02019R1715 — NL — 14.10.2019 — 000.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1715 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2019

tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 303, 25.11.2019, blz.  37 (2019/1715)




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1715 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2019

tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”)

(Voor de EER relevante tekst)



Hoofdstuk 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Deze verordening bevat:

a) 

specifieke voorwaarden en procedures die van toepassing zijn op de verzending van kennisgevingen en aanvullende informatie voor het krachtens Verordening (EG) nr. 178/2002 op te richten systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF);

b) 

procedures voor de oprichting en het gebruik van een geautomatiseerd systeem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie, dat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429 door de Commissie moet worden gecreëerd en beheerd;

c) 

krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vast te stellen specifieke voorschriften, met inbegrip van termijnen, voor het indienen van kennisgevingen;

d) 

regels voor de geautomatiseerde verwerking en uitwisseling van informatie, gegevens en documenten in het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) die nodig zijn voor de uitvoering van de officiële controles als vastgelegd in Verordening (EU) 2017/625, met betrekking tot:

i) 

het model voor het gemeenschappelijke gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) als bedoeld in artikel 56 van Verordening (EU) 2017/625, met inbegrip van de elektronische equivalent ervan, en instructies voor de indiening en het gebruik ervan;

ii) 

uniforme regelingen voor samenwerking tussen douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten als bedoeld in artikel 75 van Verordening (EU) 2017/625;

iii) 

de afgifte van elektronische certificaten en het gebruik van elektronische ondertekening van officiële certificaten als bedoeld in artikel 87 van Verordening (EU) 2017/625;

iv) 

standaardformaten voor de uitwisseling van informatie in het kader van administratieve bijstand en samenwerking als bedoeld in titel IV van Verordening (EU) 2017/625, met betrekking tot:

— 
verzoeken om bijstand,
— 
gangbare en terugkerende kennisgevingen en antwoorden;
v) 

specificaties van de technische hulpmiddelen en procedures voor de communicatie tussen de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen;

vi) 

de juiste werking van het Imsoc als bedoeld in titel VI, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2017/625.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

“component”: een in het Imsoc geïntegreerd elektronisch systeem;

2) 

“netwerk”: een groep van leden die toegang hebben tot een specifieke component;

3) 

“lid van een netwerk”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat, de Commissie, een EU-agentschap, de bevoegde autoriteit van een derde land of een internationale organisatie die of dat toegang heeft tot ten minste één component;

4) 

“contactpunt”: het contactpunt dat door het lid van een netwerk als vertegenwoordiger is aangewezen;

5) 

“nationaal systeem van een lidstaat”: een geautomatiseerd informatiesysteem dat eigendom is van een lidstaat en vóór de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/625 door die lidstaat is opgericht voor het beheer, de verwerking en de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten betreffende officiële controles, en waarmee elektronisch gegevens uitgewisseld kunnen worden met de desbetreffende component;

6) 

“internationale organisatie”: een in artikel 121, onder g), van Verordening (EU) 2017/625 vermeld internationaal erkend orgaan, of een vergelijkbare intergouvernementele organisatie;

7) 

“iRASFF”: het elektronische systeem voor de uitvoering van de RASFF- en AAC-procedures die zijn beschreven in artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 respectievelijk de artikelen 102 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625;

8) 

“risico”: elk direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder, overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 of een ernstig risico voor de diergezondheid of het milieu dat verband houdt met diervoeders, met inbegrip van diervoeders voor niet voor de voedselproductie gehouden dieren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005;

9) 

“RASFF-netwerk”: het bij artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 in de vorm van een netwerk ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen voor kennisgevingen van risico’s als gedefinieerd in punt 8;

10) 

“AAC-netwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie en de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 door de lidstaten aangewezen verbindingsorganen voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van mededelingen tussen de bevoegde autoriteiten;

11) 

“voedselfraudenetwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie, Europol en de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 door de lidstaten aangewezen verbindingsorganen voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie betreffende kennisgevingen van voedselfraude als gedefinieerd in punt 21;

12) 

“netwerk voor waarschuwingen en samenwerking”: een netwerk dat bestaat uit de RASFF-, AAC- en voedselfraudenetwerken;

13) 

“centraal contactpunt”: een contactpunt dat bestaat uit de RASFF- en AAC-contactpunten in elke lidstaat, die zich al dan niet fysiek in dezelfde administratieve eenheid bevinden;

14) 

“kennisgeving van niet-naleving”: kennisgeving in iRASFF van een geval van niet-naleving dat geen risico vormt in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 106, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van niet-ernstige risico’s voor de diergezondheid en risico’s voor de plantgezondheid of het dierenwelzijn;

15) 

“waarschuwingskennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een ernstig direct of indirect risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 dat snel optreden door een ander lid van het RASFF-netwerk vereist of zou kunnen vereisen;

16) 

“informatieve kennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een ernstig direct of indirect risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 dat geen snel optreden door een ander lid van het RASFF-netwerk vereist;

17) 

“informatieve kennisgeving voor follow-up”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat in een ander land dat lid is van het RASFF-netwerk in de handel is of kan worden gebracht;

18) 

“informatieve kennisgeving ter attendering”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat:

i) 

alleen in het kennisgevende land van het lid van het netwerk aanwezig is, of

ii) 

niet in de handel is gebracht, of

iii) 

niet meer in de handel is;

19) 

“nieuwskennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 die afkomstig is uit een informele bron, ongeverifieerde informatie bevat of betrekking heeft op een nog ongeïdentificeerd product;

20) 

“kennisgeving van afkeuring aan de grens”: kennisgeving in iRASFF van een door een risico als gedefinieerd in punt 8 ingegeven afkeuring van een partij, container of lading levensmiddelen, materialen die met levensmiddelen in contact komen of diervoeders als bedoeld in artikel 50, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 178/2002;

21) 

“kennisgeving van voedselfraude”: een kennisgeving van niet-naleving in iRASFF betreffende vermoedelijk doelbewust handelen door ondernemingen of personen met als doel kopers te misleiden en daaruit onrechtmatig voordeel te halen, in strijd met de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels;

22) 

“oorspronkelijke kennisgeving”: een kennisgeving van niet-naleving, waarschuwingskennisgeving, informatieve kennisgeving, nieuwskennisgeving, kennisgeving van voedselfraude of een kennisgeving van afkeuring aan de grens;

23) 

“vervolgkennisgeving” een kennisgeving in iRASFF met aanvullende informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving;

24) 

“verzoek”: een verzoek om administratieve bijstand in iRASFF op grond van een oorspronkelijke kennisgeving of een vervolgkennisgeving, waarmee de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 104 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625 mogelijk wordt gemaakt;

25) 

“antwoord”: een antwoord op een verzoek om administratieve bijstand in iRASFF op grond van een oorspronkelijke kennisgeving of een vervolgkennisgeving, waarmee de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 104 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625 mogelijk wordt gemaakt;

26) 

“kennisgevend lid van een netwerk of contactpunt”: het lid van een netwerk of het contactpunt dat een kennisgeving tot een ander lid van een netwerk of contactpunt richt;

27) 

“lid van een netwerk of contactpunt waaraan kennisgeving wordt gedaan”: het lid van een netwerk of het contactpunt waartoe een ander lid van een netwerk of contactpunt een kennisgeving richt;

28) 

“lid van een netwerk of contactpunt waartoe een verzoek wordt gericht”: het lid van een netwerk of het contactpunt waartoe een ander lid van een netwerk of contactpunt een kennisgeving richt teneinde een antwoord te ontvangen;

29) 

“ADIS”: het geautomatiseerde systeem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie, dat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429 door de Commissie moet worden gecreëerd en beheerd;

30) 

“ADIS-netwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de werking van ADIS;

31) 

“Europhyt”: het door de Commissie in te voeren elektronische kennisgevingssysteem voor het indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken door de lidstaten als bedoeld in artikel 103 van Verordening (EU) 2016/2031, dat in verbinding moet staan en compatibel moet zijn met het Imsoc;

32) 

“Europhyt-kennisgeving van een uitbraak”: een in Europhyt in te dienen kennisgeving van een van de volgende situaties:

a) 

de officieel bevestigde aanwezigheid op het grondgebied van de Unie van een EU-quarantaineorganisme als bedoeld in artikel 11, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) 2016/2031;

b) 

de officieel bevestigde aanwezigheid van een plaagorganisme dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

c) 

de aanwezigheid op het grondgebied van de Unie, of het onmiddellijke gevaar van binnendringen en verspreiden in het grondgebied van de Unie, van een plaagorganisme dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

d) 

de officieel bevestigde aanwezigheid van een beschermdgebiedquarantaineorganisme als bedoeld in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

33) 

“Europhyt-kennisgeving van een onderschepping”: een in Traces in te dienen kennisgeving in het geval van situatie zoals beschreven in artikel 11, eerste alinea, onder c), artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 46, lid 4, artikel 49, lid 6, tweede, derde en vierde alinea, artikel 53, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 77, lid 2, en artikel 95, lid 5, van Verordening (EU) 2016/2031;

34) 

“Europhyt-netwerk van onderscheppingen”: het netwerk voor de kennisgeving van Europhyt-onderscheppingen, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

35) 

“Europhyt-netwerk van uitbraken”: het netwerk voor de werking van Europhyt, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

36) 

“Traces”: het geautomatiseerde systeem voor de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten, zoals bedoeld in artikel 133, lid 4, van Verordening (EU) 2017/625;

37) 

“Traces-netwerk”: het netwerk voor de werking van Traces, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

38) 

“elektronische handtekening”: een elektronische handtekening als gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

39) 

“geavanceerde elektronische handtekening”: een elektronische handtekening die voldoet aan de technische specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506;

40) 

“gekwalificeerde elektronische handtekening”: een gekwalificeerde elektronische handtekening als gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

41) 

“geavanceerd elektronisch zegel”: een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de technische specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506;

42) 

“gekwalificeerd elektronisch zegel”: een gekwalificeerd elektronisch zegel als gedefinieerd in artikel 3, punt 27, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

43) 

“gekwalificeerde elektronische tijdstempel”: een gekwalificeerde elektronische tijdstempel als gedefinieerd in artikel 3, punt 34, van Verordening (EG) nr. 910/2014;

44) 

“controlepunt”: een controlepunt als bedoeld in artikel 53, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625;

45) 

“controle-eenheid”: een eenheid die beschikt over de technologie en uitrusting die nodig is voor de efficiënte werking van de desbetreffende component en die daartoe als volgt is aangewezen:

a) 

“centrale controle-eenheid” voor de centrale bevoegde autoriteit van een lidstaat;

b) 

“regionale controle-eenheid” voor de regionale bevoegde autoriteit van een lidstaat;

c) 

“lokale controle-eenheid” voor de lokale bevoegde autoriteit van een lidstaat.

Hoofdstuk 2

Algemene beginselen en gegevensbescherming

Artikel 3

Imsoc-componenten

1.  Het Imsoc bestaat uit de volgende componenten:

a) 

iRASFF;

b) 

ADIS;

c) 

Europhyt;

d) 

Traces.

2.  De in lid 1 vermelde componenten functioneren in overeenstemming met de in dit hoofdstuk vastgelegde algemene beginselen en voorschriften inzake gegevensbescherming.

Artikel 4

Componenten, netwerken en contactpunten

1.  Elke component omvat een netwerk waar de Commissie deel van uitmaakt.

2.  Leden van het netwerk wijzen ten minste één contactpunt aan en stellen het contactpunt van de Commissie in kennis van die aanwijzing en de desbetreffende contactgegevens. Zij stellen het contactpunt van de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele veranderingen in dit verband.

3.  Het contactpunt van de Commissie houdt een lijst van contactpunten bij en stelt die lijst aan alle leden van het netwerk ter beschikking.

4.  De Commissie richt een bestuursstructuur op voor het aansturen van de ontwikkeling van, het vaststellen van prioriteiten voor en het toezicht op een juiste uitvoering van het Imsoc. Die bestuursstructuur bestaat uit:

a) 

een beheersraad voor de algemene werking, in samenwerking met de lidstaten, waarin, ten minste één keer per jaar, de prioriteiten voor en de ontwikkeling van elke component worden besproken;

b) 

subgroepen binnen die beheersraad waarin de prioriteiten voor en de ontwikkeling van de specifieke functies van elke component regelmatig worden besproken.

Artikel 5

Eigendom van en verantwoordelijkheden voor gegevens, informatie en documenten

1.  Elk lid van een netwerk is eigenaar van en verantwoordelijk voor de gegevens, informatie en documenten die door zijn contactpunt of de onder zijn verantwoordelijkheid werkende gebruikers in de desbetreffende component zijn ingevoerd of geproduceerd.

2.  Elke ondertekenaar, bevoegde autoriteit waartoe een ondertekenaar behoort of bevoegde autoriteit die een elektronisch zegel creëert, is eigenaar van en verantwoordelijk voor het deel van de documenten die hij in Traces ondertekent of verzegelt.

3.  Indien meer dan één ondertekenaar een document in Traces ondertekenen, is elke ondertekenaar eigenaar van en verantwoordelijk voor het deel van het document dat hij ondertekent.

