9.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/1


VERORDENING (EU) 2019/2088 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 september 2015 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een nieuw mondiaal kader voor duurzame ontwikkeling aangenomen: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (“Agenda 2030”), waarvan de kern wordt gevormd door de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s). In de mededeling van de Commissie van 22 november 2016 over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst worden de SDG’s aan het beleidskader van de Unie gekoppeld, zodat ze vanaf de aanvang worden geïntegreerd in alle acties en beleidsinitiatieven van de Unie, zowel binnen de Unie als op mondiaal niveau. In zijn conclusies van 20 juni 2017 heeft de Raad het vaste voornemen van de Unie en haar lidstaten bevestigd om de Agenda 2030 op volledige, samenhangende, alomvattende, geïntegreerde en doeltreffende wijze en in nauwe samenwerking met partners en andere stakeholders uit te voeren.

(2)

De overgang naar een meer duurzame, koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie in overeenstemming met de SDG's is van cruciaal belang voor het concurrentievermogen op de lange termijn van de economie van de Unie. De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs (de “Overeenkomst van Parijs”), die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (3) en op 4 november 2016 in werking is getreden, heeft tot doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, door onder meer de financieringsstromen in overeenstemming te brengen met een traject naar lage broeikasgasemissies en een klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(3)

Om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken en de risico's en effecten van de klimaatverandering aanzienlijk te verminderen, moet het mondiale doel erin bestaan de wereldwijde gemiddelde temperatuurstijging ruim onder 2°C boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te blijven streven de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau.

(4)

De Richtlijnen 2009/65/EG (4), 2009/138/EG (5), 2011/61/EU (6), 2013/36/EU (7), 2014/65/EU (8), (EU) 2016/97 (9), (EU) 2016/2341 (10) van het Europees Parlement en de Raad, en de Verordeningen (EU) nr. 345/2013 (11), (EU) nr. 346/2013 (12), (EU) 2015/760 (13) en (EU) 2019/1238 (14) van het Europees Parlement en de Raad hebben als gemeenschappelijke doelstelling het vergemakkelijken van de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), kredietinstellingen, beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders) die alternatieve beleggingsinstellingen beheren of verhandelen, waaronder Europese langetermijnbeleggingsinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen, verzekeringstussenpersonen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's), beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen (EuVECA-beheerders), beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen (EuSEF-beheerders) en aanbieders van pan-Europese persoonlijke pensioenproducten. Die richtlijnen en verordeningen zorgen voor een uniformere bescherming van eindbeleggers en maken het voor hen gemakkelijker te profiteren van een breed scala aan financiële producten, en voorzien tegelijkertijd in regels die eindbeleggers in staat stellen weloverwogen beleggingsbeslissingen te nemen.

(5)

Informatieverschaffing aan eindbeleggers over de integratie van duurzaamheidsrisico's, over het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid en over duurzame beleggingsdoelstellingen of over het promoten van ecologische en sociale kenmerken, in beleggingsbeslissingen en in adviesprocedures worden onvoldoende ontwikkeld omdat dergelijke informatieverschaffing nog niet aan geharmoniseerde vereisten onderworpen is.

(6)

De vrijstelling van deze verordening voor financieel adviseurs met minder dan drie werknemers moet de toepassing van de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van de Richtlijnen 2014/65/EU en (EU) 2016/97, en met name de regels inzake beleggings- en verzekeringsadvies, onverlet laten. Dit betekent dan ook dat, hoewel die adviseurs niet verplicht zijn informatie te verschaffen overeenkomstig deze verordening, zij de duurzaamheidsrisico's toch in hun adviesprocedures in aanmerking moeten nemen en moeten incalculeren.

(7)

Onder deze verordening vallende entiteiten moeten, afhankelijk van de aard van hun activiteiten, voldoen aan de regels voor financiëlemarktdeelnemers indien zij financiële producten ontwikkelen, en zij moeten voldoen aan de regels voor financieel adviseurs indien zij beleggings- of verzekeringsadvies verstrekken. Daarom moeten deze entiteiten, wanneer zij tegelijk activiteiten van zowel financiëlemarktdeelnemers als financieel adviseurs uitoefenen, worden beschouwd als financiëlemarktdeelnemers wanneer zij handelen in de hoedanigheid van ontwikkelaars van financiële producten, ook wat betreft vermogensbeheer, en als financieel adviseurs wanneer zij beleggings- of verzekeringsadvies verstrekken.

(8)

Aangezien de Unie in toenemende mate met de catastrofale en onvoorspelbare gevolgen van de klimaatverandering, de uitputting van hulpbronnen en andere kwesties in verband met duurzaamheid wordt geconfronteerd, is dringend actie nodig om kapitaal vrij te maken, niet alleen door middel van overheidsbeleid maar ook via de financiëledienstensector. Daarom moet van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs worden verlangd dat zij specifieke informatie verschaffen over hun aanpak van de integratie van duurzaamheidsrisico's en het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid.

(9)

