Brussel, 19.12.2017

COM(2017) 796 final

2017/0354(COD)

GOEDERENPAKKET

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2017) 471 final}
{SWD(2017) 472 final}
{SWD(2017) 475 final}
{SWD(2017) 476 final}
{SWD(2017) 477 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het creëren van een diepere en eerlijkere interne markt is een van de belangrijkste politieke prioriteiten van de Europese Commissie 1 . De follow-up en uitvoering van de strategie voor de eengemaakte markt (De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen), goedgekeurd op 28 oktober 2015 2 , is een van de belangrijkste doelstellingen van het werkprogramma van de Commissie voor 2017 3 .

Binnen de eengemaakte markt is het vrij verkeer van goederen de meest ontwikkelde van de vier fundamentele vrijheden; deze genereert ongeveer 25 % van het bbp van de EU en 75 % van de handel binnen de EU. De EU is goed voor ongeveer een zesde van de wereldwijde handel in goederen. In 2016 bedroeg de waarde van de handel in goederen tussen de EU-lidstaten (handel binnen de EU) 3 110 miljard EUR 4 . Er is echter nog steeds heel wat werk voor de boeg om echt tot een diepe en eerlijke Europese eengemaakte markt te komen. In gevallen waar gemeenschappelijke regels ontbreken, wordt het beginsel van wederzijdse erkenning niet altijd toegepast. Het "goederenpakket", dat in het werkprogramma van de Commissie voor 2017 is aangekondigd en een initiatief inzake wederzijdse erkenning omvat, moet een antwoord bieden op dit fundamentele probleem.

Wederzijdse erkenning is essentieel voor de goede werking van de eengemaakte markt voor goederen. Wanneer specifieke EU-wetgeving ontbreekt, zijn de lidstaten vrij om nationale regels vast te stellen met voorschriften waaraan producten moeten voldoen. Dergelijke nationale voorschriften kunnen in verschillende lidstaten naast elkaar bestaan, maar indien zij van elkaar verschillen, kunnen zij de handel binnen de EU belemmeren. Het beginsel van wederzijdse erkenning bepaalt dat een goed dat in een lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht, in een andere lidstaat niet mag worden verboden, tenzij de laatstgenoemde gegronde redenen heeft om de verkoop ervan te verbieden of te beperken. Wederzijdse erkenning geldt voor producten die niet of slechts gedeeltelijk vallen onder de harmonisatiewetgeving van de Unie, zoals een brede waaier consumentenartikelen (textiel, schoeisel, kinderverzorgingsartikelen, sieraden, tafelgerei of meubelen).

De vaststelling van Verordening (EG) nr. 764/2008 ("de verordening") 5 was een gedeeltelijk 6 antwoord op de zwakke toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op het gebied van goederen, als gevolg van onvoldoende bekendheid met het beginsel, de rechtsonzekerheid bij de toepassing ervan en het gebrek aan administratieve samenwerking tussen de nationale autoriteiten. De verordening had hoofdzakelijk tot doel een procedureel kader vast te stellen om de kans dat technische voorschriften onrechtmatige belemmeringen scheppen, te minimaliseren 7 .

In de in december 2013 door de Raad Concurrentievermogen aangenomen conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt is erop gewezen dat met het oog op betere raamvoorwaarden voor ondernemingen en consumenten in de eengemaakte markt, naar behoren gebruik moet worden gemaakt van alle relevante instrumenten, inclusief harmonisatie en wederzijdse erkenning 8 . De Commissie werd daarom uitgenodigd om bij de Raad verslag uit te brengen over de sectoren en markten waar de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning de meeste economische voordelen biedt, maar de werking ervan onvoldoende is of op problemen stuit. In haar conclusies van februari 2015 over het beleid voor de eengemaakte markt heeft de Raad Concurrentievermogen er bij de Commissie op aangedrongen snel passende voorstellen te doen om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning effectief functioneert 9 .

Als reactie op aanwijzingen dat de werking van het beginsel mogelijk niet optimaal is, en rekening houdend met het verzoek van de Raad, is van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning een externe evaluatie gemaakt 10 . Daarop voortbouwend is in de evaluatie van de werking van wederzijdse erkenning door de Commissie (Refit) ook van de werking van de verordening een beoordeling opgenomen om een volledig beeld te hebben van de hinderpalen die de optimale werking van het beginsel van wederzijdse erkenning belemmeren (hierna "de evaluatie" genoemd).

De conclusie van de evaluatie luidde dat wederzijdse erkenning niet naar behoren functioneert en dat het beginsel en de verordening slechts in beperkte mate hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de vooropgestelde doelstellingen wat betreft bekendheid met het beginsel en meer rechtszekerheid en administratieve samenwerking.

Dit initiatief biedt een antwoord op de conclusies van de evaluatie. De algemene doelstelling van het voorstel is een eerlijkere en diepere eengemaakte markt voor goederen te verwezenlijken door middel van meer en betere wederzijdse erkenning.

De specifieke doelstelling bestaat erin de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning te verbeteren door verschillende ambitieuze maatregelen voor te stellen. Dergelijke maatregelen moeten ervoor zorgen dat de bestaande rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning worden geëerbiedigd. In de praktijk betekent dit dat het voor de lidstaten mogelijk blijft hun legitieme nationale openbare doelstellingen te beschermen en het in de handel brengen van goederen te beperken, zelfs als deze elders rechtmatig in de handel zijn gebracht, op voorwaarde dat hun besluit daartoe gerechtvaardigd en evenredig is.

Ten eerste zal een verduidelijking van het toepassingsgebied van wederzijdse erkenning, door precies af te bakenen wanneer het van toepassing is, de ondernemingen en nationale autoriteiten meer rechtszekerheid bieden met betrekking tot de vraag wanneer het beginsel van wederzijdse erkenning kan worden toegepast.

Ten tweede zal de invoering van een eigen verklaring waarmee gemakkelijker kan worden aangetoond dat een product reeds rechtmatig in de handel is gebracht, en de invoering van een probleemoplossingssysteem waarmee besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, kunnen worden behandeld, de rechtszekerheid met betrekking tot de toepassing van wederzijdse erkenning verhogen en de toepassing ervan door ondernemingen vergemakkelijken; zowel ondernemingen als nationale autoriteiten zullen weten wat zij redelijkerwijs mogen verwachten wanneer wederzijdse erkenning wordt of zou moeten worden toegepast.

Ten laatste zal het opzetten van administratieve samenwerking en het invoeren van een IT-instrument de communicatie, de samenwerking en het vertrouwen tussen nationale autoriteiten bevorderen en dus de werking van wederzijdse erkenning vergemakkelijken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

a)Richtlijn (EU) 2015/1535 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij 11 .

De richtlijn draagt bij tot meer en betere wederzijdse erkenning door de lidstaten te verplichten de Commissie en elkaar in kennis te stellen van alle ontwerpen voor "technische voorschriften" voor producten alvorens zij worden vastgesteld in het nationale recht. Dit helpt voorkomen dat nieuwe handelsbelemmeringen in de vorm van "technische voorschriften" worden opgeworpen voordat deze voorschriften worden aangenomen, aangezien zij de Commissie en de lidstaten de mogelijkheid geven om te controleren of het technisch voorschrift in overeenstemming is met de EU-wetgeving. Dit initiatief heeft een andere, aanvullende doelstelling. Het voert corrigerende maatregelen in om per geval te waarborgen dat de regelgeving, eens die in werking is getreden, correct wordt toegepast op een manier die het beginsel van wederzijdse erkenning eerbiedigt.

b)Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid 12  

De richtlijn zorgt ervoor dat de producten die in de EU op de markt worden gebracht, veilig zijn. Zij is van toepassing op niet-geharmoniseerde consumentenartikelen. Deze ontwerpverordening is ook van toepassing op de niet-geharmoniseerde sectoren maar heeft betrekking op de situaties waarin de bevoegde autoriteiten van een lidstaat voornemens zijn het in de handel brengen of gebruik van een niet-geharmoniseerd consumentenproduct dat in een andere lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht, te ontzeggen of te verbieden, om andere redenen dan louter het risico van dat product voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten. Dit is onder meer het geval wanneer een product niet in de handel mag worden gebracht voor redenen in verband met de benaming, omvang, samenstelling of verpakking, of om milieuredenen.

c)Verordening (EU) nr. 305/2011 inzake bouwproducten 13  

Bij deze verordening zijn productcontactpunten voor de bouw opgezet om informatie te verschaffen over de bepalingen die gelden voor bouwwerken en bouwproducten. Dit initiatief vormt een coherente aanvulling op de productcontactpunten voor de bouw. Niettemin zijn de productcontactpunten voor de bouw en de productcontactpunten in talrijke lidstaten samengevoegd en vormen een enkel contactpunt voor ondernemingen. Dit initiatief belet dergelijke samenvoegingen in de toekomst niet.

d)Het Solvit-netwerk 14  

Solvit is een dienst die door de nationale overheid van elke EU-lidstaat, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen wordt verstrekt. De dienst helpt ondernemingen wanneer hun rechten door overheidsinstanties in een andere EU-lidstaat worden geschonden, door te trachten binnen tien weken een oplossing te vinden. Solvit kan door ondernemingen dus worden gebruikt als alternatief voor gerechtelijke procedures wanneer zij te maken krijgen met een nationaal besluit waarbij toegang tot de markt op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning wordt ontzegd of beperkt. Dit initiatief bouwt voort op het Solvit-netwerk en het recentelijk goedgekeurde actieplan ter versterking van Solvit 15 ; het versterkt het bestaande mechanisme op het gebied van goederen waarmee administratieve besluiten die de toegang tot de markt op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning ontzeggen of beperken, gemakkelijker kunnen worden betwist.

e)EU-harmonisatiewetgeving

De EU-harmonisatiewetgeving en wederzijdse erkenning zijn volledig complementair. Het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt is gewaarborgd door de gemeenschappelijke EU-regels inzake producten (EU-harmonisatiewetgeving) en het beginsel van wederzijdse erkenning. De EU-harmonisatiewetgeving stelt de gemeenschappelijke voorschriften vast voor de manier waarop producten moeten worden vervaardigd. Voor elk product en elk onderdeel van een product EU-harmonisatiewetgeving hebben, is echter een doelstelling die noch haalbaar noch wenselijk is. Het is een duur en tijdrovend proces, waarbij een evenwicht moet worden gevonden tussen verschillende benaderingen en dat moet worden gereserveerd voor die producten en aspecten waarvoor belangrijke belemmeringen bestaan voor het vrije verkeer op de eengemaakte markt die niet op een andere wijze kunnen worden aangepakt. Wanneer gemeenschappelijke EU-regels ontbreken of wanneer producten slechts gedeeltelijk onder de gemeenschappelijke EU-regels vallen, blijven de lidstaten vrij om nationale technische voorschriften vast te stellen waarbij de vereisten met betrekking tot de benaming, vorm, omvang, etikettering of verpakking enz. waaraan die producten moeten voldoen, worden bepaald. Dit initiatief zorgt ervoor dat de vaststelling van dergelijke voorschriften door de lidstaten gebeurt in overeenstemming met de artikelen 34 en 36 VWEU, en in het bijzonder met het beginsel van wederzijdse erkenning.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De volgende lopende en/of geplande initiatieven op EU-niveau zijn van belang voor wederzijdse erkenning:

a)één digitale toegangspoort 16 . De toegangspoort moet de onlinebeschikbaarheid, kwaliteit en vindbaarheid van informatie en de ondersteunende diensten alsmede de procedures die voor burgers en bedrijven van belang zijn, verbeteren.

b)actieplan ter versterking van Solvit 17 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Deze verordening is gebaseerd op artikel 114, lid 1, VWEU betreffende de instelling en de werking van de interne markt waarin is bepaald dat maatregelen kunnen worden vastgesteld inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Deze verordening heeft tot doel regels en procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat het vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, wordt toegestaan met volledige inachtneming van het beginsel van wederzijdse erkenning. Zij doet geen afbreuk aan de regelgevingsautonomie van de lidstaten op het gebied van niet-geharmoniseerde goederen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Wederzijdse erkenning is enkel van toepassing in grensoverschrijdende situaties waarbij een marktdeelnemer een product in een bepaalde lidstaat in de handel wil brengen dat in een andere lidstaat reeds rechtmatig in de handel is gebracht. Maatregelen van de lidstaten alleen bieden geen oplossing voor de problemen die verband houden met de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning binnen de interne markt. Om doeltreffend te zijn, moet de toepassing van het beginsel gebaseerd zijn op gemeenschappelijke oplossingen die door alle nationale autoriteiten op dezelfde wijze in de praktijk worden gebracht. Alleen zulke gemeenschappelijke procedures kunnen waarborgen dat de nationale autoriteiten het beginsel op dezelfde wijze toepassen, zodat ondernemingen gelijk kunnen worden behandeld, ongeacht het land waar zij hun product in de handel willen brengen. Indien de procedurele aspecten van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning aan elke lidstaat zouden worden overgelaten, zou – door de opsplitsing van de modus operandi in 28 verschillende en mogelijk tegenstrijdige procedures – het beginsel worden verzwakt. Bijgevolg is optreden door de EU zowel wenselijk als gerechtvaardigd om de effectieve toepassing van het beginsel te waarborgen. De EU heeft de verantwoordelijkheid op te treden om de werking van de interne markt voor goederen te waarborgen. Ingevolge artikel 26, lid 2, VWEU omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen. Het verbieden van maatregelen met gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen van goederen is een van de basisbeginselen van het VWEU (artikelen 34 tot en met 36).