Artikel 6

Verbindingen tussen componenten

1.  Verbindingen tussen componenten worden gericht op:

a) 

het aanvullen van gegevens, informatie of documenten in een of meer componenten door gegevens, informatie of documenten die reeds in een andere component aanwezig zijn, en

b) 

de verstrekking van relevante en actuele informatie aan netwerkleden zodat zij netwerktaken kunnen uitvoeren zoals in deze verordening voor elk van de componenten voorgeschreven, en

c) 

het ondersteunen en uitvoeren van de procedures voor:

i) 

de vaststelling en wijziging van de frequentie van de overeenstemmingscontroles en de materiële controles van zendingen van de in artikel 47, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde categorieën dieren en goederen;

ii) 

de toepassing van de vastgestelde frequentie van de overeenstemmingscontroles en de materiële controles van zendingen van de in de punten d), e) en f) van dat artikel bedoelde categorieën dieren en goederen;

iii) 

de gecoördineerde uitvoering van de verscherpte officiële controles door bevoegde autoriteiten in gevallen van een vermoeden van niet-naleving als bedoeld in artikel 65, lid 6, van die verordening.

2.  De in lid 1 bedoelde verbindingen bestaan uit verbindingen tussen:

a) 

iRASFF en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende kennisgevingen van afkeuring aan de grens en gemeenschappelijke gezondheidsdocumenten;

b) 

Europhyt en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen;

c) 

iRASFF, Europhyt en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende de antecedenten van de exploitant ten aanzien van de naleving van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

Artikel 7

Elektronische gegevensuitwisseling tussen componenten en andere elektronische systemen

1.  Gegevensuitwisselingen tussen het Imsoc en andere elektronische systemen, waaronder de nationale systemen van de lidstaten:

a) 

worden gebaseerd op internationale normen die relevant zijn voor de component, in XML-, CMS- of PDF-formaat;

b) 

gebruiken de specifieke nomenclaturen en werkingsregels waarin in de desbetreffende component wordt voorzien.

2.  De Commissie verstrekt de lidstaten:

a) 

de frequentie van de in artikel 6, lid 1, onder c), i), bedoelde identiteitscontroles en materiële controles;

b) 

de frequentie en het resultaat van de gecoördineerde uitvoering van de in artikel 6, lid 1, onder c), iii), bedoelde verscherpte controles door de bevoegde autoriteiten;

c) 

de in lid 1, onder b), bedoelde nomenclaturen en werkingsregels.

3.  In samenwerking met de lidstaten stelt de Commissie een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau op waarin het onderhoud van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de desbetreffende component en andere elektronische systemen, waaronder de nationale systemen van de lidstaten, wordt bepaald.

Artikel 8

Rechten en plichten van de Commissie

1.  De Commissie draagt zorg voor de werking, het onderhoud, de ondersteuning en alle benodigde actualisering of ontwikkeling van de software en de IT-infrastructuur van de componenten.

2.  De Commissie heeft toegang tot alle gegevens, informatie en documenten in elke component teneinde toezicht te houden op de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten die daarin worden ingevoerd of geproduceerd, ter identificatie van activiteiten die niet voldoen of niet lijken te voldoen aan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels, en die

a) 

vertakkingen in meer dan een lidstaat hebben of kunnen hebben, of

b) 

in meer dan een lidstaat plaatshebben of plaats lijken te hebben.

Artikel 9

Voorwaarden voor de verlening van gedeeltelijke toegang tot het Imsoc aan derde landen en internationale organisaties

1.  Na ontvangst van een naar behoren met redenen omklede aanvraag kan de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, aan de bevoegde autoriteit van een derde land of een internationale organisatie gedeeltelijke toegang verlenen tot de functies van een of meer componenten en tot specifieke gegevens, informatie en documenten die daarin zijn ingevoerd of geproduceerd, op voorwaarde dat de aanvrager aantoont dat hij, wat de desbetreffende component(en) betreft, aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) 

hij heeft het juridische en operationele vermogen om onverwijld de bijstand te verlenen die nodig is voor een goede werking van de component waartoe om gedeeltelijke toegang is verzocht;

b) 

hij heeft daartoe een contactpunt aangewezen.

2.  De in lid 1 bedoelde gedeeltelijke toegang omvat geen toegang tot persoonsgegevens die worden verwerkt in de component(en) waartoe de gedeeltelijke toegang is verleend.

3.  Gedeeltelijke toegang kan bij wijze van afwijking van lid 2 toegang tot persoonsgegevens omvatten indien het derde land of de internationale organisatie die de aanvraag heeft ingediend, voldoet aan de bij de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 vastgestelde voorwaarden voor de rechtmatige overdracht van persoonsgegevens.

Artikel 10

Verwerking van persoonsgegevens

1.  Persoonsgegevens worden verwerkt in elke component met het oog op de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten. De persoonsgegevens behoren tot een van de volgende categorieën:

a) 

contactpunten, exploitanten, importeurs, exporteurs, vervoerders en laboratoriumtechnici, indien de persoonsgegevens door de Unie-wetgeving vereist zijn;

b) 

de gebruikers van elke component.

2.  Bij de verwerking van persoonsgegevens krachtens deze verordening voldoen de lidstaten aan Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 en de Commissie aan Richtlijn (EU) 2018/1725.

Artikel 11

Verantwoordelijken voor gegevensverwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid

1.  De Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten delen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gegevensverwering in elke component.

2.  De Commissie:

a) 

stelt de technische middelen vast waarmee de betrokkenen hun rechten kunnen uitoefenen, past deze toe, en zorgt ervoor dat die rechten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725;

b) 

zorgt voor de beveiliging van de gegevensverwerking in elke component krachtens artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1725;

c) 

stelt de categorieën werknemers van de Commissie en externe dienstverleners vast waaraan al dan niet toegang tot de componenten mag worden verleend;

d) 

zorgt ervoor dat inbreuken in verband met persoonsgegevens van de componenten overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2018/1725 aan de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming worden gemeld en overeenkomstig artikel 35 van die verordening aan de betrokkene worden meegedeeld;

e) 

zorgt ervoor dat haar personeel en externe dienstverleners adequaat zijn opgeleid om hun taken te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

3.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten:

a) 

waarborgen de uitoefening van de rechten van de betrokkene in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en deze verordening;

b) 

waarborgen de beveiliging en vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 2, van Verordening (EU) 2016/679;

c) 

geven voor elke component aan welk personeel toegang heeft;

d) 

zorgen ervoor dat het personeel dat toegang heeft tot de componenten adequaat is opgeleid om zijn taken te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en, waar relevant, Richtlijn (EU) 2016/680.

4.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen met het oog op de vervulling van een of meer van de in lid 3 vermelde verplichtingen binnen een lidstaat verschillende gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken aanwijzen.

Hoofdstuk 3

Componenten, netwerken en contactpunten

AFDELING 1

iRASFF

Artikel 12

Voor de uitwisseling van bepaalde typen informatie verantwoordelijke verbindingsorganen

De lidstaten geven aan welke van de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie betreffende kennisgevingen van voedselfraude.

Artikel 13

Centraal contactpunt

1.  Het behoort tot de verantwoordelijkheid van het centrale contactpunt in elke lidstaat om:

a) 

doeltreffende regelingen op te zetten voor de soepele uitwisseling van relevante informatie met alle relevante bevoegde autoriteiten die binnen zijn bevoegdheidsgebied vallen, zodat kennisgevingen, verzoeken of antwoorden onmiddellijk naar de bevoegde autoriteit worden verzonden en er passend kan worden opgetreden, en de kennisgevingen, verzoeken en antwoorden in goede orde bij te houden;

b) 

zijn taken en verantwoordelijkheden vast te stellen, evenals die van de relevante bevoegde autoriteiten die binnen zijn bevoegdheidsgebied vallen, met betrekking tot het opstellen en verzenden van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden, en het beoordelen en verspreiden van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden van andere leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

2.  De lidstaten kunnen hun contactpunt voor het voedselfraudenetwerk opnemen in hun centrale contactpunt.

3.  Communicatie binnen het RASFF-netwerk vindt plaats via het centrale contactpunt.

Artikel 14

Taken van de leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking

1.  De leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking dragen zorg voor de efficiënte werking van de netwerken die binnen hun bevoegdheidsgebied vallen.

2.  Elk aangewezen contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking deelt gedetailleerde informatie over de personen die in het contactpunt actief zijn en hun contactgegevens mee aan de Commissie. Daartoe gebruiken de contactpunten het door de Commissie verstrekte model voor contactpuntinformatie.

3.  Contactpunten van het RASFF-netwerk zorgen ervoor dat er 24 uur per dag en zeven dagen per week een ambtenaar van dienst bereikbaar is voor spoedmededelingen.

Artikel 15

In iRASFF uitgewisselde informatie

1.  Uitwisselingen van informatie tussen contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking voor de toepassing van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en titel IV van Verordening (EU) 2017/625 worden uitsluitend verricht in iRASFF in de vorm van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden.

2.  De contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking vullen de desbetreffende velden van een kennisgeving in, om duidelijke identificatie van het product, risico’s, gevallen van niet-naleving of vermoede gevallen van fraude mogelijk te maken, traceerbaarheidsgegevens te verstrekken waar mogelijk en vast te stellen welke contactpunten verantwoordelijk zijn voor eventuele opvolging van een kennisgeving, antwoord of verzoek.

3.  Kennisgevingen kunnen worden verzonden in de vorm van oorspronkelijke kennisgevingen of vervolgkennisgevingen.

4.  In verzoeken en antwoorden wordt vermeld aan welk(e) contactpunt(en) van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking het verzoek of antwoord is gericht.

Artikel 16

Kennisgevingen van niet-naleving

1.  Contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking wisselen kennisgevingen van niet-naleving onverwijld uit, waarbij ten minste het volgende wordt vermeld:

a) 

de naam van de bevoegde autoriteit die de kennisgeving verwerkt, indien die verschilt van het contactpunt;

b) 

een beschrijving van de mogelijke niet-naleving;

c) 

waar dat mogelijk is de identiteit van de aan de mogelijke niet-naleving verbonden exploitanten;

d) 

nadere gegevens van de betrokken dieren of producten;

e) 

informatie betreffende vermoedelijke risico’s;

f) 

een vermelding of de kennisgeving verband houdt met een mogelijk geval van niet-naleving dat voorkomt uit frauduleuze praktijken.

2.  Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van niet-naleving onverwijld nadat deze is uitgewisseld.

Artikel 17

Waarschuwingskennisgevingen

1.  De contactpunten van het RASFF-netwerk zenden waarschuwingskennisgevingen onverwijld en in elk geval binnen 48 uur nadat het risico aan hen gemeld is, naar het contactpunt van de Commissie.

2.  Waarschuwingskennisgevingen omvatten alle beschikbare krachtens artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt. Het eventueel voorkomen van lacunes in deze informatie, mag echter geen reden zijn om een waarschuwingskennisgeving niet onverwijld te verzenden.

3.  Het contactpunt van de Commissie verifieert waarschuwingskennisgevingen en stuurt ze binnen 24 uur na ontvangst door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

4.  Wanneer waarschuwingskennisgevingen of follow-ups daarvan buiten kantoortijden van de Commissie worden verzonden, bellen de contactpunten van het RASFF-netwerk het noodnummer van het contactpunt van de Commissie, om door te geven dat er een kennisgeving is verzonden, en vermelden daarbij de landen van het RASFF-netwerk die erbij betrokken zijn. Het contactpunt van de Commissie informeert de betrokken contactpunten van het RASFF-netwerk telefonisch via hun noodnummers.

Artikel 18

Informatieve kennisgevingen

1.  De contactpunten van het RASFF-netwerk zenden informatieve kennisgevingen onverwijld naar het contactpunt van de Commissie.

2.  Informatieve kennisgevingen omvatten alle beschikbare bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt.

3.  Het contactpunt van de Commissie verifieert informatieve kennisgevingen en stuurt ze onverwijld door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 19

Nieuwskennisgevingen

1.  Contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking kunnen nieuwskennisgevingen indienen bij het contactpunt van de Commissie.

2.  Nieuwskennisgevingen omvatten alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie, indien beschikbaar.

3.  Het contactpunt van de Commissie verifieert nieuwskennisgevingen en stuurt ze onverwijld door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 20

Kennisgevingen van afkeuring bij de grens

1.  Contactpunten van het RASFF-netwerk verzenden kennisgevingen van afkeuring aan de grens onverwijld door naar contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

2.  Kennisgevingen van afkeuring aan de grens omvatten alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt.

3.  De in lid 2 bedoelde informatie wordt via Traces naar alle grenscontroleposten verzonden.

4.  Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van afkeuring aan de grens nadat deze is verzonden.

