkoers-, rente-, krediet-, marktprijs en goudprijsrisico’s.

4.   Ten laatste op de eerste werkdag na de goedkeuring door de Raad van bestuur van de jaarrekening van de ECB voor 2010, berekent de ECB het bedrag dat door Eesti Pank krachtens lid 1 moet worden bijgedragen en bevestigt dit aan Eesti Pank.

5.   Op de tweede werkdag na de goedkeuring door de Raad van bestuur van de jaarrekening van de ECB voor 2010 betaalt Eesti Pank via TARGET2 aan de ECB:

a)

het aan de ECB krachtens lid 4 verschuldigde bedrag, en

b)

de lopende rente over de periode van 1 januari 2011 tot de betaaldatum op het aan de ECB krachtens lid 4 verschuldigde bedrag.

6.   Eventuele lopende interest ingevolge lid 5, onder b) wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor diens meest recente basisherfinancieringstransactie hanteerde.

Artikel 6

Bevoegdheden

1.   Voor zover nodig geeft de ECB-directie instructies aan Eesti Pank voor de verdere specificatie en de toepassing van de bepalingen van dit besluit en om passende oplossingen voor eventuele problemen aan te reiken.

2.   Eventuele door de directie krachtens lid 1 uitgevaardigde instructies worden onmiddellijk meegedeeld aan de Raad van bestuur en de ECB-directie leeft de besluiten van de Raad van bestuur dienaangaande na.

Artikel 7

Slotbepaling

Dit besluit treedt op 1 januari 2011 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 31 december 2010.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 196 van 28.7.2010, blz. 24.

(2)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).

(3)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66.

(4)  Zie bladzijde 56 van dit Publicatieblad.

(5)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(6)  Zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad.

(7)  Besluit ECB/2003/17 van 18 december 2003 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 9 van 15.1.2004, blz. 27) en Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66).

(8)  Besluit ECB/2004/5 van 22 april 2004 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 205 van 9.6.2004, blz. 5) en Besluit ECB/2006/21 van 15 december 2006 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 24 van 31.1.2007, blz. 1).

(9)  PB L 21 van 24.1.2009, blz. 77.

(10)  Ingevolge Richtsnoer ECB/2000/15 van 3 november 1998, gewijzigd bij het Richtsnoer van 16 november 2000 inzake de samenstelling, waardering en modaliteiten betreffende de eerste overdracht van externe reserves, alsmede de denominatie en rentevergoeding van vorderingen ter grootte van de eigen bijdrage (PB L 336 van 30.12.2000, blz. 114).

(11)  Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank, (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).

(12)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


AANBEVELINGEN

15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/62


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 11 januari 2011

betreffende de certificering van defensieondernemingen uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/24/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 9 van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (1) stelt de criteria vast voor de certificering door de lidstaten van op hun grondgebied gevestigde defensieondernemingen als afnemers van defensiegerelateerde producten die met een algemene overdrachtsvergunning worden overgedragen.

(2)

De certificering van ondernemingen is een essentieel onderdeel van het bij Richtlijn 2009/43/EG ingevoerde vereenvoudigde vergunningstelsel.

(3)

Uiteenlopende interpretaties van de certificeringscriteria door de lidstaten zouden de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/43/EG en de verwezenlijking van de daarmee beoogde vereenvoudiging kunnen belemmeren.

(4)

Een convergente interpretatie en toepassing van de certificeringscriteria door de lidstaten zijn belangrijk voor de wederzijdse erkenning van certificaten als bedoeld in artikel 9, lid 6, van Richtlijn 2009/43/EG en voor een breed gebruik van algemene vergunningen.

(5)

De vertegenwoordigers van de lidstaten in het bij artikel 14 van Richtlijn 2009/43/EG ingestelde comité hebben erop gewezen dat een convergente interpretatie en toepassing van de certificeringscriteria door de vaststelling van een aanbeveling van de Commissie zouden kunnen worden bereikt.

(6)

De vertegenwoordigers van de lidstaten in het bij artikel 14 van Richtlijn 2009/43/EG ingestelde comité hebben derhalve een werkgroep opgericht om richtsnoeren op te stellen voor de certificering van defensieondernemingen uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn 2009/43/EG.

(7)

De in deze aanbeveling neergelegde richtsnoeren zijn gebaseerd op de beste praktijken van bepaalde lidstaten, die efficiënt en bruikbaar zijn gebleken,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.   DE CERTIFICERINGSCRITERIA

1.1.   Beoordeling van de in artikel 9, lid 2, onder a) en b), genoemde criteria

Uitsluitend afnemende bedrijven die feitelijk defensiegerelateerde producten of gedeeltelijk voltooide defensiegerelateerde producten vervaardigen die onder Richtlijn 2009/43/EG vallen en bestaan uit van derden gekochte onderdelen en/of systemen en subsystemen, teneinde deze onder eigen naam of handelsmerk op de markt te brengen, mogen in aanmerking komen voor certificering.

Gecertificeerde afnemende bedrijven dienen de defensiegerelateerde producten die zij op grond van de in artikel 5, lid 2, onder b), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde algemene overdrachtsvergunningen hebben afgenomen, te gebruiken voor hun eigen productie (dit omvat het opnemen van onderdelen in andere producten, of het gebruik ervan als reserveonderdelen of vervangstukken) en mogen die niet als zodanig opnieuw overdragen of uitvoeren (behalve voor onderhoud of reparatie) indien de voorafgaande toestemming van de lidstaat van oorsprong vereist is.

De bevoegde autoriteiten moeten in voorkomend geval en vóór de afgifte van een certificaat een verklaring kunnen eisen van het afnemende bedrijf waarbij het zich ertoe verbindt:

a)

de defensiegerelateerde producten die het op grond van de in artikel 5, lid 2, onder b), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde algemene vergunningen heeft afgenomen, te gebruiken voor zijn eigen productie;

b)

de betrokken producten als zodanig niet opnieuw over te dragen of uit te voeren, behalve voor onderhoud of reparatie.

1.2.   Leveringen aan afnemende bedrijven die voor exclusief gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat aankopen op grond van algemene overdrachtsvergunningen als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/43/EG

Afnemende bedrijven die beantwoorden aan de omschrijving van aanbestedende diensten in de zin van artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) en die voor exclusief gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat aankopen, dienen gerechtigd te zijn defensiegerelateerde producten af te nemen op grond van de in artikel 5, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde algemene vergunningen zonder gecertificeerd te zijn.

1.3.   Beoordeling van de in artikel 9, lid 2, onder c) en f), genoemde criteria

Het in artikel 9, lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde directielid dient persoonlijk verantwoordelijk te zijn voor het interne nalevingsprogramma of het overdrachts- en uitvoerbeheerssysteem van de onderneming en het personeel dat belast is met de uitvoer- en overdrachtscontrole. Dat directielid dient lid te zijn van het bestuursorgaan van de onderneming.