Evenredigheid

In dit voorstel wordt een zorgvuldig evenwicht bewaard tussen, enerzijds, de regelgevingsautonomie waarover de lidstaten beschikken voor het vaststellen van het beschermingsniveau dat zij noodzakelijk achten om legitieme openbare belangen te beschermen, en, anderzijds, de behoefte om de resterende obstakels voor het vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en onder de artikelen 34 tot en met 36 VWEU vallen, weg te werken.

De maatregelen waarin dit voorstel voorziet, gaan niet verder dan nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De geplande kosten voor de Commissie en de lidstaten worden aanvaardbaar geacht en zullen worden gecompenseerd door de kosten die de ondernemingen zullen besparen en door de voordelen die de ondernemingen, consumenten en lidstaten zullen ondervinden.

Keuze van het instrument

Deze verordening is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Het omvat bepalingen die tot doel hebben de werking van de interne markt voor goederen te verbeteren door voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en voor ondernemingen regels en procedures vast te stellen waarmee de vlotte toepassing van het vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, wordt gewaarborgd.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Voor de evaluatie van de werking van wederzijdse erkenning op het gebied van goederen, nl. het beginsel van wederzijdse erkenning en de verordening inzake wederzijdse erkenning, is gekeken naar de mate waarin de aanvankelijke doelstellingen van wederzijdse erkenning zijn bereikt wat betreft effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde op EU-niveau. Uit de bevindingen blijkt dat wederzijdse erkenning op het gebied van goederen nog steeds relevant is en voor toegevoegde waarde voor de EU kan zorgen. Wederzijdse erkenning geeft de mogelijkheid producten die elders reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht, in andere lidstaten in de handel te brengen. Het beginsel van wederzijdse erkenning werkt echter niet goed. De meerderheid van de ondernemingen die producten wensen te verkopen in een andere lidstaat gaan na welke regels in die lidstaat gelden; wanneer blijkt dat deze regels hen verhinderen hun product te verkopen, beroepen zij zich meestal niet op het beginsel van wederzijdse erkenning maar passen zij hun product aan die regels aan. Wanneer ondernemingen zich op het beginsel van wederzijdse erkenning trachten te beroepen, ontzeggen de nationale autoriteiten hen vaak de toegang tot de markt. Wat de verordening betreft die was vastgesteld om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken, blijkt uit de evaluatie in het algemeen dat slechts weinig marktdeelnemers van oordeel zijn dat zij producten gemakkelijker in andere lidstaten kunnen verkopen sinds de verordening in werking is getreden. Zij had een bescheiden effect ten aanzien van de vooropgestelde doelstellingen, voornamelijk omdat de procedurele voorschriften die bij de verordening zijn vastgesteld ontoereikend zijn gebleken voor een gemakkelijke, betrouwbare en gebruiksvriendelijke toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Zij had ook beperkte invloed in het verhogen van de bekendheid met het beginsel van wederzijdse erkenning.

Doeltreffendheid

Ondanks het bestaan van het beginsel en de goedkeuring van de verordening blijft het vrij verkeer van goederen op het gebied van niet-geharmoniseerde goederen problematisch, voornamelijk door het gebrek aan bewustzijn en kennis, het ontbreken van rechtszekerheid en het gebrek aan vertrouwen en samenwerking tussen de nationale autoriteiten. Ondernemingen ondervinden nog steeds moeilijkheden wat de toegang tot de markt betreft, zelfs als hun producten in andere lidstaten reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht. Zij passen dus vaak hun producten aan of zien ervan af een nieuwe markt te betreden. Uit de raadpleging van belanghebbenden blijkt dat het niveau van kennis over wederzijdse erkenning door de jaren heen is toegenomen, maar niet op voldoende wijze. Alle belanghebbenden zijn van oordeel dat er behoefte is aan meer kennis hierover en dat dit een van de voornaamste prioriteiten van de Commissie moet zijn. De rechtszekerheid bij het gebruik van wederzijdse erkenning blijft een belangrijke hinderpaal voor het vrij verkeer van niet-geharmoniseerde goederen en een van de voornaamste redenen waarom ondernemingen en nationale autoriteiten weinig enthousiast zijn over wederzijdse erkenning. Wat de administratieve samenwerking betreft, blijkt uit de evaluatie dat deze verder moet worden bevorderd om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken.

Efficiëntie

Relevante belanghebbenden zijn geraadpleegd om te beoordelen in welke mate de kosten die voortvloeien uit het gebruik van het beginsel en de verordening evenredig zijn met de resultaten die zijn bereikt. Wat kosten betreft, heeft de verordening weinig lasten gegenereerd voor de nationale autoriteiten: het opzetten en de werking van de productcontactpunten (tussen 7 417 en 47 450 EUR, op basis van 1 VTE) en de kosten in verband met de beoordeling van producten die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht (420 000 EUR in een sector zoals meststoffen). Zij beschouwen deze kosten als gemiddeld. De belangrijkste kosten voor de ondernemingen hangen veeleer samen met de onjuiste toepassing van wederzijdse erkenning. Zij moeten hun producten aanpassen, tests en procedures herhalen (tussen 1 000 en 150 000 EUR per product per markt) ofwel kansen missen (tussen 40 000 en 500 000 EUR per product per markt) omdat zij moeten afzien van het betreden van een nieuwe markt. De meeste van deze kosten werden als aanzienlijk beschouwd. Wat de kosten-baten betreft, is de perceptie veeleer gemengd. De nationale autoriteiten zijn het er over het algemeen over eens dat de kosten evenredig zijn met de baten; de ondernemingen zijn het daar over het algemeen niet mee eens. Zij zijn van oordeel dat de kosten aanzienlijk zijn en dat de resultaten niet zijn bereikt.

Samenhang

Uit de uitgevoerde evaluatie blijkt dat er geen sprake van tegenstrijdigheid lijkt te zijn tussen wederzijdse erkenning en andere EU-beleidslijnen om de interne markt te verwezenlijken en het vrij verkeer van goederen in de EU te bevorderen. Het beginsel van wederzijdse erkenning en de verordening zijn veeleer een aanvulling op en coherent met een aantal initiatieven op dit gebied, zoals de richtlijn inzake algemene productveiligheid (Richtlijn 2001/95/EG 18 ), de transparantierichtlijn voor de eengemaakte markt (Richtlijn (EU) 2015/1535), de verordening inzake bouwproducten (Verordening (EU) nr. 305/2011), het Solvit-netwerk 19 en de EU-harmonisatiewetgeving.

Relevantie

Wederzijdse erkenning heeft tot doel diepgaande marktintegratie te bereiken met respect voor de diversiteit en de wetgevingsautonomie van de lidstaten. Het wordt beschouwd als een alternatief voor harmonisatie dat regelgevingsautonomie toelaat wanneer harmonisatie niet noodzakelijk, gerechtvaardigd en evenredig is. Bovendien is wederzijdse erkenning bijzonder relevant voor de ondersteuning van innovatie. Op het gebied van innovatieve producten bestaan geen Europese geharmoniseerde regels, en ondernemingen moeten zich beroepen op bestaande regels/normen op nationaal niveau of moeten zelfs omgaan met het ontbreken van dergelijke regels. Wederzijdse erkenning is het enige alternatief voor ondernemingen die hun nieuwe/innovatieve producten in andere lidstaten in de handel willen brengen.    

Toegevoegde waarde op EU-niveau

Uit de evaluatie blijkt dat de belanghebbenden het er over het algemeen over eens zijn dat wederzijdse erkenning toegevoegde waarde biedt op EU-niveau. Het geeft de mogelijkheid producten die elders reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht in andere lidstaten in de handel te brengen, waarbij de lidstaten hun regelgevingsautonomie en diversiteit behouden. Algemeen wordt erkend dat de vooropgestelde doelstellingen enkel kunnen worden bereikt door optreden op EU-niveau. Tijdens het raadplegingsproces waren de belanghebbenden het bijna unaniem eens over de noodzaak te beschikken over een rechtsinstrument van de EU om meer en betere wederzijdse erkenning te bereiken.

Raadpleging van belanghebbenden

De leden van het Raadgevend comité wederzijdse erkenning is om feedback verzocht tijdens hun laatste bijeenkomsten van 2 december 2015 en 25 oktober 2016. Sommige vertegenwoordigers waren niet overtuigd van het feit dat een volledige herziening van de verordening voordelen zal opleveren; zij waren het er wel allemaal over eens dat een aantal wijzigingen moet worden aangebracht en dat een groot aantal van de problemen kan worden opgelost met behulp van soft law-maatregelen.

Een openbare raadpleging in alle officiële EU-talen is bekendgemaakt op een website voor openbare raadplegingen die is ondergebracht op Europa. De raadpleging vond plaats tussen juni en september 2016. Op de openbare raadpleging werden 153 reacties ontvangen. Ondernemingen waren sterk vertegenwoordigd (91), gevolgd door autoriteiten van de lidstaten (45) en burgers (17). Uit de resultaten van de raadpleging blijkt dat het merendeel van de respondenten van mening is dat bewustmaking noodzakelijk blijft, ondanks de aangegeven hoge mate van kennis over wederzijdse erkenning. Wat de hinderpalen voor de werking van wederzijdse erkenning betreft, hebben de ondernemingen aangegeven dat het gebrek aan snelle oplossingen om in beroep te gaan tegen nationale besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen de belangrijkste hinderpaal is, gevolgd door ontoereikende communicatie tussen autoriteiten. Voor de ondernemingen moet de Commissie op het vlak van wederzijdse erkenning prioritair de behoefte aan effectieve oplossingen aanpakken; voor de lidstaten en burgers is het verbeteren van de bekendheid met wederzijdse erkenning de belangrijkste prioriteit.

In aanvulling op de openbare raadpleging heeft de Commissie op 17 juni 2016 een conferentie van belanghebbenden georganiseerd. Met het event werd beoogd de belangrijkste kwesties in verband met de werking van wederzijdse erkenning in kaart te brengen en mogelijke wegen vooruit uit te stippelen. De conferentie is bijgewoond door 144 deelnemers die ondernemingen (62), nationale autoriteiten (60) en andere organisaties (22), zoals consumentenorganisaties en vakbonden vertegenwoordigden. Over het algemeen waren de deelnemers het erover eens dat het nodig is de werking van wederzijdse erkenning te verbeteren en meer rechtszekerheid te bieden met betrekking tot de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tussen 2014 en 2016 is door de Commissie of externe contractanten een groot aantal enquêtes, raadplegingen en studies uitgevoerd, waardoor er gedegen expertise is opgebouwd.

De werking van het beginsel van wederzijdse erkenning is tussen 2014 en 2015 extern geëvalueerd. De omvang van het probleem en de gevolgen van de verschillende opties die de Commissie overweegt, zijn bestudeerd in een tussen 2016 en 2017 uitgevoerde studie.

Effectbeoordeling

Ter voorbereiding van dit initiatief werd een effectbeoordeling uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er minder handel is in producten die onder de wederzijdse erkenning vallen. Uit de vergelijking van de waarde van de uitvoer binnen de EU met het binnenlands verbruik blijkt dat de waarde van de uitvoer binnen de EU voor geharmoniseerde producten 55 % bedraagt van het binnenlands verbruik; voor de gedeeltelijk geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde goederen bedraagt deze slechts 35 %. Dit is een gevolg van de obstakels die ondernemingen ondervinden wanneer zij hun producten op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning in de handel trachten te brengen. De financiële kosten die voortvloeien uit de gebrekkige toepassing van wederzijdse erkenning zijn hoog voor de ondernemingen. Zo bedragen de kosten om met het oog op het betreden van de markt producten aan te passen aan de geldende nationale regels wanneer wederzijdse erkenning wordt ontzegd of niet wordt toegepast, naar schatting tussen 1 000 en 150 000 EUR per product per markt. De kosten in verband met gemiste kansen, nl. wanneer ondernemingen ervan afzien een markt te betreden als gevolg van de verschillende nationale voorschriften die hen verplichten hun producten aan te passen, bedragen gemiddeld naar schatting tussen 10 000 en 500 000 EUR per product per markt. In een studie in opdracht van het Europees Parlement 20 is een poging ondernomen om een raming te maken van de omvang van het effect van non-tarifaire belemmeringen op de interne markt. De conclusie luidt dat de handel binnen de EU met meer dan 100 miljard EUR per jaar zou kunnen toenemen indien dergelijke belemmeringen worden verminderd. Bovendien waren in de periode 2008-2014 ongeveer 890 000 ondernemingen actief in niet-geharmoniseerde sectoren, wat meer dan 50 % van het totale aantal actieve ondernemingen in de productiesector vertegenwoordigt. Ongeveer 87 % van de ondernemingen zijn micro-ondernemingen. Volgens het verslag van de Commissie over het concurrentievermogen uit 2014 drijft slechts 14 % van de kleine en middelgrote ondernemingen grensoverschrijdende handel in de EU, tegenover 85,4 % van de grote productiebedrijven.