Artikel 21

Kennisgevingen van voedselfraude

1.  Contactpunten van voedselfraudenetwerken wisselen kennisgevingen van voedselfraude uit en vermelden daarbij ten minste:

a) 

alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie;

b) 

een beschrijving van de vermoedelijke frauduleuze praktijk;

c) 

waar dat mogelijk is de identiteit van de betrokken exploitanten;

d) 

of er lopende politie- of gerechtelijke onderzoeken naar de vermoede frauduleuze praktijk zijn;

e) 

eventuele instructies van de politiële of gerechtelijke autoriteit zodra die beschikbaar zijn en bekendgemaakt mogen worden.

2.  Contactpunten van het voedselfraudenetwerk stellen de contactpunten van het RASFF-netwerk onverwijld in kennis van informatie betreffende gezondheidsrisico’s.

3.  Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van voedselfraude onverwijld nadat deze is uitgewisseld.

Artikel 22

Vervolgkennisgevingen

1.  Indien een lid van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking beschikt over aanvullende informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving, verzenden de betrokken contactpunten onverwijld een vervolgkennisgeving naar dat netwerk.

2.  Indien een in lid 1 bedoeld contactpunt heeft verzocht om vervolginformatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving, wordt die informatie onverwijld en voor zover mogelijk verstrekt aan het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

3.  Indien een lid van het RASFF-netwerk overeenkomstig artikel 50, lid 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002 actie onderneemt naar aanleiding van de ontvangst van een oorspronkelijke kennisgeving, verzendt zijn contactpunt onmiddellijk een gedetailleerde vervolgkennisgeving naar het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

4.  Indien de in lid 3 bedoelde actie bestaat uit het vasthouden van een product en het terugsturen naar de verzender in het land van een ander lid van het RASFF-netwerk, dan:

a) 

verstrekt het lid van het netwerk dat de actie heeft ondernomen in een vervolgkennisgeving alle benodigde informatie over het teruggestuurde product, tenzij die informatie al volledig in de oorspronkelijke kennisgeving was opgenomen;

b) 

verstrekt het andere lid van het netwerk in een vervolgkennisgeving informatie over de ondernomen actie in verband met het teruggestuurde product.

5.  Indien een vervolgkennisgeving de classificatie van een oorspronkelijke kennisgeving verandert in een waarschuwings- of informatieve kennisgeving, dient het lid van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking, in afwijking van lid 1, die vervolgkennisgeving binnen de in artikel 17 of artikel 18 vastgelegde termijnen in bij het contactpunt van de Commissie, ter verificatie en verzending naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 23

Toegang tot kennisgevingen in iRASFF

1.  Alle leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking hebben toegang tot waarschuwingskennisgevingen, informatieve kennisgevingen, nieuwskennisgevingen en kennisgevingen van afkeuring aan de grens.

2.  Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben alleen de leden van het netwerk van waarschuwingen en samenwerking die kennisgeving doen, waaraan kennisgeving wordt gedaan of waartoe een verzoek wordt gericht, toegang tot de kennisgevingen van niet-naleving. Andere leden van het netwerk hebben evenwel toegang tot de in artikel 16, lid 1, onder a), b) en e) bedoelde informatie.

3.  Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben alleen de leden van het voedselfraudenetwerk die kennisgeving doen, waaraan kennisgeving wordt gedaan of waartoe een verozek wordt gericht, toegang tot kennisgevingen van voedselfraude.

Artikel 24

Verificatie en bekendmaking van kennisgevingen

1.  Bij de verificatie van kennisgevingen verifieert het contactpunt van de Commissie:

a) 

de volledigheid en de leesbaarheid van de kennisgeving;

b) 

de juistheid van de rechtsgrond waarop de kennisgeving is gebaseerd; als er sprake is van een risico, mag een onjuiste rechtsgrond de verzending van de kennisgeving echter niet verhinderen;

c) 

of een kennisgeving binnen het toepassingsgebied van het RASFF-netwerk valt;

d) 

of de essentiële informatie in de kennisgeving wordt verstrekt in een voor het contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking gemakkelijk te begrijpen taal;

e) 

de naleving van deze verordening;

f) 

of dezelfde exploitant en/of hetzelfde gevaar en/of hetzelfde land van oorsprong meer dan eens voorkomt/voorkomen.

2.  Bij wijze van afwijking van lid 1 omvat de verificatie van kennisgevingen van niet-naleving, voedselfraude en afkeuring aan de grens de punten b), c) en e) van dat lid.

3.  Zodra het contactpunt van de Commissie een kennisgeving overeenkomstig lid 1 of lid 2 heeft geverifieerd, kan het een samenvatting van de waarschuwingskennisgeving, de informatieve kennisgeving of de kennisgeving van afkeuring aan de grens of van niet-naleving bekendmaken, met informatie over de classificatie en de status van de kennisgeving, het product en het/de geconstateerd(e) risico(“s), het land van oorsprong, de landen waarin het product was verspreid, het kennisgevende lid van het netwerk, de grond voor de kennisgeving en de getroffen maatregelen.

4.  De Commissie publiceert jaarlijks een verslag over de in iRASFF verzonden kennisgevingen.

Artikel 25

Intrekking en wijziging van kennisgevingen

1.  Indien de te ondernemen actie gebaseerd lijkt te zijn op ongegronde informatie of indien de kennisgeving foutief is verzonden, kan elk contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking:

a) 

een kennisgevend contactpunt verzoeken om een kennisgeving van niet-naleving of voedselfraude of een vervolgkennisgeving in te trekken;

b) 

het contactpunt van de Commissie, met instemming van het kennisgevende contactpunt, verzoeken om een waarschuwingskennisgeving, een informatieve kennisgeving, een kennisgeving van afkeuring aan de grens of een nieuwskennisgeving in te trekken.

2.  Elk contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking kan verzoeken om wijziging van een kennisgeving met instemming van het kennisgevende contactpunt.

3.  Een vervolgkennisgeving wordt niet beschouwd als een wijziging van een kennisgeving en mag derhalve zonder instemming van andere netwerkleden worden verzonden, tenzij die vervolgkennisgeving de classificatie van de kennisgeving wijzigt.

Artikel 26

Sluiting van een kennisgeving en opslagperiode van persoonsgegevens

1.  Een kennisgeving wordt automatisch gesloten in iRASFF indien:

a) 

er geen, nog af te handelen verzoeken om opvolging zijn, of

b) 

alle verzoeken zijn beantwoord, of

c) 

er zes maanden na verzending van het laatste verzoek geen antwoord is ontvangen.

2.  Persoonsgegevens van gesloten kennisgevingen mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen.

Artikel 27

Uitwisseling van informatie met derde landen

1.  Indien een waarschuwingskennisgeving, een informatieve kennisgeving of een kennisgeving van afkeuring aan de grens betrekking heeft op een product dat afkomstig is uit of wordt verspreid naar een derde land dat geen toegang tot iRASFF of Traces heeft, stelt de Commissie dat derde land onverwijld in kennis.

2.  Indien een kennisgeving van niet-naleving of een kennisgeving van voedselfraude betrekking heeft op een product dat afkomstig is uit of wordt verspreid naar een derde land dat geen toegang tot iRASFF of Traces heeft, kan de Commissie dat derde land in kennis stellen.

Artikel 28

Noodregelingen voor iRASFF

1.  Indien iRASFF niet beschikbaar is:

a) 

bellen de contactpunten van het RASFF-netwerk het noodnummer van het contactpunt van de Commissie om door te geven dat er een e-mail betreffende een waarschuwingskennisgeving of een follow-up van een waarschuwingskennisgeving is verzonden. Het contactpunt van de Commissie informeert de contactpunten van het RASFF-netwerk die verantwoordelijk zijn voor de follow-up telefonisch via hun noodnummers;

b) 

wisselen de contactpunten van het AAC-netwerk informatie uit via e-mail;

c) 

wisselen de contactpunten van het voedselfraudenetwerk informatie over kennisgevingen van voedselfraude uit via e-mail;

d) 

wordt het mechanisme voor verzoeken en antwoorden niet geactiveerd door de onder b) en c) bedoelde uitwisselingen.

2.  Zodra de beschikbaarheid van iRASFF is hersteld, voeren de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking de buiten het systeem uitgewisselde informatie in iRASFF in.

AFDELING 2

ADIS

Artikel 29

ADIS-netwerk

1.  Elk lid van het ADIS-netwerk mag meer dan één contactpunt aanwijzen voor indiening in ADIS van

a) 

meldingen van uitbraken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/429;

b) 

verslagen zoals voorzien in artikel 20 van Verordening (EU) 2016/429.

2.  Elk contactpunt van het ADIS-netwerk houdt in ADIS een lijst bij van meldings- en rapportageregio’s die door zijn lidstaat zijn vastgesteld met het oog op de melding en rapportage als voorzien in artikel 19 en artikel 20 van Verordening (EU) 2016/429 en actualiseert deze lijst.

AFDELING 3

Europhyt

Artikel 30

Europhyt-netwerk

Elk lid van het Europhyt-netwerk wijst de volgende contactpunten aan:

a) 

een contactpunt dat verantwoordelijk is voor het indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken in het Europhyt-netwerk van uitbraken;

b) 

een contactpunt dat verantwoordelijk is voor:

i) 

het houden van toezicht op het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen, overeenkomstig artikel 33, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen;

ii) 

het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen bij de desbetreffende derde landen en internationale organisaties, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen;

iii) 

het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die in de Unie worden verhandeld.

Artikel 31

Toegang tot Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen

Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, heeft alleen het betrokken Europhyt-netwerk toegang tot de Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen.

Artikel 32

Indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken in het Europhyt-netwerk van uitbraken

1.  De contactpunten van het Europhyt-netwerk dienen niet later dan acht werkdagen na de datum van officiële bevestiging door een verantwoordelijke instantie van de aanwezigheid van een plaagorganisme als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 1, en artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, een kennisgeving van een uitbraak in Europhyt in die ten minste de in de punten 1.1, 1.3, 2.1, 2.2, 3.1, 4.1, 5.1, 5.2, 6.4 en 8 van bijlage I bij deze verordening bedoelde informatie bevat.

2.  Indien de aanwezigheid van een plaagorganisme officieel wordt bevestigd overeenkomstig lid 1, omvat de kennisgeving eveneens de in punt 5.6 van bijlage I bedoelde informatie.

3.  De contactpunten van het netwerk dienen niet later dan dertig dagen na de desbetreffende in lid 1 bedoelde datum een kennisgeving in Europhyt in die de informatie in de punten 1.2, 3.2, 4.2, 4.3, 4.4, 5.3 tot en met 5.6, 6.1, 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7, 7.1 tot en met 7.6, 9 en 10 van bijlage I bevat.

4.  Contactpunten van het Europhyt-netwerk actualiseren de in de leden 1 en 3 bedoelde kennisgevingen zodra zij nieuwe relevante informatie die zij ter beschikking hebben gekregen, hebben geverifieerd, of zodra de bevoegde autoriteit nieuwe maatregelen heeft genomen.

Artikel 33

Gebruik van Traces voor de indiening van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen

1.  De officiële plantgezondheidsfunctionaris die overeenkomstig artikel 55, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 beslissingen neemt over zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen, dient Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen over die zendingen binnen twee werkdagen na de onderschepping van die zendingen in Traces in.

2.  De in lid 1 bedoelde kennisgevingen omvatten de volgende elementen:

a) 

de in het in artikel 40, lid 1, onder c), bedoelde GGB te vermelden informatie;

b) 

aanvullende informatie over de met betrekking tot de zending te nemen maatregelen;

c) 

informatie over de opgelegde quarantaine;

d) 

eventuele nadere informatie over de onderschepping, indien beschikbaar.

3.  Contactpunten van het Europhyt-netwerk dienen Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen over zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die in de Unie worden verhandeld binnen twee werkdagen na de onderschepping van die zendingen in Traces in. Die kennisgevingen bevatten de in lid 2 bedoelde informatie.

Artikel 34

Opslagperiode van persoonsgegevens voor Europhyt-kennisgevingen van uitbraken

Persoonsgegevens uit Europhyt-kennisgevingen van uitbraken mogen niet langer dan tien jaar in Europhyt worden opgeslagen.

AFDELING 4

Traces

Artikel 35

Traces-netwerk

1.  Onverminderd artikel 4, lid 2, wijst elk lid van het Traces-netwerk een of meer contactpunten aan voor de functies als voorzien in artikel 132, onder d), en artikel 133 van Verordening (EU) 2017/625 of in andere Unie-wetgeving die betrekking heeft op Traces.

2.  Contactpunten die worden aangewezen voor de indiening van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen worden eveneens geacht contactpunten voor die functies in Traces te zijn.

Artikel 36

Toegang tot gegevens, informatie en documenten in Traces

1.  Elke exploitant heeft toegang tot de gegevens, informatie of documenten die hij in Traces verwerkt, produceert of verzendt.

2.  Elke bevoegde autoriteit heeft toegang tot de gegevens, informatie of documenten die onder haar bevoegdheidsgebied in Traces worden verwerkt, geproduceerd of verzonden, door haar eigen personeel of door de exploitanten die in Traces onder haar beheer staan.

3.  Indien meer dan één bevoegde autoriteit gegevens, informatie of documenten in Traces verwerkt, produceert of verzendt, krijgen die autoriteiten toegang tot alle desbetreffende gegevens, informatie en documenten.

