ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 347

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
30 december 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2174/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

7

 

*

Verordening (EG) nr. 2175/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, houdende aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

9

 

*

Verordening (EG) nr. 2176/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling, voor het visseizoen 2006, van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten

11

 

*

Verordening (EG) nr. 2177/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2006

19

 

*

Verordening (EG) nr. 2178/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2006

21

 

*

Verordening (EG) nr. 2179/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2006

25

 

*

Verordening (EG) nr. 2180/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2006

27

 

*

Verordening (EG) nr. 2181/2005 van de Commissie van 23 december 2005 betreffende de vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2006 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

28

 

*

Verordening (EG) nr. 2182/2005 van de Commissie van 22 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

31

 

*

Verordening (EG) nr. 2183/2005 van de Commissie van 22 december 2005 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad

56

 

*

Verordening (EG) nr. 2184/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 796/2004 en (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

61

 

*

Verordening (EG) nr. 2185/2005 van de Commissie van 27 december 2005 houdende opening van communautaire tariefcontingenten voor schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees voor 2006

70

 

*

Verordening (EG) nr. 2186/2005 van de Commissie van 27 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 936/97 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

74

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 21 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

75

 

*

Besluit van de Raad van 21 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek

78

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

80

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 15 november 2005 tot wijziging van haar reglement van orde

83

 

*

Besluit nr. 2/2005 van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland van 25 november 2005 tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer

91

 

*

Besluit nr. 1/2005 van het Gemengd Veterinair Comité, ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 21 december 2005 tot wijziging van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de overeenkomst

93

 

 

Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

 

*

Staat van ontvangsten en uitgaven van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2005

97

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 2163/2005 van de Commissie van 22 december 2005 houdende afwijzing van uitvoercertificaten voor producten van de sector rundvlees (PB L 342 van 24.12.2005)

99

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/1


VERORDENING (EG) Nr. 2173/2005 VAN DE RAAD

van 20 december 2005

inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Parlement en de Raad hebben positief gereageerd op de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake een EU-actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) als eerste stap in de aanpak van het urgente probleem van de illegale houtkap en de daarmee verband houdende handel.

(2)

In het actieplan wordt de nadruk gelegd op bestuurlijke hervormingen en capaciteitsopbouw, ondersteund door activiteiten ter bevordering van de multilaterale samenwerking en complementaire maatregelen aan de vraagzijde om het verbruik van illegaal gekapt hout terug te dringen, die bijdragen aan het algemene doel, namelijk duurzaam bosbeheer in houtproducerende landen.

(3)

In het actieplan wordt een vergunningensysteem opgezet als een maatregel die ervoor moet zorgen dat alleen houtproducten die legaal, volgens de nationale wetgeving van het houtproducerende land zijn vervaardigd, de Gemeenschap binnenkomen en wordt benadrukt dat de legale handel hierdoor niet belemmerd mag worden.

(4)

Voor de uitvoering van dit vergunningensysteem is het noodzakelijk dat de invoer van bepaalde houtproducten naar het grondgebied van de Gemeenschap onderworpen wordt aan een controlesysteem om te garanderen dat deze producten legaal zijn.

(5)

Daartoe zal de Gemeenschap met landen en regionale organisaties partnerschapsovereenkomsten op vrijwillige basis sluiten die een partnerland of een regionale organisatie juridisch verplichten het vergunningensysteem toe te passen volgens de regeling die in iedere partnerschapsovereenkomst wordt vastgelegd.

(6)

Volgens het FLEGT-vergunningensysteem moeten gespecificeerde houtproducten die uit een partnerland worden uitgevoerd en de Europese Gemeenschap binnenkomen bij een douanepost die is aangeduid voor toelating tot het vrije verkeer, gedekt zijn door een door het partnerland afgegeven FLEGT-vergunning waarin staat dat de houtproducten zijn vervaardigd van legaal gekapt binnenlands hout of van hout dat legaal in een partnerland is ingevoerd overeenkomstig de nationale wetgeving van een partnerland waarnaar in de desbetreffende partnerschapsovereenkomst wordt verwezen. Hierop zal door derden worden toegezien.

(7)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten voor iedere zending, alvorens deze vrij te geven voor vrij verkeer binnen de Gemeenschap, nagaan of daarvoor een geldige vergunning is afgegeven.

(8)

Elke lidstaat dient vast te stellen welke sancties van toepassing zijn bij overtreding van het bepaalde in deze verordening.

(9)

Het vergunningensysteem geldt in eerste instantie voor een beperkte reeks houtproducten. Indien daarover overeenstemming bestaat kan de reeks producten worden uitgebreid tot andere productcategorieën.

(10)

Bij veranderingen in het aantal landen dat aan het FLEGT-vergunningensysteem meedoet en in het onder het FLEGT-vergunningensysteem vallende productengamma, moeten de bijlagen indien nodig onverwijld worden herzien. Bij het opstellen van deze herzieningen wordt rekening gehouden met de vooruitgang in de uitvoering van de FLEGT-partnerschapsovereenkomsten. Indien een partnerland de Commissie meedeelt, en de Commissie zulks bevestigt, dat het voor alle producten die thans in bijlage II staan alle controles heeft ingevoerd die nodig zijn om FLEGT-vergunningen af te geven, kan dit partnerland in bijlage I worden vermeld. Een partnerland kan uit bijlage I worden geschrapt wanneer het een jaar op voorhand heeft laten weten de partnerschapsovereenkomst te willen beëindigen, of onmiddellijk, wanneer de partnerschapsovereenkomst wordt opgeschort.

(11)

Bijlage II kan worden gewijzigd wanneer de Commissie en alle partnerlanden met de wijziging instemmen. Bijlage III kan worden gewijzigd wanneer de Commissie en het betrokken partnerland met de wijziging instemmen.

(12)

Deze herzieningen van de bijlagen I, II en III zijn uitvoeringsmaatregelen van technische aard en om de procedure te vereenvoudigen en te versnellen dient de vaststelling daarvan aan de Commissie te worden overgelaten. Deze wijzigingen betreffen goederencodes op het niveau van viercijferige posten of zescijferige subposten van de dan geldende versie van bijlage I bij het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, zoals gewijzigd.

(13)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1), waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen maatregelen die vallen onder de procedure van het regelgevend comité en maatregelen die vallen onder de procedure van het beheerscomité, die in bepaalde gevallen en met het oog op meer efficiency de meest geschikte is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

1.   In deze verordening wordt ter uitvoering van het FLEGT-vergunningensysteem een communautaire regeling vastgesteld betreffende de invoer van bepaalde houtproducten.

2.   Het vergunningensysteem wordt uitgevoerd door middel van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met houtproducerende landen.

3.   Deze verordening is van toepassing op de invoer van in de bijlagen II en III vermelde houtproducten uit in bijlage I vermelde partnerlanden.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)

„vergunningensysteem voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw” (hierna „FLEGT-vergunningensysteem” genoemd): het afgeven van vergunningen voor houtproducten die door partnerlanden naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd en het toepassen van het systeem in de Europese Gemeenschap, in het bijzonder de bepalingen betreffende grenscontroles;

2)

„partnerland”: in bijlage I vermelde staat of regionale organisatie, die een FLEGT-partnerschapsovereenkomst is aangegaan;

3)

„partnerschapsovereenkomst”: overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en een partnerland waarbij de Europese Gemeenschap en de partnerlanden zich ertoe verbinden samen te werken ter ondersteuning van het FLEGT-actieplan en het FLEGT-vergunningensysteem toe te passen;

4)

„regionale organisatie”: in bijlage I vermelde organisatie bestaande uit soevereine staten, die aan die organisatie bevoegdheden hebben overgedragen, waardoor deze namens hen betreffende aangelegenheden die onder het FLEGT-vergunningensysteem vallen een partnerschapsovereenkomst kan aangaan;

5)

„FLEGT-vergunning”: een tegen vervalsing en geknoei bestand controleerbaar en gestandaardiseerd document, dat betrekking heeft op een bepaalde zending of een marktdeelnemer, en waarin voor een zending wordt aangegeven dat deze in overeenstemming is met de vereisten van het FLEGT-vergunningensysteem, en dat is afgegeven en geldig verklaard door de vergunningverlenende autoriteit van een partnerland. Al naargelang de situatie kunnen systemen voor de afgifte, de vastlegging en de verzending gebruikmaken van papieren vergunningen dan wel elektronische middelen;

6)

„marktdeelnemer”: een particuliere of publieke partij die werkzaam is in de bosbouw of in de verwerking van of de handel in houtproducten;

7)

„vergunningverlenende autoriteit(en)”: de door een partnerland aangewezen autoriteit(en) die de FLEGT-vergunningen afgeeft/afgeven en geldig verklaart/verklaren;

8)

„bevoegde autoriteit(en)”: de door de EU-lidstaten aangewezen autoriteit(en) die de FLEGT-vergunningen controleert/controleren;

9)

„houtproducten”: de in de bijlagen II en III vermelde producten, waarop het FLEGT-vergunningensysteem van toepassing is, en die bij invoer in de Gemeenschap niet kunnen worden aangemerkt als „goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is” in de zin van artikel 1, punt 6, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2);

10)

„legaal geproduceerd hout”: houtproducten die vervaardigd zijn van legaal gekapt binnenlands hout of van hout dat legaal in een partnerland is ingevoerd overeenkomstig de nationale wetgeving van dat partnerland, waarnaar in de desbetreffende partnerschapsovereenkomst wordt verwezen;

11)

„invoer”: het in het vrije verkeer brengen van houtproducten zoals bedoeld in artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992, tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3);

12)

„zending”: een zending houtproducten;

13)

„uitvoer”: het feit dat houtproducten ergens het geografische grondgebied van een partnerland fysiek verlaten en naar de Europese Gemeenschap worden overgebracht;

14)

„toezicht door derden”: een systeem waarmee een organisatie, die onafhankelijk is van de overheid en de bosbouw- en houtsector van een partnerland, toezicht houdt op en verslag uitbrengt over de werking van het FLEGT-vergunningensysteem.

HOOFDSTUK II

VERGUNNINGENSYSTEEM

Artikel 3

1.   Het FLEGT-vergunningensysteem geldt alleen voor de invoer vanuit deelnemende partnerlanden.

2.   In iedere partnerschapsovereenkomst wordt een tijdslijn voor de uitvoering van de bij de overeenkomst gedane toezeggingen vastgelegd.

Artikel 4

1.   Invoer in de Gemeenschap van houtproducten die uit partnerlanden worden uitgevoerd is verboden tenzij de lading voorzien is van een FLEGT-vergunning.

2.   Wanneer er systemen bestaan om de legaliteit en de betrouwbare traceerbaarheid van uit partnerlanden ingevoerde houtproducten te waarborgen, kunnen deze als uitgangspunt dienen voor de FLEGT-vergunning. Hiervoor geldt als voorwaarde dat deze systemen zijn getoetst en goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2 teneinde de nodige zekerheid te verschaffen over de wettelijkheid van de betrokken houtproducten.

3.   Houtproducten van de soorten die zijn vermeld in de bijlagen A, B en C van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten (4) door controle op het desbetreffende handelsverkeer zijn vrijgesteld van de in lid 1 van dit artikel, vastgestelde vereiste. De Commissie zal deze uitzondering op 30 december 2010 volgens de in artikel 11, lid 3, omschreven procedure opnieuw beoordelen.

Artikel 5

1.   De FLEGT vergunning met betrekking tot een zending zal beschikbaar worden gesteld aan de bevoegde autoriteit samen met de douaneverklaring ten behoeve van het in het vrije verkeer brengen van desbetreffende zending. De bevoegde autoriteiten bewaren een afschrift van de originele FLEGT-vergunning, op papier of in elektronische vorm, evenals de bijbehorende douaneaangifte.

Invoer van houtproducten met een aan een marktdeelnemer afgegeven FLEGT-vergunning is toegestaan zolang de vergunning van deze marktdeelnemer geldig is.

2.   De bevoegde autoriteiten bieden de Commissie, of de door haar aangewezen personen of instanties, toegang tot de relevante documenten en gegevens, mochten zich problemen voordoen die de goede werking van het FLEGT-vergunningensysteem belemmeren.

3.   De bevoegde autoriteiten bieden door de partnerlanden aangewezen personen of instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht door derden op het FLEGT-vergunningensysteem toegang tot de relevante documenten en gegevens tenzij deze informatie krachtens de nationale wetgeving niet mag worden verstrekt.

4.   De bevoegde autoriteiten beslissen op grond van een risicoanalyse over de eventuele noodzaak tot verdere controle van de lading.

5.   In geval van twijfel over de geldigheid van de vergunning kunnen de bevoegde autoriteiten de vergunningverlenende autoriteiten om bijkomende verificatie en nadere inlichtingen vragen, zoals bepaald in de partnerschapsovereenkomst met het land van uitvoer.

6.   De lidstaten kunnen heffingen instellen ter dekking van de uitgaven voor officiële stukken die door de bevoegde autoriteiten ten behoeve van de controles uit hoofde van dit artikel worden opgesteld.

7.   De douaneautoriteiten kunnen het vrijgeven van houtproducten opschorten of deze producten vasthouden indien uit informatie blijkt dat de vergunning mogelijk niet geldig is. De kosten die worden gemaakt tijdens de verificatie zijn voor rekening van de invoerder, tenzij de lidstaat anders beslist.

8.   Iedere lidstaat bepaalt welke sancties van toepassing zijn bij overtreding van het bepaalde in deze verordening. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

9.   De Commissie zal volgens de in artikel 11, lid 3, bedoelde procedure ten aanzien van dit artikel nadere voorschriften uitwerken.

Artikel 6

1.   Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat niet is voldaan aan de in artikel 4, lid 1, genoemde voorwaarde, handelen zij overeenkomstig de geldende nationale wetgeving.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle inlichtingen waaruit kan blijken dat het bepaalde in deze verordening niet volledig wordt dan wel werd nageleefd.

Artikel 7

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan voor de uitvoering van deze verordening en voor contacten met de Commissie.

2.   De Commissie bezorgt alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten een lijst met de namen en andere relevante gegevens van de door de partnerlanden aangewezen vergunningverlenende autoriteiten, gewaarmerkte voorbeelden van de stempels en handtekeningen ten bewijze van de legale afgifte van een vergunning, en alle andere relevante informatie die zij ontvangt met betrekking tot de vergunningen.

Artikel 8

1.   De lidstaten zijn verplicht jaarlijks, uiterlijk op 30 april, een verslag in te dienen over het vorige jaar (januari tot en met december), waarin het volgende wordt opgenomen:

a)

de hoeveelheden houtproducten die, in het kader van het FLEGT-vergunningensysteem in de lidstaat zijn ingevoerd, ingedeeld volgens de in de bijlagen II en III, vermelde posten van het geharmoniseerd systeem per partnerland;

b)

het aantal overgelegde FLEGT-vergunningen, ingedeeld volgens de in de bijlagen II en III, vermelde posten van het Geharmoniseerd systeem en per partnerland;

c)

het aantal gevallen en de hoeveelheden houtproducten waarop artikel 6, lid 1, is toegepast.

2.   De Commissie zal richtlijnen vaststellen voor de manier waarop dit verslag moet worden opgesteld om het toezicht op het FLEGT-vergunningensysteem te vergemakkelijken.

3.   De Commissie dient jaarlijks uiterlijk op 30 juni een syntheseverslag in, dat gebaseerd is op de gegevens die de lidstaten voor het vorige kalenderjaar hebben verstrekt en dat verspreid wordt conform Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5).

HOOFDSTUK III

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 9

Twee jaar na de inwerkingtreding van de eerste partnerschapsovereenkomst legt de Commissie de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening; dit verslag is met name gebaseerd op de in artikel 8, lid 3, bedoelde syntheseverslagen en op de evaluatie van de partnerschapsovereenkomsten. Het verslag gaat, voorzover nodig, vergezeld van voorstellen voor verbetering.

Artikel 10

1.   De Commissie kan de in bijlage I vastgestelde lijst van partnerlanden en de door hen aangewezen vergunningverlenende autoriteiten wijzigen volgens de procedure van artikel 11, lid 3.

2.   De Commissie kan de in bijlage II genoemde houtproducten waarop het FLEGT-vergunningensysteem van toepassing is, wijzigen volgens de procedure van artikel 11, lid 3. Bij het opstellen van deze herzieningen houdt de Commissie rekening met de uitvoering van de FLEGT-partnerschapsovereenkomsten. Deze wijzigingen betreffen goederencodes op het niveau van viercijferige posten of zescijferige subposten van de dan geldende versie van bijlage I bij het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, zoals gewijzigd.

3.   De Commissie kan de in bijlage III genoemde houtproducten waarop het FLEGT-vergunningensysteem van toepassing is, wijzigen volgens de procedure van artikel 11, lid 3. Bij het opstellen van deze herzieningen houdt de Commissie rekening met de uitvoering van de FLEGT-partnerschapsovereenkomst. Deze wijzigingen betreffen goederencodes op het niveau van viercijferige posten of zescijferige subposten van de dan geldende versie van bijlage I bij het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, zoals gewijzigd, en gelden alleen voor het desbetreffende in bijlage III genoemde partnerland.

Artikel 11

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT) (hierna „het comité” genoemd).

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt bepaald op drie maanden.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

M. BECKETT


(1)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).

(3)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(4)  PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1332/2005 van de Commissie (PB L 215 van 19.8.2005, blz. 1).

(5)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


BIJLAGE I

LIJST VAN PARTNERLANDEN EN DE DOOR HEN AANGEWEZEN VERGUNNINGVERLENENDE AUTORITEITEN


BIJLAGE II

Producten die gelden voor alle partnerlanden in bijlage I

Post van het geharmoniseerd systeem

Omschrijving

4403

Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd.

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten.

4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm.

4408

Fineer en hout in platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout (ook indien aaneengevoegd), alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van niet meer dan 6 mm.

4412

Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout.


BIJLAGE III

Producten die alleen gelden voor genoemde partnerlanden

Partnerland

Post van het geharmoniseerd systeem

Omschrijving

 

 

 


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/7


VERORDENING (EG) Nr. 2174/2005 VAN DE RAAD

van 21 december 2005

betreffende de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij zijn Besluit 2005/958/EG van 21 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 (1), heeft de Raad namens de Gemeenschap zijn goedkeuring gehecht aan deze overeenkomst met het oog op de afsluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De rechten in de bijlage bij deze verordening zijn van toepassing gedurende de aangegeven periode.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  Zie bladzijde 75 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes, zoals die bij de goedkeuring van deze verordening geldig zijn, bepalend zijn voor de concessies. Voor ex GN-codes zijn de GN-code en de omschrijving gezamenlijk bepalend.

Tweede deel

Tabel der rechten

GN-code

Omschrijving

Douanerecht

3702 32 19

fotografische film; voor kleurenfotografie; andere

Een lager toegepast recht van 1,3 % (1)

8525 40 19

videocamera’s voor stilstaand beeld (zogenaamde „still image” videocamera’s); andere

Een lager toegepast recht van 1,2 % (1)

8525 40 99

videocamera’s voor stilstaand beeld (zogenaamde „still image” videocamera’s); andere videocameraopnametoestellen; andere

Een lager toegepast recht van 12,5 % (1)


(1)  De aangegeven lagere rechten worden toegepast gedurende vier jaar, dan wel tot in het kader van de uitvoering van de resultaten van de Ontwikkelingsagenda van Doha het genoemde tariefpeil is bereikt, indien dit eerder is.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/9


VERORDENING (EG) Nr. 2175/2005 VAN DE RAAD

van 21 december 2005

betreffende de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, houdende aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 (1) is een goederennomenclatuur ingesteld, hierna „gecombineerde nomenclatuur” genoemd, en zijn de conventionele rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld.

(2)

Bij Besluit nr. 2005/959/EG van de Raad van 21 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (2), heeft de Raad namens de Gemeenschap zijn goedkeuring gehecht aan deze overeenkomst met het oog op de afsluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangevuld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage 7, met als titel „Door de bevoegde communautaire autoriteiten te openen WTO-contingenten”, van afdeling III, van het derde deel, van bijlage I, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt aangevuld met de in de bijlage bij deze verordening vermelde delen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/2005 (PB L 82 van 31.3.2005, blz. 1).

(2)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 78.


BIJLAGE

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes, zoals die bij de goedkeuring van deze verordening geldig zijn, bepalend zijn voor de concessies. Voor ex GN-codes zijn de GN-code en de omschrijving gezamenlijk bepalend.

GN-code

Omschrijving

Andere voorwaarden

Tariefposten

 

ex 0201 20 90

 

ex 0201 30 00

 

ex 0202 20 90

 

ex 0202 30

 

ex 0206 10 95

 

ex 0206 29 91

rundvlees van hoge kwaliteit; „geselecteerde deelstukken van gekoeld of bevroren vlees afkomstig van uitsluitend op grasland gehouden runderen met niet meer dan vier blijvende snijtanden „in wear”, met een karkasgewicht van niet meer dan 325 kg en van compacte bouw, met goed ogend vlees van heldere, uniforme kleur en met een bijpassende maar niet overdreven vetbedekking. Alle deelstukken moeten vacuüm worden verpakt en gecertificeerd zijn als kwaliteitsrundvlees”

vermeerdering met 1 000 ton

Tariefpost 0204

Contingent voor schapenvlees: „vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren”

vermeerdering met 1 154 ton geslacht gewicht van de toewijzing voor Nieuw-Zeeland

Tariefpost ex 0405 10

„boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van 80 of meer, doch minder dan 82 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens een enkel volledig apart en ononderbroken procédé”

vermeerdering met 735 ton van de toewijzing voor Nieuw-Zeeland


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/11


VERORDENING (EG) Nr. 2176/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling, voor het visseizoen 2006, van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 20, lid 3, en artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad is bepaald dat de communautaire ophoudprijzen en de communautaire verkoopprijzen voor elk van de in bijlage I bij die verordening genoemde producten naar gelang van versheid, grootte of gewicht en aanbiedingsvorm van het product worden vastgesteld door de aanpassingscoëfficiënt voor de betrokken productklasse toe te passen op een bedrag dat ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

In de aanvoergebieden die zeer ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap zijn gelegen, kunnen aanpassingscoëfficiënten op de ophoudprijs worden toegepast. De oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2006 zijn voor alle betrokken producten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/… van de Raad (2).

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De omrekeningsfactoren welke worden gebruikt voor het berekenen van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 20 en 22 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor het visseizoen 2006 voor de in bijlage I bij die verordening genoemde producten, zijn weergegeven in bijlage I van deze verordening.

Artikel 2

De communautaire ophoudprijzen en communautaire verkoopprijzen voor het visseizoen 2006 en de producten waarop zij betrekking hebben, zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 3

De ophoudprijzen voor het visseizoen 2006 voor ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap gelegen aanvoergebieden en de producten waarop deze prijzen van toepassing zijn, zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE I

Handelskenmerken van sommige producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Vissoort

Grootte (1)

Aanpassingscoëfficiënten

Ontdaan van ingewanden (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

1

0,00

0,47

2

0,00

0,72

3

0,00

0,68

4a

0,00

0,43

4b

0,00

0,43

4c

0,00

0,90

5

0,00

0,80

6

0,00

0,40

7a

0,00

0,40

7b

0,00

0,36

8

0,00

0,30

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

1

0,00

0,51

2

0,00

0,64

3

0,00

0,72

4

0,00

0,47

Doornhaai

Squalus acanthias

1

0,60

0,60

2

0,51

0,51

3

0,28

0,28

Hondshaai

Scyliorhinus spp.

1

0,64

0,60

2

0,64

0,56

3

0,44

0,36

Noorse schelvis

Sebastes spp.

1

0,00

0,81

2

0,00

0,81

3

0,00

0,68

Kabeljauw van de soort

Gadus morhua

1

0,72

0,52

2

0,72

0,52

3

0,68

0,40

4

0,54

0,30

5

0,38

0,22

Koolvis

Pollachius virens

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,71

0,55

4

0,61

0,30

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,62

0,43

4

0,52

0,36

Wijting

Merlangius merlangus

1

0,66

0,50

2

0,64

0,48

3

0,60

0,44

4

0,41

0,30

Leng

Molva spp.

1

0,68

0,56

2

0,66

0,54

3

0,60

0,48

Makreel van de soort

Scomber scombrus

1

0,00

0,72

2

0,00

0,71

3

0,00

0,69


Vissoort

Grootte (2)

Aanpassingscoëfficiënten

Ontdaan van ingewanden (2)

In gehele staat (2)

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Makreel van de soort

Scomber japonicus

1

0,00

0,77

2

0,00

0,77

3

0,00

0,63

4

0,00

0,47

Ansjovis

Engraulis spp.

1

0,00

0,68

2

0,00

0,72

3

0,00

0,60

4

0,00

0,25

Schol

Pleuronectes platessa

1

0,75

0,41

2

0,75

0,41

3

0,72

0,41

4

0,52

0,34

Heek van de soort

Merluccius merluccius

1

0,90

0,71

2

0,68

0,53

3

0,68

0,52

4

0,56

0,43

5

0,52

0,41

Schartong

Lepidorhombus spp.

1

0,68

0,64

2

0,60

0,56

3

0,54

0,49

4

0,34

0,29

Schar

Limanda limanda

1

0,71

0,58

2

0,54

0,42

Bot

Platichthys flesus

1

0,66

0,58

2

0,50

0,42

Witte tonijn

Thunnus alalunga

1

0,90

0,81

2

0,90

0,77

Inktvissen

Sepia officinalis en Rossia macrosoma

1

0,00

0,64

2

0,00

0,64

3

0,00

0,40


Vissoort

Grootte (3)

Aanpassingscoëfficiënten

 

In gehele staat of ontdaan van ingewanden (3)

Zonder kop (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Zeeduivel

Lophius spp.

1

0,61

0,77

 

2

0,78

0,72

 

3

0,78

0,68

 

4

0,65

0,60

 

5

0,36

0,43

 

 

 

Alle presentaties

 

Extra, A (3)

Garnalen van de soort

Crangon crangon

1

0,59

 

2

0,27

 

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

 

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Noorse garnaal

Pandalus borealis

1

0,77

0,68

 

2

0,27

 

 

 

In gehele staat (3)

 

Noordzeekrab

Cancer pagurus

1

0,72

 

2

0,54

 

 

 

In gehele staat (3)

Staarten (3)

E' (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Langoustine

Nephrops norvegicus

1

0,86

0,86

0,81

2

0,86

0,59

0,68

3

0,77

0,59

0,50

4

0,50

0,41

0,41

 

 

Ontdaan van ingewanden (3)

In gehele staat (3)

 

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Tong

Solea spp.

1

0,75

0,58

 

2

0,75

0,58

 

3

0,71

0,54

 

4

0,58

0,42

 

5

0,50

0,33

 


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(2)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(3)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE II

Gemeenschappelijke ophoud- en verkoopprijs voor de producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Vissoort

Grootte (1)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

1

0

125

2

0

191

3

0

180

4a

0

114

4b

0

114

4c

0

239

5

0

212

6

0

106

7a

0

106

7b

0

95

8

0

80

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

1

0

292

2

0

366

3

0

412

4

0

269

Doornhaai

Squalus acanthias

1

647

647

2

550

550

3

302

302

Hondshaai

Scyliorhinus spp.

1

488

458

2

488

427

3

336

275

Noorse schelvis

Sebastes spp.

1

0

920

2

0

920

3

0

772

Kabeljauw van de soort

Gadus morhua

1

1 180

852

2

1 180

852

3

1 115

656

4

885

492

5

623

361

Koolvis

Pollachius virens

1

538

418

2

538

418

3

530

411

4

456

224

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

1

719

559

2

719

559

3

619

429

4

519

359


Vissoort

Grootte (2)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Wijting

Merlangius merlangus

1

618

469

2

600

450

3

562

412

4

384

281

Leng

Molva spp.

1

813

670

2

789

646

3

718

574

Makreel van de soort

Scomber scombrus

1

0

233

2

0

229

3

0

223

Makreel van de soort

Scomber japonicus

1

0

226

2

0

226

3

0

185

4

0

138

Ansjovis

Engraulis spp.