De effectbeoordeling heeft op 7 april 2017 van de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies gekregen. De Raad was van oordeel dat het verslag in het algemeen goed was gepresenteerd en beval aan het in de toekomst te verbeteren met een betere toelichting van de keuzemogelijkheden en hoe deze in de praktijk zouden werken. Daarnaast zou het verslag duidelijkere conclusies moeten bevatten over de vraag in hoeverre het verwachte resultaat van de herziening invloed zal hebben op de werking van wederzijdse erkenning in de praktijk en zal bijdragen tot een goed werkende interne markt. Tot slot zou in het verslag het potentieel om de administratie te vereenvoudigen en belemmeringen weg te nemen, beter moeten worden beoordeeld. De aanbevelingen van het positieve advies zijn in het verslag meegenomen. Vooral de verschillende opties en de interactie tussen de verschillende opties zijn beter toegelicht. In het verslag is beter gedetailleerd hoe deze opties in de praktijk werken, met de nadruk op de gevolgen van de voorkeursoptie voor de markt. In het verslag wordt ook beter uitgelegd hoe de huidige regeldruk het gevolg is van de niet-werkende wederzijdse erkenning en wordt ook duidelijk aangegeven hoe de voorkeursopties deze druk zullen verminderen. De samenvatting en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn beschikbaar op XXXXX.

Naast optie 1 (status quo) worden in de effectbeoordeling de volgende beleidsopties overwogen:

optie 2 - soft law-maatregelen om de werking van wederzijdse erkenning te verbeteren (bewustmaking, opleiding, uitwisseling van ambtenaren enz.);

optie 3 - minimale wetgevingswijzigingen van Verordening (EG) nr. 764/2008 (transparantie van administratieve besluiten, gebruik van EU-normen, uitgebreidere rol voor de productcontactpunten);

optie 4 - ingrijpende wetgevingswijzigingen van Verordening (EG) nr. 764/2008 (vrijwillige verklaring van wederzijdse erkenning, probleemoplossingsmechanisme, verbeterde productcontactpunten en samenwerking);

optie 5 - vrijwillige voorafgaande toestemming voor het in de handel brengen.

De optie die verband houdt met het intrekken van de verordening en de optie om verdere harmonisatiemaatregelen voor te stellen voor specifieke basisvereisten voor bepaalde aspecten van producten zijn in een vroeg stadium terzijde geschoven, net als de invoering van een verklaring van conformiteit door derden.

De voorkeur gaat uit naar optie 4 (ingrijpende wetgevingswijzigingen van Verordening (EG) nr. 764/2008) in combinatie met optie 2 (soft law-maatregelen).

Optie 2 (soft law) kreeg de steun van alle belanghebbenden maar wordt slechts als doeltreffend beschouwd indien zij wordt aangevuld met andere alomvattende instrumenten.

Optie 3 (minimale wetgevingswijzigingen aan de verordening) werd door de lidstaten en marktdeelnemers als potentieel doeltreffend beschouwd; dit echter in mindere mate dan de andere opties.

Optie 4 werd als de meest doeltreffende gezien om de beleidsdoelstellingen te bereiken en de kosten voor ondernemingen te drukken.

De belanghebbenden waren het erover eens dat optie 5 (vrijwillige voorafgaande toestemming) niet geschikt is om de bestaande obstakels voor wederzijdse erkenning weg te nemen. Deze optie zou voornamelijk kosten met zich meebrengen. In de biocidensector bijvoorbeeld is uit een beoordeling gebleken dat de administratieve kosten in verband met deze procedure tussen 18 en 20 miljoen EUR per jaar zouden bedragen.

Door het complexe karakter en de verscheidenheid van de producten waarop wederzijdse erkenning van toepassing is, is het zeer moeilijk om de voordelen kwantitatief te beoordelen. Optie 4 in combinatie met optie 2 zou de kennis over wederzijdse erkenning verhogen en tegelijk rechtszekerheid bieden over de toepassing van het beginsel en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten verbeteren. Niet alleen zouden meer marktdeelnemers de mogelijkheid leren kennen om nieuwe markten te betreden zonder aanvullende wijzigingen aan te brengen aan hun producten, maar ook zouden de marktdeelnemers die deze mogelijkheid kennen maar aarzelen om er gebruik van te maken, vertrouwen in het systeem krijgen. Het zou met name het in de handel brengen van producten die in andere lidstaten rechtmatig in de handel zijn gebracht, bevorderen door het overleg over het feit of het product al dan niet in de handel mag worden gebracht op basis van wederzijdse erkenning te omkaderen en te vereenvoudigen en door het risico te verminderen dat een product niet in de handel mag worden gebracht. Dit zou de kosten voor ondernemingen met betrekking tot informatie, aanpassing, vertraagde toegang tot de markt en gemiste kansen aanzienlijk verminderen. Ook de lidstaten zouden voordeel hebben bij deze combinatie van opties aangezien zij zouden worden aangespoord om het beginsel van wederzijdse erkenning op een consistentere en correctere wijze toe te passen. De handel binnen de EU zou met meer dan 100 miljard EUR per jaar kunnen toenemen indien de handelsbelemmeringen worden verminderd (zie hierboven).

Tegelijkertijd is het zeer moeilijk om de kosten van de voorkeursopties kwantitatief te beoordelen. Er wordt van uitgegaan dat de kosten voor de marktdeelnemers minimaal zijn; dit heeft ook betrekking op de vrijwillige verklaring van wederzijdse erkenning, waarvoor de administratieve kosten naar schatting minimaal zullen zijn (een marktdeelnemer zou gemiddeld 20 minuten nodig hebben om de verklaring in te vullen). De lidstaten en de Commissie zouden bepaalde noodzakelijke kosten dragen; deze zien er naar schatting als volgt uit: aan de optie met soft law zijn kosten verbonden in verband met de organisatie en coördinatie van bewustmakings- en opleidingsactiviteiten (500 000 EUR) alsook kosten in verband met het uitwisselingsprogramma voor ambtenaren (100 000 EUR). Het probleemoplossingsmechanisme brengt extra werkdruk mee voor de Commissie wat betreft het personeel dat de beroepen behandelt (3 of 4 extra VTE's). Ook de verhoogde administratieve samenwerking tussen de lidstaten brengt bepaalde kosten met zich mee die worden geraamd op 1 200 000 EUR per jaar.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Gezien de effecten van de slechte werking van wederzijdse erkenning op de werking van de interne markt is het initiatief in verband gebracht met het Refit-programma. In de evaluatie is gekeken naar de manier waarop de regeldruk kan worden verlaagd. De conclusie luidt dat de feitelijke slechte werking van wederzijdse erkenning de facto een vorm is van regeldruk die aanleiding geeft tot handelsbelemmeringen. Elke inspanning om de werking van wederzijdse erkenning te verbeteren zou bijgevolg een vereenvoudiging betekenen voor ondernemingen, die bijvoorbeeld gemakkelijker toegang zouden krijgen tot nieuwe markten. De invoering van een vrijwillige verklaring van wederzijdse erkenning zal de administratieve regeldruk voor marktdeelnemers aanzienlijk helpen verminderen. De vereenvoudiging van de procedures voor toegang tot de markt en meer communicatie met de nationale autoriteiten zullen de toegang tot de markt vergemakkelijken en bijgevolg lagere kosten voor de marktdeelnemers tot gevolg hebben. Bovendien zal betere samenwerking en communicatie tussen de autoriteiten zorgen voor meer vertrouwen en bijgevolg minder vertragingen bij de beoordeling van de goederen op de markt.    

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor het voorstel zijn personele en administratieve middelen nodig, alsook operationele kredieten, zoals aangegeven in het financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om de vijf jaar zal de Commissie de toepassing van deze verordening beoordelen en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag zal op basis van de criteria van effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde op EU-niveau de werking van de verordening en van het beginsel van wederzijdse erkenning worden beoordeeld, alsook het effect ervan op het vrij verkeer van goederen en op de interne markt voor goederen op basis van feedback van belanghebbenden, waaronder relevante informatie van de lidstaten. Daarbij zullen specifieke indicatoren voor de beoordeling van de effecten van de verordening in acht worden genomen, zoals het aantal kennisgevingen door de bevoegde autoriteiten via het informatie- en communicatiebeheersysteem, de snelheid van de gebruikte procedures of het aantal informatie-uitwisselingen tussen de bevoegde autoriteiten en de productcontactpunten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bepaalt het onderwerp van de verordening, namelijk de vaststelling van voorschriften en procedures om het recht op vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, te waarborgen.

Artikel 2 bepaalt het toepassingsgebied van de verordening.

Artikel 3 bevat de voor de verordening relevante definities.

Artikel 4 voorziet in een verklaring van wederzijdse erkenning die de marktdeelnemers op vrijwillige basis kunnen gebruiken om gemakkelijker aan te tonen dat een product in een andere lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht. Het bepaalt de voorwaarden waaraan een dergelijke verklaring moet voldoen en verduidelijkt dat deze online kan worden verstrekt.

Artikel 5 stelt de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te volgen procedure vast wanneer zij beoordelen of goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning op hun grondgebied in de handel kunnen worden gebracht.

Artikel 6 bevat de voorschriften voor de tijdelijke opschorting van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht wanneer deze goederen ernstige gezondheids- en veiligheidsrisico's inhouden of in strijd zijn met de openbare zedelijkheid of de openbare veiligheid.

Artikel 7 voorkomt dubbele kennisgevingen aan de Commissie, wanneer het administratieve besluit waarvan kennis moet worden gegeven ook een maatregel is die onder Rapex valt.

Artikel 8 voorziet in een probleemoplossingsmechanisme inzake wederzijdse erkenning zodat marktdeelnemers de mogelijkheid hebben in beroep te gaan tegen administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, door ze in eerste instantie voor te leggen aan het Solvit-netwerk. Dergelijke administratieve besluiten worden op verzoek van het betrokken Solvit-centrum door de Commissie beoordeeld.

Artikel 9 stelt de taken vast van de productcontactpunten.

Artikel 10 bepaalt het kader voor administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.

Artikel 11 voorziet in een IT-instrument dat moet worden gebruikt voor communicatie en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie.

Artikel 12 bevat de financiering van activiteiten die ter ondersteuning van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

Artikel 13 verduidelijkt hoe de financiële belangen van de Unie worden beschermd.

Artikel 14 verplicht de Commissie ertoe periodiek verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van wederzijdse erkenning, met inbegrip van de werking van deze verordening.

Bij artikel 15 wordt een comité opgericht en worden de uitvoeringsbevoegdheden vastgesteld die bij deze verordening aan de Commissie worden verleend.

Bij artikel 16 wordt Verordening (EG) nr. 764/2008 ingetrokken.

Artikel 17 betreft de inwerkingtreding en toepassing van deze verordening.

De bijlage bevat een gestandaardiseerd model voor de verklaring van wederzijdse erkenning.

2017/0354 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 21 , Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen. Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Dit verbod betreft elke nationale maatregel die de handel in goederen binnen de Unie direct of indirect, feitelijk of potentieel kan belemmeren. Het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt is gewaarborgd door de harmonisatie van regels op Unieniveau waarbij gemeenschappelijke voorschriften zijn vastgesteld voor het in de handel brengen van bepaalde goederen; daarnaast is het vrij verkeer van goederen of van aspecten van goederen die niet onder de harmonisatieregels van de Unie vallen, gewaarborgd door de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

(2)Wanneer de wetgeving voor goederen of bepaalde aspecten van goederen niet op Unieniveau geharmoniseerd is, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onrechtmatig belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen tussen lidstaten opwerpen door op dat soort goederen, die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, nationale voorschriften toe te passen waarbij de goederen moeten voldoen aan bepaalde technische vereisten, bijvoorbeeld met betrekking tot aanduiding, vorm, omvang, gewicht, samenstelling, aanbiedingsvorm, etikettering en verpakking. De toepassing van dergelijke voorschriften op in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen kan in strijd zijn met de artikelen 34 en 36 van het Verdrag, ook al zijn die voorschriften zonder onderscheid van toepassing op alle goederen.

(3)Het beginsel van wederzijdse erkenning vloeit voort uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Volgens dit beginsel kunnen lidstaten de verkoop op hun grondgebied van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, niet verbieden, zelfs indien deze producten overeenkomstig andere technische voorschriften werden vervaardigd. Het beginsel is echter niet absoluut. De lidstaten kunnen zich verzetten tegen het in de handel brengen van goederen die elders rechtmatig in de handel zijn gebracht wanneer dergelijke beperkingen gerechtvaardigd zijn op basis van de in artikel 36 van het Verdrag genoemde gronden of op grond van andere dwingende redenen van openbaar belang, en in beide gevallen in verhouding staan tot het nagestreefde doel.

