31996E0697

96/697/GBVB: Gemeenschappelijk Standpunt van 2 december 1996 over Cuba, bepaald door de Raad op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

Publicatieblad Nr. L 322 van 12/12/1996 blz. 0001 - 0002


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT van 2 december 1996 over Cuba, bepaald door de Raad op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (96/697/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel J.2,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE STANDPUNT BEPAALD:

1. In haar betrekkingen met Cuba heeft de Europese Unie zich ten doel gesteld een overgangsproces naar een pluralistische democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te bevorderen, alsook een duurzaam herstel en een verbetering van de levensstandaard van het Cubaanse volk. Een overgangsproces maakt de meeste kans op een vreedzaam verloop als het huidige regime dat zelf op gang zou brengen of zou toestaan. Het beleid van de Europese Unie is niet veranderingen teweeg trachten te brengen door middel van dwangmaatregelen die ertoe leiden dat de economische moeilijkheden van het Cubaanse volk toenemen.

2. De Europese Unie beseft dat er zich in Cuba tot dusver een aarzelende economische openstelling heeft voorgedaan. Het is haar stellige wens Cuba's partner te worden in het kader van de geleidelijke en onomkeerbare openstelling van de Cubaanse economie. De EU is van oordeel dat de volledige samenwerking met Cuba zal afhangen van verbeteringen op het gebied van de mensenrechten en de politieke vrijheid, waarop de Europese Raad van Florence gewezen heeft.

3. Ten einde in Cuba vreedzame veranderingen in de hand te werken zal de Europese Unie

a) de huidige dialoog met de Cubaanse autoriteiten en met alle sectoren van de Cubaanse samenleving intensiveren teneinde de eerbiediging van de mensenrechten en werkelijke vooruitgang naar een pluralistische democratie te bevorderen;

b) nog actiever dan tevoren mogelijkheden trachten te vinden om de Cubaanse autoriteiten, zowel publiekelijk als binnenskamers, te wijzen op hun fundamentele verantwoordelijkheden op het vlak van de mensenrechten, inzonderheid de vrijheid van meningsuiting en van vereniging;

c) de hervorming van de binnenlandse wetgeving inzake politieke en burgerrechten, met inbegrip van het Cubaanse strafwetboek, bevorderen en daarmee de afschaffing van alle politieke delicten, de vrijlating van alle politieke gevangenen en de stopzetting van de vervolging en bestraffing van dissidenten;

d) de ontwikkelingen in het binnenlandse en buitenlandse beleid van Cuba toetsen aan dezelfde normen die gelden voor de betrekkingen van de Europese Unie met andere landen, in het bijzonder de bekrachtiging en naleving van internationale verdragen inzake mensenrechten;

e) in de tussentijd bereid blijven om via de Lid-Staten ad hoc humanitaire hulp te verstrekken, op voorwaarde van voorafgaande overeenstemming over de distributie; de thans geldende maatregelen om de hulp te verdelen via de non-gouvernementele organisaties (NGO's), de kerken en internationale organisaties zullen gehandhaafd blijven en zo nodig worden geïntensiveerd. Er zij op gewezen dat de Commissie op dezelfde basis opereert;

f) bereid blijven om via de Lid-Staten ook gerichte acties op het gebied van economische samenwerking uit te voeren ter ondersteuning van de uitvoering van de economische openstelling. Er zij op gewezen dat de Commissie op dezelfde basis opereert.

4. Naarmate de Cubaanse autoriteiten vorderingen maken op weg naar democratie, zal de Europese Unie haar steun aan dat proces verlenen en het passende gebruik van de haar daartoe ter beschikking staande middelen bestuderen, met inbegrip van:

- de intensivering van een constructieve, resultaatgerichte politieke dialoog tussen de Europese Unie en Cuba,

- de intensivering van de samenwerking, inzonderheid de economische samenwerking,

- de verdieping van de dialoog met de Cubaanse autoriteiten via de passende instanties, teneinde na te gaan wat de verdere mogelijkheden zijn voor de toekomstige onderhandelingen over een samenwerkingsovereenkomst met Cuba op basis van de desbetreffende conclusies van de Europese Raad van Madrid en die van Florence.

5. De Raad zal toezien op de tenuitvoerlegging van dit gemeenschappelijk standpunt. Na zes maanden zal dit gemeenschappelijk standpunt worden getoetst.

6. Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op 2 december 1996.

7. Dit gemeenschappelijk standpunt zal worden bekendgemaakt in het Publikatieblad.

Gedaan te Brussel, 2 december 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. QUINN