1

0

889

2

0

942

3

0

785

4

0

327

Schol

Pleuronectes platessa

— 1 januari 2006 tot en met 30 april 2006

1

806

440

2

806

440

3

773

440

4

558

365

— 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006

1

1 113

608

2

1 113

608

3

1 068

608

4

772

505

Heek van de soort

Merluccius merluccius

1

3 308

2 609

2

2 499

1 948

3

2 499

1 911

4

2 058

1 580

5

1 911

1 507

Schartong

Lepidorhombus spp.

1

1 694

1 594

2

1 495

1 395

3

1 345

1 221

4

847

722

Schar

Limanda limanda

1

626

511

2

476

370


Vissoort

Grootte (3)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden, met kop (3)

In gehele staat (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Bot

Platichtys flesus

1

343

301

2

260

218

Witte tonijn

Thunnus alalunga

1

2 229

1 798

2

2 229

1 709

Inktvissen

Sepia officinalis en Rossia macrosoma

1

0

1 037

2

0

1 037

3

0

648

 

 

Ontdaan van ingewanden, met kop (3)

Zonder kop (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Zeeduivel

Lophius spp.

1

1 749

4 565

2

2 236

4 268

3

2 236

4 031

4

1 864

3 557

5

1 032

2 549

 

 

Alle presentaties

Extra, A (3)

Garnalen van de soort

Crangon crangon

1

1 432

2

655

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Noorse garnaal

Pandalus borealis

1

4 911

1 087

2

1 722


Vissoort

Grootte (4)

Verkoopprijs in EUR/t

 

In gehele staat (4)

 

Noordzeekrab

Cancer pagurus

1

1 246

 

 

2

935

 

 

 

 

In gehele staat (4)

Staarten (4)

E' (4)

Extra, A (4)

Extra, A (4)

Langoustine

Nephrops norvegicus

1

4 590

4 590

3 432

2

4 590

3 149

2 881

3

4 109

3 149

2 119

4

2 669

2 188

1 737

 

 

Ontdaan van ingewanden, met kop (4)

In gehele staat (4)

 

Extra, A (4)

Extra, A (4)

Tong

Solea spp.

1

5 009

3 874

 

2

5 009

3 874

 

3

4 742

3 607

 

4

3 874

2 805

 

5

3 340

2 204

 


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(2)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(3)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(4)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE III

Ophoudprijzen in de aanvoergebieden die verafgelegen zijn van de voornaamste verbruikscentra

Vissoort

Lossingsgebieden

Coëfficiënt

Grootte (1)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,90

1

0

112

2

0

172

3

0

162

4a

0

103

Kustgebieden van het oosten van Engeland, van Berwick tot Dover.

Kustgebieden van Schotland van Portpatrick tot Eyemouth, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden.

Kustgebieden van het graafschap Down (Noord-Ierland)

0,90

1

0

112

2

0

172

3

0

162

4a

0

103

Makreel van de soort

Scomber scombrus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,96

1

0

223

2

0

220

3

0

214

Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,95

1

0

221

2

0

218

3

0

212

Heek van de soort

Merluccius merluccius

Kustgebieden van Troon in het zuidwesten van Schotland tot Wick in het noordoosten van Schotland, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden

0,75

1

2 481

1 957

2

1 874

1 461

3

1 874

1 433

4

1 544

1 185

5

1 433

1 130

Witte tonijn

(Thunnus alalunga)

Azoren en Madeira

0,48

1

1 070

863

2

1 070

821

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

Canarische Eilanden

0,48

1

0

140

2

0

176

3

0

198

4

0

129

Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,74

1

0

216

2

0

271

3

0

305

4

0

199

De Atlantische kustgebieden van Portugal

0,93

2

0

340

0,81

3

0

334


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/19


VERORDENING (EG) Nr. 2177/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 25, leden 1 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor elk van de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten wordt vóór het begin van het visseizoen een communautaire verkoopprijs vastgesteld die ten minste 70 % en ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

Voor alle betrokken producten zijn de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2006 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …./… van de Raad (2).

(3)

De marktprijzen variëren aanzienlijk volgens de soorten en de commerciële aanbiedingsvormen van de producten, in het bijzonder voor pijlinktvis en heek.

(4)

Derhalve dienen, met het oog op de bepaling van het niveau waarop kan worden overgegaan tot toepassing van de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde interventiemaatregel, aanpassingscoëfficiënten te worden vastgesteld voor de verschillende soorten en aanbiedingsvormen van de in de Gemeenschap aangevoerde bevroren producten.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De communautaire verkoopprijzen, zoals bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage II bij die verordening genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2006, en de betrokken aanbiedingsvormen en aanpassingscoëfficiënten, zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE

VERKOOPPRIJZEN EN AANPASSINGSCOËFFICIËNTEN

Soort

Aanbiedingsvorm

Aanpassingscoëfficiënt

Interventieniveau

Verkoopprijs

(EUR/t)

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 629

Heek (Merluccius spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 043

Afzonderlijke filets

 

 

 

— met huid

1,0

0,85

1 261

— zonder huid

1,1

0,85

1 388

Zeebrasem

(Dentex dentex en Pagellus spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 362

Zwaardvis (Xiphias gladius)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

3 467

Garnalen Penaeidae

Bevroren

 

 

 

a)

Parapenaeus Longirostris

1,0

0,85

3 464

b)

Andere Penaeidae

1,0

0,85

6 886

Inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma en Sepiola rondeletti)

Bevroren

1,0

0,85

1 654

Pijlinktvissen (Loligo spp.)

 

 

 

 

a)

Loligo patagonica

— Geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,85

993

— Schoongemaakt

1,20

0,85

1 191

b)

Loligo vulgaris

— Geheel, niet schoongemaakt

2,50

0,85

2 482

— Schoongemaakt

2,90

0,85

2 879

Achtarmige inktvissen (Octopus spp.)

Bevroren

1,00

0,85

1 819

Illex argentinus

— Geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,80

696

— Tube

1,70

0,80

1 183

Commerciële aanbiedingsvormen:

:

Geheel, niet schoongemaakt

:

vis die geen enkele behandeling heeft ondergaan

:

Schoongemaakt

:

product dat ten minste van de ingewanden is ontdaan

:

Tube

:

pijlinktvis die ten minste van de ingewanden en de kop is ontdaan.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/21


VERORDENING (EG) Nr. 2178/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 29, leden 1 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat jaarlijks per productklasse voor de hele Gemeenschap geldende referentieprijzen kunnen worden vastgesteld voor producten waarvoor een schorsing van de douanerechten geldt op grond van artikel 28, lid 1, van genoemde verordening. Dit geldt ook voor producten waarvoor een referentieprijs in acht moet worden genomen hetzij in het kader van een regeling inzake verlaging van douanetarieven die is geconsolideerd in de WTO, hetzij in het kader van een andere preferentiële regeling.

(2)

Voor de in bijlage I, punten A en B, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten is de referentieprijs gelijk aan de overeenkomstig artikel 20, lid 1, van genoemde verordening vastgestelde ophoudprijs.

(3)

De communautaire ophoudprijzen voor de betrokken producten zijn voor het visseizoen 2006 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2176/2005 (2).

(4)

De referentieprijs voor andere producten dan die welke zijn genoemd in bijlage I en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt met name bepaald op basis van het gewogen gemiddelde van de douanewaarden die op de invoermarkten of in de invoerhavens van de lidstaten zijn geconstateerd tijdens de drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de referentieprijs wordt vastgesteld.

(5)

Het lijkt niet nodig referentieprijzen vast te stellen voor alle soorten die vallen onder de criteria van Verordening (EG) nr. 104/2000, en met name niet voor die soorten waarvan de omvang van de invoer uit derde landen niet significant is.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentieprijzen voor visserijproducten voor het seizoen 2006, als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 104/2000, zijn weergegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE (1)

1.   Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde producten

Vissoort

Grootte (2)

Referentieprijs (EUR/t)

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Haring van de soort Clupea harengus

ex 0302 40 00

1

 

F011

125

2

F012

191

3

F013

180

4a

F016

114

4b

F017

114

4c

F018

239

5

F015

212

6

F019

106

7a

F025

106

7b

F026

95

8

F027

80

Noorse schelvis (Sebastes spp.)

ex 0302 69 31 en ex 0302 69 33

1

 

F067

920

2

F068

920

3

F069

772

Kabeljauw van de soort Gadus morhua

ex 0302 50 10

1

F073

1 180

F083

852

2

F074

1 180

F084

852

3

F075

1 115

F085

656

4

F076

885

F086

492

5

F077

623

F087

361

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Noorse garnaal (Penalus borealis)

ex 0306 23 10

1

F317

4 911

F321

1 087

2

F318

1 722

2.   Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde visserijproducten

Product

Aanvullende Taric-code

Aanbiedingsvorm

Referentieprijs

(EUR/t)

1.   

Noorse schelvis (Sebastes spp.)

 

 

In gehele staat:

 

ex 0303 79 35

ex 0303 79 37

F411

met of zonder kop

941

ex 0304 20 35

ex 0304 20 37

 

Filets:

 

F412

met graten („standard”)

1 915

F413

zonder graten

2 075

F414

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 262

2.   

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac en Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida

ex 0303 60 11, ex 0303 60 19, ex 0303 60 90, ex 0303 79 41

F416

In gehele staat, met of zonder kop

1 095

ex 0304 20 29

 

Filets:

 

F417

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

2 428

F418

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 664

F419

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 602

F420

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

2 943

F421

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 903

ex 0304 90 38

F422

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

1 406

3.   

Koolvis (Pollachius virens)

ex 0304 20 31

 

Filets:

 

F424

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

1 488

F425

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 639

F426

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

1 476

F427

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

1 647

F428

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

1 733

ex 0304 90 41

F429

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

967

4.   

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

ex 0304 20 33

 

Filets:

 

F431

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

2 264

F432

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 632

F433

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 512

F434

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

2 683

F435

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 960

5.   

Alaska koolvis (Theragra chalcogramma)

 

 

Filets:

 

ex 0304 20 85

F441

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

1 136

F442

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 298

6.   

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii)

 

 

Vlinders

 

ex 0304 10 97

ex 0304 90 22

F450

met een gewicht van meer dan 80 gram per stuk

510

F450

met een gewicht van meer dan 80 gram per stuk

464


(1)  Voor alle andere klassen dan die welke expliciet zijn genoemd bij de punten 1 en 2 van de bijlage moet als aanvullende Taric-code worden opgegeven: „F499: Andere”.

(2)  De klassen van versheid, grootte en aanbiedingsvorm zijn die welke zijn gedefinieerd op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/25


VERORDENING (EG) Nr. 2179/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2814/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor verkoopuitstel van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 939/2001 van de Commissie van 14 mei 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de toekenning van forfaitaire steun voor bepaalde visserijproducten (3), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat steun wordt toegekend voor het uit de markt nemen van hoeveelheden van bepaalde verse producten die ofwel worden be- of verwerkt met het oog op kwaliteitsstabilisatie of opslag, ofwel tot conserven worden verwerkt.

(2)

De steun moet voor de producentenorganisaties een voldoende stimulans vormen om uit de markt genomen producten te be- of verwerken of te conserveren, en aldus vernietiging ervan te voorkomen.

(3)

Het bedrag van de steun moet zodanig worden vastgesteld dat het evenwicht op de markt van de betrokken producten niet wordt verstoord en dat de concurrentieverhoudingen niet worden scheefgetrokken.

(4)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat, in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten van de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor kwaliteitsstabilisatie en opslag.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2006 worden de bedragen van de steun voor verkoopuitstel als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000 en die van de forfaitaire premie als bedoeld in artikel 24, lid 4, van die verordening vastgesteld als aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 34.

(3)  PB L 132 van 15.5.2001, blz. 10.


BIJLAGE

1.   Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de producten in bijlage I, delen A en B, en voor tong (Solea spp.) van bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Bedrag van de steun

(EUR/t)

1

2

I.   

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat,ontdaan van ingewanden, met kop of in moten gesneden:

— sardines van de soort Sardina pilchardus

330

— andere soorten

270

II.

Fileren, invriezen en opslag

350

III.

Zouten en/of drogen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden, met kop, in moten gesneden of gefileerd

260

IV.

Marineren en opslag

240

2.   Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de overige producten in bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Producten

Bedrag van de steun

(EUR/t)

1

2

3

I.

Invriezen en opslag

Langoustines

Nephrops norvegicus

300

Langoustinestaarten

Nephrops norvegicus

225

II.

Verwijdering van de kop, invriezen en opslag

Langoustines

Nephrops norvegicus

280

III.

Koken, invriezen en opslag

Langoustines

Nephrops norvegicus

300

Noordzeekrabben

Cancer pagurus

225

IV.

Pasteuriseren en opslag

Noordzeekrabben

Cancer pagurus

360

V.

Bewaring in bassins of kooien

Noordzeekrabben

Cancer pagurus

210

3.   Bedrag van de forfaitaire premie voor de producten in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen

Bedrag van de steun

(EUR/t)

I.

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden, met kop of versneden

270

II.

Fileren, invriezen en opslag

350


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/27


VERORDENING (EG) Nr. 2180/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2813/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten.

(2)

Het is dienstig om de steun voor particuliere opslag ineens toe te kennen, teneinde niet aan te zetten tot langdurige opslag, de betalingstermijnen te verkorten en de controletaken te verlichten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2006 wordt de steun voor particuliere opslag als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage II bij die verordening genoemde producten als volgt vastgesteld:

:

eerste maand

:

200 EUR per ton,

:

tweede maand

:

0 EUR per ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 30.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/28


VERORDENING (EG) Nr. 2181/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

betreffende de vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2006 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 21, leden 5 en 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 104/2000 voorziet in de toekenning van een financiële vergoeding aan de producentenorganisaties die onder bepaalde voorwaarden in bijlage I, onder A en B, van genoemde verordening bedoelde producten uit de markt nemen. Op de waarde van deze financiële vergoeding moet de forfaitair vastgestelde waarde van de producten die worden bestemd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie in mindering worden gebracht.

(2)

In Verordening (EG) nr. 2493/2001 van de Commissie van 19 december 2001 betreffende de afzet van bepaalde uit de markt genomen visserijproducten (2) zijn de mogelijkheden vastgesteld waarvan gebruik kan worden gemaakt voor de afzet van de uit de markt genomen producten. Het is noodzakelijk de waarde van de genoemde producten voor elk van deze mogelijkheden forfaitair vast te stellen met inachtneming van de gemiddelde ontvangsten die in de verschillende lidstaten bij een dergelijke afzet kunnen worden verkregen.

(3)

Krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2509/2000 van de Commissie van 15 november 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de financiële vergoeding voor het uit de markt nemen van bepaalde visserijproducten (3), gelden bijzondere bepalingen inhoudende dat als een producentenorganisatie of een van haar leden haar of zijn producten te koop aanbiedt in een andere lidstaat dan die waar de organisatie is erkend, de met de uitkering van de financiële vergoeding belaste instantie op de hoogte wordt gebracht van de betrokken transacties. Bovenbedoelde instantie is de instantie van de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend. Derhalve moet de in die lidstaat geldende forfaitaire waarde in mindering worden gebracht.

(4)

Dezelfde berekeningsmethode moet ook worden toegepast voor het voorschot op de financiële vergoeding als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2509/2000.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De forfaitaire waarde voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot voor de door de producentenorganisaties uit de markt genomen en voor andere doeleinden dan menselijke consumptie gebruikte visserijproducten, als bedoeld in artikel 21, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000, wordt voor het visseizoen 2006 vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

De forfaitaire waarde waarmee het bedrag van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot kan worden verminderd, is de waarde die wordt toegepast in de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 337 van 20.12.2001, blz. 20.

(3)  PB L 289 van 16.11.2000, blz. 11.


BIJLAGE

Forfaitaire waarden

Bestemming van de uit de markt genomen producten

EUR/ton

1.   

Gebruik na verwerking tot meel (diervoeding):

a)   

Haring van de soort Clupea harengus en makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus:

Denemarken en Zweden

70

Verenigd Koninkrijk

50

andere lidstaten

17

Frankrijk

1

b)   

Garnalen van de soort Crangon crangon en Noorse garnaal (Pandalus borealis):

Denemarken en Zweden

0

andere lidstaten

10

c)   

Andere producten:

Denemarken

40

Zweden, Portugal en Ierland

17

Verenigd Koninkrijk

28

andere lidstaten

1

2.   

Gebruik in verse staat of na verduurzaming (diervoeding):

a)   

Sardines van de soort Sardina pilchardus en ansjovis (Engraulis spp.):

alle lidstaten

8

b)   

Andere producten:

Zweden

0

Frankrijk

30

andere lidstaten

38

3.   

Gebruik als aas:

Frankrijk

45

andere lidstaten

10

4.

Gebruik voor andere dan voederdoeleinden

0


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/31


VERORDENING (EG) Nr. 2182/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op de artikelen 145 en 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 99, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat het bedrag van de gevraagde steun voor zaaizaad een door de Commissie vastgesteld maximum niet mag overschrijden. Wanneer het totaalbedrag van de gevraagde steun het vastgestelde maximum overschrijdt, moet de steun per landbouwer proportioneel worden verlaagd.

(2)

In hoofdstuk 10 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (2) zijn de voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om steun voor zaaizaad te kunnen ontvangen. Op grond van artikel 49 van die verordening wordt de steun slechts toegekend voorzover de begunstigde het betrokken zaaizaad uiterlijk op 15 juni van het jaar volgende op de oogst werkelijk voor inzaai in de handel heeft gebracht.

(3)

Het feit dat eventueel voor hetzelfde jaar een verlagingscoëfficiënt moet worden toegepast, bemoeilijkt ernstig de uitvoering van de nieuwe regeling. De enige mogelijkheid om een onnodige toepassing van die verlagingscoëfficiënt te voorkomen, bestaat erin alle betalingen principieel pas toe te kennen wanneer al het zaaizaad in de handel is gebracht, dat wil zeggen wanneer de totale hoeveelheid zaaizaad bekend is. Dit zou echter een veel latere betaling aan de landbouwers tot gevolg hebben en hen mogelijk voor financiële problemen plaatsen. Om een dergelijke situatie te voorkomen dient voor de steun voor zaaizaad een stelsel van voorschotten te worden ingevoerd.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 van de Raad (3) zijn de voorschriften voor de gekoppelde steun voor katoen, olijfolie en ruwe tabak vastgesteld.

(5)

Met name voorziet hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 in de mogelijkheid rechtstreekse steun te verlenen voor de productie van katoen. Daarom moeten uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verlening van die steun worden vastgesteld.

(6)

In artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat een landbouwer, om de steun per hectare voor katoen te kunnen ontvangen, toegelaten rassen moet gebruiken en de katoen moet telen op grond waarvoor de lidstaat een vergunning heeft verleend. Derhalve moeten de criteria voor de toelating van de rassen en voor de verlening van een vergunning voor de landbouwgrond die geschikt is voor de productie van katoen, worden vastgesteld.

(7)

Om de steun per hectare voor katoen te ontvangen moeten de landbouwers vergunde grond inzaaien. Een criterium om aan te geven wat onder inzaai wordt verstaan, dient te worden vastgesteld. Een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat is vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en van de specifieke regionale kenmerken, is een objectief criterium om uit te maken of de inzaai correct is uitgevoerd.

(8)

Bij overschrijding van het nationale basisareaal voor katoen dat is vastgesteld bij artikel 110 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt het per subsidiabele hectare te betalen steunbedrag verlaagd. Voor Griekenland dient de wijze van berekening van het verlaagde bedrag evenwel nader te worden aangegeven wegens de verdeling van het nationale areaal in subarealen waarvoor verschillende steunbedragen gelden.

(9)

De lidstaten moeten de brancheorganisaties voor de productie van katoen erkennen op basis van objectieve criteria met betrekking tot de omvang, de taken en het interne functioneren van die organisaties. Bij de vaststelling van de minimale omvang van een brancheorganisatie moet er rekening mee worden gehouden dat het egreneringsbedrijf dat er lid van is, toereikende hoeveelheden niet-geëgreneerde katoen moet kunnen ontvangen. Aangezien het hoofddoel van een brancheorganisatie verbetering van de kwaliteit van de te leveren katoen is, moet die organisatie daarop gerichte acties ondernemen ten bate van haar leden.

(10)

Om het beheer van de steunregeling niet te ingewikkeld te maken mag eenzelfde producent slechts bij een enkele brancheorganisatie zijn aangesloten. Om dezelfde reden mag een tot een brancheorganisatie behorende producent die zich ertoe verbindt de door hem geproduceerde katoen te leveren, deze katoen alleen leveren aan een egreneringsbedrijf dat lid is van diezelfde organisatie.

(11)

Overeenkomstig artikel 110 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kunnen de brancheorganisaties besluiten de steun waarop de bij hen aangesloten producenten recht hebben, te differentiëren. De differentiatieschaal moet zijn gebaseerd op criteria ten aanzien van met name de kwaliteit van de te leveren katoen, waarbij geen criteria inzake verhoging van de productie mogen worden gehanteerd. Daartoe moeten de brancheorganisaties categorieën van percelen bepalen aan de hand van met name criteria betreffende de kwaliteit van de op die percelen geproduceerde katoen.

(12)

Met het oog op de vaststelling van het steunbedrag dat moet worden betaald aan de producenten die lid zijn van een brancheorganisatie voor de productie van katoen, moet in het kader van de schaal worden gezorgd enerzijds voor de bepaling van de methode om het totaalbedrag van de gedifferentieerde steun over de verschillende categorieën van percelen te verdelen en van de procedures om elk perceel te beoordelen en in een van die categorieën in te delen, en anderzijds voor de berekening van het steunbedrag per subsidiabele hectare op basis van de voor elke categorie beschikbare financiële middelen en van het totale aantal hectaren in elke categorie.

(13)

Om de percelen in te delen in een van de in het kader van de schaal bepaalde categorieën kan de geleverde katoen in aanwezigheid van alle betrokken partijen worden geanalyseerd.

(14)

Omdat een bij een brancheorganisatie aangesloten producent niet verplicht is zijn katoen te leveren, moet hij bij ontstentenis van levering ten minste recht hebben op het niet-gedifferentieerde gedeelte van de steun. Met het oog op een dergelijke situatie moet in het kader van de differentiatieschaal het minimumbedrag van de steun per subsidiabele hectare worden vastgesteld dat geldt bij ontstentenis van levering.

(15)

Eenvoudigheidshalve moeten voor de toepassing van de schaal alle percelen van eenzelfde producent worden geacht tot eenzelfde categorie van percelen te behoren en dus dezelfde kwaliteit katoen op te leveren.

(16)

Nadat het betaalorgaan de mededeling van de brancheorganisatie over de aan de aangesloten producenten te betalen steunbedragen heeft ontvangen, moet het de nodige controles verrichten en de steun betalen.

(17)

De schaal moet door de lidstaat worden goedgekeurd. Opdat de aangesloten producenten tijdig kunnen worden geïnformeerd, dient te worden bepaald binnen welke termijn de lidstaat een besluit moet nemen over het al of niet goedkeuren van de schaal van de brancheorganisatie en van de wijzigingen die eventueel later in die schaal worden aangebracht. Aangezien een brancheorganisatie niet verplicht is een differentiatieschaal vast te stellen, moet zij zelf kunnen besluiten de toepassing ervan te onderbreken, in welk geval zij de lidstaat daarvan in kennis dient te stellen.

(18)

In het kader van de steunregeling voor katoen moeten de lidstaten hun producenten bepaalde gegevens met betrekking tot de katoenteelt verstrekken zoals de toegelaten rassen, de objectieve criteria voor de verlening van een vergunning voor grond en de minimale gewasdichtheid. Opdat de landbouwers tijdig worden geïnformeerd, moet de lidstaat deze gegevens vóór een bepaalde datum aan hen meedelen.

(19)

Omdat de Commissie is belast met de controle op een correcte toepassing van de voorschriften inzake de toekenning van de gewasspecifieke betaling voor katoen, dient te worden bepaald dat de lidstaten haar tijdig dezelfde gegevens en ook gegevens over de brancheorganisaties moeten verstrekken.

(20)

Door de toepassing van de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregeling voor katoen bestaat niet langer behoefte aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (4). Die verordening moet derhalve worden ingetrokken.

(21)

Hoofdstuk 10 ter van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in de mogelijkheid dat rechtstreekse steun wordt toegekend voor olijfgaarden. Daarom moeten uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verlening van deze steun worden vastgesteld.

(22)

In artikel 110 decies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat de lidstaten ten hoogste vijf categorieën van olijfgaarden bepalen en voor elk van die categorieën een steunbedrag per GIS-ha olijven vaststellen. Daartoe dient de Commissie een gemeenschappelijk kader van milieu- en maatschappelijke criteria, met inbegrip van aspecten die betrekking hebben op het door de olijventeelt gevormde landschap en de maatschappelijke tradities, vast te stellen.

(23)

Ter verbetering van de controles moeten de gegevens over de indeling van de percelen van elke landbouwer in de categorieën van olijfgaarden worden geregistreerd in het geografische informatiesysteem voor de olijventeelt. Voor het geval dat de omstandigheden op milieu- en maatschappelijk gebied veranderen, is het wenselijk te bepalen dat de categorieën eenmaal per jaar kunnen worden aangepast.

(24)

De steun voor olijfgaarden wordt toegekend per GIS-ha olijven. Daarom moet voor elke landbouwer de subsidiabele oppervlakte worden berekend volgens een gemeenschappelijke methode waarbij een GIS-ha de oppervlakte-eenheid is. Ter vergemakkelijking van de administratieve procedures dienen afwijkende maatregelen te worden vastgesteld enerzijds voor de percelen die kleiner zijn dan een door de lidstaat te bepalen minimumgrootte, en anderzijds voor de voor de productie van olijven bestemde percelen die liggen in een administratieve eenheid waarvoor de lidstaat een alternatief systeem heeft opgezet ter vervanging van het GIS voor de olijventeelt.

(25)

Wat de te betalen steun per GIS-ha olijven betreft, is het wenselijk dat de lidstaat in eerste instantie, om de landbouwers tijdig te kunnen informeren, aan het begin van elk jaar een indicatief bedrag van de steun per GIS-ha olijven voor elke categorie van olijfgaarden vaststelt. Dit indicatieve bedrag moet worden berekend op basis van de gegevens die beschikbaar zijn over het aantal landbouwers en de voor de steun voor olijfgaarden in aanmerking komende oppervlakten; op basis van nauwkeuriger gegevens stelt de lidstaat dan later het definitieve steunbedrag vast.

(26)

Een van de voorwaarden om voor de steun voor olijfgaarden in aanmerking te komen is dat het aantal olijfbomen in de olijfgaard niet meer dan 10 % verschilt van het op 1 januari 2005 geregistreerde aantal. Met het oog op de controle op de naleving van deze bepaling moeten de lidstaten vóór die datum de nodige nadere gegevens over de betrokken percelen vaststellen. Wat Frankrijk en Portugal betreft, dient de vaststelling van die gegevens in voorkomend geval naar latere data te worden verschoven om rekening te houden met de oppervlakten die met olijfbomen worden beplant in het kader van de programma's die zijn goedgekeurd op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad van 20 juli 1998 tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (5).

(27)

Om het de Commissie mogelijk te maken te controleren of de bepalingen betreffende de steun voor olijfgaarden correct worden toegepast, dienen de lidstaten haar regelmatig gegevens te verstrekken over de met olijfbomen beplante oppervlakten die voor de steun in aanmerking komen, en over de hoogte van de voor elke categorie van olijfgaarden toe te kennen steun.

(28)

Hoofdstuk 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in de mogelijkheid dat rechtstreekse steun wordt verleend voor de productie van tabak. Daarom moeten uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verlening van deze steun worden vastgesteld.

(29)

Duidelijkheidshalve dienen bepaalde definities te worden vastgesteld.

(30)

De tabakssoorten moeten in groepen worden ingedeeld op basis van de droogmethode en de productiekosten en met inachtneming van de in de internationale handel gebruikte benamingen.

(31)

Voorzien moet worden in de erkenning van de bedrijven voor eerste bewerking die teeltcontracten mogen sluiten, gezien de rol die deze als contractpartner spelen. Deze erkenning moet worden ingetrokken als de voorschriften niet worden nageleefd, en ook moeten de lidstaten de bijzondere voorwaarden inzake de bewerking van tabak vaststellen.