4.  Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben entiteiten die niet hebben bijgedragen aan de verwerking, productie of verzending van gegevens, informatie of documenten in Traces of niet betrokken zijn bij het desbetreffende verhandelen of verkeer, geen toegang tot die gegevens, informatie of documenten.

5.  Bij wijze van afwijking van lid 4 hebben bevoegde autoriteiten toegang tot gegevens, informatie en documenten betreffende een overeenkomstig artikel 66, lid 5, van Verordening (EU) 2017/625 in Traces geregistreerd besluit om de binnenkomst van een zending te weigeren of gebod om actie te ondernemen.

Artikel 37

Uitwisselingen tussen Traces en andere elektronische systemen

1.  Gegevensuitwisselingen tussen Traces en andere elektronische systemen, waaronder nationale systemen van de lidstaten, verlopen gelijktijdig en wederzijds en worden gebaseerd op UN/CEFACT-, IPPC- en OIE-normen.

2.  Bij gegevensuitwisselingen tussen Traces en de nationale systemen van de lidstaten wordt gebruikgemaakt van de in Traces verstrekte referentiegegevens.

Artikel 38

Samenwerking tussen autoriteiten in de lidstaten in verband met zendingen die de Unie binnenkomen

1.  Met het oog op de in artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bepaalde samenwerking hebben de douaneautoriteiten van de lidstaten toegang tot gegevens, informatie en documenten met betrekking tot dieren en goederen die uit derde landen de Unie binnenkomen en tot besluiten die worden genomen op grond van de overeenkomstig titel II, hoofdstuk V, van die verordening verrichte officiële controles, via:

a) 

Traces of de nationale systemen van hun lidstaten, of

b) 

de EU-éénloketfaciliteit voor douane, die is gebaseerd op het elektronische douanesysteem als bedoeld in Beschikking nr. 70/2008/EG en is verbonden met Traces.

2.  Indien de in lid 1 bedoelde toegang niet beschikbaar is, zorgen de lidstaten er onverwijld voor dat hun douaneautoriteiten en bevoegde autoriteiten de desbetreffende gegevens, informatie en documenten tijdig met elkaar uitwisselen.

Artikel 39

Afgifte van elektronische officiële certificaten en gebruik van elektronische handtekeningen

1.  Elektronische officiële certificaten voor zendingen dieren of goederen die de Unie binnenkomen, voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a) 

zij zijn afgegeven in een van de volgende systemen:

i) 

Traces;

ii) 

een nationaal systeem van een lidstaat

iii) 

het elektronische certificeringssysteem van een derde land of internationale organisatie dat in staat is om gegevens uit te wisselen met Traces;

iv) 

het elektronische certificeringssysteem van een derde land of internationale organisatie dat in staat is om gegevens uit te wisselen met een nationaal systeem van een lidstaat;

b) 

zij zijn door een gemachtigde functionaris ondertekend met een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

c) 

zij zijn voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, of van de gekwalificeerde elektronische handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger daarvan;

d) 

zij maken gebruik van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel.

2.  Indien elektronische officiële certificaten worden afgegeven overeenkomstig lid 1, onder a), iii) of iv), wordt de uitwisseling van gegevens in Traces of het nationale systeem van de lidstaten erkend door middel van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit van het derde land, of de geavanceerde of gekwalificeerde handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger ervan.

In die gevallen is de in lid 1, onder b), vermelde handtekening van de gemachtigde functionaris niet vereist.

3.  De Commissie wordt vooraf in kennis gesteld van de afgifte van elektronische officiële certificaten overeenkomstig lid 1, onder a), iv).

4.  De bevoegde autoriteit aanvaardt de overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 1, van Verordening (EU) 2016/2031 voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie vereiste elektronische fytosanitaire certificaten alleen wanneer die certificaten zijn afgegeven overeenkomstig lid 1, onder a), i) of iii) van dit artikel.

Artikel 40

Vorm van het GGB en instructies voor de indiening en het gebruik ervan

1.  Het GGB bevat gegevens voor de in bijlage II, deel 1, van deze verordening bepaalde informatie en wordt gebruikt door de exploitant en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 56, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 in een van de volgende vormen, afhankelijk van de categorie van de zending als vastgesteld in artikel 47, lid 1, van die verordening:

a) 

een GGB-A dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling A, bij deze verordening, voor zendingen van dieren:

i) 

als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii) 

die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan de in artikel 47, lid 1, onder e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen;

b) 

een GGB-P dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling B, bij deze verordening, voor zendingen van producten:

i) 

als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii) 

die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen;

c) 

een GGB-PP dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling C, bij deze verordening, voor zendingen van:

i) 

planten, plantaardige producten en ander materiaal als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii) 

planten, plantaardige producten en andere materialen die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan een van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen, of

iii) 

specifieke planten, plantaardige producten en ander materiaal met een bepaalde oorsprong of herkomst waarvoor een minimumniveau van officiële controles noodzakelijk is teneinde erkende eenvormige gevaren en risico’s voor de plantgezondheid aan te pakken overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/66;

d) 

een GGB-D dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling D, bij deze verordening, voor zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan een van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen of voorwaarden.

2.  De in lid 1 vermelde GGB’s worden:

a) 

opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat van binnenkomst;

b) 

naar behoren ingevuld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat van binnenkomst volgens de voetnoten van bijlage II, deel 1, bij deze verordening, door:

i) 

de voor de zending verantwoordelijke exploitant, wat de informatie over de gegevens van de zending betreft, zoals beschreven in deel I van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage;

ii) 

de bevoegde autoriteit bij de grenscontrolepost of het controlepunt, wat de informatie over het besluit over de zending betreft, zoals beschreven in deel II van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage;

iii) 

de bevoegde autoriteit bij de grenscontrolepost van het punt van uitgang of de eindbestemming, of door de lokale bevoegde autoriteit, wat betreft de informatie over de vervolgmaatregelen die met betrekking tot de zending zijn genomen nadat daarover een besluit is genomen, zoals beschreven in deel III van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage.

3.  Bij wijze van afwijking van lid 2, onder a), mag een lidstaat ermee instemmen dat een GGB wordt opgesteld in een andere officiële EU-taal dan die van de lidstaat van binnenkomst.

Artikel 41

Gebruik van een elektronisch GGB

1.  Een exploitant of een bevoegde autoriteit die een GGB in elektronische vorm gebruikt, doet dat via een van de volgende systemen:

a) 

Traces, mits het GGB:

i) 

door de voor de zending verantwoordelijke exploitant met zijn/haar elektronische handtekening is ondertekend;

ii) 

door de certificerende functionaris bij de grenscontroleposten of controlepunten is ondertekend met zijn/haar geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

iii) 

is voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, en

iv) 

is verzegeld door Traces met een geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel;

b) 

het nationale systeem van een lidstaat, mits het GGB:

i) 

door de voor de zending verantwoordelijke exploitant met zijn/haar elektronische handtekening is ondertekend;

ii) 

door de certificerende functionaris bij de grenscontroleposten of controlepunten is ondertekend met zijn/haar geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

iii) 

is voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, en

iv) 

ten laatste naar Traces wordt verzonden op het moment dat het besluit wordt genomen op basis van de officiële controles en de verzending is verzegeld met het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit.

2.  Traces erkent de in lid 1, onder b), iv), bedoelde verzending met het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel.

3.  Elk van de in de leden 1 en 2 bedoelde vereiste stappen worden voorzien van een gekwalificeerd elektronisch tijdstempel.

Artikel 42

Opslagperioden van elektronische certificaten en GGB’s en persoonsgegevens daarin

1. 

Met het oog op het behoud van de integriteit van overeenkomstig artikel 39 respectievelijk artikel 41 afgegeven certificaten en GGB’s worden relevante gegevens met betrekking tot elektronische handtekeningen, elektronische zegels, tijdstempels en elektronische uitwisselingen gedurende ten minste drie jaar door Traces en de nationale systemen van de lidstaten opgeslagen.

2. 

Persoonsgegevens uit de in lid 1 bedoelde certificaten en GGB’s mogen niet langer dan tien jaar door Traces en de nationale systemen van de lidstaten worden opgeslagen.

3. 

Persoonsgegevens uit de in artikel 33, lid 2, bedoelde Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen mogen niet langer dan tien jaar door Traces worden opgeslagen.

Artikel 43

Lijst van controle-eenheden

Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces een lijst bij van controle-eenheden die zijn lidstaat heeft aangewezen voor de toepassing van Traces en actualiseert deze lijst.

Artikel 44

Lijst van grenscontroleposten en controlepunten

1.  Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces een lijst bij van grenscontroleposten en controlepunten die zijn lidstaat heeft aangewezen overeenkomstig artikel 59, lid 1, respectievelijk artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 met het oog op de uitvoering van officiële controles van een of meer van de in artikel 47, lid 1, van die verordening bedoelde categorieën dieren of goederen, en actualiseert deze lijst.

2.  Het in lid 1 bedoelde contactpunt voert informatie in Traces in met betrekking tot elk(e) aangewezen grenscontrolepost en controlepunt, en gebruikt daarbij:

a) 

de in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1014 van de Commissie ( 1 ) opgenomen vormen om de in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde informatie te verstrekken;

b) 

de in bijlage II bij die uitvoeringsverordening opgenomen afkortingen en specificaties.

Artikel 45

Lijst van inrichtingen

1.  Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces actuele lijsten bij van:

a) 

door zijn lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 852/2004 erkende levensmiddelenbedrijven;

b) 

door zijn lidstaat overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 erkende of geregistreerde inrichtingen, bedrijven en exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verwerken.

2.  Het in lid 1 bedoelde contactpunt voert in Traces informatie in met betrekking tot elke in dat lid bedoelde inrichting met gebruikmaking van de technische specificaties voor de vorm van de lijsten van inrichtingen die door de Commissie is verstrekt.

3.  De Commissie ondersteunt de lidstaten bij het via haar website of via Traces openbaar maken van de in lid 1 bedoelde lijsten.

Artikel 46

Noodregelingen voor Traces en de nationale systemen van de lidstaten in geval van al dan niet geplande niet-beschikbaarheid

1.  Contactpunten van het Traces-netwerk houden een openbaar register bij op het internet dat een invulbaar model bevat van alle documenten die overeenkomstig deze verordening in Traces of in de nationale systemen van de lidstaten kunnen worden afgegeven.

2.  Indien een nationaal systeem van een lidstaat, Traces of een van de functies daarvan gedurende langer dan een uur niet beschikbaar zijn, kunnen de gebruikers ervan een invulbaar uitgeprint of elektronisch model gebruiken, zoals bedoeld in lid 1, om informatie te registreren en uit te wisselen.

3.  Zodra de beschikbaarheid van de in lid 2 bedoelde systemen en functies is hersteld, produceren de gebruikers de krachtens deze verordening vereiste elektronische documenten met gebruikmaking van de volgens lid 2 geregistreerde informatie.

4.  Indien een nationaal systeem van een lidstaat, Traces of een van de functies daarvan niet beschikbaar is, kunnen de lidstaten tijdelijk alle benodigde documenten produceren en in het beschikbare systeem elektronisch uitwisselen en zijn de verplichtingen inzake Traces-functies niet van toepassing. De Commissie en de eigenaren van de nationale systemen voeren een grootschalige ad-hocuitwisseling van die documenten uit zodra de beschikbaarheid is hersteld.

5.  Overeenkomstig de leden 2 en 4 geproduceerde documenten worden voorzien van de tekst “geproduceerd volgens noodregeling”.

6.  De Commissie informeert de gebruikers via Traces twee weken van tevoren van de geplande niet-beschikbaarheid, de duur ervan en de reden ervoor.

HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

Artikel 47

Intrekkingen

1.  Richtlijn 94/3/EG, de Beschikkingen 92/486/EEG, 2003/24/EG, 2003/623/EG, 2004/292/EG, 2004/675/EG en 2005/123/EG, Verordening (EU) nr. 16/2011 en Uitvoeringsbesluiten 2014/917/EU, (EU) 2015/1918 en (EU) 2018/1553 worden ingetrokken met ingang van 14 december 2019.

2.  Verwijzingen naar die ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 48

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019, met uitzondering van hoofdstuk 3, deel 2, dat van toepassing is met ingang van 21 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Inhoud van in artikel 32 bedoelde kennisgevingen

1.  Algemene informatie

1.1. Titel — voer de wetenschappelijke benaming van het desbetreffende plaagorganisme in, zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 1, en artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, alsook de plaats en of het een eerste aanwezigheid betreft of niet. De wetenschappelijke benaming moet overeenkomen met:

1) 

de wetenschappelijke benaming van het plaagorganisme, in voorkomend geval met inbegrip van de pathovar, of

2) 

indien punt 1) niet van toepassing is, de door een internationale organisatie goedgekeurde wetenschappelijke benaming, met inbegrip van de pathovar en de naam van die organisatie, of

3) 

indien noch punt 1) noch punt 2) van toepassing is, de wetenschappelijke benaming uit de meest betrouwbare informatiebron, met een verwijzing naar die bron.