Door het ontbreken van geharmoniseerde Unieregels voor informatieverschaffing aan eindbeleggers met betrekking tot duurzaamheid zullen op nationaal niveau waarschijnlijk nog steeds afwijkende maatregelen worden genomen en kunnen verschillende benaderingen in de verschillende financiëledienstensectoren blijven bestaan. Dergelijke divergerende maatregelen en benaderingen zouden blijven leiden tot significante concurrentieverstoringen als gevolg van significante verschillen in de standaarden voor informatieverschaffing. Bovendien leidt de parallelle ontwikkeling van marktgebaseerde praktijken, die gebaseerd zijn op commercieel gestuurde prioriteiten die divergerende resultaten opleveren, momenteel tot verdere marktfragmentatie en zou deze de inefficiënties in de werking van de interne markt in de toekomst nog verder kunnen verergeren. Divergerende standaarden voor informatieverschaffing en marktgebaseerde praktijken maken het zeer moeilijk om verschillende financiële producten met elkaar te vergelijken en creëren een ongelijk speelveld voor deze producten en voor distributiekanalen, en werpen extra belemmeringen op in de interne markt. Dergelijke divergenties zouden ook verwarrend kunnen zijn voor eindbeleggers en zouden hun beleggingsbeslissingen kunnen verstoren. Bij het waarborgen van de naleving van de Overeenkomst van Parijs bestaat het risico dat de lidstaten divergente nationale maatregelen nemen die belemmeringen voor de goede werking van de interne markt zouden kunnen opwerpen en schadelijk zouden kunnen zijn voor financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs. Voorts maakt het gebrek aan geharmoniseerde transparantieregels het voor eindbeleggers moeilijk om verschillende financiële producten in verschillende lidstaten effectief met elkaar te vergelijken op het punt van de ecologische, sociale en governancerisico's en doelstellingen voor duurzaam beleggen ervan. Bijgevolg moeten bestaande belemmeringen voor de werking van de interne markt worden aangepakt en moeten financiële producten gemakkelijker te vergelijken zijn teneinde mogelijke toekomstige belemmeringen te voorkomen.

(10)

Deze verordening heeft ten doel informatieasymmetrieën in principaal-agent-relaties te verminderen met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's, het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid, het promoten van ecologische of sociale kenmerken en duurzaam beleggen door precontractuele en lopende informatieverschaffing aan eindbeleggers te verlangen van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs, wanneer zij als de agenten van die eindbeleggers (principalen) optreden.

(11)

Deze verordening vormt een aanvulling op de informatieverschaffingsregels van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97, (EU) 2016/2341 en de Verordeningen (EU) nr. 345/2013, (EU) nr. 346/2013, (EU) 2015/760 en (EU) 2019/1238, evenals van het nationale recht betreffende persoonlijke en individuele pensioenproducten. Om het degelijk en doeltreffend toezicht op de naleving van deze verordening te garanderen, moeten de lidstaten steunen op de reeds krachtens die regels aangewezen bevoegde autoriteiten.

(12)

Deze verordening handhaaft de vereisten voor financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs wat betreft het handelen in het belang van eindbeleggers, met inbegrip van maar niet uitsluitend het vereiste van de nodige zorgvuldigheid voorafgaand aan het doen van beleggingen, zoals vastgelegd in de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97, (EU) 2016/2341 en de Verordeningen (EU) nr. 345/2013 en (EU) nr. 346/2013 alsook het nationale recht betreffende persoonlijke en individuele pensioenproducten. Om aan hun verplichtingen uit hoofde van die regels te voldoen, moeten financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs niet alleen alle relevante financiële risico's, maar ook alle relevante duurzaamheidsrisico's die een relevant wezenlijk negatief effect kunnen hebben op het financieel rendement van een belegging of een advies, in hun procedures, daaronder begrepen hun "due diligence"procedures, integreren en op continue basis beoordelen. Daarom moeten financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs uit hoofde van deze verordening in hun gedragslijnen nader bepalen hoe zij die risico's integreren en die gedragslijnen bekendmaken.

(13)

Deze verordening verlangt van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs die beleggingsadvies of verzekeringsadvies met betrekking tot verzekeringsgerelateerde beleggingsproducten (IBIP's)verstrekken, ongeacht het ontwerp van de financiële producten en de doelgroep, dat zij schriftelijke gedragslijnen publiceren over de integratie van duurzaamheidsrisico's en toezien op de transparantie van die integratie.

(14)

Onder "duurzaamheidsrisico" wordt een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied verstaan die, indien deze zich voordoet, een wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken, als gespecificeerd in de sectorale wetgeving, met name in de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97 en (EU) 2016/2341, of in op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen.

(15)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels betreffende de integratie van risico's van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97, (EU) 2016/2341 en de Verordeningen (EU) nr. 345/2013 en (EU) nr. 346/2013 en het nationale recht betreffende persoonlijke en individuele pensioenproducten, met inbegrip van maar niet uitsluitend de desbetreffende toepasselijke evenredigheidscriteria zoals omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van de werkzaamheden in kwestie. Met deze verordening wordt naar meer transparantie gestreefd met betrekking tot de wijze waarop financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissing dan wel beleggings- of verzekeringsadvies integreren. Wanneer de duurzaamheidsrisicobeoordeling leidt tot de conclusie dat er geen duurzaamheidsrisico's zijn die relevant worden geacht voor het financiële product, moeten de redenen daarvoor worden toegelicht. Wanneer de beoordeling leidt tot de conclusie dat die risico's wel relevant zijn, dan moet de mate waarin duurzaamheidsrisico's een effect kunnen hebben op de prestaties van het financiële product, openbaar worden gemaakt, hetzij in kwalitatieve, hetzij in kwantitatieve termen. De duurzaamheidsrisicobeoordelingen en de daarmee verband houdende precontractuele informatieverschaffing door financiëlemarktdeelnemers moeten worden meegenomen in de precontractuele informatieverschaffing door financieel adviseurs. Financieel adviseurs moeten voorafgaand aan het advies bekendmaken hoe zij in het selectieproces van het financiële product dat aan de eindbelegger ongeacht diens voorkeuren op het gebied van duurzaamheid wordt gepresenteerd, rekening houden met duurzaamheidsrisico's. Dit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van de Richtlijnen 2014/65/EU en (EU) 2016/97, in het bijzonder de verplichtingen voor financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs met betrekking tot productgovernance, de beoordelingen van geschiktheid en passendheid, en verlangens-en-behoeftentests.

(16)

Beleggingsbeslissingen en -advies kunnen aanleiding geven tot, bijdragen aan of rechtstreeks verband houden met negatieve, wezenlijke of waarschijnlijk wezenlijke effecten op duurzaamheidsfactoren.

(17)

Om te zorgen voor een coherente en consistente toepassing van deze verordening is het noodzakelijk te voorzien in een geharmoniseerde definitie van "duurzame beleggingen", die is beperkt tot de gevallen waarin de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen en het voorzorgsbeginsel "geen ernstige afbreuk doen" wordt gewaarborgd, d.w.z. dat noch aan de ecologische, noch aan de sociale doelstelling ernstige afbreuk wordt gedaan.