Wanneer het certificaat wordt aangevraagd voor een of meer productie-eenheden, moet uit de krachtens artikel 9, lid 2, onder f), van Richtlijn 2009/43/EG vereiste beschrijving van de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur binnen het afnemende bedrijf duidelijk blijken dat het directielid controle uitoefent over het personeel van de eenheden die belast zijn met de uitvoer- en overdrachtscontrole.

De vragen en richtsnoeren inzake de beschrijving van de interne nalevingsprogramma’s en de latere beoordeling daarvan zijn vervat in bijlage I. De lidstaten kunnen daaraan vragen toevoegen. Als de lidstaten vragen toevoegen, moeten deze direct relevant zijn voor het beoordelingsproces met het oog op certificering.

1.4.   Te certificeren organisatiestructuur en beoordeling van de in artikel 9, lid 2, onder d) en e), genoemde criteria

De wijze waarop de certificering wordt aangepakt, hangt af van de organisatiestructuur van het afnemende bedrijf en van de manier waarop het de verantwoordelijkheid voor overdrachts- en uitvoercontroles delegeert. Het bedrijf kan in zijn geheel of per bedrijfseenheid worden gecertificeerd. Bedrijven met productie-eenheden en verwante activiteiten op verschillende adressen waaraan de verantwoordelijkheid voor overdrachts- en uitvoercontroles is gedelegeerd, moeten specificeren op welke van die eenheden het certificaat betrekking moet hebben.

2.   DE CERTIFICERING

2.1.   Een standaardcertificaatmodel

Het gebruik van een standaardcertificaatmodel zoals opgenomen in bijlage II wordt aanbevolen.

Het certificaat moet worden opgesteld in een van de officiële talen van de lidstaat die het certificaat afgeeft en bij voorkeur in een van de officiële talen van een andere lidstaat, zoals aangegeven door het gecertificeerde afnemende bedrijf. De datum van inwerkingtreding van het certificaat moet op het certificaat worden aangegeven.

Voor de toepassing van artikel 9, lid 4, onder a), moet in het certificaat zijn aangegeven dat het gecertificeerde afnemende bedrijf de bevoegde autoriteit in kennis stelt van alle feiten en gebeurtenissen die zich na de verlening van het certificaat voordoen en die de geldigheid of inhoud van het certificaat kunnen beïnvloeden. Het gecertificeerde afnemende bedrijf moet met name informatie verstrekken over:

a)

elke grote verandering van haar industriële activiteit in defensiegerelateerde producten;

b)

elke verandering van het adres waar de gegevens met betrekking tot de ontvangen defensiegerelateerde producten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteit.

Voor de toepassing van punt a) moet de relevantie van de verandering die grond oplevert voor kennisgeving in voorkomend geval worden beoordeeld in het licht van de reeds verstrekte informatie voor de registratie als defensieonderneming of voor de verlening van een vergunning voor defensieactiviteiten of een productievergunning.

2.2.   Uitwisseling van informatie over afnemende bedrijven die om certificering verzoeken

Voor de toepassing van artikel 12 van Richtlijn 2009/43/EG worden de bevoegde nationale autoriteiten aangemoedigd alle relevante informatie over de afgifte van certificaten uit te wisselen. Indien het voor de beoordeling van een afnemend bedrijf met het oog op de afgifte van een certificaat noodzakelijk is om informatie te verzamelen bij andere bevoegde autoriteiten, dient de bevoegde nationale autoriteit die het certificaat afgeeft, zich vóór de afgifte van het certificaat in verbinding te stellen met de andere betrokken bevoegde nationale autoriteiten.

3.   CONTROLE OP DE NALEVING

3.1.   Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten voor bezoeken ter controle op de naleving

Ten behoeve van bezoeken ter controle op de naleving van de aan de aan het certificaat verbonden voorwaarden en van de in artikel 9, lid 2, genoemde criteria dient aan door de bevoegde autoriteit aangewezen inspecteurs ten minste de bevoegdheid te worden gegeven om:

a)

relevante gebouwen te betreden;

b)

de stukken, data, procedurevoorschriften en al het andere materiaal inzake producten die op grond van een overdrachtsvergunning zijn uitgevoerd of overgedragen of van een andere lidstaat zijn afgenomen, te onderzoeken en daarvan kopieën te maken.

Die inspecties moeten worden verricht met inachtneming van de wetgeving van de lidstaat waar zij moeten worden verricht.

3.2.   Gevallen die een herbeoordeling rechtvaardigen

Een herbeoordeling van de naleving van de aan het certificaat verbonden voorwaarden en van de in artikel 9, lid 2, genoemde criteria dient door de bevoegde autoriteit te worden uitgevoerd in de volgende gevallen:

a)

grote veranderingen in het gecertificeerde afnemende bedrijf, waaronder veranderingen in de interne organisatie of de activiteiten van het bedrijf;

b)

aanwijzingen dat het gecertificeerde afnemende bedrijf niet langer voldoet aan de relevante voorwaarden en criteria;

c)

wanneer het gecertificeerde afnemende bedrijf gelast is corrigerende maatregelen te nemen;

d)

wanneer de schorsing van het certificaat moet worden opgeheven.

3.3.   Striktere controle op pas gecertificeerde afnemende bedrijven

De bevoegde autoriteit dient speciale aandacht te besteden aan de controle op pas gecertificeerde afnemende bedrijven. De bevoegde autoriteit dient een controle op de naleving bij voorkeur te verrichten in het eerste jaar nadat voor het eerst een certificaat is afgegeven.

4.   CORRIGERENDE MAATREGELEN, SCHORSING EN INTREKKING VAN CERTIFICATEN

4.1.   Besluiten om corrigerende maatregelen te gelasten

Wanneer een gecertificeerd afnemend bedrijf niet meer voldoet aan een of meer van de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2009/43/EG genoemde criteria of aan de aan het certificaat verbonden voorwaarden, en wanneer de bevoegde autoriteit de niet-naleving van gering belang acht, dient de bevoegde autoriteit binnen een termijn van maximaal een maand vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit voor het eerst kennis kreeg van de niet-naleving, een besluit te nemen dat het afnemende bedrijf gelast corrigerende maatregelen te nemen.

De bevoegde autoriteit dient dat besluit onverwijld schriftelijk mee te delen aan het gecertificeerde afnemende bedrijf. Het besluit dient te bepalen dat het gecertificeerde afnemende bedrijf de gelaste corrigerende maatregelen dient te nemen binnen de in de schriftelijke kennisgeving genoemde termijn.

Na het verstrijken van die termijn dient de bevoegde autoriteit te verifiëren of de corrigerende maatregelen zijn uitgevoerd. Tot de verificatie kunnen een bezoek ter plaatse, een ontmoeting met het in artikel 9, lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde directielid of een door dat directielid benoemde hoge functionaris, en/of de beoordeling van de door dat directielid verstrekte schriftelijke documentatie behoren.

