8.8.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1605 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2023

tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bepaling van eindpunten in de productieketen van bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (1), en met name artikel 5, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1069/2009 zijn volks- en diergezondheidsvoorschriften voor afgeleide producten vastgesteld om risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid als gevolg van die producten te voorkomen en tot een minimum te beperken, en met name om de veiligheid van de voedsel- en voederketen te beschermen. Meer in het bijzonder zijn voorschriften vastgesteld voor de veilige behandeling en de verwerking of omzetting van dierlijke bijproducten tot afgeleide producten, met inbegrip van regels voor het in de handel brengen en het gebruik van organische meststoffen en bodemverbeteraars. Bovendien is in Verordening (EG) nr. 1069/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad (2), bepaald dat de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen om eindpunten in de productieketen te bepalen waarna bepaalde afgeleide producten niet langer onderworpen zijn aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

(2)

In Verordening (EU) 2019/1009 zijn voorschriften vastgesteld voor het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten. Die verordening is niet van toepassing op afgeleide producten waarvoor de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1069/2009 gelden wanneer zij op de markt worden aangeboden. Krachtens Verordening (EU) 2019/1009 mogen bepaalde afgeleide producten een EU-bemestingsproduct worden of deel uitmaken van een EU-bemestingsproduct, mits een eindpunt in de productieketen van het afgeleide product wordt bereikt, waardoor de veiligheid van dieren en de volksgezondheid wordt gewaarborgd. Die afgeleide producten, die een eindpunt in de productieketen van bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars hebben bereikt, vallen niet langer onder de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1069/2009, maar vallen enkel binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1009.

(3)

Op 2 december 2021 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de inactivering van indicatormicro-organismen en biologische gevaren voor standaard- en/of alternatieve verwerkingsmethoden in dierlijke bijproducten en afgeleide producten van categorie 2 en 3 voor gebruik als organische meststoffen en/of bodemverbeteraars (3) (wetenschappelijk advies van de EFSA van 2 december 2021). Volgens dat wetenschappelijk advies vormt as van categorie 2- en categorie 3-materiaal dat voldoet aan de voorschriften van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (4), glycerine van categorie 2- en categorie 3-materiaal en ander categorie 2-materiaal afkomstig van de productie van biodiesel volgens alternatieve methoden voor de productie van biodiesel of hernieuwbare brandstoffen zoals vastgesteld in bijlage IV bij die verordening, als gevolg van een veilige verwerking een laag risico voor de volksgezondheid en de diergezondheid. Er kan een eindpunt in de productieketen van die afgeleide producten worden bepaald. Die afgeleide producten moeten het eindpunt bereiken als zij overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1009 als bestanddeel worden gebruikt.

(4)

Bepaalde afgeleide producten zijn niet opgenomen in het wetenschappelijk advies van de EFSA van 2 december 2021, aangezien zij onlangs zijn beoordeeld in andere wetenschappelijke adviezen van de EFSA. Compost en gistingsresiduen van biogas die aan de standaardomzettingsparameters onderworpen zijn, zijn in 2015 als veilig beoordeeld in het wetenschappelijk advies van de EFSA van 13 november 2015“Risk to public and/or animal health of the treatment of dead-in-shell chicks (Category 2 material) to be used as raw material for the production of biogas or compost with Category 3 approved method” (5). Op 17 juli 2018 is een wetenschappelijk advies van de EFSA over de herziening van de kwantitatieve risicobeoordeling (QRA) van het BSE-risico van verwerkte dierlijke eiwitten (VDE) (6) goedgekeurd met het oog op de gedeeltelijke herziening van het voederverbod zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7). Verwerkte mest is beoordeeld in het wetenschappelijk advies van de EFSA van 27 april 2021 (“Ability of different matrices to transmit African swine fever virus” (8)), dat een beoordeling bevat van de diergezondheidsveiligheid van de warmtebehandeling voor verwerkte mest.

(5)

Voor bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars zijn risicobeperkende maatregelen nodig om een eindpunt in de productieketen te bereiken om naleving van het in Verordening (EG) nr. 999/2001 vastgestelde voederverbod te waarborgen. Krachtens Verordening (EU) nr. 142/2011 moeten sommige van die organische meststoffen en bodemverbeteraars worden gemengd met een bestanddeel dat het latere gebruik van het mengsel voor vervoederingsdoeleinden uitsluit om te voorkomen dat bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën via meststoffen in de voederketen voor landbouwhuisdieren worden binnengebracht. Het is passend een combinatie van de bestaande risicobeperkende maatregelen van Verordening (EU) nr. 142/2011 in te voeren met betrekking tot de verpakking, etikettering en samenstelling.

(6)

Afgeleide producten mogen alleen worden geacht het eindpunt te hebben bereikt als zij zijn vervaardigd in een mestbedrijf in de Unie dat is erkend overeenkomstig artikel 24, lid 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Een erkend mestbedrijf is het laatste punt in de productieketen waar afgeleide producten onder de vereisten van Verordening (EG) nr. 1069/2009 vallen en de plaats waar zij, na het bereiken van een eindpunt, uitsluitend onder de vereisten van Verordening (EU) 2019/1009 komen te vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening worden eindpunten vastgesteld voor afgeleide producten in de productieketen voor in de Unie geproduceerde organische meststoffen en bodemverbeteraars, waarna zij niet langer onderworpen zijn aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1069/2009, op voorwaarde dat zij overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1009 als bestanddeel in EU-bemestingsproducten worden gebruikt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 142/2011.