(18)

Indien financiëlemarktdeelnemers, terdege rekening houdend met de omvang, de aard en de schaal van hun activiteiten en de soorten financiële producten die zij aanbieden, wezenlijke dan wel waarschijnlijk wezenlijke ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, moeten zij in hun procedures, daaronder begrepen hun "due diligence" procedures, de nodige procedures integreren om rekening te houden met de belangrijkste ongunstige effecten, naast de relevante financiële risico's en de relevante duurzaamheidsrisico's. In de informatie over deze procedures kan worden beschreven hoe financiëlemarktdeelnemers zich kwijten van hun duurzaamheidsgerelateerde beheerverantwoordelijkheden of andere aandeelhoudersverplichtingen. Financiëlemarktdeelnemers moeten op hun website informatie over die procedures en beschrijvingen van de belangrijkste ongunstige effecten opnemen. In dit verband moeten het Gemengd Comité van de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (15) opgerichte Europese Bankautoriteit (EBA), de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (16) opgerichte Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) en de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (17) opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) (het “Gemengd Comité”) en de financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgestelde "due diligence" richtsnoeren voor verantwoord ondernemerschap en de door de Verenigde Naties ondersteunde beginselen voor verantwoord beleggen in aanmerking nemen.

(19)

Het in aanmerking nemen van duurzaamheidsfactoren bij beleggingsbeslissingen en in adviesprocedures kan leiden tot voordelen die verder gaan dan de financiële markten. Het kan de veerkracht van de reële economie en de stabiliteit van het financiële stelsel vergroten. Zo kan het uiteindelijk een effect hebben op de risico-rendementverhouding van financiële producten. Het is dan ook van wezenlijk belang dat financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs de informatie verstrekken die noodzakelijk is om eindbeleggers in staat te stellen weloverwogen beleggingsbeslissingen te kunnen nemen.

(20)

Financiëlemarktdeelnemers die de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, moeten in de precontractuele informatie voor elk financieel product op beknopte wijze en in kwalitatieve of kwantitatieve termen meedelen hoe rekening is gehouden met de belangrijkste ongunstige effecten, alsook een verklaring opnemen dat informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren beschikbaar is in de lopende verslaglegging. Onder "belangrijkste ongunstige effecten" moet worden verstaan de effecten van beleggingsbeslissingen en -advies die leiden tot negatieve effecten op duurzaamheidsfactoren.

(21)

Tot dusver zijn duurzame producten met verschillende ambitieniveaus ontwikkeld. Derhalve moet ten behoeve van precontractuele informatieverschaffing en informatieverschaffing in periodieke verslagen een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de vereisten voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten en anderzijds die voor financiële producten waarmee een positief effect op milieu en maatschappij wordt beoogd. Bijgevolg moeten financiëlemarktdeelnemers, wat betreft de financiële producten met ecologische of sociale kenmerken, informatie verschaffen over de vraag of en hoe de aangewezen index, duurzaamheidsindex of mainstreamindex op die kenmerken is afgestemd en, als er geen benchmark wordt gebruikt, over de vraag hoe aan de duurzaamheidskenmerken van de financiële producten wordt voldaan. Wat financiële producten betreft waarmee een positief effect op milieu en maatschappij wordt beoogd, moeten financiëlemarktdeelnemers informatie verschaffen over de vraag welke duurzame benchmark zij gebruiken voor het meten van de duurzame prestaties en, als er geen benchmark wordt gebruikt, moeten zij uitleggen hoe de duurzame doelstelling wordt gehaald. Die informatie moet jaarlijks worden verstrekt.

(22)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels betreffende de beloning of de beoordeling van de prestaties van het personeel van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs krachtens de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97, (EU) 2016/2341 en de Verordeningen (EU) nr. 345/2013 en (EU) nr. 346/2013 of uitvoeringshandelingen en het nationale recht betreffende persoonlijke en individuele pensioenproducten, met inbegrip van maar niet uitsluitend de desbetreffende toepasselijke evenredigheidscriteria zoals omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van de betrokken werkzaamheden. Het is evenwel passend om tot meer transparantie, in kwalitatieve of kwantitatieve termen, te komen met betrekking tot het beloningsbeleid van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs, in verband met hun beleggings- of verzekeringsadvies, waarin een gezond en doeltreffend risicobeheer met betrekking tot duurzaamheidsrisico's wordt gepromoot, terwijl de beloningsstructuur niet aanzet tot het nemen van buitensporige risico's in verband met duurzaamheidsrisico's en gepaard gaat met aan de risico's aangepaste prestaties.

(23)

Om de transparantie te vergroten en de eindbeleggers te informeren, moet de toegang tot informatie over de wijze waarop wezenlijke dan wel waarschijnlijk wezenlijke relevante duurzaamheidsrisico's door financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs in hun beleggingsbeslissingsprocedures, met inbegrip van de organisatie-, risicobeheer- en governanceaspecten van deze procedures, en in hun adviesprocedures worden geïntegreerd, worden geregeld door deze entiteiten te verplichten beknopte informatie over die gedragslijnen op hun website te plaatsen.

(24)

De huidige Unierechtelijke informatievereisten eisen niet de verschaffing van alle informatie die nodig is om eindbeleggers naar behoren te informeren over het duurzaamheidsgerelateerde effect van hun beleggingen in financiële producten met ecologische of sociale kenmerken of financiële producten waarmee duurzaamheidsdoelstellingen worden nagestreefd. Er dienen dan ook specifiekere en meer gestandaardiseerde informatievereisten ten aanzien van dergelijke beleggingen te worden vastgesteld. Zo moet het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van financiële producten regelmatig worden gerapporteerd aan de hand van indicatoren die relevant zijn voor het meten van de gekozen doelstelling voor duurzaam beleggen. Indien een passende index als referentiebenchmark is aangewezen, moet die informatie worden verstrekt zowel voor de aangewezen index als voor een brede marktindex om vergelijking mogelijk te maken. Indien EuSEF-beheerders informatie beschikbaar stellen over het positieve sociale effect dat een bepaald fonds tot doel heeft, over het algemene sociale resultaat en over de gerelateerde methoden die worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 346/2013, mogen zij deze informatie, in voorkomend geval, gebruiken ten behoeve van de informatieverstrekking krachtens deze verordening.