Binnen een termijn van maximaal drie maanden na beëindiging van de verificatie dient het gecertificeerde afnemende bedrijf schriftelijk in kennis te worden gesteld van de beoordeling door de bevoegde autoriteit van de adequaatheid van de genomen corrigerende maatregelen.

4.2.   Schorsing en intrekking van certificaten

De bevoegde autoriteit dient het certificaat te schorsen of in te trekken in elk van de volgende gevallen:

a)

het betrokken gecertificeerde afnemende bedrijf heeft geen corrigerende maatregelen genomen binnen de termijn die is genoemd in de schriftelijke kennisgeving van de bevoegde autoriteit waarin het gecertificeerde afnemende bedrijf werd verzocht corrigerende maatregelen te nemen;

b)

het gecertificeerde afnemende bedrijf voldoet niet langer aan een of meer van de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2009/43/EG genoemde criteria of aan de aan het certificaat verbonden voorwaarden, en de bevoegde autoriteit acht de niet-naleving van groot belang.

De bevoegde autoriteit dient het gecertificeerde afnemende bedrijf en de Commissie onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van het besluit waarbij het certificaat wordt geschorst of ingetrokken.

De bevoegde autoriteit dient de schorsing aan te houden totdat het gecertificeerde afnemende bedrijf de naleving van de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2009/43/EG genoemde criteria en van de aan het certificaat verbonden voorwaarden kan aantonen. De bevoegde autoriteit moet in de schriftelijke kennisgeving van de schorsing van het certificaat of in latere schriftelijke correspondentie een termijn voorschrijven waarbinnen die naleving door het gecertificeerde afnemende bedrijf dient te worden aangetoond.

4.3.   Opheffing van de schorsing van het certificaat

Na afloop van de in het besluit over de schorsing voorgeschreven termijn dient de bevoegde autoriteit te verifiëren of het gecertificeerde afnemende bedrijf voldoet aan de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2009/43/EG genoemde criteria en aan de aan het certificaat verbonden voorwaarden.

Tot de verificatie kunnen een bezoek ter plaatse, een ontmoeting met het in artikel 9, lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/43/EG bedoelde directielid of een door dat directielid benoemde hoge functionaris, en/of de beoordeling van de door dat directielid verstrekte schriftelijke documentatie behoren.

Binnen een termijn van maximaal een maand na beëindiging van de verificatie dient een nieuw besluit van de bevoegde autoriteit schriftelijk te worden meegedeeld aan het gecertificeerde afnemende bedrijf, waarin wordt verklaard:

a)

dat de schorsing van het certificaat wordt opgeheven en op welke datum de opheffing van kracht wordt, of

b)

dat de schorsing tot een bepaalde datum wordt aangehouden, waarna opnieuw een verificatie zal worden verricht, of

c)

dat het certificaat wordt ingetrokken.

5.   UITWISSELING VAN INFORMATIE OVER CERTIFICERING

Wanneer een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken, of wanneer de schorsing van een certificaat is opgeheven, dient de bevoegde autoriteit het gecertificeerde afnemende bedrijf en de Commissie onverwijld daarvan in kennis te stellen.

6.   FOLLOW-UP

De lidstaten wordt verzocht uiterlijk op 30 juni 2012 uitvoering te geven aan deze aanbeveling.

De lidstaten worden aangemoedigd de Commissie op de hoogte te brengen van alle ter uitvoering van deze aanbeveling genomen maatregelen.

7.   ADRESSATEN

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 januari 2011.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.


BIJLAGE I

Vragen over en richtsnoeren voor de beschrijving van interne nalevingsprogramma’s en voor de latere beoordeling ervan

Kerngebieden

Hoofdvragen

Aanbevelingen voor beste praktijken

Relevant certificeringscriterium

1.

Organisatorische, menselijke en technische hulpbronnen toegewezen met betrekking tot het beheer van overdrachten en uitvoer

Welk percentage van de activiteiten van het bedrijf (jaarlijkse omzet) hangt af van uitvoer en overdrachten van producten waarvoor een vergunning kan worden verleend?

Hoeveel uitvoerbewegingen en overdrachten van dergelijke producten vinden er per jaar plaats?

Welke functies in het bedrijf (bijvoorbeeld aankoop, engineering, projectbeheer, verzending) zijn betrokken bij het uitvoer- en overdrachtsproces en hoe zijn deze verantwoordelijkheden georganiseerd?

Heeft het bedrijf een elektronisch systeem om uitvoer en overdrachten te beheren? Zo ja, wat zijn de belangrijkste kenmerken van dit systeem?

Het doel van deze vragen is aanvullende informatie over de interne organisatie van het bedrijf te verkrijgen die van belang is voor de beoordeling van de invloed van uitvoer- en overdrachtsactiviteiten op het bedrijf en op de daarmee verband houdende operationele procedures.

 

Hoeveel mensen houden zich ofwel uitsluitend bezig met het beheer van uitvoer en overdrachten, of dragen daarvoor verantwoordelijkheid naast andere taken?

In verband met vakanties, ziekte enz. moeten er altijd ten minste twee mensen zijn.

Verspreidt het bedrijf intern zijn schriftelijke verklaring dat het de voorschriften inzake uitvoer- en overdrachtscontrole naleeft, en dat het de toepasselijke beperkingen op eindgebruik en uitvoer nakomt?

Verspreidt het bedrijf intern zijn schriftelijke verklaring dat het op verzoek informatie over het eindgebruik en/of de eindgebruiker verstrekt?

Beide schriftelijke verklaringen moeten zijn opgenomen in de nalevingshandleidingen die beschikbaar zijn voor het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel en moeten tevens bekend zijn bij alle werknemers die te maken hebben met uitvoer- en overdrachtscontroles (bijvoorbeeld: de verkoopafdeling…).

Artikel 9, lid 2, onder d) en e)

Heeft het bedrijf zich tot nu toe gehouden aan de voorschriften inzake uitvoer- en overdrachtscontrole?

Het bedrijf moet een goede staat van dienst hebben op het gebied van de naleving van de voorschriften inzake uitvoer- en overdrachtscontrole.

Artikel 9, lid 2, onder a)

Ontvangt het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel nalevingshandleidingen en worden deze handleidingen up-to-date gehouden?

Er moeten nalevingshandleidingen beschikbaar zijn voor gebruik door en als leidraad voor het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel, ten minste in elektronische vorm (bijvoorbeeld op het intranet van het bedrijf).

Deze handleidingen moeten de operationele en organisatorische procedures bevatten die moeten worden gevolgd door het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel.

De met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste werknemers moeten onverwijld in kennis worden gesteld van alle wijzigingen in de handleiding die van toepassing zijn op hun taken, alsook van het moment waarop deze wijzigingen van kracht worden.