Daarnaast gelden de volgende definities:

1.

“EU-bemestingsproduct”: een bemestingsproduct in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2019/1009;

2.

“eindpunt”: een eindpunt in de productieketen, waarna een afgeleid product niet langer onderworpen is aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Artikel 3

Eindpunt voor bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars

De volgende afgeleide producten, andere dan die welke in de Unie worden ingevoerd, wanneer zij zijn vervaardigd in een mestbedrijf dat overeenkomstig artikel 24, lid 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is erkend, worden geacht het eindpunt te hebben bereikt als organische meststoffen en bodemverbeteraars:

a)

as verkregen uit categorie 2- en categorie 3-materiaal dat voldoet aan de algemene en specifieke eisen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

b)

residuen die voortkomen uit de transformatie van dierlijke bijproducten in een biogasinstallatie die voldoen aan de eisen van de volgende onderdelen van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 142/2011:

i)

hoofdstuk I, afdeling 1, punt 1, punt 2, punten a), b), c) en e), en de punten 3 en 4;

ii)

hoofdstuk II;

iii)

hoofdstuk III, afdeling 1, punt 1, eerste en laatste alinea, en afdeling 3, punt 1;

c)

compost die voldoet aan de eisen van de volgende onderdelen van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 142/2011:

i)

hoofdstuk I, afdeling 2, punten 1, 3 en 4;

ii)

hoofdstuk II;

iii)

hoofdstuk III, afdeling 1, punt 2, en afdeling 3, punt 1;

d)

verwerkte mest en verwerkte insectenmest die voldoen aan de eisen van hoofdstuk I, afdeling 2, punten a), b), d) en e), van bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011.

Artikel 4

Eindpunt voor bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars op voorwaarde dat risicobeperkende maatregelen worden genomen

1.   De volgende afgeleide producten, andere dan die welke in de Unie worden ingevoerd, wanneer zij zijn vervaardigd in een mestbedrijf dat overeenkomstig artikel 24, lid 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is erkend, worden geacht het eindpunt te hebben bereikt als organische meststoffen en bodemverbeteraars indien zij in het EU-bemestingsproduct worden gebruikt in ten hoogste 5 volumeprocent:

a)

glycerine van categorie 2- en categorie 3-materiaal en ander categorie 2-materiaal afkomstig van biodieselprocessen en de productie van hernieuwbare brandstoffen die voldoen aan de eisen van hoofdstuk IV, afdeling 3, punt 2, punten b), c) en f), van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

b)

ander categorie 3-materiaal dan glycerine, dat voldoet aan de eisen van hoofdstuk IV, afdeling 3, punt 2, punten b), c) en f), van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

c)

verwerkte dierlijke eiwitten van categorie 3-materiaal die voldoen aan de specifieke voorschriften voor verwerkte dierlijke eiwitten van hoofdstuk II, afdeling 1, punt A, en punt B, punten 1 en 2, en punt B, punt 3, punt a), en punt C van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

d)

vleesbeendermeel van categorie 2-materiaal dat volgens standaardverwerkingsmethode 1 als beschreven in hoofdstuk III, punt A, bij bijlage IV is verwerkt en met glyceroltriheptanoaat (GTH) is gemerkt overeenkomstig hoofdstuk V van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

e)

bloedproducten van categorie 3-materiaal die voldoen aan de specifieke eisen voor bloedproducten van hoofdstuk II, afdeling 2, van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

f)

gehydrolyseerde eiwitten, met inbegrip van gehydrolyseerde eiwitten afkomstig van residuen uit de leder- of textielindustrie, die voldoen aan de specifieke eisen voor gehydrolyseerde eiwitten van hoofdstuk II, afdeling 5, punt D, van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

g)

dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat die voldoen aan de specifieke eisen van hoofdstuk II, respectievelijk afdeling 6 en 7, van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

h)

horens, producten uit hoorn, hoeven en producten uit hoeven die voldoen aan de specifieke eisen van hoofdstuk XII van bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde afgeleide producten die voor meer dan 5 volumeprocent in het EU-bemestingsproduct aanwezig zijn, worden geacht het eindpunt te hebben bereikt als organische meststoffen en bodemverbeteraars indien zij zijn verpakt in verkoopsklare verpakkingen voor gebruik door de eindgebruiker, zijn geëtiketteerd overeenkomstig de etiketteringsvoorschriften voor de EU-bemestingsproducten die afgeleide producten bevatten zoals vastgesteld in deel I van bijlage III bij Verordening (EU) 2019/1009, en voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in het volgende punt a) of b):

a)

de verpakkingen wegen niet meer dan 50 kg, of

b)

de verpakkingen wegen niet meer dan 1 000 kg, waarvan ten minste 10 volumeprocent een van de volgende zaken is:

i)

kalk;

ii)

minerale meststoffen, of

iii)

in artikel 3 bedoelde afgeleide producten.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PB L 170 van 25.6.2019, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2021;19(12):6932.

(4)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(5)  EFSA Journal 2015;13(11):4306.

(6)  EFSA Journal 2018;16(7):5314 (https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.2903/j.efsa.2018.5314).

(7)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(8)  EFSA Journal 2021;19(4):6558.