(25)

Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (18) legt transparantieverplichtingen op ten aanzien van milieu-, sociale en corporate governance-kwesties in niet-financiële rapportage. De bij die richtlijn voorgeschreven vorm en presentatie zijn echter niet altijd geschikt om rechtstreeks door financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs te worden gebruikt in hun relatie met eindbeleggers. Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs moeten de mogelijkheid hebben om voor de toepassing van deze verordening in voorkomend geval gebruik te maken van informatie in bestuursverslagen en niet-financiële overzichten overeenkomstig die richtlijn.

(26)

Om de betrouwbaarheid van de op de websites van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs gepubliceerde informatie te garanderen, moet die informatie actueel worden gehouden en moet elke herziening of wijziging van die informatie duidelijk worden toegelicht.

(27)

Hoewel deze verordening niet de nationale socialezekerheidsstelsels bestrijkt die onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 vallen, moeten de lidstaten, gezien het feit dat zij delen van het beheer van verplichte pensioenregelingen binnen hun socialezekerheidsstelsels in toenemende mate openstellen voor financiëlemarktdeelnemers of andere privaatrechtelijke entiteiten, en deze stelsels worden blootgesteld aan duurzaamheidsrisico's en de lidstaten ongunstige effecten op de duurzaamheid in aanmerking zouden kunnen nemen, ecologische of sociale kenmerken zouden kunnen promoten of duurzame beleggingen zouden kunnen nastreven, deze verordening kunnen toepassen op deze stelsels, teneinde informatieasymmetrieën te verminderen.

(28)

Deze verordening mag de lidstaten niet verbieden strengere bepalingen vast te stellen of te handhaven inzake de bekendmaking van gedragslijnen inzake aanpassing aan de klimaatverandering en inzake aanvullende informatieverstrekking aan eindbeleggers met betrekking tot duurzaamheidsrisico's, op voorwaarde dat de betrokken financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs hun hoofdkantoor op hun grondgebied hebben. Dergelijke voorschriften mogen echter geen ongunstige gevolgen hebben voor de effectieve toepassing van deze verordening of voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

(29)

Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/2341 moeten IBPV’s al zorgen voor de toepassing van de regels inzake governance en risicobeheer op hun beleggingsbeslissingen en risicobeoordelingen om continuïteit en regelmatigheid te waarborgen. Beleggingsbeslissingen en de beoordeling van relevante risico's, met inbegrip van ecologische, sociale en governancerisico's, moeten op zodanige wijze tot stand komen dat de belangen van deelnemers en begunstigden van IBPV's worden gehonoreerd. Eiopa dient richtsnoeren op te stellen waarbij nader wordt bepaald hoe bij beleggingsbeslissingen en risicobeoordelingen van IBPV's rekening moet worden gehouden met ecologische, sociale en governancerisico's uit hoofde van die richtlijn.

(30)

De EBA, Eiopa en ESMA (tezamen de "ETA's" genoemd), moeten de bevoegdheid krijgen om via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen waarin nadere regels worden vastgesteld voor de inhoud, methodes en presentatie van informatie in verband met duurzaamheidsindicatoren ten aanzien van het klimaat en andere milieugerelateerde ongunstige effecten, over sociale en werkgelegenheidszaken, over eerbiediging van de mensenrechten, en over bestrijding van corruptie en omkoping, alsook met nadere regels voor de presentatie en inhoud van de informatie over het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen die overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 in precontractuele documenten, jaarverslagen en op websites van financiëlemarktdeelnemers moeten worden opgenomen. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden toegekend om deze technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

(31)

De ETA's moeten de bevoegdheid krijgen om via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen om de standaardpresentatie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken en duurzame beleggingen met betrekking tot publicitaire mededelingen vast te stellen. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden toegekend om deze technische uitvoeringsnormen vast te stellen, door middel van uitvoeringshandelingen ingevolge artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig artikel 15 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

(32)

Aangezien in jaarverslagen de bedrijfsresultaten in principe voor volledige kalenderjaren worden samengevat, dienen de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op transparantievereisten voor deze verslagen niet van toepassing te zijn tot 1 januari 2022.

(33)

De in deze verordening vervatte informatieverschaffingsregels moeten een aanvulling vormen op de bepalingen van Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97 en (EU) 2016/2341 en Verordeningen (EU) nr. 345/2013, (EU) nr. 346/2013, (EU) 2015/760 en (EU) 2019/1238.

(34)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(35)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk een betere bescherming van eindbeleggers en een betere informatieverschaffing aan hen, ook bij grensoverschrijdende aankopen door eindbeleggers, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar door de noodzaak om in uniforme informatieverstrekkingsvereisten te voorzien beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt geharmoniseerde regels vast voor financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs over transparantie met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's en het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid in hun procedures, en de verstrekking van informatie over duurzaamheid met betrekking tot financiële producten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

"financiëlemarktdeelnemer":

a)

een verzekeringsonderneming die een verzekeringsgerelateerd beleggingsproduct (IBIP) beschikbaar stelt;

b)

een beleggingsonderneming die vermogensbeheer verstrekt;

c)

een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV);

d)

een ontwikkelaar van een pensioenproduct;

e)

een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder);

f)

een aanbieder van een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP-aanbieder);

g)

een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds dat overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 345/2013 is geregistreerd;

h)

een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds dat overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 346/2013 is geregistreerd;

i)

een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe-beheermaatschappij); of

j)

een kredietinstelling die vermogensbeheer verstrekt;