(32)

Met het oog op de toekenning van de steun dienen overeenkomstig artikel 110 duodecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor elke soortengroep tabak de erkende productiegebieden te worden vastgesteld op basis van de traditionele productiegebieden. Het dient de lidstaten te worden toegestaan om met name ter verbetering van de kwaliteit de productiegebieden te beperken.

(33)

Om controles mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat de uitbetaling van de steun doelmatig kan worden beheerd, dient de tabak te worden geproduceerd in het kader van tussen de landbouwers en bedrijven voor eerste bewerking gesloten teeltcontracten. De belangrijkste gegevens die in het teeltcontract voor elke oogst moeten voorkomen, dienen te worden gespecificeerd. De uiterste data voor de sluiting en de registratie van de contracten moeten vroeg genoeg vallen om al aan het begin van het oogstjaar de landbouwers een stabiele afzet voor de komende oogst en de bewerkingsbedrijven een regelmatige voorziening te kunnen garanderen.

(34)

In het geval van een teeltcontract met een producentenvereniging moeten de belangrijkste gegevens over elke individuele landbouwer worden meegedeeld om doeltreffende controles mogelijk te maken. Om concurrentievervalsing en problemen bij het toezicht te voorkomen dient het de producentenverenigingen te worden verboden zich bezig te houden met de eerste bewerking van tabak. Ter wille van de marktstructuur moet worden bepaald dat een landbouwer slechts van één producentenvereniging lid mag zijn.

(35)

Om voor de steun in aanmerking te komen moet ruwe tabak van gezonde handelskwaliteit zijn en vrij zijn van bepaalde kenmerken die een normale afzet in de weg staan.

(36)

Gezien de specifieke kenmerken van de steunregeling dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat eventuele geschillen worden opgelost door bemiddeling van paritaire commissies.

(37)

Om een adequaat beheer van het voor ruwe tabak beschikbare totaalbedrag mogelijk te maken dient te worden bepaald dat de lidstaten aan het begin van het oogstjaar een indicatief steunbedrag per soort of soortengroep vaststellen en dat zij een definitief steunbedrag vaststellen nadat alle leveringen hebben plaatsgevonden. Het definitieve steunbedrag mag niet hoger zijn dan het premieniveau van 2005.

(38)

Om verbetering van de kwaliteit en waarde van de geproduceerde tabak te bevorderen dient het de lidstaten te worden toegestaan om het voor elke soort of soortengroep vastgestelde steunbedrag te differentiëren volgens de kwaliteit van de geleverde tabak.

(39)

De steun moet worden betaald voor de door de landbouwers aan de bedrijven voor eerste bewerking geleverde hoeveelheid tabaksbladeren, mits aan de minimumkwaliteitseisen is voldaan. De steun moet worden aangepast als het vochtgehalte van de geleverde tabak verschilt van het vochtgehalte dat op basis van redelijke kwaliteitseisen voor elke soortengroep is vastgesteld. Om de controles bij de levering te vereenvoudigen dienen de omvang en frequentie van de monsterneming ter bepaling van het vochtgehalte te worden vastgesteld, evenals de wijze van berekening van het aangepaste gewicht.

(40)

De periode voor de levering van de tabak aan de bewerkingsbedrijven moet worden beperkt om frauduleuze overdracht van de ene naar de andere oogst te voorkomen. In verscheidene lidstaten worden de controles verricht op de plaats waar de tabak wordt geleverd, in plaats van op die waar hij wordt bewerkt. Bepaald dient te worden op welke plaatsen de tabak moet worden geleverd en welke controles moeten worden verricht. De lidstaten dienen dergelijke aankoopcentra te erkennen.

(41)

Bepaald moet worden welke voorwaarden bij de betaling van de steun moeten zijn vervuld ter voorkoming van fraude. Het is echter de taak van de lidstaten verdere beheers- en controleregelingen vast te stellen.

(42)

De steun kan pas na controle van de leveringen van alle in de lidstaat geproduceerde tabak worden betaald om te garanderen dat de betrokken transacties daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Voorzien dient echter te worden in de betaling van voorschotten aan de producenten ten belope van 50 % van het indicatieve steunbedrag dat verschuldigd is, mits een toereikende zekerheid wordt gesteld.

(43)

Om administratieve redenen dient in elke lidstaat uitsluitend steun te worden toegekend voor op het grondgebied van die lidstaat geproduceerde producten. Er is een regeling nodig om rekening te kunnen houden met de gevallen waarin tabak in andere lidstaten wordt bewerkt dan de lidstaat waar deze is geproduceerd. In dergelijke gevallen moet de betrokken hoeveelheid ruwe tabak worden toegerekend aan de lidstaat waar deze is geproduceerd, en aan de producenten in die lidstaat.

(44)

Als gevolg van de hervorming van het tabaksbeleid zal het programma voor het opkopen van tabaksquota niet langer worden toegepast. De producenten die in 2002 en 2003 aan het programma hebben deelgenomen, zullen echter verder bedragen bij wijze van opkoopprijs ontvangen tot en met 2007, respectievelijk 2008. Momenteel is de opkoopprijs vastgesteld op een percentage van de tabakspremie in een bepaald oogstjaar. Het huidige stelsel van tabakspremies zal vanaf 1 januari 2006 niet langer bestaan en daarom moet bij wijze van overgangsmaatregel een nieuwe grondslag voor de berekening van de toekomstige quotumopkoopprijs worden vastgesteld. De premieniveaus voor ruwe tabak zijn gedurende de oogstjaren 2002 tot en met 2005 niet gewijzigd. Ter wille van de continuïteit is het daarom dienstig het premieniveau van 2005 te gebruiken als grondslag voor de berekening van de opkoopprijs.

(45)

Gezien de afschaffing van de garantiedrempel en het premiestelsel waarin Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad (6) voorzag, kan Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak (7), worden ingetrokken. Verordening (EEG) nr. 85/93 van de Commissie van 19 januari 1993 betreffende de controlediensten in de sector tabak (8) is achterhaald en kan daarom eveneens worden ingetrokken.

(46)

Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(47)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1, lid 1, worden de volgende punten q), r) en s) toegevoegd:

„q)

de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 bis, van die verordening;

r)

de steun voor olijfgaarden zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 ter, van die verordening;

s)

de steun voor tabak zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van die verordening.”.

2)

In artikel 3, eerste alinea, wordt punt a) vervangen door:

„a)

uiterlijk op 15 september van het betrokken jaar: de beschikbare gegevens over de oppervlakten, of de hoeveelheden in het geval van de melkpremie, de extra betalingen, de steun voor zaaizaad en de steun voor tabak zoals bedoeld in de artikelen 95, 96, 99 en 110 duodecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003, waarvoor de steun voor dat kalenderjaar is aangevraagd, in voorkomend geval onderverdeeld naar subbasisareaal;”.

3)

In artikel 21 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Onverminderd artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt de steun voor zetmeelaardappelen door de lidstaat waar het bedrijf is gevestigd dat de aardappelen voor de vervaardiging van het aardappelzetmeel levert, uitbetaald per landbouwer nadat al diens hoeveelheden voor het verkoopseizoen aan het aardappelmeelbedrijf zijn geleverd, zulks binnen vier maanden te rekenen vanaf de datum waarop het in artikel 20 van de onderhavige verordening bedoelde bewijs is geleverd en is voldaan aan de in artikel 19 van de onderhavige verordening gestelde voorwaarden.”.

4)

Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 49 bis

Voorschotbetalingen

De lidstaten kunnen vanaf 1 december van het verkoopseizoen aan de zaadvermeerderingsbedrijven voorschotbetalingen toekennen. Een dergelijke betaling staat in verhouding tot de hoeveelheid zaaizaad die reeds voor inzaai in de handel is gebracht in de zin van artikel 49, en is slechts mogelijk indien aan alle voorwaarden van hoofdstuk 10 is voldaan.”.

5)

Het volgende hoofdstuk 17 bis wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK 17 bis

GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN

Artikel 171 bis

Verlening van een vergunning voor landbouwgrond met het oog op de productie van katoen

De lidstaten stellen de objectieve criteria vast op basis waarvan voor grond een vergunning wordt verleend ten behoeve van de toekenning van de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in artikel 110 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Deze criteria zijn gebaseerd op een of meer van de volgende elementen:

a)

de landbouweconomie van de regio’s waarvoor de productie van katoen belangrijk is;

b)

de bodem- en klimaatgesteldheid op de betrokken oppervlakten;

c)

het beheer van het irrigatiewater;

d)

milieuvriendelijke vruchtwisselingen en teelttechnieken.

Artikel 171 bis bis

Toelating van rassen voor inzaai

De lidstaten laten de in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen rassen toe die zijn aangepast aan de marktbehoeften.

Artikel 171 bis ter

Voorwaarden voor subsidiabiliteit

De in artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde inzaai van oppervlakten wordt gerealiseerd door te zorgen voor een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat wordt vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en eventueel van de specifieke regionale kenmerken.

Artikel 171 bis quater

Landbouwwerkzaamheden

De lidstaten mogen specifieke voorschriften vaststellen met betrekking tot de voor de instandhouding van het gewas in normale groeiomstandigheden nodige landbouwwerkzaamheden met uitzondering van de oogstwerkzaamheden.

Artikel 171 bis quinquies

Berekening van het steunbedrag per subsidiabele hectare

1.   Onverminderd artikel 171 bis octies van de onderhavige verordening geldt voor Spanje en Portugal dat, indien het subsidiabele katoenareaal groter is dan het bij artikel 110 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale basisareaal, het bij lid 2 van dat artikel vastgestelde steunbedrag wordt vermenigvuldigd met een verlagingscoëfficiënt die wordt verkregen door het basisareaal te delen door het subsidiabele areaal.

2.   Onverminderd artikel 171 bis octies van de onderhavige verordening geldt voor Griekenland dat, indien het subsidiabele katoenareaal groter is dan 300 000 ha, het per hectare te betalen steunbedrag wordt verkregen door 594 EUR, vermenigvuldigd met 300 000 ha, en een aanvullend bedrag, vermenigvuldigd met het areaal boven 300 000 ha, bij elkaar op te tellen en de aldus verkregen som te delen door het totale subsidiabele areaal.

Het in de eerste alinea bedoelde aanvullende bedrag is gelijk aan:

342,85 EUR indien het subsidiabele areaal groter dan 300 000 ha maar niet groter dan 370 000 ha is;

342,85 EUR, vermenigvuldigd met een verlagingscoëfficiënt die gelijk is aan 70 000, gedeeld door het aantal subsidiabele hectaren boven 300 000, indien het subsidiabele areaal groter is dan 370 000 ha.

Artikel 171 bis sexies

Erkenning van de brancheorganisaties

Elk jaar erkennen de lidstaten vóór 31 december met het oog op de inzaai in het volgende jaar elke brancheorganisatie voor de productie van katoen die daarom verzoekt en die:

a)

is samengesteld uit producenten met een totaal areaal van meer dan een door de lidstaat op ten minste 10 000 ha vastgestelde limiet dat voldoet aan de in artikel 171 bis bedoelde criteria voor de verlening van een vergunning, en ten minste één egreneringsbedrijf;

b)

welomschreven acties onderneemt die met name tot doel hebben:

het tot waarde brengen van de geproduceerde niet-geëgreneerde katoen te ontwikkelen,

de kwaliteit van de niet-geëgreneerde katoen te verbeteren om aan de behoeften van het egreneringsbedrijf te voldoen,

milieuvriendelijke productiemethoden te gebruiken;

c)

regels voor het interne functioneren heeft vastgesteld die met name betrekking hebben op:

de toetredingsvoorwaarden en de ledenbijdragen, in overeenstemming met de nationale en de communautaire regelgeving;

eventueel, een met name aan de hand van de te leveren kwaliteit niet-geëgreneerde katoen bepaalde schaal voor differentiatie van de steun naar categorie van percelen.

Wat 2006 betreft erkennen de lidstaten de brancheorganisaties voor de productie van katoen evenwel vóór 28 februari 2006.

Artikel 171 bis septies

Verplichtingen van de producenten

1.   Eenzelfde producent kan niet lid zijn van verscheidene brancheorganisaties.

2.   Een producent die lid is van een brancheorganisatie, is verplicht de geproduceerde katoen te leveren aan een egreneringsbedrijf dat tot diezelfde organisatie behoort.

3.   De deelneming door producenten aan een erkende brancheorganisatie moet voortvloeien uit een vrijwillige toetreding.

Artikel 171 bis octies

Differentiatie van de steun

1.   De bij artikel 110 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde verhoging mede in aanmerking genomen, worden in het kader van de in artikel 110 sexies van die verordening bedoelde schaal (hierna „de schaal” genoemd) vastgesteld:

a)

de steunbedragen per subsidiabele hectare die een aangesloten producent op basis van de indeling van zijn percelen in de vastgestelde categorieën zoals bedoeld in lid 2 moet ontvangen;

b)

de methode om het totale voor de differentiatie van de steun bestemde bedrag te verdelen over de overeenkomstig lid 2 vastgestelde categorieën van percelen.

Voor de toepassing van punt a) is het basisbedrag ten minste gelijk aan het niet-gedifferentieerde gedeelte van de bij artikel 110 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steun per subsidiabele hectare, in voorkomend geval aangepast overeenkomstig lid 3 van dat artikel.

De onder a) bedoelde berekening heeft mede betrekking op de situatie waarin geen katoen aan het egreneringsbedrijf wordt geleverd. In dat geval is het minimumbedrag van de steun per subsidiabele hectare dat de betrokken aangesloten producent moet ontvangen, ten minste gelijk aan het niet-gedifferentieerde gedeelte van de bij artikel 110 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steun per subsidiabele hectare, in voorkomend geval aangepast overeenkomstig lid 3 van dat artikel.

2.   De percelen worden ingedeeld in verscheidene categorieën die door de brancheorganisaties worden vastgesteld met inachtneming van ten minste één van de volgende kwaliteitscriteria:

a)

de vezellengte van de geproduceerde katoen;

b)

het vochtgehalte van de geproduceerde katoen;

c)

het gemiddelde gehalte aan onzuiverheden van de geproduceerde katoen.

In het kader van de schaal worden de procedures vastgesteld voor de beoordeling van elk perceel in het licht van deze criteria en de indeling ervan in een van de vastgestelde categorieën.

De schaal mag in geen geval criteria omvatten die verband houden met een verhoging van de productie of het op de markt brengen van de katoen.

Voor de toepassing van de schaal kunnen alle percelen van eenzelfde producent worden geacht tot eenzelfde gemiddelde categorie van percelen te behoren en eenzelfde kwaliteit katoen op te leveren.

3.   Zo nodig wordt de niet-geëgreneerde katoen, met het oog op de indeling in een categorie van percelen binnen de schaal, bij de levering ervan aan het egreneringsbedrijf in aanwezigheid van alle betrokken partijen geanalyseerd op basis van representatieve monsters.

4.   De brancheorganisatie deelt het betaalorgaan het uit de toepassing van de schaal voortvloeiende bedrag mee dat aan elk van haar producenten moet worden betaald. Het betaalorgaan verricht de betaling na te zijn nagegaan of de betrokken steunbedragen in overeenstemming met de voorschriften zijn en betrekking hebben op subsidiabele hectaren.

Artikel 171 bis nonies

Goedkeuring en wijzigingen van de schaal

1.   Vóór 28 februari 2006 met het oog op de inzaai in het jaar 2006 wordt de schaal voor de eerste maal ter goedkeuring ervan aan de betrokken lidstaat meegedeeld.

Binnen één maand na de mededeling beslist de lidstaat de schaal al of niet goed te keuren.

2.   Vóór 31 januari delen de erkende brancheorganisaties de met het oog op de inzaai in het lopende jaar in de schaal aangebrachte wijzigingen aan de betrokken lidstaat mee.

De in de schaal aangebrachte wijzigingen worden geacht te zijn goedgekeurd tenzij de betrokken lidstaat binnen één maand na de in de eerste alinea bedoelde datum melding maakt van bezwaren.

Worden de wijzigingen van de schaal niet goedgekeurd, dan wordt de te betalen steun berekend op basis van de goedgekeurde schaal zonder rekening te houden met de niet-goedgekeurde wijzigingen.

3.   Indien een brancheorganisatie besluit de toepassing van de schaal te onderbreken, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis. De onderbreking wordt van kracht voor de inzaai in het volgende jaar.

Artikel 171 bis decies

Mededelingen aan de producenten en aan de Commissie

1.   De lidstaten delen de katoenproducerende landbouwers en de Commissie vóór 31 januari van het betrokken jaar het volgende mee:

a)

de toegelaten rassen; de rassen die na die datum overeenkomstig artikel 171 bis bis worden goedgekeurd, moeten evenwel vóór 15 maart van hetzelfde jaar aan de landbouwers worden meegedeeld;

b)

de criteria om voor grond een vergunning te verlenen;

c)

de in artikel 171 bis ter bedoelde minimale dichtheid aan katoenplanten;

d)

de voorgeschreven landbouwwerkzaamheden.

2.   Indien de toelating van een ras wordt ingetrokken, stellen de lidstaten de landbouwers daar uiterlijk op 31 januari van in kennis met het oog op de inzaai in het volgende jaar.

3.   De lidstaten delen de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 30 april van het betrokken jaar, de namen van de erkende brancheorganisaties en hun belangrijkste kenmerken, namelijk hun areaal, hun productiepotentieel, hun aantal aangesloten producenten, hun aantal aangesloten egreneringsbedrijven en de egreneringscapaciteit van elk van deze bedrijven;

b)

uiterlijk op 15 september van het betrokken jaar, de ingezaaide oppervlakten waarvoor aanvragen voor de gewasspecifieke betaling voor katoen zijn ingediend;

c)

uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar, de uiteindelijke gegevens over de ingezaaide oppervlakten waarvoor de gewasspecifieke betaling voor katoen voor het betrokken jaar daadwerkelijk is uitgekeerd, in voorkomend geval na aftrek van de verminderingen van de oppervlakte zoals bedoeld in deel II, titel IV, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 796/2004.”.

6)

Het volgende hoofdstuk 17 ter wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK 17 ter

STEUN VOOR OLIJFGAARDEN

Artikel 171 ter

Categorieën van olijfgaarden

1.   De lidstaten wijzen de olijfgaarden aan die in aanmerking komen voor de in artikel 110 octies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun, en delen deze olijfgaarden in ten hoogste vijf categorieën in aan de hand van criteria die worden gekozen uit de volgende criteria:

a)

milieucriteria:

i)

moeilijke toegang tot de percelen,

ii)

gevaar voor bodemdegradatie,

iii)

bijzonder karakter van de olijfgaarden: olijfbomen die oud zijn, een culturele en maatschappelijke waarde hebben, op een helling staan, behoren tot een traditioneel of zeldzaam ras of zich bevinden in een beschermd natuurgebied;

b)

maatschappelijke criteria:

i)

sterk van de olijventeelt afhankelijke gebieden,

ii)

gebieden met een traditie op het gebied van de productie van olijven en olijfolie,

iii)

gebieden waar economische indicatoren ongunstig zijn,

iv)

bedrijven waar de olijfgaarden verlaten dreigen te worden,

v)

grootte van de tot het bedrijf behorende olijfgaarden,

vi)

gebieden met een karakteristiek element zoals BOB-, BGA-, biologische of geïntegreerde productie.

2.   Voor elke betrokken landbouwer bepalen de lidstaten tot welke van de in lid 1 bedoelde categorieën elk voor de productie van olijven bestemd perceel dat subsidiabel is, behoort. Deze informatie wordt geregistreerd in het geografische informatiesysteem voor de olijventeelt (hierna „GIS voor de olijventeelt” genoemd).

3.   Eenmaal per jaar kunnen de lidstaten de overeenkomstig lid 1 vastgestelde categorieën van olijfgaarden aanpassen.

Indien de aanpassing van de categorieën een herindeling van olijfgaarden tot gevolg heeft, is de nieuwe indeling van toepassing vanaf het jaar volgende op dat van de aanpassing.

Artikel 171 ter bis

Berekening van de oppervlakten

1.   Voor elke producent berekenen de lidstaten de subsidiabele oppervlakte volgens de in bijlage XXIV vastgestelde gemeenschappelijke methode.

De oppervlakten worden uitgedrukt in GIS-ha olijven tot twee cijfers achter de komma.

2.   In afwijking van lid 1 is de in bijlage XXIV vastgestelde gemeenschappelijke methode niet van toepassing indien:

a)

het voor de productie van olijven bestemde perceel kleiner is dan een door de lidstaat te bepalen minimumgrootte, die niet meer dan 0,1 ha mag bedragen;

b)

het voor de productie van olijven bestemde perceel ligt in een administratieve eenheid die niet is opgenomen in de grafische referentiedatabank van het geografische informatiesysteem voor de olijventeelt.

In deze gevallen bepaalt de lidstaat de met olijfbomen beplante oppervlakte op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd.

Artikel 171 ter ter

Steunbedrag

1.   Vóór 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten voor elke categorie van olijfgaarden het indicatieve steunbedrag per GIS-ha olijven vast.

2.   Vóór 31 oktober van het betrokken jaar stellen de lidstaten voor elke categorie van olijfgaarden het steunbedrag per GIS-ha vast.

Dit bedrag wordt berekend door het in lid 1 bedoelde indicatieve bedrag te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die wordt berekend door het bij artikel 110 decies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde maximumbedrag van de steun, eventueel verlaagd overeenkomstig lid 4 van dat artikel, te delen door de som van de bedragen die worden verkregen door het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde indicatieve steunbedrag dat voor elke categorie is vastgesteld, te vermenigvuldigen met de desbetreffende oppervlakte.

3.   De lidstaten kunnen de leden 1 en 2 op regionaal niveau toepassen.

Artikel 171 ter quater

Bepaling van de basisgegevens

1.   Met het oog op de toepassing van artikel 110 nonies, onder c), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepalen de lidstaten voor elk voor de productie van olijven bestemd perceel op basis van de in het GIS voor de olijventeelt opgenomen gegevens en de aangiften van de landbouwers de situatie op 1 januari 2005 ten aanzien van het aantal en de standplaats van de subsidiabele olijfbomen, het aantal en de standplaats van de niet-subsidiabele olijfbomen, de met olijfbomen beplante en de subsidiabele oppervlakte van het voor de productie van olijven bestemde perceel en de categorie waartoe dit perceel overeenkomstig artikel 171 ter van de onderhavige verordening behoort.

2.   In het geval van de vóór 1 januari 2007 in het GIS voor de olijventeelt geregistreerde oppervlakten die met olijfbomen zijn beplant in het kader van de programma’s voor nieuwe aanplant in Frankrijk en Portugal die door de Commissie zijn goedgekeurd op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad (9), bepalen de lidstaten de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde gegevens op basis van de situatie op 1 januari 2006 voor de in 2005 beplante percelen en op 1 januari 2007 voor de in 2006 beplante percelen. Deze gegevens worden uiterlijk in het kader van de verzamelaanvraag voor 2007 aan de landbouwers meegedeeld.

Artikel 171 ter quinquies

Mededelingen

De lidstaten delen de Commissie elk jaar de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 15 september: de gegevens over de olijfgaardarealen, uitgesplitst naar categorie, waarvoor de steun voor het lopende jaar is aangevraagd;

b)

uiterlijk op 31 oktober:

i)

de gegevens over de onder a) bedoelde arealen die als subsidiabel worden beschouwd, gelet op de verminderingen of correcties overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004,

ii)

het niveau van de voor elke categorie van olijfgaarden toe te kennen steun;

c)

uiterlijk op 31 juli: de uiteindelijke gegevens over de olijfgaardarealen, uitgesplitst naar categorie, waarvoor de steun voor het voorgaande jaar daadwerkelijk is betaald.

7)

Het volgende hoofdstuk 17 quater wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK 17 quater

STEUN VOOR TABAK

Artikel 171 quater

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a)

„levering”: iedere verrichting die in de loop van een en dezelfde dag plaatsvindt en waarbij in het kader van een teeltcontract ruwe tabak door een producent of een producentenvereniging wordt overgedragen aan een bewerkingsbedrijf;

b)

„controleattest”: het door de bevoegde controle-instantie afgegeven document waarin wordt verklaard dat de betrokken hoeveelheid tabak door het bedrijf voor eerste bewerking is overgenomen, dat deze hoeveelheid in het kader van een geregistreerd contract is geleverd en dat de verrichtingen hebben plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 171 quater quinquies en artikel 171 quater duodecies;

c)

„bedrijf voor eerste bewerking”: iedere erkende natuurlijke of rechtspersoon die de eerste bewerking van ruwe tabak uitvoert door het exploiteren, in eigen naam en voor eigen rekening, van een of meer inrichtingen voor eerste bewerking van tabak die over de daartoe benodigde uitrusting beschikken;

d)

„eerste bewerking”: de bewerking van door een landbouwer geleverde ruwe tabak tot een stabiel product dat kan worden opgeslagen en is verpakt in homogene balen of pakketten en waarvan de kwaliteit aan de eisen van de eindgebruikers (fabrikanten) voldoet;

e)

„producentenvereniging”: een vereniging die tabakproducerende landbouwers vertegenwoordigt.

Artikel 171 quater bis

Soortengroepen van ruwe tabak

De soorten ruwe tabak worden ingedeeld in de volgende groepen:

a)

flue cured tabak: tabak die is gedroogd in ovens waarin de luchtcirculatie, de temperatuur en de vochtigheidsgraad worden gecontroleerd;

b)

light air cured tabak: tabak die onder een afdak op natuurlijke wijze is gedroogd;

c)

dark air cured tabak: tabak die onder een afdak op natuurlijke wijze is gedroogd en vóór het in de handel brengen ervan is gefermenteerd;

d)

fire cured tabak: tabak die boven een vuur is gedroogd;

e)

sun cured tabak: tabak die in de zon is gedroogd;

f)

Basmas (sun cured tabak);

g)

Katerini (sun cured tabak);

h)

klassieke Kaba Koulak en vergelijkbare soorten (sun cured tabak).

De soorten waaruit elke groep bestaat, zijn vermeld in bijlage XXV.

Artikel 171 quater ter

Bedrijven voor eerste bewerking

1.   De lidstaten erkennen de op hun grondgebied gevestigde bedrijven voor eerste bewerking en stellen passende voorwaarden voor die erkenning vast.

Een erkend bedrijf voor eerste bewerking mag teeltcontracten ondertekenen, mits het ten minste 60 % van de tabak van oorsprong uit de Gemeenschap die het in de handel brengt, zonder verdere bewerking direct of indirect aan tabaksfabrikanten verkoopt.

2.   De lidstaat trekt de erkenning in indien het bewerkingsbedrijf de op communautair of nationaal niveau geldende bepalingen betreffende ruwe tabak opzettelijk of door grove nalatigheid niet naleeft.

Artikel 171 quater quater

Productiegebieden

Voor elke soortengroep zijn de in artikel 110 duodecies, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde productiegebieden die welke zijn vastgesteld in bijlage XXVI bij de onderhavige verordening.

De lidstaten kunnen kleinere productiegebieden vaststellen, met name op basis van kwaliteitscriteria. Een dergelijk kleiner productiegebied mag niet meer omvatten dan een gemeente of, in Frankrijk, een kanton.

Artikel 171 quater quinquies

Teeltcontracten

1.   Het in artikel 110 duodecies, onder c), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde teeltcontract wordt gesloten tussen enerzijds een bedrijf voor eerste bewerking, en anderzijds een landbouwer of een door de betrokken lidstaat erkende producentenvereniging die de landbouwer vertegenwoordigt.

2.   Het teeltcontract wordt per soort of soortengroep gesloten. Op grond van het contract dient het bedrijf voor eerste bewerking de in het contract vastgestelde hoeveelheid tabaksbladeren in ontvangst te nemen en dient de landbouwer of de producentenvereniging die hem vertegenwoordigt, die hoeveelheid, tot maximaal de werkelijke productie, aan dat bewerkingsbedrijf te leveren.