U kunt een toelichting bijvoegen.

1.2. Samenvatting — een samenvatting van de gegevens van de punten 3 t/m 7.

1.3. Vermeld een van de volgende opties:

1) 

gedeeltelijke kennisgeving overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2;

2) 

kennisgeving overeenkomstig artikel 32, lid 3;

3) 

actualisering van een kennisgeving overeenkomstig artikel 32, lid 4;

4) 

aantekening inzake de beëindiging van de genomen maatregelen en de redenen daarvoor.

2.  Centrale autoriteit en verantwoordelijke personen

2.1. Naam van de kennisgevende centrale autoriteit — vermeld de woorden “kennisgeving door”, gevolgd door de naam van de centrale autoriteit en de lidstaat ervan.

2.2. Officiële contactpersoon bij de centrale instantie — vermeld de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon die door de centrale instantie als officiële contactpersoon voor de kennisgeving is aangewezen. Wanneer meer dan één persoon wordt vermeld, vermeld dan de redenen daarvoor.

3.  Plaats waar het plaagorganisme aanwezig is

3.1. Geef een zo specifiek mogelijke aanduiding van de plaats waar het betrokken plaagorganisme aanwezig is, en vermeld daarbij ten minste de relevante administratieve regio (gemeente, stad, provincie enz.).

3.2. Voeg een of meer kaarten van de plaats toe.

4.  Reden voor kennisgeving, status van de plaag in het gebied en de betrokken lidstaat

4.1. Vermeld een van de volgende opties:

1) 

eerste bevestigde of vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de betrokken lidstaat;

2) 

bevestigde of vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme in een deel van het grondgebied van de betrokken lidstaat waar de aanwezigheid voordien onbekend was. (Vermeld, in voorkomend geval, dat het plaagorganisme verscheen in een deel van het grondgebied waar had voordien aanwezig was geweest, maar was uitgeroeid.)

4.2. Status van de plaag in het gebied ( 2 ) waarin het plaagorganisme is aangetroffen, na officiële bevestiging — kies een of meer van de volgende opties, en licht de gekozen optie(s) toe:

1) 

aanwezig in alle delen van het gebied;

2) 

alleen in bepaalde delen van het gebied aanwezig;

3) 

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardplanten worden geteeld;

4) 

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

5) 

aanwezig: indammingsprogramma loopt;

6) 

aanwezig: lage prevalentie;

7) 

niet aanwezig: plaagorganisme aangetroffen maar uitgeroeid;

8) 

niet aanwezig: plaagorganisme aangetroffen maar niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

9) 

van voorbijgaande aard (de aanwezigheid van het plaagorganisme zal in het gebied zal naar verwachting niet van blijvende aard zijn): maatregelen niet noodzakelijk;

10) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

11) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

12) 

overig.

4.3. Status van de plaag in de betrokken lidstaat vóór officiële bevestiging van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme — vermeld, in een toelichting, een of meer van de volgende elementen:

1) 

aanwezig in alle delen van de lidstaat;

2) 

alleen in bepaalde delen van de lidstaat aanwezig;

3) 

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardgewassen worden geteeld;

4) 

aanwezig: seizoensgebonden;

5) 

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

6) 

aanwezig: indammingsprogramma loopt (in het geval dat uitroeiing onmogelijk is);

7) 

aanwezig: lage prevalentie;

8) 

niet aanwezig: geen gegevens over het plaagorganisme;

9) 

niet aanwezig: plaagorganisme uitgeroeid;

10) 

niet aanwezig: plaagorganisme niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

11) 

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme ongeldig;

12) 

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme onbetrouwbaar;

13) 

niet aanwezig: enkel onderschept;

14) 

van voorbijgaande aard: maatregelen niet noodzakelijk;

15) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

16) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

17) 

overig.

4.4. Status van de plaag in de betrokken lidstaat na officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme — vermeld, in een toelichting, een of meer van de volgende elementen:

1) 

aanwezig in alle delen van de lidstaat;

2) 

alleen in bepaalde delen van de lidstaat aanwezig;

3) 

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardgewassen worden geteeld;

4) 

aanwezig: seizoensgebonden;

5) 

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

6) 

aanwezig: indammingsprogramma loopt (in het geval uitroeiing onmogelijk is);

7) 

aanwezig: lage prevalentie;

8) 

niet aanwezig: plaagorganisme uitgeroeid;

9) 

niet aanwezig: plaagorganisme niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

10) 

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme ongeldig;

11) 

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme onbetrouwbaar;

12) 

niet aanwezig: enkel onderschept;

13) 

van voorbijgaande aard: maatregelen niet noodzakelijk;

14) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

15) 

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

16) 

overig.

5.  Vaststelling, bemonstering, testen en bevestiging van het plaagorganisme

5.1. Hoe de aanwezigheid van het plaagorganisme werd vastgesteld of het vermoeden van de aanwezigheid ontstond — vermeld een van de volgende opties:

1) 

officieel onderzoek naar het plaagorganisme;

2) 

onderzoek dat verband hield met een bestaande of uitgeroeide uitbraak van een plaagorganisme;

3) 

fytosanitaire inspecties (alle typen);

4) 

inspectie in verband met het traceren in beide richtingen van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme;

5) 

officiële inspectie voor andere dan fytosanitaire doeleinden;

6) 

door exploitanten, laboratoria of anderen ingediende informatie;

7) 

wetenschappelijke informatie;

8) 

overig.

U kunt verdere opmerkingen toevoegen als vrije tekst of door bijvoeging van documenten.

Indien u kiest voor optie 8) is een nadere toelichting vereist.

Vermeld bij inspecties de data, een beschrijving van de methode (met inbegrip van details van visuele of andere controles), een beknopte beschrijving van de plaats van inspectie en de bevindingen, en voeg beeldmateriaal toe.

Bij opties 3) en 4) moet de datum van de inspectie(s) worden vermeld, evenals een beschrijving van de inspectiemethode (met inbegrip van details van visuele of andere controles). U kunt een beknopte beschrijving geven van de plaats van de inspectie en de bevindingen, en beeldmateriaal toevoegen.

5.2. Datum van bevinding — vermeld de datum waarop de verantwoordelijke officiële instantie de aanwezigheid van het plaagorganisme heeft vastgesteld, het vermoeden ervan kreeg of voor het eerst over het verschijnen ervan was ingelicht. Indien het plaagorganisme werd aangetroffen door een andere persoon dan de verantwoordelijke officiële instantie, vermeld dan de datum waarop het werd aangetroffen en de datum waarop die persoon de verantwoordelijke officiële instantie daarvan in kennis stelde.

5.3. Bemonstering voor laboratoriumanalyse — verstrek, indien van toepassing, informatie over de bemonstering voor laboratoriumanalyse, met inbegrip van de datum, methode en omvang van het monster. Voeg eventueel beeldmateriaal toe.

5.4. Laboratorium — vermeld, indien van toepassing, de naam en het adres van het/de bij de identificatie van het plaagorganisme betrokken laboratorium/a.

5.5. Diagnosemethode — vermeld een van de volgende opties:

1) 

op grond van een aan collegiale toetsing onderworpen protocol — (vermeld een duidelijke verwijzing naar het desbetreffende protocol en, in voorkomend geval, eventuele afwijkingen daarvan);

2) 

anders (vermeld de methode).

5.6. Datum van officiële bevestiging van de identiteit van het plaagorganisme.

6.  Informatie over het aangetaste gebied en de ernst en oorsprong van de uitbraak

6.1. Omvang en afbakening van het aangetaste gebied — vermeld een of meer van de volgende opties (schattingen zijn toegestaan, maar moeten vergezeld gaan van een verklaring waarom het niet mogelijk is een exact antwoord te geven):

1) 

oppervlak van het aangetaste gebied (m2, ha, km2);

2) 

aantal aangetaste planten (stuks);

3) 

volume van aangetaste plantaardige producten (tonnen, m3);

4) 

belangrijkste gps-coördinaten of andere specifieke beschrijving (bv. territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) van Eurostat, geografische codes (geocodes) of luchtfoto’s) om de grenzen van het gebied aan te geven.

6.2. Kenmerken van het aangetaste gebied en de omgeving daarvan — vermeld een of meer van de volgende opties:

1) 

In de open lucht — productiegebied

1.1) 

veld (landbouwgrond, weidegrond),

1.2) 

boomgaard/wijngaard,

1.3) 

kwekerij,

1.4) 

bos.

2) 

In de open lucht — overig

2.1) 

privétuin,

2.2) 

openbare locaties,

2.3) 

beschermd gebied,

2.4) 

wilde planten in andere dan beschermde gebieden,

2.5) 

overige (gelieve te specificeren).

3) 

besloten omgeving

3.1) 

broeikas,

3.2) 

andere kas;

3.3) 

privéterrein (anders dan een kas),

3.4) 

openbare locaties (anders dan een kas),

3.5) 

overige (gelieve te specificeren).

Vermeld voor elke optie of de aantasting betrekking heeft op een of meer van de volgende producten:

— 
voor opplant bestemde planten;
— 
overige planten;
— 
plantaardige producten, of
— 
andere materialen.

6.3. Waardplanten in het aangetaste gebied en de omgeving daarvan — vermeld de wetenschappelijke benaming van de waardplanten in het gebied, overeenkomstig punt 6.4. U kunt aanvullende informatie geven over de dichtheid van waardplanten, onder verwijzing naar teeltwijzen, specifieke kenmerken van de habitats, of informatie over vatbare plantaardige producten die in het gebied worden geproduceerd.

6.4. Aangetaste planten, plantaardige producten en andere materialen — vermeld de wetenschappelijke benaming van de aangetaste waardplanten. U kunt het plantenras vermelden en, voor plantaardige producten, in voorkomend geval, het soort product.

6.5. In het gebied aanwezige vectoren — vermeld, in voorkomend geval, een van de volgende opties:

1) 

de wetenschappelijke benaming van de vectoren, ten minste op geslachtsniveau, of

2) 

indien punt 1) niet van toepassing is, de door een internationale organisatie goedgekeurde wetenschappelijke benaming en de naam van die organisatie, of

3) 

indien noch punt 1) noch punt 2) van toepassing is, vermelding van de wetenschappelijke benaming uit de meest betrouwbare informatiebron, met een verwijzing naar die bron. U kunt aanvullende informatie geven over de dichtheid van de vectoren of de kenmerken van planten die van belang zijn voor de vectoren.

6.6. Ernst van de uitbraak — beschrijf de huidige omvang van de aantasting, de symptomen en de schade. Voeg waar mogelijk voorspellingen toe zodra deze beschikbaar zijn.

6.7. Bron van de uitbraak — vermeld, naargelang van het geval, de bevestigde introductieroute van het plaagorganisme in het gebied of — indien in afwachting van een dergelijke bevestiging — van de vermoedelijke introductieroute. U kunt verdere informatie toevoegen over de bevestigde of mogelijke oorsprong van het plaagorganisme.

7.  Officiële fytosanitaire maatregelen

7.1. Vaststelling van officiële fytosanitaire maatregelen — vermeld een van de volgende opties en licht toe:

1) 

er zijn officiële fytosanitaire maatregelen getroffen in de vorm van chemische, biologische of fysieke behandelingen;

2) 

er zijn officiële fytosanitaire maatregelen getroffen, doch niet in de vorm van een chemische, biologische of fysieke behandeling;

3) 

er zullen officiële fytosanitaire maatregelen worden getroffen;

4) 

een besluit over officiële fytosanitaire maatregelen moet nog worden genomen;

5) 

geen officiële fytosanitaire maatregelen (verklaar waarom).

Indien er sprake is van een afgebakend gebied, vermeld dan bij de opties 1), 2), en 3), of de maatregelen binnen of buiten dat gebied zijn of zullen worden genomen.

7.2. Datum vaststelling van officiële fytosanitaire maatregelen (vermeld voor eventuele tijdelijke maatregelen de verwachte duur ervan).

7.3. Identificatie van het gebied waarop de officiële fytosanitaire maatregelen van toepassing zijn — vermeld de methode voor het vaststellen van het gebied waarop de officiële fytosanitaire maatregelen van toepassing zijn. Voeg resultaten toe van de verrichte onderzoeken.

7.4. Doel van de officiële fytosanitaire maatregelen — vermeld een van de volgende opties:

1) 

uitroeiing;

2) 

indamming (in het geval uitroeiing onmogelijk is).

7.5. Maatregelen die gevolgen hebben voor het goederenverkeer — vermeld een van de volgende opties:

1) 

de maatregelen hebben gevolgen voor de invoer of het verkeer van goederen in de Unie (beschrijf de maatregelen);

2) 

de maatregelen hebben geen gevolgen voor de invoer of het verkeer van goederen in de Unie.

7.6. Specifieke onderzoeken — indien onderzoeken zijn verricht in het kader van officiële fytosanitaire maatregelen, beschrijf dan de methodologie, de duur en het toepassingsgebied ervan.