2)

"verzekeringsonderneming": een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2009/138/EG een vergunning is verleend;

3)

"verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct" of “IBIP”:

a)

een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad (19); of

b)

een aan een professionele belegger ter beschikking gesteld verzekeringsproduct, waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties;

4)

“beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling” of "abi-beheerder": een abi-beheerder in de zin van artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU;

5)

"beleggingsonderneming": een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;

6)

"vermogensbeheer": vermogensbeheer in de zin van artikel 4, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/65/EU;

7)

“instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” of "IBPV": een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2016/2341 over een vergunning beschikt of in een register is ingeschreven, tenzij een lidstaat ervoor heeft gekozen artikel 5 van die richtlijn toe te passen op een instelling, of een instelling pensioenregelingen uitvoert die samen in totaal minder dan 15 deelnemers hebben;

8)

"pensioenproduct":

a)

een pensioenproduct als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt e), van Verordening (EU) nr. 1286/2014; of

b)

een individueel pensioenproduct als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt g), van Verordening (EU) nr. 1286/2014;

9)

"pan-Europees persoonlijk pensioenproduct of “PEPP": een product als bedoeld in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2019/1238;

10)

"icbe-beheermaatschappij":

a)

een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG, of

b)

een beleggingsmaatschappij waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een vergunning is verleend en die geen beheermaatschappij heeft aangewezen waaraan krachtens die richtlijn een vergunning is verleend voor het beheer ervan;

11)

"financieel adviseur":

a)

een verzekeringstussenpersoon die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP’s verstrekt;

b)

een verzekeringsonderneming die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP’s verstrekt;

c)

een kredietinstelling die beleggingsadvies verstrekt;

d)

een beleggingsonderneming die beleggingsadvies verstrekt;

e)

een abi-beheerder die beleggingsadvies verstrekt overeenkomstig artikel 6, lid 4, punt b), i), van Richtlijn 2011/61/EU; of

f)

een icbe-beheermaatschappij die beleggingsadvies verstrekt overeenkomstig artikel 6, lid 3, punt b), i), van Richtlijn 2009/65/EG;

12)

"financieel product":

a)

een portefeuille die overeenkomstig punt 6 van dit artikel wordt beheerd;

b)

een alternatieve beleggingsinstellingen (abi);

c)

een IBIP;

d)

een pensioenproduct;

e)

een pensioenregeling;

f)

een icbe, of

g)

een PEPP;

13)

“alternatieve beleggingsinstellingen”"abi’s": abi’s in de zin van artikel 4, lid 1, punt a), van Richtlijn 2011/61/EU;

14)

"pensioenregeling": een pensioenregeling in de zin van artikel 6, punt 2, van Richtlijn (EU) 2016/2341;

15)

"instelling voor collectieve belegging in effecten" of "icbe": een instelling voor collectieve belegging in effecten die is toegelaten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG;

16)

"beleggingsadvies": beleggingsadvies in de zin van artikel 4, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

17)

"duurzame belegging": een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan het bereiken van een milieudoelstelling, zoals gemeten aan de hand van bijvoorbeeld belangrijke hulpbronnenefficiëntie-indicatoren voor het gebruik van energie, hernieuwbare energie, grondstoffen, water en land, voor de productie van afval, en broeikasgasemissies, en voor het effect op de biodiversiteit en de circulaire economie, of een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan de verwezenlijking van een sociale doelstelling, met name een belegging die bijdraagt aan de aanpak van ongelijkheid, of die de sociale samenhang, de sociale integratie en de arbeidsverhoudingen bevordert, of een belegging in menselijk kapitaal of in economisch of sociaal achtergestelde gemeenschappen, mits deze beleggingen geen ernstige afbreuk doen aan die doelstellingen en de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen, met name wat betreft goede managementstructuren, betrekkingen met hun werknemers, beloning van het betrokken personeel en naleving van de belastingwetgeving;

18)

"professionele belegger": een cliënt die voldoet aan de criteria van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU;

19)

"retailbelegger": een belegger die geen professionele belegger is;

20)

"verzekeringstussenpersoon": een verzekeringstussenpersoon in de zin van artikel 2, lid 1, punt 3, van Richtlijn (EU) 2016/97;

21)

"verzekeringsadvies": advies in de zin van artikel 2, lid 1, punt 15, van Richtlijn (EU) 2016/97;

22)

"duurzaamheidsrisico": een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied die, indien ze zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken;

23)

"Eltif": een Europese langetermijnbeleggingsinstelling waaraan overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2015/760 een vergunning is verleend.

24)

"duurzaamheidsfactoren": ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten, en bestrijding van corruptie en van omkoping.

Artikel 3

Transparantie van gedragslijnen inzake duurzaamheidsrisico's

1.   Financiëlemarktdeelnemers publiceren op hun website informatie over hun gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingsprocedure.

2.   Financieel adviseurs publiceren op hun website informatie over hun gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsadvies of verzekeringsadvies.

Artikel 4

Transparantie van ongunstige effecten op de duurzaamheid op entiteitsniveau

1.   Financiëlemarktdeelnemers publiceren en handhaven op hun website:

a)

indien zij de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, een verklaring over het “due diligence” beleid met betrekking tot die effecten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de omvang, de aard en de schaal van hun activiteiten en de soorten financiële producten die zij beschikbaar stellen;

b)

indien zij ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen, duidelijke redenen daarvoor, met inbegrip van, indien relevant, informatie over de vraag of en wanneer zij voornemens zijn die ongunstige effecten wel in aanmerking te nemen.