Artikel 9, lid 2, onder f)

2.

Hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur

Gelieve de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur voor uitvoer en overdrachten binnen uw bedrijf te beschrijven.

De verantwoordelijkheid voor de naleving van de uitvoer- en overdrachtscontrole moet schriftelijk zijn vastgelegd. Het schriftelijke bewijsstuk dat de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur beschrijft (zoals documenten of organisatieschema’s), moet up-to-date worden gehouden.

De beschrijving moet gegevens bevatten over delegeringen van verantwoordelijkheid en over de vastgestelde gebruikelijke procedures in situaties waarin het directielid als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/43/EG afwezig is.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Is deze beschrijving altijd toegankelijk voor de bevoegde autoriteit?

Kennis van de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur moet altijd gemakkelijk toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteit, niet alleen in de aanvraagfase, maar ook voor later toezicht op de naleving en voor bezoeken ter controle van de naleving.

Artikel 9, lid 2, onder f)

In welk deel van uw bedrijf bevindt zich het beheer van uitvoer en overdrachten?

Of het beheer van de uitvoer- en overdrachtscontrole plaatsvindt bij elke verzendeenheid, op het hoofdkantoor of op een aparte afdeling die is belast met de uitvoercontrole, moet afhangen van de omvang en de structuur van het bedrijf.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Hoe verhoudt het personeel dat is belast met de uitvoer- en overdrachtscontrole, zich tot andere functies binnen het bedrijf?

Het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel moet zo veel mogelijk worden beschermd tegen belangenconflicten. Het moet de bevoegdheid hebben om een transactie stop te zetten.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Hoe is de relatie tussen het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel en het directielid georganiseerd, bijvoorbeeld de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling?

Het met de uitvoercontrole belaste personeel moet de mogelijkheid hebben om rechtstreeks aan het directielid te rapporteren indien het een machtiging nodig heeft om een transactie stop te zetten.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Gelieve de overige verantwoordelijkheden aan te geven van het directielid dat persoonlijk verantwoordelijk is gesteld voor overdrachten en uitvoer.

Het directielid moet deel uitmaken van het topmanagement. Zijn of haar functie mag geen belangenconflict opleveren (bijvoorbeeld: hij of zij mag niet tevens het hoofd van de verkoopafdeling zijn …).

Artikel 9, lid 2, onder c) en f)

3.   

Interne audits

a)

steekproefsgewijze inspecties

Hoe vaak worden er steekproefsgewijze inspecties uitgevoerd?

Het interne nalevingsprogramma en de dagelijkse operationele procedures moeten worden onderworpen aan (onverwachte) steekproefsgewijze controles.

Artikel 9, lid 2, onder f)

b)

interne audits

Hoe vaak worden er interne audits uitgevoerd?

In het ideale geval één keer per jaar, maar ten minste om de drie jaar.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Welk percentage van de uitvoerbewegingen en overdrachten wordt aan controles onderworpen?

Afhankelijk van het aantal uitvoerbewegingen en overdrachten, minstens 1 %, met een verwacht maximum van 20 %. De verhouding kan variëren per keer dat een audit wordt ondernomen.

Wie voert deze controles uit?

Hier moet een van de onderstaande antwoorden worden gegeven:

een leidinggevende medewerker in de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur voor uitvoer- en overdrachtscontroles;

de kwaliteitsmanager;

de financieel manager of de accountant;

iemand anders van het middenkader of met een hogere functie die op enige afstand staat van het dagelijkse werk van het uitvoer- en overdrachtsteam.

Op welke vragen hebben deze audits betrekking?

Audits moeten een antwoord geven op de volgende vragen:

Worden de geldende uitvoerbeperkingen gerespecteerd?

Zijn er procedures aanwezig om te waarborgen dat alle voorschriften inzake uitvoer en overdrachten worden nageleefd, en worden deze procedures up-to-date gehouden?

Vinden regelmatig bewustmakingsactiviteiten plaats?

Zijn documenten gemakkelijk beschikbaar?

Zijn de documenten veelomvattend?

Bestrijken de documenten alle belangrijke aspecten van de invoer, uitvoer en overdrachten, alsook van de producten die in de lidstaat blijven?

Is er informatie beschikbaar over de levenscyclus van de betreffende producten, van oorsprong tot eindbestemming?

c)

planning, effectiviteit en follow-up van de audits

Hoe waarborgt u dat u een representatieve reeks verzendingen controleert?

Er moet ten minste één zending per afnemer of bestemming worden gecontroleerd, of ten minste één zending voor elk project.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Stelt het bedrijf een programma van interne audits vast?

Er moet een programma van interne audits worden vastgesteld dat waarborgt dat een representatieve reeks zendingen wordt gecontroleerd.

Worden gevallen van niet-naleving die bij interne audits aan het licht komen, systematisch gecorrigeerd? Wordt een administratie bijgehouden van dergelijke acties?

Het bedrijf moet alle vermoede gevallen van niet-naleving die bij de interne audit aan het licht komen, alsook de aanbevolen maatregelen om deze gevallen te corrigeren, en een beoordeling van de effectiviteit van die corrigerende maatregelen wat de naleving betreft, duidelijk registreren.

4.   

Algemene bewustmaking

4.1.

Operationele en organisatorische procedures

Wat is de opzet van de interne procedures van het bedrijf om het algemene bewustzijn te vergroten en de risico’s in verband met uitvoer- en overdrachtscontroles tot een minimum te beperken?

Operationele en organisatorische procedures moeten schriftelijk zijn vastgelegd en instructies en richtsnoeren bevatten met betrekking tot:

het algemene uitvoer- en overdrachtsproces, van de ontvangst van een order, de beoordeling van de toepasselijkheid van de voorschriften inzake uitvoer en overdrachten, en de naleving van de toepasselijke voorschriften inzake uitvoer en overdrachten, tot de verzending of overbrenging (vóór verzending of overbrenging moet een eindcontrole op de naleving worden uitgevoerd);

het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden;

de interactie met externe partijen, en in bepaalde gevallen, met andere belanghebbende afdelingen binnen het bedrijf, zoals de juridische afdeling en de verkoopafdeling;

de coördinatie van alle werknemers die betrokken zijn bij of op enige wijze te maken hebben met uitvoer- en overdrachtscontroles (bijvoorbeeld: verkoopmedewerkers moeten worden geïnstrueerd dat zij het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel moeten inlichten over eventuele twijfels, en moeten worden geïnformeerd over het feit dat verwerking van een order pas kan plaatsvinden nadat deze is goedgekeurd door het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel);

de coördinatie en mogelijke uitwisseling van informatie met de bevoegde autoriteiten (bijvoorbeeld: eventuele melding van verdachte transactieorders, mogelijk bestaan van een vrijwillig openbaarmakingsbeleid…).