3.   Voor elke oogst worden in het teeltcontract ten minste de volgende gegevens vermeld:

a)

de naam en het adres van de contractsluitende partijen;

b)

de soort en soortengroep waarop het contract betrekking heeft;

c)

de te leveren maximumhoeveelheid;

d)

de precieze plaats waar de tabak wordt geproduceerd: het productiegebied zoals bedoeld in artikel 171 quater quater, de provincie, de gemeente en de identificatie van het perceel in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem;

e)

de oppervlakte van het betrokken perceel, toegangswegen en omheiningen niet meegerekend;

f)

de aankoopprijs per kwaliteit, exclusief de steun, eventueel verleende diensten en belastingen;

g)

de overeengekomen minimumkwaliteitseisen per kwaliteit, voor ten minste drie kwaliteiten per bladetage, en de verbintenis van de landbouwer aan het bewerkingsbedrijf per kwaliteit ruwe tabak te zullen leveren die ten minste aan die kwaliteitseisen voldoet;

h)

de verbintenis van het bedrijf voor eerste bewerking de landbouwer de aankoopprijs per kwaliteit te zullen betalen;

i)

de termijn voor de betaling van de aankoopprijs, die niet langer mag zijn dan 30 dagen te rekenen vanaf de datum van levering;

j)

de verbintenis van de landbouwer de tabak uiterlijk op 20 juni van het oogstjaar op het betrokken perceel te zullen uitplanten.

4.   Indien het uitplanten na 20 juni zal plaatsvinden, moet de landbouwer dit vóór die datum bij aangetekende brief aan het bewerkingsbedrijf en de bevoegde autoriteit van de lidstaat meedelen onder vermelding van de redenen voor de vertraging en, bij verandering van perceel, van nadere gegevens daarover.

5.   De contractsluitende partijen mogen de oorspronkelijk in het contract vermelde hoeveelheden door middel van een aanvullende schriftelijke overeenkomst verhogen. De aanvullende overeenkomst wordt voor registratie bij de bevoegde autoriteit ingediend uiterlijk op de 40e dag na de in artikel 171 quater sexies, lid 1, bedoelde uiterste datum voor de sluiting van teeltcontracten.

Artikel 171 quater sexies

Sluiting en registratie van de contracten

1.   Behoudens overmacht moeten de teeltcontracten uiterlijk op 30 april van het oogstjaar worden gesloten. De lidstaten kunnen een eerdere datum vaststellen.

2.   Behoudens overmacht moeten de gesloten teeltcontracten voor registratie bij de bevoegde instantie worden ingediend binnen 15 dagen na de in lid 1 bedoelde uiterste datum voor de sluiting ervan.

De bevoegde instantie is de instantie van de lidstaat waar de bewerking zal plaatsvinden.

Wanneer de bewerking zal plaatsvinden in een andere lidstaat dan die waar de tabak is geteeld, zendt de bevoegde instantie van de lidstaat van bewerking onmiddellijk een kopie van het geregistreerde contract aan de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Indien deze instantie niet zelf de steunregeling controleert, zendt zij een kopie van het geregistreerde contract aan de bevoegde controle-instantie.

3.   Wanneer de in lid 1 bedoelde uiterste datum voor de sluiting van de teeltcontracten of de in lid 2 bedoelde uiterste datum voor de indiening ervan met ten hoogste 15 dagen wordt overschreden, wordt de te betalen steun met 20 % verlaagd.

Artikel 171 quater septies

Contracten met een producentenvereniging

1.   Als het teeltcontract tussen een bedrijf voor eerste bewerking en een producentenvereniging wordt gesloten, gaat het vergezeld van een lijst met de namen van de betrokken landbouwers, hun respectieve te leveren maximumhoeveelheden en de precieze ligging en de oppervlakte van de betrokken percelen, een en ander zoals bedoeld in artikel 171 quater quinquies, lid 3, onder c), d) en e).

Deze lijst wordt uiterlijk op 15 mei van het oogstjaar voor registratie ingediend bij de bevoegde instantie.

2.   Tot de werkzaamheden die worden verricht door de in lid 1 bedoelde producentenverenigingen, mag niet de eerste bewerking van tabak behoren.

3.   Een landbouwer die tabak produceert, mag niet bij meer dan één producentenvereniging zijn aangesloten.

Artikel 171 quater octies

Minimumkwaliteitseisen

De aan het bewerkingsbedrijf geleverde tabak moet van gezonde handelskwaliteit zijn en mag geen van de in bijlage XXVII vermelde kenmerken vertonen. Strengere kwaliteitseisen mogen worden opgesteld door de lidstaat of worden overeengekomen tussen de contractsluitende partijen.

Artikel 171 quater nonies

Geschillen

De lidstaten kunnen bepalen dat geschillen over de kwaliteit van de aan het bedrijf voor eerste bewerking geleverde tabak moeten worden voorgelegd aan een arbitrage-instantie. De lidstaten bepalen de regels inzake de samenstelling van en de besluitvorming door deze instanties. In de arbitrage-instanties moeten een of meer vertegenwoordigers van de producenten en van de bewerkingsbedrijven zitting hebben, maar altijd een gelijk aantal van beide groepen.

Artikel 171 quater decies

Steunniveau

Vóór 15 maart van het oogstjaar stellen de lidstaten overeenkomstig artikel 110 duodecies, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 het indicatieve steunbedrag per kilogram vast voor elke betrokken tabakssoort of soortengroep. De lidstaten kunnen het steunniveau differentiëren naargelang van de kwaliteit van de geleverde tabak. Voor elke soort of soortengroep mag het steunniveau niet hoger zijn dan het premiebedrag per soortengroep dat voor de oogst 2005 is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 546/2002 van de Raad (10).

De lidstaten stellen het definitieve steunbedrag per kilogram voor elke betrokken tabakssoort of soortengroep vast binnen 15 werkdagen na de dag waarop alle tabak van de betrokken oogst is geleverd. Indien het totale steunbedrag dat in een lidstaat is aangevraagd, hoger is dan het bij artikel 110 terdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maximum, aangepast overeenkomstig artikel 110 quaterdecies van die verordening, past de lidstaat een lineaire korting toe op de aan elke landbouwer betaalde bedragen.

Artikel 171 quater undecies

Berekening van de te betalen steun

1.   De aan de landbouwers te betalen steun wordt berekend op basis van het gewicht van de tabaksbladeren van de betrokken soort of soortengroep die de vereiste minimumkwaliteit hebben en door het bedrijf voor eerste bewerking zijn overgenomen.

2.   Indien het vochtgehalte verschilt van het in bijlage XXVIII vastgestelde gehalte voor de betrokken soort, wordt het gewicht binnen de in die bijlage vastgestelde toleranties aangepast voor elk procentpunt verschil.

3.   De methoden voor de bepaling van het vochtgehalte, de omvang en de frequentie van de monsternemingen en de wijze van berekening van het aangepaste gewicht zijn vastgesteld in bijlage XXIX.

Artikel 171 quater duodecies

Levering

1.   Behoudens overmacht moet de landbouwer, op straffe van verlies van zijn recht op de steun, uiterlijk op 30 april van het jaar na het oogstjaar zijn volledige productie aan het bedrijf voor eerste bewerking leveren. De lidstaten mogen een eerdere datum vaststellen.

2.   De tabaksbladeren moeten hetzij rechtstreeks op de plaats waar zij zullen worden bewerkt, hetzij, indien de lidstaat dit toestaat, aan een erkend aankoopcentrum worden geleverd. De bevoegde controle-instantie erkent deze aankoopcentra, die over geschikte voorzieningen, weeginrichtingen en ruimten moeten beschikken.

3.   Indien de niet-bewerkte tabak niet op de in lid 2 bedoelde plaatsen is geleverd of indien de vervoerder die afzonderlijke hoeveelheden tabak van het aankoopcentrum naar het bewerkingsbedrijf vervoert, niet over de nodige vergunning voor dat vervoer beschikt, moet het bedrijf voor eerste bewerking dat de betrokken tabak heeft overgenomen, de lidstaat een bedrag betalen dat gelijk is aan de steun voor de betrokken hoeveelheid tabak. Dit bedrag moet aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) worden gecrediteerd.

Artikel 171 quater terdecies

Betaling

De bevoegde instantie van de lidstaat betaalt de steun aan de landbouwer op basis van een door de bevoegde controle-instantie afgegeven controleattest waarin de levering van de tabak wordt bevestigd.

Artikel 171 quater quaterdecies

Voorschotten

1.   In afwijking van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 796/2004 kunnen de lidstaten voor de steun voor tabak aan de landbouwers een stelsel van voorschotten toepassen.

2.   De landbouwers kunnen een aanvraag voor een voorschot indienen na 16 september van het oogstjaar. Deze aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten, tenzij de lidstaat anders bepaalt omdat hij reeds over deze documenten beschikt:

a)

een kopie of het registratienummer van het teeltcontract;

b)

een schriftelijke verklaring van de landbouwer waarin is vermeld welke van de betrokken oogst afkomstige hoeveelheden tabak hij kan leveren.

3.   Het voorschot, dat maximaal gelijk is aan 50 % van het steunbedrag dat op basis van het overeenkomstig artikel 171 quater decies vastgestelde indicatieve steunniveau zal moeten worden betaald, wordt slechts uitgekeerd wanneer een zekerheid is gesteld ten bedrage van het voorschot, verhoogd met 15 % van het voorschot.

De zekerheid wordt overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 vrijgegeven zodra het totale steunbedrag is betaald.

4.   Het voorschot wordt uitgekeerd op of na 16 oktober van het oogstjaar en binnen 30 dagen nadat de in lid 2 bedoelde aanvraag is ingediend en het bewijs is geleverd dat de in lid 3 bedoelde zekerheid is gesteld.

Het uitgekeerde voorschot wordt in mindering gebracht op het overeenkomstig artikel 171 quater terdecies te betalen bedrag van de steun voor tabak.

5.   De lidstaten stellen aanvullende voorwaarden vast voor de toekenning van voorschotten, en met name de uiterste datum voor de indiening van de betrokken aanvragen. Een landbouwer mag geen voorschotaanvraag meer indienen zodra hij met de leveringen is begonnen.

Artikel 171 quater quindecies

Bewerking in een andere lidstaat

1.   De steun wordt betaald of voorgeschoten door de lidstaat waar de tabak is geproduceerd.

2.   Indien de tabak in een andere lidstaat wordt bewerkt dan die waar hij is geproduceerd, verstrekt de lidstaat van bewerking, na de nodige controles te hebben verricht, de lidstaat van productie alle gegevens die deze laatste nodig heeft om de steun te kunnen betalen of de zekerheid te kunnen vrijgeven.

Artikel 171 quater sexdecies

Mededelingen aan de Commissie

1.   Elke betrokken lidstaat deelt uiterlijk op 31 januari van elk oogstjaar de volgende gegevens aan de Commissie mee:

a)

de naam en het adres van de instanties die zijn belast met de registratie van teeltcontracten;

b)

de naam en het adres van de erkende bedrijven voor eerste bewerking.

De Commissie maakt de lijst van de met de registratie van teeltcontracten belaste instanties en van de erkende bedrijven voor eerste bewerking bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Elke betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van de nationale maatregelen die zijn genomen om dit hoofdstuk uit te voeren.

Artikel 171 quater septdecies

Overgangsmaatregel

Onverminderd eventuele toekomstige wijzigingen, hebben de producenten van wie in de oogstjaren 2002 en 2003 overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 productiequota voor tabak zijn opgekocht, er vanaf 1 januari 2006 voor het restant van de vijf oogstjaren na het jaar waarin hun quotum is opgekocht, recht op een bedrag te ontvangen dat gelijk is aan een percentage van de voor de oogst 2005 toegekende premie, zoals aangegeven in de tabellen in bijlage XXX. Deze bedragen worden elk jaar vóór 31 mei betaald.

8)

Artikel 172 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende leden 3 bis en 3 ter worden ingevoegd:

„3 bis.   Verordening (EG) nr. 1591/2001 wordt ingetrokken. Zij blijft evenwel van toepassing voor het verkoopseizoen 2005/2006.

3 ter.   De Verordeningen (EEG) nr. 85/93 en (EG) nr. 2848/98 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2006. Zij blijven evenwel van toepassing voor de oogst 2005.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Behalve in het geval van Verordening (EEG) nr. 85/93 moeten verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening.”.

9)

De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd als de bijlagen XXIV tot en met XXX.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006 behalve punt 4 van artikel 1, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).

(2)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2005 (PB L 172 van 5.7.2005, blz. 76).

(3)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 20.

(4)  PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).

(5)  PB L 210 van 28.7.1998, blz. 32. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37).

(6)  PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1679/2005 (PB L 271 van 15.10.2005, blz. 1).

(7)  PB L 358 van 31.12.1998, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1809/2004 (PB L 318 van 19.10.2004, blz. 18).

(8)  PB L 12 van 20.1.1993, blz. 9.

(9)  PB L 210 van 28.7.1998, blz. 32. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37).”

(10)  PB L 84 van 28.3.2002, blz. 4.”.


BIJLAGE

BIJLAGE XXIV

Gemeenschappelijke methode voor de berekening van de met olijfbomen beplante oppervlakte in GIS-ha

De gemeenschappelijke methode bestaat erin een algoritme (1) toe te passen dat de met olijfbomen beplante oppervlakte bepaalt aan de hand van de positie van de subsidiabele olijfbomen, zulks met gebruikmaking van geautomatiseerde gegevensverwerking op basis van het GIS (geografisch informatiesysteem).

1.   BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)

„voor de productie van olijven bestemd perceel”: een aaneengesloten stuk grond waarop productieve subsidiabele olijfbomen voorkomen die elk ten hoogste op een vastgestelde afstand van een andere subsidiabele olijfboom staan;

b)

„subsidiabele olijfboom”: een olijfboom die hetzij vóór 1 mei 1998, of wat Cyprus en Malta betreft vóór 31 december 2001, is aangeplant, hetzij een vervangende olijfboom is, hetzij is aangeplant in het kader van een op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1638/98 door de Commissie goedgekeurd programma en waarvan het bestaan is geregistreerd in het GIS;

c)

„geïsoleerde subsidiabele olijfboom”: een productieve subsidiabele olijfboom die niet voldoet aan de voorwaarden om samen met andere subsidiabele olijfbomen te worden aangemerkt als een voor de productie van olijven bestemd perceel;

d)

„productieve subsidiabele olijfboom”: een levende subsidiabele olijfboom van een als gedomesticeerd aangemerkte soort, permanent aangeplant, ongeacht de toestand ervan, eventueel bestaande uit verscheidene stammen die zich bij de voet op een afstand van minder dan 2 m van elkaar bevinden.

2.   STAPPEN VAN HET ALGORITME VOOR DE TOEKENNING VAN DE STEUN VOOR OLIJFGAARDEN

Stap 1: nabijheidsanalyse

De parameter voor de nabijheidsanalyse (P1) geeft de maximale afstand tussen als bij elkaar staand te beschouwen subsidiabele olijfbomen aan en is daarmee de grootheid die bepaalt of een olijfboom geïsoleerd is dan wel behoort tot een voor de productie van olijven bestemd perceel. P1 is de straal die een cirkel met een subsidiabele olijfboom als middelpunt definieert waarbinnen een andere subsidiabele olijfboom zich moet bevinden om tot hetzelfde „olijfbomenblok” te worden gerekend.

P1 bedraagt 20 m, wat voor de meeste regio’s een agronomische maximumwaarde is. Voor sommige door de lidstaat te bepalen regio’s met extensieve olijventeelt waar de gemiddelde plantafstand meer dan 20 m bedraagt, kan de lidstaat P1 vaststellen op tweemaal de regionale gemiddelde plantafstand. In dat geval bewaart de lidstaat de documenten met de gegevens die de toepassing van deze uitzondering rechtvaardigen.

De tot een olijfgaard behorende subsidiabele olijfbomen die op een grotere afstand dan P1 staan, worden als geïsoleerde subsidiabele olijfbomen beschouwd.

In eerste instantie wordt dus door toepassing van de parameter P1 bepaald of de subsidiabele olijfbomen dicht genoeg bij elkaar staan. Rond het zwaartepunt van elke subsidiabele olijfboom wordt een buffer ingetekend, de aldus verkregen veelhoeken worden samengevoegd en dan wordt door onderzoek van deze veelhoeken bepaald welke subsidiabele olijfbomen geïsoleerd zijn.

Stap 2: toekenning van een standaardoppervlakte aan de geïsoleerde subsidiabele olijfbomen

Na toepassing van P1 worden de subsidiabele olijfbomen in twee klassen verdeeld:

subsidiabele olijfbomen die behoren tot een olijfbomenblok,

geïsoleerde subsidiabele olijfbomen.

De aan een geïsoleerde subsidiabele olijfboom toegekende oppervlakte P2 bedraagt 100 m2, namelijk een cirkel met een straal van 5,64 m en met de geïsoleerde subsidiabele olijfboom als middelpunt.

Stap 3: toepassing van de interne buffer P3

Aan het olijfbomenblok moet een oppervlakte worden toegekend en een veelhoek moet worden bepaald die de vorm van de olijfgaard weergeeft.

Eerst wordt een netwerk getekend van lijnen die alle subsidiabele olijfbomen van de groep die minder ver uit elkaar staan dan de afstand P1, met elkaar verbinden.

Vervolgens wordt elk van die lijnen verbreed tot een oppervlakte, een „interne buffer”. De interne buffer is de verzameling punten die niet verder van de betrokken lijn af liggen dan een bepaalde waarde, de „breedte van de interne buffer”. Om te voorkomen dat binnen een uniforme olijfgaard eilanden ontstaan die als „niet met olijfbomen beplant” worden aangemerkt, moet de breedte van de interne buffer gelijk zijn aan de helft van de afstand P1.

De combinatie van alle interne buffers levert een eerste benadering op van de aan de groep olijfbomen toe te kennen oppervlakte, dat wil zeggen van de oppervlakte van de olijfgaard.

Stap 4: toepassing van de externe buffer P4

De uiteindelijke oppervlakte van de olijfgaard en de uiteindelijke vorm van de veelhoek waarmee die oppervlakte overeenkomt, worden bepaald met gebruikmaking van een tweede buffer, de „externe buffer”.

Een „externe buffer” wordt toegepast langs de buitenzijde van het netwerk van de lijnen die alle subsidiabele olijfbomen aan de rand van de olijfgaard met elkaar verbinden. De externe buffer is de verzameling punten die niet verder van een lijn aan de rand van het netwerk af liggen dan een bepaalde waarde, de „breedte van de externe buffer”. De externe buffer wordt alleen langs de buitenzijde van elke lijn aan de rand van het netwerk toegepast, terwijl langs de binnenzijde verder met de interne buffer wordt gewerkt.

De „externe” buffer is gelijk aan de helft van de gemiddelde plantafstand in het voor de productie van olijven bestemde perceel (δ) met een minimum van 2,5 m.

Deze gemiddelde afstand tussen de subsidiabele olijfbomen wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Gemiddelde plantafstand Formula

Waarin A = de oppervlakte van de groep olijfbomen en N = het aantal olijfbomen.

De gemiddelde plantafstand wordt bepaald door herhaalde berekeningen:

de eerste gemiddelde plantafstand δ 1 wordt berekend aan de hand van de oppervlakte (A1) die is verkregen door alleen P3 (interne buffer) toe te passen.

en nieuwe oppervlakete A2 wordt dan berekend door als externe buffer δ2 = δ1/2 te gebruiken.

op deze wijze wordt An verkregen zodra het verschil tussen An-1 en An niet langer als beduidend wordt beschouwd.

P4 wordt dus:

P4 = max [2,5 m; 1/2 δn]

Waarin Formula

Stap 5: bepaling van de met olijfbomen beplante oppervlakte

—   Stap 5a: bepaling van de veelhoek van Voronoï

De interne en de externe buffers (P3 en P4) worden gecombineerd om het eindresultaat te verkrijgen. Dat resultaat is een grafische laag waarvan de volgende grootheden moeten worden geregistreerd in de databank van het GIS voor de olijventeelt: de omtrek van het olijfbomenblok en de met olijfbomen beplante oppervlakte.

Het resultaat kan worden omgezet in veelhoeken van Voronoï, die een oppervlakte toekennen aan elke subsidiabele olijfboom. Een veelhoek van Voronoï is „een veelhoek die een vlak begrenst dat bestaat uit alle punten die dichter bij een specifiek punt van het netwerk liggen dan bij alle andere dergelijke punten”.

—   Stap 5b: uitsluiting van de gedeelten die buiten het referentieperceel liggen

Eerst wordt de omtrek van het olijfbomenblok over die van het referentieperceel gelegd.

Vervolgens worden de gedeelten van het olijfbomenblok die buiten het referentieperceel liggen, weggelaten.

—   Stap 5c: toevoeging van eilanden van minder dan 100 m2

Een tolerantie dient te worden toegepast in de vorm van een drempelwaarde voor de grootte van „eilanden” (dat wil zeggen delen van een perceel die na toepassing van de methode niet worden gerekend tot de met subsidiabele olijfbomen beplante oppervlakte), zulks om het ontstaan van onbetekenende „eilanden” te voorkomen. Alle „eilanden” van minder dan 100 m2 kunnen aan de oppervlakte worden toegevoegd. De in aanmerking te nemen „eilanden” zijn:

de „interne eilanden” (binnen het door OLIAREA begrensde olijfbomenblok) die voortvloeien uit de toepassing van de parameters P1 en P3;

de „externe eilanden” (binnen het referentieperceel maar buiten het voor de productie van olijven bestemde perceel) die voortvloeien uit de toepassing van P4 en het over elkaar leggen van het referentieperceel en het olijfbomenblok.

Stap 6: uitsluiting van de niet-subsidiabele olijfbomen

Als op het voor de productie van olijven bestemde perceel niet-subsidiabele olijfbomen voorkomen, moet de bij stap 5 verkregen oppervlakte worden vermenigvuldigd met het aantal subsidiabele olijfbomen en gedeeld door het totale aantal olijfbomen op het voor de productie van olijven bestemde perceel. De aldus berekende oppervlakte is de met olijfbomen beplante oppervlakte die in aanmerking komt voor de steun voor olijfgaarden.

3.   STAPPEN VAN HET ALGORITME VOOR DE TOEPASSING VAN DE BEDRIJFSTOESLAGREGELING

Om het aantal hectaren te bepalen dat in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van artikel 43, lid 1, van en bijlage VII, onder H, bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (bepaling van de toeslagrechten), worden de stappen 1 tot en met 5 van het hierboven beschreven algoritme toegepast, en stap 6 niet. De bij stap 2 bepaalde oppervlakte van de geïsoleerde olijfbomen mag echter buiten beschouwing worden gelaten.

In dat geval kunnen de lidstaten na stap 5 aan de met olijfbomen beplante oppervlakte ook de eilanden van 100 m2 of meer toevoegen die bestaan uit landbouwgrond die in de referentieperiode geen recht op in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde rechtstreekse betalingen heeft gegeven, met uitzondering van de voor blijvende teelten of als bosgrond gebruikte grond. Als voor deze afwijkende regeling wordt gekozen, geldt zij voor alle landbouwers in de lidstaat.

In het GIS voor de olijventeelt bewaren de lidstaten de nodige gegevens over de toepassing van deze afwijkende regeling en over de verrichte controles.

Dezelfde aanpak wordt toegepast bij de berekening van het aantal subsidiabele hectaren zoals bedoeld in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (gebruik van de toeslagrechten).

4.   UITVOERING

De lidstaten voeren dit algoritme uit als functie van hun GIS voor de olijventeelt en passen het daarbij aan hun eigen systeem voor geautomatiseerde gegevensverwerking aan. Voor elk perceel moeten de resultaten van elke stap van het algoritme in het GIS voor de olijventeelt worden geregistreerd.

BIJLAGE XXV

INDELING VAN DE TABAKSSOORTEN IN GROEPEN

zoals bedoeld in artikel 171 quater bis

I.   FLUE CURED TABAK

 

Virginia

 

Virginia D en hybriden daarvan

 

Bright

 

Wiślica

 

Virginia SCR IUN

 

Wiktoria

 

Wiecha

 

Wika

 

Wala

 

Wisła

 

Wilia

 

Waleria

 

Watra

 

Wanda

 

Weneda

 

Wenus

 

DH 16

 

DH 17

II.   LIGHT AIR CURED TABAK

 

Burley

 

Badischer Burley en hybriden daarvan

 

Maryland

 

Bursan

 

Bachus

 

Bożek

 

Boruta

 

Tennessee 90

 

Baca

 

Bocheński

 

Bonus

 

NC 3

 

Tennessee 86

III.   DARK AIR CURED TABAK

 

Badischer Geudertheimer, Pereg, Korso

 

Paraguay en hybriden daarvan

 

Dragon Vert en hybriden daarvan

 

Philippin

 

Petit Grammont (Flobecq)

 

Semois

 

Appelterre

 

Nijkerk

 

Misionero en hybriden daarvan

 

Rio Grande en hybriden daarvan

 

Forchheimer Havanna IIc

 

Nostrano del Brenta

 

Resistente 142

 

Goyano

 

Hybriden van Geudertheimer

 

Beneventano

 

Brasile Selvaggio en vergelijkbare soorten

 

Gefermenteerde Burley

 

Havanna

 

Prezydent

 

Mieszko

 

Milenium

 

Małopolanin

 

Makar

 

Mega

IV.   FIRE CURED TABAK

 

Kentucky en hybriden daarvan

 

Moro di Cori

 

Salento

 

Kosmos

V.   SUN CURED TABAK

 

Xanti-Yakà

 

Perustitza

 

Samsun

 

Erzegovina en vergelijkbare soorten

 

Myrodata Smyrnis, Trapezous en Phi I

 

Andere dan klassieke Kaba Koulak

 

Tsebelia

 

Mavra

VI.   BASMAS

VII.   KATERINI EN VERGELIJKBARE SOORTEN

VIII.   KLASSIEKE KABA KOULAK

 

Elassona

 

Myrodata Agrinion

 

Zichnomyrodata

BIJLAGE XXVI

ERKENDE PRODUCTIEGEBIEDEN

zoals bedoeld in artikel 171 quater quater

Soortengroep volgens bijlage I

Lidstaat

Productiegebieden

I.

Flue cured tabak

Duitsland

Sleeswijk-Holstein, Nedersaksen, Beieren, Rijnland-Palts, Baden-Württemberg, Hessen, Saarland, Brandenburg, Mecklenburg-Voor-Pommeren, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen

Griekenland

 

Frankrijk

Aquitanië, Midi-Pyrénées, Auvergne, Limousin, Champagne-Ardenne, Elzas, Lotharingen, Rhône-Alpes, Franche-Comté, Provence-Alpes-Côte d'Azur, Pays-de-la-Loire, Centre, Poitou-Charentes, Bretagne, Languedoc-Roussillon, Normandië, Bourgogne, Nord-Pas-de-Calais, Picardië, Île-de-France

Italië

Friuli, Veneto, Lombardije, Piemonte, Toscane, Marche, Umbrië, Latium, Abruzzen, Molise, Campanië, Basilicata, Calabrië

Spanje

Extremadura, Andalusië, Kastilië-Leon, Kastilië-La Mancha

Portugal

Beiras, Ribatejo Oeste, Alentejo, autonome regio Azoren

Oostenrijk

 

II.

Light air cured tabak

België

 

Duitsland

Rijnland-Palts, Baden-Württemberg, Hessen, Saarland, Beieren, Brandenburg, Mecklenburg-Voor-Pommeren, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen

Griekenland

 

Frankrijk

Aquitanië, Midi-Pyrénées, Languedoc-Roussillon, Auvergne, Limousin, Poitou-Charentes, Bretagne, Pays-de-la-Loire, Centre, Rhône-Alpes, Provence-Alpes-Côte d'Azur, Franche-Comté, Elzas, Lotharingen, Champagne-Ardenne, Picardië, Nord-Pas-de-Calais, Haute-Normandie, Basse-Normandie, Bourgogne, Réunion, Île-de-France

Italië

Veneto, Lombardije, Piemonte, Umbrië, Emilia-Romagna, Latium, Abruzzen, Molise, Campanië, Basilicata, Sicilië, Friuli, Toscane, Marche

Spanje

Extremadura, Andalusië, Kastilië-Leon, Kastilië-La Mancha

Portugal

Beiras, Ribatejo Oeste, Entre Douro e Minho, Trás-os-Montes, autonome regio Azoren

Oostenrijk

 

III.