(4)Het begrip "dwingende reden van openbaar belang" is een dynamisch concept dat het Hof van Justitie in zijn rechtspraak omtrent de artikelen 34 en 36 van het Verdrag heeft ontwikkeld. Dit concept bestrijkt onder meer de doeltreffendheid van fiscale controles, de eerlijkheid van handelstransacties, de consumentenbescherming, de bescherming van het milieu, het behoud van de diversiteit van de pers en het risico op ernstige aantasting van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel. Dergelijke dwingende redenen kunnen de toepassing van nationale voorschriften door de bevoegde autoriteiten rechtvaardigen wanneer er gerechtvaardigde verschillen bestaan tussen lidstaten. Dergelijke besluiten moeten echter naar behoren worden gemotiveerd en het evenredigheidsbeginsel moet altijd in acht worden genomen, waarbij er moet worden op gelet dat de bevoegde autoriteit inderdaad voor de minst restrictieve maatregel heeft geopteerd. Bovendien mogen de administratieve besluiten die de toegang tot de markt van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, ontzeggen of beperken, niet louter gebaseerd zijn op het feit dat de beoordeelde goederen op een andere manier aan het door de lidstaat nagestreefde rechtmatige algemene doel voldoen dan de manier waarop in die lidstaat geproduceerde goederen aan dat doel voldoen.

(5)Verordening (EG) nr. 764/2008 22 is vastgesteld om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te bevorderen; daartoe bevat zij procedures om de kans te minimaliseren dat onrechtmatige belemmeringen worden opgeworpen voor het vrije verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Ondanks de verordening bestaan er nog steeds talrijke problemen met betrekking tot de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Uit de tussen 2014 en 2016 uitgevoerde evaluatie is gebleken dat het beginsel niet werkt zoals het hoort en dat Verordening (EG) nr. 764/2008 een beperkte invloed heeft gehad op de verbetering van de toepassing ervan. De instrumenten en procedurele waarborgen die bij Verordening (EG) nr. 764/2008 zijn ingesteld, hebben hun doelstelling om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te verbeteren, niet bereikt. Zo is het netwerk van productcontactpunten, dat werd opgezet om de marktdeelnemers informatie te verstrekken over de geldende nationale voorschriften en de toepassing van wederzijdse erkenning, nauwelijks bekend bij de marktdeelnemers en wordt het nauwelijks gebruikt. Binnen het netwerk werken de nationale autoriteiten onvoldoende samen. Aan de kennisgevingsvereiste voor administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, wordt nauwelijks voldaan. Bijgevolg blijven belemmeringen bestaan voor het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt.

(6)In de in december 2013 door de Raad Concurrentievermogen aangenomen conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt is erop gewezen dat met het oog op betere raamvoorwaarden voor ondernemingen en consumenten in de eengemaakte markt, naar behoren gebruik moet worden gemaakt van alle relevante instrumenten, inclusief wederzijdse erkenning. De Raad heeft de Commissie uitgenodigd verslag uit te brengen over de gevallen waar de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning nog ontoereikend is of op problemen stuit. In haar conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt van februari 2015 heeft de Raad Concurrentievermogen er bij de Commissie op aangedrongen voorstellen te doen om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning effectief functioneert.

(7)Verordening (EG) nr. 764/2008 heeft verschillende tekortkomingen en moet daarom worden herzien en versterkt. Ter wille van de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 764/2008 worden vervangen door onderhavige verordening. In deze verordening moeten duidelijke procedures worden vastgesteld om het vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, te waarborgen, en om ervoor te zorgen dat de lidstaten het vrij verkeer enkel kunnen beperken op grond van legitieme openbare belangen en dat de beperking evenredig is. De verordening zorgt ervoor dat de bestaande rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning zowel door de marktdeelnemers als door de nationale autoriteiten worden geëerbiedigd.

(8)Deze verordening mag, in voorkomend geval, geen afbreuk doen aan de verdere harmonisering van de voorwaarden voor het in de handel brengen van goederen met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt.

(9)Handelsbelemmeringen kunnen ook voortvloeien uit andere soorten maatregelen die onder het toepassingsgebied van de artikelen 34 en 36 van het Verdrag vallen. Bij deze maatregelen kan het bijvoorbeeld gaan om technische specificaties ten behoeve van aanbestedingsprocedures of voorschriften tot gebruik van de officiële talen in de lidstaten. Deze maatregelen zouden geen nationaal technisch voorschrift mogen vormen in de zin van deze verordening, en zouden derhalve niet binnen de werkingssfeer ervan mogen vallen.

(10)In de lidstaten worden nationale technische voorschriften soms uitgevoerd door middel van een procedure van voorafgaande machtiging in het kader waarvan formele goedkeuring moet worden verkregen van een bevoegde autoriteit voordat de goederen in die lidstaat in de handel kunnen worden gebracht. Het bestaan van een dergelijke procedure van voorafgaande machtiging beperkt als zodanig het vrij verkeer van goederen. Om gerechtvaardigd te zijn met betrekking tot het grondbeginsel van het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt, moet een dergelijke procedure een door het Unierecht erkend doel van openbaar belang nastreven, en moet zij evenredig en niet-discriminerend zijn. In het licht van de overwegingen van de rechtspraak van het Hof van Justitie wordt beoordeeld of een dergelijke procedure in overeenstemming is met het Unierecht. Bijgevolg moeten administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken omdat er geen geldige voorafgaande machtiging is verleend voor de goederen, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Wanneer evenwel een aanvraag voor een verplichte voorafgaande machtiging betreffende goederen is ingediend, moet een voorgenomen administratief besluit om de aanvraag af te wijzen op grond van een in een lidstaat geldend technisch voorschrift, worden genomen overeenkomstig deze verordening, zodat de verzoeker de geboden procedurele bescherming van deze verordening kan genieten.

(11)Het is van belang te verduidelijken dat de soorten goederen die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen ook landbouwproducten omvatten. De term "landbouwproducten" omvat de voortbrengselen van visserij, als vastgesteld in artikel 38, lid 1, van het Verdrag.

(12)Het is van belang te verduidelijken dat de term "producent" niet enkel de fabrikant van de goederen omvat maar ook de persoon die zich kenbaar maakt als de producent van de goederen, bijvoorbeeld landbouwgoederen, die niet door een fabricageproces zijn verkregen.

(13)Beslissingen van nationale rechterlijke instanties waarin de wettigheid wordt beoordeeld van zaken waarin in één lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen wegens de toepassing van een nationaal technisch voorschrift geen toegang tot de markt van een andere lidstaat krijgen, en beslissingen van nationale rechterlijke instanties waarin sancties worden opgelegd, moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(14)Om onder het beginsel van wederzijdse erkenning te vallen, moeten goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Om te worden beschouwd als in een andere lidstaat rechtmatig in de handel te zijn gebracht, moet worden verduidelijkt dat de goederen moeten voldoen aan de in die lidstaat geldende relevante regels en dat de goederen aan eindgebruikers in die lidstaat worden aangeboden.

(15)Het bewijs dat nodig is om aan te tonen dat goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten. Dit heeft onnodige lasten tot gevolg alsook aanvullende kosten voor de marktdeelnemers en verhindert de nationale autoriteiten de nodige informatie te verkrijgen voor een tijdige beoordeling van de goederen. Dit kan de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning hinderen. Het is daarom van essentieel belang dat marktdeelnemers eenvoudiger kunnen aantonen dat hun goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. De marktdeelnemers zouden de mogelijkheid moeten hebben een eigen verklaring op te stellen waarin aan de bevoegde autoriteiten alle noodzakelijke bijkomende informatie wordt verstrekt over de goederen en over de conformiteit ervan met de in die andere lidstaat geldende regels. Indien gebruik wordt gemaakt van een eigen verklaring, kunnen nationale autoriteiten nog steeds het besluit nemen om de toegang tot de markt te beperken, op voorwaarde dat een dergelijk besluit evenredig is en het beginsel van wederzijdse erkenning en deze verordening eerbiedigt.

(16)De producent, of de vertegenwoordiger van de producent, moet verantwoordelijk zijn voor het invullen van de informatie in de verklaring van wederzijdse erkenning aangezien de producent de goederen het beste kent. De informatie over het feit dat de goederen in de betrokken lidstaat aan eindgebruikers worden aangeboden, is echter mogelijk in het bezit van een importeur of verdeler, en niet van de eigenlijke producent. Daarom moet worden toegestaan dat een andere marktdeelnemer dan de producent deze informatie kan invullen.

(17)De verklaring van wederzijdse erkenning moet op eender welk moment in de toekomst blijvend accurate en volledige informatie bevatten over de goederen. De verklaring moet dus indien nodig worden bijgewerkt om veranderingen zoals wijzigingen van de relevante technische voorschriften te weerspiegelen.

(18)Om ervoor te zorgen dat de informatie die in een verklaring van wederzijdse erkenning wordt verstrekt, volledig is, moet voor dergelijke verklaringen een geharmoniseerde structuur worden opgezet die de marktdeelnemers die dergelijke verklaringen willen opstellen, kunnen gebruiken.

(19)Het is van belang ervoor te zorgen dat de verklaring van wederzijdse erkenning waarheidsgetrouw en nauwkeurig is ingevuld. Het is daarom noodzakelijk te bepalen dat marktdeelnemers verantwoordelijk zijn voor de in de verklaring opgenomen informatie.

(20)Om de efficiëntie en het concurrentievermogen van ondernemingen die actief zijn op het gebied van niet-geharmoniseerde goederen te verbeteren, moet het mogelijk zijn gebruik te maken van nieuwe informatietechnologieën die het verstrekken van de verklaring van wederzijdse erkenning gemakkelijker maken. De marktdeelnemers moeten hun verklaring dus online beschikbaar kunnen stellen.

(21)Deze verordening moet ook van toepassing zijn op goederen waarvan slechts sommige aspecten onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. Wanneer de marktdeelnemers uit hoofde van de harmonisatiewetgeving van de Unie een EU-conformiteitsverklaring moeten opstellen om aan te tonen dat zij aan die wetgeving voldoen, moet worden toegestaan dat de uit hoofde van deze verordening in de verklaring van wederzijdse erkenning opgenomen informatie wordt opgenomen in die EU-conformiteitsverklaring.

(22)Wanneer producenten besluiten geen gebruik te maken van het mechanisme van de verklaring van wederzijdse erkenning, moet het de taak zijn van de lidstaat om om de informatie te verzoeken die hij noodzakelijk acht voor de beoordeling van de goederen, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel.

(23)Bij Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad wordt van de lidstaten vereist dat zij ieder ontwerp voor een nationaal technisch voorschrift betreffende producten, met inbegrip van landbouwproducten en visserijproducten, aan de Commissie en de overige lidstaten meedelen, onder vermelding van de redenen waarom de vaststelling van dat voorschrift nodig is. Het is evenwel noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning na de vaststelling van een dergelijk nationaal technisch voorschrift in afzonderlijke gevallen per specifiek goed correct wordt toegepast. Bij deze verordening moeten procedures worden vastgesteld voor de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in afzonderlijke gevallen door bijvoorbeeld van de lidstaten te vereisen dat zij de nationale technische voorschriften aanwijzen waarop het administratieve besluit gebaseerd is, alsook de legitieme gronden van openbaar belang waardoor het administratieve besluit gerechtvaardigd is. Deze vereiste houdt voor de lidstaten echter niet de verplichting in om het nationale technische voorschrift zelf te rechtvaardigen, maar wel de toepassing van dat nationale technische voorschrift ten aanzien van een product dat in een andere lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht.

(24)Aangezien besluiten die de toegang tot de markt voor goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, beperken of ontzeggen, een uitzondering zouden moeten zijn op het fundamentele beginsel van wederzijdse erkenning, is het passend een duidelijke procedure vast te stellen waarmee wordt gewaarborgd dat dergelijke besluiten de bestaande verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning in acht nemen. Een dergelijke procedure zorgt ervoor dat de genomen besluiten evenredig zijn en het beginsel van wederzijdse erkenning en deze verordening eerbiedigen.

(25)Terwijl een bevoegde autoriteit goederen onderzoekt teneinde te beslissen of zij voor die goederen de toegang tot de markt ontzegt of beperkt, mag zij niet de bevoegdheid hebben om te besluiten tot de opschorting van de toegang tot de markt, behalve in gevallen waar snel ingrijpen vereist is om te voorkomen dat de veiligheid en gezondheid van gebruikers in het gedrang komen of om te voorkomen dat goederen worden aangeboden wanneer het aanbieden van dergelijke goederen in het algemeen verboden is op gronden van openbaar belang of openbare veiligheid, waaronder bijvoorbeeld misdaadpreventie.

(26)Bij Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 23 is een accreditatieregeling ingevoerd die de wederzijdse erkenning van het bekwaamheidsniveau van de conformiteitsbeoordelingsinstanties waarborgt. Derhalve mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geen gebrek aan bekwaamheid aanvoeren om de door geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties opgestelde testrapporten en certificaten te weigeren. Bovendien moeten de lidstaten ook testrapporten en certificaten die andere conformiteitsbeoordelingsinstanties in overeenstemming met het Unierecht hebben afgegeven, aanvaarden om zoveel mogelijk te vermijden dat tests en procedures worden herhaald. De bevoegde autoriteiten moeten worden verplicht naar behoren rekening te houden met de inhoud van de voorgelegde testrapporten of certificaten.