2.   Financiëlemarktdeelnemers nemen in de informatie die zij overeenkomstig lid 1, punt a), verstrekken ten minste het volgende op:

a)

informatie over hun gedragslijnen inzake de vaststelling en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten op de duurzaamheid en indicatoren;

b)

een beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de in verband daarmee genomen of, indien relevant, geplande maatregelen;

c)

indien van toepassing, een kort overzicht van het betrokkenheidsbeleid overeenkomstig artikel 3 octies van Richtlijn 2007/36/EG;

d)

een verwijzing naar de naleving van gedragscodes voor verantwoord ondernemen en internationaal erkende normen voor "due diligence" en verslaglegging en, indien relevant, de mate van afstemming ervan op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

3.   In afwijking van lid 1 publiceren en handhaven financiëlemarktdeelnemers die op hun balansdatum het criterium van het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden, vanaf 30 juni 2021 op hun website een verklaring over hun "due diligence" beleid ten aanzien van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Die verklaring omvat ten minste de informatie bedoeld in lid 2.

4.   In afwijking van lid 1 van dit artikel publiceren en handhaven financiëlemarktdeelnemers die moederondernemingen zijn van een grote groep als bedoeld in artikel 3, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU en die op hun balansdatum, op geconsolideerde basis, het criterium van het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden, vanaf 30 juni 2021 op hun website een verklaring over het "due diligence" beleid ten aanzien van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Die verklaring omvat ten minste de informatie bedoeld in lid 2.

5.   Financieel adviseurs publiceren en handhaven op hun website:

a)

informatie over de vraag of zij, terdege rekening houdend met de omvang, de aard en de schaal van hun activiteiten en de soorten financiële producten waarover zij advies verstrekken, in hun beleggings- of verzekeringsadvies de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen; of

b)

informatie over de vraag waarom zij in hun beleggings- of verzekeringsadvies ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen en, indien relevant, informatie over de vraag of en wanneer zij voornemens zijn die ongunstige effecten wel in aanmerking te nemen.

6.   Uiterlijk op 30 december 2020 ontwikkelen de ETA's via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat betreft inhoud, methodes en presentatie van de informatie als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel, met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het klimaat en andere milieugerelateerde ongunstige effecten.

De ETA's verzoeken, indien relevant, het Europees Milieuagentschap en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie om bijdragen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

7.   Uiterlijk op 30 december 2021 ontwikkelen de ETA's via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, wat betreft inhoud, methodes en presentatie van de informatie als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het gebied van sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en van omkoping.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 5

Transparantie van het beloningsbeleid met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's

1.   Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs nemen in hun beloningsbeleid informatie op over de wijze waarop dat beleid spoort met de integratie van duurzaamheidsrisico's, en publiceren die informatie op hun website.

2.   De in lid 1 bedoelde verschafte informatie wordt opgenomen in het beloningsbeleid dat financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs dienen vast te stellen en te handhaven overeenkomstig de sectorale regelgeving, in het bijzonder de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97 en (EU) 2016/2341.

Artikel 6

Transparantie van de integratie van duurzaamheidsrisico's

1.   Financiëlemarktdeelnemers nemen bij de precontractuele informatieverschaffing beschrijvingen op van het volgende:

a)

de wijze waarop duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingen worden geïntegreerd, en

b)

de resultaten van de beoordeling van de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico's op het rendement van de financiële producten die zij beschikbaar stellen.

Wanneer financiëlemarktdeelnemers duurzaamheidsrisico's niet relevant achten, bevatten de in de eerste alinea bedoelde beschrijvingen een duidelijke en beknopte uitleg over de redenen daarvoor.

2.   Financieel adviseurs nemen bij de precontractuele informatieverschaffing beschrijvingen op van het volgende:

a)

de wijze waarop duurzaamheidsrisico's in hun beleggings- of verzekeringsadvies worden geïntegreerd, en

b)

het resultaat van de beoordeling van de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico's op het rendement van de financiële producten waarover zij advies verstrekken.

Wanneer financiëlemarktdeelnemers duurzaamheidsrisico's niet relevant achten, bevatten de in de eerste alinea bedoelde beschrijvingen een duidelijke en beknopte uitleg over de redenen daarvoor.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie dient als volgt te worden verschaft:

a)

voor abi-beheerders, bij de informatieverschaffing aan beleggers bedoeld in artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;

b)

voor verzekeringsondernemingen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 185, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG of, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97;

c)

voor IBPV's, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 41 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

d)

voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 345/2013;

e)

voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013;

f)

voor ontwikkelaars van pensioenproducten, tijdig schriftelijk voordat een retailbelegger gebonden is aan een overeenkomst met betrekking tot een pensioenproduct;

g)

voor icbe-beheermaatschappijen, in het prospectus bedoeld in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG;

h)

voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies verstrekken, overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

i)

voor kredietinstellingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies verstrekken, overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

j)

voor verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken, en voor verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies verstrekken met betrekking tot aan marktfluctuaties blootgestelde pensioenproducten, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97;

k)

voor abi-beheerders van Eltif's, in het prospectus bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2015/760;

l)

voor PEPP-aanbieders, in het essentiële-informatiedocument bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) 2019/1238.

Artikel 7

Transparantie van ongunstige effecten op de duurzaamheid op financieelproductniveau

1.   Uiterlijk op 30 december 2022 omvat, indien een financiëlemarktdeelnemer artikel 4, lid 1, punt a), of artikel 4, lid 3 of lid 4, toepast, de in artikel 6, lid 3, bedoelde informatieverschaffing voor elk financieel product het volgende:

a)

een duidelijke en gemotiveerde toelichting bij de vraag of, en zo ja hoe, bij een financieel product de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking worden genomen;

b)

een verklaring dat informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren beschikbaar is in de overeenkomstig artikel 11, lid 2, te verschaffen informatie.

Indien de in artikel 11, lid 2, bedoelde informatie een kwantificering van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren bevat, mag die informatie berusten op de bepalingen van de op grond van artikel 4, leden 6 en 7, vastgestelde technische reguleringsnormen.

2.   Indien een financiëlemarktdeelnemer artikel 4, lid 1, punt b), toepast, omvat de in artikel 6, lid 3, bedoelde informatieverschaffing voor elk financieel product een verklaring dat de financiëlemarktdeelnemer de ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking neemt, samen met een gemotiveerde toelichting daarbij.