Dark air cured tabak

België

 

Duitsland

Rijnland-Palts, Baden-Württemberg, Hessen, Saarland, Beieren, Brandenburg, Mecklenburg-Voor-Pommeren, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen

Frankrijk

Aquitanië, Midi-Pyrénées, Languedoc-Roussillon, Auvergne, Limousin, Poitou-Charentes, Bretagne, Pays-de-la-Loire, Centre, Rhône-Alpes, Provence-Alpes-Côte d'Azur, Franche-Comté, Elzas, Lotharingen, Champagne-Ardenne, Picardië, Nord-Pas-de-Calais, Haute-Normandie, Basse-Normandie, Bourgogne, Réunion

Italië

Friuli, Trentino, Veneto, Toscane, Latium, Molise, Campanië, Sicilië

Spanje

Extremadura, Andalusië, Kastilië-Leon, Kastilië-La Mancha, Autonome Gemeenschap Valencia, Navarra, Rioja, Catalonië, Madrid, Galicië, Asturië, Cantabrië, gebied Campezo in Baskenland, La Palma (Canarische Eilanden)

Oostenrijk

 

IV.

Fire cured tabak

Italië

Veneto, Toscane, Umbrië, Latium, Campanië, Marche

Spanje

Extremadura, Andalusië

V.

Sun cured tabak

Griekenland

 

Italië

Latium, Abruzzen, Molise, Campanië, Basilicata, Sicilië

VI.

Basmas

Griekenland

 

VII.

Katerini en vergelijkbare soorten

Griekenland

 

Italië

Latium, Abruzzen, Campanië, Basilicata

VIII.

Klassieke Kaba Koulak

Elassona, Myrodata Agrinion Zichnomyrodata

Griekenland

 

BIJLAGE XXVII

MINIMUMKWALITEITSEISEN

zoals bedoeld in artikel 171 quater octies

Om voor de in artikel 171 quater decies bedoelde steun in aanmerking te komen dient de tabak, rekening houdend met de typische kenmerken van de betrokken soort, van gezonde handelskwaliteit te zijn; de steun wordt niet verleend voor tabak waarin voorkomen:

a)

stukken van bladeren;

b)

in ernstige mate door hagel beschadigde bladeren;

c)

bladeren die ernstige gaafheidsfouten vertonen en waarvan het oppervlak voor meer dan een derde beschadigd is;

d)

bladeren waarvan meer dan 25 % van het oppervlak door ziekten of door insecten is aangetast;

e)

bladeren met resten van pesticiden;

f)

niet-rijpe bladeren of bladeren met een duidelijke groene kleur;

g)

bevroren bladeren;

h)

beschimmelde of verrotte bladeren;

i)

bladeren met niet-gedroogde, vochtige of door rotting aangetaste nerven dan wel met dikke of niet dunner geworden hoofdnerf;

j)

bladeren afkomstig van scheuten;

k)

bladeren die een voor de betrokken soort abnormale geur hebben;

l)

vuile bladeren met grond;

m)

bladeren waarvan het vochtgehalte de in bijlage XXVIII vastgestelde toleranties overschrijdt.

BIJLAGE XXVIII

VOCHTGEHALTE

zoals bedoeld in artikel 171 quater undecies

Soortengroep

Vochtgehalte (% )

Tolerantie (%)

I.

Flue cured tabak

16

4

II.   

Light air cured tabak

Duitsland, Frankrijk, België, Oostenrijk, Portugal — autonome regio Azoren

22

4

Andere lidstaten en andere erkende productiegebieden in Portugal

20

6

III.   

Dark air cured tabak

België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk

 

 

Andere lidstaten

26

4

IV.

Fire cured tabak

22

6

V.

Sun cured tabak

22

4

VI.

Basmas

16

4

VII.

Katerini

16

4

VIII.   

Klassieke Kaba Koulak

Elassona, Myrodata

16

4

Agrinion, Zichnomyrodata

16

4

BIJLAGE XXIX

COMMUNAUTAIRE METHODEN VOOR DE BEPALING VAN HET VOCHTGEHALTE VAN RUWE TABAK

zoals bedoeld in artikel 171 quater undecies

I.   TE GEBRUIKEN METHODEN

A.   Beaudesson-procédé

1.   Toestel

Beaudesson-droogstoof EM 10:

Elektrisch droogtoestel waarin, met behulp van een ventilator, warme lucht geforceerd door het te drogen monster wordt gevoerd. Het vochtgehalte wordt bepaald door weging vóór en na het drogen. Hiertoe wordt een balans gebruikt met een zodanige graadverdeling dat, voor de hoeveelheid van 10 gram waarmee wordt gewerkt, het procentuele vochtgehalte rechtstreeks kan worden afgelezen.

2.   Werkwijze

Een dosis van 10 gram wordt afgewogen in een bekertje met geperforeerde bodem dat vervolgens in de droogkolom wordt gebracht waar het in een houder wordt geplaatst. De droogstoof wordt vijf minuten in werking gesteld. In dit tijdsbestek wordt het monster met warme lucht gedroogd bij een temperatuur van omstreeks 100 °C.

Na vijf minuten wordt het proces door een tijdklok stopgezet. De luchttemperatuur bij het einde van het drogen wordt met behulp van een ingebouwde thermometer vastgesteld. Het monster wordt gewogen. Het vochtgehalte wordt rechtstreeks afgelezen en eventueel, naar gelang van de bereikte temperatuur, met enkele tienden van een procent naar boven of naar beneden gecorrigeerd aan de hand van een aan het apparaat bevestigde schaal.

B.   Brabender-procédé

1.   Toestel

Brabender-stoof:

Elektrisch toestel bestaande uit een cilindrische kamer met een temperatuurregeling en geforceerde luchtcirculatie waarin gelijktijdig tien metalen bekertjes elk met 10 gram tabak worden geplaatst. Deze bekertjes worden op een draaiplateau met tien plaatsen gezet en kunnen met behulp van een bedieningsstuur na het drogen successievelijk naar een weegplaats in het apparaat worden gebracht. Via handels kunnen de bekertjes achtereenvolgens op het juk van een ingebouwde balans worden geplaatst zonder dat de monsters uit het toestel behoeven te worden gehaald. Het vochtgehalte kan rechtstreeks optisch van de balans worden afgelezen.

Een tweede balans bij het toestel dient slechts voor het klaarmaken van de doses.

2.   Werkwijze

Afstelling van de thermometer op 110 °C.

Voorverwarming van het toestel, minstens 15 minuten.

Afwegen van tien doses van 10 gram.

Inbrengen van de bekertjes.

Droging gedurende 50 minuten.

Aflezen van de gewichten ter bepaling van de brutovochtgehaltes.

C.   Andere methoden

De lidstaten mogen andere meetmethoden gebruiken, die met name gebaseerd zijn op de bepaling van de elektrische resistentie of de diëlektrische eigenschappen van de betrokken partij, op voorwaarde dat de uitkomsten worden geijkt aan de hand van het onderzoek, volgens methode A of B, van een representatief monster.

II.   MONSTERNEMING

De monsterneming voor de bepaling van het vochtgehalte, volgens een van de in deel I, onder A en B, bedoelde methoden, van de tabaksbladeren dient als volgt te geschieden:

1.   Samenstelling van het monster

Uit elke baal of uit elke verpakkingseenheid wordt een aantal bladeren genomen in verhouding tot het gewicht van die balen of verpakkingseenheden. Het aantal bladeren moet groot genoeg zijn om representatief te zijn voor de verpakkingseenheid.

Men neemt een gelijk aantal bladeren van de buitenkant, bladeren uit de kern en bladeren van tussen de buitenkant en de kern van de verpakkingseenheid.

2.   Homogenisering

Alle bladeren worden in een plastic zak gemengd, vervolgens worden enkele kilo’s gesneden (snijbreedte: 0,4 à 2 mm).

3.   Monstertrekking

Na het snijden dient de tabak zorgvuldig te worden gemengd en moet een representatief monster worden genomen.

4.   Metingen

De metingen moeten het hele aldus verkleinde monster betreffen, terwijl ervoor moet worden gezorgd dat

het vochtgehalte niet verandert (hermetisch gesloten recipiënt of zak);

de homogeniteit niet wordt aangetast door bezinking (afval).

III.   OMVANG EN FREQUENTIE VAN DE MONSTERNEMING EN WIJZE VAN BEREKENING VAN HET AANGEPASTE GEWICHT

Het voor de bepaling van het vochtgehalte van tabak te nemen aantal monsters is voor elke levering minstens gelijk aan drie per soortengroep. Zowel de landbouwer als het bedrijf voor eerste bewerking kunnen bij de levering van de tabak vragen een groter aantal monsters te nemen.

Het gewicht van de in de loop van één en dezelfde dag geleverde tabak per soortengroep wordt aangepast op grond van het gemiddelde gemeten vochtgehalte. Het gewicht waarvoor de steun wordt verleend, wordt niet aangepast, wanneer het gemiddelde gemeten vochtgehalte minder dan 1 procentpunt lager of hoger is dan het voorgeschreven vochtgehalte.

Het aangepaste gewicht is gelijk aan het totale nettogewicht van de in de loop van een dag geleverde tabak per soortengroep × (100 – gemiddeld vochtgehalte)/(100 – voorgeschreven vochtgehalte voor de betrokken soort). Wanneer het gemiddelde vochtgehalte geen geheel getal is, wordt voor decimalen van 0,01 tot en met 0,49 naar beneden en voor decimalen van 0,50 tot en met 0,99 naar boven afgerond op een geheel getal.

BIJLAGE XXX

OPKOOP VAN QUOTA VOOR DE OOGSTJAREN 2002 EN 2003

zoals bedoeld in artikel 171 quater septdecies

Producenten met een productiequotum van minder dan 10 ton

Soortengroep

Jaar

1e

2e

3e

4e

5e

Quota van groep I

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %

Quota van groep II

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %

Quota van groep III

— oogstjaar 2002

40 %

40 %

25 %

25 %

20 %

— oogstjaar 2003

75 %

75 %

50 %

25 %

25 %

Quota van groep IV

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %

Quota van groep V

100 %

100 %

75 %

50 %

50 %

Quota van groep VI

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %

Quota van groep VII

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %

Quota van groep VIII

25 %

25 %

25 %

15 %

10 %


Producenten met een productiequotum van 10 ton of meer, maar minder dan 40 ton

Soortengroep

Jaar

1e

2e

3e

4e

5e

Quota van groep I

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep II

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep III

— oogstjaar 2002

35 %

35 %

20 %

20 %

20 %

— oogstjaar 2003

75 %

50 %

40 %

20 %

20 %

Quota van groep IV

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep V

90 %

90 %

50 %

50 %

50 %

Quota van groep VI

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep VII

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep VIII

25 %

25 %

20 %

10 %

10 %


Producenten met een productiequotum van 40 ton of meer

Soortengroep

Jaar

1e

2e

3e

4e

5e

Quota van groep I

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep II

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep III

— oogstjaar 2002

30 %

30 %

20 %

15 %

15 %

— oogstjaar 2003

65 %

65 %

20 %

20 %

20 %

Quota van groep IV

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep V

75 %

75 %

40 %

40 %

40 %

Quota van groep VI

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep VII

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %

Quota van groep VIII

20 %

20 %

20 %

10 %

10 %


(1)  Door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie uitgewerkte methode die OLIAREA wordt genoemd.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/56


VERORDENING (EG) Nr. 2183/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2005

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, onder c), h), i) en s), en artikel 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie (2) zijn bepalingen ter uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld die gelden met ingang van 2005.

(2)

Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (3) bevat de voorschriften inzake de gekoppelde en de ontkoppelde steun in de sectoren katoen, olijfolie, ruwe tabak en hop en inzake de integratie van die sectoren in de bedrijfstoeslagregeling.

(3)

Ten behoeve van de bepaling van de toeslagrechten in het kader van de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en hop in de bedrijfstoeslagregeling dienen specifieke regels te worden vastgesteld met betrekking tot de nationale maxima zoals bedoeld in artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en verschillende in artikel 42, leden 1 en 8, van die verordening geregelde aspecten van de nationale reserves.

(4)

In de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling in 2005 hebben toegepast, moeten voor de landbouwers die uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten voor 2006 toeslagrechten toegewezen hebben gekregen of hebben gekocht of ontvangen, de waarde en het aantal van hun toeslagrechten worden herberekend in verband met de referentiebedragen en de hectaren die voortvloeien uit de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie en katoen. De braakleggingstoeslagrechten dienen bij deze berekening niet in aanmerking te worden genomen.

(5)

Toegestaan dient te worden dat de clausule in een privaatrechtelijk contract zoals bedoeld in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 795/2004 wordt ingevoegd of gewijzigd in een verhuurcontract tot en met de uiterste datum die in 2006 geldt voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

(6)

In de lidstaten die het bij artikel 59, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regionale model toepassen, dienen alle toeslagrechten te worden verhoogd met een aanvullend bedrag dat verband houdt met de referentiebedragen die voortvloeien uit de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en hop.

(7)

Overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben Malta en Slovenië besloten de bedrijfstoeslagregeling toe te passen vanaf 2007. In de derde alinea van dat lid 1 is bepaald dat de overgangsperiode voor katoen, olijfolie, tafelolijven en tabak niet en voor hop slechts tot en met 31 december 2005 geldt. Dit zou Malta en Slovenië ertoe verplichten de bedrijfstoeslagregeling alleen voor die sectoren ten uitvoer te leggen en alle andere sectoren in 2007 te integreren. Daarom is het ter vergemakkelijking van de overgang naar de bedrijfstoeslagregeling dienstig overgangsbepalingen vast te stellen die het mogelijk maken dat in 2006 in Malta en Slovenië de huidige regelingen voor olijfgaarden en in Slovenië de huidige regelingen voor hop verder worden toegepast, aangezien dit de enige betrokken sectoren in die lidstaten zijn. Malta en Slovenië kunnen dan voor alle sectoren de bedrijfstoeslagregeling in 2007 ten uitvoer leggen.

(8)

In artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 is bepaald dat in de sector olijfolie het referentiebedrag voor een individuele landbouwer het gemiddelde is van het totale bedrag aan productiesteun voor olijfolie dat die landbouwer in elk van de vier verkoopseizoenen 1999/2000, 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 heeft ontvangen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij die verordening. Toen Verordening (EG) nr. 864/2004 werd aangenomen, had de Commissie het definitieve steunbedrag voor het verkoopseizoen 2002/2003 nog niet vastgesteld. Om rekening te houden met het eenheidsbedrag van de productiesteun voor olijfolie voor het verkoopseizoen 2002/2003 dat inmiddels bij Verordening (EG) nr. 1299/2004 van de Commissie (4) is vastgesteld, dient punt H van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 te worden gewijzigd.

(9)

In artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat het totale aantal toeslagrechten gelijk is aan het gemiddelde aantal hectaren waarvoor in de referentieperiode rechtstreekse betalingen zijn verleend. Voor de sector olijfolie moet het aantal hectaren worden berekend volgens de in punt H van bijlage VII bij die verordening bedoelde gemeenschappelijke methode. Aangegeven moet daarom worden wat de gemeenschappelijke methode is om in de sector olijfolie het aantal hectaren voor de vaststelling van het aantal toeslagrechten en tevens de subsidiabele oppervlakte voor het gebruik van toeslagrechten te bepalen.

(10)

Volgens de artikelen 44 en 51 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn de oppervlakten die op of na 1 mei 1998 met olijfbomen zijn beplant in het kader van een goedgekeurd aanplantprogramma, subsidiabel in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. Deze aanplant mag worden beschouwd als een investering in de zin van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 795/2004. De uiterste datum voor toegestane aanplant in het kader van dergelijke programma’s is vastgesteld op 31 december 2006. Daarom moet een latere datum worden bepaald voor de betrokken investeringen in de aanplant van olijfbomen.

(11)

De Verordeningen (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 795/2004 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rij „Olijfolie” wordt vervangen door:

Sector

Rechtsgrond

Opmerkingen

„Olijfolie

Titel IV, hoofdstuk 10 ter, van deze verordening

Areaalsteun

Artikel 48 bis, lid 10, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie (5)

Voor Malta en Slovenië in 2006

b)

de rij „Hop” wordt vervangen door:

Sector

Rechtsgrond

Opmerkingen

„Hop

Titel IV, hoofdstuk 10 quinquies, van deze verordening (***) (*****)

Areaalsteun

Artikel 48 bis, lid 11, van Verordening (EG) nr. 795/2004

Voor Slovenië in 2006”.

2)

In bijlage VII, punt H, eerste alinea, worden „(EG) nr. 1794/2003” en de bijbehorende voetnoot vervangen door:

„(EG) nr. 1299/2004 (6)

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 795/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 21, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor investeringen die bestaan in de aanplant van olijfbomen in het kader van door de Commissie goedgekeurde programma’s, geldt in plaats van de in de eerste alinea vastgestelde datum evenwel de datum 31 december 2006.”.

2)

Aan artikel 21, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor investeringen zoals bedoeld in lid 1, tweede alinea, moet de tenuitvoerlegging van het plan of programma evenwel uiterlijk op 31 december 2006 worden beëindigd.”.

3)

Aan hoofdstuk 4 wordt het volgende artikel 31 ter toegevoegd:

„Artikel 31 ter

Bepaling en gebruik van de toeslagrechten in de sector olijfolie

1.   Het in artikel 43 van en bijlage VII, punt H, bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aantal hectaren dat in aanmerking moet worden genomen voor de bepaling van het aantal toeslagrechten, wordt door de lidstaten in GIS-ha olijven berekend volgens de in bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 vastgestelde gemeenschappelijke methode.

2.   Voor percelen die gedeeltelijk door olijfbomen worden ingenomen en gedeeltelijk door andere onder de bedrijfstoeslagregeling vallende teelten inclusief braakgelegde grond, moet voor de berekening van de door de olijfbomen ingenomen oppervlakte de in lid 1 bedoelde methode worden gebruikt. De oppervlakte van het deel van het perceel dat wordt ingenomen door de andere onder de bedrijfstoeslagregeling vallende teelten, wordt bepaald overeenkomstig het geïntegreerd systeem zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van titel II van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

De toepassing van deze twee berekeningsmethoden mag niet leiden tot een oppervlakte die groter is dan de oppervlakte landbouwgrond van het perceel.

3.   In afwijking van lid 1 is de in bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 vastgestelde gemeenschappelijke methode niet van toepassing indien:

a)

het voor de productie van olijven bestemde perceel kleiner is dan een door de lidstaat te bepalen minimumgrootte, die niet meer dan 0,1 ha mag bedragen;

b)

het voor de productie van olijven bestemde perceel ligt in een administratieve eenheid waarvoor de lidstaat een alternatief systeem heeft opgezet ter vervanging van het GIS voor de olijventeelt.

In deze gevallen bepaalt de lidstaat de voor de steun in aanmerking komende oppervlakte op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd.

4.   De oppervlakte die in aanmerking moet worden genomen voor het gebruik van toeslagrechten zoals bedoeld in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, is de oppervlakte die is berekend overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel.”.

4)

Aan artikel 48 bis worden de volgende leden toegevoegd:

„10.   Malta en Slovenië mogen in 2006 overeenkomstig artikel 110 decies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en binnen het in lid 3 van dat artikel vastgestelde maximumbedrag steun voor olijfgaarden per GIS-ha olijven voor ten hoogste vijf categorieën van olijfgaardarealen verlenen op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd.

11.   Voor Slovenië blijven de artikelen 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad (7) en Verordening (EG) nr. 1098/98 van de Raad (8) van toepassing voor de oogst 2006, respectievelijk tot en met 31 december 2006.

5)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK 6 ter

INTEGRATIE VAN DE BETALINGEN VOOR TABAK, OLIJFOLIE, KATOEN EN HOP IN DE BEDRIJFSTOESLAGREGELING

Artikel 48 quater

Algemene regels

1.   Indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid en heeft besloten de bedrijfstoeslagregeling toe te passen vanaf 2006, is het bepaalde in titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in de hoofdstukken 1 tot en met 6 van de onderhavige verordening van toepassing.

2.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, geldt onverminderd artikel 71, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 het volgende voor de bepaling van het bedrag en het aantal van de toeslagrechten in 2006 in het kader van de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie en katoen in de bedrijfstoeslagregeling: de artikelen 37 en 43 van de genoemde verordening zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 48 quinquies van de onderhavige verordening en in het geval dat de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, is dat artikel van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 48 sexies van de onderhavige verordening.

3.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, zorgt hij ervoor dat het in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maximum in acht wordt genomen.

4.   In voorkomend geval wordt het bepaalde in artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 toegepast ten aanzien van de waarde van alle in 2006 bestaande toeslagrechten vóór de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en/of melk en ten aanzien van de referentiebedragen die zijn berekend voor de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en/of melk.

5.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, wordt het verlagingspercentage dat de lidstaat overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 heeft vastgesteld, in 2006 toegepast op de in de bedrijfstoeslagregeling te integreren referentiebedragen voor tabak, olijfolie en katoen.

6.   De in artikel 42, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde periode van vijf jaar begint niet opnieuw te lopen voor de uit de nationale reserve afkomstige toeslagrechten waarvan het bedrag overeenkomstig artikel 48 quinquies of artikel 48 sexies van de onderhavige verordening is herberekend of verhoogd.

7.   Voor de vaststelling van de toeslagrechten die verband houden met tabak, olijfolie en katoen, is het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, de artikelen 12 tot en met 17 en artikel 20 het jaar 2006.

Artikel 48 quinquies

Specifieke regels

1.   Indien de landbouwer niet uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten voor 2006 toeslagrechten toegewezen heeft gekregen of heeft gekocht, ontvangt hij toeslagrechten die overeenkomstig de artikelen 37 en 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn berekend op basis van de betalingen voor tabak, olijfolie en katoen.

De eerste alinea is ook van toepassing in het geval dat de landbouwer voor 2005 en/of 2006 toeslagrechten heeft gehuurd.

2.   Indien de landbouwer uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten voor 2006 toeslagrechten toegewezen heeft gekregen of heeft gekocht of ontvangen, worden de waarde en het aantal van zijn toeslagrechten als volgt herberekend:

a)

het aantal toeslagrechten is gelijk aan het aantal toeslagrechten dat hij in eigendom heeft, verhoogd met het aantal hectaren dat overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald op basis van de in de referentieperiode verleende betalingen voor tabak, olijfolie en katoen;

b)

de waarde wordt verkregen door de som van de waarde van de toeslagrechten die hij in eigendom heeft, en het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is berekend op basis van de oppervlakten waarvoor in de referentieperiode betalingen voor tabak, olijfolie en katoen zijn verleend, te delen door het overeenkomstig punt a) van het onderhavige lid bepaalde aantal.

De braakleggingstoeslagrechten worden bij de in de eerste alinea bedoelde berekening niet in aanmerking genomen.

3.   In afwijking van artikel 27 mag de in dat artikel bedoelde contractclausule worden ingevoegd of gewijzigd in een verhuurcontract uiterlijk op de uiterste datum die in 2006 geldt voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

4.   De toeslagrechten die zijn verhuurd vóór de uiterste datum die in 2006 geldt voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, worden in aanmerking genomen bij de in lid 2 bedoelde berekening. De toeslagrechten die vóór 15 mei 2004 zijn verhuurd door middel van een contractclausule zoals bedoeld in artikel 27, worden evenwel alleen indien de verhuurvoorwaarden kunnen worden aangepast, in aanmerking genomen bij de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde berekening.

Artikel 48 sexies

Regionale uitvoering

1.   Indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, worden alle toeslagrechten verhoogd met een aanvullend bedrag dat overeenstemt met de verhoging van het regionale maximum in 2006, gedeeld door het totale aantal in 2005 toegewezen toeslagrechten.

2.   Indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 59, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, geldt onverminderd artikel 48 van die verordening dat de landbouwers een aanvullend bedrag per toeslagrecht ontvangen.

Het aanvullende bedrag is gelijk aan de som van:

a)

het desbetreffende deel van de verhoging van het regionale maximum, gedeeld door het totale aantal in 2005 toegewezen toeslagrechten;

b)

het referentiebedrag dat voor elke landbouwer overeenstemt met het resterende deel van de verhoging van het regionale maximum, gedeeld door het aantal toeslagrechten dat de landbouwer in eigendom heeft uiterlijk op de uiterste datum die in 2006 geldt voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

Voor braakleggingstoeslagrechten ontvangt de landbouwer evenwel slechts het overeenkomstig punt a) berekende aanvullende bedrag per braakleggingstoeslagrecht.”.

6)

Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 49 bis

Integratie van tabak, katoen, olijfolie en hop

1.   Indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 59, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, deelt hij de Commissie uiterlijk op 1 oktober 2005 de redenen mee voor de gedeeltelijke verdeling van de verhoging van het maximum.

2.   Uiterlijk op 1 oktober 2005 deelt de lidstaat de Commissie het besluit mee dat hij uiterlijk op 1 augustus 2005 voor tabak, katoen, olijfolie en hop heeft genomen ten aanzien van de mogelijkheden die worden geboden bij artikel 68 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003, de punten H en I van bijlage VII bij die verordening en artikel 69 van die verordening.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 2, punt 6, van de onderhavige verordening en artikel 48 quater, lid 7, van Verordening (EG) nr. 795/2004 zoals toegevoegd bij artikel 2, punt 5, van de onderhavige verordening zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 oktober 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2005 (PB L 273 van 19.10.2005, blz. 6).

(3)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 20.

(4)  PB L 244 van 16.7.2004, blz. 16.

(5)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1.”;

(6)  PB L 244 van 16.7.2004, blz. 16.”.

(7)  PB L 175 van 4.8.1971, blz. 1.

(8)  PB L 157 van 30.5.1998, blz. 7.”.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/61


VERORDENING (EG) Nr. 2184/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 796/2004 en (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 7, lid 1, artikel 24, lid 1, en artikel 145, onder c), l), m), n), p) en r),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door de opneming van de steunregelingen voor katoen, olijfolie en tabak in de bedrijfstoeslagregeling is het noodzakelijk Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2) in verscheidene opzichten te wijzigen, met name ten aanzien van de voor die steunregelingen toe te passen aanvraagprocedure en controlemaatregelen. Bovendien moeten de bepalingen van die verordening worden verduidelijkt wat bepaalde aspecten ervan betreft.

(2)

Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004 moet worden verduidelijkt dat het begrip „perceel landbouwgrond” betrekking heeft op een aaneengesloten stuk grond waarop een enkele gewasgroep wordt geteeld door een enkele landbouwer. Deze definitie, gelezen in samenhang met artikel 49, lid 3, van die verordening, moet echter duidelijk maken dat gewassen van verschillende gewasgroepen op hetzelfde aaneengesloten stuk grond mogen worden geteeld als de verschillende steunregelingen dit toestaan. In dergelijke gevallen moet dezelfde oppervlakte in aanmerking worden genomen als verscheidene percelen landbouwgrond.

(3)

Wegens de bijzondere kenmerken van voor de productie van olijven bestemde percelen dient daarvoor een specifieke definitie te worden vastgesteld.

(4)

In artikel 66, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is bepaald dat de niet-naleving van verscheidene in het kader van de randvoorwaarden geldende verplichtingen die alle tot hetzelfde terrein van de randvoorwaarden in de zin van artikel 2, punt 31, van die verordening behoren, voor de vaststelling van de respectieve sancties als één niet-naleving moet worden beschouwd. Verduidelijkt dient te worden dat de verplichtingen van individuele landbouwers in het kader van de in artikel 4 van die verordening bedoelde instandhouding van het blijvend grasland tot hetzelfde terrein van de randvoorwaarden behoren als de eisen inzake een goede landbouw- en milieuconditie. De desbetreffende definities moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(5)

Verlangd moet worden dat de specifieke gegevens over de productie van katoen, olijfolie en tabak worden verstrekt in de verzamelaanvraag.

(6)

Aan de landbouwers worden voorbedrukte aanvraagformulieren en grafisch materiaal bezorgd. De landbouwers dienen de correcte oppervlakte van de grond te vermelden als het voorbedrukte materiaal foutief is, maar het zou erg moeilijk zijn om dit te doen voor de oppervlakte die voortvloeit uit veranderde standplaatsen van olijfbomen. Het is in dit verband voldoende de landbouwer ertoe te verplichten alle veranderingen met betrekking tot de standplaats van de olijfbomen te vermelden om de bevoegde autoriteit de gegevens te verschaffen die nodig zijn voor de herberekening om de exacte oppervlakte te bepalen die uit die veranderingen voortvloeit.

