02012L0029 — NL — 15.11.2012 — 000.004
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2012/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2012 (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57) |
Gerectificeerd bij:
Rectificatie, PB L 220, 7.9.2023, blz. 23 (Richtlijn 2012/29/EU) |
RICHTLIJN 2012/29/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 oktober 2012
tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doelstellingen
De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers op een respectvolle, tactvolle, geïndividualiseerde, professionele en niet-discriminerende manier worden erkend en bejegend in alle contacten met slachtofferhulp- of herstelrechtdiensten of een bevoegde autoriteit, die in het kader van de strafprocedure optreedt. De in deze richtlijn opgenomen rechten worden jegens slachtoffers op niet-discriminerende wijze toegepast, mede wat hun verblijfsstatus betreft.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
„slachtoffer”:
een natuurlijke persoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit schade, met inbegrip van lichamelijke, geestelijke of emotionele schade of economisch nadeel, heeft geleden;
familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit en die schade hebben geleden als gevolg van het overlijden van die persoon;
„familieleden”: de echtgenoot, de persoon die met het slachtoffer in een vaste intieme relatie, in een gemeenschappelijk huishouden en duurzaam en ononderbroken samenwoont, de bloedverwanten in rechte lijn, de broers en zussen, en de personen die van het slachtoffer afhankelijk zijn;
„kind”: elke persoon die jonger is dan 18 jaar;
„herstelrecht”: een proces waarbij het slachtoffer en de dader in staat worden gesteld, indien zij er vrijwillig mee instemmen, actief deel te nemen aan het oplossen, met de hulp van een onpartijdige derde, van zaken die het gevolg zijn van het strafbare feit.
De lidstaten kunnen procedures vaststellen om:
het aantal familieleden dat aanspraak kan maken op de in deze richtlijn opgenomen rechten, te beperken, telkens rekening houdend met de specifieke omstandigheden, en
met betrekking tot lid 1, onder a), ii), te bepalen welke familieleden voorrang krijgen wat betreft de uitoefening van de in deze richtlijn opgenomen rechten.
HOOFDSTUK 2
VERSTREKKEN VAN INFORMATIE EN ONDERSTEUNING
Artikel 3
Recht te begrijpen en te worden begrepen
Artikel 4
Recht op informatie bij het eerste contact met een bevoegde autoriteit
De lidstaten zorgen ervoor dat het slachtoffer zonder onnodige vertraging vanaf zijn eerste contact met een bevoegde autoriteit de volgende informatie wordt aangeboden, teneinde hem in staat te stellen toegang te hebben tot de in deze richtlijn opgenomen rechten:
welk soort ondersteuning het slachtoffer kan krijgen en van wie, waaronder, indien van belang, basisinformatie over de toegang tot medische zorg, gespecialiseerde ondersteuning, waaronder psychologische zorg en alternatieve huisvesting;
hoe de procedures omtrent de aangifte van een strafbaar feit verlopen en welke rol het slachtoffer in die procedures speelt;
hoe en onder welke voorwaarden het slachtoffer bescherming, waaronder beschermingsmaatregelen, kan krijgen;
hoe en onder welke voorwaarden het slachtoffer toegang krijgt tot juridisch advies, rechtsbijstand en andere vormen van advies;
hoe en onder welke voorwaarden het slachtoffer schadevergoeding kan krijgen;
hoe en onder welke voorwaarden het slachtoffer aanspraak kan maken op vertolking en vertaling;
indien het slachtoffer woonachtig is in een andere lidstaat dan die waarin het strafbare feit werd gepleegd, welke bijzondere maatregelen, procedures of regelingen beschikbaar zijn om zijn belangen te beschermen in de lidstaat waar het eerste contact met de bevoegde autoriteit plaatsvindt;
de beschikbare procedures om klachten in te dienen als de bevoegde autoriteit, die in het kader van de strafprocedure optreedt, zijn rechten niet eerbiedigt;
de contactgegevens voor communicatie over zijn zaak;
de beschikbare herstelrechtvoorzieningen;
hoe en onder welke voorwaarden het slachtoffer de kosten als gevolg van zijn deelname aan de strafprocedure vergoed kan krijgen.
Artikel 5
Rechten van het slachtoffer bij het doen van aangifte
Artikel 6
Recht op informatie over zijn zaak
De lidstaten zorgen ervoor dat het slachtoffer zonder onnodige vertraging in kennis wordt gesteld van zijn recht om de volgende informatie te ontvangen over de strafprocedure die is ingesteld naar aanleiding van zijn aangifte van een tegen hem gepleegd strafbaar feit, en dat hij deze informatie, op verzoek, ontvangt:
een beslissing om het onderzoek niet voort te zetten of te beëindigen of de dader niet te vervolgen;
het tijdstip en de plaats van de terechtzitting en de aard van het aan de dader ten laste gelegde.