Artikel 9, lid 2, onder f)

4.1.1.   

Operationele en organisatorische procedures: fase vóór vergunningverlening (1)

a)

Embargo’s

Hoe houdt het bedrijf rekening met embargo’s?

In gevallen waarin een verzending wordt voorgenomen naar een bestemming waarop een embargo rust, moeten er regels zijn om de toepasselijke embargovoorschriften te verifiëren. Deze verificatie moet ten minste omvatten:

de leveringsverboden die door de embargoverordening zijn vastgesteld;

de vraag in hoeverre de producten die worden verzonden, voorkomen op de lijst van producten waarvoor het embargo geldt;

de aanvullende vergunningseisen voor bepaalde diensten, zoals technische bijstand.

Artikel 9, lid 2, onder f)

b)

Sanctielijsten

Hoe houdt het bedrijf rekening met sanctielijsten?

Er moet worden nagegaan of de namen en identiteiten van de rechtspersonen en natuurlijke personen aan wie wordt geleverd, voorkomen op de toepasselijke sanctielijsten.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Welke mate (of welk percentage) van zekerheid dat er een match is gevonden, wordt bij het zoeken van een identiteit op de sanctielijst verlangd om van een match („hit”) te spreken? Welke procedures worden gevolgd wanneer er een match is gevonden voor een naam?

Er moeten schriftelijk procedurele instructies zijn vastgelegd die precies aangeven hoe moet worden omgegaan met waarschijnlijke matches en „hits” (bijvoorbeeld: wanneer er een match is gevonden, moet dit worden gemeld aan de bevoegde autoriteit).

c)

Controle van in een lijst opgenomen producten (producten waarvoor een vergunning vereist is, omdat ze zijn opgenomen in een lijst voor uitvoer- en overdrachtscontrole)

Vragen over interne procedures die waarborgen dat een product dat in een lijst voorkomt, niet zonder vergunning wordt uitgevoerd of overgedragen:

 

Artikel 9, lid 2, onder f)

1)

Is er een elektronisch dataverwerkingssysteem aanwezig om de classificatie vast te leggen van de producten die door het bedrijf worden ontvangen of vervaardigd?

De classificatie van de producten moet in een elektronisch dataverwerkingssysteem worden vastgelegd (alleen als dat reeds bestaat). Wijzigingen in de controlelijsten moeten onmiddellijk worden gemeld in het systeem.

2)

Hoe worden alle producten waarvoor een vergunning is vereist, geclassificeerd en geregistreerd, en wie is hiervoor verantwoordelijk? Welke procedures zijn van kracht om te waarborgen dat de classificatie van producten up-to-date wordt gehouden, en hoe wordt dit gedocumenteerd?

Het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel moet verantwoordelijk zijn voor de registratie en classificatie van producten, indien nodig, in overleg met technische deskundigen.

3)

Hoe worden het eindgebruik door en de betrouwbaarheid van de afnemer beoordeeld?

Het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel moet verantwoordelijk zijn voor de verificatie van de betrouwbaarheid van de afnemers, waarbij het speciale aandacht moet geven aan het eindgebruik en het onttrekkingsgevaar.

Als het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel verneemt dat de afnemer de voorschriften inzake uitvoer- en overdrachtscontrole heeft geschonden, dient het dit te melden aan de bevoegde autoriteit. Verificatie van de goede trouw van de afnemer is vooral belangrijk in gevallen waarin het gaat om een nieuwe afnemer of waarin de identiteit van de afnemer onduidelijk is of waarin er twijfels zijn over het verklaarde eindgebruik (bijvoorbeeld: bij een bestelling van ongebruikelijke hoeveelheden of wanneer de afnemer verzoekt om speciale en ongebruikelijke doorvoerroutes …).

d)

Immateriële overdrachten van technologie

Hoe waarborgt het bedrijf naleving van de eisen inzake immateriële overdrachten van technologie (ITT) (bijvoorbeeld e-mail en toegang tot het intranet vanuit het buitenland)?

Het bedrijf moet duidelijke, schriftelijke instructies met betrekking tot ITT via e-mail, fax, intranet of internet hebben uitgevaardigd.

Leveringen of overdrachten van technologie mogen pas plaatsvinden nadat is nagegaan of er een vergunning voor kan worden verleend en, zo ja, of daadwerkelijk een vergunning voor de overdracht is afgegeven.

Artikel 9, lid 2, onder f)

e)

Technische bijstand

Hoe waarborgt het bedrijf naleving van de voorschriften inzake technische bijstand?

Er moet een nalevingsprocedure voor technische bijstand worden toegepast:

voor buitenlandse bezoekers/werknemers;

voor werknemers (bijvoorbeeld technici) in het buitenland;

voor conferenties en seminars waaraan buitenlanders deelnemen of die in het buitenland worden georganiseerd.

Artikel 9, lid 2, onder f)

4.1.2.

Operationele en organisatorische procedures: fase van de vergunningverlening

Hoe zorgt het bedrijf ervoor dat het complete vergunningsaanvragen indient?

Het bedrijf moet toegerust zijn om de procedures voor het indienen van een vergunningsaanvraag die gelden in de lidstaat waar het gevestigd is, volledig na te leven.

Artikel 9, lid 2, onder f)

4.1.3.

Operationele en organisatorische procedures: fase na de vergunningverlening

Welke interne procedures waarborgen de naleving van de vergunningsvoorwaarden?

Voorafgaand aan de uiteindelijke verzending moet een laatste verificatie van de voorschriften inzake uitvoer- en overdrachtscontrole plaatsvinden om te garanderen dat de vergunningsvoorwaarden zijn nageleefd.

Artikel 9, lid 2, onder f)

4.2.

Bewustmaking en opleiding van het met de uitvoercontrole belaste personeel

Welke informatie is er beschikbaar voor alle werknemers die te maken hebben met uitvoer- en overdrachtscontroles, en voor het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel?

Iedereen moet toegang hebben tot de bovengenoemde operationele en organisatorische procedures voor uitvoer- en overdrachtscontroles.

De operationele en organisatorische procedures moeten worden vastgelegd en bijgewerkt in nalevingshandleidingen die beschikbaar zijn voor het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel.

De operationele en organisatorische procedures moeten een duidelijke beschrijving bevatten van de nalevingsprocedure voor uitvoer en overdrachten, van de ontvangst van een order, de verificatie van de naleving van de toepasselijke voorschriften voor uitvoer en overdrachten, tot de uiteindelijke verzending of overbrenging.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Hoe vaak wordt de kennis van het met de uitvoercontrole belaste personeel bijgewerkt?