Artikel 8

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken in precontractuele informatieverschaffing

1.   Wanneer een financieel product onder andere ecologische of sociale kenmerken of een combinatie van die kenmerken promoot, op voorwaarde dat de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen, omvat de krachtens artikel 6 leden 1 en 3, te verschaffen informatie het volgende:

a)

informatie over de wijze waarop aan die kenmerken wordt voldaan;

b)

indien er een index als referentiebenchmark is aangewezen, informatie over de vraag of en hoe deze index consistent is met die kenmerken.

2.   Financiëlemarktdeelnemers geven in de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie aan waar de methode die is gebruikt voor de berekening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde index te vinden is.

3.   De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de presentatie en inhoud van de informatie die krachtens dit artikel moet worden verschaft.

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, de kenmerken daarvan, en de verschillen daartussen alsook met de doelstelling dat de informatieverschaffing nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet misleidend, eenvoudig en beknopt is.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 9

Transparantie van duurzame beleggingen in precontractuele informatieverschaffing

1.   Indien een financieel product duurzame beleggingen tot doel heeft en een index als referentiebenchmark is aangewezen, gaat de overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie vergezeld van het volgende:

a)

informatie over de wijze waarop de aangewezen index is afgestemd op dat doel;

b)

een toelichting waarom en hoe die aangewezen index die op dat doel is afgestemd, verschilt van een brede marktindex.

2.   Indien een financieel product duurzame beleggingen tot doel heeft en er geen index als referentiebenchmark is aangewezen, omvat de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie een toelichting over de wijze waarop dat doel moet worden bereikt.

3.   Indien een financieel product een vermindering van koolstofemissies tot doel heeft, omvat de overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie het doel van lage koolstofemissieblootstelling, met het oog op het bereiken van de langetermijndoelstellingen inzake aardopwarming van de Overeenkomst van Parijs.

In afwijking van lid 2 van dit artikel omvat de in artikel 6 bedoelde informatie, indien geen EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (20) beschikbaar is, een gedetailleerde toelichting van de wijze waarop de voortgezette inspanning om het doel van vermindering van de koolstofemissies te bereiken, wordt gewaarborgd met het oog op het bereiken van de langetermijndoelstellingen inzake aardopwarming van de Overeenkomst van Parijs.

4.   Financiëlemarktdeelnemers geven in de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie een aanwijzing waar de methode die is gebruikt voor de berekening van de indexen bedoeld in lid 1 van dit artikel en de in lid 3, tweede alinea, van dit artikel bedoelde benchmarks te vinden is.

5.   De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de presentatie en inhoud van de informatie die krachtens dit artikel moet worden verschaft.

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun in de leden 1, 2 en 3 bedoelde doelstellingen, en de onderlinge verschillen alsook de doelstelling dat de informatieverschaffing nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet misleidend, eenvoudig en beknopt is.

De ETA’s dienen die in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 10

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken en van duurzame beleggingen op websites

1.   Financiëlemarktdeelnemers publiceren en handhaven op hun website voor elk financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, en artikel 9, leden 1, 2 en 3, de volgende informatie:

a)

een beschrijving van de ecologische of sociale kenmerken of van de doelstelling inzake duurzame beleggingen;

b)

informatie over de methoden die worden gebruikt om de ecologische of sociale kenmerken of het effect van de voor het financiële product geselecteerde duurzame beleggingen te beoordelen, te meten en te monitoren, met inbegrip van de gegevensbronnen, de criteria voor de screening van de onderliggende activa en de relevante duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om de ecologische of sociale kenmerken of het algemene duurzame effect van het financiële product te meten;

c)

de informatie bedoeld in de artikelen 8 en 9;

d)

de informatie bedoeld in artikel 11.

De krachtens de eerste alinea te verschaffen informatie is duidelijk, bondig en begrijpelijk voor beleggers. Ze wordt op nauwkeurige, eerlijke, duidelijke, niet-misleidende, eenvoudige en beknopte wijze en op een prominente, gemakkelijk toegankelijke plaats van de website bekendgemaakt.

2.   De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud van de in lid 1, eerste alinea, punten a) en b), bedoelde informatie, en de in lid 1, tweede alinea, bedoelde vereisten inzake presentatie.

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de in de eerste alinea bedoelde ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun kenmerken en doelstellingen als bedoeld in lid 1, en de verschillen daartussen. De ETA’s actualiseren de technische reguleringsnormen in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en technologie.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 11

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken en van duurzame beleggingen in periodieke verslagen

1.   Indien financiëlemarktdeelnemers een financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, of in artikel 9, lid 1, 2 of 3 aanbieden, nemen zij in periodieke verslagen een beschrijving op van het volgende:

a)

voor een financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, de mate waarin aan de ecologische of sociale kenmerken is voldaan;

b)

voor een financieel product als bedoeld in artikel 9, lid 1, 2 of 3,

i)

het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van het financiële product aan de hand van relevante duurzaamheidsindicatoren, of

ii)

indien een index als referentiebenchmark is aangewezen, een vergelijking tussen het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van het financieel product met de effecten van de aangewezen index en van een brede marktindex aan de hand van duurzaamheidsindicatoren.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie wordt als volgt verschaft:

a)

voor abi-beheerders, in het in artikel 22 van Richtlijn 2011/61/EU bedoelde jaarverslag;

b)

voor verzekeringsondernemingen, jaarlijks schriftelijk overeenkomstig artikel 185, lid 6, van Richtlijn 2009/138/EG;

c)

voor IBPV's, in het jaarverslag bedoeld in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

d)

voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, in het jaarverslag bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 345/2013;

e)

voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, in het jaarverslag bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 346/2013;

f)

voor ontwikkelaars van pensioenproducten, schriftelijk in het jaarverslag of in een verslag overeenkomstig het nationale recht;

g)

voor icbe-beheermaatschappijen, in de jaarverslagen als bedoeld in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG;

h)

voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer verstrekken, in een periodiek verslag als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU;

i)

voor kredietinstellingen die vermogensbeheer verstrekken, in een periodiek verslag als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU;

j)

voor PEPP-aanbieders, in het PEPP-overzicht als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2019/1238.