(7)

Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 mogen de lidstaten voor het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling afwijken van sommige bepalingen inzake de verzamelaanvraag. Een dergelijke afwijking dient ook mogelijk te zijn telkens wanneer de bedrijfstoeslagregeling wordt uitgebreid tot nieuwe sectoren.

(8)

Aan de kruiscontroles aan de hand van de verzamelaanvraag dienen bepaalde specifieke controles te worden toegevoegd die betrekking hebben op verschillende voorwaarden waaraan een landbouwer bij het aanvragen van de gewasspecifieke betaling voor katoen moet voldoen.

(9)

Een fout die vaak wordt ontdekt bij de kruiscontroles, is een iets te hoge aangifte van de totale oppervlakte landbouwgrond binnen een referentieperceel. Als een referentieperceel is vermeld in steunaanvragen van twee of meer landbouwers die steun op grond van dezelfde steunregeling aanvragen, en als de totale aangegeven oppervlakte de oppervlakte landbouwgrond overtreft met een verschil dat binnen de overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 796/2004 bepaalde tolerantie blijft, moet de lidstaat eenvoudigheidshalve kunnen besluiten tot een evenredige vermindering van de betrokken oppervlakten. In bepaalde situaties moeten de betrokken landbouwers echter het recht hebben beroep aan te tekenen tegen een dergelijk besluit.

(10)

Om doeltreffende controles inzake de bij titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregeling voor tabak te garanderen dient te worden voorzien in de trekking van een specifieke steekproef voor de controles ter plaatse.

(11)

Blijkens de ervaring is het dienstig enige aanpassingen aan te brengen met betrekking tot de steekproef die ten minste moet worden getrokken voor de controles ter plaatse bij landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde areaalbetaling voor noten aanvragen.

(12)

Met het oog op de betaling van de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak dient te worden voorzien in het trekken van een specifieke steekproef van bedrijven voor eerste bewerking die in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van de tabak ter plaatse moeten worden gecontroleerd.

(13)

Aangezien het bepaalde in Verordening (EG) nr. 796/2004 inzake de trekking van steekproeven niet alleen op landbouwers betrekking heeft, moet artikel 27 van die verordening dienovereenkomstig worden aangepast.

(14)

De elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de risicoanalyse met het oog op de trekking van de ter plaatse te controleren steekproeven, moeten worden aangevuld in verband met de nieuwe steunregelingen waarvoor Verordening (EG) nr. 796/2004 in controles moet voorzien.

(15)

In het na elke controle ter plaatse op te stellen controleverslag moeten de relevante gegevens over olijfbomen worden vermeld.

(16)

Gezien de bijzondere kenmerken van de bij titel IV, hoofdstukken 10 bis, 10 ter en 10 quarter, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen voor katoen, olijfolie en tabak, moeten voor die steunregelingen specifieke controlebepalingen worden vastgesteld.

(17)

Nu in het kader van de productie van katoen erkende brancheorganisaties zijn ingevoerd, moeten specifieke bepalingen betreffende de controles ter plaatse bij die organisaties worden vastgesteld.

(18)

Overeenkomstig artikel 110 duodecies, onder a) en c), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de steun voor tabak slechts toegekend indien de ruwe tabak afkomstig is uit een gepreciseerd productiegebied en wordt geleverd in het kader van een teeltcontract. De productiesteun voor tabak kan pas worden betaald na een controle van de leveringen om te garanderen dat de betrokken verrichtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. In verscheidene lidstaten worden de controles verricht op de plaats waar de tabak wordt geleverd, in plaats van op die waar hij wordt bewerkt. Ter voorkoming van onregelmatigheden moeten de op die plaatsen te verrichten controles en de voorwaarden voor het verdere vervoer van de ruwe tabak nader worden omschreven.

(19)

Om doeltreffende controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking te garanderen moet de ruwe tabak onder controle worden geplaatst op het ogenblik waarop de landbouwer deze levert aan het bedrijf voor eerste bewerking. Om dezelfde reden moet niet alleen de tabak uit de Gemeenschap maar ook die uit derde landen onder controle blijven totdat de eerste bewerking en de verpakking hebben plaatsgevonden.

(20)

Ten aanzien van de berekeningsgrondslag in het licht van de aangegeven oppervlakten en ten aanzien van de kortingen en uitsluitingen zijn bijzondere bepalingen nodig om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de steunaanvragen in het kader van de steunregelingen voor tabak en katoen.

(21)

Bijzondere bepalingen zijn nodig met betrekking tot de extra betalingen die worden verleend in het geval van de facultatieve uitvoering voor specifieke soorten landbouw en kwaliteitsproductie.

(22)

De steunregelingen die niet zijn vastgesteld bij de titels III of IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, maar wel worden genoemd in bijlage I bij die verordening, behoren ook tot de regelingen inzake rechtstreekse betalingen. Daarom zijn de randvoorwaarden ook voor die steunregelingen relevant en moeten de in het kader van die steunregelingen ingediende steunaanvragen eveneens aan de desbetreffende steekproeftrekking worden onderworpen.

(23)

Gezien de specifieke kenmerken van de bij titel IV, hoofdstukken 10 bis, 10 ter en 10 quarter, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen voor katoen en tabak, dienen met betrekking tot die steunregelingen bijzondere sancties te worden vastgesteld.

(24)

Blijkens de ervaring is het nodig de aan de Commissie mee te delen gegevens te verduidelijken en nader te specificeren.

(25)

Bij artikel 171 bis sexies van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (3) is de procedure vastgesteld voor de erkenning van de in artikel 110 quinquies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde brancheorganisaties van landbouwers die katoen produceren. Een regeling dient te worden getroffen voor het geval dat een erkende brancheorganisatie niet langer aan de desbetreffende criteria voldoet.

(26)

De Verordeningen (EG) nr. 796/2004 en (EG) nr. 1973/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(27)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende punten worden ingevoegd na punt 1:

„1 bis.

„perceel landbouwgrond”: een aaneengesloten stuk grond waarop een enkele gewasgroep wordt geteeld door een enkele landbouwer;

1 ter.

„voor de productie van olijven bestemd perceel”: een perceel landbouwgrond met olijfbomen zoals gedefinieerd in punt 1, onder a), van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (4);

b)

punt 31 wordt vervangen door:

„31.

„terreinen van de randvoorwaarden”: de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde verschillende gebieden die worden onderscheiden voor de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, en de in artikel 5 van die verordening bedoelde goede landbouw- en milieuconditie;”;

c)

punt 33 wordt vervangen door:

„33.

„normen”: de overeenkomstig artikel 5 van en bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de lidstaten vastgestelde normen alsmede de bij artikel 4 van de onderhavige verordening vastgestelde verplichtingen inzake blijvend grasland;”

d)

punt 35 wordt vervangen door:

„35.

„niet-naleving”: elke niet-naleving van de eisen en normen;”.

2)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

„e)

in voorkomend geval, de met olijfbomen beplante oppervlakte, uitgedrukt in GIS-ha olijven, in de zin van de punten 2 en 3 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004;

f)

een verklaring van de landbouwer dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden die in verband met de betrokken steunregelingen gelden.”;

b)

in lid 2 wordt de tweede alinea geschrapt;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Ten behoeve van de identificatie van alle percelen landbouwgrond op het bedrijf zoals bedoeld in lid 1, onder d), van het onderhavige artikel wordt op de overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 aan de landbouwers verstrekte voorbedrukte formulieren melding gemaakt van de oppervlakte per referentieperceel die maximaal voor steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking komt. Voorts worden op het grafische materiaal dat overeenkomstig het genoemde lid 2 aan de landbouwer wordt bezorgd, de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen aangegeven en geeft de landbouwer daarop de ligging van elk perceel landbouwgrond aan.

Wat de voor de productie van olijven bestemde percelen betreft, bevat het aan de landbouwer bezorgde grafische materiaal voor elk van die percelen het aantal subsidiabele olijfbomen en hun standplaats op het perceel alsmede de met olijfbomen beplante oppervlakte, uitgedrukt in GIS-ha olijven, in de zin van punt 3 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004.

In het geval van een aanvraag om de in titel IV, hoofdstuk 10 ter, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor olijfgaarden bevat het aan de landbouwer bezorgde grafische materiaal voor elk voor de productie van olijven bestemd perceel:

a)

het aantal niet-subsidiabele olijfbomen en hun standplaats op het perceel;

b)

de met olijfbomen beplante oppervlakte, uitgedrukt in GIS-ha olijven, in de zin van punt 2 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004;

c)

de categorie waarvoor de steun wordt aangevraagd, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 110 decies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

d)

in voorkomend geval, de vermelding dat het perceel valt onder een door de Commissie goedgekeurd programma zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad (5), en het aantal betrokken olijfbomen en hun standplaats op het perceel.

4.   Bij de indiening van het aanvraagformulier corrigeert de landbouwer het in de leden 2 en 3 bedoelde voorbedrukte formulier indien zich wijzigingen, met name overdrachten van toeslagrechten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, hebben voorgedaan of indien in het voorbedrukte formulier opgenomen gegevens onjuist zijn.

Indien de correctie betrekking heeft op de oppervlakte van de grond, vermeldt de landbouwer de werkelijke oppervlakte van het betrokken stuk grond. Is evenwel de in het grafische materiaal aangegeven standplaats van olijfbomen onjuist, dan hoeft de landbouwer slechts de werkelijke standplaats van de betrokken bomen aan te geven en is hij niet verplicht de daaruit voortvloeiende correcte oppervlakte, uitgedrukt in GIS-ha olijven, te vermelden.

3)

Aan artikel 13 worden de volgende leden toegevoegd:

„10.   In het geval van een aanvraag om de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 bis, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bevat de verzamelaanvraag:

a)

de naam van het ras van het gebruikte katoenzaad;

b)

in voorkomend geval, de naam en het adres van de erkende brancheorganisatie waarvan de landbouwer lid is.

11.   In het geval van een aanvraag om de steun voor olijfgaarden zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 ter, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bevat de verzamelaanvraag voor elk voor de productie van olijven bestemd perceel het aantal en de standplaats op het perceel van:

a)

de gerooide en vervangen olijfbomen;

b)

de gerooide en niet vervangen olijfbomen;

c)

de aangeplante supplementaire olijfbomen.

12.   In het geval van een aanvraag om de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak bevat de verzamelaanvraag:

a)

een kopie van het in artikel 110 duodecies, onder c), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde teeltcontract of een vermelding van het registratienummer van dat contract;

b)

een vermelding van de op elk perceel landbouwgrond geteelde tabakssoort;

c)

een kopie van het door de bevoegde instantie afgegeven tot staving dienende controleattest waarin de aan het bedrijf voor eerste bewerking geleverde hoeveelheid gedroogde tabaksbladeren, uitgedrukt in kilogram, is vermeld.

De lidstaten kunnen bepalen dat de onder c) bedoelde informatie afzonderlijk mag worden ingediend op een latere datum, die niet later mag zijn dan 15 mei van het jaar na de oogst.”.

4)

Aan artikel 14, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea bedoelde afwijking is ook mogelijk ten aanzien van het eerste jaar indien nieuwe sectoren aan de bedrijfstoeslagregeling worden toegevoegd en de toeslagrechten nog niet definitief zijn vastgesteld voor de landbouwers voor wie deze toevoeging van belang is.”.

5)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden de volgende punten toegevoegd:

„i)

door de in de verzamelaanvraag aangegeven percelen landbouwgrond te vergelijken met de percelen waarvoor de lidstaat overeenkomstig artikel 110 ter van Verordening (EG) nr. 1782/2003 een vergunning voor de productie van katoen heeft verleend;

j)

door de vermelding van de landbouwer in de verzamelaanvraag dat hij lid is van een erkende brancheorganisatie, de in artikel 13, lid 10, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde gegevens en de door de betrokken erkende brancheorganisaties verstrekte gegevens met elkaar te vergelijken om na te gaan om is voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in artikel 110 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde verhoging van de steun.”.

b)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien een referentieperceel in steunaanvragen van twee of meer landbouwers in het kader van dezelfde steunregeling is vermeld en indien de totale aangegeven oppervlakte de oppervlakte landbouwgrond overtreft met een verschil dat valt binnen de overeenkomstig artikel 30, lid 1, vastgestelde meettolerantie, kan de lidstaat besluiten tot een evenredige vermindering van de betrokken oppervlakten. In dat geval kan elke betrokken landbouwer beroep tegen het verminderingsbesluit aantekenen met als motief dat te zijnen nadele door wie ook van de overige betrokken landbouwers een aangifte van diens oppervlakten is gedaan die in grotere mate te hoog is dan die tolerantie.”.

6)

In artikel 26 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede alinea wordt punt c) vervangen door:

„c)

5 % van alle landbouwers die de steun voor tabak zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 aanvragen;

d)

10 % van alle landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde areaalbetaling voor noten aanvragen in het geval dat de lidstaat gebruikmaakt van de mogelijkheid ervan af te zien om overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de onderhavige verordening een extra informatielaag in het GIS op te nemen;

wat alle andere lidstaten betreft, voor het jaar 2006, ten minste 10 % van alle landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde areaalbetaling voor noten aanvragen, indien bij de in artikel 6, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde extra informatielaag van het GIS geen sprake is van de mate van zekerheid en implementatie die nodig is voor een goed beheer van de betrokken steunregeling.”;

b)

de laatste alinea wordt vervangen door:

„Indien de overeenkomstig de eerste alinea getrokken steekproef voor controles reeds aanvragers van de in de tweede alinea, onder a) tot en met d), bedoelde steunbedragen bevat, mogen die aanvragers worden meegerekend in de aldaar genoemde te controleren percentages.”;

c)

aan lid 2 worden de volgende punten toegevoegd:

„f)

wat de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 bis, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gewasspecifieke betaling voor katoen betreft, 20 % van de brancheorganisaties die overeenkomstig artikel 110 quinquies van die verordening zijn erkend en waarvoor landbouwers in hun verzamelaanvraag verklaren er lid van te zijn;

g)

wat de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak betreft, 5 % van de bedrijven voor eerste bewerking, waarbij het gaat om controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking.”

7)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De steekproeven voor controles ter plaatse op grond van deze verordening worden door de bevoegde autoriteit geselecteerd aan de hand van een risicoanalyse en van een element van representativiteit voor de ingediende steunaanvragen. De doeltreffendheid van de in eerdere jaren voor de risicoanalyse gebruikte parameters wordt op jaarbasis beoordeeld.”;

b)

in lid 2 wordt punt k) vervangen door:

„k)

in het geval van aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak, de hoeveelheden ruwe tabak, per soort, waarop de teeltcontracten betrekking hebben, gerelateerd aan de als met tabak beteeld aangegeven oppervlakten;

l)

in het geval van controles bij bedrijven voor eerste bewerking in het kader van aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak, de uiteenlopende omvang van die bedrijven;

m)

andere door de lidstaten te bepalen factoren.”.

8)

In artikel 28, lid 1, wordt punt c) vervangen door:

„c)

de gecontroleerde percelen landbouwgrond, de opgemeten percelen landbouwgrond, in voorkomend geval met vermelding van het aantal olijfbomen en van hun standplaats op het perceel, de meetresultaten per betrokken perceel en de gebruikte meettechnieken;”.

9)

In artikel 30 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De oppervlakte van de percelen landbouwgrond wordt geconstateerd met behulp van enig door de bevoegde autoriteit bepaald geschikt middel dat een meetnauwkeurigheid garandeert die ten minste overeenkomt met die welke volgens de nationale bepalingen voor officiële metingen is vereist. De bevoegde autoriteit kan een meettolerantie vaststellen die niet meer bedraagt dan:

a)

voor percelen die kleiner zijn dan 0,1 ha, een 1,5 m brede buffer, toegepast op de omtrek van het perceel landbouwgrond;

b)

voor andere percelen, hetzij 5 % van de oppervlakte van het perceel landbouwgrond, hetzij een 1,5 m brede buffer, toegepast op de omtrek van het perceel landbouwgrond. Voor elk perceel landbouwgrond is de maximumtolerantie in absolute waarde echter niet groter dan 1,0 ha.

De in de eerste alinea bedoelde tolerantie geldt niet voor voor de productie van olijven bestemde percelen waarvan de oppervlakte overeenkomstig de punten 2 en 3 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt uitgedrukt in GIS-ha olijven.”.

10)

Na artikel 31 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Controles ter plaatse bij erkende brancheorganisaties

Tijdens de controles ter plaatse bij erkende brancheorganisaties in het kader van aanvragen om de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 10 bis, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt nagegaan of wordt voldaan aan de criteria voor erkenning van die organisaties, en worden de lijst van hun leden en de in artikel 110 sexies van die verordening bedoelde schaal gecontroleerd.”.

11)

In titel III, hoofdstuk II, wordt in afdeling II de volgende onderafdeling ingevoegd:

„Onderafdeling II ter

Controles ter plaatse in verband met de aanvragen om steun voor tabak

Artikel 33 ter

Controles van de leveringen

1.   Wat de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak betreft, moeten alle leveringen worden gecontroleerd. Elke levering moet zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, die vooraf moet worden geïnformeerd zodat zij zich kan vergewissen van de datum van levering. Bij de controle gaat de bevoegde autoriteit na of zij de levering vooraf heeft goedgekeurd.

2.   Wanneer de tabak wordt geleverd in een erkend aankoopcentrum zoals bedoeld in artikel 171 quater duodecies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1973/2004, mag de onbewerkte tabak na de controle het aankoopcentrum alleen verlaten om naar het bewerkingsbedrijf te worden vervoerd. Na de controle moet de tabak in afzonderlijke hoeveelheden worden gegroepeerd.

Het vervoer van die hoeveelheden naar het bewerkingsbedrijf moet schriftelijk zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, die vooraf moet worden geïnformeerd zodat zij zich er precies van kan vergewissen welk vervoermiddel wordt gebruikt, welke route wordt gevolgd, hoe laat het transport vertrekt en aankomt en welke afzonderlijke hoeveelheden worden vervoerd.

3.   Bij binnenkomst van de tabak in het bewerkingsbedrijf verifieert de bevoegde controle-instantie, met name door weging, of deze leveringen inderdaad de in de aankoopcentra gecontroleerde afzonderlijke hoeveelheden betreffen.

De bevoegde autoriteit kan de specifieke voorwaarden vaststellen die zij voor de controles nodig acht.

Artikel 33 quater

Onder controle plaatsen en controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking

1.   De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ruwe tabak onder controle wordt geplaatst bij de levering ervan van de landbouwer aan het bedrijf voor eerste bewerking.

Het onder controle plaatsen moet garanderen dat de ruwe tabak niet aan de controle kan worden onttrokken zolang de eerste bewerking en de verpakking niet zijn beëindigd, en dat dezelfde ruwe tabak niet meer dan eenmaal voor controle kan worden aangeboden.

2.   Bij de controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van de tabak wordt nagegaan of wordt voldaan aan artikel 171 quater ter van Verordening (EG) nr. 1973/2004, met name wat de hoeveelheden ruwe tabak in elk te controleren bedrijf betreft, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen in de Gemeenschap geproduceerde ruwe tabak en ruwe tabak van oorsprong of herkomst uit derde landen. Daartoe omvatten die controles:

a)

controles van de voorraden van het bewerkingsbedrijf;

b)

controles wanneer de tabak, na de eerste bewerking te hebben ondergaan en te zijn verpakt, de plaats verlaat waar deze onder controle was geplaatst;

c)

alle aanvullende controlemaatregelen die de lidstaten nodig achten, met name om te voorkomen dat steun wordt betaald voor ruwe tabak van oorsprong of herkomst uit derde landen.

3.   De in dit artikel bedoelde controles worden uitgevoerd op de plaats waar de ruwe tabak wordt bewerkt. Binnen een door de lidstaat te bepalen termijn delen de betrokken bedrijven de bevoegde instanties waaronder zij ressorteren, schriftelijk mee op welke plaatsen de bewerking zal worden uitgevoerd. Daartoe kunnen de lidstaten bepalen welke gegevens de bedrijven voor eerste bewerking aan de bevoegde instanties moeten verstrekken.

4.   De in dit artikel bedoelde controles zijn in alle gevallen onaangekondigd.”

12)

Artikel 38 wordt vervangen door:

„Artikel 38

Bijzondere bepalingen met betrekking tot de extra betalingen

Ten aanzien van de extra betalingen voor specifieke soorten landbouw of kwaliteitsproductie zoals bedoeld in artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de extra betalingen zoals bedoeld in de artikelen 119 en 133 van die verordening passen de lidstaten het bepaalde in de onderhavige titel toe waar dit passend is. Mocht dit wegens de structuur van de regeling inzake de extra betalingen niet passend zijn, dan zorgt de lidstaat voor controles die een controleniveau garanderen dat gelijkwaardig is aan het controleniveau waarin de onderhavige titel voorziet.”.

13)

In artikel 44, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

„De bevoegde controleautoriteit voert voor de eisen of normen waarvoor zij verantwoordelijk is, controles uit bij ten minste 1 % van alle landbouwers die steunaanvragen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben ingediend en onder haar ressorteren.”.

14)

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Voor de aanvragen om steun in het kader van de oppervlaktegebonden steunregelingen met uitzondering van die voor zetmeelaardappelen, zaaizaad en tabak zoals bedoeld in respectievelijk de hoofdstukken 6, 9 en 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geldt dat, indien de voor een gewasgroep geconstateerde oppervlakte groter blijkt te zijn dan de in de steunaanvraag aangegeven oppervlakte, de aangegeven oppervlakte wordt gebruikt voor de berekening van de steun.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Onverminderd kortingen en uitsluitingen overeenkomstig de artikelen 51 en 53, geldt voor aanvragen om steun in het kader van de oppervlaktegebonden steunregelingen met uitzondering van die voor zetmeelaardappelen, zaaizaad en tabak zoals bedoeld in respectievelijk de hoofdstukken 6, 9 en 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dat, indien voor een gewasgroep de in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, de betrokken steun wordt berekend op basis van de voor die gewasgroep geconstateerde oppervlakte.”.

15)

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Indien voor een gewasgroep de oppervlakte die is aangegeven met het oog op welke oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook met uitzondering van die voor zetmeelaardappelen, zaaizaad en tabak zoals bedoeld in respectievelijk de hoofdstukken 6, 9 en 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, groter is dan de overeenkomstig artikel 50, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening geconstateerde oppervlakte, wordt de steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil indien dat verschil meer dan 3 % van de geconstateerde oppervlakte of meer dan twee hectare, maar niet meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte bedraagt.”;

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Indien ten aanzien van de totale geconstateerde oppervlakte waarop de verzamelaanvraag betrekking heeft, met uitzondering van de oppervlakten voor de steunregelingen voor zetmeelaardappelen, zaaizaad en tabak zoals bedoeld in respectievelijk de hoofdstukken 6, 9 en 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, de aangegeven oppervlakte meer dan 30 % groter is dan de overeenkomstig artikel 50, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening geconstateerde oppervlakte, wordt voor het betrokken kalenderjaar de steun waarop de landbouwer overeenkomstig artikel 50, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening in het kader van de betrokken steunregelingen aanspraak zou kunnen maken, geweigerd.”.

16)

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Artikel 52

Kortingen in geval van onregelmatigheden met betrekking tot de voor de betaling van de steun voor zetmeelaardappelen, zaaizaad en tabak aangegeven oppervlakten”

b)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Indien wordt vastgesteld dat de feitelijk met aardappelen of tabak beteelde oppervlakte meer dan 10 % kleiner is dan de oppervlakte die is aangegeven voor de betaling van de steun voor zetmeelaardappelen of tabak zoals bedoeld in hoofdstuk 6, respectievelijk hoofdstuk 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt de te betalen steun verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil.

2.   Indien wordt vastgesteld dat de feitelijk met zaaizaad beteelde oppervlakte meer dan 10 % groter is dan de oppervlakte die is aangegeven voor de betaling van de steun voor zaaizaad zoals bedoeld in hoofdstuk 9 van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt de te betalen steun verlaagd met tweemaal het vastgestelde verschil.”.

17)

De volgende artikelen worden ingevoegd na artikel 54:

„Artikel 54 bis

Kortingen en uitsluitingen met betrekking tot steunaanvragen voor tabak

Onverminderd kortingen en uitsluitingen overeenkomstig de artikelen 51 en 53, geldt dat, wanneer wordt vastgesteld dat de tabak niet uiterlijk op 20 juni van het oogstjaar is uitgeplant op het in het teeltcontract vermelde perceel:

a)

50 % van de steun voor de betrokken oogst wordt geweigerd indien het uitplanten uiterlijk op 30 juni plaatsvindt;

b)

het recht op de steun voor de betrokken oogst wordt geweigerd indien het uitplanten na 30 juni plaatsvindt.

De in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde kortingen of uitsluitingen zijn evenwel niet van toepassing in het geval dat de landbouwer ten genoegen van de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 171 quater quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 redenen voor de vertraging kan aanvoeren.

Wanneer wordt vastgesteld dat het perceel waarop de tabak wordt geteeld, verschilt van het in het teeltcontract vermelde perceel, wordt de aan de betrokken landbouwer voor de betrokken oogst te betalen steun met 5 % verlaagd.

Artikel 54 ter

Kortingen en uitsluitingen met betrekking tot de gewasspecifieke betaling voor katoen

Onverminderd kortingen en uitsluitingen overeenkomstig de artikelen 51 en 53, geldt dat, wanneer wordt vastgesteld dat de landbouwer de uit artikel 171 bis septies, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, hij het recht op de in artikel 110 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde verhoging van de steun verliest. Bovendien wordt voor die landbouwer de overeenkomstig artikel 110 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 te verlenen steun voor katoen per subsidiabele hectare verlaagd met het bedrag van de in artikel 110 septies, lid 2, van die verordening bepaalde verhoging.”.

18)

Artikel 63 wordt vervangen door:

„Artikel 63

Bevindingen met betrekking tot de extra betalingen

Wat de in artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde extra betalingen voor specifieke soorten landbouw of kwaliteitsproductie en de in de artikelen 119 en 133 van die verordening bedoelde extra betalingen betreft, passen de lidstaten kortingen en uitsluitingen toe die wezenlijk gelijkwaardig zijn aan die waarin de onderhavige titel voorziet.”.

19)

In artikel 64 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Indien in het in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 bedoelde geval de betrokken persoon de productie niet uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag hervat, wordt de geconstateerde individuele referentiehoeveelheid geacht nul te bedragen. In dat geval wordt de steunaanvraag van de betrokken persoon voor het betrokken jaar afgewezen. Een bedrag dat gelijk is aan het bedrag waarop de afgewezen aanvraag betrekking heeft, wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop die persoon aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin de niet-hervatting wordt vastgesteld.”.

20)

In artikel 76 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea worden de punten b) en c) vervangen door:

„b)

het aantal aanvragen evenals de totale oppervlakte, het totale aantal dieren en het totaal van de hoeveelheden, uitgesplitst naar afzonderlijke steunregeling;

c)

het aantal aanvragen evenals de totale oppervlakte, het totale aantal dieren en het totaal van de hoeveelheden waarvoor controles zijn verricht;”;

b)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„Wanneer de in de eerste alinea bedoelde mededeling over de dierpremies aan de Commissie wordt gezonden, delen de lidstaten tegelijk het totale aantal begunstigden mee dat steun heeft ontvangen in het kader van de onder het geïntegreerd systeem vallende steunregelingen, alsmede de resultaten van de overeenkomstig titel III, hoofdstuk III, verrichte controles met betrekking tot de randvoorwaarden.”.