De lidstaten zorgen ervoor dat het slachtoffer, overeenkomstig de rol van het slachtoffer in het toepasselijke strafrechtstelsel, zonder onnodige vertraging in kennis wordt gesteld van zijn recht om de volgende informatie te ontvangen over de strafprocedure die is ingesteld naar aanleiding van zijn aangifte van een tegen hem gepleegd strafbaar feit, en dat hij deze informatie, op verzoek, ontvangt:
elke eindbeslissing in een strafzaak;
informatie waardoor het slachtoffer de stand kan kennen van de strafprocedure, behalve in de uitzonderlijke gevallen waarin het goede verloop van de zaak door een dergelijke kennisgeving nadelig kan worden beïnvloed.
Artikel 7
Recht op vertolking en vertaling
Artikel 8
Recht op toegang tot slachtofferhulpdiensten
Artikel 9
Ondersteuning door slachtofferhulpdiensten
De slachtofferhulpdiensten, als bedoeld in artikel 8, lid 1, zorgen ten minste voor het volgende:
informatie, advies en ondersteuning die relevant is voor de rechten van het slachtoffer, onder meer inzake toegang tot nationale stelsels voor vergoeding van schade als gevolg van strafbare feiten, en over diens rol in de strafprocedure, onder meer ter voorbereiding op het bijwonen van de terechtzitting;
informatie over of rechtstreekse doorverwijzing naar relevante bestaande gespecialiseerde hulpdiensten;
emotionele en, waar beschikbaar, psychologische ondersteuning;
advies over financiële en praktische kwesties naar aanleiding van het strafbare feit;
tenzij anderszins verstrekt door andere openbare of particuliere diensten, advies over het risico en het voorkomen van secundaire en herhaalde victimisatie, van intimidatie en van vergelding.
Tenzij anderszins verleend door andere openbare of particuliere diensten, ontwikkelen en voorzien de in artikel 8, lid 3, bedoelde gespecialiseerde hulpdiensten ten minste in:
een toevluchtsoord of andere passende tussentijdse opvang voor slachtoffers die wegens een dreigend risico van secundaire en herhaalde victimisatie, van intimidatie en van vergelding een veilige schuilplaats nodig hebben;
gerichte en geïntegreerde ondersteuning voor slachtoffers met specifieke behoeften, zoals slachtoffers van seksueel geweld, slachtoffers van gendergerelateerd geweld en slachtoffers van geweld in hechte relaties, onder meer traumazorg en counseling.
HOOFDSTUK 3
DEELNAME AAN DE STRAFPROCEDURE
Artikel 10
Recht te worden gehoord
Artikel 11
Rechten in geval van een beslissing tot niet-vervolging
Artikel 12
Recht op waarborgen in het kader van herstelrechtvoorzieningen
De lidstaten nemen maatregelen ter bescherming om het slachtoffer te vrijwaren van secundaire en herhaalde victimisatie, van intimidatie en van vergelding die bij de verstrekking van alle herstelrechtvoorzieningen in acht moeten worden genomen. Die maatregelen zorgen ervoor dat het slachtoffer dat ervoor kiest deel te nemen aan herstelrechtprocessen toegang heeft tot veilige en competente herstelrechtdiensten, onder ten minste de volgende voorwaarden:
van de herstelrechtvoorzieningen wordt alleen gebruik gemaakt in het belang van het slachtoffer, na afweging van de veiligheidsaspecten, en met diens vrijwillige en met kennis van zaken gegeven toestemming die te allen tijde mag worden ingetrokken;
alvorens toe te stemmen in deelname aan het herstelrechtproces, krijgt het slachtoffer volledige en objectieve informatie over dat proces en de mogelijke resultaten ervan, alsook informatie over de procedures volgens welke erop zal worden toegezien dat een eventuele overeenkomst wordt uitgevoerd;
de dader heeft de feiten die aan de zaak ten grondslag liggen, erkend;
de overeenkomst komt vrijwillig tot stand en mag later in een strafprocedure in aanmerking worden genomen;
hetgeen wordt besproken in een herstelrechtproces dat niet in het openbaar plaatsvindt, is vertrouwelijk en wordt naderhand niet bekendgemaakt, tenzij de partijen daarin toestemmen of bekendmaking volgens het nationale recht vereist is wegens een dwingende reden van algemeen belang.