(27)Bij Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad 24 is bepaald dat uitsluitend veilige producten in de handel mogen worden gebracht, en zijn de verplichtingen voor producenten en distributeurs op het vlak van productveiligheid vastgesteld. De richtlijn geeft de autoriteiten de bevoegdheid gevaarlijke producten met onmiddellijke ingang te verbieden, of een product dat gevaarlijk kan zijn tijdelijk te verbieden, zolang dit voor de verschillende controles, onderzoeken of veiligheidsbeoordelingen noodzakelijk is. Daarnaast wordt in de richtlijn de procedure beschreven die de autoriteiten moeten volgen om passende maatregelen te nemen waaronder de maatregelen met betrekking tot producten die een risico met zich meebrengen, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b) tot en met f), en worden de lidstaten verplicht de Commissie en de andere lidstaten van deze maatregelen in kennis te stellen. De bevoegde autoriteiten moeten die richtlijn, en met name artikel 8, lid 1, onder d) tot en met f), en artikel 8, lid 3, dus kunnen blijven toepassen.

(28)Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad 25 is onder meer een systeem voor snelle waarschuwingen ingesteld voor kennisgevingen van het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder. De verordening verplicht de lidstaten ertoe om de Commissie door middel van het systeem voor snelle waarschuwingen onverwijld in kennis te stellen van elke door hen vastgestelde maatregel waarbij het in de handel brengen van levensmiddelen of diervoeders wordt beperkt of waarbij het uit de handel nemen of het terugroepen daarvan wordt voorgeschreven met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens waarvoor snelle actie vereist is. De bevoegde autoriteiten moeten die verordening, en met name artikel 50, lid 3, en artikel 54, kunnen blijven toepassen.

(29)Bij Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad 26 is een geharmoniseerd Uniekader tot stand gebracht, voor de organisatie van officiële controles, en andere officiële activiteiten dan officiële controles, voor de hele voedselketen, rekening houdend met de voorschriften inzake officiële controles van Verordening (EG) nr. 882/2004 en van de desbetreffende sectorale wetgeving. De verordening bevat een specifieke procedure om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemer in geval van niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders, en diergezondheid en dierenwelzijn, de situatie rechtzet. De bevoegde autoriteiten moeten die verordening, en met name artikel 138, kunnen blijven toepassen.

(30)In elk administratief besluit dat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uit hoofde van deze verordening is genomen, moeten de beschikbare rechtsmiddelen worden vermeld, zodat een marktdeelnemer een zaak bij de bevoegde nationale rechterlijke instantie aanhangig kan maken. In het besluit moet ook worden verwezen naar het in deze verordening vervatte probleemoplossingsmechanisme.

(31)Effectieve oplossingen voor marktdeelnemers die een ondernemingsvriendelijk alternatief wensen wanneer zij besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, betwisten, zijn essentieel om te waarborgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning op correcte en consistente wijze wordt toegepast. Om dergelijke oplossingen aan te reiken en om vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen juridische kosten te vermijden, moet aan marktdeelnemers een niet-gerechtelijk probleemoplossingsmechanisme worden aangeboden.

(32)Het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Solvit) is een door de nationale overheid in elke lidstaat aangeboden dienst die tot doel heeft oplossingen te vinden voor burgers en bedrijven wanneer door de overheidsinstanties van een andere lidstaat een inbreuk wordt gepleegd op hun rechten. De beginselen voor de werking van Solvit zijn uiteengezet in Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie 27 .

(33)Het Solvit-systeem heeft zijn nut bewezen als doeltreffend niet-gerechtelijk probleemoplossingsmechanisme dat kosteloos wordt aangeboden. Solvit werkt met korte deadlines en biedt burgers en bedrijven praktische oplossingen wanneer zij problemen ondervinden in verband met de erkenning van hun Unierechten door overheidsinstanties. De marktdeelnemers moeten daarom eerst een beroep doen op Solvit alvorens het probleemoplossingsmechanisme uit hoofde van deze verordening kan worden ingeroepen. Indien de marktdeelnemer, het betrokken Solvit-centrum en de betrokken lidstaten allemaal overeenstemming bereiken over de passende oplossing, zou geen verdere actie nodig hoeven te zijn.

(34)Indien de informele benadering van Solvit faalt en ernstige twijfels blijven bestaan inzake de compatibiliteit van het administratieve besluit met het beginsel van wederzijdse erkenning, moet de Commissie de bevoegdheid hebben om deze kwestie op verzoek van het Solvit-centrum te onderzoeken en een beoordeling te verstrekken waarmee rekening moet worden gehouden door de bevoegde nationale autoriteiten. De tussenkomst van de Commissie moet binnen een redelijke termijn plaatsvinden in overeenstemming met de Europese Code van goed administratief gedrag.

(35)Het advies van de Commissie met betrekking tot een administratief besluit dat de toegang tot de markt ontzegt of beperkt, mag enkel betrekking hebben op de vraag of het administratieve besluit compatibel is met het beginsel van wederzijdse erkenning en of het voldoet aan de vereisten van deze verordening. Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 258 van het Verdrag en de verplichting van de lidstaten om de bepalingen van het Unierecht na te leven wanneer systemische problemen die zijn vastgesteld met betrekking tot de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning verder kunnen worden aangepakt.

(36)Het is belangrijk voor de interne markt voor goederen dat ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, betrouwbare en specifieke informatie kunnen verkrijgen over de wetgeving die in een bepaalde lidstaat geldt. De productcontactpunten moeten een belangrijke rol spelen in het bevorderen van de communicatie tussen de nationale autoriteiten en de marktdeelnemers door informatie te verspreiden over specifieke productvoorschriften en hoe de wederzijdse erkenning op hun grondgebied wordt toegepast. Het is daarom noodzakelijk de rol van de productcontactpunten als voornaamste verstrekkers van informatie over alle productgerelateerde voorschriften, met inbegrip van nationale voorschriften die onder wederzijdse erkenning vallen, te versterken.

(37)Om het vrij verkeer van goederen te vergemakkelijken, moeten de productcontactpunten worden verplicht kosteloze informatie te geven over hun nationale technische voorschriften en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Productcontactpunten moeten naar behoren worden uitgerust en van middelen voorzien. Overeenkomstig Verordening [Eén digitale toegangspoort – COM(2017)256] moeten zij informatie verstrekken via een website en voldoen aan de bij die verordening voorgeschreven kwaliteitscriteria.

(38)Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten is van essentieel belang voor de vlotte werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en voor het creëren van een cultuur van wederzijdse erkenning. De productcontactpunten en de nationale bevoegde autoriteiten moeten dus worden verplicht om samen te werken en informatie en deskundigheid uit te wisselen om ervoor te zorgen dat het beginsel en deze verordening op correcte en consistente wijze worden toegepast.

(39)Met het oog op het kennisgeven van administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, het mogelijk maken van communicatie tussen productcontactpunten en het waarborgen van administratieve samenwerking is het nodig de lidstaten toegang te geven tot een informatie- en communicatiebeheersysteem.

(40)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 28 .

(41)Indien het voor de toepassing van de onderhavige verordening nodig is persoonsgegevens te verwerken, moet dit gebeuren overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening is al naargelang het geval onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 29 of Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

(42)Er moeten betrouwbare en efficiënte monitoringmechanismen worden vastgesteld, zodat informatie kan worden verstrekt over de uitvoering van de verordening en over de invloed ervan op het vrije verkeer van goederen. Dergelijke mechanismen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(43)Met het oog op voorlichting over het beginsel van wederzijdse erkenning en om ervoor te zorgen dat deze verordening op correcte en consistente wijze wordt toegepast, moet de Unie voorlichtingscampagnes en andere aanverwante activiteiten financieren, die het wederzijds vertrouwen en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers moeten verbeteren.

(44)Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan accurate gegevens in verband met de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en de invloed ervan op de interne markt voor goederen, moet de Unie het verzamelen van dergelijke gegevens financieren.

(45)De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, waar nodig, met administratieve en financiële sancties.

(46)De Commissie moet een evaluatie van deze verordening verrichten. De evaluatie moet gebaseerd zijn op de vijf criteria van effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde en moet de basis vormen voor effectbeoordelingen van mogelijke verdere maatregelen.

(47)Het is passend de toepassing van deze verordening uit te stellen om de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers voldoende tijd te bieden zich aan de hierin opgenomen bepalingen aan te passen.

(48)De Commissie moet een evaluatie van deze verordening verrichten in het licht van de beoogde doelen. Voor de evaluatie van deze verordening moet de Commissie gebruikmaken van de gegevens die over de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en de invloed ervan op de interne markt voor goederen is verzameld alsook van de informatie die beschikbaar is in het informatie- en communicatiebeheersysteem. De Commissie moet over de mogelijkheid beschikken de lidstaten te verzoeken om aanvullende informatie die nodig is voor de evaluatie. Uit hoofde van punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 31 moet de op efficiëntie, effectiviteit, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde gebaseerde evaluatie de basis vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere maatregelen.

(49)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het waarborgen van een vlotte, consistente en correcte toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en de werkingssfeer en gevolgen ervan bijgevolg beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp

In deze verordening worden regels en procedures vastgesteld betreffende de toepassing door de lidstaten van het beginsel van wederzijdse erkenning, in afzonderlijke gevallen, ten aanzien van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en die vallen onder de artikelen 34 en 36 van het Verdrag.

Daarnaast bevat deze verordening bepalingen inzake de instelling en het onderhoud van productcontactpunten in de lidstaten en inzake de samenwerking en de uitwisseling van informatie in het kader van het beginsel van wederzijdse erkenning.

Artikel 2
Toepassingsgebied 

1.Deze verordening is van toepassing op goederen van elke soort, met inbegrip van landbouwproducten, en op administratieve besluiten die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat ("de lidstaat van bestemming") zijn genomen of zullen worden genomen ten aanzien van dergelijke goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, voor zover een dergelijk besluit voldoet aan de volgende criteria:

a)de basis voor het besluit is een nationale technische regel die van toepassing is in de lidstaat van bestemming;

b)het directe of indirecte effect van het besluit is om de toegang tot de markt in de lidstaten van bestemming te ontzeggen of te beperken.

2.De verwijzing in lid 1 naar "administratieve besluiten" houdt elke administratieve stap in die dezelfde of wezenlijk dezelfde rechtsgevolgen heeft als een besluit.

3.Voor de toepassing van deze verordening wordt onder nationaal technisch voorschrift verstaan, elke wettelijke, reglementaire of andere bestuursrechtelijke bepaling van een lidstaat, waarin de volgende elementen aanwezig zijn:

a)de bepaling heeft betrekking op een gebied of aspect waarvoor geen harmonisering op Unieniveau geldt;

b)bij de bepaling wordt ofwel het aanbieden van goederen, of een soort goederen, op de binnenlandse markt van die lidstaat verboden, ofwel de naleving van de bepaling rechtens of feitelijk verplicht gemaakt in alle gevallen waar goederen, of een bepaalde soort goederen, op die markt worden aangeboden;

c)bij de bepaling worden ten minste:

i)de voor die goederen of voor dat soort goederen vereiste kenmerken, zoals hun kwaliteits-, prestatie- of veiligheidsniveau of afmetingen vastgesteld, met inbegrip van eisen ten aanzien van de goederen of het soort goederen met betrekking tot de naam waaronder zij worden verkocht, de bewoordingen, symbolen, tests en testmethoden, verpakking, markering of etikettering en conformiteitsbeoordelingsprocedures, of

ii)aan die goederen, of aan dat soort goederen, andere vereisten gesteld ter bescherming van de consument of het milieu en die van invloed zijn op de levenscyclus van de goederen nadat zij op de binnenlandse markt van die lidstaat zijn aangeboden, zoals de gebruiksvoorwaarden, de recycling, het hergebruik of de verwijdering, wanneer deze voorwaarden een significante invloed kunnen hebben op de samenstelling of de aard van de goederen, of van het soort goederen, of op het aanbieden ervan op de binnenlandse markt van die lidstaat.

4.Lid 3, onder c), i), geldt tevens voor de productiemethoden en -processen voor landbouwproducten uit hoofde van artikel 38, lid 1, van het Verdrag of voor producten die bestemd zijn voor menselijke en dierlijke consumptie, alsook voor de productiemethoden en -processen voor andere producten, wanneer die gevolgen hebben voor de kenmerken van deze producten.

5.Voor de toepassing van deze verordening is een vereiste inzake voorafgaande machtiging op zichzelf geen nationaal technisch voorschrift, maar een besluit tot weigering van de voorafgaande machtiging op basis van een nationaal technisch voorschrift kan een besluit zijn dat onder deze verordening valt indien het voldoet aan de andere vereisten van lid 1.