8.  Beoordeling van het risico op schadelijke organismen

Vermeld een van de volgende opties:

1) 

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen is niet vereist (voor de schadelijke organismen die zijn bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), of die zijn onderworpen aan maatregelen als bedoeld in artikel 30, lid 1, tweede alinea, vanVerordening (EU) 2016/2031);

2) 

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen, of een voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen, wordt uitgewerkt;

3) 

een voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen is beschikbaar — beschrijf de voornaamste conclusies en voeg de voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen bij of vermeld waar de beoordeling kan worden geraadpleegd;

4) 

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen is beschikbaar — beschrijf de voornaamste conclusies en voeg de beoordeling van het risico op schadelijke organismen bij of vermeld waar die beoordeling kan worden geraadpleegd.

9. Voeg links naar relevante websites en andere informatiebronnen toe.

10.  Vermeld of sommige of alle in de punten 1.1 , 1.3 , 3.1 , 4.1 tot en met 4.4 , 5.1 tot en met 5.6 , 6.1 tot en met 6.7 , 7.1 tot en met 7.6 en 8 vermelde gegevens naar de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee verzonden moeten worden.




BIJLAGE II

Gemeenschappelijke gezondheidsdocumenten van binnenkomst (GGB’s)

DEEL 1

GGB-gegevens en toelichtingen

Algemeen

De in deel 1 gespecificeerde gegevens vormen de nomenclaturen voor de elektronische versie van het GGB.

Alle gegevens of vakken zijn van toepassing op de GGB-modellen in deel 2, tenzij in de Uniewetgeving anders is aangegeven of bepaald.

Papieren exemplaren van een elektronisch GGB moeten een uniek machineleesbaar optisch etiket dragen dat naar de elektronische versie verwijst.

Van de vakken I.20 tot en met I.26 en II.9 tot en met II.16 moet telkens één vak worden geselecteerd; selecteer voor elk vak één optie.

Als in een vak meerdere opties kunnen worden geselecteerd, worden in de elektronische versie van het GGB alleen de door u geselecteerde opties weergegeven.

Als een vak niet verplicht is, wordt de inhoud ervan weergegeven als doorgehaalde tekst.

De volgorde van de vakken in de GGB-modellen in deel 2 en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief.

Als een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel.

Bij de verwerking van de in de GGB’s opgenomen persoonsgegevens voldoen de lidstaten aan Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 en de Commissie aan Verordening (EU) 2018/1725.



DEEL I — OMSCHRIJVING VAN DE ZENDING

Vak

Beschrijving

I.1

Verzender/exporteur

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode (1) van de natuurlijke of rechtspersoon die de zending verstuurt. Deze persoon moet in een derde land gevestigd zijn, met uitzondering van bepaalde, in de Uniewetgeving vastgelegde gevallen, waarin de persoon in een lidstaat gevestigd mag zijn.

I.2

GGB-referentie

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen en in de vakken II.2 en III.2 wordt herhaald.

I.3

Lokale referentie

 

Vermeld de door de bevoegde autoriteit toegewezen unieke alfanumerieke code.

I.4

Grenscontrolepost/controlepunt/controle-eenheid

 

Selecteer de naam van de grenscontrolepost of het controlepunt.

Vermeld de plaats van inspectie, indien van toepassing.

Vermeld in het geval van een volgend GGB-P voor een niet-conforme zending de naam van de controle-eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije zone of het speciaal erkende douane-entrepot.

I.5

Code van de/het grenscontrolepost/controlepunt/controle-eenheid

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen aan de grenscontrolepost, het controlepunt of de controle-eenheid.

I.6

Geadresseerde/importeur

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon voor wie de zending bestemd is, en die wordt vermeld op, bijvoorbeeld, officiële certificaten, officiële verklaringen of andere documenten, zoals in het derde land afgegeven documenten van commerciële aard. Indien deze persoon dezelfde is als de in vak I.8 vermelde persoon, wordt dit vak automatisch ingevuld door het Imsoc, aan de hand van de in dat vak vermelde informatie.

Dit vak is optioneel in geval van overlading of doorvoer.

I.7

Plaats van bestemming

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de plaats waar de zending wordt geleverd voor de laatste lossing. Indien dit adres hetzelfde is als het in vak I.6 vermelde adres, wordt dit vak automatisch ingevuld door het Imsoc, aan de hand van de in dat vak vermelde informatie.

Deze plaats moet zich in een lidstaat bevinden, ook in geval van doorvoer, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 44, van Verordening (EU) 2017/625, met opslag van goederen. In geval van doorvoer zonder opslag van goederen, wordt het derde land van bestemming vermeld in vak I.22.

Vermeld in voorkomend geval ook het registratie- of erkenningsnummer van de inrichting van bestemming.

Vermeld voor zendingen die bij de grenscontrolepost worden opgesplitst de grenscontrolepost als plaats van bestemming op het eerste GGB. Vermeld in volgende GGB’s de plaats van bestemming voor elk deel van de opgesplitste zending.

Vermeld voor zendingen die naar een controlepunt worden overgebracht het controlepunt als plaats van bestemming. Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.20 vermelde informatie.

Indien zendingen worden vervoerd naar een inrichting voor verder vervoer, is de plaats van bestemming alleen vereist indien deze verschilt van de inrichting voor verder vervoer.

I.8

Voor de zending verantwoordelijke exploitant

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon in de lidstaat die voor de zending verantwoordelijk is op het ogenblik dat zij op de grenscontrolepost wordt aangeboden en die als of namens de importeur de nodige declaraties bij de bevoegde autoriteit doet. Deze exploitant kan dezelfde zijn als de in vak I.6 vermelde exploitant en moet dezelfde zijn als de in vak I.35 vermelde exploitant.

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld.

Vermeld in geval van een volgend GGB de naam en het adres van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbieden van de zending voor verdere officiële controles bij de volgende plaats.

Vermeld in geval van een volgend GGB-P voor niet-conforme zendingen de naam en het adres van de persoon die verantwoordelijk is voor de procedures na opslag in het entrepot.

I.9

Begeleidende documenten

 

Selecteer de soort vereiste begeleidende documenten: bv. officiële certificaten, officiële verklaringen, vergunningen of andere documenten, waaronder documenten van commerciële aard.

Vermeld de unieke code van de begeleidende documenten en het land van afgifte. Vermelding van de datum van afgifte is facultatief. Indien het officiële certificaat in het Imsoc is geproduceerd, vermeld dan de unieke alfanumerieke code in vak I.2a van het officiële certificaat.

Referentienummers commerciële documenten: vermeld, bijvoorbeeld, het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

I.10

Voorafgaande kennisgeving

 

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aankomst bij het plaats van binnenkomst waar de grenscontrolepost zich bevindt.

GGB-D/GGB-PP

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aankomst bij het controlepunt in geval van een volgend GGB voor overbrenging naar een controlepunt.

I.11

Land van oorsprong

 

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

GGB-A

Vermeld het land van verblijf tijdens de vereiste verblijfsperiode die is vermeld op het bijgevoegde officiële certificaat.

Vermeld voor geregistreerde paarden die opnieuw in de Unie worden binnengebracht na tijdelijke uitvoer voor een periode van minder dan 30, 60 of 90 dagen voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties in bepaalde derde landen, het land van waaruit zij het laatst zijn verzonden.

GGB-P

Vermeld het land waar de producten zijn geproduceerd, gefabriceerd of verpakt (voorzien van een etiket met het identificatiemerk).

Vermeld voor producten die opnieuw in de Unie worden binnengebracht als bedoeld in artikel 77, lid 1, onder h), van Verordening (EU) 2017/625 of die naar de Unie terugkeren na doorvoer door derde landen (zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 44, onder b), van die verordening) de lidstaat van oorsprong.

GGB-PP

Vermeld het (de) land(en) van oorsprong waar de planten, plantaardige producten of materialen zijn geteeld, geproduceerd, opgeslagen of verwerkt, zoals aangegeven op het fytosanitaire certificaat.

GGB-D

Vermeld het land van oorsprong van de goederen of het land waarin ze zijn geteeld, geoogst of geproduceerd.

I.12

Regio van oorsprong

 

Indien overeenkomstig de Uniewetgeving regionalisatiemaatregelen van toepassing zijn op dieren of goederen, vermeld dan de code van de goedgekeurde regio’s, zones of compartimenten. Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

GGB-PP

Indien het land van oorsprong bepaalde gebieden als officieel vrij van een bepaald plaagorganisme heeft verklaard, vermeld dan het gebied van oorsprong van de plant, het plantaardige product of de andere materialen.

I.13

Vervoermiddelen

 

Selecteer een van de volgende vervoermiddelen voor dieren of goederen die bij de grenscontrolepost aankomen en vermeld het identificatiemiddel:

— vliegtuig (vermeld het vluchtnummer);

— vaartuig (vermeld de naam en het nummer van het vaartuig);

— treinwagon (vermeld de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer);

— wegvoertuig (vermeld het kentekennummer en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger).

Selecteer in het geval van een veerboot “vaartuig” en vermeld de identificatiegegevens van de wegvoertuigen met het kentekennummer (en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger), en de naam van de te gebruiken veerboot.

GGB-PP

Identificatie van het vervoermiddel is niet vereist.

I.14

Land van verzending

 

GGB-P/GGB-PP/GGB-D

Vermeld het land waar de goederen zijn geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie zijn gebracht. In sommige gevallen waar de goederen vóór binnenkomst in de Unie door meer dan één land worden vervoerd (driehoeksvervoer), kan dit het derde land zijn waarin het officiële certificaat is afgegeven.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-A.

I.15

Inrichting van oorsprong

 

Vermeld, indien dat in de Uniewetgeving vereist is, de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de inrichting(en) van oorsprong.

Vermeld, indien dat in de Uniewetgeving vereist is, het registratienummer of erkenningsnummer ervan.

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

I.16

Vervoersomstandigheden

 

GGB-P/GGB-D

Vermeld de categorie van de vereiste temperatuur tijdens het vervoer (omgevingstemperatuur, gekoeld, bevroren), indien van toepassing. Er mag slechts één categorie worden geselecteerd.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-A en GGB-PP.

I.17

Containernummer/zegelnummer

 

Vermeld, indien van toepassing, het containernummer en het zegelnummer (er kunnen meerdere nummers worden vermeld).

Vermeld voor een officieel zegel het in het officiële certificaat vermelde officiële zegelnummer en selecteer “officieel zegel” of vermeld een ander, in de begeleidende documenten aangegeven zegel.

I.18

Gecertificeerd als of voor

 

Selecteer het doel van het vervoer van de dieren, het beoogde gebruik van de goederen of de categorie zoals gespecificeerd in het officiële certificaat (indien vereist) of het commerciële document:

GGB-A:

fokken/productie, mesten, geconsigneerde inrichtingen, honden/katten/fretten (of indien meer dan vijf honden/katten/fretten voor niet-commerciële doeleinden worden vervoerd), sierwaterdieren, slachthuis, quarantaine, geregistreerde paardachtigen, heruitzetting (alleen voor aquacultuurdieren), reizend circus/dierennummers, tentoonstellingen, populatieherstel of overig.

GGB-P:

menselijke consumptie, diervoeder, farmaceutisch gebruik, technisch gebruik, handelsmonster, verdere verwerking of overig.

GGB-D:

menselijke consumptie, menselijke consumptie na verdere behandeling, diervoeder, monster of demonstratiemateriaal voor tentoonstellingen, of overig.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-PP.

I.19

Conformiteit van de goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer “conform” indien de goederen voldoen aan de in artikel 1, lid 2, onder a) en d), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

Selecteer “niet-conform” indien de goederen:

— niet voldoen aan de in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels, en

— voldoen aan de in punt d) van dat artikel bedoelde regels,en

— niet zijn bestemd om in de handel te worden gebracht.

I.20

Voor overlading/overbrenging/verder vervoer naar

 

GGB-A (verder vervoer)

Vermeld de naam en de ISO-landcode van het derde land van bestemming indien de dieren in hetzelfde vaartuig of vliegtuig blijven en bestemd zijn voor rechtstreekse verzending naar een derde land zonder een andere haven of luchthaven in de Unie aan te doen.

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost in de Unie waar de dieren voor verdere officiële controles heenreizen in hetzelfde vaartuig of vliegtuig.

GGB-P (overlading)

Vermeld de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode indien de producten op een ander vaartuig of vliegtuig worden overgeladen en bestemd zijn voor rechtstreekse verzending naar een derde land zonder een andere haven of luchthaven in de Unie aan te doen.

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost in de Unie waar de producten voor verdere officiële controles worden overgeladen.

GGB-PP (overlading/overbrenging)

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost of het volgende controlepunt in de Unie waarin de goederen voor verdere officiële controles worden overgeladen respectievelijk overgebracht.

GGB-D (overbrenging)

Vermeld de naam van het controlepunt in de Unie waarin de goederen voor verdere officiële controles worden overgebracht indien de zending wordt geselecteerd voor overeenstemmingscontroles en materiële controles.

I.21

Voor verder vervoer

 

GGB-PP/GGB-D

Vermeld de goedgekeurde inrichting voor verder vervoer waarheen de zending wordt vervoerd nadat het bij de grenscontrolepost is geselecteerd voor overeenstemmingscontroles en materiële controles.