Artikel 13
Recht op rechtsbijstand
De lidstaten zorgen ervoor dat, als het slachtoffer de status heeft van partij in de strafprocedure, hij toegang heeft tot rechtsbijstand. De voorwaarden of procedureregels inzake de toegang van slachtoffers tot rechtsbijstand worden door het nationale recht bepaald.
Artikel 14
Recht op vergoeding van de kosten
De lidstaten bieden het slachtoffer dat actief deelneemt aan de strafprocedure de mogelijkheid om de hieruit voortvloeiende kosten vergoed te krijgen, overeenkomstig de rol van het slachtoffer in het toepasselijke strafrechtstelsel. De voorwaarden of procedureregels inzake de vergoeding van kosten van slachtoffers worden door het nationale recht bepaald.
Artikel 15
Recht op teruggave van voorwerpen
De lidstaten zorgen ervoor dat, bij beslissing van een bevoegde autoriteit, voorwerpen die kunnen worden teruggegeven en die in de loop van de strafprocedure in beslag zijn genomen, onverwijld aan het slachtoffer worden teruggegeven, tenzij deze voorwerpen nog nodig zijn voor de strafprocedure. De voorwaarden of procedureregels voor teruggave van de voorwerpen aan het slachtoffer worden door het nationale recht bepaald.
Artikel 16
Recht op een beslissing inzake schadevergoeding door de dader in de loop van de strafprocedure
Artikel 17
Rechten van slachtoffers die in een andere lidstaat wonen
De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten passende maatregelen kunnen nemen om de problemen in verband met het feit dat het slachtoffer in een andere lidstaat woont dan die waar het strafbare feit werd gepleegd, zo beperkt mogelijk te houden, in het bijzonder wat het verloop van de procedure betreft. Daartoe moeten de autoriteiten van de lidstaat waar het strafbare feit werd gepleegd:
een verklaring kunnen afnemen van het slachtoffer onmiddellijk nadat de aangifte van het strafbare feit bij de bevoegde autoriteit is ingediend;
voor het verhoor van het slachtoffer dat in het buitenland woont, zoveel als mogelijk gebruik kunnen maken van de bepalingen inzake videoconferentie en telefoonconferentie die zijn opgenomen in de Overeenkomst van 29 mei 2000 ( 1 ) betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
HOOFDSTUK 4
BESCHERMING VAN SLACHTOFFERS EN ERKENNING VAN SLACHTOFFERS MET SPECIFIEKE BESCHERMINGSBEHOEFTEN
Artikel 18
Recht op bescherming
Onverminderd de rechten van de verdediging zorgen de lidstaten ervoor dat er maatregelen beschikbaar zijn die het slachtoffer en zijn familieleden bescherming bieden tegen secundaire en herhaalde victimisatie, tegen intimidatie en tegen vergelding, alsook tegen het risico van emotionele of psychologische schade bij het slachtoffer, en die de waardigheid van het slachtoffer beschermen bij ondervraging of bij verhoor als getuige. Zo nodig omvatten dergelijke maatregelen ook door het nationale recht bepaalde procedures voor de fysieke bescherming van het slachtoffer en zijn familieleden.
Artikel 19
Recht contact tussen slachtoffer en dader te vermijden
Artikel 20
Recht op bescherming van slachtoffers tijdens het strafrechtelijk onderzoek
Onverminderd de rechten van de verdediging en in overeenstemming met de regels inzake de beoordelingsvrijheid van de rechter, zorgen de lidstaten ervoor dat tijdens het strafrechtelijk onderzoek:
de ondervraging van het slachtoffer geen onnodige vertraging oploopt nadat bij de bevoegde autoriteit aangifte van het strafbare feit is gedaan;
het aantal ondervragingen van het slachtoffer tot het minimum wordt beperkt en ondervraging alleen plaatsvindt als dat strikt noodzakelijk is met het oog op het strafrechtelijk onderzoek;
het slachtoffer zich mag laten vergezellen door zijn wettelijke vertegenwoordiger en een persoon naar keuze, tenzij een gemotiveerde beslissing in tegengestelde zin is genomen;
medische onderzoeken tot een minimum worden beperkt en alleen worden uitgevoerd indien dat strikt noodzakelijk is met het oog op de strafprocedure.
Artikel 21
Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Artikel 22
Individuele beoordeling van slachtoffers om specifieke beschermingsbehoeften te bepalen
De individuele beoordeling houdt in het bijzonder rekening met:
de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer;
het soort strafbaar feit of de aard van het strafbare feit, en
de omstandigheden van het strafbare feit.