6.Deze verordening is niet van toepassing op:

a)gerechtelijke beslissingen van nationale rechterlijke instanties;

b)gerechtelijke beslissingen genomen door rechtshandhavingsinstanties in de loop van onderzoeken naar of vervolging van strafrechtelijke feiten met betrekking tot de terminologie, symbolen of elke materiële verwijzing naar ongrondwettelijke of misdadige organisaties of inbreuken van racistische, discriminerende of xenofobe aard.

7.De artikelen 5 en 6 hebben geen invloed op de toepassing van de volgende bepalingen:

a)artikel 8, lid 1, onder d) tot en met f), of artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG;

b)artikel 50, lid 3, onder a), en artikel 54 van Verordening (EG) nr. 178/2002;

c)Artikel 138 van Verordening (EU) 2017/625.

Artikel 3
Definities

In deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

(1)"in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht": de goederen voldoen of het soort goederen voldoet aan de in die lidstaat geldende relevante regels en worden aan de eindgebruikers in die lidstaat aangeboden;

(2)"op de binnenlandse markt van een lidstaat aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van goederen met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt op het grondgebied van die lidstaat;

(3)"de toegang tot de markt beperken": voorwaarden opleggen waaraan moet worden voldaan voordat de goederen op de binnenlandse markt van de betrokken lidstaat kunnen worden aangeboden, of voorwaarden opleggen om de goederen op die markt verder te kunnen aanbieden, wat in beide gevallen de wijziging van een of meerdere van de kenmerken van die goederen vereist, als beschreven in artikel 2, lid 3, onder c), i), of het uitvoeren van aanvullende tests;

(4)"de toegang tot de markt ontzeggen":

a)verbieden dat de goederen op de binnenlandse markt van de betrokken lidstaat worden aangeboden of op die markt verder worden aangeboden, of

b)vereisen dat de goederen uit de handel worden genomen of worden teruggeroepen;

(5)"voorafgaande machtiging": een administratieve procedure uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat waarbij de bevoegde autoriteit van die lidstaat verplicht is om op basis van een aanvraag door een marktdeelnemer haar formele toestemming te geven alvorens goederen op de binnenlandse markt van die lidstaat kunnen worden aangeboden;

(6)"producent": natuurlijke of rechtspersoon die de goederen vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze onder zijn benaming of handelsmerk in de handel brengt, of een andere natuurlijke of rechtspersoon die zich als producent van de goederen aandient door op de goederen zijn naam, merk of een ander merkteken aan te brengen;

(7)"gemachtigde vertegenwoordiger": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de producent is gemachtigd om namens hem de goederen op de binnenlandse markt in kwestie aan te bieden;

(8)"importeur": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die de goederen van een derde land voor het eerst in de Unie op de markt aanbiedt;

(9)"distributeur": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de producent of de importeur, die de goederen op de binnenlandse markt van de betrokken lidstaat aanbiedt;

(10)"marktdeelnemer": met betrekking tot de goederen: de producent, de gemachtigde vertegenwoordiger, de importeur of de distributeur;

(11)"eindgebruiker": een in de Unie verblijvende of gevestigde natuurlijke of rechtspersoon, die hetzij als consument, buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, hetzij als professionele eindgebruiker bij zijn industriële activiteiten of beroepsactiviteiten, de producten ter beschikking krijgt gesteld;

(12)"legitieme gronden van openbaar belang": een van de in artikel 36 van het Verdrag genoemde gronden van openbaar belang of andere dwingende redenen van openbaar belang.

Hoofdstuk II
Procedures betreffende de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in afzonderlijke gevallen

Artikel 4
Verklaring van wederzijdse erkenning

1.De producent van goederen of van een bepaalde soort goederen die op de binnenlandse markt van een lidstaat worden aangeboden ("de lidstaat van bestemming") mag een verklaring opstellen (een "verklaring van wederzijdse erkenning") om aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming te bewijzen dat de goederen, of dat soort goederen, in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht.

Als alternatief mag de producent ook zijn gemachtigde vertegenwoordiger aanduiden om de verklaring namens hem op te stellen.

De specifieke informatie in verband met het in de handel brengen van de goederen of het soort goederen in de verklaring van wederzijdse erkenning mag echter door een marktdeelnemer worden ingevuld.

2.De verklaring van wederzijdse erkenning volgt de in de bijlage vastgestelde structuur en bevat de daarin vastgestelde informatie.

De verklaring wordt ingevuld in een van de officiële talen van de Unie en in het geval dat deze taal niet de door de lidstaat van bestemming voorgeschreven taal is, wordt zij door de marktdeelnemers vertaald in de door de lidstaat van bestemming voorgeschreven taal of talen.

3.De marktdeelnemers zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de accuraatheid van de door henzelf in de verklaring van wederzijdse erkenning verstrekte informatie.

4.De marktdeelnemers zorgen ervoor dat de verklaring te allen tijde wordt geactualiseerd om rekening te houden met eventuele wijzigingen in de door hen in de verklaring verstrekte informatie.

5.De verklaring van wederzijdse erkenning kan aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming worden verstrekt met het oog op een uit hoofde van artikel 5 te verrichten beoordeling. De verklaring kan in papieren of elektronische vorm worden verstrekt.

6.De marktdeelnemers kunnen de verklaring beschikbaar stellen op een website, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)het soort of de serie goederen waarop de verklaring betrekking heeft, is gemakkelijk identificeerbaar op de website;

b)de website wordt gemonitord om te garanderen dat de verklaring beschikbaar en toegankelijk is;

c)er worden instructies verstrekt over hoe op de website te navigeren en de verklaring te raadplegen.

7.Indien aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat van bestemming een verklaring van wederzijdse erkenning wordt verstrekt overeenkomstig de voorschriften van dit artikel, wordt met het oog op beoordeling van de goederen uit hoofde van artikel 5:

a)de verklaring, samen met het bewijsmateriaal dat de bevoegde autoriteit redelijkerwijze kan vereisen voor het controleren van de in de verklaring opgenomen informatie, door de bevoegde autoriteit als voldoende beschouwd om aan te tonen dat de goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht; en

b)door de bevoegde autoriteit geen andere informatie of documentatie vereist van de marktdeelnemer om aan te tonen dat de goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht.

8.Indien aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming geen verklaring van wederzijdse erkenning wordt verstrekt in overeenstemming met de voorschriften van dit artikel kan de bevoegde autoriteit de marktdeelnemers verzoeken de volgende documentatie en informatie te verstrekken om in het kader van een beoordeling uit hoofde van artikel 5 aan te tonen dat de goederen in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht:

a)alle relevante informatie over de kenmerken van de goederen of het soort goederen;

b)alle relevante informatie over het rechtmatig in de handel brengen van de goederen in een andere lidstaat;

c)alle andere informatie die de bevoegde autoriteit nuttig acht voor het uitvoeren van de beoordeling.

9.Wanneer op de goederen waarvoor een verklaring van wederzijdse erkenning is verstrekt ook een handeling van de Unie van toepassing is waarbij een EU-conformiteitsverklaring wordt vereist, kan de verklaring van wederzijdse erkenning worden opgenomen als onderdeel van die EU-conformiteitsverklaring.

Artikel 5
Beoordeling van de goederen 

1.Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat twijfels heeft met betrekking tot de goederen waarvan de marktdeelnemer stelt dat zij in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, neemt de bevoegde autoriteit onverwijld contact op met de betrokken marktdeelnemer en voert zij een beoordeling van de goederen uit.

2.Bij het uitvoeren van beoordelingen uit hoofde van lid 1 houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten naar behoren rekening met de inhoud van de testrapporten of certificaten die door een conformiteitsbeoordelingsinstantie zijn afgegeven en door een marktdeelnemer zijn verstrekt als onderdeel van de beoordeling. Bevoegde autoriteiten van lidstaten weigeren geen certificaten of testverslagen die zijn afgegeven door een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 voor de passende conformiteitsbeoordelingsactiviteit geaccrediteerd is, op gronden gerelateerd aan de bevoegdheid van die instantie.

3.Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat bij voltooiing van een beoordeling uit hoofde van lid 1 een administratief besluit neemt met betrekking tot de goederen, stelt zij de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer, de Commissie en de andere lidstaten binnen 20 werkdagen in kennis van haar besluit. Kennisgeving aan de Commissie en aan de andere lidstaten geschiedt via het in artikel 11 bedoelde systeem.

4.Het in lid 3 bedoelde administratieve besluit bevat de redenen voor het besluit op een wijze die voldoende gedetailleerd is en met redenen omkleed, zodat kan worden beoordeeld of het besluit compatibel is met het beginsel van wederzijdse erkenning en met de voorschriften van deze verordening.

5. Met name worden de volgende gegevens opgenomen:

a)het nationale technische voorschrift waarop het besluit gebaseerd is;

b)de legitieme gronden van openbaar belang waardoor het administratieve besluit gerechtvaardigd is;

c)het technisch of wetenschappelijk bewijs dat is onderzocht, met inbegrip van alle technische en wetenschappelijke ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sinds het nationale technische voorschrift werd goedgekeurd;

d)een samenvatting van de door de betrokken marktdeelnemers aangevoerde argumenten;

e)bewijs waarbij wordt aangetoond dat het besluit geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaat dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

6.Het in lid 3 bedoelde administratieve besluit vermeldt de rechtsmiddelen die krachtens de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving openstaan, en de termijnen waarbinnen die rechtsmiddelen moeten worden aangewend en bevat eveneens een verwijzing naar de procedure van artikel 8.

7.Het in lid 3 bedoelde administratieve besluit wordt pas van kracht wanneer de betrokken marktdeelnemer uit hoofde van dat lid ervan in kennis is gesteld.

Artikel 6
Tijdelijke opschorting van de toegang tot de markt

1.Terwijl de bevoegde autoriteit van een lidstaat een beoordeling van de goederen uitvoert uit hoofde van artikel 5, schort zij het aanbieden van deze goederen op de binnenlandse markt in die lidstaat niet tijdelijk op, behalve in een van de volgende gevallen:

a)de goederen vormen een ernstig risico bij normaal of redelijk te verwachten gebruik, met inbegrip van ernstige risico's waarvan het effect niet onmiddellijk is, en waarvoor snel ingrijpen door de bevoegde autoriteit vereist is;

b)het aanbieden van de goederen of van dat soort goederen op de binnenlandse markt van die lidstaat is in die lidstaat in het algemeen verboden op gronden van openbare zedelijkheid of openbare veiligheid.

2.De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt de betrokken marktdeelnemer, de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van opschortingen uit hoofde van lid 1. Kennisgeving aan de Commissie en aan de andere lidstaten geschiedt door middel van het in artikel 11 bedoelde systeem. In gevallen die vallen onder lid 1, punt a), van dit artikel gaat de kennisgeving vergezeld van een technische of wetenschappelijke rechtvaardiging die aantoont waarom het geval wordt geacht onder dat punt te vallen.

Artikel 7
Kennisgeving via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex)

1.Indien het in artikel 5 bedoelde administratieve besluit of de in artikel 6 bedoelde tijdelijke opschorting ook een maatregel is die via Rapex moet worden kennisgegeven als bedoeld in Richtlijn 2001/95/EG (richtlijn algemene productveiligheid), is een afzonderlijke kennisgeving aan de Commissie uit hoofde van deze verordening niet nodig, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)in de kennisgeving via Rapex is aangegeven dat de kennisgeving van de maatregel ook als kennisgeving uit hoofde van deze verordening moet worden beschouwd;

b)het voor het in artikel 5 bedoelde administratieve besluit of voor de in artikel 6 bedoelde tijdelijke opschorting vereiste bewijsmateriaal is bij de kennisgeving via Rapex gevoegd.

Artikel 8
Probleemoplossingsmechanisme

1.Dit artikel is van toepassing in gevallen waar de marktdeelnemer die door een administratief besluit is getroffen het besluit aan het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Solvit) heeft voorgelegd en wanneer het centrum van oorsprong de Commissie in de loop van de Solvit-procedure om advies verzoekt om de zaak te helpen oplossen.

2.Binnen drie maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek neemt de Commissie contact op met de betrokken marktdeelnemer of marktdeelnemers en met de bevoegde autoriteiten die het administratieve besluit hebben genomen om de compatibiliteit van het administratieve besluit met het beginsel van wederzijdse erkenning en met deze verordening te beoordelen.

3.Wanneer de beoordeling voltooid is, kan de Commissie een advies verstrekken waarin zij de punten van zorg benoemt die volgens haar oordeel in de bij Solvit ingediende zaak moeten worden aangepakt en, in voorkomend geval, aanbevelingen maken om de zaak te helpen oplossen.

4.Met het advies van de Commissie wordt tijdens de in lid 1 bedoelde Solvit-procedure rekening gehouden.

Hoofdstuk III
Administratieve samenwerking, toezicht en communicatie

Artikel 9
Taken van de productcontactpunten

1.De lidstaten wijzen op hun grondgebied productcontactpunten aan en houden die in stand, en zij zorgen ervoor dat hun productcontactpunten toereikende bevoegdheden hebben en over voldoende middelen beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. Zij zorgen ervoor dat de productcontactpunten hun diensten verlenen overeenkomstig Verordening (Eén digitale toegangspoort – COM(2017)256).