I.22

Voor doorvoer naar

 

Vermeld de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode.

Vermeld de naam van de grenscontrolepost van uitreis voor niet-conforme zendingen die het grondgebied van de Unie doorkruisen over de weg, per spoor of over het water (externe doorvoer).

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

I.23

Voor de interne markt

 

Selecteer dit vak indien de zending bestemd is om in de Unie in de handel te worden gebracht.

I.24

Voor niet-conforme goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer het type bestemming waar de zending zal worden geleverd en vermeld, indien van toepassing, het registratienummer: speciaal erkend douane-entrepot, vrije zone of vaartuig (vermeld de naam ervan en de haven van levering).

I.25

Voor opnieuw binnenbrengen

 

GGB-A:

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen in de Unie van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer voor een periode van minder dan 30, 60 of 90 dagen voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties in bepaalde derde landen.

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen van dieren van oorsprong uit en terugkerend naar de Unie nadat een derde land de binnenkomst ervan heeft geweigerd

GGB-P/GGB-PP

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen van goederen van oorsprong uit en terugkerend naar de Unie nadat een derde land de binnenkomst ervan heeft geweigerd

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

I.26

Voor tijdelijke toelating

 

Dit vak heeft alleen betrekking op GGB-A en is alleen van toepassing op geregistreerde paarden.

Punt van uitreis — vermeld de grenscontrolepost van uitreis.

Datum van uitreis — vermeld de datum van uitreis (minder dan 90 dagen na de toelating).

I.27

Vervoermiddelen na grenscontrolepost/opslag

 

Dit vak mag worden ingevuld na voorafgaande kennisgeving, en is verplicht voor:

— dieren die vallen onder Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (2) (GGB-A);

— goederen die zijn bestemd voor overlading, rechtstreekse doorvoer, monitoring, opnieuw binnenbrengen of levering bij alle gecontroleerde bestemmingen, met inbegrip van inrichtingen voor verder vervoer of controlepunten, indien officiële controles zijn vereist (GGB-P, GGB-PP, GGB-D);

— niet-conforme goederen in doorvoer (GGB-P).

Selecteer een van de volgende vervoermiddelen: vliegtuig, vaartuig, trein of wegvoertuig (zie toelichting in vak I.13).

GGB-PP

Indien het containernummer wordt vermeld in vak I.17 is vermelding van het vervoermiddel niet vereist.

I.28

Vervoerder

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A indien vak I.27 wordt gebruikt.

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon die voor het vervoer verantwoordelijk is.

Vermeld het registratie- of erkenningsnummer, indien van toepassing.

I.29

Datum van vertrek

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A indien vak I.27 wordt gebruikt.

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het vertrek uit de grenscontrolepost.

I.30

Journaal

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A en heeft betrekking op de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005.

I.31

Beschrijving van de zending

 

Invullen op basis van bv. officiële certificaten, officiële attesten, verklaringen of andere documenten, waaronder documenten van commerciële aard, voor een toereikende beschrijving van de goederen op basis waarvan zij geïdentificeerd kunnen worden en de vergoedingen kunnen worden berekend, bv. met de code en titel van de gecombineerde nomenclatuur (GN), Taric-code, EPPO-code, soort (taxonomische informatie), nettogewicht (kg).

Vermeld in geval van sperma, eicellen en embryo’s het aantal rietjes.

Vermeld, naargelang van het geval, de aard en het aantal verpakkingen, het type van de verpakking (volgens de UN/CEFACFT-normen), het partijnummer, het individuele identificatienummer, het paspoortnummer en het productsoort.

Voer in geval van een volgend GGB de hoeveelheid goederen in zoals die in het vorige GGB was vermeld.

GGB-P:

Selecteer “eindverbruiker” indien producten zijn verpakt voor eindverbruikers.

I.32

Totaal aantal verpakkingen

 

Vermeld het totale aantal verpakkingen in de zending, indien van toepassing.

I.33

Totale hoeveelheid

 

GGB-A:

Vermeld het totale aantal dieren, indien van toepassing.

GGB-P:

Vermeld het totale aantal rietjes met sperma, eicellen en embryo’s, indien van toepassing.

GGB-PP/GGB-D:

Vermeld het aantal stuks of het volume, indien van toepassing.

I.34

Totaal nettogewicht/totaal brutogewicht (kg)

 

Dit is het totale nettogewicht (d.w.z. de massa van de dieren of goederen zelf, zonder de onmiddellijke containers en alle andere verpakkingen), automatisch door het Imsoc berekend op basis van de in vak I.31 ingevoerde informatie.

Vermeld het totale brutogewicht (d.w.z. de totale massa van de dieren of goederen plus de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers of andere transportmiddelen). Dit vak is niet vereist voor GGB-PP.

I.35

Verklaring

 

De verklaring moet worden ondertekend door de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de zending en kan worden aangepast volgens het gebruikte GGB:

Ondergetekende, de voor de hierboven omschreven zending verantwoordelijke exploitant, verklaart dat, voor zover hij weet, de in deel I van dit document opgenomen verklaringen waar en volledig zijn en verbindt zich tot de naleving van de wettelijke voorschriften van Verordening (EU) 2017/625 betreffende officiële controles, inclusief betaling voor officiële controles, alsook voor terugzending van zendingen, voor quarantaine of isolatie van de dieren, of zo nodig de kosten van euthanasie en vernietiging.

Handtekening (hierdoor verbindt de ondertekenaar zich ertoe ook teruggezonden zendingen in doorvoer die geen toegang krijgen tot een derde land, terug te nemen).

DEEL II — CONTROLES

Vak

Beschrijving

II.1.

Vorig GGB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen aan het GGB dat wordt gebruikt wanneer een zending wordt opgesplitst of in het geval van overlading (indien officiële controles worden uitgevoerd), vervanging, annulering of overbrenging naar een controlepunt.

II.2

GGB-referentie

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

II.3

Documentencontrole

 

Omvat controles van naleving van nationale voorschriften voor dieren en goederen waarvoor niet alle voorwaarden voor binnenkomst in de Unie door de Uniewetgeving zijn gereguleerd.

II.4

Overeenstemmingscontrole

 

Selecteer “Ja” of Nee”.

GGB-A

Selecteer “Nee” indien de dieren hun reis over zee of door de lucht in hetzelfde vaartuig of vliegtuig voortzetten voor verder vervoer van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost en de officiële controles bij de volgende grenscontrolepost moeten worden voltooid.

GGB-P

Selecteer “Nee” indien goederen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost worden overgeladen.

GGB-PP

Selecteer “Nee” indien goederen worden overgebracht naar een controlepunt of van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost worden overgeladen.

Selecteer “Nee” indien controle met verminderde frequentie volstaat of geen overeenstemmingscontrole nodig is.

GGB-D

Selecteer “Nee” indien goederen worden overgebracht naar een controlepunt.

II.5

Materiële controle

 

Selecteer “Ja” of Nee”.

GGB-A

Dit omvat het resultaat van het klinische onderzoek en het sterfte- en ziektecijfer van de dieren.

Selecteer “Nee” indien de dieren hun reis over zee of door de lucht in hetzelfde vaartuig of vliegtuig voortzetten voor verder vervoer van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost in overeenstemming met de Uniewetgeving en de officiële controles bij de volgende grenscontrolepost moeten worden voltooid.

GGB-P

Selecteer “Verminderde frequentie” indien de zending, overeenkomstig de krachtens artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels, niet is geselecteerd voor een materiële controle maar wordt geacht naar behoren te zijn gecontroleerd met enkel een documentencontrole en een overeenstemmingscontrole.

Selecteer “Overige” indien het procedures voor opnieuw binnenbrengen, monitoring of doorvoer betreft. Dit heeft ook betrekking op dieren en goederen die worden overgeladen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost overeenkomstig de krachtens artikel 51, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels.

GGB-PP

Selecteer “Verminderde frequentie” indien de zending, overeenkomstig de krachtens artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels, niet is geselecteerd voor een materiële controle of een overeenstemmingscontrole maar wordt geacht naar behoren te zijn gecontroleerd met enkel een documentencontrole.

Selecteer “Overige” indien het procedures voor opnieuw binnenbrengen, monitoring of doorvoer betreft. Dit heeft ook betrekking op goederen die worden overgeladen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost overeenkomstig de krachtens artikel 51, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels.

GGB-D

Selecteer “Nee” indien de goederen worden overgebracht naar een controlepunt.

II.6

Laboratoriumtests

 

Selecteer “Ja” indien een test is uitgevoerd.

Test: selecteer de categorie van de stof of de pathogeen waarvoor een laboratoriumtest is uitgevoerd.

— selecteer “Steekproef” indien de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat. Niet selecteren indien er een monster van de zending wordt genomen voor laboratoriumtests die zijn beschreven in andere opties in dit vak;

— selecteer “Vermoeden” indien wordt vermoed dat de dieren en goederen niet voldoen aan de Uniewetgeving en bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat;

— selecteer “Noodmaatregelen” indien er noodmatregelen van toepassing zijn op de dieren en goederen, en de dieren en goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat, tenzij verder vervoer is toegelaten.

Testresultaten:

— selecteer “Nog niet beschikbaar” indien de zending de grenscontrolepost mag verlaten in afwachting van het testresultaat;

— selecteer “Toereikend” of “Niet-toereikend” indien het testresultaat beschikbaar is.

GGB-P

Selecteer “Vereist” indien bemonstering is vereist overeenkomstig de Uniewetgeving en de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat.

Selecteer “Verscherpte controles” indien de krachtens artikel 65, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels betreffende de procedures voor verscherpte controles van toepassing zijn op de dieren en goederen en de dieren en goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat.

GGB-PP

Selecteer “Bemonstering van latente infecties” indien bemonstering is vereist overeenkomstig de Uniewetgeving en de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat.

GGB-D

Selecteer “Tijdelijke uitbreiding van de controles” indien er maatregelen op de goederen van toepassing zijn waarvoor tijdelijk meer officiële controles vereist zijn (artikel 47, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625) en de goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat, tenzij verder vervoer is toegelaten.

II.7

Controle op het welzijn

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A.

Selecteer “Nee” indien de levende dieren niet bij de in vak I.4 vermelde grenscontrolepost zijn gelost en overgeladen naar een andere grenscontrolepost, en geen controle op het welzijn hebben ondergaan.

Selecteer “Toereikend” of “Niet-toereikend” indien de resultaten van de controle van de dieren en de vervoersomstandigheden beschikbaar zijn.

II.8

Gevolgen van het vervoer voor de dieren

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A.

Vermeld het aantal gestorven dieren, niet voor vervoer geschikte dieren, geboorten en abortussen (d.w.z. hoeveel vrouwtjes tijdens het vervoer jongen hebben geworpen of een miskraam hebben gehad).

Geef voor dieren die in grote aantallen worden verzonden (bv. eendagskuikens, vissen of weekdieren) eventueel een schatting van het aantal niet voor vervoer geschikte of dode dieren.

II.9

Toelaatbaar voor overlading/overbrenging/verder vervoer naar

 

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor overlading/overbrenging/verder vervoer.

Overlading is niet van toepassing op GGB-A en GGB-D.

II.10

Toelaatbaar voor verder vervoer

 

GGB-PP/GGB-D

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor verder vervoer.

II.11

Toelaatbaar voor doorvoer

 

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor doorvoer.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

II.12

Toelaatbaar voor de interne markt

 

Selecteer dit vak indien de resultaten van de officiële controles gunstig zijn, ongeacht of de dieren of goederen bij de grens of op een later tijdstip in de Unie onder de douaneregeling “vrijgave voor het vrije verkeer” zijn geplaatst.

GGB-A

Indien het in de handel brengen van de dieren onder bijzondere voorwaarden (zoals bepaald in de nationale of Uniewetgeving) is toegestaan, vermeld dan de gecontroleerde bestemming: slachthuis, geconsigneerde inrichting, quarantaine of lokaal gebruik.

GGB-P

Selecteer het gebruik van het product.

Vul vak II.18 in voor dierlijke bijproducten die verder moeten worden verwerkt, maar waarop geen overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen voorwaarden voor de monitoring van het vervoer van toepassing zijn.

GGB-D

Selecteer het gebruik van het product: menselijke consumptie, diervoeder of anders.

II.13

Toelaatbaar voor monitoring

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A en GGB-P en heeft betrekking op een zending die volgens de overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen voorwaarden wordt gemonitord.

II.14

Toelaatbaar voor niet-conforme goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer de gecontroleerde bestemming: speciaal erkend douane-entrepot, vrije zone of vaartuig.

II.15

Toelaatbaar voor tijdelijke toelating

 

Dit vak heeft alleen betrekking op GGB-A en is alleen van toepassing op geregistreerde paarden.

Selecteer dit vak om de toegang van de dieren op het grondgebied van de Unie toe te laten tot en met de datum in vak I.26.

II.16

Niet toelaatbaar

 

Dit vak heeft betrekking op zendingen waarvoor het resultaat van de officiële controles niet-toereikend was en de binnenkomst in de Unie is geweigerd. Vermeld de datum waarop de actie moet worden ondernomen.