Artikel 23
Recht op bescherming van slachtoffers met specifieke beschermingsbehoeften tijdens de strafprocedure
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek kan het overeenkomstig artikel 22, lid 1, geïdentificeerde slachtoffer met specifieke beschermingsbehoeften, aanspraak maken op de volgende maatregelen:
ondervragingen van het slachtoffer gedaan in een daarvoor ontworpen of aangepaste ruimte;
ondervragingen van het slachtoffer gedaan door of via personen die daarvoor professioneel zijn opgeleid;
alle ondervragingen van het slachtoffer gedaan door dezelfde personen, tenzij dit indruist tegen de goede rechtsbedeling;
alle ondervragingen van het slachtoffer van seksueel geweld, gendergerelateerd geweld of geweld in hechte relaties wordt, tenzij hij door een openbare aanklager of een rechter wordt ondervraagd, indien het slachtoffer dat wenst, gedaan door een persoon van hetzelfde geslacht als het slachtoffer, mits dit geen afbreuk doet aan het verloop van de strafprocedure.
Tijdens de strafprocedure komt het overeenkomstig artikel 22, lid 1, geïdentificeerde slachtoffer met specifieke beschermingsbehoeften in aanmerking voor de volgende maatregelen:
dat tussen slachtoffer en daders, onder meer tijdens het afleggen van een getuigenverklaring, geen oogcontact kan plaatsvinden, doordat gebruik wordt gemaakt van passende middelen, waaronder communicatietechnologie;
dat het slachtoffer in de rechtszaal kan worden gehoord zonder daar aanwezig te zijn, met name door middel van geschikte communicatietechnologie;
dat over zijn privéleven geen nodeloze vragen worden gesteld, die geen verband houden met het strafbare feit, en
dat de zitting achter gesloten deuren kan plaatsvinden.
Artikel 24
Recht op bescherming van kindslachtoffers tijdens de strafprocedure
De lidstaten zorgen ervoor dat, als het slachtoffer een kind is, naast de in artikel 23 bedoelde, ook de volgende maatregelen worden getroffen:
tijdens het strafrechtelijk onderzoek mag van elke ondervraging van het kindslachtoffer een audiovisuele opname worden gemaakt, die in de strafprocedure als bewijs mag worden gebruikt;
de bevoegde autoriteiten wijzen, overeenkomstig de rol van het slachtoffer in het toepasselijke strafrechtstelsel, met het oog op het strafrechtelijk onderzoek en de strafprocedure een bijzondere vertegenwoordiger van het kindslachtoffer aan, indien volgens het nationale recht de dragers van de ouderlijke verantwoordelijkheid het kind niet kunnen vertegenwoordigen wegens een belangenconflict tussen hen en het kindslachtoffer, of indien het kindslachtoffer niet begeleid is of van zijn familie is gescheiden;
het kindslachtoffer dat recht heeft op een advocaat, heeft in een strafprocedure waarin er een belangenconflict is of kan bestaan tussen het kindslachtoffer en de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, recht op juridisch advies en vertegenwoordiging in eigen naam.
De procedureregels voor de in de eerste alinea, onder a), bedoelde audiovisuele opname en het gebruik daarvan worden bepaald door het nationale recht.
HOOFDSTUK 5
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 25
Opleiding van praktijkbeoefenaren
Artikel 26
Samenwerking en coördinatie van diensten
De lidstaten nemen passende maatregelen ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten, teneinde de toegang van slachtoffers tot de in deze richtlijn opgenomen en uit hoofde van het nationale recht verleende rechten, te verbeteren. Deze samenwerking is ten minste gericht op:
de uitwisseling van beste praktijken;
overleg in individuele gevallen, en
steun voor Europese netwerken die zich bezighouden met aangelegenheden welke rechtstreeks relevant zijn voor de rechten van het slachtoffer.
HOOFDSTUK 6
SLOTBEPALINGEN
Artikel 27
Omzetting
Artikel 28
Verstrekken van gegevens en statistieken
De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 16 november 2017 en vervolgens om de drie jaar de beschikbare data mee waaruit blijkt hoe slachtoffers toegang hebben gehad tot de in deze richtlijn opgenomen rechten.
Artikel 29
Verslag
De Commissie legt uiterlijk op 16 november 2017 een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen en waarin tevens de op grond van de artikelen 8, 9 en 23, genomen maatregelen worden beschreven; dit verslag gaat indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 30
Vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ
Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting in nationaal recht, wordt Kaderbesluit 2001/220/JBZ door deze richtlijn vervangen ten aanzien van de lidstaten die aan de vaststelling hiervan deelnemen.
Ten aanzien van de lidstaten die aan de vaststelling van deze richtlijn deelnemen, gelden verwijzingen naar dat kaderbesluit als verwijzingen naar deze richtlijn.
Artikel 31
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 32
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
( 1 ) PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.