2.De productcontactpunten bieden online de volgende informatie aan:

a)informatie over het beginsel van wederzijdse erkenning en de toepassing van deze verordening op het grondgebied van die lidstaat, met inbegrip van informatie over de in artikel 5 vastgestelde procedure;

b)de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten in die lidstaat, door middel waarvan deze rechtstreeks bereikt kunnen worden, met inbegrip van de gegevens van de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de nationale technische voorschriften die op het grondgebied van die lidstaat van toepassing zijn;

c)de rechtsmiddelen en procedures die op het grondgebied van die lidstaat beschikbaar zijn in het geval van een geschil tussen de bevoegde autoriteit en een marktdeelnemer, met inbegrip van de in artikel 8 beschreven procedure.

3.Indien dit nodig is om de uit hoofde van lid 2 online verstrekte informatie aan te vullen, verstrekken de productcontactpunten op verzoek van een marktdeelnemer of een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat alle nuttige informatie, zoals een elektronische kopie van of een elektronische link naar de nationale technische voorschriften die op het grondgebied waar de productcontactpunten gevestigd zijn, op specifieke goederen of op een specifieke soort goederen van toepassing zijn, alsook informatie over de vraag of, krachtens de wetgeving van hun lidstaat, ten aanzien van de goederen of van dat soort goederen een voorafgaande machtiging vereist is.

4.De productcontactpunten beantwoorden alle uit hoofde van lid 3 bedoelde verzoeken binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek.

5.De productcontactpunten mogen geen vergoeding in rekening brengen voor het verstrekken van de in lid 3 bedoelde informatie.

Artikel 10
Administratieve samenwerking

1.De Commissie voorziet in en zorgt voor doeltreffende samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de productcontactpunten van de verschillende lidstaten.

2.De productcontactpunten in de lidstaat waar de marktdeelnemer stelt zijn goederen rechtmatig in de handel te brengen, bezorgen de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten op verzoek en binnen vijftien werkdagen alle relevante informatie met betrekking tot die goederen.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten en hun productcontactpunten deelnemen aan de in lid 1 bedoelde activiteiten.

Artikel 11
Informatie- en communicatiebeheersysteem

1.Voor de toepassing van de artikelen 5, 6 en 10 wordt gebruikgemaakt van het in de [verordening inzake naleving en handhaving] vastgestelde informatie- en communicatiebeheersysteem van de Unie, behalve als bepaald in artikel 7.

2.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij de details en de functies van het in lid 1 bedoelde systeem worden gespecificeerd voor de toepassing van deze verordening. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Hoofdstuk IV
Financiering

Artikel 12
Financiering van de activiteiten ter ondersteuning van deze verordening

1.De Unie kan de volgende activiteiten ter ondersteuning van deze verordening financieren:

a)voorlichtingscampagnes;

b)onderwijs en opleiding;

c)uitwisseling van ambtenaren;

d)de werking van de samenwerking tussen de productcontactpunten en de technische en logistieke ondersteuning voor deze samenwerking;

e)gegevensverzameling in verband met de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning en de invloed ervan op de interne markt voor goederen.

2.De financiële bijstand van de Unie ten aanzien van activiteiten uit hoofde van deze verordening worden ofwel direct ofwel door het delegeren van begrotingsuitvoeringstaken aan de in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 32 vermelde entiteiten uitgevoerd overeenkomstig die verordening.

3.De kredieten voor de in deze verordening bedoelde activiteiten worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het geldende financiële kader vastgesteld.

Artikel 13
Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om op basis van documenten of controles ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.Overeenkomstig de procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 33 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 34 kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

4.Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

Hoofdstuk V
Herzienings- en comitéprocedure

Artikel 14
Evaluatie

1.Uiterlijk op (...), en vervolgens om de vijf jaar voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening in het licht van de nagestreefde doelen en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

2.Voor de toepassing van lid 1 maakt de Commissie gebruik van de informatie die in het in artikel 11 genoemde systeem beschikbaar is en van de in artikel 12, lid 1, onder e), bedoelde verzamelde gegevens. Ook kan de Commissie de lidstaten verzoeken alle relevante informatie in te dienen voor de beoordeling van het vrije verkeer van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en informatie over de effectiviteit van deze verordening, alsook een beoordeling van de werking van de productcontactpunten.

Artikel 15
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk VI
Slotbepalingen

Artikel 16
Intrekking

Verordening (EG) nr. 764/2008 wordt ingetrokken.

Artikel 17
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.    

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van goederen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 35  

Titel 02: Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

Activiteit 02 03: Interne markt voor goederen en diensten

Activiteit 02 03 01: Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 36  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

In de in december 2013 door de Raad Concurrentievermogen aangenomen conclusies over het beleid voor de eengemaakte markt is erop gewezen dat met het oog op betere raamvoorwaarden voor ondernemingen en consumenten in de eengemaakte markt, naar behoren gebruik moet worden gemaakt van alle relevante instrumenten, inclusief harmonisatie en wederzijdse erkenning. In haar conclusies van februari 2015 over het beleid voor de eengemaakte markt heeft de Raad Concurrentievermogen er bij de Commissie op aangedrongen passende voorstellen te formuleren om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning effectief functioneert. Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie op 28 oktober 2015 de mededeling over de strategie voor de interne markt (De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen) goedgekeurd. De strategie is een van de belangrijkste doelstellingen van het werkprogramma van de Commissie voor 2017. In de strategie wordt gepleit voor meer en betere wederzijdse erkenning die moet worden bereikt door middel van een EU-breed actieplan om het beginsel onder de aandacht te brengen en door een herziening van het huidige juridische kader met het oog op de invoering van een vrijwillige verklaring van overeenstemming om het vrij verkeer van goederen op dit gebied te vergemakkelijken.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr.

Meer in het bijzonder heeft het voorstel tot doel het vrij verkeer van goederen die in een andere lidstaat reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht te verbeteren door:

-    een vrijwillige verklaring van conformiteit in te voeren om de discussie tussen de marktdeelnemers en de nationale autoriteiten over de rechtmatigheid van het in de handel brengen van het product te omkaderen en te stroomlijnen;

-    een vrijwaringsprocedure vast te stellen om marktdeelnemers die in beroep wensen te gaan tegen administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, daartoe efficiënte middelen aan te reiken;

-    de productcontactpunten te versterken door hun rol te vergroten als belangrijkste verstrekkers van informatie over nationale voorschriften die onder de wederzijdse erkenning vallen. Het zal ook de administratieve samenwerking tussen contactpunten verbeteren met het oog op doeltreffende informatie-uitwisseling over de grenzen heen;

-    gebruik te maken van een IT-instrument voor de communicatie tussen autoriteiten en voor de kennisgeving van administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen;

-    de basis te leggen voor een EU-breed actieplan om meer bekendheid te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Activiteit 02 03: Interne markt voor goederen en diensten

Activiteit 02 03 01: Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De algemene doelstelling van het voorstel is een eerlijkere en diepere eengemaakte markt voor goederen te verwezenlijken door middel van meer en betere wederzijdse erkenning.

De specifieke doelstelling bestaat erin de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning te verbeteren door:

   de bekendheid met het beginsel van wederzijdse erkenning te vergroten;

   meer rechtszekerheid te bieden aan ondernemingen en nationale autoriteiten met betrekking tot wanneer het beginsel van wederzijdse erkenning kan worden toegepast;

   meer rechtszekerheid te bieden over de toepassing van wederzijdse erkenning; zowel ondernemingen als nationale autoriteiten moeten weten wat zij redelijkerwijs mogen verwachten wanneer wederzijdse erkenning wordt of zou moeten worden toegepast. Dit zal voor ondernemingen ook het risico verminderen dat hun producten de toegang tot de markt wordt ontzegd of dat deze onterecht uit de handel moeten worden genomen;

   de communicatie, de samenwerking en het vertrouwen tussen nationale autoriteiten bevorderen zodat zij de goede werking van wederzijdse erkenning helpen vergemakkelijken.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Er wordt uitgegaan van de volgende indicatoren:

   aantal georganiseerde evenementen (voorlichtingscampagnes en opleidingen) en aantal personen dat aan de evenementen deelneemt of opleiding volgt, alsook hun niveau van tevredenheid;

   aantal ambtenaren dat deelneemt aan het uitwisselingsprogramma voor ambtenaren;

   aantal kennisgevingen van ontwerpen voor nationale voorschriften die een clausule bevatten inzake wederzijdse erkenning;

   niveau van tevredenheid van de marktdeelnemers die gebruikmaken van de vrijwillige verklaring van wederzijdse erkenning, en hun feedback in verband met kostenreductie;

   aantal kennisgevingen van administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken;

   aantal door bedrijven bij Solvit ingediende zaken en oplossingspercentage;

   aantal bij de Commissie ingediende beroepsprocedures en aantal door de Commissie goedgekeurde bindende besluiten;

   aantal ontvangen klachten met betrekking tot de verkeerde toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning;

   aantal door de productcontactpunten ontvangen verzoeken, termijnen voor de beantwoording daarvan en niveau van tevredenheid van de marktdeelnemers;

   aantal georganiseerde vergaderingen voor administratieve samenwerking en aantal deelnemers.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voorstel heeft tot doel de administratieve lasten te verminderen door:

-    de kennis te verbeteren over hoe en wanneer het beginsel van wederzijdse erkenning kan worden gebruikt;

-    de informatie over wederzijdse erkenning gemakkelijker toegankelijk te maken;

-    het gemakkelijker te maken aan te tonen dat een product in een andere lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht en dus onderworpen is aan de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning;

-    toegang te bieden tot kosteloze en efficiënte middelen om in beroep te gaan tegen administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Wederzijdse erkenning is enkel van toepassing in grensoverschrijdende situaties waarbij een marktdeelnemer een in een van de lidstaten reeds rechtmatig in de handel gebracht product in andere lidstaten in de handel wil brengen. Maatregelen van de lidstaten alleen bieden geen oplossing voor de problemen die verband houden met de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning binnen de interne markt. Om effectief te zijn, moet de toepassing van het beginsel gebaseerd zijn op geharmoniseerde procedures die door alle nationale autoriteiten op dezelfde wijze in de praktijk worden gebracht. Alleen zulke geharmoniseerde procedures kunnen waarborgen dat de nationale autoriteiten het beginsel op dezelfde wijze toepassen, waardoor ondernemingen dus gelijk worden behandeld, ongeacht het land waar zij hun product in de handel willen brengen. Indien de procedurele aspecten van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning aan elke lidstaat zouden worden overgelaten, zou – door de opsplitsing van de modus operandi in 28 verschillende en mogelijk tegenstrijdige procedures – het beginsel worden verzwakt.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, dat voortvloeit uit de rechtspraak van het Hof van Justitie, was het onderwerp van verschillende interpretatieve mededelingen en van Verordening (EG) nr. 764/2008. Bij de verordening waren verschillende procedurele garanties ingesteld om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te bevorderen. Desondanks is de toepassing van het beginsel nog steeds problematisch; de meeste marktdeelnemers zijn niet met het principe bekend of vertrouwen er niet op. Daarnaast zijn de nationale autoriteiten voorzichtig in het verlenen van toegang tot de markt voor producten die in andere lidstaten reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht en onder de wederzijdse erkenning vallen. Bovendien maakt het ontbreken van betrouwbare gegevens de beoordeling van de effecten van het beginsel op de interne markt zeer moeilijk.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is een aanvulling op en coherent met een aantal initiatieven op het gebied van het vrij verkeer van goederen, zoals Richtlijn (EU) 2015/1535 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappijen, Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, Verordening (EU) nr. 305/2011 inzake bouwproducten, het Solvit-netwerk en de EU-harmonisatiewetgeving.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2018 tot en met 2020,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 37  

 Direct beheer door de Commissie

√ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Om de vijf jaar zal de Commissie de toepassing van deze verordening herzien en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag zal de werking van de verordening en van het beginsel van wederzijdse erkenning worden beoordeeld, alsook het effect ervan op het vrij verkeer van goederen en op de interne markt voor goederen op basis van feedback van belanghebbenden, waaronder relevante informatie van de lidstaten.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Aan de invoering van een IT-instrument om de communicatie en kennisgeving van administratieve besluiten die de toegang tot de markt ontzeggen of beperken, zijn een aantal technische risico's verbonden. De Commissie is echter eigenaar van het voor de doeleinden van dit voorstel te gebruiken IT-instrument en is verantwoordelijk voor de dagelijkse werking, het onderhoud en de ontwikkeling ervan. De ontwikkeling en de hosting worden verzorgd door een interne leverancier, hetgeen een hoge mate van bedrijfscontinuïteit waarborgt.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Om de in punt 2.2.1 aangehaalde mogelijke risico's aan te pakken, zal de Commissie regelmatig bijeenkomsten organiseren met de lidstaten en zal zij opleidingen en richtsnoeren verstrekken zodat het voorstel vlot en gemakkelijk kan worden uitgevoerd.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

De in punt 2.2.1 aangehaalde mogelijke risico's zullen worden aangepakt door aan de betrokken belanghebbenden bijstand te bieden en informatie te verstrekken.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten zijn de bepalingen die doorgaans op de activiteiten van de Commissie van toepassing zijn ook onverminderd van toepassing in de context van de digitale toegangspoort, met inbegrip van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader:

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

0203

Interne markt voor goederen en diensten

GK/ NGK 38 .

van EVA-landen 39

van kandidaat-lidstaten 40

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

020301

Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten 

GK

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

Deze maatregelen vallen onder de toewijzingen waarin reeds is voorzien in de officiële financiële programmering van de Commissie en vereist geen aanvullende middelen.