Artikel 2

In Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt artikel 171 bis sexies vervangen door:

„Artikel 171 bis sexies

Erkenning van de brancheorganisaties

1.   Elk jaar erkennen de lidstaten vóór 31 december met het oog op de inzaai in het volgende jaar elke brancheorganisatie voor de productie van katoen die daarom verzoekt en die:

a)

is samengesteld uit producenten met een totaal areaal van meer dan een door de lidstaat op ten minste 10 000 ha vastgestelde limiet dat voldoet aan de in artikel 171 bis bedoelde criteria voor de verlening van een vergunning, en ten minste één egreneringsbedrijf;

b)

welomschreven acties onderneemt die met name tot doel hebben:

het tot waarde brengen van de geproduceerde niet-geëgreneerde katoen te ontwikkelen,

de kwaliteit van de niet-geëgreneerde katoen te verbeteren om aan de behoeften van het egreneringsbedrijf te voldoen,

milieuvriendelijke productiemethoden te gebruiken;

c)

regels voor het interne functioneren heeft vastgesteld die met name betrekking hebben op:

de toetredingsvoorwaarden en de ledenbijdragen, in overeenstemming met de nationale en de communautaire regelgeving;

eventueel, een met name aan de hand van de te leveren kwaliteit niet-geëgreneerde katoen bepaalde schaal voor differentiatie van de steun naar categorie van percelen.

Wat 2006 betreft erkennen de lidstaten de brancheorganisaties voor de productie van katoen evenwel vóór 28 februari 2006.

2.   Wanneer wordt vastgesteld dat een erkende brancheorganisatie de in lid 1 bepaalde erkenningscriteria niet in acht neemt, trekt de lidstaat de erkenning in tenzij de niet-inachtneming van de betrokken criteria binnen een redelijke termijn wordt verholpen. Wanneer het voornemen bestaat de erkenning in te trekken, deelt de lidstaat dat voornemen aan de brancheorganisatie mee onder vermelding van de redenen voor de intrekking. De lidstaat stelt de brancheorganisatie in de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn haar opmerkingen in te dienen. De lidstaten voorzien in de toepassing van passende sancties in het geval dat de erkenning wordt ingetrokken.

Landbouwers die lid zijn van een erkende brancheorganisatie waarvan de erkenning overeenkomstig de eerste alinea wordt ingetrokken, verliezen hun recht op de in artikel 110 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde verhoging van de steun.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren of premieperioden met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2005 (PB L 314 van 30.11.2005, blz. 10).

(3)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2182/2005 (Zie bladzijde 31 van dit Publicatieblad).

(4)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.”;

(5)  PB L 210 van 28.7.1998, blz. 32.”


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/70


VERORDENING (EG) Nr. 2185/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2005

houdende opening van communautaire tariefcontingenten voor schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees voor 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (1), en met name op artikel 16, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor 2006 moeten communautaire tariefcontingenten voor schapen- en geitenvlees worden geopend. De in Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde rechten en hoeveelheden moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de betrokken internationale overeenkomsten die in het jaar 2006 gelden.

(2)

In Verordening (EG) nr. 312/2003 van de Raad van 18 februari 2003 houdende tenuitvoerlegging door de Gemeenschap van de tariefbepalingen vastgelegd in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (2) is bepaald dat vanaf 1 februari 2003 voor productcode 0204 een extra bilateraal tariefcontingent van 2 000 t moet worden geopend, dat elk jaar met 10 % van de oorspronkelijke hoeveelheid wordt verhoogd. Dit contingent is toegevoegd aan het GATT/WTO-contingent voor Chili en beide contingenten moeten in 2006 op dezelfde wijze worden beheerd. Met betrekking tot dat contingent is ten gevolge van een rekenfout bij de toewijzing van het contingent voor 2005 in het kader van Verordening (EG) nr. 2202/2004 van de Commissie van 21 december 2004 houdende opening van communautaire tariefcontingenten voor schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees voor 2005 (3) een hoeveelheid van 5 417 t toegewezen in plaats van 5 400 t. Derhalve moet 17 t in mindering worden gebracht op de voor 2006 beschikbare hoeveelheid.

(3)

Krachtens Verordening (EG) nr. 992/95 van de Raad van 10 april 1995 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Noorwegen (4), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1329/2003 (5), worden extra bilaterale handelsconcessies voor landbouwproducten toegekend.

(4)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2175/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, houdende aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (6), wordt met ingang van 1 januari 2006 in het kader van het tariefcontingent een extra hoeveelheid van 1 154 t aan Nieuw-Zeeland toegewezen die moet worden toegevoegd aan de voor 2006 beschikbare hoeveelheid.

(5)

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou (7) zijn aan de ACS-staten bepaalde tariefcontingenten voor producten van de sector schapen- en geitenvlees toegekend.

(6)

Bepaalde contingenten zijn vastgesteld voor de periode van 1 juli van een bepaald jaar tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar. Aangezien de invoer in het kader van de onderhavige verordening moet worden beheerd op basis van een kalenderjaar, moet de contingentshoeveelheid voor het kalenderjaar 2006 worden vastgesteld door de helft van de hoeveelheid voor de periode 1 juli 2005-30 juni 2006 op te tellen bij de helft van de hoeveelheid voor de periode 1 juli 2006-30 juni 2007.

(7)

Met het oog op het behoorlijk functioneren van de communautaire tariefcontingenten moet worden bepaald wat onder „equivalent geslacht gewicht” dient te worden verstaan. Bovendien moet, aangezien in het kader van bepaalde tariefcontingenten invoer van hetzij levende dieren, hetzij vlees van die dieren mogelijk is, een omrekeningsfactor worden vastgesteld.

(8)

In 2005 zijn voor producten van de sector schapen- en geitenvlees positieve ervaringen opgedaan met het beheer van de desbetreffende communautaire tariefcontingenten aan de hand van het systeem „wie het eerst komt, het eerst maalt”. Derhalve dienen de contingenten voor deze producten, in afwijking van Verordening (EG) nr. 1439/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad inzake de invoer en de uitvoer van producten van de sector schapen- en geitenvlees (8), te worden beheerd overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2529/2001. Dit dient te gebeuren overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9).

(9)

Ter voorkoming van discriminatie tussen exportlanden en gezien het feit dat overeenkomstige tariefcontingenten in de afgelopen twee jaar niet snel waren opgebruikt, dienen de onder de onderhavige verordening vallende tariefcontingenten aanvankelijk als niet-kritiek in de zin van artikel 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te worden beschouwd indien zij worden beheerd volgens het systeem „wie het eerst komt, het eerst maalt”. Daarom dienen de douaneautoriteiten toestemming te krijgen om voor de aanvankelijk in het kader van die contingenten ingevoerde goederen overeenkomstig artikel 308 quater, lid 1, en artikel 248, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 af te zien van het eisen van een zekerheid. Wegens de bijzondere kenmerken van de overgang van het ene naar het andere beheerssysteem dient het bepaalde in artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening niet van toepassing te zijn.

(10)

Verduidelijkt dient te worden welk soort bewijs van de oorsprong van de producten de betrokken marktdeelnemer moet leveren om volgens het systeem „wie het eerst komt, het eerst maalt” gebruik te kunnen maken van de tariefcontingenten.

(11)

Wanneer schapenvleesproducten voor invoer bij de douaneautoriteiten worden aangeboden, is het voor die autoriteiten moeilijk om uit te maken of die producten afkomstig zijn van huisdieren dan wel van andere schapen, hetgeen bepalend is voor de toepassing van verschillende rechten. Daarom dient te worden vastgesteld dat in dat geval het bewijs van oorsprong een desbetreffende vermelding moet bevatten.

(12)

Overeenkomstig hoofdstuk II van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (10) en overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (11), mogen uitsluitend producten worden ingevoerd die voldoen aan de procedures, regels en controles die in de Gemeenschap van toepassing zijn op de voedselketen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor schapen en geiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden communautaire tariefcontingenten voor schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

De douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees van de GN-codes 0104 10 30, 0104 10 80, 0104 20 90, 0210 99 21, 0210 99 29 en 0204, van oorsprong uit de in de bijlage vermelde landen, worden geschorst of verlaagd overeenkomstig deze verordening.

Artikel 3

1.   Voor de invoer van vlees van GN-code 0204 en levende dieren van de GN-codes 0104 10 30, 0104 10 80 en 0104 20 90 worden de hoeveelheden, uitgedrukt in equivalent geslacht gewicht, en het geldende douanerecht vastgesteld in de bijlage.

2.   Voor de berekening van de in „equivalent geslacht gewicht” uitgedrukte hoeveelheden zoals bedoeld in lid 1, wordt het nettogewicht van de producten van de sector schapen- en geitenvlees vermenigvuldigd met de volgende coëfficiënten:

a)

voor levende dieren: 0,47;

b)

voor vlees zonder been van schapenlammeren en vlees zonder been van geitenlammeren: 1,67;

c)

voor vlees zonder been van andere schapen dan schapenlammeren en vlees zonder been van andere geiten dan geitenlammeren en mengsels daarvan: 1,81;

d)

voor producten met been: 1,00.

Onder „geitenlammeren” wordt verstaan geiten tot de leeftijd van één jaar.

Artikel 4

In afwijking van titel II, punten A en B, van Verordening (EG) nr. 1439/95 worden de tariefcontingenten die in de bijlage bij de onderhavige verordening zijn vermeld, van 1 januari tot en met 31 december 2006 beheerd op basis van „wie het eerst komt, het eerst maalt” overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening zijn niet van toepassing. Er zijn geen invoercertificaten vereist.

Artikel 5

1.   Met het oog op het gebruik van de in de bijlage vermelde tariefcontingenten wordt voor de betrokken goederen aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap een door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land afgegeven geldig bewijs van oorsprong overgelegd samen met een douaneaangifte voor het vrije verkeer. De oorsprong van de producten die vallen onder andere dan uit preferentiële tariefovereenkomsten voortvloeiende tariefcontingenten, wordt bepaald overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende voorschriften.

2.   Het in lid 1 bedoelde bewijs van oorsprong is:

a)

voor een tariefcontingent dat deel uitmaakt van een preferentiële tariefovereenkomst, het in die overeenkomst vastgestelde bewijs van oorsprong;

b)

voor andere tariefcontingenten, het overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgestelde bewijs en, naast de in dat artikel genoemde elementen, ook de volgende gegevens:

de GN-code (ten minste de eerste vier cijfers),

het volgnummer of de volgnummers van het betrokken tariefcontingent,

het totale nettogewicht per in artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening genoemde coëfficiëntcategorie;

c)

met betrekking tot een land met onder de punten a) en b) vallende contingenten die zijn samengevoegd, het onder a) bedoelde bewijs.

Als het onder b) bedoelde bewijs van oorsprong als stavend document voor slechts één aangifte voor het vrije verkeer wordt overgelegd, mag het verscheidene volgnummers bevatten. In alle andere gevallen mag het slechts één volgnummer bevatten.

3.   Met het oog op het gebruik van de in de bijlage voor landengroep nr. 4 vermelde tariefcontingent voor producten van de GN-codes ex 0204, ex 0210 99 21 en ex 0210 99 29 moet op het bewijs van oorsprong in het vak betreffende de omschrijving van de producten één van de volgende vermeldingen worden vermeld:

a)

„product(en) van schapen (huisdieren)”;

b)

„product(en) van andere schapen dan huisdieren”.

Deze vermeldingen moeten overeenkomen met die in het veterinaire certificaat dat die producten vergezelt.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 46 van 20.2.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 305/2005 van de Commissie (PB L 52 van 25.2.2005, blz. 6).

(3)  PB L 374 van 22.12.2004, blz. 31.

(4)  PB L 101 van 4.5.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1920/2004 (PB L 331 van 5.11.2004, blz. 1).

(5)  PB L 187 van 26.7.2003, blz. 1.

(6)  Zie bladzijde 9 van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(8)  PB L 143 van 27.6.1995, blz.7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 272/2001 (PB L 41 van 10.2.2001, blz. 3).

(9)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).

(10)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(11)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1).


BIJLAGE

SCHAPENVLEES EN GEITENVLEES (in ton equivalent geslacht gewicht) COMMUNAUTAIRE TARIEFCONTINGENTEN VOOR 2006

Nr. van de landengroep

GN-code

„Ad-valorem”-recht

%

Specifiek recht

EUR/100 Kg

Volgnummer volgens „wie het eerst komt, het eerst maalt”

Oorsprong

Jaarlijks volume (in ton equivalent geslacht gewicht)

Levende dieren

(coëfficiënt = 0,47)

Vlees zonder been van schapenlammeren (1)

(coëfficiënt = 1,67)

Schapenvlees (excl. lamsvlees) zonder been (2)

(coëfficiënt = 1,81)

Vlees met been en karkassen

(coëfficiënt = 1,00)

1

0204

Nul

Nul

09.2101

09.2102

09.2011

Argentië

23 000

09.2105

09.2106

09.2012

Australië

18 650

09.2109

09.2110

09.2013

Nieuw Zeeland

227 854

09.2111

09.2112

09.2014

Uruguay

5 800

09.2115

09.2116

09.1922

Chili

5 600

09.2119

09.2120

09.0790

IJsland

1 350

2

0204

Nul

Nul

09.2121

09.2122

09.0781

Noorwegen

300

3

0204

Nul

Nul

09.2125

09.2126

09.0693

Groenland

100

09.2129

09.2130

09.0690

Faeröer

20

09.2131

09.2132

09.0227

Turkije

200

4

0104 10 30, 0104 10 80 en 0104 20 90.

Alleen voor „andere schapen dan huisdieren”ex 0204, ex 0210 99 21 en ex 0210 99 29

Nul

Nul

09.2141

09.2145

09.2149

09.1622

ACS-staten

100

Alleen voor „schapen (huisdieren)”ex 0204, ex 0210 99 21 en ex 0210 99 29

Nul

Verlaging van specifieke rechten met 65 %

09.2161

09.2165

09.1626

ACS-staten

500

5 (3)

0204

Nul

Nul

09.2171

09.2175

09.2015

Andere

200

0104 10 30

0104 10 80

0104 20 90

10 %

Nul

09.2181

09.2019

Andere

49


(1)  Inclusief vlees van geitenlammeren.

(2)  Inclusief vlees van andere geiten dan geitenlammeren.

(3)  Onder „andere landen” wordt hier verstaan alle landen van oorsprong inclusief de ACS-staten met uitzondering van de andere in deze tabel genoemde landen.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/74


VERORDENING (EG) Nr. 2186/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 936/97 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2005/959/EG van de Raad van 21 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan en een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (1), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld met betrekking tot de opening en de wijze van beheer van een aantal tariefcontingenten voor rundvlees van hoge kwaliteit.

(2)

Als gevolg van de onderhandelingen die de Gemeenschap en Nieuw-Zeeland overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 hebben gevoerd met het oog op de wijziging van concessies in de lijsten van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije in het kader van hun toetreding tot de Europese Unie, heeft de Gemeenschap ermee ingestemd om in haar lijst voor alle lidstaten het jaarlijkse tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit met 1 000 ton te verhogen.

(3)

Verordening (EG) nr. 936/97 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 936/97 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea, eerste streepje, wordt „59 100 ton” vervangen door „60 100 ton”;

b)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„Voor het jaar van invoer 2005/2006 bedraagt het totaal van de tariefcontingenten evenwel 59 600 ton.”.

2)

In artikel 2 wordt punt e) als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea wordt „300 ton” vervangen door „1 300 ton”;

b)

de volgende derde alinea wordt toegevoegd:

„Voor het jaar van invoer 2005/2006 bedraagt het tariefcontingent evenwel 800 ton, uitgedrukt in gewicht van het product, vlees van de in de eerste alinea vermelde GN-codes dat voldoet aan de in de tweede alinea opgenomen omschrijving.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  Zie bladzijde 78 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/75


BESLUIT VAN DE RAAD

van 21 december 2005

betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

(2005/958/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 maart 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met enkele andere WTO-leden onderhandelingen te openen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

(2)

De onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd in overleg met het comité dat is ingesteld bij artikel 133 van het Verdrag en volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De Commissie heeft de onderhandelingen afgerond over een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994. Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de intrekking van specifieke concessies in het kader van de intrekking van de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in het kader van de toetreding tot de Europese Unie, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is, respectievelijk zijn, de in artikel 1 bedoelde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden (1).

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERTALING

Onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005

Excellentie,

Ik heb de eer te verwijzen naar de recente onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en de regering van Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie. Deze onderhandelingen zijn geopend naar aanleiding van de kennisgeving van de Europese Gemeenschap van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT.

Hierbij breng ik u het standpunt van de Europese Gemeenschap over, dat bij de onderhandelingen het volgende resultaat is bereikt:

 

85254099: een verlaagd toegepast recht van 12,5 %;

 

37023219: een verlaagd toegepast recht van 1,3 %;

 

85254019: een verlaagd toegepast recht van 1,2 %.

De aangegeven lagere rechten worden toegepast gedurende vier jaar, dan wel tot in het kader van de tenuitvoerlegging van de resultaten van de Ontwikkelingsagenda van Doha het genoemde tariefpeil is bereikt, indien dit eerder is. Deze periode van vier jaar vangt aan op de datum dat de in deze brief beschreven maatregelen ten uitvoer worden gelegd.

De Europese Gemeenschap zal in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen waren opgenomen.

Zodra de Europese Gemeenschap en de regering van Japan bevestigen dat zij het eens zijn over bovengenoemd onderhandelingsresultaat, zulks na overweging ervan volgens hun eigen procedures, zal de Europese Gemeenschap bovenvermelde resultaten overeenkomstig haar interne procedures zo spoedig mogelijk toepassen, in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2006.

Ik verzoek u te bevestigen dat de regering van Japan met het bovenstaande instemt.

Hoogachtend,

Namens de Europese Gemeenschap

Gedaan te Brussel, 21 december 2005

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst van uw brief welke als volgt luidt, te bevestigen:

„Onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie.

Ik heb de eer te verwijzen naar de recente onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en de regering van Japan uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie. Deze onderhandelingen zijn geopend naar aanleiding van de kennisgeving van de Europese Gemeenschap van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT.

Hierbij breng ik u het standpunt van de Europese Gemeenschap over, dat bij de onderhandelingen het volgende resultaat is bereikt:

 

85254099: een verlaagd toegepast recht van 12,5 %;

 

37023219: een verlaagd toegepast recht van 1,3 %;

 

85254019: een verlaagd toegepast recht van 1,2 %.

De aangegeven lagere rechten worden toegepast gedurende vier jaar, dan wel tot in het kader van de tenuitvoerlegging van de resultaten van de Ontwikkelingsagenda van Doha het genoemde tariefpeil is bereikt, indien dit eerder is. Deze periode van vier jaar vangt aan op de datum dat de in deze brief beschreven maatregelen ten uitvoer worden gelegd.

De Europese Gemeenschap zal in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen waren opgenomen.

Zodra de Europese Gemeenschap en de regering van Japan bevestigen dat zij het eens zijn over bovengenoemd onderhandelingsresultaat, zulks na overweging ervan volgens hun eigen procedures, zal de Europese Gemeenschap bovenvermelde resultaten overeenkomstig haar interne procedures zo spoedig mogelijk toepassen, in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2006.”.

Ik heb de eer u mee te delen dat mijn regering het met de Europese Gemeenschap eens is, en dat er, wat de regering van Japan betreft, geen verdere interne procedure nodig is.

Hoogachtend,

Namens de regering van Japan


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/78


BESLUIT VAN DE RAAD

van 21 december 2005

betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek

(2005/959/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 maart 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met enkele andere WTO-leden onderhandelingen te openen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

(2)

De onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd in overleg met het comité dat is ingesteld bij artikel 133 van het Verdrag en volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De Commissie heeft de onderhandelingen afgerond over een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994. Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(4)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1),

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de intrekking van specifieke concessies in het kader van de intrekking van de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in het kader van de toetreding tot de Europese Unie, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Commissie stelt de voor de uitvoering van deze overeenkomst in de vorm van een briefwisseling vereiste maatregelen vast overeenkomstig de procedure van artikel 3 van dit besluit.

Artikel 3

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor granen dat is ingesteld bij artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (2), of door het relevante comité dat is ingesteld bij het overeenkomstige artikel van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van het betrokken product.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt één maand.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is, respectievelijk zijn, de in artikel 1 bedoelde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden (3).

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

Gedaan te Brussel,

Excellentie,

Bij de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland het volgende overeengekomen met het oog op de afronding van deze onderhandelingen, die geopend zijn naar aanleiding van de kennisgeving van de Europese Gemeenschap aan de WTO van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

 

De Europese Gemeenschap stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies te verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen waren opgenomen.

 

De Europese Gemeenschap stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies te verwerken die in de bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

 

Nieuw-Zeeland aanvaardt de voornaamste onderdelen van de aanpak die de Europese Gemeenschap hanteert voor de aanpassing van de GATT-verplichtingen van de EG-15 en die van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek naar aanleiding van de recente uitbreiding van de Europese Gemeenschap: vereffening van de uitvoerverbintenissen; vereffening van de tariefcontingenten; en aggregatie van de verbintenissen op het gebied van binnenlandse steun. Bij het vaststellen van de toepasselijke wettelijke bepalingen voor de tenuitvoerlegging zal worden uitgegaan van het precedent van de vorige uitbreiding van de Europese Unie.

Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop Nieuw-Zeeland in zijn antwoord op deze brief aangeeft met de inhoud daarvan in te stemmen, zulks na overweging ervan door de partijen volgens hun eigen procedures. De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe zich naar beste vermogen in te spannen om ervoor te zorgen dat de maatregelen zo spoedig mogelijk kunnen worden toegepast, doch uiterlijk op 1 januari 2006.

Op verzoek van een partij kan te allen tijde over alle onderdelen van deze overeenkomst overleg worden gevoerd.

Hoogachtend,

Namens de Europese Gemeenschap

Image

BIJLAGE

vermeerdering met 1 154 ton geslacht gewicht van de toewijzing voor Nieuw-Zeeland binnen het EG-tariefcontingent voor schapenvlees: „vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren”;

vermeerdering met 735 ton van de toewijzing voor Nieuw-Zeeland binnen het EG-tariefcontingent voor boter: „boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van 80 of meer, doch minder dan 82 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid”;

vermeerdering van 1 000 ton van het tariefcontingent voor rundvlees van hoge kwaliteit: „geselecteerde deelstukken van gekoeld of bevroren vlees afkomstig van uitsluitend op grasland gehouden runderen met niet meer dan vier blijvende snijtanden „in wear”, met een karkasgewicht van niet meer dan 325 kg en van compacte bouw, met goedogend vlees van heldere, uniforme kleur en met een bijpassende maar niet overdreven vetbedekking. Alle deelstukken moeten vacuüm worden verpakt en gecertificeerd zijn als kwaliteitsrundvlees”.

Gedaan te Brussel,

Excellentie,

Ik heb de eer te verwijzen naar uw brief die als volgt luidt:

„Bij de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland het volgende overeengekomen met het oog op de afronding van deze onderhandelingen, die geopend zijn naar aanleiding van de kennisgeving van de Europese Gemeenschap aan de WTO van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

 

De Europese Gemeenschap stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies te verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen waren opgenomen.

 

De Europese Gemeenschap stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de Europese Gemeenschap 25 de concessies te verwerken die in de bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

 

Nieuw-Zeeland aanvaardt de voornaamste onderdelen van de aanpak die de Europese Gemeenschap hanteert voor de aanpassing van de GATT-verplichtingen van de EG-15 en die van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek naar aanleiding van de recente uitbreiding van de Europese Gemeenschap: vereffening van de uitvoerverbintenissen; vereffening van de tariefcontingenten; en aggregatie van de verbintenissen op het gebied van binnenlandse steun. Bij het vaststellen van de toepasselijke wettelijke bepalingen voor de tenuitvoerlegging zal worden uitgegaan van het precedent van de vorige uitbreiding van de Europese Unie.

Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop Nieuw-Zeeland in zijn antwoord op deze brief aangeeft met de inhoud daarvan in te stemmen, zulks na overweging ervan door de partijen volgens hun eigen procedures. De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe zich naar beste vermogen in te spannen om ervoor te zorgen dat de maatregelen zo spoedig mogelijk kunnen worden toegepast, doch uiterlijk op 1 januari 2006.

Op verzoek van een partij kan te allen tijde over alle onderdelen van deze overeenkomst overleg worden gevoerd.”.

Ik heb de eer U mee te delen dat mijn regering met de inhoud van deze brief instemt.

Hoogachtend,

Namens Nieuw-Zeeland

Image


Commissie

30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/83


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2005

tot wijziging van haar reglement van orde

(2005/960/EG, Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 218, lid 2,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 131,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 1,

BESLUIT:

Artikel 1

De artikelen 1 tot en met 28 van het reglement van orde van de Commissie (1) worden vervangen door de in de bijlage bij dit besluit vervatte tekst.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2005.

Voor de Commissie

José Manuel BARROSO

De voorzitter


(1)  PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26. Reglement van orde laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2004/563/EG, Euratom van de Commissie (PB L 251 van 27.7.2004, blz. 9).


BIJLAGE

„HOOFDSTUK I

DE COMMISSIE

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Collegialiteit

De Commissie handelt als college overeenkomstig de bepalingen van dit reglement van orde en met inachtneming van de door haar voorzitter vastgestelde politieke richtsnoeren.

Artikel 2

Prioriteiten en werkprogramma

De Commissie stelt met inachtneming van de door haar voorzitter vastgestelde politieke richtsnoeren haar meerjaarlijkse beleidsdoelstellingen en haar jaarbeleid vast, op grond waarvan zij haar werkprogramma en het voorontwerp van begroting voor het volgende jaar opstelt.

Artikel 3

De voorzitter

1.   De voorzitter kan aan de leden van de Commissie een bijzonder werkterrein toewijzen waarop zij voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de Commissie en de uitvoering van haar besluiten specifiek verantwoordelijk zijn.

Hij kan de aldus toegewezen taken te allen tijde wijzigen.

2.   De voorzitter kan uit de leden van de Commissie permanente of ad-hocwerkgroepen vormen, waarvan door hem de voorzitter wordt aangewezen en de samenstelling wordt bepaald. Hij stelt het mandaat van die werkgroepen vast en keurt hun werkwijze goed.

3.   De voorzitter treedt op als vertegenwoordiger van de Commissie. Hij wijst de leden van de Commissie aan die tot opdracht hebben hem in deze functie bij te staan.

Artikel 4

Besluitvormingsprocedures

De besluiten van de Commissie worden genomen:

a)

op de vergadering van de Commissie volgens de mondelinge procedure;

of

b)

volgens de schriftelijke procedure overeenkomstig de bepalingen van artikel 12;

of

c)

volgens de machtigingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van artikel 13;

of

d)

volgens de delegatieprocedure overeenkomstig de bepalingen van artikel 14.

AFDELING 2

De vergaderingen van de Commissie

Artikel 5

Bijeenroeping

1.   De Commissie wordt in vergadering bijeengeroepen door de voorzitter.

2.   De Commissie vergadert in de regel ten minste eenmaal per week en verder telkens wanneer dat noodzakelijk is.

3.   De leden van de Commissie zijn gehouden alle vergaderingen bij te wonen. De voorzitter beoordeelt elke situatie die voor hen aanleiding zou kunnen zijn om deze verplichting niet op te volgen.

Artikel 6

Agenda van de vergaderingen van de Commissie

1.   De voorzitter stelt de agenda van elke vergadering van de Commissie vast.

2.   Onverminderd de bevoegdheid van de voorzitter om de agenda vast te stellen, is voor de indiening van elk voorstel waarmee aanzienlijke uitgaven zijn gemoeid, de instemming van het voor de begroting verantwoordelijke lid van de Commissie vereist.

3.   Elk punt waarvan een lid van de Commissie plaatsing op de agenda voorstelt, moet aan de voorzitter worden meegedeeld volgens de regels die de Commissie vaststelt overeenkomstig de krachtens artikel 28 vastgestelde uitvoeringsbepalingen, hierna „de uitvoeringsbepalingen” genoemd.

4.   De agenda en de noodzakelijke werkdocumenten worden aan de leden van de Commissie verstrekt volgens de regels die zij overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen vaststelt.

5.   Elk punt ten aanzien waarvan een lid van de Commissie verzoekt om het van de agenda af te voeren, wordt tot de volgende vergadering uitgesteld indien de voorzitter hiermee instemt.

6.   De Commissie kan op voorstel van haar voorzitter beraadslagen over een punt dat niet op de agenda staat of waarvoor de noodzakelijke werkdocumenten laattijdig zijn verstrekt. Zij kan besluiten niet over een agendapunt te beraadslagen.