GGB-A

Selecteer “Euthanasie” indien het vlees van de dieren niet voor menselijke consumptie in aanmerking komt.

Selecteer “Terugzending” indien de dieren zijn teruggezonden.

Selecteer “Slacht” indien het vlees van de dieren na een gunstig advies van de inspectie voor menselijke consumptie in aanmerking kan komen.

Selecteer “Vernietiging” indien de dieren dood zijn bij aankomst bij het grenscontrolepost.

GGB-P/GGB-D

Selecteer vernietiging, terugzending, speciale behandeling of gebruik voor ander doel.

GGB-PP

Selecteer gepaste behandeling, weigering van toegang, quarantaine opgelegd, vernietiging, terugzending, industriële verwerking of anders.

II.17

Reden voor de weigering

 

GGB-A

Selecteer “Documenten” als er sprake is van een verkeerd model, frauduleus certificaat, of ongeldige data, of van het ontbreken van een certificaat, oorspronkelijk certificaat, handtekening of stempel, laboratoriumrapport, aanvullende garanties of nationaal voorschrift.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een niet-toegelaten land, niet-toegelaten zone of niet-erkende inrichting.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemmende identificatie of document, vervoermiddel individueel identificatienummer of soort, of van ontbrekende individuele identificatie.

Selecteer “Materieel” in geval van de aanwezigheid van verdachte dieren, dieren die niet geschikt zijn om te reizen of dode dieren.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van een niet-toereikend testresultaat.

Selecteer “Dierenwelzijn” als er sprake is van ongeschikte vervoermiddelen.

Selecteer “IUS” als er sprake is van niet-naleving van de voorschriften inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

GGB-P

Selecteer “Documenten” als er sprake is van een ontbrekend certificaat, oorspronkelijk certificaat, handtekening of stempel, laboratoriumrapport of aanvullende verklaring of van een verkeerd model, frauduleus certificaat of ongeldige data.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een niet-toegelaten land of regio of een niet-erkende inrichting.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van een ontbrekend of onvolledig etiket of van niet-overeenstemming van het etiket of document, het vervoermiddel, het nummer van het officiële zegel, het identificatiemerk of de soort.

Selecteer “Materieel” indien de hygiëne, koudeketen, temperatuur, of het resultaat van een zintuiglijke test ontoereikend zijn of indien er parasieten aanwezig zijn.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van chemische verontreiniging, microbiologische verontreiniging, residuen van diergeneesmiddelen, blootstelling aan radioactieve straling, niet-conforme additieven of genetisch gemodificeerde organismen.

Selecteer “IUS” als er sprake is van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

GGB-PP

Selecteer “Documenten” als er sprake is van ontbrekende of ongeldige plantenpaspoorten of andere documenten die garanties bieden volgens de Uniewetgeving.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een onbekend bedrijfsregistratienummer, indien vereist.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemming met documenten die de zending vergezellen.

Selecteer “Materieel” als er sprake is van aanwezigheid van een plaagorganisme of verboden planten, plantaardige producten of andere materialen.

Selecteer “Overig” indien de geadresseerde niet voorkomt in het officiële register van producenten/importeurs.

Selecteer “IUS” als er sprake is van de aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

GGB-D

Selecteer “Materieel” als er sprake is van ontbrekende of ongeldige certificaten of andere vereiste begeleidende documenten.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemming met begeleidende documenten.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van chemische verontreiniging of microbiologische verontreiniging.

Selecteer “Materieel” als er sprake is van ontoereikende materiële hygiëne.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

II.18

Details van gecontroleerde bestemmingen

 

Vermeld de naam, het adres en het registratie-/erkenningsnummer van alle in de vakken II.9 tot en met II.16 vermelde gecontroleerde bestemmingen.

GGB-A

Vermeld voor de inrichtingen waarvoor de bevoegde autoriteit om anonimiteit heeft verzocht, alleen het toegewezen registratie-/erkenningsnummer.

GGB-PP/GGB-D

Vermeld in geval van verder vervoer de naam, het adres en, indien van toepassing, het registratienummer van de inrichting voor verder vervoer.

Vermeld in geval van overbrenging naar een controlepunt de contactgegevens en de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc aan het controlepunt is toegewezen.

II.19

Zending opnieuw verzegeld

 

Vermeld het nummer van het zegel dat na de officiële controles in een grenscontrolepost of na opslag in een speciaal erkend douane-entrepot is aangebracht, en in gevallen waarin de Uniewetgeving een officieel zegel vereist.

II.20

Identificatie van de grenscontrolepost

 

Zet het officieel stempel van de grenscontrolepost of het controlepunt, indien van toepassing.

Vermeld in het geval van een volgend GGB-P voor een niet-conforme zending de naam van de controle-eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije zone of het speciaal erkende douane-entrepot.

II.21

Certificerend functionaris

 

Dit vak heeft betrekking op de verklaring die moet worden ondertekend door de certificerende functionaris die bevoegd is om het GGB te ondertekenen:

Ondergetekende, certificerend functionaris, verklaart dat de controles van de zending zijn uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de EU en, indien nodig, overeenkomstig de nationale voorschriften van de lidstaat van bestemming.

II.22

Inspectievergoedingen

 

Dit vak kan worden gebruikt om de inspectievergoedingen te vermelden.

II.23

Referentie van het douanedocument

 

Dit vak kan door de douaneautoriteit, of na mededeling van de douaneautoriteit, door de voor de zending verantwoordelijke persoon, worden gebruikt om relevante informatie toe voegen (bv. de referentie van het T1-document) indien de zending gedurende een bepaalde periode onder toezicht van de douane wordt gehouden.

II.24

Volgend GGB

 

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GGB’s die zijn afgegeven in de overeenkomstig artikel 51 en artikel 53, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 vastgestelde gevallen of na opsplitsing bij de grenscontrolepost.

(1)   Internationale is de internationale gestandaardiseerde tweeletterige code voor een land overeenkomstig de internationale norm ISO 3166 alpha-2; http://www.iso.org/iso/country_codes/iso-3166-1_decoding_table.htm

(2)   Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).



DEEL III — FOLLOW-UP

Vak

Beschrijving

III.1

Vorig GGB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak II.1 wordt vermeld.

III.2

GGB-referentie

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

III.3

Volgend GGB

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GGB’s als vermeld in vak II.24.

III.4

Gegevens betreffende de terugzending

Vermeld het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens daarvan, het land en de ISO-landcode.

Vermeld, zodra deze informatie bekend is, de datum van terugzending en de naam van de grenscontrolepost van uitreis. In geval van een besluit van afkeuring mag de terugzending niet later dan 60 dagen na de datum van validering van het GGB plaatsvinden.

III.5

Follow-up door

Vermeld de autoriteit die verantwoordelijk is voor de certificering van de ontvangst en de conformiteit van de zending waarop het GGB betrekking heeft: de grenscontrolepost van uitreis, de grenscontrolepost van de eindbestemming of de controle-eenheid.

GGB-A

Vermeld de verdere bestemming en/of de redenen voor niet-naleving of voor het wijzigen van de status van de dieren (bv. ongeldige bestemming, ontbrekend of ongeldig certificaat, verschil met documentatie, ontbrekende of ongeldige identificatie, onbevredigende tests, verdachte dieren, dode dieren, zoekgeraakte dieren of omzetting in permanente toelating).

GGB-P

Vermeld de verdere bestemming en/of de redenen voor niet-naleving (bv. ongeldige bestemming, ontbrekend of ongeldig certificaat, verschil met documentatie, ontbrekende of ongeldige identificatie, onbevredigende tests, ontbrekend, verbroken of verschillend zegelnummer).

GGB-PP

Selecteer bij goederen voor verder vervoer of overbrenging naar een controlepunt “ja” of “nee” om aan te geven of de zending is aangekomen.

GGB-D

Selecteer bij goederen voor verder vervoer of overbrenging naar een controlepunt “ja” of “nee” om aan te geven of de zending is aangekomen.

III.6

Certificerend functionaris

Dit vak heeft betrekking op de handtekening van de certificerende functionaris van de bevoegde autoriteit in het geval van terugzending en follow-up van de zendingen.

DEEL 2

Modellen van het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst

Afdeling A

GGB-A

(voor dieren als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625

image

image

image

image

image

Afdeling B

GGB-P

(voor producten als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625

image

image

image

image

▼C1

Afdeling C

GGB-PP

(voor planten, plantaardige producten en andere materialen als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625

image

image

image

Afdeling D

GGB-D

(voor diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2017/625

image

image

image

image

▼B




BIJLAGE III

Concordantietabel als bedoeld in artikel 47, lid 2

1. Richtlijn 94/3/EG



Richtlijn 94/3/EG

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2, punt 33)

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 33, lid 1

Artikel 3

Artikel 33, lid 2

Artikel 4

_

Artikel 5

Artikel 2, punt 34)

Artikel 6

Bijlage I, punt 10

Artikel 7

_

Artikel 8

_

2. Verordening (EU) nr. 16/2011



Verordening (EU) nr. 16/2011

Deze verordening

Artikel 1, punt 1)

Artikel 2, punt 2)

Artikel 1, punt 2)

Artikel 2, punt 3)

Artikel 1, punt 3)

Artikel 2, punt 4)

Artikel 1, punt 4)

Artikel 2, punt 15)

Artikel 1, punt 5)

Artikel 2, punt 16)

Artikel 1, punt 5, onder a)

Artikel 2, punt 17)

Artikel 1, punt 5, onder b)

Artikel 2, punt 18)

Artikel 1, punt 6)

Artikel 2, punt 20)

Artikel 1, punt 7)

Artikel 2, punt 22)

Artikel 1, punt 8)

Artikel 2, punt 23)

Artikel 1, punt 9)

_

Artikel 2, lid 1

Artikel 14, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 2, lid 4

Artikel 14, lid 2

Artikel 2, lid 5

Artikel 13

Artikel 2, lid 6

Artikel 14, lid 3

Artikel 3, lid 1

Artikel 17, leden 1 en 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 17, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 5, lid 1

Artikel 20, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 20, lid 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 22, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 22, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 22, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 22, lid 5

Artikel 7, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 15, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 7, lid 5

-

Artikel 8, eerste alinea, onder a) tot en met f)

Artikel 24, lid 1, onder a) tot en met f)

Artikel 8, tweede alinea

-

Artikel 9, lid 1

Artikel 25, lid 1, onder b)

Artikel 9, lid 2

Artikel 25, leden 2 en 3

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 27, lid 1

 

 

Artikel 11, onder a)

Artikel 24, lid 3

Artikel 11, onder b)

Artikel 24, lid 4

Artikel 12

_

3. Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU



Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU

Deze verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

_

Artikel 2, leden 1 en 3

Artikel 32, lid 1

Artikel 2, leden 2 en 4

Artikel 32, lid 3

 

 

Artikel 2, lid 5

Artikel 32, lid 4

Artikel 3

_

Bijlage

Bijlage I

4. Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918



Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918

Deze verordening

Artikel 1

_

Artikel 2

_

 

 

 

 

Artikel 3, lid 1

_

Artikel 3, lid 2

_

Artikel 3, lid 3

_

Artikel 3, lid 4

_

Artikel 4

Artikel 12

Artikel 5

_

Artikel 6

Artikel 26, lid 1

Artikel 7, onder a)

Artikel 8, lid 1

Artikel 7, onder b)

Artikel 8, lid 2

Artikel 7, onder c)

_

Artikel 7, onder d)

Artikel 15, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 8, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 2, onder b)

Artikel 16, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 2, onder c)

Artikel 16, lid 1, onder c)

Artikel 8, lid 2, onder d)

Artikel 16, lid 1, onder d)

Artikel 8, lid 2, onder e)

_

Artikel 8, lid 2, onder f)

_

Artikel 8, lid 2, onder g)

Artikel 16, lid 1, onder f)

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 9, lid 2

-

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, leden 2 en 3

Artikel 11, lid 1

Artikel 10, lid 4

Artikel 11, lid 3

Artikel 10, lid 5

Artikel 11, lid 2

Artikel 11

Artikel 26, lid 2

Artikel 12

Artikel 11, lid 2, onder b), en lid 3, onder b)

Artikel 13

_

Artikel 14

_

5. Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553



Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553

Deze verordening

Artikel 1

_

Artikel 2, lid 1

Artikel 39, leden 1, 3 en 4

Artikel 2, lid 2

Artikel 39, lid 2

Artikel 2, lid 3

_

Artikel 3

_



( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1014 van de Commissie van 12 juni 2019 tot vaststelling van nadere regels betreffende minimumvoorschriften voor grenscontroleposten, met inbegrip van inspectiecentra, en voor de vorm, de categorieën en afkortingen voor het opstellen van lijsten van grenscontroleposten en controlepunten (PB L 165 van 21.6.2019, blz. 10).

( 2 ) Volgens de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen, ISPM 8 (1998): Determination of pest status in an area. Rome, IPPC, FAO (https://www.ippc.int/sites/default/files/documents//1323945129_ISPM_08_1998_En_2011-11-29_Refor.pdf)