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

Nummer

02 03

Interne markt voor goederen en diensten

DG: GROW

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

TOTAAL

2018-2020

• Beleidskredieten

02 03 01

Vastleggingen

1)

0,700

0,300

1,000

Betalingen

2)

0,350

0,500

0,150

1,000

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

1 a)

Betalingen

2 a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 41  

Nummer begrotingsonderdeel

3)

TOTAAL kredieten
voor DG GROW

Vastleggingen

=1+1a +3

0,700

0,300

1,000

Betalingen

=2+2a

+3

0,350

0,500

0,150

1,000






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

Betalingen

5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

6)

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 1
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

0,700

0,300

1,000

Betalingen

=5+ 6

0,350

0,500

0,150

1,000

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

Betalingen

5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarige financiële kader

(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar

Volgende jaren

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

2019-2020

DG: GROW

• Personele middelen

0,690

0,690

1,380

• Andere administratieve uitgaven

0,135

0,195

0,330

TOTAAL DG GROW

0,825

0,885

1,710

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,825

0,885

1,710

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

0,700

1,125

0,885

2,710

Betalingen

0,350

1,325

1,035

2,710

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Volgende jaren

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

(2018-2020)

OUTPUTS

Soort 42

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 43

De administratieve samenwerking tussen contactpunten verbeteren

- Output

Uitwisseling

van ambtenaren 44

 

5

0,200

10

0

15

0

15

150

0,200

- Output

Visuele identiteit voor productcontactpunten

1

0,100

0

0

0,100

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

6

0,300

10

0

15

15

150

46

0,300

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2

Voorlichting over wederzijdse erkenning

- Output

Opleidingen

20

0,400

40

0,300

40

0

100

0,700

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

20

0,400

40

0,300

40

0

100

0,700

TOTALE KOSTEN

26

0,700

50

0,300

45

0

146

1,000

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar

Volgende jaren

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

(2019-2020)

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0203

0203

Personele middelen

0,690

0,690

0,138

Andere administratieve uitgaven

0,135

0,195

0,330

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,825

0,885

1,710

Buiten RUBRIEK 5 45
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

0,825

0,885

1,710

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar

Volgende jaren

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

5

5

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 46

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  47

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

5

5

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

-Het EU-beleid inzake wederzijdse erkenning ontwikkelen, toepassen en monitoren

-De nieuwe verordening inzake wederzijdse erkenning van goederen uitvoeren

-Het actieplan inzake wederzijdse erkenning van goederen als uiteengezet in de strategie voor de eengemaakte markt [COM(2015)550] uitvoeren

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Om de extra toewijzingen te dekken, zal ten minste een gedeeltelijke herschikking noodzakelijk zijn; deze zal tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure worden uitgevoerd.

Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 48

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

BIJLAGE

Benaming van het voorstel/initiatief:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van goederen

(1)NODIG GEACHTE PERSONELE MIDDELEN EN KOSTEN DAARVAN

(2)KOSTEN VAN ANDERE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

(3)VOOR KOSTENRAMINGEN GEBRUIKTE BEREKENINGSMETHODEN

(a)Personele middelen

(b)Andere administratieve uitgaven

Deze bijlage moet het financieel memorandum vergezellen wanneer met de dienstenoverkoepelende raadpleging wordt begonnen.

De gegevens in tabelvorm worden gebruikt als bron voor de in het financieel memorandum opgenomen tabellen. Zij zijn voor strikt intern gebruik binnen de Commissie.

(1)Kosten van nodig geachte aantal personele middelen    

Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 

Jaar N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

AD

5

690 000 EUR

5

690 000 EUR

AST

XX 01 01 02 (EU-delegaties)

AD

AST

 Extern personeel 49

XX 01 02 01 (totale financiële middelen)

AC

END

INT

XX 01 02 02 (EU-delegaties)

AC

AL

END

INT

JED

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Subtotaal – RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

5

690 000 EUR

5

690 000 EUR

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Jaar N

Jaar N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

VTE

Kredieten

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

10 01 05 02 (eigen onderzoek)

AD

AST

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

AD

AST

 Extern personeel 50

XX 01 04 jj 
Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

- zetel

AC

END

INT

- EU-delegaties

AC

AL

END

INT

JED

XX 01 05 02 (onderzoek door derden)

AC

END

INT

10 01 05 02 (eigen onderzoek)

AC

END

INT

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Subtotaal – Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.TOTAAL

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

(2)Kosten van andere administratieve uitgaven

◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar

Volgende jaren

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven
(zie punt 1.6)

TOTAAL

2019-2020

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

   Zetel:

02.010211.00.01.10 – Dienstreizen en representatie

0,005

0,005

02.010211.00.02.20 – Conferenties en vergaderingen

0,030

0,090

XX 01 02 11 03 – Comités 51

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen

02 03 01 – Informatie- en beheerssystemen

0,100

0,100

XX 01 03 01 - Apparatuur en diensten voor ICT 52

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig)

   EU-Delegaties

XX 01 02 12 01 – Dienstreizen, conferenties en representatie

XX 01 02 12 02 – Bijscholing van personeel

XX 01 03 02 01 – Aankoop, huur en daarmee samenhangende uitgaven

XX 01 03 02 02 – Materieel, meubilair, leveringen en diensten

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,135

0,195

0,330

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.



in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven
(zie punt 1.6)

TOTAAL

Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

XX 01 04 jj – Uitgaven voor technische en administratieve bijstand (exclusief extern personeel) uit beleidskredieten (vroegere BA-onderdelen)

- zetel

- EU-delegaties

XX 01 05 03 – Overige beheersuitgaven voor onderzoek door derden

10 01 05 03 – Overige beheersuitgaven voor eigen onderzoek

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig)

Subtotaal – Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

TOTAAL

RUBRIEK 5 en buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

In de benodigde administratieve kredieten zal worden voorzien door de kredieten die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de bestaande budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

(3)Voor kostenramingen gebruikte berekeningsmethoden

(a) Personele middelen

In dit deel wordt de berekeningsmethode toegelicht die is gebruikt om de benodigde personele middelen te ramen (veronderstelde werklast, bijzondere taken (Sysper 2 taakprofielen, personeelscategorieën en overeenkomstige gemiddelde kosten)

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

NB: De gemiddelde kosten van elke personeelscategorie op het hoofdkantoor zijn te vinden op BudgWeb:

https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De gemiddelde kosten voor een ambtenaar (uitgedrukt in VTE) bedragen 138 000 EUR.

Extern personeel

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

Alleen uit de begroting voor onderzoek gefinancierde posten 

Extern personeel

(b)Andere administratieve uitgaven

Verstrek gegevens over de voor elk begrotingsonderdeel gebruikte berekeningsmethode,

en meer in het bijzonder over de achterliggende aannamen (bv. aantal vergaderingen per jaar, gemiddelde kosten, enz.)

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

Er worden 5 dienstreizen per jaar verwacht en de gemiddelde kosten per dienstreis bedragen 1 000 EUR.

De gemiddelde kosten voor een conferentie / vergadering van deskundigen bedragen 30 000 EUR.

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

(1)    Jean-Claude Juncker, "Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering", politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie, Openingstoespraak in de plenaire zitting van het Europees Parlement, 15 juli 2014: https://ec.europa.eu/commission/publications/president-junckers-political-guidelines_nl
(2)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen, COM(2015) 550.
(3)    COM(2016) 710 final: http://ec.europa.eu/atwork/key-documents/index_nl.htm
(4)    Bron: Eurostat.
(5)    COM(2014) 910 final: http://ec.europa.eu/atwork/pdf/cwp_2015_nl.pdf
(6)    Verschillende andere instrumenten maken de correcte toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning mogelijk, zoals de clausule van wederzijdse erkenning en de klachten en inbreuken die verband houden met de artikelen 34 tot en met 36 VWEU. Zie de evaluatie voor meer informatie.
(7)    Zie de evaluatie.
(8)    Conclusies van de Raad over beleid voor de eengemaakte markt, vergadering van de Raad Concurrentievermogen; Brussel, 2 en 3 december 2013: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/intm/139846.pdf
(9)    Conclusies van de Raad over beleid voor de eengemaakte markt, vergadering van de Raad Concurrentievermogen; Brussel, 2 en 3 maart 2015: http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=EN&f=ST%206197%202015%20INIT
(10)    Studie door Technopolis Group in opdracht van de Europese Commissie (2015): Evaluation of the application of the principle of mutual recognition in the field of goods, ENTR/172/PP/2012/FC – LOT 4, uitgevoerd tussen april 2014 en mei 2015: http://ec.europa.eu/growth/single-market/goods/free-movement-sectors/mutual-recognition/index_en.htm
(11)    PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.
(12)     PB L 11 van 15.1.2002, blz. 47 .
(13)    PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.
(14)     http://ec.europa.eu/solvit/what-is-solvit/index_nl.htm
(15)    COM(2017) 255 final.
(16)    Voorstel COM(2017) 256 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012.
(17)    COM(2017) 255.
(18)    PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
(19)     http://ec.europa.eu/solvit/what-is-solvit/index_nl.htm
(20)    "The Cost of Non- Europe in the Single Market, "Cecchini Revisited", An overview of the potential economic gains from further completion of the European Single Market", CoNE 1/2014.    http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2014/510981/EPRS_STU(2014)510981_REV1_EN.pdf
(21)    PB C van ,blz. .
(22)    PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21.
(23)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(24)    PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
(25)    PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(26)    Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
(27)    Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2013, blz. 10).
(28)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
(29)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(30)    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(31)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(32)    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(33)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(34)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(35)    ABM: activity-based management ABB: activity-based budgeting.
(36)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(37)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(38)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(39)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(40)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(41)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(42)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(43)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(44)    Vastlegging in 2018 en uitvoering tussen 2018-2020.
(45)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(46)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(47)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(48)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
(49)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(50)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(51)    Specificeer het soort comité en de groep waartoe het behoort.
(52)    ICT: Informatie- en communicatietechnologieën: DIGIT moet worden geraadpleegd.

Brussel,19.12.2017

COM(2017) 796 final

GOEDERENPAKKET

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht


BIJLAGE

Verklaring van wederzijdse erkenning voor de toepassing van Verordening [XXX/YYYY]

1.Uniek identificatienummer voor de goederen of het soort goederen: [Noot: vul het nummer van de goederen in of een ander referentienummer dat een unieke identificatie vormt van de goederen of het soort goederen]

2.Naam en adres van de producent of zijn gemachtigde vertegenwoordiger:

3.Beschrijving van de goederen die of het soort goederen dat het onderwerp uitmaakt van de verklaring: [Noot: de beschrijving moet voldoende zijn om de goederen te kunnen identificeren met het oog op de traceerbaarheid ervan. In voorkomend geval kan de beschrijving vergezeld gaan van een foto]

4.Verklaring en informatie over de rechtmatigheid van het in de handel brengen van de goederen of het soort goederen:

4.1.De goederen of het soort goederen, als hierboven beschreven, voldoen aan de in de hieronder bepaalde lidstaat geldende relevante regels: Voor elk geval, de titel van de in die lidstaat geldende relevante regels:

4.2.Referentie van de conformiteitsbeoordelingsprocedure die betrekking heeft op de goederen of het soort goederen, en/of van eventuele tests die zijn uitgevoerd door een conformiteitsbeoordelingsinstantie (indien een dergelijke procedure is uitgevoerd of indien dergelijke tests zijn uitgevoerd):

5.Verklaring en informatie over het in de handel brengen van de goederen of het soort goederen:

5.1.De goederen worden of het soort goederen wordt aan eindgebruikers op de binnenlandse markt van een lidstaat aangeboden.

5.2.De informatie waaruit blijkt dat de goederen of het soort goederen aan eindgebruikers in die lidstaat worden aangeboden, met inbegrip van de gegevens van de betrokken lidstaat en van de datum waarop de goederen voor het eerst aan de eindgebruikers op de binnenlandse markt in die lidstaat zijn aangeboden:    

6.Eventuele aanvullende informatie die relevant wordt geacht voor de beoordeling van de vraag of de goederen of het soort goederen in die lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht

7.Deze verklaring wordt afgegeven onder volledige verantwoordelijkheid van de ondertekenaars:

Ondertekend voor en namens

(plaats en datum van afgifte):

(naam, functie) (handtekening):

En indien een andere marktdeelnemer punt 5 heeft ingevuld:

Ondertekend voor en namens:

(plaats en datum van afgifte)

(naam, functie) (handtekening)