3.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel mogen financiëlemarktdeelnemers de informatie in bestuursverslagen overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2013/34/EU of de informatie in niet-financiële verklaringen overeenkomstig artikel 19 bis van die richtlijn in voorkomend geval gebruiken.

4.   De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de inhoud en presentatie van de in lid 1 bedoelde informatie.

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun kenmerken en doelstellingen, en de verschillen daartussen. De ETA’s actualiseren de technische reguleringsnormen in het licht van de ontwikkelingen op regelgevings- en technologiegebied.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 12

Herziening van informatie

1.   Financiëlemarktdeelnemers dragen er zorg voor dat alle overeenkomstig artikel 3, 5 of 10 bekendgemaakte informatie actueel wordt gehouden. Indien een financiëlemarktdeelnemer die informatie wijzigt, wordt op dezelfde website een duidelijke toelichting op die wijziging gepubliceerd.

2.   Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op financieel adviseurs met betrekking tot alle overeenkomstig artikel 3 en artikel 5 bekendgemaakte informatie.

Artikel 13

Publicitaire mededelingen

1.   Onverminderd strengere sectorale wetgeving, met name de Richtlijnen 2009/65/EG, 2014/65/EU en (EU) 2016/97 en Verordening (EU) nr. 1286/2014, zorgen financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs ervoor dat hun publicitaire mededelingen niet in strijd zijn met de overeenkomstig deze verordening verschafte informatie.

2.   De ETA’s kunnen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen om de standaardpresentatie van informatie over het promoten van ecologische of sociale kenmerken en over duurzame beleggingen te bepalen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 14

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig sectorale regelgeving aangewezen bevoegde autoriteiten, met name de sectorale regelgeving bedoeld in artikel 6, lid 3 van deze verordening en overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU, ook toezien op de naleving door financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs van de bij deze verordening opgelegde vereisten. De bevoegde autoriteiten beschikken over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies in het kader van deze verordening.

2.   Voor de toepassing van deze verordening werken de bevoegde autoriteiten samen en verstrekken ze elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die voor het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening relevant is.

Artikel 15

Transparantie van IBPV's en verzekeringstussenpersonen

1.   IBPV's publiceren en handhaven de informatie bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7 en artikel 10, lid 1, eerste alinea, van deze verordening overeenkomstig artikel 36, lid 2, punt f), van Richtlijn (EU) 2016/2341.

2.   Verzekeringstussenpersonen verstrekken de informatie bedoeld in artikel 3, artikel 4, lid 5, artikel 5, artikel 6 en artikel 10, lid 1, eerste alinea, van deze verordening overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn (EU) 2016/97.

Artikel 16

Pensioenproducten die onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 vallen

1.   De lidstaten kunnen beslissen deze verordening toe te passen op ontwikkelaars van pensioenproducten die nationale socialezekerheidsregelingen beheren welke onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 vallen. In deze gevallen worden onder ontwikkelaars van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 1, onder d), van deze verordening ook begrepen ontwikkelaars van pensioenproducten die nationale socialezekerheidsregelingen beheren, alsmede van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 8, van deze verordening. In dat geval wordt de definitie van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 8, van deze verordening ook geacht de in de eerste zin bedoelde pensioenproducten te omvatten.

2.   De lidstaten stellen de Commissie en de ETA’s in kennis van krachtens lid 1 genomen beslissingen.

Artikel 17

Vrijstellingen

1.   Deze verordening is niet van toepassing op verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken, noch op beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verstrekken ongeacht hun rechtsvorm, met inbegrip van natuurlijke personen en zelfstandigen, mits zij minder dan drie werknemers hebben.

2.   De lidstaten kunnen beslissen deze verordening toe te passen op verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken of beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verstrekken als bedoeld in lid 1.

3.   De lidstaten stellen de Commissie en de ETA’s in kennis van krachtens lid 2 genomen beslissingen.

Artikel 18

Verslaglegging

De ETA’s beoordelen de omvang van de vrijwillige informatieverschaffing overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt a), en artikel 7, lid 1, punt a). Uiterlijk op 10 september 2022 en elk daaropvolgend jaar dienen de ETA’s bij de Commissie een verslag over beste praktijken in en doen zij aanbevelingen met het oog op vrijwillige verslagleggingsnormen. In dat jaarverslag wordt ingegaan op de gevolgen van "due diligence" praktijken met betrekking tot informatieverschaffing op grond van deze verordening en worden richtsnoeren ter zake afgegeven. Dit verslag wordt openbaar gemaakt en wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 19

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 30 december 2022 evalueert de Commissie de toepassing van deze verordening, en bekijkt zij met name:

a)

of de verwijzing naar het gemiddeld aantal werknemers in artikel 4, leden 3 en 4, moet worden gehandhaafd, moet worden vervangen of vergezeld moet gaan van andere criteria, en weegt zij de voordelen en de evenredigheid van de bijbehorende administratieve lasten af;

b)

of de werking van deze verordening niet wordt gehinderd door het ontbreken van gegevens of de suboptimale kwaliteit daarvan, met inbegrip van indicatoren over ongunstige effecten op de duurzaamheidsfactoren van ondernemingen waarin is belegd.

2.   De in lid 1 bedoelde evaluatie gaat zo nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 20

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van 10 maart 2021.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn evenwel artikel 4, leden 6 en 7, artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 5, artikel 10, lid 2, artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 2, van toepassing met ingang van 29 december 2019 en artikel 11, leden 1 tot en met 3, is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 97.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 8 november 2019.

(3)  Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(5)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(8)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(9)  Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).

(10)  Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

(11)  Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).

(13)  Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 98).

(14)  Verordening (EU) 2019/1238 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP) (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(16)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(17)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(18)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(19)  Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).