Dit dient te gebeuren telkens als wijzigingen in de wetgeving van de lidstaten en de Unie inzake uitvoercontrole worden aangebracht, maar ten minste eenmaal per jaar. Naast jaarlijkse actualiseringen van de algemene opleiding wordt aanbevolen dat toelichtingen bij wetgeving inzake uitvoer- en overdrachtscontrole alsook eventueel bestaande vakbladen en -tijdschriften ook beschikbaar worden gesteld.

Hoe wordt de kennis van het met de uitvoer- en overdrachtscontrole belaste personeel bijgewerkt?

Opleiding door middel van verschillende instrumenten, zoals:

externe seminars;

een abonnement op voorlichtingssessies die door de bevoegde autoriteiten worden aangeboden;

opleidingsevenementen, extern of online.

5.

Fysieke en technische veiligheid

Beschikt uw bedrijf over een veiligheidsaccreditatie van een passende overheidsinstantie? Gelieve details te vermelden.

Elk nationaal ministerie van Defensie of elke vergelijkbare organisatie zal waarschijnlijk een zekere mate van beveiliging eisen wanneer het bedrijf in hun naam werkt. Het kan voldoende zijn dat het bedrijf een of andere veiligheidsaccreditatie heeft.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Als uw bedrijf niet over zo’n officiële veiligheidsaccreditatie beschikt, welke beveiligingsmaatregelen zijn er dan van kracht om gegevens en procedures met betrekking tot uitvoer en overdrachten te beveiligen?

De gebouwen moeten volledig omgeven zijn door een hekwerk. De toegang moet beveiligd zijn en worden gecontroleerd. De gebouwen moeten voortdurend worden bewaakt, ook buiten werktijden. Er zou een aparte ingang voor het afleveren en ophalen van goederen kunnen zijn buiten het belangrijkste productiegebied.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Welke beveiligingsmaatregelen zijn getroffen voor software en technologie?

Het systeem moet zijn beveiligd met wachtwoorden en een firewall. Het netwerk van het bedrijf moet beveiligd zijn tegen ongeautoriseerde toegang.

Er moeten controles plaatsvinden van elektronische apparaten (laptops, pda’s, enz.) die van het bedrijfsterrein of naar het buitenland worden meegenomen, alsook van e-mailberichten die worden verzonden in het kader van een project of in andere omstandigheden.

Artikel 9, lid 2, onder f)

6.

Registratie en traceerbaarheid van uitvoer en overdrachten

Hoe registreert u de uitvoerbeperkingen die door de leverancier van de producten aan u worden doorgegeven?

De bedrijven moeten een of meer van de volgende mogelijkheden aangeven:

elektronisch bestand of e-mailmap;

mappen per project;

mappen per leverancier;

in aparte mappen voor beperkingen;

in een ordersysteem.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Hoe koppelt u uitvoerbeperkingen aan latere overdrachten of uitvoer?

Het antwoord moet een of meer van de volgende elementen bevatten:

elektronisch bestand of e-mailmap met informatie over invoer en daaropvolgende verplaatsingen;

als onderdeel van een bedrijfsbeheersysteem;

mappen per project of per leverancier waarin alle informatie bij elkaar wordt opgeslagen;

een archiefsysteem vergelijkbaar met het mappensysteem.

Artikel 9, lid 2, onder f)

Hoe worden deze gegevens beschikbaar gesteld aan de bevoegde autoriteiten?

Het moet mogelijk zijn om gegevens in elektronische vorm beschikbaar te stellen — voor sommige gegevens kan het nodig zijn de bedrijfslocatie te bezoeken als toegang tot beveiligde intranetten nodig is, maar andere gegevens kunnen misschien worden overgedragen voor controle op afstand.

Gegevens kunnen ook op papier beschikbaar zijn, en sommige daarvan zouden kunnen worden gescand, bijvoorbeeld voor controle op afstand.

Artikel 9, lid 2, onder f)


(1)  Het doel van de fase voorafgaand aan de vergunningverlening is vast te stellen of het bedrijf gevolgen ondervindt van uitvoer- en overdrachtscontroles, dat wil zeggen, of de voorschriften voor uitvoer- en overdrachtscontroles van toepassing zijn op de activiteiten en transacties van het bedrijf, en dus of voor deze transacties een vergunning vereist is. Het doel is om zo vroeg mogelijk alle risico’s van uitvoer- en overdrachtscontroles vast te stellen en te analyseren en om de eventueel noodzakelijke relevante maatregelen ten uitvoer te leggen, bijvoorbeeld een vergunning aanvragen of op de juiste wijze gebruikmaken van een algemene vergunning.


BIJLAGE II

STANDAARDCERTIFICAATMODEL

Image


15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/75


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2011

tot vaststelling van richtsnoeren voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, biociden en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/25/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en andere producten zoals diergeneesmiddelen heeft afhankelijk van de ter zake geldende wetgeving gevolgen voor de voorwaarden voor het in de handel brengen ervan.

(2)

Exploitanten van diervoederbedrijven en de nationale bevoegde controleautoriteiten zien zich geregeld geplaatst voor vraagstukken in verband met de classificatie van producten, waardoor het verhandelen van diervoeders binnen de Europese Unie in gevaar kan worden gebracht.

(3)

Om inconsistenties bij de behandeling van dergelijke producten te vermijden, de werkzaamheden van de nationale bevoegde autoriteiten te vereenvoudigen en de belanghebbende marktdeelnemers te helpen opereren binnen een kader dat een toereikende rechtszekerheid biedt, moeten er niet-bindende richtsnoeren voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en andere soorten producten worden vastgesteld.

(4)

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en andere soorten producten moeten de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling in aanmerking worden genomen.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.


BIJLAGE

RICHTSNOEREN VOOR HET ONDERSCHEID TUSSEN VOEDERMIDDELEN, TOEVOEGINGSMIDDELEN EN ANDERE PRODUCTEN

Deze richtsnoeren zijn bedoeld om de nationale bevoegde autoriteiten en de exploitanten van diervoederbedrijven bij de handhaving en toepassing van de relevante wetgeving te ondersteunen.

Zij zijn gebaseerd op de bepalingen in het regelgevingskader voor de verschillende soorten betrokken producten, met name de daarin gegeven definities van deze producten, zodat de soorten producten van elkaar kunnen worden onderscheiden.

Voor ieder product moeten alle voorgestelde criteria voor het onderscheid tussen de verschillende soorten producten gezamenlijk en niet een voor een in beschouwing worden genomen om met inachtneming van alle kenmerken ervan een profiel op te stellen. Geen van de criteria kan exclusief worden gebruikt of heeft voorrang boven een andere.

Analogie met andere producten kan niet als discriminerend criterium worden gehanteerd, maar kan waardevol zijn voor de herziening van een reeds getroffen beslissing, gebaseerd op de toepassing van de vastgestelde criteria. Analogie kan echter ook worden gebruikt om op consistentie te controleren.