Artikel 7

Quorum

Voor de geldigheid van de besluiten van de Commissie is de aanwezigheid van de meerderheid van het in het Verdrag vastgestelde aantal leden vereist.

Artikel 8

Besluitvorming

1.   De Commissie besluit op voorstel van één of meer van haar leden.

2.   De Commissie gaat op verzoek van een van haar leden tot stemming over. Deze stemming betreft het oorspronkelijke voorstel of een voorstel dat door het verantwoordelijke lid, respectievelijk de verantwoordelijke leden, of door de voorzitter werd gewijzigd.

3.   De besluiten van de Commissie worden genomen bij meerderheid van stemmen van het in het Verdrag vastgestelde aantal leden.

4.   De uitkomst van de beraadslagingen wordt door de voorzitter vastgesteld en in de in artikel 11 bedoelde notulen van de vergadering opgenomen.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid van de beraadslagingen

De vergaderingen van de Commissie zijn niet openbaar. De beraadslagingen zijn vertrouwelijk.

Artikel 10

Aanwezigheid van ambtenaren of andere personen

1.   De secretaris-generaal en de kabinetschef van de voorzitter wonen de vergaderingen bij, tenzij de Commissie dit anders besluit. De uitvoeringsbepalingen omvatten de voorwaarden waaronder aan andere personen toestemming wordt verleend om de vergaderingen bij te wonen.

2.   Bij afwezigheid van een lid van de Commissie mag zijn kabinetschef de vergadering bijwonen en, op verzoek van de voorzitter, het standpunt van het afwezige lid uiteenzetten.

3.   De Commissie kan besluiten iedere andere persoon te horen.

Artikel 11

Notulen

1.   Van elke vergadering van de Commissie worden notulen opgemaakt.

2.   De ontwerpnotulen worden tijdens een volgende vergadering ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd. De goedgekeurde notulen worden gewaarmerkt door de handtekening van de voorzitter en van de secretaris-generaal.

AFDELING 3

De andere besluitvormingsprocedures

Artikel 12

Schriftelijke procedure

1.   De instemming van de leden van de Commissie met een door één of meer van haar leden gedaan voorstel kan via een schriftelijke procedure worden verkregen, mits de Juridische dienst vooraf over dat voorstel een gunstig advies heeft uitgebracht en mits de betrokken diensten, die naar behoren werden geraadpleegd overeenkomstig de in artikel 23 vastgestelde regels, hiermee hebben ingestemd.

Dit gunstige advies en/of die instemmingen kan/kunnen worden vervangen door een overeenkomst tussen de kabinetschefs, in het kader van de afrondende schriftelijke procedure zoals vastgesteld in de uitvoeringsbepalingen.

2.   De tekst van het voorstel wordt schriftelijk aan alle leden van de Commissie op de overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen door haar vastgestelde wijze overgelegd, met vermelding van de termijn waarbinnen eventuele voorbehouden of amendementen waartoe het voorstel eventueel aanleiding geeft, ter kennis moeten worden gebracht.

3.   In de loop van de schriftelijke procedure kan elk lid van de Commissie verzoeken om het voorstel ter vergadering te bespreken. Daartoe moet een met redenen omkleed verzoek tot de voorzitter worden gericht.

4.   Een voorstel ten aanzien waarvan geen enkel lid van de Commissie binnen de voor een schriftelijke procedure vastgestelde termijn een verzoek tot opschorting heeft gedaan of gehandhaafd, wordt geacht door de Commissie te zijn aangenomen.

Artikel 13

Machtigingsprocedure

1.   De Commissie kan, op voorwaarde dat het beginsel van haar collegiale verantwoordelijkheid ten volle wordt geëerbiedigd, één of meer van haar leden machtigen in haar naam en met inachtneming van de door haar vastgestelde grenzen en voorwaarden maatregelen van beheer of bestuur te nemen.

2.   De Commissie kan eveneens in overleg met de voorzitter één of meer van haar leden opdragen de definitieve tekst van een besluit of van een voorstel dat aan de andere instellingen moet worden voorgelegd en waarvan zij de hoofdinhoud tijdens haar beraadslagingen heeft vastgesteld, goed te keuren.

3.   De aldus verleende bevoegdheden mogen worden gesubdelegeerd aan de directeuren-generaal en de diensthoofden, tenzij dat in het machtigingsbesluit uitdrukkelijk is verboden.

4.   Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geldt onverminderd de regels voor de delegaties op financieel gebied en de aan het tot aanstelling bevoegde gezag en aan het gezagsorgaan dat bevoegd is om aanstellingsovereenkomsten aan te gaan, toegekende bevoegdheden.

Artikel 14

Delegatieprocedure

De Commissie kan, op voorwaarde dat het beginsel van haar collegiale verantwoordelijkheid ten volle wordt geëerbiedigd, aan de directeuren-generaal en de diensthoofden de bevoegdheid delegeren om in haar naam en met inachtneming van de door haar vastgestelde grenzen en voorwaarden maatregelen van beheer of bestuur te nemen.

Artikel 15

Subdelegatie voor besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van opdrachten

De directeur-generaal die of het diensthoofd dat overeenkomstig de artikelen 13 en 14 door subdelegatie of delegatie bevoegdheden heeft gekregen om financieringsbesluiten vast te stellen, kan beslissen om het nemen van bepaalde individuele besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten aan de bevoegde directeur te subdelegeren of, met het akkoord van het bevoegde lid van de Commissie, aan het bevoegde hoofd van de eenheid, met inachtneming van de door de uitvoeringsbepalingen bepaalde grenzen en voorwaarden.

Artikel 16

Informatie over de genomen besluiten

Van de besluiten die via de schriftelijke procedure, de machtigingsprocedure of de delegatieprocedure zijn genomen, wordt aantekening gedaan in een dagregister; hiervan wordt melding gemaakt in de notulen van de eerstvolgende vergadering van de Commissie.

AFDELING 4

Gemeenschappelijke bepalingen inzake de besluitvormingsprocedures

Artikel 17

Waarmerken van door de Commissie goedgekeurde besluiten

1.   De ter vergadering goedgekeurde besluiten worden, in de taal of talen waarin zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij een korte samenvatting van de inhoud, die wordt opgesteld na afloop van de vergadering van de Commissie waarop zij zijn aangenomen. Deze besluiten worden gewaarmerkt door de handtekeningen van de voorzitter en de secretaris-generaal, die op de laatste bladzijde van de korte samenvatting van de inhoud worden geplaatst.

2.   De via de schriftelijke procedure en de machtigingsprocedure overeenkomstig artikel 12 en artikel 13, leden 1 en 2, goedgekeurde besluiten worden, in de taal of talen waarin zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij het in artikel 16 genoemde dagregister. Deze besluiten worden gewaarmerkt door de handtekening van de secretaris-generaal, die op de laatste bladzijde van het dagregister wordt geplaatst.

3.   De via de delegatieprocedure of in het kader van subdelegatie goedgekeurde besluiten worden, in de taal of talen waarin zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij het in artikel 16 genoemde dagregister. Deze besluiten worden gewaarmerkt door een akkoordverklaring die wordt ondertekend door de ambtenaar aan wie overeenkomstig artikel 13, lid 3, en de artikelen 14 en 15 subdelegatie of delegatie is verleend.

4.   Voor de toepassing van dit reglement van orde wordt onder „besluit” verstaan de besluiten die een van de vormen hebben zoals bedoeld in artikel 249 van het EG-Verdrag en artikel 161 van het Euratom-Verdrag.

5.   Voor de toepassing van dit reglement van orde wordt, onverminderd de toepassing van Verordening (EG) nr. 930/2004 van de Raad (1), onder „talen die authentiek zijn” verstaan alle officiële talen van de Gemeenschappen wanneer het gaat om besluiten met een algemene strekking, en de taal of de talen van de adressaten wanneer het andere besluiten betreft.

AFDELING 5

Voorbereiding en uitvoering van de besluiten van de Commissie

Artikel 18

Werkgroepen gevormd uit leden van de Commissie

De werkgroepen gevormd uit leden van de Commissie dragen bij tot de coördinatie en de voorbereiding van de werkzaamheden van de Commissie, in het kader van de beleidsdoelstellingen en -prioriteiten die de Commissie heeft bepaald en op basis van het mandaat en de politieke richtsnoeren die de voorzitter heeft vastgesteld.

Artikel 19

Kabinetten en betrekkingen met de diensten

1.   De leden van de Commissie beschikken over een kabinet dat tot opdracht heeft hen bij de vervulling van hun taken en bij de voorbereiding van de besluiten van de Commissie bij te staan. De voorzitter stelt de regels betreffende de samenstelling ervan vast.

2.   Het lid van de Commissie stelt regels vast voor de samenwerking met de diensten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Die regels bepalen met name hoe het lid van de Commissie zijn instructies geeft aan de betrokken diensten, die hem regelmatig alle inlichtingen verstrekken die met zijn werkterrein verband houden en die nodig zijn voor de uitoefening van zijn functie.

Artikel 20

De secretaris-generaal

1.   De secretaris-generaal staat de voorzitter bij het voorbereiden van de werkzaamheden en het beleggen van de vergaderingen van de Commissie bij. Tevens helpt hij de voorzitters van de overeenkomstig artikel 3, lid 2, gevormde werkgroepen bij het voorbereiden en beleggen van de vergaderingen van deze werkgroepen.

2.   Hij draagt zorg voor het goede verloop van de besluitvormingsprocedures en ziet toe op de uitvoering van de in artikel 4 bedoelde besluiten.

3.   Hij draagt bij tot de nodige coördinatie tussen de diensten tijdens de voorbereidende werkzaamheden overeenkomstig artikel 23 en waakt over de inhoudelijke kwaliteit van en de naleving van de vormvereisten voor documenten die aan de Commissie worden voorgelegd.

4.   Hij treft, behalve in bijzondere gevallen, de nodige maatregelen voor de kennisgeving en de bekendmaking van de besluiten van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede voor de toezending van de documenten van de Commissie en van die van haar diensten aan de andere instellingen van de Europese Gemeenschappen.

5.   Hij onderhoudt de officiële contacten met de andere instellingen van de Europese Gemeenschappen, onverminderd de bevoegdheden die de Commissie besluit zelf uit te oefenen of aan haar leden of haar diensten te verlenen. Hij volgt de werkzaamheden van de andere instellingen van de Europese Gemeenschappen en licht de Commissie daarover in.

HOOFDSTUK II

DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

Artikel 21

Structuur van de diensten

Voor de voorbereiding en uitvoering van haar ambtsbezigheden beschikt de Commissie over een samenstel van diensten, bestaande uit directoraten-generaal en daarmee gelijkgestelde diensten.

In beginsel zijn de directoraten-generaal en de daarmee gelijkgestelde diensten onderverdeeld in directoraten en de directoraten in administratieve eenheden.

Artikel 22

Instelling van functies en specifieke structuren

Om in bijzondere behoeften te voorzien, kan de Commissie functies en specifieke structuren instellen die met welomschreven opdrachten worden belast en waarvan zij de bevoegdheden en de werkwijzen vaststelt.

Artikel 23

Samenwerking en coördinatie tussen diensten

1.   Teneinde de doeltreffendheid van het optreden van de Commissie te waarborgen, werken de diensten bij de uitwerking of de uitvoering van de besluiten nauw en op gecoördineerde wijze met elkaar samen.

2.   De dienst die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van een initiatief, zorgt vanaf de aanvang van de voorbereidende werkzaamheden voor een effectieve coördinatie tussen de diensten die op grond van de werkterreinen en bevoegdheden of wegens de aard van het onderwerp bij dit initiatief een rechtmatig belang hebben.

3.   Alvorens een document aan de Commissie wordt voorgelegd, raadpleegt de verantwoordelijke dienst overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen tijdig de diensten die bij het voorstel een rechtmatig belang hebben.

4.   De Juridische dienst moet worden geraadpleegd over alle ontwerpen van en voorstellen voor besluiten, alsmede over alle documenten die juridische implicaties kunnen hebben.

Deze raadpleging is steeds vereist in het kader van de besluitvormingsprocedures van de artikelen 12, 13 en 14, behalve voor standaardbesluiten die al eerder zijn instemming hebben gekregen (besluiten van terugkerende aard). Zij is niet vereist voor de in artikel 15 bedoelde besluiten.

5.   Het secretariaat-generaal dient te worden geraadpleegd over alle initiatieven die:

a)

van politiek belang zijn;

of

b)

in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie en in het lopende programmeringsinstrument voorkomen;

of

c)

institutionele aspecten betreffen;

of

d)

aan een effectbeoordeling of een openbare raadpleging zijn onderworpen.

6.   De directoraten-generaal die met de begroting, met personeelszaken en met het algemeen beheer zijn belast, moeten worden geraadpleegd over alle documenten die van invloed kunnen zijn op respectievelijk de begroting, de financiën, het personeel en het algemeen beheer, met uitzondering van de in artikel 15 bedoelde besluiten. Dit geldt eveneens, indien nodig, voor de dienst die met fraudebestrijding is belast.

7.   De verantwoordelijke dienst tracht een voorstel te formuleren waarmee de geraadpleegde diensten akkoord gaan. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, voegt hij bij zijn voorstel, onverminderd het bepaalde in artikel 12, de afwijkende adviezen van deze diensten.

HOOFDSTUK III

PLAATSVERVANGING

Artikel 24

Continuïteit van de dienst

De leden van de Commissie en de diensten zien erop toe dat de nodige voorzieningen worden getroffen om de continuïteit van de dienst te waarborgen, met inachtneming van de daartoe door de Commissie of de voorzitter vastgestelde bepalingen.

Artikel 25

Plaatsvervanging van de voorzitter

De taak van de voorzitter wordt, indien hij is verhinderd, in de door hem vastgestelde volgorde waargenomen door een vice-voorzitter of door een lid.

Artikel 26

Plaatsvervanging van de secretaris-generaal

De taak van de secretaris-generaal wordt, indien hij is verhinderd, door de aanwezige adjunct-secretaris-generaal met het hoogste aantal dienstjaren waargenomen en bij een gelijk aantal dienstjaren door de oudste adjunct-secretaris-generaal of door een door de Commissie aangewezen ambtenaar.

Indien geen adjunct-secretaris-generaal aanwezig is of geen ambtenaar door de Commissie is aangewezen, wordt hij vervangen door de aanwezige ondergeschikte van de hoogste categorie en rang die het hoogste aantal dienstjaren heeft of, bij een gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd is.

Artikel 27

Plaatsvervanging van een hiërarchieke meerdere

1.   De directeur-generaal wordt, indien hij is verhinderd, vervangen door de aanwezige adjunct-directeur-generaal die het hoogste aantal dienstjaren heeft of, bij een gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd is, of door een door de Commissie aangewezen ambtenaar.

Indien geen adjunct-directeur-generaal aanwezig is of geen ambtenaar door de Commissie is aangewezen, wordt hij vervangen door de aanwezige ondergeschikte van de hoogste categorie en rang die het hoogste aantal dienstjaren heeft of, bij een gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd is.

2.   Het hoofd van een administratieve eenheid wordt, indien hij is verhinderd, vervangen door het adjunct-hoofd van de eenheid of door een door de directeur-generaal aangewezen ambtenaar.

Indien het adjunct-hoofd van de eenheid niet aanwezig is of geen ambtenaar door de directeur-generaal is aangewezen, wordt hij vervangen door de aanwezige ondergeschikte van de hoogste categorie en rang die het hoogste aantal dienstjaren heeft of, bij een gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd is.

3.   Elke andere hiërarchieke meerdere wordt bij diens verhindering vervangen door een ambtenaar die door de directeur-generaal in overleg met het verantwoordelijke lid van de Commissie wordt aangewezen. Indien een dergelijke aanwijzing achterwege blijft, wordt hij vervangen door de aanwezige ondergeschikte van de hoogste categorie en rang die het hoogste aantal dienstjaren heeft of, bij een gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd is.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Uitvoeringsbepalingen en aanvullende maatregelen

De Commissie stelt, voor zover noodzakelijk, de uitvoeringsbepalingen van dit reglement van orde vast.

De Commissie kan aanvullende maatregelen nemen betreffende de werkwijze van de Commissie en haar diensten, rekening houdend met de technologische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op informaticagebied.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Dit reglement van orde treedt in werking op 1 januari 2006.”


(1)  PB L 169 van 1.5.2004, blz. 1.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/91


BESLUIT Nr. 2/2005 VAN HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND

van 25 november 2005

tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer

(2005/961/EG)

HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, hierna „de overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 23, lid 4,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 1 (Derde luchtvaartpakket liberalisering en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de verwijzing naar Richtlijn 93/104/EG van de Raad, zoals ingevoegd bij artikel 1, lid 3, van Besluit nr. 3/2004 van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland (1):

„Nr. 437/2003

Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht”.

2.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 1 (Derde luchtvaartpakket liberalisering en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de in bovenstaande alinea vermelde toevoeging:

„Nr. 1358/2003

Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij”.

3.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 1 (Derde luchtvaartpakket liberalisering en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de in bovenstaande alinea vermelde toevoeging:

„Nr. 785/2004

Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen”.

Artikel 2

1.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 1 (Derde luchtvaartpakket liberalisering en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de verwijzing naar Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad:

„(De wijzigingen van bijlage I, die voortvloeien uit bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), onder 1, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en uit de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing)”.

2.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 3 (Technische harmonisering) van de bijlage bij de overeenkomst, na de verwijzing naar Richtlijn 93/65/EEG van de Raad:

„(De wijzigingen van bijlage II, die voortvloeien uit bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), onder 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en uit de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing)”.

3.   Het volgende wordt toegevoegd aan punt 1 (Derde luchtvaartpakket liberalisering en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de verwijzing naar Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad, zoals ingevoegd bij artikel 1, lid 1, van Besluit nr. 3/2004 van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland:

„(De wijzigingen van bijlage I, die voortvloeien uit bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), onder 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en uit de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing)”.

Artikel 3

Het volgende wordt toegevoegd aan punt 4 (Veiligheid in de luchtvaart) van de bijlage bij de overeenkomst, na de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie:

„Nr. 36/2004

Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap

(artikelen 1 tot en met 9 en 11 tot en met 14)”.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en de Officiële verzameling van bondswetgeving van Zwitserland (Amtliche Sammlung des Bundesrechts/Recueil officiel des lois fédérales/Raccolta ufficiale delle leggi federali). Het is van toepassing vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de bekendmaking.

Gedaan te Brussel, 25 november 2005.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de delegatie van de Gemeenschap

Daniel CALLEJA CRESPO

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Raymond CRON


(1)  PB L 151 van 30.4.2004, blz. 9; gerectificeerd in PB L 208 van 10.6.2004, blz. 7.


30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/93


BESLUIT Nr. 1/2005 VAN HET GEMENGD VETERINAIR COMITÉ, INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN

van 21 december 2005

tot wijziging van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de overeenkomst

(2005/962/EG)

HET COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (hierna de „landbouwovereenkomst” genoemd), en met name artikel 19, lid 3, van bijlage 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De landbouwovereenkomst met Zwitserland is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst zijn voor de eerste keer gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 25 november 2003 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (1).

(3)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst zijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2004 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 9 december 2004 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (2).

(4)

De Zwitserse Bondsstaat heeft zich ertoe verbonden om de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4), Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (5) en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (6), in zijn nationale wetgeving op te nemen.

(5)

De in de Zwitserse wetgeving vastgestelde sanitaire maatregelen worden voor melk en zuivelproducten van runderen, bestemd voor menselijke consumptie, voor commerciële doeleinden als gelijkwaardig erkend.

(6)

De bepalingen van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst, alsook de effecten daarvan op de controles zullen uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bekeken om de gelijkwaardigheid voor alle voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten, met uitzondering van melk en zuivelproducten van runderen, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van aanhangsel 6 van voornoemde bijlage te onderzoeken.

(7)

De tekst van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij voornoemde overeenkomst moet worden gewijzigd om rekening te houden met de wijzigingen in de communautaire en de Zwitserse wetgeving die op 1 januari 2006 van kracht zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

De eerste tabel (Producten: Voor menselijke consumptie bestemde melk en zuivelproducten van runderen) van hoofdstuk 1 van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

De gelijkwaardigheid van de in de Zwitserse wetgeving vastgestelde sanitaire maatregelen voor alle voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten, met uitzondering van melk en zuivelproducten van runderen, zal uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit met het oog op de erkenning ervan voor commerciële doeleinden in het Gemengd Veterinair Comité worden onderzocht.

Artikel 3

Dit besluit, opgesteld in twee exemplaren, wordt door de medevoorzitters of andere personen die gemachtigd zijn namens de partijen op te treden, ondertekend.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het wordt van kracht op 1 januari 2006.

Ondertekend te Brussel, 21 december 2005.

Voor het Gemengd Veterinair Comité

Het hoofd van de delegatie van de Zwitserse Bondsstaat

Hans WYSS

Het hoofd van de delegatie van de Europese Gemeenschap

Jaana HUSU-KALLIO


(1)  PB L 23 van 28.1.2004, blz. 27.

(2)  PB L 17 van 20.1.2005, blz. 1.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.

(6)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.


BIJLAGE

„Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten

 

Uitvoer van de Europese Gemeenschap naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Gemeenschap

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

EG-normen

Zwitserse normen

 

Verordeningen: (EG) nr. 852/2004, nr. 853/2004, nr. 854/2004, nr. 882/2004

Federale wet van 9 oktober 1992 betreffende levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (levensmiddelenwet), laatstelijk gewijzigd op 18 juni 2004 (RS 817.0)

Verordening van 27 mei 1981 inzake de bescherming van dieren, laatstelijk gewijzigd op 27 juni 2001 (RS 455.1)

Verordening van 1 maart 1995 betreffende de opleiding van de met de controle op de hygiëne van vlees belaste organen (RS 817.191.54)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 18 augustus 2004 (RS 916.401)

Verordening van 23 november 2005 betreffende de primaire productie (RS 916.020)

Verordening van 23 november 2005 betreffende het slachten van dieren en de vleescontrole (RS 817.190)

Verordening van 23 november 2005 betreffende levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RS 817.02)

Verordening van 23 november 2005 van de DFI betreffende de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21)

Verordening van 23 november 2005 van de DFE betreffende de hygiëne in de primaire productie (RS 916.020.1)

Verordening van 23 november 2005 van de DFI betreffende de hygiëne (RS 817.024.1)

Verordening van 23 november 2005 van de DFE betreffende de hygiëne bij het slachten van dieren (RS 817.190.1)

Verordening van 23 november 2005 van de DFI betreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108)

Ja

met bijzondere voorwaarden

In het kader van dit aanhangsel en in het licht van de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op dit gebied (uitvoeringsteksten) en de communautaire wetgeving met betrekking tot de controle op de invoer uit derde landen verbinden de Zwitserse autoriteiten zich ertoe hun wetgeving te wijzigen om een gelijkwaardige wetgeving voor commerciële doeleinden aan te nemen. De Zwitserse autoriteiten hebben ontwerp-verordeningen in die zin opgesteld en ter raadpleging ingediend.

De bepalingen van dit aanhangsel zullen uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bekeken om de gelijkwaardigheid voor alle voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten, met uitzondering van melk en zuivelproducten van runderen, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van dit aanhangsel te onderzoeken.

Zolang de overeenkomstige wijziging van dit aanhangsel niet is doorgevoerd, blijven alle dierlijke producten, met uitzondering van melk en zuivelproducten van runderen en niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, inclusief niet voor menselijke consumptie bestemde melk en zuivelproducten van runderen, onder hoofdstuk II van dit aanhangsel vallen.

Melk en zuivelproducten van runderen

Diergezondheid

Runderen

Richtlijn 64/432/EEG

Verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.401), en met name de artikelen 47, 61, 65, 101, 155, 163, 169, 173, 177, 224 en 295.

ja

 

Volksgezondheid

Runderen

Verordeningen: (EG) nr. 852/2004, nr. 853/2004, nr. 854/2004, nr. 882/2004

Verordening van 23 november 2005 betreffende levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RS 817.02)

Verordening van 23 november 2005 inzake de kwaliteitsborging en -controle in de melkindustrie (Verordening inzake de melkkwaliteit) (RS 916.351.0)

Verordening van 23 november 2005 van de DFI betreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108)

Verordening van 23 november 2005 van de DFI betreffende de hygiëne (RS 817.024.1)

Verordening van 23 november 2005 van de DFE betreffende de hygiëne van de melkproductie (RS 916.351.021.1)

ja

Op voor menselijke consumptie bestemde melk en zuivelproducten van runderen waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland wordt gehandeld, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op voor menselijke consumptie bestemde melk en zuivelproducten van runderen waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap wordt gehandeld.

De voorschriften van de Zwitserse wetgeving betreffende met name voor melk en zuivelproducten gebruikte thermische procédés en behandelingen, en de gevolgen daarvan op het gebied van de etikettering zijn niet van toepassing op producten die wettelijk worden vervaardigd en/of in de handel gebracht in een lidstaat van de Europese Unie of die wettelijk worden vervaardigd in een ondertekenende staat van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), overeenkomstsluitende partij van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER).

Zwitserland stelt de lijst van zijn erkende bedrijven op overeenkomstig de bepalingen van artikel 31 (registratie/erkenning van bedrijven) van Verordening (EG) nr. 882/2004.”


Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/97


Staat van ontvangsten en uitgaven van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2005

(2005/963/EG)

STAAT VAN ONTVANGSTEN

Titel

Omschrijving

Kredieten 2003

(EUR)

Kredieten 2004

(EUR)

Kredieten 2005

(EUR)

Toelichting

1

Subsidie van de Europese Gemeenschap

3 500 000

6 800 000

Totale subsidie van de Europese Gemeenschap

2

Bijdrage derde landen

p.m.

Bijdragen derde landen

3

Overige bijdragen

p.m.

Subsidie van de Griekse regering

4

Administratieve verrichtingen

p.m.

Overige verwachte inkomsten

 

Totaal-generaal

3 500 000

6 800 000

 


STAAT VAN UITGAVEN

Titel

Hoofdstuk

Omschrijving

Kredieten 2003

(EUR)

Kredieten 2004

(EUR)

Kredieten 2005

(EUR)

 

1

Personeel

1 620 000

3 060 000

Totaal personeelskosten

2

Gebouwen, materieel en diverse huishoudelijke uitgaven

1 380 000

2 430 000

Totaal algemene administratieve uitgaven

3

Beleidsuitgaven

500 000

1 310 000

Totaal beleidsuitgaven

 

Totaal-generaal

3 500 000

6 800 000

 

1

Personeel

 

 

 

 

1 1

Personeel in actieve dienst

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 1

2 068 307

 

1 2

Aanwervingskosten

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 2

564 804

 

1 3

Sociaal-medische diensten en opleiding

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 3

63 000

 

1 4

Tijdelijke bijstand

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 4

363 889

 

 

Totaal titel 1

3 060 000

 

2

Huishoudelijke uitgaven van het agentschap

 

 

 

 

2 0

Gebouwen en bijkomende kosten

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 0

804 430

 

2 1

Roerende goederen en bijkomende kosten

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 1

340 000

 

2 2

Lopende huishoudelijke uitgaven

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 2

189 436

 

2 3

Informatie- en communicatietechnologie

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 3

600 000

 

2 4 0

Raad van bestuur

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 4

438 134

 

2 5 0

Vertaalbureau Luxemburg

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 5

58 000

 

 

Totaal titel 2

2 430 000

 

3

Beleidsuitgaven

 

 

 

 

3 0

Groepsactiviteiten

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 0

571 561

 

3 1

Operationele activiteiten

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 1

688 439

 

3 4

Interne audit

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 4

50 000

 

 

Totaal titel 3

1 310 000

 

 

Totaal-generaal

6 800 000

 


Rectificaties

30.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/99


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 2163/2005 van de Commissie van 22 december 2005 houdende afwijzing van uitvoercertificaten voor producten van de sector rundvlees

( Publicatieblad van de Europese Unie L 342 van 24 december 2005 )

In de inhoudsopgave en op bladzijde 70, in de titel en de slotformule,

in plaats van:

„22 december 2005”,

te lezen:

„23 december 2005”.