1.   Diervoederwetgeving

1.1.   Wetteksten

De volgende definities zijn te vinden in de wetgeving ter zake:

 

Artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002 (1):

„diervoeders”: alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren.

In de lijn van deze brede definitie van diervoeders wordt in overweging 3 van Verordening (EG) 767/2009 gesteld: „diervoeders kunnen de vorm aannemen van voedermiddelen, mengvoeders, toevoegingsmiddelen, voormengsels of diervoeders met medicinale werking.”.

 

Artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2009:

„voedermiddelen”: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, waarvan het hoofddoel is te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor orale vervoedering, hetzij als zodanig rechtstreeks, hetzij na bewerking, hetzij bij de bereiding van mengvoeders of als draagstoffen in voormengsels;

„draagstof”: stof die gebruikt wordt om een toevoegingsmiddel op te lossen, te verdunnen, te dispergeren of op een andere wijze fysisch te wijzigen om de verwerking, de toepassing of het gebruik van het toevoegingsmiddel te vergemakkelijken, zonder de technologische functie ervan te veranderen en zonder zelf enig technologisch effect uit te oefenen;

„diervoeders met bijzonder voedingsdoel”: diervoeders die aan een bijzonder voedingsdoel kunnen voldoen op grond van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere, bij hun vervaardiging toegepaste procedé, en die zich hierdoor duidelijk onderscheiden van gewone diervoeders. Tot de diervoeders met een bijzonder voedingsdoel behoren niet de diervoeders met een medicinale werking in de zin van Richtlijn 90/167/EEG;

„orale vervoedering”: het langs orale weg inbrengen van diervoeders in het spijsverteringsstelsel van een dier, met als doel in de voedselbehoefte van het dier te voorzien en/of de productiviteit van gezonde dieren in stand te houden.

 

Artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 (2):

„toevoegingsmiddelen”: stoffen, micro-organismen of preparaten die geen voedermiddelen noch voormengsels zijn en die opzettelijk aan diervoeder of water worden toegevoegd met name met het oog op een of meer van de in artikel 5, lid 3, vermelde functies. Het toevoegingsmiddel moet:

a)de eigenschappen van diervoeder gunstig beïnvloeden;b)de eigenschappen van dierlijke producten gunstig beïnvloeden;c)de kleuren van siervissen en -vogels gunstig beïnvloeden;d)voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren;e)het milieueffect van de dierlijke productie gunstig beïnvloeden;f)de dierlijke productie, prestaties of welzijn gunstig beïnvloeden, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de diervoeders, ofg)een coccidiostatische of histomonostatische werking teweeg te brengen.

 

Artikel 2, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 1831/2003:

„technische hulpstoffen”: stoffen die op zichzelf niet als diervoeder worden geconsumeerd, maar die bij de verwerking van diervoeders of voedermiddelen bewust worden gebruikt om tijdens de be- of verwerking aan een bepaald technisch doel te beantwoorden, hetgeen kan leiden tot de onbedoelde, maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stoffen of hun derivaten in het eindproduct, mits die residuen geen ongunstige gevolgen hebben voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en geen enkel technologisch effect op het eindproduct hebben.

Voorts luidt overweging 11 van Verordening (EG) nr. 767/2009 als volgt: „(…). Voedermiddelen worden in de eerste plaats gebruikt om te voorzien in de behoeften van dieren, bijvoorbeeld aan energie, voedingsstoffen, mineralen of voedingsvezels. In de regel zijn zij chemisch niet duidelijk omschreven, met uitzondering van de primaire, in de voedermiddelen aanwezige bestanddelen. Effecten die aan de hand van wetenschappelijke beoordelingen te verdedigen zijn en die voorbehouden zijn aan toevoegingsmiddelen of diergeneesmiddelen, dienen te worden uitgesloten van de objectieve toepassingen van voedermiddelen. (…)”.

1.2.   Gevolgen voor het onderscheid tussen voedermiddelen en toevoegingsmiddelen

1.2.1.   Afleiding van de wetteksten

—   „Toevoegingsmiddelen zijn stoffen (…) die geen voedermiddelen zijn”: een product kan niet tegelijkertijd voedermiddel en toevoegingsmiddel zijn.

—   „De voedselbehoeften van de dieren”: het is niet mogelijk om een volledige lijst van relevante aspecten te geven, maar de volgende kenmerken van voedermiddelen kunnen als de belangrijkste worden beschouwd:

—   „Het hoofddoel is te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren” en „in de eerste plaats gebruikt om te voorzien in de behoeften van dieren”: behalve voor de gebruikelijke primaire functie van het voorzien van dieren van voedingstoffen kunnen voedermiddelen voor andere doeleinden dienen, bijvoorbeeld als zij worden gebruikt als draagstoffen of als zij niet verteerbaar zijn in het darmkanaal van de dieren. Dit is in overeenstemming met de doeleinden van „orale vervoedering” („in de voedselbehoefte van het dier te voorzien en/of de productiviteit van gezonde dieren in stand te houden”) die beantwoordt aan het primaire beoogde gebruik volgens de definitie van „diervoeders”.

1.2.2.   Criteria die bij een beoordeling van geval tot geval gezamenlijk in beschouwing moeten worden genomen

—   Productie- en verwerkingsmethode — chemische definitie en mate van standaardisering en zuivering: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van de eenvoudige verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen kunnen als voedermiddelen worden beschouwd (zoals vetzuren of calciumcarbonaat). Chemisch duidelijk omschreven stoffen die gezuiverd zijn en een door de fabrikant gegarandeerde mate van standaardisering bezitten kunnen worden aangemerkt als toevoegingsmiddelen (zoals specifiek uit plantaardig materiaal geëxtraheerde aromatische olie). Niettemin zijn bepaalde voedermiddelen chemisch duidelijk omschreven stoffen en gestandaardiseerd (zoals sacharose). Anderzijds zouden natuurlijke producten van gehele planten of delen daarvan of daarvan verkregen producten door een beperkte fysische verwerking, zoals persen, malen of drogen, voedermiddelen zijn.

—   Veiligheid en wijze van gebruik: Indien het met het oog op de gezondheid van mens en dier noodzakelijk is om een maximumgehalte aan het product in het dagrantsoen vast te stellen, kunnen de producten als toevoegingsmiddel geclassificeerd worden. Voor bepaalde voedermiddelen gelden echter ook maximale bijmengingsgehalten. Als het product als toevoegingsmiddel wordt aangemerkt, is het wellicht mogelijk om op effectieve wijze de stabiliteit en homogeniteit ervan te garanderen en overdosering te voorkomen. Toevoegingsmiddelen worden in de regel in kleine hoeveelheden gebruikt. Tal van voedermiddelen, zoals minerale zouten, worden evenwel ook in kleine hoeveelheden in het rantsoen gebruikt.

—   Functionaliteit: Toevoegingsmiddelen worden gedefinieerd naar de functies ervan overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003. Deze functies zijn echter niet tot toevoegingsmiddelen beperkt. Een voedermiddel kan bijgevolg ook als toevoegingsmiddel dienst doen (bijvoorbeeld als verdikkingsmiddel), maar dit mag niet het enig beoogde gebruiksdoeleinde zijn.

2.   Biociden

2.1.   Wetteksten

De volgende definities zijn te vinden in de wetgeving ter zake:

 

Artikel 2, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG (3):

„biociden”: werkzame stoffen en preparaten die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, een of meer werkzame stoffen bevatten en bestemd zijn om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden;

„werkzame stof”: stof of micro-organisme, met inbegrip van een virus of fungus met een algemene of algemeen verkrijgbare werking op of tegen schadelijke organismen;

„schadelijk organisme”: elk organisme dat ongewenst aanwezig is of een schadelijke invloed heeft op de mens, zijn werkzaamheden of de door hem gebruikte of vervaardigde producten, op dieren of op het milieu.

 

Punt 1, onder a), van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003:

„conserveermiddelen”: stoffen of eventueel micro-organismen, die voedermiddelen beschermen tegen bederf door micro-organismen of metabolieten daarvan.

 

In artikel 1, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG is als volgt bepaald:

„Deze richtlijn is van toepassing op biociden, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder a), maar niet op producten die gedefinieerd zijn in of onder de werkingssfeer van de volgende richtlijnen vallen voor de doeleinden van die richtlijnen:

(…)

o)

Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding, Richtlijn 82/471/EEG van de Raad van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten en Richtlijn 77/101/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de handel in enkelvoudige diervoeders,

(…)”.

 

Bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG bevat een uitvoerige lijst van 23 productsoorten met een indicatieve reeks beschrijvingen van producten binnen iedere soort, waaronder de volgende diervoedergerelateerde productsoorten:

Productsoort 3: biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden: producten van deze groep zijn biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden, met inbegrip van producten die gebruikt worden in ruimten waarin dieren ondergebracht, gehouden of vervoerd worden.

Productsoort 4: ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders: producten voor desinfectie van uitrusting, houders, eet- en drinkgerei, oppervlakken of pijpleidingen bij de productie, het vervoer, de opslag of consumptie van voedingsmiddelen, voeder of dranken (met inbegrip van drinkwater) voor mens en dier.

Productsoort 5: ontsmettingsmiddelen voor drinkwater: producten voor desinfectie van drinkwater (voor mens en dier).

Productsoort 20: conserveringsmiddelen voor voedingsmiddelen of diervoeders: producten voor conservering van voedingsmiddelen of diervoeders door het tegengaan van schadelijke organismen.

2.2.   Gevolgen voor het onderscheid tussen diervoeders en biociden

Op grond van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG zijn producten die gedefinieerd zijn in of onder de werkingssfeer van de diervoederwetgeving vallen, met inbegrip van technische hulpstoffen, geen biociden, maar moeten zij als diervoeders worden beschouwd (voorrang van de diervoederwetgeving boven de wetgeving inzake biociden).

Producten van de in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG opgenomen productsoorten 3 en 4 worden niet geacht diervoeders te zijn.

Bepaalde producten zouden echter in aanmerking kunnen komen voor de productsoorten 5 en 20 en ook als diervoeders worden beschouwd, doorgaans toevoegingsmiddelen. Op grond van de bovengenoemde voorrang die diervoederwetgeving boven wetgeving inzake biociden heeft, worden dergelijke producten als diervoeders beschouwd. Producten die dienen om voeder en water voor dieren te conserveren, zijn geen biociden. Als dergelijke producten onder productsoort 5 of 20 worden vermeld, zijn zij niet bedoeld om aan dieren te worden toegediend.

3.   Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (GDG’s)

3.1.   Wetteksten

De volgende definities zijn te vinden in de wetgeving ter zake:

 

Artikel 1 van Richtlijn 2001/82/EG (4):

„geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik”:

a)

elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren, of

b)

elke enkelvoudige of samengestelde substantie, die bij dieren kan worden gebruikt of aan dieren kan worden toegediend hetzij om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen, door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen;

„diervoeders met medicinale werking”: elk mengsel van geneesmiddel(en) voor diergeneeskundig gebruik en diervoeder(s) dat vóór het in de handel brengen is bereid en is bestemd om als zodanig aan dieren te worden toegediend vanwege de therapeutische, profylactische of andere eigenschappen ervan waardoor het onder de definitie van „geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik” valt.

 

In artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG is als volgt bepaald:

„Ingeval van twijfel zijn, wanneer een product, gezien zijn kenmerken, aan de definitie van geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik en aan de definitie van een product dat onder de toepassing van andere communautaire wetgeving valt, beantwoordt, de bepalingen van deze richtlijn van toepassing.”.

 

In artikel 3, lid 1, van dezelfde richtlijn is het volgende bepaald:

„Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

diervoeders met medicinale werking, zoals omschreven in Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking;

(…)

d)

de toevoegingsmiddelen, bedoeld in Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding, die overeenkomstig de voorwaarden van genoemde richtlijn in diervoeders en in aanvullende diervoeders zijn opgenomen;

(…)”.

 

Artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2009 luidt als volgt:

„De etikettering en de aanbiedingsvorm van voedermiddelen en mengvoeders mogen niet de indruk wekken dat:

a)

het diervoeder een ziekte voorkomt, behandelt of geneest, met uitzondering van coccidiostatica en histomonostatica, zoals toegestaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1831/2003; dit punt is echter niet van toepassing op claims betreffende voedingsonevenwichtigheden, mits daarmee geen ziektesymptomen worden geassocieerd;

(…)”.

3.2.   Gevolgen voor het onderscheid tussen diervoeders en GDG’s

Als na onderzoek van alle kenmerken van een niet-geclassificeerd product de conclusie luidt dat het wellicht een GDG is, dient het als een GDG te worden beschouwd (voorrang van de wetgeving inzake GDG’s boven de diervoederwetgeving, met uitzondering van toegelaten toevoegingsmiddelen).

Diervoeders met medicinale werking zijn geen GDG’s, maar volgens overweging 3 van Verordening (EG) nr. 767/2009 een vorm van diervoeder die voormengsels met medicinale werking bevat en slechts op voorschrift van een dierenarts mag worden verstrekt.

Het onderscheid tussen diervoeders en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is gebaseerd op de definitie van „bijzonder voedingsdoel” (zie onder 1.1 hierboven). De bijzondere voedingsdoelen, zoals „ondersteuning van de leverfunctie bij chronische leverinsufficiëntie”, „vermindering van uraatsteenvorming” en „vermindering van het risico van melkziekte” kunnen door diervoeders worden verwezenlijkt.


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(3)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(4)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.